Baltenlaodsch Overzicht.
WEEZEN-VERPLEGING.
FRANKRIJK in het jaar 1888.
i*«h dot teleurgesteld in haar hoop hem te trouwen
eu trouwt nu in het belang ran haar zaak met haar
boekhouder, voor wien zij niets voelt, maar die haar
bemint en welk huwelijk haar aangeraden wordt in
een brief die haar man vfór zijn dood aan haar ge
schreven heeft en haai1 eerst thans in handen komt
Deze kluchtige oplossing wekte en terecht
niet weinig op de lachspieren van het publiek. Te
verwonderen is het, dat een ervaren tooneelman als
Faassen zijn toevlucht nam tot zoo'u gezocht einde.
Men herinnert zich dat indertijd de tooneeltroep
van den heer Nieuwenhuis Faassen'» Zwarte Oriet
^gestolen" heeft, door het onder 't spelen van het
Rotterdamsche gezelschap te laten opschrijven en het
daarna op te voeren.
In dit stuk nu laat Faassen een directeur met
bijna dezelfden naam optreden, die op de vraag
hoe hij aan zijn stukken komt ronduit bekent, dat
hij ze steelt. Daar eene rechterlijke vervolging tegen
Nieuwenhuis indertijd geen succes bad schijnt Faas
sen hem op deze wyze openly k aan de kaak te wil
len stellen.
In het derde bedrijf wordt den toeschouwer een
kijkje gegund achter de coulissen tijdens de opvoe
ring van Aballvnode groote bandietwaarin de
directeur de titelrol en zijn 50 jarige vrouw voor
de jonge Rosamunda speelt. Men ziet daar de
artisten vao het tooneel komen en maakt kennis
met het tragische lot van een hunner, den acteur
Roosmeyer, die 's morgens zijn vrouw door den
dood verloren heeft en 's avonds weêr op de planken
moet. Het was een aardig denkbeeld van den
schry ver om ons een blik te gunnen in het leven
vail een tooneeltroep van den 4n rang en het
bedrijf, daaraan gewijd, had dan ook meer succes dan
de overige.
Het spel der artisten was hoogst verdienstelijk.
Rosier Faassen was de tooneel-directeur, Mevr.
Faassen diens echtgenoote, Marie Vink vervulde de
onmogelijke rol van de Wed. Wellers, Tartaud die
van Frans, J. Haspels was do acteur Roosmeijer.
Paulina Beersmans Marie Tersteeg. De mismaakte
Charlotte, het bultje, was in handen van Anna Beu
kers. Zij kweet zich goed van haar taak en had
vooral in 't derde bedrijf zeer goede oogenblikken.
De zaal was flink bezet.
Yoor de waarneming der totale zonsverduistering
op den Nieuwjaarsdag waren op verschillende pun
ten der westelijke staten van Noord-Amerika groote
toebereidselen gemaakt. Thans zijn uitvoerige be
richten omtrekt deze observatiën ingezonden door
prof. Swift, directeur van het Warner-observatorium
te Nelson (Californië), door prof. Pickering, chef van
de *Harward zonsverduistering-expeditie", die te
Willow (Californië) gestationeerd was en door een
aantal waarnemers op andere plaatsen.
De duur der totale verduistering wordt opgegeven
118 seconden te zijn geweest. Do eerste aanraking
is te San-Francisco waargenomen te 12 u. 23 m., de
laatste te 3 u. 9 m. De corona was grooter en
onregelmatiger gevormd dan gewoonlijk, liep in stra
len en draden uit en strekte zich uit over eenen
afstand van tweemaal de middellijn der zon. Er
werden eenige protuberantiën waargenomen, waarvan
de beschrijving bij do verschillende waarnemers uit
eenloopt. De planeten Mars, Venus, Jupitqr en
Saturnus en een aantal vaste sterren waren zicht
baar, doch eene planeet tusschen de zon en Mor-
uit en verklaarde ten aanhoore van iedereen dat hij
het hem wol zou inpeperen. Het opvliegende karak
ter en de lichtzinnige levenswijze van den strooper
moesten dan ook doen vreezen, dat die bedrei
gingen werkelijk gemeend waren.
