Baltenlaodsch Overzicht. WEEZEN-VERPLEGING. FRANKRIJK in het jaar 1888. i*«h dot teleurgesteld in haar hoop hem te trouwen eu trouwt nu in het belang ran haar zaak met haar boekhouder, voor wien zij niets voelt, maar die haar bemint en welk huwelijk haar aangeraden wordt in een brief die haar man vfór zijn dood aan haar ge schreven heeft en haai1 eerst thans in handen komt Deze kluchtige oplossing wekte en terecht niet weinig op de lachspieren van het publiek. Te verwonderen is het, dat een ervaren tooneelman als Faassen zijn toevlucht nam tot zoo'u gezocht einde. Men herinnert zich dat indertijd de tooneeltroep van den heer Nieuwenhuis Faassen'» Zwarte Oriet ^gestolen" heeft, door het onder 't spelen van het Rotterdamsche gezelschap te laten opschrijven en het daarna op te voeren. In dit stuk nu laat Faassen een directeur met bijna dezelfden naam optreden, die op de vraag hoe hij aan zijn stukken komt ronduit bekent, dat hij ze steelt. Daar eene rechterlijke vervolging tegen Nieuwenhuis indertijd geen succes bad schijnt Faas sen hem op deze wyze openly k aan de kaak te wil len stellen. In het derde bedrijf wordt den toeschouwer een kijkje gegund achter de coulissen tijdens de opvoe ring van Aballvnode groote bandietwaarin de directeur de titelrol en zijn 50 jarige vrouw voor de jonge Rosamunda speelt. Men ziet daar de artisten vao het tooneel komen en maakt kennis met het tragische lot van een hunner, den acteur Roosmeyer, die 's morgens zijn vrouw door den dood verloren heeft en 's avonds weêr op de planken moet. Het was een aardig denkbeeld van den schry ver om ons een blik te gunnen in het leven vail een tooneeltroep van den 4n rang en het bedrijf, daaraan gewijd, had dan ook meer succes dan de overige. Het spel der artisten was hoogst verdienstelijk. Rosier Faassen was de tooneel-directeur, Mevr. Faassen diens echtgenoote, Marie Vink vervulde de onmogelijke rol van de Wed. Wellers, Tartaud die van Frans, J. Haspels was do acteur Roosmeijer. Paulina Beersmans Marie Tersteeg. De mismaakte Charlotte, het bultje, was in handen van Anna Beu kers. Zij kweet zich goed van haar taak en had vooral in 't derde bedrijf zeer goede oogenblikken. De zaal was flink bezet. Yoor de waarneming der totale zonsverduistering op den Nieuwjaarsdag waren op verschillende pun ten der westelijke staten van Noord-Amerika groote toebereidselen gemaakt. Thans zijn uitvoerige be richten omtrekt deze observatiën ingezonden door prof. Swift, directeur van het Warner-observatorium te Nelson (Californië), door prof. Pickering, chef van de *Harward zonsverduistering-expeditie", die te Willow (Californië) gestationeerd was en door een aantal waarnemers op andere plaatsen. De duur der totale verduistering wordt opgegeven 118 seconden te zijn geweest. Do eerste aanraking is te San-Francisco waargenomen te 12 u. 23 m., de laatste te 3 u. 9 m. De corona was grooter en onregelmatiger gevormd dan gewoonlijk, liep in stra len en draden uit en strekte zich uit over eenen afstand van tweemaal de middellijn der zon. Er werden eenige protuberantiën waargenomen, waarvan de beschrijving bij do verschillende waarnemers uit eenloopt. De planeten Mars, Venus, Jupitqr en Saturnus en een aantal vaste sterren waren zicht baar, doch eene planeet tusschen de zon en Mor- uit en verklaarde ten aanhoore van iedereen dat hij het hem wol zou inpeperen. Het opvliegende karak ter en de lichtzinnige levenswijze van den strooper moesten dan ook doen vreezen, dat die bedrei gingen werkelijk gemeend