Buitenlandscb Overzicht.
Brieven uit de Hoofdstad.
BRIEVER UIT ROTTERDAM.
ui.
door het toevoegen van allerlei heterogene bestand-
deelen als stroop, suiker, meel, enz. aan hun product.
In de noot op bladz. 2 van het verslag der Land-
bouwcommissie wordt dan ook vermeld dat beste
Friesche boter op de Londensche markt voor in
férieure qualiteit geldt; dat dit niet aan bijvoeging
van margarineboior was te wigten, bleek volgens som
migen ook daaruit, dat die noteeriug na de invoering
der Engelsche margarinewet geene verandering heeft
ondergaan. Daarentegen wordt, naar men meende,
de thans in ons land naar de Deensche methode
bereide factory-butter te Londen hooger genoteerd
dan eenige andere boter. En voor zoover thans wordt
geknoeid door verkoop van met kunstboter vermengde
echte boter, waren het niet de fabrikanten van
kunstboter, maar wederom de producenten van en
handelaren in natuurboter, die zich daaraan voor
namelijk schuldig maken.
Werd dus de achteruitgang van dezen tak van
zuivelnijverheid veelal aan verkeerde oorzaken toe
geschreven, daarmede ging een streven gepaard om
de kunatboterindustrie in de schatting van het pu
bliek te declineeren. Daarom wenschten deze leden
de aandacht te vestigen op het hooge belang dezer
industrie, ook voor den landbouw, in zoo verre zy
eene zeer groote hoeveelheid melk verwerkt. Die
hoeveelheid wordt in de noot op bladz. 2 van het
verslag der Landbouwcommissie op 2*0 a 25 raillioen
liter 'sjaars geschat.
Het product dezer industrie, de margarineboter,
is gelijk èn door de Regeering èn door de Land-
bouwcommissie is erkend, een gezond en deugdelijk
voedingsmiddel, hetwelk van groote waarde is voor
de vele personen, die de middelen missen om zich
goede natuurboter aan te schaffen. Het verdient
de voorkeur boven slechte natuurboter en men mag
dan ook zeggen dat de uitvinding der margarine-
boter voor de minder bemiddelde klassen der maat
schappij inderdaad eene weldaad is geweest.
Tegen de voorgestelde bepalingen werden ver
schillende bedenkingen geopperd.
De Voorloopige synode der Ned. Geref. Kerken
werd Donderdag te Utrecht geopend. In deze zitting
werd tot tweedon scriba dr. Wagenaar gekozen. De
ingekomen stukken zullen in handen van verschil
lende commissiën van advies worden gesteld. Daarna
brengen Deputaten in zake de hereeniging hun rap
port uit, waarbij gevoegd is eene concept-acte van
ineensmelting, met bijlagen, gelijkluidend met die,
welke aan de Synode der Chr. Geref. te Kampen door
hare Deputaten is ingediend. De prealabele quaestie
over de handelwijze der Deputaten na de bekende
Asser-besluiten, wordt eenparig in dien zin beant
woord, dat de Voorl. Synode de gedane stappen
onder dankbetuiging goedkeurt en het concept in be
handeling neemt. De wijze, waarop dit concept tot
stand kwam en zijn inhoud wordt toegelicht.
Na ernstige beraadslaging wordt het concept een
parig aangenomen.
In de tweede zitting werd rapport uitgebracht over
een verzoek tot splitsing der kerk te Stad- en Ambt-
Vollenbove, strekkende om dit verzoek, althans nu,
af te slaan, overeenkomstig het besluit der classis.
Er wordt besloten, de classis bericht te zenden van
't ingekomen verzoek, onder verwijzing naar het te
dien aanzien in de zomerzittingen bepaalde en de
verzoekers naar hunne classis te verwijzen, als waar
hun bezwaar tegen het genomen besluit ter tafel be
hoort te komen.
lachen, want Clara had du Barry niet gezien sedert
zij dertien jaar was, en dat was zoVen jaar geleden.