Mathieu, do jongste van de broeders, was een
schraal, droog, in zich zelf gekeerd man, die over
't algomeen stil zijn weg ging en weinig spraakzaam
was. Zij, dio hem meer van nabij kenden, noemden
hem een goede kerel, zacht van aard ,en wars van
twisten. Hij was meer geacht dan zyn broeder, die
als een deugniet bekend stond; was nooit, als deze,
gemengd geweest in dronkemansvechtpartijen en had
nog nimmer iets met de politie uitstaande gehad.
Zijn karakter bracht meer mede om heimelijk iemand
een poets te spelen of als hij het op iemand voor-
zipn had, zoolang te wachten tot de gelegenheid
gunstig was en dan hem onverhoeds te treffen. De
streken die hij uithaalde geschiedden op een grap
pige manier, zoodat zij die er getuige van waren,
daarom hartelyk moesten lachen. Het publiek ver
geeft gemakkelijk - hem, die het amuseert en half
goedkeurend zeide men dan//Dat is weêr een
streek van die guit Flauquart."
Na de dood van den heer Etendart was Mathieu
nog stiller geworden dan gewoonlijk en hield geheel
op met zijn aardighedeninwendig werd ook hij
door woede verteerd. De beide broeders geraakten
zelfs met elkander daarover in twist.
Pieter zeide//Gij zijt een flauwe durf-niet
f>
curius heeft men niet kunnen ontdekken. Op het
oogenblik van de grootste duisternis werd er een
heldere lichtkrans (halo) rondom de schijf der maan
met het bloote oog gezien de bergen der maan
zag men scherp tegen de zonneschijf afgetoekend.
Gedurende de verduistering werd eene daling van
den thermometer van 7 tot 11° waargenomen. Rood
gekleurde gasvormige opstijgingen werden door
eenige waarnemers op de zonneschijf gezien. Kr zijn
een aantal photographioën genomen. Te Winna-
mueca beweert men eene komeet nabij de zon op
gemerkt te hebben. Te Anaheim zegt een waarne
mer, die geen photographische afbeeldingen heeft
kunnen nemen, dat hij tusschen Mercurius en de
zon eene planeet gevonden heeft, doch de vijf pho-
togrammen welke op het observatorium te Wülow
by zonder voor dat doel genomen werden, bevestigen
die bewering niet.
Op Nieuwjaarsdag hobben de mayor van New-
York en de lord-mayor van Londen per Edison-
phonograaf elkander het compliment van den dag
gebracht.
Eerstgenoemde zeide//De mayor van New-York
brengt zijn hartelyken groet aan den lord-mayor
van Londen, en hoopt dat de handelsbetrekkingen,
die zoo lang en zoo voorspoedig tusschen beide ste
den bestaan hobben, nimmer zullen ophouden. Het
is thans duidelijk dat binnen eene eeuw de Engel-
sche taal gesproken zal worden door meer dan de
helft van de bewoners der beschaafde wereld. Lon
den en New-York zullen dan de twee oogen der
aarde zijn, het eene op het Ooster-, het andere op
het Wester-halfrond, door telegraafdraden en kabels
verbonden met alle deelon der wereld. Zelfs de
woorden en stemmen der menschen op iedere plek
zullen dan worden overgebracht door eene verbeterde
phonograaf en zullen door hen vernomen worden to
midden hunner dagelijksche werkzaamheden, zoodat
alsdan do dag zal aanbreken waarop alle menschen
voor' elkander zullen zijn als broeders van één gezin."