waren. Mathieu, do jongste van de broeders, was een schraal, droog, in zich zelf gekeerd man, die over 't algomeen stil zijn weg ging en weinig spraakzaam was. Zij, dio hem meer van nabij kenden, noemden hem een goede kerel, zacht van aard ,en wars van twisten. Hij was meer geacht dan zyn broeder, die als een deugniet bekend stond; was nooit, als deze, gemengd geweest in dronkemansvechtpartijen en had nog nimmer iets met de politie uitstaande gehad. Zijn karakter bracht meer mede om heimelijk iemand een poets te spelen of als hij het op iemand voor- zipn had, zoolang te wachten tot de gelegenheid gunstig was en dan hem onverhoeds te treffen. De streken die hij uithaalde geschiedden op een grap pige manier, zoodat zij die er getuige van waren, daarom hartelyk moesten lachen. Het publiek ver geeft gemakkelijk - hem, die het amuseert en half goedkeurend zeide men dan//Dat is weêr een streek van die guit Flauquart." Na de dood van den heer Etendart was Mathieu nog stiller geworden dan gewoonlijk en hield geheel op met zijn aardighedeninwendig werd ook hij door woede verteerd. De beide broeders geraakten zelfs met elkander daarover in twist. Pieter zeide//Gij zijt een flauwe durf-niet f> curius heeft men niet kunnen ontdekken. Op het oogenblik van de grootste duisternis werd er een heldere lichtkrans (halo) rondom de schijf der maan met het bloote oog gezien de bergen der maan zag men scherp tegen de zonneschijf afgetoekend. Gedurende de verduistering werd eene daling van den thermometer van 7 tot 11° waargenomen. Rood gekleurde gasvormige opstijgingen werden door eenige waarnemers op de zonneschijf gezien. Kr zijn een aantal photographioën genomen. Te Winna- mueca beweert men eene komeet nabij de zon op gemerkt te hebben. Te Anaheim zegt een waarne mer, die geen photographische afbeeldingen heeft kunnen nemen, dat hij tusschen Mercurius en de zon eene planeet gevonden heeft, doch de vijf pho- togrammen welke op het observatorium te Wülow by zonder voor dat doel genomen werden, bevestigen die bewering niet. Op Nieuwjaarsdag hobben de mayor van New- York en de lord-mayor van Londen per Edison- phonograaf elkander het compliment van den dag gebracht. Eerstgenoemde zeide//De mayor van New-York brengt zijn hartelyken groet aan den lord-mayor van Londen, en hoopt dat de handelsbetrekkingen, die zoo lang en zoo voorspoedig tusschen beide ste den bestaan hobben, nimmer zullen ophouden. Het is thans duidelijk dat binnen eene eeuw de Engel- sche taal gesproken zal worden door meer dan de helft van de bewoners der beschaafde wereld. Lon den en New-York zullen dan de twee oogen der aarde zijn, het eene op het Ooster-, het andere op het Wester-halfrond, door telegraafdraden en kabels verbonden met alle deelon der wereld. Zelfs de woorden en stemmen der menschen op iedere plek zullen dan worden overgebracht door eene verbeterde phonograaf en zullen door hen vernomen worden to midden hunner dagelijksche werkzaamheden, zoodat alsdan do dag zal aanbreken waarop alle menschen voor' elkander zullen zijn als broeders van één gezin." Het antwoord volgde terstond. //De lord-mayor van Londen heeft met genoegen de phonograflscho boodschap van gelukwensching van den mayor van New-York ontvangen en beantwoordt met gelijke har telijkheid de daarin uitgesproken vriendelijke ge voelens. Hij hoopt ernstig dat de vriendschap, welke zoo langen tyd bestaan heeft tusschen de beide Engekch-sprekende volken, immer moge voortduren, en dat de eenige mededinging welke zij elkander