Doch daar zat het kwaad juist. Ware hij persoon
lijk tegenwoordig geweest, dan zou Castleton eeno
gelijke kans gehad hebben. Maar hij was afwezig
romanesk afwezig. Ik weet wat gij zeggen zult:
„Uit het oog, uit het hart." Maar het hart kwam
er niet by te pas. Dat zal ik zeggen, eer ik
verder ga. Het was alleen maar sentimentaliteit,
het moeielijkste wat een meisje uit het hoofd is te
verdrijven, omdat het iets van haar eigen maaksel is,
eigenlijk een gedeelte van haar zelve. Zoo
kwam het, dat du Barry in hare verbeelding
woonde. Men weet hoeveel bekoorlijks de ver
beelding verleent aan alles, wat in de verte is,
wat veraf is, is haar het liefst, zy geeft er,hoogte
en breedte, en diepte en oneindige waarde aan.
Du Barry was in de oude wereld, aan den Rijn,
over do Po, aan gene zyde van den Donau geweest;
hij had den oorsprong van den Nijl opgespoord;
hy had Siberië doortrokken en kennis gemaakt
met de nomadische Tartaren en Vuurlanders. Nu
eens had hy een torenkamertje in oen middel-
eeuwsch kasteel bewoond, dan weer had hij in
een oude universiteit zijn geest verrijkt met de
sedert eeuwen opgezaaide schatten van wijsheid en
geleerdheid. Ja, waar wa9 hij in Clara's verbeelding
niet al geweest? Overal, waar zy, in hare opge
wondenheid, zelve heen zou gaan, als zy een man
was, zond zij du Barry heen.
Voorts brengt de commissie een gewijzigd rapport
in, houdende een voorloopige regeling van hetprae-
paratoir examen, zoowel voor cand. aan de Vrye
Univ. als voor anderen. Na uitvoerige discussiën
wordt zulk eene regeling vastgesteld, waarby werdt
bepaald, dat na 1 Juli in geen geval een candidaat
beroepbaar zal zijn, die niet het praeparatoir examen
heeft afgelegd.
Nog wordt besloten, dat in Friesland voortaan drie
classes zullen zijn: de classe Dokkum, die van Fra-
neker en de gecombineerde classe Leeuwarden, Sneek
en Heereveen. Naar aanleiding van het oordeel der
classis Leiden, Gouda en den Haag over haar split
sing, wordt besloten haar te machtigen tot splitsing
in dier voege, dat de classis Leiden afzonderlijk zij
en Gouda en Den Haag gecombineerd blijven.
Eigenaardig was de zaak die dezer dagen aan de aan
dacht van den Hoogen Raad werd onderworpen.
Het gold namelijk eene quaestie die nog nooit
voorgekomen was, en die ooknimmer meer
voorkomen zal. Een unicum in de annalen onzer
rechtspleging.
Zekere heer N. had twist met zijn kleermaker
over het betalen van een pak.
De kleermaker vervoegde zich bij een mijnheer
A., die er zijn werk van maakt om voor anderen
schulden te innen, en deze publiceerde devQrdering
tegen den wanbetaler. De laatste voelde zich daar
door beleedigd en stelde tegen A. bij de rechtbank
te Amsterdam eene civiele vordering in tot schade
vergoeding van 10.000 wegens beleediging. De
rechtbank echter wees die vordering af, maar in
appèl werd aan N. door het Hof eene schadvergoe-
ding van f 500 toegekend.
Tot dusverre was er niets bijzonders aan de zaak
te bespeuren, toch liad reeds de gebeurtenis plaats
gegrepen, die aanleiding gaf tot de thans gehouden
pleidooien.
De heer mr. T., advocaat van N., had zich in
eene der voor de rechtbank gewisselde conclusies
eene uitdrukking veroorloofd, die A. op zijne beurt
beleedigend achtte voor zijne eer en goeden naam,
en deze nu vroeg in eene daarop volgende conclusie
in de hangende rechtszaak, dat het der rechtbank
behagen mocht, met het oog op art. 877 van de
Code Pénalom mr. T. te veroordeelen aan hem te
betalen de som van 10.000.
Rechtbank en Hof beiden wezen deze vordering
af, en A. nu, zich neerleggende bij 'sHofs beslis
sing voor zoover deze betrof de bemaling door hem
aan N. van &00, véorzag zich In cassatie van
hetzelfde arrest, voor zoover dit zijne vordering tegen
mr. T. betrof.