Het antwoord volgde terstond. //De lord-mayor
van Londen heeft met genoegen de phonograflscho
boodschap van gelukwensching van den mayor van
New-York ontvangen en beantwoordt met gelijke har
telijkheid de daarin uitgesproken vriendelijke ge
voelens. Hij hoopt ernstig dat de vriendschap, welke
zoo langen tyd bestaan heeft tusschen de beide
Engekch-sprekende volken, immer moge voortduren,
en dat de eenige mededinging welke zij elkander
aandoeu moge zijn in ,de ontwikkeling van het on
derwijs, do kunst, do wetenschap en de nijverheid,
met het gemeenschappelijk streven om het welzijn
en het geluk van de talrijke bevolking der Ver-
ennigde Staten en van het Britsche rijk te bevor-
deien. De lord-mayor heeft ongeveer zeven jaar
geleden eenige dagen te New-York doorgebracht,
hij is niet vergeten welk een rijkdom en voorspoed
deze groote stad destijds ten toon spreidde en hij
heeft vernomen dat deze sedert dien tijd nog weder
in verwonderlijke mate zijn toegenomen.
Op eën postkantoor werd eene kaart ontvangen,
ongezegeld, en luidendeAan mijn minnaar te X
van hare onbekende minnares te IJ. Als onbestel
baar figureerde de kaart tot vermaak van het publiek
voor het raam van het kantoor. //Harrejenne
roept plotseling eene stevige boerendeern onder de
toeschouwers, en zij spoedt zich daarop naar binnen,
Moet men zich een dergelijke gameene streek
maar kalm laten welgevallen? Indien gij slechts
half zooveel moed in je lijf had als ik, "dan
zouden wij dien vent zijn erfepis duur doen be
talen."
«Schreeuwen en bedreigingen uiten dient tot
niets," antwoordde Mathieu//laat mij maar met
rust. Indien men mij tot het uiterste drijft, dan
'zal ik wol weten te handelen."
Nadat de noodige wettelijke formaliteiten hadden
plaats* gehad berichtte de notaris op zekeren dag
aan den heer Camus dat hij zich ten zijnen kantore
kon vervoegen om zich in het bezit te stollen van
de erfenis. Den volgenden Zaterdag, zijnde markt
dag, deed hij dat en nam haar in ontvangst.
Tegen den avond zag men den boorakweeker van
het kantoor komen en het koffiehuis de Klok binnen
gaan op de Markt. Hy ging aan een leeg tafeltje
zitten en bestelde een glaasje cognac om zich bij
voorbaat wat te verwarmen tegen den mist, waarin
hij zou loopen als liy straks huiswaarts keerde.
Pieter Flauquart zat in datzolfde koffiehuis oen glas
bier te drinken druk in gesprok met de overige
bezoekers. Een hunrier, die veel op het kantoor
van den notaris te doen had, zeide toen hij den
heer Camus zag binnenkomen
"//Daar komt iemand binn n, die in zijne han
den mag wrijven van geluk Onlangs heb ik hem
ontmoet bij notaris Coquerol en papa Etendart schijnt
hem goed bedacht te hebben."
om haar beklag te doen over de met-verzending van
de kaart. Op de natuurlijke vraag, wie de geadres
seerde was, weigerde zij het antwoord, en op de
vraag, wie zij zelve was, luidde het antwoord „Daar
hebben de heeren niks niet mee van doen." Toen
haar daaröp werd te kennen gegeven dat de kaart
dan niet aan haren minnaar kon worden bozorgd,
begaf zij zioh naar den burgemeerter om zyn bijstand
in te roepen.
Dr. H. A. van der Menlen, uit Haastrecht, hield
Vrijdagavond de aangekondigde voordracht in de Afd.
«Gouda en omstreken» van den Nederl. Protestan
tenbond over het bovengenoemde onderwerp.
Spr. ving aan met het groote gewioht aan te
toonen van de vraag of het stelsel van weeaen-ver-
pleging, dat gewoonlijk nog gevolgd wordt, wel een
goed stelsel is. Zg, die ontkennen dat deze vraag
van het hoogste belang is, weten zeker niet, zeide
spr., dat er ongeveer 30.000 weezen in ons vader
land zijn, van wier opleiding voor de toekomst veel
afhangt voor ons land, terwijl voorts de meeste wee
zen kinderen z|jn van nijvere werklieden, op wie het
zeker hoogst verkeerd werkt als zij zien dat het
met hunne opvoeding zoo nauw niet genomen wordt.