aandoeu moge zijn in ,de ontwikkeling van het on derwijs, do kunst, do wetenschap en de nijverheid, met het gemeenschappelijk streven om het welzijn en het geluk van de talrijke bevolking der Ver- ennigde Staten en van het Britsche rijk te bevor- deien. De lord-mayor heeft ongeveer zeven jaar geleden eenige dagen te New-York doorgebracht, hij is niet vergeten welk een rijkdom en voorspoed deze groote stad destijds ten toon spreidde en hij heeft vernomen dat deze sedert dien tijd nog weder in verwonderlijke mate zijn toegenomen. Op eën postkantoor werd eene kaart ontvangen, ongezegeld, en luidendeAan mijn minnaar te X van hare onbekende minnares te IJ. Als onbestel baar figureerde de kaart tot vermaak van het publiek voor het raam van het kantoor. //Harrejenne roept plotseling eene stevige boerendeern onder de toeschouwers, en zij spoedt zich daarop naar binnen, Moet men zich een dergelijke gameene streek maar kalm laten welgevallen? Indien gij slechts half zooveel moed in je lijf had als ik, "dan zouden wij dien vent zijn erfepis duur doen be talen." «Schreeuwen en bedreigingen uiten dient tot niets," antwoordde Mathieu//laat mij maar met rust. Indien men mij tot het uiterste drijft, dan 'zal ik wol weten te handelen." Nadat de noodige wettelijke formaliteiten hadden plaats* gehad berichtte de notaris op zekeren dag aan den heer Camus dat hij zich ten zijnen kantore kon vervoegen om zich in het bezit te stollen van de erfenis. Den volgenden Zaterdag, zijnde markt dag, deed hij dat en nam haar in ontvangst. Tegen den avond zag men den boorakweeker van het kantoor komen en het koffiehuis de Klok binnen gaan op de Markt. Hy ging aan een leeg tafeltje zitten en bestelde een glaasje cognac om zich bij voorbaat wat te verwarmen tegen den mist, waarin hij zou loopen als liy straks huiswaarts keerde. Pieter Flauquart zat in datzolfde koffiehuis oen glas bier te drinken druk in gesprok met de overige bezoekers. Een hunrier, die veel op het kantoor van den notaris te doen had, zeide toen hij den heer Camus zag binnenkomen "//Daar komt iemand binn n, die in zijne han den mag wrijven van geluk Onlangs heb ik hem ontmoet bij notaris Coquerol en papa Etendart schijnt hem goed bedacht te hebben." om haar beklag te doen over de met-verzending van de kaart. Op de natuurlijke vraag, wie de geadres seerde was, weigerde zij het antwoord, en op de vraag, wie zij zelve was, luidde het antwoord „Daar hebben de heeren niks niet mee van doen." Toen haar daaröp werd te kennen gegeven dat de kaart dan niet aan haren minnaar kon worden bozorgd, begaf zij zioh naar den burgemeerter om zyn bijstand in te roepen. Dr. H. A. van der Menlen, uit Haastrecht, hield Vrijdagavond de aangekondigde voordracht in de Afd. «Gouda en omstreken» van den Nederl. Protestan tenbond over het bovengenoemde onderwerp. Spr. ving aan met het groote gewioht aan te toonen van de vraag of het stelsel van weeaen-ver- pleging, dat gewoonlijk nog gevolgd wordt, wel een goed stelsel is. Zg, die ontkennen dat deze vraag van het hoogste belang is, weten zeker niet, zeide spr., dat er ongeveer 30.000 weezen in ons vader land zijn, van wier opleiding voor de toekomst veel afhangt voor ons land, terwijl voorts de meeste wee zen kinderen z|jn van nijvere werklieden, op wie het zeker hoogst verkeerd werkt als zij zien dat het met hunne opvoeding zoo nauw niet genomen wordt. Spr. sloeg daarop een. blik op de geschiedenis der weezen-verpleging. Hoewel van do vroegste tjjden af bij Romeinen en Grieken