Er was dus beslist bij een en hetzelfde arrest over
twee zaken die onderling volstrekt niets uitstaande
hadden. Mr. Patyn, optredende voor den eischer in
cassatie, meende dat men hier te doen had meteen
rechtsgeding, waarin het O. M. behoorde te worden
gehoord, wat niet is geschied bij het Hof, en dat
dus in de eerste plaats op grond, van dit verzuim
en vervolgens wegens schending en verkeerde toe
passing van art. 377 Code Pénal jo, artikel 1408,
het bestreden arrest behoorde te worden gecasseerd.
Pleiter zette in den breede uiteen de historische en juri
dische gronden waarop zijne meening in deze berustte.
Mr. Vlielander Hein, optredende voor gedaagde,
noemde de geheele zaak een storm in een glas water.
A., de eischer ten deze, stond het principe van
moreele pressie voor, en hield er eene zoogenaamde
zwarte lijst op na. Dit nu laat niet iedereen zich
welgevallen, o. a. de heer N. niet. Maar daarom
was er ook een rechtsgeding tusschen N. en A.
ontstaan waarin het Hof arresi had gewezen. Het
was nooit een geding tegen mr. T. geweest. Tusschen
dezen en A. was geen arrest gewezen, ergo was
party niet ontvankelyk in cassatie. Pleiter had bo
vendien zijn ouden vriend Chaveau, dien hy reeds
in gezelschap van den Code Pénal wel geconser
veerd had weggeborgen, weer eens voor den dag
gehaald, en deze gaf hem gelyk, waar hij beweerde
dat de rechter sua sponte art. 377 C. P. kan toe
passen. Er was geen civiel geding, geen strafrech
telijk geding; er was geen geding hoegenaamd.
Do eerste rechter, die het artikel niet had willen
toepassen, had daar volkomen het recht toe, maar
moest daarom zich op de vordering incompetent
hebben verklaard.
Na re- en dupliek werd bepaald dat het O. M.
zal concludeeren Donderdag over 8 dagen.
Verschillende Parijsche correspondenten beweren,
dat de kansen voor Boulanger dalende zijn. Natuur
lijk is het moeilijk een dergelijke bewering, een
week voor de verkiezing, te bewijzen, maar bet is
een feit, dat de algemeene opinie te Parija op het
oogenblik tegen den generaal is. Intusscben veel kan
er nog veranderen, vooral bij een zoo beweeglijk
volk als de l'arijzonaars, die veelal afgaan op den
indruk van het oogenblik.
Een der laatste kiesmanoeuvers is een brief in de
XlXe Siècle waarin beweerd wordt, dat Boulanger
zijn geld verkrijgt voor een deel van Christophle,
den directeur van het Crédit foncier, maar voorna
melijk van itoiami Bonaparte, den,schoonzoon van
de pachteres der speelbank Monaco. Prins Napoleon
zou zijn neef hebben overtuigd, dat het streven van
Boulanger naar eene volksstemming niet anders dan
gunstig kan zijn voor de Bonaparte's en dat dus
deze geldbelegging voordeelig is. Bedoeld schrijven
bohelst ook de mededeeling, dat verscheiden Parijsche
bladen door de speelbank te Monaco financieel ge
steund worden, op voorwaarde van geen strijd te
voeren tegen deze onderneming. Figaro zou 60,000,
bet Petit Journal 26,000, de Débat» 8000, zelis de
Temps 12,000 franken ontvangen. Deze onthullingen
tndens eeno verkiezing zien er echter zeer verdacht
uit.
In Pruisen ziet men met belangstelling te gemoet
wie door keizer Wilhelm, in plaats van den heer
Friedberg, tot minister van justitie zal benoemd
worden. Zelfs de nalioiiaal-liberalen, die den linker
vleugel der regeeriiigiparty uitmaken, zijn er niet
gerust over, en uiten de vrees dat de benoeming
van den nienwen minister weer een nieuwe stap naar
de rechterzijde zal wezen, hetwelk ook door ben
niet wordt gewenscht.
