Buitenlandscb Overzicht. Brieven uit de Hoofdstad. BRIEVER UIT ROTTERDAM. ui. door het toevoegen van allerlei heterogene bestand- deelen als stroop, suiker, meel, enz. aan hun product. In de noot op bladz. 2 van het verslag der Land- bouwcommissie wordt dan ook vermeld dat beste Friesche boter op de Londensche markt voor in férieure qualiteit geldt; dat dit niet aan bijvoeging van margarineboior was te wigten, bleek volgens som migen ook daaruit, dat die noteeriug na de invoering der Engelsche margarinewet geene verandering heeft ondergaan. Daarentegen wordt, naar men meende, de thans in ons land naar de Deensche methode bereide factory-butter te Londen hooger genoteerd dan eenige andere boter. En voor zoover thans wordt geknoeid door verkoop van met kunstboter vermengde echte boter, waren het niet de fabrikanten van kunstboter, maar wederom de producenten van en handelaren in natuurboter, die zich daaraan voor namelijk schuldig maken. Werd dus de achteruitgang van dezen tak van zuivelnijverheid veelal aan verkeerde oorzaken toe geschreven, daarmede ging een streven gepaard om de kunatboterindustrie in de schatting van het pu bliek te declineeren. Daarom wenschten deze leden de aandacht te vestigen op het hooge belang dezer industrie, ook voor den landbouw, in zoo verre zy eene zeer groote hoeveelheid melk verwerkt. Die hoeveelheid wordt in de noot op bladz. 2 van het verslag der Landbouwcommissie op 2*0 a 25 raillioen liter 'sjaars geschat. Het product dezer industrie, de margarineboter, is gelijk èn door de Regeering èn door de Land- bouwcommissie is erkend, een gezond en deugdelijk voedingsmiddel, hetwelk van groote waarde is voor de vele personen, die de middelen missen om zich goede natuurboter aan te schaffen. Het verdient de voorkeur boven slechte natuurboter en men mag dan ook zeggen dat de uitvinding der margarine- boter voor de minder bemiddelde klassen der maat schappij inderdaad eene weldaad is geweest. Tegen de voorgestelde bepalingen werden ver schillende bedenkingen geopperd. De Voorloopige synode der Ned. Geref. Kerken werd Donderdag te Utrecht geopend. In deze zitting werd tot tweedon scriba dr. Wagenaar gekozen. De ingekomen stukken zullen in handen van verschil lende commissiën van advies worden gesteld. Daarna brengen Deputaten in zake de hereeniging hun rap port uit, waarbij gevoegd is eene concept-acte van ineensmelting, met bijlagen, gelijkluidend met die, welke aan de Synode der Chr. Geref. te Kampen door hare Deputaten is ingediend. De prealabele quaestie over de handelwijze der Deputaten na de bekende Asser-besluiten, wordt eenparig in dien zin beant woord, dat de Voorl. Synode de gedane stappen onder dankbetuiging goedkeurt en het concept in be handeling neemt. De wijze, waarop dit concept tot stand kwam en zijn inhoud wordt toegelicht. Na ernstige beraadslaging wordt het concept een parig aangenomen. In de tweede zitting werd rapport uitgebracht over een verzoek tot splitsing der kerk te Stad- en Ambt- Vollenbove, strekkende om dit verzoek, althans nu, af te slaan, overeenkomstig het besluit der classis. Er wordt besloten, de classis bericht te zenden van 't ingekomen verzoek, onder verwijzing naar het te dien aanzien in de zomerzittingen bepaalde en de verzoekers naar hunne classis te verwijzen, als waar hun bezwaar tegen het genomen besluit ter tafel be hoort te komen. lachen, want Clara had du Barry niet gezien sedert zij dertien jaar was, en dat was zoVen jaar geleden. Doch daar zat het kwaad juist. Ware