vondelingen en verlaten kinderen ook werden verpleegd, mag toch de eigen lijke weezen-verpleging eerst geacht worden te datee ren van de 16" eeuw. Ons vaderland was niet alleen een van de eerste die daarvoor gestichten oprichtte, maar deed dit op eene wjjze, die andere landen ten voorbeeld strekte. Toch lieten zij veel te wonsohen over, de inlichting was zeer gebrekkig. Daarin kwam niet spoedig verbetering, zoodat zelfs nog in het laatst der vorige eeuw een weezen-ver pleging aan de orde van den dag was, die in onze oogen hoogst verkeord moet zijn.< Spr. schetste ons daarop de drieërlei stelsels van weezen-verpleging in die dagende uitbesteding van weezen, de verzor ging in gemengde gestichten en die in eigenlijke weeshuizen. De uitbesteding van toeezen. Op den 2' Paasch- of Pinksterdag had in de voornaamste herberg van stad of dorp die uitbesteding plaats ten overstaan van een notaris. Aan den eenen kant stonden de ouden van dagen, behebt mot allerlei kwalen en ziekten, aan de andere zijde de weozen, terwijl de armvoogden ook present waren en de omroeper, tevens afslager, de verschillende exemplaren een voor een veilde. Hij die een wees voor de minste som wilde in huis nemen kreeg hem, zoodat er van gehaald moest worden wat er van te halen was en het lot van zoo'n ongelukkig kind diep rampzalig was. Verzorging in een gemengd gesticht. Daar werden de weezen tegelijk met ouden van dagen, zieken, idioten en menschen van erkend slecht levensgedrag verpleegd, van wien z|j natuurljjk veel kwaads leer den en reeds zeer jong diep bedorven werden. Verpleging in eigenlijke weeshuizen. Dat ook deze niet aan billgke eischcn voldeed toonde spr. ons door ons in een weeshuis van die dagen rond te leiden. De weesvader was gewoonlijk iemand, ten eenonmale ongeschikt voor die taak. Wie tot die betrekking werden geroepen? Oude zeelui of de een of andere gewezen barbier, diamantslijper of Over het gelaat van Pieter zag men plotseling een sombere wolk heentrekken en met vertoornden blik keek h|j zijn neef aan. Zonder een oogenblik de oogen van hem af te wenden onthaalde hij daarop zijne toehoorders op een reeks van beleedi- gende hatelijkheden en grove personaliteiten quasi tot een derde gericht, maar in werkelijkheid aan het adres van iemand, die natuurlijk niet ver te zoeken was. In den aanvang deed Camus of hg er niets van hoorde of althans niet begreep 4at het op hem gemunt was, doch ten slotte kon h|j zich niet langer beheerschen en riep op luiden toon uit «J|j ben een ploert." Flauquart wachtte slechts op. eene dergelijke uit lating, waar het hem om te doen was. Met één sprong stond hij vlak voor het tafeltje van den heer Camus en braakte opnieuw allerlei beloedigende taal tegen hem uit, blijkbaar verheugd dat hij einde lijk zijn hart eens kon luchten. Toen zijn neef, die niet 1 stevig gebouwd was en er op het oog vrg min uitzag, aanstalten maakte om zijn stok op te hellen, wierp Pieter zich op hem en omklemd» met zijn eene vuist zijn hals, terw|jl hij met de andere hand een karaf pakte en z|jn vijand daarmede een ge- duchten slag op het hoofd gaf. B|j de worsteling, die volgde viel de stoel om, de tafel en alles wat daarop stond. Wordt vervolgd.) politie-agent Op geschiktheid werd weinig gelet, van o/voeding der kinderen was geen sprake. Des Zondags gingen z|j tweemaal ter kerke en moesten behalve de dagel|jksche bijbel-lezing nog een extra godsdienstoefening houden met den catechiseermeester. Zeer strenge, ondoelmatige en zelfs voor kleine ver