Buitenlandsch Overzicht.
KENNISGEVING.
kennisgeving.
Gouda, 27 Sept. 1888.
f
toor de opleiding van onderwijzend personeel bijzon
der de aandacht, en wel in de eerste plaats de op
leiding aan de rijkslcweefscholen voor onderwijzers.
De opleiding van eiken onderwijzer die aldaar ge
vormd is, kost, blijkens de resultaten van de laatste
jaren, den staat 8500 gld. Ernstig wordt overwogen
of reeds bij het einde van den thans loopende cur
sus een dier scholen zal kunnen worden opgeheven
doch ten einde die kosten eenigszins te verminderen
wenscht de minister, voor zooveel die scholen betreft,
het daarheen te leiden, dat met wijziging der rege
len voor die inrichtingen; vastgesteld bij kon besl.
van 28 Mei 1879 (S. B. no. 105), aan de kweeke-
lingen geen huisvesting en verpleging voor rekening
van het rijk meer worde verschaft. Bij het ontwerpen
der bestaande regeling, gaf het schooltoezicht reeds
te kennen, dat het afschaffen van de zoogenaamde
beurzen voor kweekelingen leiden kon tot een gezon
der toestand, die verwacht werd als geen gebrek aan
onderwijzers meer zou bestaan.
Daar intusschen in de gemeenten, waar rijkskweek
scholen bestaan, ook normaallessen worden aangetroffen,
met een voldoend getal kweekelingen, aldaar woon
achtig, die de rijkskweekscholen kunnen bezoeken,
ware hot doel, met de in 1887 in de regeling voor
de rijkskweekscholen gebraohte wijziging beoogd,
spoediger en beter bereikt door afschaffing der beurzen,
waarvan het gevolg zou zijn, dat alleen jongelieden,
wier ouders genoegzaam bemiddeld waren om zelf
de kosten te dragen, toegang tot de rijkskweekscho
len zouden verlangen. Sedert het aantal onderwijzors,
die in het bezit eener akte van bekwaamheid zijn
doch geen plaatsing kunnen vinden, jaarlijks toeneemt,
is er geen voldoende reden meer om het stelsel van
beurzen bij de kweekscholen, zij 't ook dat het
strekt ter vervanging van een internaat, te hand
haven. De min. acht het daarom wenschelijk met
ingang van den cursus 18891890, geen toelagen
voor huisvesting en verpleging van kweekelingen,
opgeleid bij de rijkskweekscholen voor onderwijzers,
meer beschikbaar ze stellen, met dien verstande da#
de thans aanwezige kweekelingen de hun verleende
beurzen behouden, totdat zij de inrichting verlaten
en do toegelatenen tot den cursus 18881889 daar
van alsnog in het bezit worden gesteld.
Over het geheel valt daardoor voor het jaar 1889
een bedrag van 28.000 vrij.
Onder de gesubsidieerde kweekscholen voor onder
wijzeressen zijn er twee, die van Haarlem en Arnhem,
geene gemeentelijke instellingen doch geheel van
particulieren aard. Volgens art. 90 van de wet op
het lager onderwijs is voor het verleonen dezer sub
sidiën een uiterste termijn toegestaan tot 1 November
1890. De minister meent echter.dat, zoolang niet do
bijdragen aan bijzondere kweekscholen door de wet
zijn geregeld, niet langer uitzondering behoort te
worden gemaakt voor de twee hier genoemde scholen.
Teneinde echter het bestuur der scholen bekwamen
t\jd te geven om de door het vervallen der subsidiën
noodige voorzieningen te nemen ten opzichte van het
financieel beheer wordt voorgesteld de subsidiën nog
te verleenen tot 1 September 1889 waarvoor 9333.33
wordt uitgotrokken.
De post voor rijksnormaallessen is verminderd met
50.000.