Een van de hoofdorganen dezer partij, de National
Zeitung, stelt daarom op den voorgrond, dat de hoer
Friedberg steeds een gematigd man is geweest en
nimmer iets van het uiterste oonservatie wilde weten.
Trouwens zijn vriendschap met keizer Frederik sloot
dit van zelf uit. Hel nationoal-liberale blad hoopt
daarom, dat met deze verhouding rekening worde
gehouden en een minister van justitie benoemd
worde, dio de openbare meening in dit opzicht zal
goruststollen.
Tan den anderen kant was Castleton persoonlijk
tegenwoordig, als een gewoon sterveling, die op alie-
daagsche zaken lette, die met gewone menschen
in aanraking kwam, die met het stof van bet dage-
lijksch leven bedekt was. Daar meest een einde
aan komen „Alf" is werkelijk in levenden lijve aan
boord van een gewoon stoomschip. Hij moet ten
aanzien van iedereen aan wal stappen. Dit is voor
zeker ten gunste van Castleton. Maar ik goloof
dat deze juist andersom gerekend beeft. Ik twijfel
niet of hy is bevreesd voor de nadering van zijn
medeminnaar. Die dwaas! Hij weet niet war wij
weten, wat ik u zooeven gezegd heb, maar redeneert
dat, als Alf op zulk een afstand reeds geducht is,
zonder, rechtstroekschen omgang of invloed, wat hij
dan niet wel moet zijn als het voordeel van dage-
lijkseh verkeer er nog bijkomt? Ja, wat Dat is
juist de vraag. Kortom, Castleton vreest de terug
komst van du Barry, en dio knappe jonge advocaat
wordt ongerust en flauwhartig.
Ik bespeur dat ik vertrouwelijker met den lezer
word dan aanvankelijk mijne bedoeling was. Ik was
voornemens de zaken zeer verwikkeld te laten
worden en ze van lieverlede te ontknoopen, als
de geschiedenis ten einde loopt. Maar intrigue en
geheimzinnigheid zijn mijn fort niet. Ik bemerk dat
ik reeds in bet begin een draad ontward heb, die
in behendige banden een ontwikkelde knoop had
kunnen worden, geheimzinnig genoeg om mijn ver
haal tot een der boeiendste romans te maken.
«En gij zjjt voornemens naar het aohip te gaan?»
vroeg Castleton, met eenige verbazing.
//Zeker," antwoordde Clara; „ziet gjj niet dat ik
gereed ben Dit had hij niet opgemerkt, of mis
schien dacht hij dat Clara pas van eene wandeling
thuis was gekomen.
„Het zal, vrees ik, reeds geheel donker zijn,"
zeide hij, „voordat do passagiers aan land kunnen
stappen, en
„Is 't niet belachelijk, mijnheer Castleton," riep
een elegant meisje uit, dat ongemerkt binnenge
komen was en nu vooruit trad om hem te be
groeten; „is 't niet belachelijk dat Clara zooveel
beweging over dat stoomschip maakt?»
„Gaat gij er dan niet naar zien?" vroeg Castleton,
wien hare aanmerking niet ongevallig was.
„Ik!" zeide de jonge dame op spottenden toon.
„Dat kunt gij begrijpen! Alf komt meer dan half
bedorven terug, dat weet ik; en ik wil het mijne
er niot toe bijbrengen om hem geheel en al te
bedervon. Juist hot tegendeel, dat verzeker ik u.»
„Zijt gij nu niet een weinig gestreng?» zeide
Castleton.
„Dat geloof ik niet. Om de waarheid te zeggen,
heb ik het Alf altijd kwalijk genomen dat hij zijn
land afvallig is geworden.»
Wordt vervolgd.)
Algemeen gelooft men dat het ontslag van den
minister in verband moet gebracht worden met de
openbaarmaking der akte van beschuldiging tegen
professor Geffcken. Van officieuze zijde wordt dit
echter tegengesproken, daar de heer Friedberg
wegens zijn hoogen leeftyd reeds lang voornemens
was heen te gaan.