grijpen wreede straffen werden opgelegd. Over 't alge meen was de verzorging treurig. De regenten-kamers bestonden uit ruime lokalen en de weezen sliepen vaak in nauwe vertrekken, dicht op elkander gepakt. Groote sommen werden vaak uitgegeven om door kunstenaars van naam de portretten der regenten te doen vervaardigen en op de voeding der kinderen werd beknibbeld. Een batig saldo op de rekening te kr|jgen was veelal het ideaal van regenten 1 Goddank in dien treurigen toestand is veel verbe tering gekomen, zeide spr., en toch is het nog niet lang geleden dat b.v. in Koord- en Zuid Bevelacd de weezeu op dezelfde w|jze werden uitbesteed als boven is vermeld. Spr. deelde daarop uit eigen ervaring staaltjes mede van treurige weezen-verzor ging. In Veendam bestond b.v. een gesticht waar weezen, armen en ziekpn tezamen verpleegd werden, en toen dit daar door hem werd afgekeurd, verwon derde men zich daarover. Spr. gewaagde ten slotte van den tegenwoordigen toestand, keurde de weezen-verpleging in gestichten af en beval aar. de verpleging in het huisgezin. En wel om de volgende redenen. De weezen-verpleging in een gesticht verdient vooreerst afkeuring uit een gezondheids-oogpunt. Autoriteiten op medisch gebied achten het een uit gemaakte waarheid dat samenwoning van zoovulen verkeerd workt op de gezondheid èn in Frankrijk èn in Engeland is b.v. duidelgk gebleken dat bij soldaten de sterfte voel grooter was dan bjj de burgerij, alleen tengevolge der ltaserneering. Is dat bjj volwassenon reeds het geval, hoeveel te meer bij kinderen 1 Doch de voornaamste reden waarom de verpleging in een gesticht afkeuring verdient is dat er van opvoeding der mezen geen sprake kan zijn/ Het is ten eenenmale onmogelijk, zeide spr. om zoo'n groot aantal kinderen tegeljjk op te voeden. Een eerste vereischte daartoe is wel te letten op de bijzondere neigingen, den eigenaardigen aanleg ten goede en ten kwade van ieder kind in het bijzonder en daarop kan nu eenmaal, waar er zoo- velen zjjn, niet worden gelet. Er moet in zoo'n gesticht vóór alles tucht heerschen en zekere ge strengheid en allen worden over één kam gescheerd, naar één model gevormd. Men heeft zich wel eens geërgerd, zeide spr., dat de kinderen uit een ge sticht allen geljjk gekleed zijn soms in een kleeding, die aan een narrenpak doet denken maar waar van hunne opleiding sprake is, bestaat er een vloek van uniformiteit, die vrjj wat erger is dan die van rok of buis 1 Spr. verklaarde zich dus een voorstander van ver pleging in het huisgezin. Alleen in een gezin kan de aanleg van een kind tot ontwikkeling komen. Maar moeten de weezen dan worden uitbesteed In zekeren zinja, maar niet aan hem, die ze voor de minste som bg zich aan huis wil nemen en in geen geval aan bedeelden of armlastigen, wat niet zelden gebeurt. Men moet ze geven aan gezinnen, waar zij een werkelijk «t'huis» hebbenbjj eenvoudige, fat soenlijke lieden, die hart voor hen hebben en ze niet nemen om wat aan hen te verdienen. In een burgergezin leeren zjj de waarde van den tijd, van het geld en van den arbeid beter kennen dan in een gesticht, waar zjj den winter-voorraad levensmiddelen zonder moeite zien binnendragen, waar steeds hun eten precies op de minuut klaar staat en waar zjj niets merken van dien strijd om het bestaan, die jonge menschen moeten leeren kennen om eenmaal zelf daarin moedig stand to houden 1 Spr. ontkende niet dat het, althans vooreerst, moeiljjk zou zjjn goede huisgezinnen te vindon waar men niet om het voordeel weezen