hij persoon lijk tegenwoordig geweest, dan zou Castleton eeno gelijke kans gehad hebben. Maar hij was afwezig romanesk afwezig. Ik weet wat gij zeggen zult: „Uit het oog, uit het hart." Maar het hart kwam er niet by te pas. Dat zal ik zeggen, eer ik verder ga. Het was alleen maar sentimentaliteit, het moeielijkste wat een meisje uit het hoofd is te verdrijven, omdat het iets van haar eigen maaksel is, eigenlijk een gedeelte van haar zelve. Zoo kwam het, dat du Barry in hare verbeelding woonde. Men weet hoeveel bekoorlijks de ver beelding verleent aan alles, wat in de verte is, wat veraf is, is haar het liefst, zy geeft er,hoogte en breedte, en diepte en oneindige waarde aan. Du Barry was in de oude wereld, aan den Rijn, over do Po, aan gene zyde van den Donau geweest; hij had den oorsprong van den Nijl opgespoord; hy had Siberië doortrokken en kennis gemaakt met de nomadische Tartaren en Vuurlanders. Nu eens had hy een torenkamertje in oen middel- eeuwsch kasteel bewoond, dan weer had hij in een oude universiteit zijn geest verrijkt met de sedert eeuwen opgezaaide schatten van wijsheid en geleerdheid. Ja, waar wa9 hij in Clara's verbeelding niet al geweest? Overal, waar zy, in hare opge wondenheid, zelve heen zou gaan, als zy een man was, zond zij du Barry heen. Voorts brengt de commissie een gewijzigd rapport in, houdende een voorloopige regeling van hetprae- paratoir examen, zoowel voor cand. aan de Vrye Univ. als voor anderen. Na uitvoerige discussiën wordt zulk eene regeling vastgesteld, waarby werdt bepaald, dat na 1 Juli in geen geval een candidaat beroepbaar zal zijn, die niet het praeparatoir examen heeft afgelegd. Nog wordt besloten, dat in Friesland voortaan drie classes zullen zijn: de classe Dokkum, die van Fra- neker en de gecombineerde classe Leeuwarden, Sneek en Heereveen. Naar aanleiding van het oordeel der classis Leiden, Gouda en den Haag over haar split sing, wordt besloten haar te machtigen tot splitsing in dier voege, dat de classis Leiden afzonderlijk zij en Gouda en Den Haag gecombineerd blijven. Eigenaardig was de zaak die dezer dagen aan de aan dacht van den Hoogen Raad werd onderworpen. Het gold namelijk eene quaestie die nog nooit voorgekomen was, en die ooknimmer meer voorkomen zal. Een unicum in de annalen onzer rechtspleging. Zekere heer N. had twist met zijn kleermaker over het betalen van een pak. De kleermaker vervoegde zich bij een mijnheer A., die er zijn werk van maakt om voor anderen schulden te innen, en deze publiceerde devQrdering tegen den wanbetaler. De laatste voelde zich daar door beleedigd en stelde tegen A. bij de rechtbank te Amsterdam eene civiele vordering in tot schade vergoeding van 10.000 wegens beleediging. De rechtbank echter wees die vordering af, maar in appèl werd aan N. door het Hof eene schadvergoe- ding van f 500 toegekend. Tot dusverre was er niets bijzonders aan de zaak te bespeuren, toch liad reeds de gebeurtenis plaats gegrepen, die aanleiding gaf tot de thans gehouden pleidooien. De heer mr. T., advocaat van N., had zich in eene der voor de rechtbank gewisselde conclusies eene uitdrukking veroorloofd, die A. op zijne beurt beleedigend achtte voor zijne eer en goeden naam, en deze nu vroeg in eene daarop volgende conclusie in de hangende rechtszaak, dat het der rechtbank behagen mocht, met het oog op art. 877 van de Code Pénalom mr. T. te veroordeelen aan hem te betalen de som van 10.000. Rechtbank en Hof beiden wezen deze vordering af, en A. nu, zich neerleggende bij 