Het Oost-afrikaansohe wetsontwerp is bij den
Bondsraad ingekomen. Het is zeer kort. Art. 1 luidt:
„Voor maatregelen tot onderdrukking van den slaven
handel en tol besoherming van de Duitsche belangen
in Oost-Afrika wordt een som van hoogstens
2.000.000 M. ter beschikking gesteld." Art. 2 be
paalt de uitvoering van de maatregelen door een
Rijkscommissaris, terwijl art. 3 den Rijkskanselier
machtigt de middelen tit de schatkist te nemen.
Ook in de Memorie van Toelichting worden geen
byzonderhedon aangegeven; zij is even kort als het
ontwerp zelf. Het zal dns aankomen op mondelinge
meedoelingen. De slavenhandel komt de Duitsche
koloniale politiek zeer te stade, inderdaad, een
prachtige vlag.
De laatste berichten uit Zanzibar hebben intusschen
te Berlijn een pijnlijken indruk gemaakt. Twee
noderzettingeu van Duitsche zendelingen, den vlak bij
Dar-es-Salam, een andere in het niet ver vandaar
verwijderde Poegoe, zijn achtereenvolgens door de
Arabieren overvallen en verwoestde meeste zen
delingen werden vermoord en bun bedienden als
mede de aldaar verpleegd wordende slaven werden
naar het binnenland weggevoerd, waar hun het lot
der slaven wacht. Het Duitsche oorlogschip „Move"
lag bij de kust en heeft wel uit de verte op do
aanvallers gevuurd, meer schade aanrichtende aan
de bezittingen der aangevallenen dan onder de Ara
bieren, maar de commandant scheen lost te hebben,
geen landingstroepen ter hulp to zenden de eenige
hulp bestond in het afzenden van een sloep, waarin
enkele zendelingen hebben kunnen ontkomen. De
zendelingen te Poegoe waren door do Duitoeh-Oost-
Afrikaansche Maatschappij gewaarschuwd, dat men
hen daar niet beschermen kon; zij hadden die waar
schuwing echter in den wind geslagen.
Vervolg en Slol.)
Zoolang ben ik over de politiek bezig geweest,
dat bijkans al mijn ruimte in beslag is genomen.
Toch heb ik nog op enkele dingen te wijzen. Daar
is allereerst het jubilé van den directeur van ons
postkantoor, den heer Smith; een.feest, 't welk jl.
Maandag gevierd werd en 't welk opnieuw de aan
dacht vestigde op de langzame uitbreiding van de
diensten, in onzen tijd door de post aan handel en
particulier verkeer bewezen. En tevens op den on-
gelukkigen toostand, waarin zich ons postkantoor
bevindt. Het is voor den gewonen dienst onbeholpen
en reeds te klein, doch jtoodra er eenige buitenge
wone drukte ontstaat denk aan St. Nicolaas voor
do postpakketten en aan Nieuwjaar voor de kaartjes
dan kan men er zich niet roeren. Het gevolg is na
tuurlek dat de regelmaat van den dienst er onder
lijdt. Doch hoe lang rijzen de klachten er niet al
over; .en van eene verbetering bemerkt men hier
even weinig als bij ons Paleik van Juetitie een
naam vol ironie, wat de helft betreft, ten minste.
Deze week hooft onze brandweer weer eens gele
genheid gohad roem in te oogsten. Midden op den
dag tegen 12 uur, brak er Woensdag een brand uit
in eeno drogisterij in de Kalverstraat, dio zoo spoe
dig zich uitbreidde, dat de bewonors over hot dak
moesten vluchten. Het huis, vol van brandbare
stoffen, stond alras in lichter laaie en dat ïn de
nauwe Kalverstraat, terwijl bet aan beide zijden door
een groot hotel helend wordt. Weina, dank zij het
klook, snel en beleidvol optreden van onze brand
weer was de brand om half twee gebluscht en
Weven de aangrenzende gebouwen geheel gespaard.