opnam, maar als de overtuiging meer en meer veld won, dat die ver pleging do beste was zoude er door den tijd een voldoend aantal personen bereid worden bevonden weezen tot zich te nemen. Nu reeds waren er verscheidene lieden zonder kinderen, die ze gratis of voor do helft van den gewonen prijs namen en dat aantal zou ongetwijfeld toenemen. In het buiten land had de ervaring duidelijk ten gunste van de verpleging in het huisgezin gesproken met name te Berlgn en te Leipzig zeer luide! Toen spr. aan een zijner vrienden, die vr|j pessimistisch ge stemd was, zijn voornemen te kennen gaf in ver schillende gemeenten de verpleging van toeezen in het autsgeztn te gaan aanbevelen, vroeg deze «Stelt gg u nogal wat voor van uw spreken Ziet gij reeds m uwe verbeelding alle weeshuizen in zieken- gestichten veranderd en in alle gezinnen weezen opgenomen?» terwijl de vrager blijkbaar weinig vertrouwen stelde in spr.'s succes. Daarop had spr. te kennen gegeven dat als hij slechts één tegen stander van het door hem aanbevolen stelsel tot «en voorstander had bekeerd of oqk slechts dén weeskind een beter lot had beleid, hjj zich voldoende beloond zou achten voor zjjn moeite. De voordracht werd met veel belangstelling aan gehoord. De koning van België laat geene gelegenheid voor bijgaan om een woord te spreken over de invoering van den algemeenen weerplicht. Toen burgemees ter Buis van Brussel in zijne toespraak op Nieuw jaarsdag de noodzakelijkheid van dèn algemeenen, persoonlijken dienstplicht deed uitkomen, antwoordde de koning: Dat zjjn voortreffelijke woordenook hij kon en wilde niet gelooven, dat de Belgen, die in het jaar 1830 zich vereenigd en hun onafhanke lijkheid stoutmoedig bevochten hebben, zoo verbas terd zijn, dat zij zich zouden onttrekken aan den plicht om het vaderland, eigen huis en haard te verdedigen. De president-minister Beërnaert en zijn collega's, die, getrouw aan de b|j de verkiezingen afgelegde beloften, zich met alle middelen verzetten tegen de invoering van den algemeenen weerplicht, kouden bij deze woorden des konings hunne verwar ring en verlegenheid nauwelijks verbergen. Een Brusselsch correspondent meldt, dat de Koning ver der heeft verklaard, dat kg de kamers zal ontbinden en een beroep op het land doen zal, ingeval de ka mers tot de orde van den dag overgaan met betrek king tot het voorstel d'Oultremont (invoering van den persoonlijken dienst). Desniettemin zetten de cleri- calen de agitatie tegen de legerhervormiug ijverig voort. f Het groote nieuws van den dag in Duitschland is de invrijheidstelling van Prof. Geffcken, die beschul digd was van staatsgeheimen gepubliceerd te hebben door de uitgave van Keizer Frederiks dagboek. Na langdurig onderzoek en eene preventieve hechtenis van 99 dagen is de vervolging gestaakt op bevel van het rijksgerechtshof te Leipzig en Geffcken on middellijk in vrjjheid gesteld. Dit met zooveel ver toon opgezet en zoo jammerlijk mislukt proces zal een teeken des tijds blijven ter kenschetsing van Bis marck's politiek. Men kent het standje tusschen de «Kölnische Zeit." en den Engelschen ambassadeur te Petersburg, sir Bobert Morier over het verstrekken van tijding aan Bazaine in 1870. Morier heeft eindelijk geant woord op de beschuldiging en deelde aan de Engelsche bladen de briefwisseling mede, welke hij over die zaak had met graaf Herbert Bismark als Staats secretaris van Buitenlandsche Zaken. Morier schreef aan Bismarck, dat de beschuldi ging van de «Kölnische" niets dan vuige laster was en h|j