Spr. sloeg daarop een. blik op de geschiedenis der
weezen-verpleging. Hoewel van do vroegste tjjden
af bij Romeinen en Grieken vondelingen en verlaten
kinderen ook werden verpleegd, mag toch de eigen
lijke weezen-verpleging eerst geacht worden te datee
ren van de 16" eeuw. Ons vaderland was niet
alleen een van de eerste die daarvoor gestichten
oprichtte, maar deed dit op eene wjjze, die andere
landen ten voorbeeld strekte. Toch lieten zij veel
te wonsohen over, de inlichting was zeer gebrekkig.
Daarin kwam niet spoedig verbetering, zoodat zelfs
nog in het laatst der vorige eeuw een weezen-ver
pleging aan de orde van den dag was, die in onze
oogen hoogst verkeord moet zijn.< Spr. schetste ons
daarop de drieërlei stelsels van weezen-verpleging in
die dagende uitbesteding van weezen, de verzor
ging in gemengde gestichten en die in eigenlijke
weeshuizen.
De uitbesteding van toeezen. Op den 2' Paasch-
of Pinksterdag had in de voornaamste herberg van
stad of dorp die uitbesteding plaats ten overstaan
van een notaris. Aan den eenen kant stonden de
ouden van dagen, behebt mot allerlei kwalen en
ziekten, aan de andere zijde de weozen, terwijl de
armvoogden ook present waren en de omroeper,
tevens afslager, de verschillende exemplaren een
voor een veilde. Hij die een wees voor de minste
som wilde in huis nemen kreeg hem, zoodat er van
gehaald moest worden wat er van te halen was en
het lot van zoo'n ongelukkig kind diep rampzalig was.
Verzorging in een gemengd gesticht. Daar werden
de weezen tegelijk met ouden van dagen, zieken,
idioten en menschen van erkend slecht levensgedrag
verpleegd, van wien z|j natuurljjk veel kwaads leer
den en reeds zeer jong diep bedorven werden.
Verpleging in eigenlijke weeshuizen. Dat ook deze
niet aan billgke eischcn voldeed toonde spr. ons
door ons in een weeshuis van die dagen rond te
leiden. De weesvader was gewoonlijk iemand, ten
eenonmale ongeschikt voor die taak. Wie tot die
betrekking werden geroepen? Oude zeelui of de
een of andere gewezen barbier, diamantslijper of
Over het gelaat van Pieter zag men plotseling
een sombere wolk heentrekken en met vertoornden
blik keek h|j zijn neef aan. Zonder een oogenblik
de oogen van hem af te wenden onthaalde hij
daarop zijne toehoorders op een reeks van beleedi-
gende hatelijkheden en grove personaliteiten quasi
tot een derde gericht, maar in werkelijkheid aan het
adres van iemand, die natuurlijk niet ver te zoeken
was. In den aanvang deed Camus of hg er niets
van hoorde of althans niet begreep 4at het op hem
gemunt was, doch ten slotte kon h|j zich niet
langer beheerschen en riep op luiden toon uit
«J|j ben een ploert."
Flauquart wachtte slechts op. eene dergelijke uit
lating, waar het hem om te doen was. Met één
sprong stond hij vlak voor het tafeltje van den
heer Camus en braakte opnieuw allerlei beloedigende
taal tegen hem uit, blijkbaar verheugd dat hij einde
lijk zijn hart eens kon luchten. Toen zijn neef, die
niet 1 stevig gebouwd was en er op het oog vrg min
uitzag, aanstalten maakte om zijn stok op te hellen,
wierp Pieter zich op hem en omklemd» met zijn
eene vuist zijn hals, terw|jl hij met de andere hand
een karaf pakte en z|jn vijand daarmede een ge-
duchten slag op het hoofd gaf. B|j de worsteling,
die volgde viel de stoel om, de tafel en alles wat
daarop stond.
Wordt vervolgd.)
politie-agent Op geschiktheid werd weinig gelet,
van o/voeding der kinderen was geen sprake. Des
Zondags gingen z|j tweemaal ter kerke en moesten
behalve de dagel|jksche bijbel-lezing nog een extra
godsdienstoefening houden met den catechiseermeester.