Het huis zelf is geheel uitgebrand en eene ruine en
gaapt met zijn zwarte, holle oogen de nieuwsgierige
menigte aan, veel „akeliger" dan de „gaper" die
eerst voor do drogisterij prijkte I
Als men' hier van de brandweer spreekt, denkt
men dadelijk aan onze politie en maakt vergelij-
kingen, welke voor de laatste niet altijd even
vleiend zijn. Do billijkheid gebiedt intusschen te
erkennen, dat het nog gemakkelijker is een brand
te blussohen, dan de afzenders der beruchte helsche
machines te ontdekken. En dat vlugheid der politie
mét altijd dient en zij dikwjjls als een kat lang-
geduhhg op de loer moet leggen om hun slag te
slaan, is nog dezer dagen gebleken bij de arrestatie
van den valschen munter 8. te Delft. Reeds een jaar
geleden werd hij verdacht van zich opnieuw hij
heeft reeds eene veroordeeling van 7 jaren er voor
achter den rug aan het valsohe munt slaan
schuldig te maken. Onze recherohe hield hem stil
m het oog en liet hem rustig naar Delft trekken.
Doch toen zij nu meende hem genoegzaam in slaap
gewiegd te hebben en zij de bewijzen van zijn schuld
machtig was, trok zij deze week daarheen.
De rechercheurs Panhorst eu Verbeek verzochten
bij eene buurvrouw van 8. even het dak to mogen
beklimmen, om, ala loodgieters, naar de goot to zien;
en toen zij zich, van boven af in de werkkamer van
8. turend, overtuigd hadden dat hij bezig was, ver
rasten zy hem in .gezelschap van den Haagschen
subst.-offi. van justitie. En zij vonden alles bij en
op hem wat zij wenschten. Het zou mij niet ver
wonderen of onze politie brengt thans ten aanzien van de
vervaardigers der helsche machines eene gelijke tak-
tiek van afwachten, in slaap wiegen en overvallen in
acht.
Ik had u ten slotte nog willen spreken over Row's
Hannes, een oorspronkelijk stuk van den heer Seip-
gens, 'twelk deze week met veel succes door het
Nederl. Tooneel is opgevoerd. Doch ik zal dit nu
maar uitstellen tot de volgende week.
Ghijsbbecht van Aemstbl.
De Hoogduitsche Opera, te Botterdam, waarin
ik weet het, vele mijner lezeressen en lezers belang
stellen, verkeert wederom 1 doch laat ik
vooraf een paar deels vermakelijke, deels bedroevende
incidenten ter sprake brengen, die met haar in
rechtstreeksch verband staan. Daartoe zal ik mijn
schrijven in drie deelen splitsen en wel in A. het
proces Wertheim contra M. Hom B. het proces
Von Bongardt contra W. Smalt en het Rotterdamsch
Nieuwsblad-, C. de toestand waarin de opera zelve
verkeert.
A. Het proces Wertheim contra Horn.
Toen de heer Horn, die onderwijs geeft in de
Duitsche taal en letterkunde aan de Hoogere Bur
gerschool en het Gymnasium te Schiedam, op zekeren
morgen ontwaakte, waren hem des nachts de gezamen
lijke muzen verschenen, die hem met haren tooverstaf
hadden beroerd, waardoor hij op eens grondige kennis
verkreeg van tooneel en tooueelspeelkunst, van zang
kunst en muziek, van schilderkunst en van al het
overige. De lieve lezerer schudde niet vol boozen
twijfel het sierlyk gekapte hoofdje, want er zijn in
vroeger eeuwen grooter wonderen gebeurd dan dit
helaas I zeer alledaagsche. In elk geval is het zeker, dat
de heer Horn onverwijld optrad als kunstverslaggever,
het eerst, meen ik, in brieven nit Rotterdam aan de
Amsterdammer, en toen het daar spaak liep, vond
hij oen uitgever en zag de Kunstkroniek het lichtl
Ik laat nu de meerdere of mindere bekwaamheid
waarmede dat blaadje werd geredigeerd in het midden.