zond ten bewgze daarvan afschrift van een brief van Bazaine dd. 8 Augustus 1888, waarin deze de bewering der «Köln. Ztg. ten stelligste tegenspreekt en verzekert dat hjj in 1870, bevel voerende over Metz, met sir Bobert Morier te eenenmale onbokend was, terwijl de maarschalk de hem in de «Köln. Ztg." toegedichte woorden uit drukkelijk loochent Op grond hiervan verzocht sir Bobert Morier bjj schrijven van 19 December jl. graaf Herbert Bismarck de schandelijke lasteringen der «Köln. Ztg." door de «Nordd. Allg. Zeitung» te doen tegenspreken. Don 25 December antwoordde graaf Bismarck den ambassadeur met een stroef briefje, waarin hjj zeide«Noch de toon, noch de inhoud van uw schrijven veroorloven mij uw zonder ling verzoek in te willigen en tegenover de Duit- sche dagbladpers de houding te laten varen, welke mij door mjjn ambtelijke stelling voorgeschreven wordt." Op 31 Dec. schreef Morier weder aan graaf Bismarck dat hjj alsnu verplicht was de bedoelde stukken aan de Engelsche bladen te zenden, dewjjl de Minister geweigerd had hem genoegdoe ning te verschaffen door openbare of bijzondere lo genstraffing van deze afschuwelijke lastertaal, achter welke de openbare meening in Duitschland ambtelijke inblazingen zocht. De ambassadeur verklaart ten slotte dat hjj op verdere aanvallen der «Kpln. Ztg.» of van soortgelijke bladen geen acht meer zal slaan. De Engelsche bladen keuren 't af, dat Morier zoo hoftig bjj Bismarck aanklopte maar keuren evenzeer het niet overbeleefde antwoord van Bismatck af, tor- wijl zij tevens verklaren, dat Morier zich door het overleggen van den brief van Bazaine van 8 Aug. 11. volkomen gerechtvaardigd heeft. Hot manifest van generaal Boulanger voor de verkiezing van 27 Januari wordt door de meeste republikeinsohe bladen te Parjjs op zeer heftigen toon besproken. In hoofdzaak komen alle beschou wingen neer op hetgeon de XlXe Siècle aldus uit drukt „Er is geen verandering gekomen in den toestand, slechts is er een manifest meer." Terwjjl Boulangers 's aanhangers reeds lang zeer ijverig in de weer zjjn, zoeken de republikeinen nog steeds naar een candidaat. In dit opzioht is men nog niet verder gevorderd, dan dat nu eindelijk is astgesteld, dat gisteren het republikeinsche congres te Parjjs zou worden bijeengeroepen. Tot bjjwoning dezerbijeenkomst zjjn alle invloedrijke republikeinen uit het departement der Seine uitgenoodigd, Als de meest bevoorrechte candidaat wordt nu genoemd de heer Jacques, de voorzitter der provinciale staten in het departement. Te Weenen betooneu de bladen groote tevreden heid over het einde der crisis in Servië. Dat koning Milan ten slotte de bovenhand heeft behou den, weegt bij hen wel op tegen het minder aan gename van een radicaal ministerie, hetwelk nn weldra |e wachten is. Indien de Daily Netos goed is ingelicht, is het toegeven der radicalen hoofdzakelijk te danken aan den Bussischen gezant Persiani. De vertegenwoor diger van den czaar te Belgrado heeft de leiders der radicale partij aangeraden den' boog niet te sterk te spannen en zich tevreden te stellen met de voor- deeleu, welke de nieuwe grondwet en het vormen van een Kabinet hun reeds zouden verschaffen. Het jaar 1888 is voor de republiek in Frankrijk niet gunstig geweest. De republikeinsche geest is achteruitgegaan, de offervaardige burgerzin, de geest drift voor de vrijheid hebben geleder, ontevredenheid met de bestaande instelliugen heeft zich geopenbaard, waarop maar al te spoedig.het verlangen naar andere, om 't even welke verhoudingen