Zeer strenge, ondoelmatige en zelfs voor kleine ver
grijpen wreede straffen werden opgelegd. Over 't alge
meen was de verzorging treurig. De regenten-kamers
bestonden uit ruime lokalen en de weezen sliepen
vaak in nauwe vertrekken, dicht op elkander gepakt.
Groote sommen werden vaak uitgegeven om door
kunstenaars van naam de portretten der regenten te
doen vervaardigen en op de voeding der kinderen
werd beknibbeld. Een batig saldo op de rekening
te kr|jgen was veelal het ideaal van regenten 1
Goddank in dien treurigen toestand is veel verbe
tering gekomen, zeide spr., en toch is het nog niet
lang geleden dat b.v. in Koord- en Zuid Bevelacd
de weezeu op dezelfde w|jze werden uitbesteed als
boven is vermeld. Spr. deelde daarop uit eigen
ervaring staaltjes mede van treurige weezen-verzor
ging. In Veendam bestond b.v. een gesticht waar
weezen, armen en ziekpn tezamen verpleegd werden,
en toen dit daar door hem werd afgekeurd, verwon
derde men zich daarover.
Spr. gewaagde ten slotte van den tegenwoordigen
toestand, keurde de weezen-verpleging in gestichten
af en beval aar. de verpleging in het huisgezin. En
wel om de volgende redenen.
De weezen-verpleging in een gesticht verdient
vooreerst afkeuring uit een gezondheids-oogpunt.
Autoriteiten op medisch gebied achten het een uit
gemaakte waarheid dat samenwoning van zoovulen
verkeerd workt op de gezondheid èn in Frankrijk
èn in Engeland is b.v. duidelgk gebleken dat bij
soldaten de sterfte voel grooter was dan bjj de
burgerij, alleen tengevolge der ltaserneering. Is dat
bjj volwassenon reeds het geval, hoeveel te meer bij
kinderen 1 Doch de voornaamste reden waarom de
verpleging in een gesticht afkeuring verdient is
dat er van opvoeding der mezen geen sprake kan zijn/
Het is ten eenenmale onmogelijk, zeide spr. om
zoo'n groot aantal kinderen tegeljjk op te voeden.
Een eerste vereischte daartoe is wel te letten op
de bijzondere neigingen, den eigenaardigen aanleg
ten goede en ten kwade van ieder kind in het
bijzonder en daarop kan nu eenmaal, waar er zoo-
velen zjjn, niet worden gelet. Er moet in zoo'n
gesticht vóór alles tucht heerschen en zekere ge
strengheid en allen worden over één kam gescheerd,
naar één model gevormd. Men heeft zich wel eens
geërgerd, zeide spr., dat de kinderen uit een ge
sticht allen geljjk gekleed zijn soms in een
kleeding, die aan een narrenpak doet denken
maar waar van hunne opleiding sprake is, bestaat
er een vloek van uniformiteit, die vrjj wat erger is
dan die van rok of buis 1
Spr. verklaarde zich dus een voorstander van ver
pleging in het huisgezin. Alleen in een gezin kan
de aanleg van een kind tot ontwikkeling komen.
Maar moeten de weezen dan worden uitbesteed In
zekeren zinja, maar niet aan hem, die ze voor de
minste som bg zich aan huis wil nemen en in geen
geval aan bedeelden of armlastigen, wat niet zelden
gebeurt. Men moet ze geven aan gezinnen, waar zij
een werkelijk «t'huis» hebbenbjj eenvoudige, fat
soenlijke lieden, die hart voor hen hebben en ze
niet nemen om wat aan hen te verdienen.