'sHofs beslis sing voor zoover deze betrof de bemaling door hem aan N. van &00, véorzag zich In cassatie van hetzelfde arrest, voor zoover dit zijne vordering tegen mr. T. betrof. Er was dus beslist bij een en hetzelfde arrest over twee zaken die onderling volstrekt niets uitstaande hadden. Mr. Patyn, optredende voor den eischer in cassatie, meende dat men hier te doen had meteen rechtsgeding, waarin het O. M. behoorde te worden gehoord, wat niet is geschied bij het Hof, en dat dus in de eerste plaats op grond, van dit verzuim en vervolgens wegens schending en verkeerde toe passing van art. 377 Code Pénal jo, artikel 1408, het bestreden arrest behoorde te worden gecasseerd. Pleiter zette in den breede uiteen de historische en juri dische gronden waarop zijne meening in deze berustte. Mr. Vlielander Hein, optredende voor gedaagde, noemde de geheele zaak een storm in een glas water. A., de eischer ten deze, stond het principe van moreele pressie voor, en hield er eene zoogenaamde zwarte lijst op na. Dit nu laat niet iedereen zich welgevallen, o. a. de heer N. niet. Maar daarom was er ook een rechtsgeding tusschen N. en A. ontstaan waarin het Hof arresi had gewezen. Het was nooit een geding tegen mr. T. geweest. Tusschen dezen en A. was geen arrest gewezen, ergo was party niet ontvankelyk in cassatie. Pleiter had bo vendien zijn ouden vriend Chaveau, dien hy reeds in gezelschap van den Code Pénal wel geconser veerd had weggeborgen, weer eens voor den dag gehaald, en deze gaf hem gelyk, waar hij beweerde dat de rechter sua sponte art. 377 C. P. kan toe passen. Er was geen civiel geding, geen strafrech telijk geding; er was geen geding hoegenaamd. Do eerste rechter, die het artikel niet had willen toepassen, had daar volkomen het recht toe, maar moest daarom zich op de vordering incompetent hebben verklaard. Na re- en dupliek werd bepaald dat het O. M. zal concludeeren Donderdag over 8 dagen. Verschillende Parijsche correspondenten beweren, dat de kansen voor Boulanger dalende zijn. Natuur lijk is het moeilijk een dergelijke bewering, een week voor de verkiezing, te bewijzen, maar bet is een feit, dat de algemeene opinie te Parija op het oogenblik tegen den generaal is. Intusscben veel kan er nog veranderen, vooral bij een zoo beweeglijk volk als de l'arijzonaars, die veelal afgaan op den indruk van het oogenblik. Een der laatste kiesmanoeuvers is een brief in de XlXe Siècle waarin beweerd wordt, dat Boulanger zijn geld verkrijgt voor een deel van Christophle, den directeur van het Crédit foncier, maar voorna melijk van itoiami Bonaparte, den,schoonzoon van de pachteres der speelbank Monaco. Prins Napoleon zou zijn neef hebben overtuigd, dat het streven van Boulanger naar eene volksstemming niet anders dan gunstig kan zijn voor de Bonaparte's en dat dus deze geldbelegging voordeelig is. Bedoeld schrijven bohelst ook de mededeeling, dat verscheiden Parijsche bladen door de speelbank te Monaco financieel ge steund worden, op voorwaarde van geen strijd te voeren tegen deze onderneming. Figaro zou 60,000, bet Petit Journal 26,000, de Débat» 8000, zelis de Temps 12,000 franken ontvangen. Deze onthullingen tndens eeno verkiezing zien er echter zeer verdacht uit. In Pruisen ziet men met belangstelling te gemoet wie door keizer Wilhelm, in plaats van den heer Friedberg, tot minister van justitie zal benoemd worden. Zelfs de nalioiiaal-liberalen, die den linker vleugel der regeeriiigiparty uitmaken, zijn er niet gerust over, en uiten de vrees dat