Onder de bestaande omstandigheden schijnt het
raadzaam de normaallessen gaandeweg te beperken
en allereerst niet langer de inrichtingen te behouden
die een te gering aantal kweekelingen tellen om hare
instandhouding te wettigen. Ook zyn op een aantal
plaatsen aan de normaallessen voorbereidende klassen
verbonden, die zonder gevaar kunnen vervallen.
Vermindering der buitensporig hooge bedragen, die
in de laatste jaren aan de opleiding van onderwijzers
werden besteed, wordt ook om financieele redenen
dringend vereischt. De-regeering is voornemens in
deze richting met kracht werkzaam te zijn. Het
overleg, daaromtrent met de inspecteurs van het lager
onderwas geploegd, is evenwel nog niet ten einde
gebracht.
De toelagen ten behoeve der arrondisseraents-
bibliotheken en onderwijzersbijeenkomsten zijn terug
gebracht tot 75 per jaar, waardoor 3009 is
verminderd.
Het subsidie aan de kweekschool voor bewaar-
schoolhouderessen te Leiden, groot 5000, stelt de
minister voor om ook slechts te verleenen tot 1
September 1889 het artikel is derhalve verminderd
met 1666.667*
Terwijl de quaestie Verstege-De Rochemont
nog veler aandacht bezig houdt, wordt te 's Hage
een andere duelzaak niet minder druk besproken.
Algemeen doet het gerucht de ronde, dat dezer
dagen in de Scheveningsche duinen bij het kanaal
een tweegevecht op degen of sabel zou hebben
plaats gehad tusseben een officier van de Haagsche
schutterij en een student.
Het duel zou geëindigd verklaard zijn, toon de
schutterij officie door den uitgedaagden student
aan de hand gewond was. Als 't waar is wat daar
omtrent verhaald wordi dan was de eerste aan
leiding tot deze ontmoeting met de wapenen al
heel nietig.
Volgens den Haagschen correspondent der *Midd.
Cfc." waren die aanleiding kleine plagerijen en flauwe
hatelijkheden op de Wiite Sociëteit 's nachts te
3 uren 1 als het spottend betitelen van een der
heeren als ^muizenvanger" enz., wat een kaakslag
uitlokte. Daarbij zou het evenwel gebleven zijn,
zegt de correspondent, zoo niet een hoofdofficier
der schutterij den geslagene had aangespoord, om
voldoening te vorderen, daar hij als officier der
schutterij de eer van zijne uniform had op te hou
den. De tegenpartij wilde eerst, om eene dergelijke
futiliteit, niet van een duel hooren, maar de hem
door den officier der schutterij teruggegeven kaak
slag dwong hem er toe. Waarom thans de nood
zakelijkheid om te vechten ontstond, begrijpen wij
niet goed. De partijen waren nu immers door den
wederzijdschen kaakslag quitte
De zaak moet in handen der justitie zijn, en
behalve de heeren duellanten, zal, wil men, de
hoofofficier der schutterij, die zich in de zaak
mengde, gevaar loopen zijn lesje in de eischen van
militaire, of liever schutterlijke eer, met een gevan
genisstraf te boeten, daar het aanzetten tot een
uitdaging en tot het aannemen daarvan door het
Strafwetboek strafbaar gesteld is.
Ondanks de pogingen der officieuze Duitsche bla
den om twijfel te doen ontstaan wat betreft de echt
heid van keizer Frederiks dagboek, wordt de liberale
pers niet in haar vertrouwen geschokt. Niemand
zegt o. a. de Vossische Zeitung zal ons den
indruk kunnen ontnemen, dat keizer Frederik aan
spraak heeft op den roem, die hem tot dusver werd
onthouden, dat hij nl. de banierdrager is geweest
der keizer-idee en meer dan eenig Duitscher in het
hoofdkwartier voor de wederoprichting van den Duit-
schen keizerstroon heeft gestreden."