In een burgergezin leeren zjj de waarde van den
tijd, van het geld en van den arbeid beter kennen
dan in een gesticht, waar zjj den winter-voorraad
levensmiddelen zonder moeite zien binnendragen,
waar steeds hun eten precies op de minuut klaar
staat en waar zjj niets merken van dien strijd om het
bestaan, die jonge menschen moeten leeren kennen
om eenmaal zelf daarin moedig stand to houden 1
Spr. ontkende niet dat het, althans vooreerst,
moeiljjk zou zjjn goede huisgezinnen te vindon waar
men niet om het voordeel weezen opnam, maar als
de overtuiging meer en meer veld won, dat die ver
pleging do beste was zoude er door den tijd een
voldoend aantal personen bereid worden bevonden
weezen tot zich te nemen. Nu reeds waren er
verscheidene lieden zonder kinderen, die ze gratis of
voor do helft van den gewonen prijs namen en dat
aantal zou ongetwijfeld toenemen. In het buiten
land had de ervaring duidelijk ten gunste van de
verpleging in het huisgezin gesproken met name
te Berlgn en te Leipzig zeer luide! Toen spr.
aan een zijner vrienden, die vr|j pessimistisch ge
stemd was, zijn voornemen te kennen gaf in ver
schillende gemeenten de verpleging van toeezen in het
autsgeztn te gaan aanbevelen, vroeg deze «Stelt
gg u nogal wat voor van uw spreken Ziet gij
reeds m uwe verbeelding alle weeshuizen in zieken-
gestichten veranderd en in alle gezinnen weezen
opgenomen?» terwijl de vrager blijkbaar weinig
vertrouwen stelde in spr.'s succes. Daarop had
spr. te kennen gegeven dat als hij slechts één tegen
stander van het door hem aanbevolen stelsel tot
«en voorstander had bekeerd of oqk slechts dén
weeskind een beter lot had beleid, hjj zich voldoende
beloond zou achten voor zjjn moeite.
De voordracht werd met veel belangstelling aan
gehoord.
De koning van België laat geene gelegenheid voor
bijgaan om een woord te spreken over de invoering
van den algemeenen weerplicht. Toen burgemees
ter Buis van Brussel in zijne toespraak op Nieuw
jaarsdag de noodzakelijkheid van dèn algemeenen,
persoonlijken dienstplicht deed uitkomen, antwoordde
de koning: Dat zjjn voortreffelijke woordenook
hij kon en wilde niet gelooven, dat de Belgen, die
in het jaar 1830 zich vereenigd en hun onafhanke
lijkheid stoutmoedig bevochten hebben, zoo verbas
terd zijn, dat zij zich zouden onttrekken aan den
plicht om het vaderland, eigen huis en haard te
verdedigen. De president-minister Beërnaert en zijn
collega's, die, getrouw aan de b|j de verkiezingen
afgelegde beloften, zich met alle middelen verzetten
tegen de invoering van den algemeenen weerplicht,
kouden bij deze woorden des konings hunne verwar
ring en verlegenheid nauwelijks verbergen. Een
Brusselsch correspondent meldt, dat de Koning ver
der heeft verklaard, dat kg de kamers zal ontbinden
en een beroep op het land doen zal, ingeval de ka
mers tot de orde van den dag overgaan met betrek
king tot het voorstel d'Oultremont (invoering van den
persoonlijken dienst). Desniettemin zetten de cleri-
calen de agitatie tegen de legerhervormiug ijverig
voort. f
Het groote nieuws van den dag in Duitschland is
de invrijheidstelling van Prof. Geffcken, die beschul
digd was van staatsgeheimen gepubliceerd te hebben
door de uitgave van Keizer Frederiks dagboek. Na
langdurig onderzoek en eene preventieve hechtenis
van 99 dagen is de vervolging gestaakt op bevel
van het rijksgerechtshof te Leipzig en Geffcken on
middellijk in vrjjheid gesteld. Dit met zooveel ver
toon opgezet en zoo jammerlijk mislukt proces zal
een teeken des tijds blijven ter kenschetsing van Bis
marck's politiek.
Men kent het standje tusschen de «Kölnische
Zeit." en den Engelschen ambassadeur te Petersburg,
sir Bobert Morier over het verstrekken van tijding
aan Bazaine in 1870. Morier heeft eindelijk geant
woord op de beschuldiging en deelde aan de Engelsche
bladen de briefwisseling mede, welke hij over die
zaak had met graaf Herbert Bismark als Staats
secretaris van Buitenlandsche Zaken.