de benoeming van den nienwen minister weer een nieuwe stap naar de rechterzijde zal wezen, hetwelk ook door ben niet wordt gewenscht. Een van de hoofdorganen dezer partij, de National Zeitung, stelt daarom op den voorgrond, dat de hoer Friedberg steeds een gematigd man is geweest en nimmer iets van het uiterste oonservatie wilde weten. Trouwens zijn vriendschap met keizer Frederik sloot dit van zelf uit. Hel nationoal-liberale blad hoopt daarom, dat met deze verhouding rekening worde gehouden en een minister van justitie benoemd worde, dio de openbare meening in dit opzicht zal goruststollen. Tan den anderen kant was Castleton persoonlijk tegenwoordig, als een gewoon sterveling, die op alie- daagsche zaken lette, die met gewone menschen in aanraking kwam, die met het stof van bet dage- lijksch leven bedekt was. Daar meest een einde aan komen „Alf" is werkelijk in levenden lijve aan boord van een gewoon stoomschip. Hij moet ten aanzien van iedereen aan wal stappen. Dit is voor zeker ten gunste van Castleton. Maar ik goloof dat deze juist andersom gerekend beeft. Ik twijfel niet of hy is bevreesd voor de nadering van zijn medeminnaar. Die dwaas! Hij weet niet war wij weten, wat ik u zooeven gezegd heb, maar redeneert dat, als Alf op zulk een afstand reeds geducht is, zonder, rechtstroekschen omgang of invloed, wat hij dan niet wel moet zijn als het voordeel van dage- lijkseh verkeer er nog bijkomt? Ja, wat Dat is juist de vraag. Kortom, Castleton vreest de terug komst van du Barry, en dio knappe jonge advocaat wordt ongerust en flauwhartig. Ik bespeur dat ik vertrouwelijker met den lezer word dan aanvankelijk mijne bedoeling was. Ik was voornemens de zaken zeer verwikkeld te laten worden en ze van lieverlede te ontknoopen, als de geschiedenis ten einde loopt. Maar intrigue en geheimzinnigheid zijn mijn fort niet. Ik bemerk dat ik reeds in bet begin een draad ontward heb, die in behendige banden een ontwikkelde knoop had kunnen worden, geheimzinnig genoeg om mijn ver haal tot een der boeiendste romans te maken. «En gij zjjt voornemens naar het aohip te gaan?» vroeg Castleton, met eenige verbazing. //Zeker," antwoordde Clara; „ziet gjj niet dat ik gereed ben Dit had hij niet opgemerkt, of mis schien dacht hij dat Clara pas van eene wandeling thuis was gekomen. „Het zal, vrees ik, reeds geheel donker zijn," zeide hij, „voordat do passagiers aan land kunnen stappen, en „Is 't niet belachelijk, mijnheer Castleton," riep een elegant meisje uit, dat ongemerkt binnenge komen was en nu vooruit trad om hem te be groeten; „is 't niet belachelijk dat Clara zooveel beweging over dat stoomschip maakt?» „Gaat gij er dan niet naar zien?" vroeg Castleton, wien hare aanmerking niet ongevallig was. „Ik!" zeide de jonge dame op spottenden toon. „Dat kunt gij begrijpen! Alf komt meer dan half bedorven terug, dat weet ik; en ik wil het mijne er niot toe bijbrengen om hem geheel en al te bedervon. Juist hot tegendeel, dat verzeker ik u.» „Zijt gij nu niet een weinig gestreng?» zeide Castleton. „Dat geloof ik niet. Om de waarheid te zeggen, heb ik het Alf altijd kwalijk genomen dat hij zijn land afvallig is geworden.» Wordt vervolgd.) Algemeen gelooft men dat het ontslag van den minister in verband moet gebracht worden met de openbaarmaking der akte van beschuldiging tegen professor Geffcken. Van officieuze zijde wordt dit echter tegengesproken, daar de heer Friedberg wegens zijn hoogen leeftyd reeds lang voornemens was heen te gaan. Het Oost-afrikaansohe