De officieuze pers grondt haar beweren hoofdzake
lijk op het feit, dat, gelijk de Norddeutsche Allge-
meine Zeitung zegt, «het dagboek grove chronologi
sche fouten en vergissingen in de feiten bevat". In
geen geval gelooft prins Bismarck's orgaan, dat het
dagboek bestaat uit „aanteekeningen, dagelijks door
den kroonprins opgeschreven".
De Kölnische Zeitung sluit zich aan bij de Nord
deutsche. Volgens het Keulsche blad zou keizer Fre
derik nooit geschreven hebben, „dat MJ de eerste
vorst was, die, zonder eenig voorbehoud, als eerlijk
voorstander der constitutioneele instellingen voor het
volk zou optreden."
Ondanks deze officieuze opmerkingen kan men de
onechtheid van hot dagboek nog volstrekt niet als
uitgemaakt beschouwen. Voordat dit het geval is,
dienen meer afdoende bewijzen aangevoerd te wor
den. Intusschen heoft dr. Delbrück, de vrij conser
vatieve afgevaardigde, door een dor Berlijnsche bla
den aangewezen als de man die het handschrift open
baar maakte, openlijk verklaard, dat hem van de
gehoele zaak niets bekend is.
Het is, naar thans uit Parijs wordt gemeld, de af-
gevaardl'gdo van Nord, Maxime Lecomte, die na de
opening der Kamers oen voorstel zal indienen tot
vervanging van de departements- door de arrondis
sementsstemming. Lecomte wil den afgevaardigde
hebben op 100.000 inwoners; grootere arrondisse
menten zouden twee of moer afgevaardigden hebben.
Er zouden in het geheel 575 afgevaardigden zijn
in plaats van 581. Er konden er nog wel wat
meer af.
De ex-maarschalk Bazaine is -den 23n, even vóór
middernacht, te Madrid overleden. Hp leed aan een
hartkwaal, die in 1886 door een val van het paard
verergerd was. Den 13n Febr. 1811 te Versailles
geboren, trad hij op zijn twintigste jaar bjj het
vreemdenlegioen in dienst als soldaat, en werd reeds
na vier jaren tot officier bevorderd; tijdens den
Krim-oorlog was bij brigade-, en werd hij divisie-
generaal: in den slag bij Solferino onderscheidde bij
zich zeer en bij de expeditie naar Moxico volgde hij
generaal Forey als opperbevelhebber op. In Frank
rijk teruggekeerd, ontving hjj in 1864 den maar
schalksstaf. Den lOn December 1873 werd hom
die bij vonnis van den krijgsraad, op grond van zjjn
gedrag als opperbevelhebber van het leger in Metz
in 1870, weder ontnomen en hp ter dood veroor
deeld. Do straf werd in 20 jaren gevangenis ver
anderd, te ondergaan in het fort Ste. Marguerite
tegenover Cannes. Hp vluchtte en leefde sedert dien
tijd vergeten in Spanje, het geboorteland zijner ge
malin. Men zal zich herinneren, dat verleden jaar
door een half waanzinnige een moordaanslag op hem
gepleegd werd.
De Hongaarsche regeering heeft eene gevoelige
nederlaag geleden.
Te Pest moest een lid der Kamer worden gekozen
ter vervanging van den overlëden minister van
onderwjjs Trefort. De tegenstanders van den heer
Tisza stelden een hunner leiders, baron Ivor Kaas,
hoofdredacteur van do Pesti Naplo, candidaat, en deze
werd, ofschoon met geringe meerderheid, gekozen.
In de hoofdstad Üad de oppositie tot dusver nog
geen vasten voet kunnen krijgen, en bovendien gold
het vierde district voor een der gunstigste voor de
regeering. De heer Trefort bad het jaren lang in
de Kamer vertegenwoordigd, en voor hem vaar
digde het Frans Deak af. Men besohouwt daarom
den onverwachten uitslag dezer verkiezing als een
bowjjs, dat de invloed van don heer Tisza begint
te verminderen.