gevolgd is. Van dezen ziekelijken toestand der republiek, deze onbe redeneerde zucht naar verandering hebben, natuurlijk dadelijk de vijanden der republiek gebruik gemaakt en daaruit is de vereering van den held Boulanger voortgekomen, welke steeds meer op den voorgrond treedt. De op het einde van 1887 verkozen nieuwe presi dent der republiek had de groote fout begaan, de kamer, die zoodanig is samengesteld dat ze tot nut tigen, productie ven arbeid onbekwaam was, niet te ontbinden. Toen de heer Sadi-Carnot net Elysée betrok, ware het natuurlijk geweest, indien bij met een nieuw krachtig kabinet tegelijk een nieuw be roep op het land gedaan had, met het doel zijne ministers en zich zeiven te orienteeren. flij deed noch het een, noch het ander. In plaats van een krachtig, doortastend kabinet koos hij een kleurloos, zwak ministerieTirard en in plaats van aan het land eene nieuwe kamer, die werken kon, te vragen, liet hy den treurigen toestand der oude kamer be staan, hetwelk ten gevolge had dat het wetgevend element in den staat zich eerst belachelijk, ten slotte helaaszich verachtelyk maakte. Het kabinetTirard bleef gedurende de drie maanden van zijn bestaan voortdurend dn zijn onze- keren toestand en viel ten slotte over een voorstel tot herziening der grondwet, afkomstig van de uiter ste linkerzyde, ten einde plaats te maken vooreen kabinet Floquet, waarin een gedeelte des lands het ge neesmiddel meende gevonden te hebben vbor alle kwalen der republiek. Dit nieuwe kabinet stond onmiddellijk voor de quaestie-Boulanger, welke reeds onder het vorige kabinet was opgerezen. De ge neraal was, naar hij beweerde, tegen zijn wil, gelijk echter later bleek, zeer met zijn toedoen, in het departement der Loire bij eene aanvullingsverkiezing candidaat gesteld voor de Kamer en had een aan zienlijk getal stemmen verkregen. Het kabinet Tirard, dat ingelicht was omtrent de woelingeu Yan Boulanger gevoelde zich niet gerust, beval hem zijn standplaats niet te verlaten en zette hem af, toen hij desniottemin te Parys kwam en de eene daad van indiscipline stapelde op de andere. Toen het kabi net Floquet aan het roer kwam, was Boulanger reeds in het dep. Aisne verkozen en trad hij als can didaat op in het dep. du Nord. Dadelyk nam het kabinet beslist stelling tegenover den generaal en bewerkte daardoor in de Kamer eene concentratie der republikeinsche elementen, te meer daar de quaestie der herziening, waartegen de opportunisten en het linkercentrum zich verklaard hadden, eerst dan op het tapijt zou komen, als duidelijk in 't oog viel, dat de regeering niet gehoorzaamde aan de wenkon der Boulangisten, dio de drie volgende ei- schen gesteld hadden als programontbinding der Kamer, grondwetsherziening, constitueerende verga dering. Het kabinet Floquet had eene eigenaardige nieuwigheid een burger persoon als minister van oorlog, namelyk de heer Freycinet. Hoewel in den beginne het leger en een deel des lands weinig in genomen was met dezen //pékin" als chef der leger ad ministratie, bleek toch weldra, dat het stille, on merkbare werken der //witte muis" zooals Frey cinet spottenderwyze genoemd wordt die met groote beweoglijkheid nu eens in het Oosten, dan in het Zuiden was en overal, door bekwame vak mannen vergezeld, dagelijks inspectiën hield, alle beslissende proefnemingen bijwoonde, nooit iets over haast en zonder grondige overweging ondernam, een strenge handhaving der militaire tucht invoerde, in

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2