wetsontwerp is bij den Bondsraad ingekomen. Het is zeer kort. Art. 1 luidt: „Voor maatregelen tot onderdrukking van den slaven handel en tol besoherming van de Duitsche belangen in Oost-Afrika wordt een som van hoogstens 2.000.000 M. ter beschikking gesteld." Art. 2 be paalt de uitvoering van de maatregelen door een Rijkscommissaris, terwijl art. 3 den Rijkskanselier machtigt de middelen tit de schatkist te nemen. Ook in de Memorie van Toelichting worden geen byzonderhedon aangegeven; zij is even kort als het ontwerp zelf. Het zal dns aankomen op mondelinge meedoelingen. De slavenhandel komt de Duitsche koloniale politiek zeer te stade, inderdaad, een prachtige vlag. De laatste berichten uit Zanzibar hebben intusschen te Berlijn een pijnlijken indruk gemaakt. Twee noderzettingeu van Duitsche zendelingen, den vlak bij Dar-es-Salam, een andere in het niet ver vandaar verwijderde Poegoe, zijn achtereenvolgens door de Arabieren overvallen en verwoestde meeste zen delingen werden vermoord en bun bedienden als mede de aldaar verpleegd wordende slaven werden naar het binnenland weggevoerd, waar hun het lot der slaven wacht. Het Duitsche oorlogschip „Move" lag bij de kust en heeft wel uit de verte op do aanvallers gevuurd, meer schade aanrichtende aan de bezittingen der aangevallenen dan onder de Ara bieren, maar de commandant scheen lost te hebben, geen landingstroepen ter hulp to zenden de eenige hulp bestond in het afzenden van een sloep, waarin enkele zendelingen hebben kunnen ontkomen. De zendelingen te Poegoe waren door do Duitoeh-Oost- Afrikaansche Maatschappij gewaarschuwd, dat men hen daar niet beschermen kon; zij hadden die waar schuwing echter in den wind geslagen. Vervolg en Slol.) Zoolang ben ik over de politiek bezig geweest, dat bijkans al mijn ruimte in beslag is genomen. Toch heb ik nog op enkele dingen te wijzen. Daar is allereerst het jubilé van den directeur van ons postkantoor, den heer Smith; een.feest, 't welk jl. Maandag gevierd werd en 't welk opnieuw de aan dacht vestigde op de langzame uitbreiding van de diensten, in onzen tijd door de post aan handel en particulier verkeer bewezen. En tevens op den on- gelukkigen toostand, waarin zich ons postkantoor bevindt. Het is voor den gewonen dienst onbeholpen en reeds te klein, doch jtoodra er eenige buitenge wone drukte ontstaat denk aan St. Nicolaas voor do postpakketten en aan Nieuwjaar voor de kaartjes dan kan men er zich niet roeren. Het gevolg is na tuurlek dat de regelmaat van den dienst er onder lijdt. Doch hoe lang rijzen de klachten er niet al over; .en van eene verbetering bemerkt men hier even weinig als bij ons Paleik van Juetitie een naam vol ironie, wat de helft betreft, ten minste. Deze week hooft onze brandweer weer eens gele genheid gohad roem in te oogsten. Midden op den dag tegen 12 uur, brak er Woensdag een brand uit in eeno drogisterij in de Kalverstraat, dio zoo spoe dig zich uitbreidde, dat de bewonors over hot dak moesten vluchten. Het huis, vol van brandbare stoffen, stond alras in lichter laaie en dat ïn de nauwe Kalverstraat, terwijl bet aan beide zijden door een groot hotel helend wordt. Weina, dank zij het klook, snel en beleidvol optreden van onze brand weer was de brand om half twee gebluscht en Weven de aangrenzende gebouwen geheel gespaard. Het huis zelf is geheel uitgebrand en eene ruine en gaapt met zijn zwarte, holle oogen de nieuwsgierige menigte aan, veel „akeliger" dan de „gaper" die eerst voor do drogisterij prijkte I Als men' hier van