Uit Zanzibar meldt de «Times», dat de Britsch»
diplomatieke agent een algemeenen oorlog van de
negers tegen de Duitschers vreest. Hij roept alle
Engelsche zendelingen terug, waarschuwt de Engel-
schen togen tochten in het binnenland, en houdt alle
vertrekkende karavanen terug. Men kan aan de in
kleeding van dit bericht zien, hoe weinig de Engel-,
schen nog van andere volken kunnen verdragen,
waar hot koloniale zaken geldt. De onrust en vijan
dige gezindheid tegen de Duitschers is een feit,
maar het geldt niet alleen do Duitschers, zooals men
uit het bericht van de «Times» zou opmaken. Zoo
wel aan de kust als in het binnenland van Oost-
Afrika wordt door de Arabische handelaren en slaven
jagers gestreefd naar uitroeii ig der Europeesche in
dringers, om het handelsmouopolie, dat de Arabieren
tot dusverre bezeten hebben, tegen de Britsche en
Duitsche Oost-Afrikaansche maatschappijen te ver
dedigen. Duitsche Afrika-reizigers meenen dat de
tegenwoordige opstanden in de kustplaatsen samen
hangen met het thans onder de Arabieren verspreide
bericht, dat Stanly's expeditie mislukt is, et! dat san
deze beweging de sohjjn znl-.worden gegeven van
een ton behoeve van den Islam ondernomen geloofs-
oorlog.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Gouda, doen te weten, dat door den Raad dier
Gemeente in zjjne vergadering van den 24 Augustus
1888 is vastgesteld de volgende
VERORDENING van Politie op het bevaren
van de wateren der Gemeente.
Artikel 1. Het is verboden zonder vergunning
van den Havenmeester de wateren der Gemeente
te bevaren met vaartuigen of vlotten, die, waar ook
gemeten, diepor gaan dan twee Meter zestig Centi
meter, en ergens breeder zijn dan zeven Meter en
tachtig Centimeter.
Zonder gelijke toestemming mag in de Hiven de
diepgang niet meer zijn dan een Meter vjjf-en-tachtig
Centimeter en de breedte niet meer dan zes Meter -,
in de Binnen-Gouwe d. i. tusseben de Katten-
singelgracbt en de Donkore Sluis de diepgang niet
meer dan een Meter vijf-en-tachtig Centimeter en
de breedte niet meer dan vjjf Meter
in de Donkere Sluis de diepgang niet meer dan
een Meter zestig Centimeter en de breedte niet meer
dan vier Meter zestig Centimeter
in de Karnomelksloot de diepgang niet meer dan
een Meter veertig Centimeter en de breedte niet
meer dan drie Meter
in het Moordrechlsche Verlaat de diepgang niet
meer dan een Meter twintig Centimeter en de
breedte niet meer dan twee Meter tachtig Centimeter.
Bij buitengewoon lagen waterstand is de Haven
meester bevoegd vaartuigen of vlotten van dezen
of minderen diepgang tijdelijk niet in de wateren
der Gemeente toetelaten.
Art. 2. Zonder vergunning van den Havenmeester
mogen geen vaartuigen naast elkander vastgemaakt,
in de wateren der Gemeente varen.
Art. 3. Het is verboden een vlot in de wateren
der Gemeente to vervoeren als het niet zoo is vast
gemaakt en aan do beide einden verbonden, dat het
de vaart niet kunne belemmeron of daaraan hinder
lijk zijn.
De gezagvoorder van een vlot is verplioht het zoo
te splitsen als naar het oordeel van den Havenmees
ter of den Sluiswachter in het belang van de vaart
noodig is.
Art. 4. Hot is verbódon binnen de bebouwde
kom der Gemeente te zeilen, met de fok te lenzen,
met uitstekende boegspriet of met ankers vóór den
boeg te varen of zonder vergunning van den Haven
meester met opgeheschen zeilen te liggen.