Morier schreef aan Bismarck, dat de beschuldi
ging van de «Kölnische" niets dan vuige laster
was en h|j zond ten bewgze daarvan afschrift van
een brief van Bazaine dd. 8 Augustus 1888, waarin
deze de bewering der «Köln. Ztg. ten stelligste
tegenspreekt en verzekert dat hjj in 1870, bevel
voerende over Metz, met sir Bobert Morier te
eenenmale onbokend was, terwijl de maarschalk de
hem in de «Köln. Ztg." toegedichte woorden uit
drukkelijk loochent Op grond hiervan verzocht sir
Bobert Morier bjj schrijven van 19 December jl.
graaf Herbert Bismarck de schandelijke lasteringen
der «Köln. Ztg." door de «Nordd. Allg. Zeitung»
te doen tegenspreken. Don 25 December antwoordde
graaf Bismarck den ambassadeur met een stroef
briefje, waarin hjj zeide«Noch de toon, noch de
inhoud van uw schrijven veroorloven mij uw zonder
ling verzoek in te willigen en tegenover de Duit-
sche dagbladpers de houding te laten varen, welke
mij door mjjn ambtelijke stelling voorgeschreven
wordt." Op 31 Dec. schreef Morier weder aan
graaf Bismarck dat hjj alsnu verplicht was de
bedoelde stukken aan de Engelsche bladen te zenden,
dewjjl de Minister geweigerd had hem genoegdoe
ning te verschaffen door openbare of bijzondere lo
genstraffing van deze afschuwelijke lastertaal, achter
welke de openbare meening in Duitschland ambtelijke
inblazingen zocht. De ambassadeur verklaart ten
slotte dat hjj op verdere aanvallen der «Kpln. Ztg.»
of van soortgelijke bladen geen acht meer zal slaan.
De Engelsche bladen keuren 't af, dat Morier zoo
hoftig bjj Bismarck aanklopte maar keuren evenzeer
het niet overbeleefde antwoord van Bismatck af, tor-
wijl zij tevens verklaren, dat Morier zich door het
overleggen van den brief van Bazaine van 8 Aug.
11. volkomen gerechtvaardigd heeft.
Hot manifest van generaal Boulanger voor de
verkiezing van 27 Januari wordt door de meeste
republikeinsohe bladen te Parjjs op zeer heftigen
toon besproken. In hoofdzaak komen alle beschou
wingen neer op hetgeon de XlXe Siècle aldus uit
drukt „Er is geen verandering gekomen in den
toestand, slechts is er een manifest meer."
Terwjjl Boulangers 's aanhangers reeds lang zeer
ijverig in de weer zjjn, zoeken de republikeinen nog
steeds naar een candidaat. In dit opzioht is men
nog niet verder gevorderd, dan dat nu eindelijk is
astgesteld, dat gisteren het republikeinsche congres
te Parjjs zou worden bijeengeroepen. Tot bjjwoning
dezerbijeenkomst zjjn alle invloedrijke republikeinen
uit het departement der Seine uitgenoodigd, Als de
meest bevoorrechte candidaat wordt nu genoemd de
heer Jacques, de voorzitter der provinciale staten in
het departement.
Te Weenen betooneu de bladen groote tevreden
heid over het einde der crisis in Servië. Dat
koning Milan ten slotte de bovenhand heeft behou
den, weegt bij hen wel op tegen het minder aan
gename van een radicaal ministerie, hetwelk nn
weldra |e wachten is.
Indien de Daily Netos goed is ingelicht, is het
toegeven der radicalen hoofdzakelijk te danken aan
den Bussischen gezant Persiani. De vertegenwoor
diger van den czaar te Belgrado heeft de leiders der
radicale partij aangeraden den' boog niet te sterk
te spannen en zich tevreden te stellen met de voor-
deeleu, welke de nieuwe grondwet en het vormen
van een Kabinet hun reeds zouden verschaffen.