de brandweer spreekt, denkt men dadelijk aan onze politie en maakt vergelij- kingen, welke voor de laatste niet altijd even vleiend zijn. Do billijkheid gebiedt intusschen te erkennen, dat het nog gemakkelijker is een brand te blussohen, dan de afzenders der beruchte helsche machines te ontdekken. En dat vlugheid der politie mét altijd dient en zij dikwjjls als een kat lang- geduhhg op de loer moet leggen om hun slag te slaan, is nog dezer dagen gebleken bij de arrestatie van den valschen munter 8. te Delft. Reeds een jaar geleden werd hij verdacht van zich opnieuw hij heeft reeds eene veroordeeling van 7 jaren er voor achter den rug aan het valsohe munt slaan schuldig te maken. Onze recherohe hield hem stil m het oog en liet hem rustig naar Delft trekken. Doch toen zij nu meende hem genoegzaam in slaap gewiegd te hebben en zij de bewijzen van zijn schuld machtig was, trok zij deze week daarheen. De rechercheurs Panhorst eu Verbeek verzochten bij eene buurvrouw van 8. even het dak to mogen beklimmen, om, ala loodgieters, naar de goot to zien; en toen zij zich, van boven af in de werkkamer van 8. turend, overtuigd hadden dat hij bezig was, ver rasten zy hem in .gezelschap van den Haagschen subst.-offi. van justitie. En zij vonden alles bij en op hem wat zij wenschten. Het zou mij niet ver wonderen of onze politie brengt thans ten aanzien van de vervaardigers der helsche machines eene gelijke tak- tiek van afwachten, in slaap wiegen en overvallen in acht. Ik had u ten slotte nog willen spreken over Row's Hannes, een oorspronkelijk stuk van den heer Seip- gens, 'twelk deze week met veel succes door het Nederl. Tooneel is opgevoerd. Doch ik zal dit nu maar uitstellen tot de volgende week. Ghijsbbecht van Aemstbl. De Hoogduitsche Opera, te Botterdam, waarin ik weet het, vele mijner lezeressen en lezers belang stellen, verkeert wederom 1 doch laat ik vooraf een paar deels vermakelijke, deels bedroevende incidenten ter sprake brengen, die met haar in rechtstreeksch verband staan. Daartoe zal ik mijn schrijven in drie deelen splitsen en wel in A. het proces Wertheim contra M. Hom B. het proces Von Bongardt contra W. Smalt en het Rotterdamsch Nieuwsblad-, C. de toestand waarin de opera zelve verkeert. A. Het proces Wertheim contra Horn. Toen de heer Horn, die onderwijs geeft in de Duitsche taal en letterkunde aan de Hoogere Bur gerschool en het Gymnasium te Schiedam, op zekeren morgen ontwaakte, waren hem des nachts de gezamen lijke muzen verschenen, die hem met haren tooverstaf hadden beroerd, waardoor hij op eens grondige kennis verkreeg van tooneel en tooueelspeelkunst, van zang kunst en muziek, van schilderkunst en van al het overige. De lieve lezerer schudde niet vol boozen twijfel het sierlyk gekapte hoofdje, want er zijn in vroeger eeuwen grooter wonderen gebeurd dan dit helaas I zeer alledaagsche. In elk geval is het zeker, dat de heer Horn onverwijld optrad als kunstverslaggever, het eerst, meen ik, in brieven nit Rotterdam aan de Amsterdammer, en toen het daar spaak liep, vond hij oen uitgever en zag de Kunstkroniek het lichtl Ik laat nu de meerdere of mindere bekwaamheid waarmede dat blaadje werd geredigeerd in het midden. Zeker is het, dat, nu do dagbladpers zich regelmatig met critiek op kunstgebied bezig hield, er geenerlei behoefte bestond aan een speciaal orgaan. Daarbij kwam, dat zij, die in de Kunstkroniek het woord voerden, meest altijd aan hun teugeilooze, scherpe pen den vrijen, loop lieten, waardoor het blad wel verre van