De door stoom- of andere werktuigen in beweging
gebrachte vaartuigen moeten binnen de bebouwde
kom met half of klein werk varen.
Art. 5. Bjj de vaart door sluizen en bruggen,
moeten de bevelen door de sluis- en brugwachters
gegeven, worden opgevolgd.
Deze regelen bij gelijktijdige aankomst de volgorde
der vaartuigen en vlotten.
Bij het schutten verlaten de vaartuigen en vlotten,
die naar den Llsel gaan, de Haven, vóór dat de uit
den IJsel komende daarin varen en die uit de
Gouwe komen varen in do Haven vóór dat de naar
de Gouwe gaande die verlaten.
Art. 6. Vaartuigen met vuilnis, mest, beer en
in het algemeen met starikversnreidende goederen
geladen mogen in de bebouwde kom der Gemeente
niet blijven stil liggen en mo*>n op de eerste aan
maning van den Havenmeester doorvaren.
Art. 7. Het is verboden door het laten liggen
van vaartuigen of vlotten de vaart te belemmeren.
Art. 8. De gezagvoerders zjjn verplicht, op de
eerste vordering van den Havenmeester of bij afwe
zigheid van dozen van do beambten van politie,
hunne vaartuigen of vlotten zoodanige plaats te doen
innemen, als hun door dezen wordt gelast.
Art. 9. De gezagvoerders moeten in de havens
en langs de kaden en den wal, voor zooverre deze
tot ligplaats mogen dienen, toestaan, dat een vaar
tuig ter zijde van het hunne kome liggen en dat
dit over het hunne gemeenschap met den wal hebbe,
echter niet om te laden of te lossen.
Art. 10. Het vaartuig, waarvan de lading of
lossing is afgeloopen, moet dndelijk plaats maken
zoo een ander, ter lading of lossing aankomt.
Ingeval van gebrek aan ruimte bij gelijktijdige
aankomst van verscheidene vaartuigen, hebben die
welke komen laden, de voorkeur boven die, welke
komen lossen.
Art. 11Ingeval een vaartuig, ten gevolge van
de zware vracht, den grond raakt, en het om vlot
te blijven moot worden gelicht, behoort dit onver
wijld, op last van den Havenmeester of bjj afwezig
heid van dezen van de beambten van politie, door
of van wege don gezagvoerder te geschieden.
Art. 12. Als een schip naar het oordeel van
den Havenmeester in zinkenden toestand verkeert,
moet het op diens eerste vordering naar do door
hem aangewezen plaats worden gebracht.
De gezag snorder vun een gezonken schip moet
onverwijld zooveel mogelijk maatregelen nomen om het
te lichten, en tegelijk den Havenmeester kennisgeven.
Art. 13. Het is verboden met haken, boomen
of andere voorwerpen in het hout- of metselwerk
der sluizen of bruggen, in de wallen of kaden of in
het daarop staagde plantsoen te steken.
Art. 14. Het is verboden de vaartuigen of vlot
ten vast te leggen aan leuningen of stjjlen vau
bruggen, aan lantarenpalen of aan boomen.
Het vastleggen mag alleen geschiedeu aan de
daartoe bestemde meerpalen, meerpennen, kruisankers
en ringen.
Art. 15. Het is verboden in de wateren der
Gemeente tets te werpen of te later, vallon, dat den
doortocht van vaartuigen of vlotten kan belemmeren
of beletten of hun 'schade kan aanbrengen.
Art. 16. De gezagvoerders zijn verplicht, bij het
bevaren van de waterer. der Gemeente zorg te dra
gen, dat door hunne vaartuigen of vlotten, aan de
kunstwerken, kaden of wallen geene schade worde
toegebracht.