Zeker is het, dat, nu do dagbladpers zich regelmatig
met critiek op kunstgebied bezig hield, er geenerlei
behoefte bestond aan een speciaal orgaan. Daarbij
kwam, dat zij, die in de Kunstkroniek het woord
voerden, meest altijd aan hun teugeilooze, scherpe
pen den vrijen, loop lieten, waardoor het blad wel
verre van aantrekkelijk te worden, de meesten van
zich vervreemdde. Na een teringachtig bestaan van
een paar jaren, is het dan ook te midden van do
algemeene onverschilligheid te gronde gegaan. Het
bestaat op dit oogenblik niet meer. Dikwerf kwa
men er zaken in voor, die tot rechtsvervolging
hadden kunnen aanleiding geven, doch het is er
nooit toe gekomen. Ten langen leste ziet de Heer
Horn zich in rechten aanspreken naar aanleiding
van een foit, dat daartoe het 'allerminst aanleiding
scheen te kunnen geven. In het voorlaatste nummer
dat de Kunstkroniek, vóór haar afsterven, de wereld
inzond, gaf de Heer Horn namelijk als zijn gevoe
len te kennen, dat de Heer Max Wertheim in de
partij van Gontra in het Goldene Kreuz, niet had
gezongen, maar gejammerd. Op grond daarvan werd
door Wertheim eene plainte bij don Officier van Jus
titie ingediend, die de zaak liet instrueeren, en bij
de rechtbank aanhangig maakte, die, tot byna alge
meene bevreemding, rechtsingang verleende. De zaak
heeft Zaterdag 11. gediend en het Openbaar Minis
terie eischte f 100 boete, subsidiair 10 dagen hech
tenis. Naar mijne overtuiging zal de eiseh niet
worden toegewezen maar zal vrijspraak volgen. De
eer en de goede naam van dezen Heer Wertheim
zouden door dat jammeren zijn aangerand; doch koe
en waarom? Er is op dit oogenblik aan de Opera
een andere zanger verbonden, dio inderdaad altyd
jammert. Indien dat nu zoo is, waarom zou de cri
tiek het niet mogen zeggen? Of welke andere bena
ming zou zij in do plaats van jammeren moeten bezigeu?
Huilen of janken? Maar dat ware immers van
kwaad tot erger vervallen Do Heer Heyblom, een
bekwaam muziekonderwy'zor, is in dit proces als
deskundige gehoord waarom juist hij en geen
journalist van naam en heeft verklaard dat
de uitdrukking jammeren voor een operazanger zeer
beleedigend is. Hoe kon de deskundige, die immers
geen opera-zanger is, dat weten? En als er in casu
werkelijk gejammerd is wat ik niet beweer
mag do critiek dan den zanger zijne fouten niet
onder Ret oog brengen? Maar, teide de Heer
Heyblom: „als men zingt dan jammert men niet
„en als men jammert dan zingt men niet." - Ik
veroorloof mij evenwel hem te doen opmerken dat
dit zoo apodictisch mogelijk klinkt. Men kan wel
degelijk zingend jammeren en jammerend zingen.
Daargelaten dat het voorbeeld, waarop ik mii
zoo even beriep, dat feitelijk bewijst, is jammerend
zingen en zingend jammeren, mits het binnen zekere
perken wordt gehouden, een vereischte voor ieder
die eene diamatische partij te vertolken heeft.
Indien jammer den tooneelheld overstelpt, dan moet
hij jammeren, of hy mist het door auteur of com
ponist beoogde effect. Het ware jammer indien een
vonnis jammeren als eene beleediging ging beschou
wen, want de acteur of de zanger die dan voortaan,
in overeenstemming met zijne rol, jammerde, zou
zich dan schuldig maken aan eene daad, die, wierd
zij hem in het openbaar te laste gelegd, hem zou
prijs geven aan do geringschatting zijnerevenmenschen.
Doch genoeg over deze jammerlijke historie. Slechts dit
nog. De heer Wertheim was eenigen tijd geleden voor
den tijd van één seizoen aan de Opera als lyrisch
tenor verbonden en toen zijn engagement niet werd
hernieuwd, merkte men op, dat geen enkele kunst
vriend de rouwvlag uitstak. Nadat iu dit seizoen
verscheidene lyrische tenoren fasco hadden gemaakt,
is hij door de Directie midden in het seizoen weder
naar Rotterdam gebracht en het trok de aandacht
dat toen geen enkele vreugdevlag werd uitgestoken.