aantrekkelijk te worden, de meesten van zich vervreemdde. Na een teringachtig bestaan van een paar jaren, is het dan ook te midden van do algemeene onverschilligheid te gronde gegaan. Het bestaat op dit oogenblik niet meer. Dikwerf kwa men er zaken in voor, die tot rechtsvervolging hadden kunnen aanleiding geven, doch het is er nooit toe gekomen. Ten langen leste ziet de Heer Horn zich in rechten aanspreken naar aanleiding van een foit, dat daartoe het 'allerminst aanleiding scheen te kunnen geven. In het voorlaatste nummer dat de Kunstkroniek, vóór haar afsterven, de wereld inzond, gaf de Heer Horn namelijk als zijn gevoe len te kennen, dat de Heer Max Wertheim in de partij van Gontra in het Goldene Kreuz, niet had gezongen, maar gejammerd. Op grond daarvan werd door Wertheim eene plainte bij don Officier van Jus titie ingediend, die de zaak liet instrueeren, en bij de rechtbank aanhangig maakte, die, tot byna alge meene bevreemding, rechtsingang verleende. De zaak heeft Zaterdag 11. gediend en het Openbaar Minis terie eischte f 100 boete, subsidiair 10 dagen hech tenis. Naar mijne overtuiging zal de eiseh niet worden toegewezen maar zal vrijspraak volgen. De eer en de goede naam van dezen Heer Wertheim zouden door dat jammeren zijn aangerand; doch koe en waarom? Er is op dit oogenblik aan de Opera een andere zanger verbonden, dio inderdaad altyd jammert. Indien dat nu zoo is, waarom zou de cri tiek het niet mogen zeggen? Of welke andere bena ming zou zij in do plaats van jammeren moeten bezigeu? Huilen of janken? Maar dat ware immers van kwaad tot erger vervallen Do Heer Heyblom, een bekwaam muziekonderwy'zor, is in dit proces als deskundige gehoord waarom juist hij en geen journalist van naam en heeft verklaard dat de uitdrukking jammeren voor een operazanger zeer beleedigend is. Hoe kon de deskundige, die immers geen opera-zanger is, dat weten? En als er in casu werkelijk gejammerd is wat ik niet beweer mag do critiek dan den zanger zijne fouten niet onder Ret oog brengen? Maar, teide de Heer Heyblom: „als men zingt dan jammert men niet „en als men jammert dan zingt men niet." - Ik veroorloof mij evenwel hem te doen opmerken dat dit zoo apodictisch mogelijk klinkt. Men kan wel degelijk zingend jammeren en jammerend zingen. Daargelaten dat het voorbeeld, waarop ik mii zoo even beriep, dat feitelijk bewijst, is jammerend zingen en zingend jammeren, mits het binnen zekere perken wordt gehouden, een vereischte voor ieder die eene diamatische partij te vertolken heeft. Indien jammer den tooneelheld overstelpt, dan moet hij jammeren, of hy mist het door auteur of com ponist beoogde effect. Het ware jammer indien een vonnis jammeren als eene beleediging ging beschou wen, want de acteur of de zanger die dan voortaan, in overeenstemming met zijne rol, jammerde, zou zich dan schuldig maken aan eene daad, die, wierd zij hem in het openbaar te laste gelegd, hem zou prijs geven aan do geringschatting zijnerevenmenschen. Doch genoeg over deze jammerlijke historie. Slechts dit nog. De heer Wertheim was eenigen tijd geleden voor den tijd van één seizoen aan de Opera als lyrisch tenor verbonden en toen zijn engagement niet werd hernieuwd, merkte men op, dat geen enkele kunst vriend de rouwvlag uitstak. Nadat iu dit seizoen verscheidene lyrische tenoren fasco hadden gemaakt, is hij door de Directie midden in het seizoen weder naar Rotterdam gebracht en het trok de aandacht dat toen geen enkele vreugdevlag werd uitgestoken. Dat hij midden in het