Art. 17. De gezagvoerders zijn verplicht na het
laden of lossen van steenkolen, turf, puin, zand,
asch, vuilnis, mest, pulp, aardappelmoes en derge
lijke voor het behoorlijk schoonmaken van den wal
te zorgen.
Art. 18. Geen asch mag geladen oï gelost worden,
dan op plaatsen, door den Burgemeester aan te wijzen.
Art. 19. Het is verboden boomen, balken of
ander hont in de wateren dezer Gemeente te laten
liggen, zonder vergunning van den Burgemeester.
Art. 20. De overtredingen dezer Verordening
worden, voor zooveel daartegen bjj geene Wet, alge
meenen maatrcgol van bestunr of provincialo Ver
ordening straffen zijn bedreigd, gestraft met eene
geldboete van hoogstens vijftien gulden of hechtenis
van hoogstens drie dagen.
De boete en de hechtenis worden bedreigd tegen
de gezagvoerders of die hen vervangen.
Art. 21. De overtreder ofschoon de geldboete
betaald of de hechtenis ondergaan hebbende, is niet
ontslagen van de verplichting om de bepaling der
Verordening op te volgen, terwijl Bnrgemeester en
Wethouders de bovoegdheid behouden om te hande
len op de wjjze bij art. 180 der Wet van 29 Juni
1851 (Staatsblad No. 85) voorgesohreven.
Art. 22. Tot het constateeron van de overtredingen
dezer Verordening zijn behalve do daartoe bjj de
Wet aangewezen ambtenaren bevoegd al de be
ambten der Gemeente.
Art. 23. Bij het in werking treden dozer Ver
ordening is die van Politie op het bevaren van de
wateren der Gemeente Gouda van den 11 December
1857 ingetrokken.
Zijnde deze Vorordening aan de Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland volgens hun bericht van
den 11/14 September 1888 in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het
behoort, den 26 Soptember 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VAN BERGEN IJZENDOORN.
De Secretaris,
BROUWER.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Gouda, doen te weten, dat door den Raad dier Ge
meente in zijne vergadering van den 24 Augustus
1888 ia vastgesteld de volgende
VERORDENING op bet verkoopon van Viscb.
Artikel 1. Onder visch wordt in deze vororde
ning ook verstaan schaal en schelpvisch.
Art. 2. Van den bij vischverkoopers of uitven
ters voorhanden visch, moet door hen aan den keur
meester worden kennis gegeven.
Art. 3. Niemand mag visch uitventen, te koop
aanbieden of verkoopen voor dat deze gekeurd en
goed bevonden is.
De keurmeester geeft daarvan kosteloos bewijs af.
Art. 4. Voor versche visch geldt het bewijs van
keuring alleen voor den dag) waarop deze heeft
plaats gehad.
Deze bepaling is niet toepasselijk op schaal- en
schelpsisch.
Art. 5. De vischverkoopers en uitventers moeten,
desgevorderd, dadelijk het be wij a der gedane keu
ring vertoonen, zoowel aan den keurmeester als aan
de beamten ran politie.
Bij weigering of bjj gemis van bewijs, wordt de
visch gehouden voor niet gekeurd.
Art. 6. Afgekeurde viscb wordt door de zorg van
den keurmeester, in zijne tegenwoordigheid of in die
van eon' beambte van politie, op eene daartoe door
Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaats
begraven.
Art. 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd
ten allen tijde keuring en herkeuring van alle soort
van visch te bevelen.
Art. 8. Elk die visch verkoopt, is gehouden aan
Burgemeester en Wethouders kennis te geven van de
plaats waar dit geschiedt.
Art. 9. Tot het constateeren der overtredingen
dezer Verordening zjjn behalve de bij de Wet daar
toe aangewezen ambtenaren bevoegd de keurmeester
en de beambten van politio.