Het jaar 1888 is voor de republiek in Frankrijk
niet gunstig geweest. De republikeinsche geest is
achteruitgegaan, de offervaardige burgerzin, de geest
drift voor de vrijheid hebben geleder, ontevredenheid
met de bestaande instelliugen heeft zich geopenbaard,
waarop maar al te spoedig.het verlangen naar andere,
om 't even welke verhoudingen gevolgd is. Van
dezen ziekelijken toestand der republiek, deze onbe
redeneerde zucht naar verandering hebben, natuurlijk
dadelijk de vijanden der republiek gebruik gemaakt
en daaruit is de vereering van den held Boulanger
voortgekomen, welke steeds meer op den voorgrond
treedt.
De op het einde van 1887 verkozen nieuwe presi
dent der republiek had de groote fout begaan, de
kamer, die zoodanig is samengesteld dat ze tot nut
tigen, productie ven arbeid onbekwaam was, niet te
ontbinden. Toen de heer Sadi-Carnot net Elysée
betrok, ware het natuurlijk geweest, indien bij met
een nieuw krachtig kabinet tegelijk een nieuw be
roep op het land gedaan had, met het doel zijne
ministers en zich zeiven te orienteeren. flij deed
noch het een, noch het ander. In plaats van een
krachtig, doortastend kabinet koos hij een kleurloos,
zwak ministerieTirard en in plaats van aan het
land eene nieuwe kamer, die werken kon, te vragen,
liet hy den treurigen toestand der oude kamer be
staan, hetwelk ten gevolge had dat het wetgevend
element in den staat zich eerst belachelijk, ten
slotte helaaszich verachtelyk maakte.
Het kabinetTirard bleef gedurende de drie
maanden van zijn bestaan voortdurend dn zijn onze-
keren toestand en viel ten slotte over een voorstel
tot herziening der grondwet, afkomstig van de uiter
ste linkerzyde, ten einde plaats te maken vooreen
kabinet Floquet, waarin een gedeelte des lands het ge
neesmiddel meende gevonden te hebben vbor alle
kwalen der republiek. Dit nieuwe kabinet stond
onmiddellijk voor de quaestie-Boulanger, welke reeds
onder het vorige kabinet was opgerezen. De ge
neraal was, naar hij beweerde, tegen zijn wil, gelijk
echter later bleek, zeer met zijn toedoen, in het
departement der Loire bij eene aanvullingsverkiezing
candidaat gesteld voor de Kamer en had een aan
zienlijk getal stemmen verkregen. Het kabinet
Tirard, dat ingelicht was omtrent de woelingeu Yan
Boulanger gevoelde zich niet gerust, beval hem zijn
standplaats niet te verlaten en zette hem af, toen hij
desniottemin te Parys kwam en de eene daad van
indiscipline stapelde op de andere. Toen het kabi
net Floquet aan het roer kwam, was Boulanger reeds
in het dep. Aisne verkozen en trad hij als can
didaat op in het dep. du Nord. Dadelyk nam het
kabinet beslist stelling tegenover den generaal en
bewerkte daardoor in de Kamer eene concentratie
der republikeinsche elementen, te meer daar de
quaestie der herziening, waartegen de opportunisten
en het linkercentrum zich verklaard hadden, eerst
dan op het tapijt zou komen, als duidelijk in 't oog
viel, dat de regeering niet gehoorzaamde aan de
wenkon der Boulangisten, dio de drie volgende ei-
schen gesteld hadden als programontbinding der
Kamer, grondwetsherziening, constitueerende verga
dering.
Het kabinet Floquet had eene eigenaardige
nieuwigheid een burger persoon als minister van
oorlog, namelyk de heer Freycinet. Hoewel in den
beginne het leger en een deel des lands weinig in
genomen was met dezen //pékin" als chef der leger
ad ministratie, bleek toch weldra, dat het stille, on
merkbare werken der //witte muis" zooals Frey
cinet spottenderwyze genoemd wordt die met
groote beweoglijkheid nu eens in het Oosten, dan
in het Zuiden was en overal, door bekwame vak
mannen vergezeld, dagelijks inspectiën hield, alle
beslissende proefnemingen bijwoonde, nooit iets over
haast en zonder grondige overweging ondernam, een
strenge handhaving der militaire tucht invoerde, in