seizoen buiten emplooi was, zal wel daaraan moeten geweten worden dat hij een poos tot het ambteloos leven wilde terugkeeren, in welke zoete rust de heer von Bongardt hem on barmhartig is komen storen. In de operette Fleder- maus, waarin de heer Wertheim eene der hoofdrollen zal vervullen, vindt hij wellicht toejuiching, want hij zal zich dan meer op een voor hem geschikt ter rein bewegen. B. De beer von Bongardt contra de heer Willem Smalt en het Rotte* damsch Nieuwsblad De heer Smalt is koopman en schrijft in zijne snipperuren muziekale critiek in het Rotterdamsck Nieuwsbladeene taak, waartoe hem de muziekale opleiding die hij genoot, niet geheel onbevoegd en ook niet geheel ongeschikt maakt; maar ook zijne pen is vlijmend scherp; ook hij weet zich met de pen in de hand niet in te toornen, en de redactie scheen gaarne, tot zelfs voor zijne excentriciteiten plaats in te ruimen, daarbij zelve den teugel bot vierende aan hare zucht naar sensatie-nieuws en opzienbarende beschouwingen. Dat het niet vroeger tot eene botsing met de Opera kwam, kan verwon dering baren, maar het verbaast nog meer, dat die botsing teu laatste plaats had naar aanleiding van een klein stukje, dat de Heer Smalt over de eerste opvoering van Indra schreef. Hij is gewoon de nommer un chat un chat et Rollet un friponmaar dat gaat nu eenmaal in de samenleving niet altijd met goed gevolg. Zoo noemde hij Indra een prul en do bezetting eone slechte. Gelijk had hij tot op eene zekere hoogte. Een prul is Indra wel niet, maar het tekstboek hangt van onbeduidendheid en onwaarschijnlijkheid aan elkander; de muziek, voor zoover zij niet uit dansmotieven is gevormd, brengt u onophoudelijk Martha, StradellaHugenotenenz. in herinnering, waardoor eene troostelooze monotonie ontstaaten de bezetting was gedeeltelijk waarlijk ge brekkig. Dochc'est te ton qui fait la musique en die toon mishaagde den heer von Bongardt, die bovendien eenigen finantieelen steun van de oprakeliug van dit oude werk had verwacht, in die mate dat hij het besluit nam geen advertentiën meer in het Rotter- damsch Nieuwsblad te plaatsen en het vrij-diploma in te trekken. Dat was, ik zeg het ronduit, eenè ondoordachte, onverstandige daad, dio meermalen door tooueel- en opera-directiën werd bedreven, maar altijd voor baar een sleep van onaangenaam heden met zich heeft gevoerd. Doch nu die daad eenmaal bedreven was, had het Rotterdamsch Nieuws blad eene waardige houding aan te nemen; het had öf de Opera voortaan te ignoreeren of, en dat zou het waardigste geweest zijn, voortaan entré te betalen en de voorstellingen te beoordeelen alsof er niets gebeurd ware. In plaats nu van een dier twee wegen in te slaan, besloot het blad zoo veel misbaar mogelijk te maken. Het publiceerde een artikel van een paar kolom druks, waarin het geringste of het ergste wat den Heer von Bongartlt te laste werd gelegd in de volgende zin snede voorkomt: „Ook de leugenachtige reclame voor „mevrouw Basta, toont ten duidelijkste aan, dat het „den Heer von Bongardt slechts te doen is het publiek „geld uit den zak te kloppen." De Heer von Bongardt nu heeft op dit allerhevigste artikel ge antwoord met eene plainte bij de justitie. Beu ik goed ingelicht, dan is die plainte van tweeledigen aard. Zij stelt de klacht wegens hoon en laster, waaraan zich de schrijver, de heer Smalt, zou hebben schuldig gemaakt, en zij stelt eene tweede klacht tegen het Rotterdamsch Nieuwsblad zelf, omdat het den

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2