Zij hebben do bevoegdheid om, op de wijze bij
art. 3 der Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad
No. 83) omschreven, ten allen tijde, ondanks de be
woners, de huizen, winkels en bergplaatsen der
vischverkoopers binnen te treden, ten oinde het
vereischte onderzoek, betreffende het in acht nemen
van de bepalingen dezer Verordening, in het werk te
stellen.
Art 10. Elke overtreding dezer Verordening
wordt gestraft met eono geldboete van hoogstens
tien gulden of hechtenis van ééa dag.
Art. 11. Bjj het in werking treden dezer Verorde
ning is die op het verkoopen van visch van den 26
Februari 1864 ingetrokken
Zijnde deze Verordening aan de Gedeputeerde Sta
ten van Zuid-Holland volgens hun bericht van den
"/w September 1888 in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 26 September 1888.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
VAN BERGEN IJZENUOORN.
De Secretaris,
BROUWER.
KENNISGEVING.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Gouda, doen te weten, dat door den Raad dier Ge
meente in zijne vergadering van den 11 Mei 1888
is vastgesteld de volgende
VERORDENING van Politie op de Markten.
Artikel 1. Binnen deze Gemeente worden op
daartoe bepaalde plaatsen en tijden bijzondere Mark
ten gehouden.
Art 2. De bjjzondere marktplaatsen zjjn
lo. Voor paarden, op het marktplein, ten noord
westen van het Raadhuis.
2o. Voor runderen, schapen en varkens, op het
marktplein, ten noorden on westen van het Raad
huis.
8o. Voor kersen, appelen en peren, op het markt
plein, ten oosten van hot Raadhuis.
4o. Voor pluimgedierte, konjjnen, geiten, bokken
en honden, op het marktplein, ten westen van het
Raadhuis.
5o. Voor kaas op het Marktplein.
6o. Voor naiuurbotor, in het boterhuis op het
marktplein.
7o. Voor bloemen, op de Gouwe, tusseben de Pe
per- en Keizerstraat.
8o. Voor groenten, op de Naaierstraat.
9o. Voor aardappelen, op het Veerstal, de Vest en
het Bolwerk nabjj de Pottersbrug.
lOo. Voor zee- en riviorvisob, op de Vischmarkt.
llo. Voor hooi, aan de Hooikade.
12o. Voor turf en hout, aan de Houtmansgracht en
den Kattensingel bjj de Jankattenbrug.
13o. Voor uitdragerswaren, op het marktplein.
Art. 8. Al de in het voorgaande artikel niet
vermelde voorwerpen, welke ten verkoop aan do
markt gebracht worden en waarvan do verkoop ni
strijdig is met vastgestelde bepalingen, bekomen zo
danige plaats als door den Marktmeester wordt aan
gewezen.
Zjj mogen nergens anders worden geplaatst.
Art. 4. Do voorwerpen waarvoor bepaalde markt
plaatsen zjjn aangewezen, mogen op geone andere
markt- of openbare plaats binnen deze Gemeente,
ten verkoop gesteld worden zonder vergunning van
den Burgemeester.
Bovendien mag kaas niet vóór des morgens zes
uur ten verkoop worden gesteld.
Art. 5. Geene tenten, kramen, tafels of derge-
lijken mogen binnen de Gemeente opgeslagen of ne
dergezet worden alsook geene voorwerpen ten ver
koop uitgestald, dan overeenkomstig de aanwjjzing
van den Marktmeester en tegen voldoening van het
daarvoor vastgestelde marktgeld.
Art. 6. Al do ter marktplaats aangebrachte voor
werpen moeten zoodanig geplaatst worden, dat zij
gien hinder in de algemeene gang- of rijpaden te
weeg brengen; de toegangen tot gebouwen en erven
alsmede de stoepen moeten geheel vrij blijven, en
de vervoerwagens of rijtuigen zoodanig geplaatst, als
de Marktmeester aanwijst.