Dat hij midden in het seizoen buiten emplooi was,
zal wel daaraan moeten geweten worden dat hij een
poos tot het ambteloos leven wilde terugkeeren, in
welke zoete rust de heer von Bongardt hem on
barmhartig is komen storen. In de operette Fleder-
maus, waarin de heer Wertheim eene der hoofdrollen
zal vervullen, vindt hij wellicht toejuiching, want
hij zal zich dan meer op een voor hem geschikt ter
rein bewegen.
B. De beer von Bongardt contra de heer Willem
Smalt en het Rotte* damsch Nieuwsblad
De heer Smalt is koopman en schrijft in zijne
snipperuren muziekale critiek in het Rotterdamsck
Nieuwsbladeene taak, waartoe hem de muziekale
opleiding die hij genoot, niet geheel onbevoegd en
ook niet geheel ongeschikt maakt; maar ook zijne
pen is vlijmend scherp; ook hij weet zich met de
pen in de hand niet in te toornen, en de redactie
scheen gaarne, tot zelfs voor zijne excentriciteiten
plaats in te ruimen, daarbij zelve den teugel bot
vierende aan hare zucht naar sensatie-nieuws en
opzienbarende beschouwingen. Dat het niet vroeger
tot eene botsing met de Opera kwam, kan verwon
dering baren, maar het verbaast nog meer, dat die
botsing teu laatste plaats had naar aanleiding van
een klein stukje, dat de Heer Smalt over de eerste
opvoering van Indra schreef. Hij is gewoon de
nommer un chat un chat et Rollet un friponmaar
dat gaat nu eenmaal in de samenleving niet altijd
met goed gevolg. Zoo noemde hij Indra een prul
en do bezetting eone slechte. Gelijk had hij tot op
eene zekere hoogte. Een prul is Indra wel niet,
maar het tekstboek hangt van onbeduidendheid en
onwaarschijnlijkheid aan elkander; de muziek, voor
zoover zij niet uit dansmotieven is gevormd, brengt
u onophoudelijk Martha, StradellaHugenotenenz.
in herinnering, waardoor eene troostelooze monotonie
ontstaaten de bezetting was gedeeltelijk waarlijk ge
brekkig. Dochc'est te ton qui fait la musique en die
toon mishaagde den heer von Bongardt, die bovendien
eenigen finantieelen steun van de oprakeliug van
dit oude werk had verwacht, in die mate dat hij het
besluit nam geen advertentiën meer in het Rotter-
damsch Nieuwsblad te plaatsen en het vrij-diploma
in te trekken. Dat was, ik zeg het ronduit, eenè
ondoordachte, onverstandige daad, dio meermalen
door tooueel- en opera-directiën werd bedreven,
maar altijd voor baar een sleep van onaangenaam
heden met zich heeft gevoerd. Doch nu die daad
eenmaal bedreven was, had het Rotterdamsch Nieuws
blad eene waardige houding aan te nemen; het had
öf de Opera voortaan te ignoreeren of, en dat zou
het waardigste geweest zijn, voortaan entré te betalen
en de voorstellingen te beoordeelen alsof er niets
gebeurd ware.
In plaats nu van een dier twee wegen in te slaan,
besloot het blad zoo veel misbaar mogelijk te maken.
Het publiceerde een artikel van een paar kolom druks,
waarin het geringste of het ergste wat den Heer von
Bongartlt te laste werd gelegd in de volgende zin
snede voorkomt: „Ook de leugenachtige reclame voor
„mevrouw Basta, toont ten duidelijkste aan, dat het
„den Heer von Bongardt slechts te doen is het publiek
„geld uit den zak te kloppen." De Heer von
Bongardt nu heeft op dit allerhevigste artikel ge
antwoord met eene plainte bij de justitie. Beu ik
goed ingelicht, dan is die plainte van tweeledigen
aard. Zij stelt de klacht wegens hoon en laster,
waaraan zich de schrijver, de heer Smalt, zou hebben
schuldig gemaakt, en zij stelt eene tweede klacht
tegen het Rotterdamsch Nieuwsblad zelf, omdat het den