Art. 7Ieder die voorwerpen ten verkoop ter
markt heeft gebracht, is gehouden de door hem ge
bruikte plaats van vuilnis te reinigen, zoodra die
plaats door hem wordt verlaten, tenzij zulks aan an
doren mocht zijn opgedragen.
Art. 8. Het is verboden stoornis of belemmering
teweegtebrengen, in den verkoop ,of afslag van de ter
markt aangebrachte voorwerpen.
VAN DE VEEMARKT.
Art. 9. Geen ongezond vee wordt op de markt
gedoogd, en dat, hetwelk om die reden door den
veearts of keurmeesier wordt afgekeurd, moet onmid-
delijk door den eigenaar of aanvoerder van de markt
worden verwijderd.
Art. 10. Het achtereenvolgend ter markt aange
brachte rundvee wordt, naar gelang het is aange
bracht, naast elkander aan touwen en palen vast
gemaakt, zooals zulks door den Marktmeester wordt
aangewezen, zonder wiens toestemming geene ver
plaatsing van vee mag geschieden.
Deze bepaling is ook van toepassing op da
paarden.
Art. II. De ter markt aangebrachte varkens,
schapen en lammeren, moeten in de daarvoor be
stemde hokken of op andere wjjze geplaatst worden
zoo als zulks, door den Marktmeester wordt aange
wezen.
Art. 12. De overtredingen dezer Verordening
worden voor zooveel daartegen bij geene wet, alge
meenen maatregel van bestuur of provinciale veror
dening straffen zjjn bedreigd, gestraft met eene geld
boete van hoogstens Vijf Gulden.
Art. 13. Tot het constateeren van de overtredin
gen dezer Verordening zjjn behalve de daartoe door
de Wet aangewezen ambtenaren bevoegd al de be
ambten der Gemeente.
Art. 14. Bjj het in werking treden dezer Veror
dening is die van Politie op de Markten van den
18 December 1855 gewijzigd den 6 September 1887
ingetrokken.
Zjjnde deze Verordening aan de Gedeputeerde
Staten van Zuid-Holland volgens hun bericht van
den "/14 September 1888 in afschrift medegedeeld.
En is hierkan afkondiging geschied, waar het be
hoort, den 26 September 1888.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
VAN BERGEN IJZENDOORN.
De Secretaris,
BROUWER.
MARKTBERICHTEN.
In graDen was het heden zeer stil. Hoewel de
aanvoer niet groot was, ruimde deze slechts lang
zaam op. Prjjzen over het algemeen iets flauwer.
Koolzaad en karweizaad kunnen als opgeruimd
beschouwd worden.
Tarwe jarige Zeeuwsche 8.50 a 8.70. Mindere
8.20 a 8.40. Jarige Polder 7.90 a 8.—.
NieuweZeeuwsche 7.25 a 7.50. Mindere nieuwe
6.90 a 7.—. Nienwe Polder 6.60 a 6.75.
Afwijkende 6.25 a 6.50. Rogge Nieuwe Zeeuwsche
5.50 a 6.20. Nieuwe Polder 5.a 5.25.
Buitenlandsche per 70 KG. ƒ4.70 a ƒ4.90. Gerst
Nieuwe Winter 4.80 a 5.20. Nieuwe Zomergerst
4.40 a ƒ4.65. Nieuwe Chevaliergorst f 5.75 a
6.25. Haver per Heet. 3.75 a ƒ4.25, per 100
kilo 7.25 a 8.Hennepzaad Inlandsoh 8.25
a 8.60. Buitenlandsch 5.75 a 6.Erwten
Kookerwten 9.50 a 9.75. Buitenlandsche voer-
erwten per 80 Kg. 6.50 a 6.75. Kanariezaad
9.26 a 9.80. Maïs per 100 kilo i Ameri-
kaansche Mixed 7.a 7.10. Odessa 7.—
a 7.10. Cinquantine 7.75 a 8.
Ter Kaasmarkt van gisteren werden aangevoerd