BINNENLAND.
Buitenlandsch Overzicht.
BRIEVEN UIT ROTTERDAM.
lands belang, omdat tg is een daad van bil
lijkheid tegenover de ambtenaren.
GOUDA, 30 Januari 1889.
Voor de muziek vrienden hier ter stede is een
hoogst genotvolle avond in het vooruitzicht. Op
Donderdag 14 Februari a. st. is door het Comité
eene soirée georganiseerd, waarop de heer S. van
Groningen en mej. Gerda Beinders, uit Arasterdam,
zullen optreden. Beide artisten staan in de muzie-
kale wereld hoog aangeschreven en ook hier ter
stede zijn zij zeer gunstig bekend. Hun vroeger
optreden alhier had groot succes en liet de aange
naamste herinneringen achter. De heer van Gronin-
gon gaf tweemaal eene piano-soiree, die zeer in den
smaak viel; de thans te verwachten afwisseling van
het programma door liederen-gezang van de zoo
gewaardeerde altzangeres Gerda Eeinders zal den
avond zonder twijfel grooten luister bijzetten. Wij
twijfelen niet of de eerstdaags aan te bieden intee-
kenlysten zullen spoedig de namen bevatten van
allen, die waar kunstgenot weten op prijs te stellen.
Verder zie men achterstaande advertentie.
Naar wij met genoegen vernemen bestaat er voor
uitzicht dat Mej. Titia van Gelder, uit Amsterdam,
die onlangs aldaar eene soiréo gaf, waar zij op
hoogst talentvolle wijze verschillende Hollandsche,
Vlaamsche, Fransche en Duitsche gedichten voordroeg
en waarover door mannen als Bössing, Prof. Alber-
dingk Thijm en L. Simons Mzn. met grooten lof
werd gesproken, binnen kort ook hier ter stede zal
optreden. Het Nieuws van den Dag van 25 Januari
en de Haarl. Ctvan 28 Jan. bevatte een verslag
van die soirée, dat zeker bij menigeen den wensch
deed opkomen Mej. v. Gelder to hooren. Hoogst
waarschijnlijk zal die wensch weldra wordon vervuld.
De inkrimping van den postdienst zal, naar De
Maasbode verneemt, niet alleen beperkt blijven tot
het verminderen van het aantal verzendingen.
Eerlang wordt te Amsterdam eene kappersschool
opgericht, onder leiding van don heer Th. Sikkeraa.
Het denkbeeld gaat uit van do barbiersvereeniging
Standvastige hulp in tegenspoed.
Een schutter, D. M. de Eoos uit Purmerend,
die, uit subjectieve gehoudenheid aan het 4de gebod,
verklaarde op Zondag niet te kunnen schutteren,
is door den schuttersraad gevonnisd. Van dat
vonnis heeft hij bij den minister ontheffing aange
vraagd. Maar bij missive van 17 Januari heoft
de minister van justitie dit geweigerd, en wel bij
oen schrijven ondorteekend, namens hem, door den
secretaris-generaal P. J. van Beyma. (Std.)
De Standaard zegt, naar aanleiding van de thans
by den Eaad van State in behandeling gestelde
Onderwjjswet
Ons stelsel vraagt, dat voor de toekomst de school
aan de ouders hergeven worde dat alle ouders, dio
betalen kunnen (liberaal, roomsch of antirevolutio
nair) zeiven in de behoeften aan onderwijs voor hun
kinderen voorzien; dat waar sommige ouders hiertoe
welvermogend z|jn, de hulp van particulieren
en wiens moeder de groote dame uithing. Zij was
eene arme nicht van de familie Tolover, streng
Episcopaalseh, en op een zeer intiemen voet met de
Ellsworth's.
Van dezelfde soort waren de Eandal's. Peter Ean-
dall was een spoorweg-aannemer, die jaarlijks veel
geld won, dat ook hij niet karig verteerde. Hij
was een flinke, royale vent, dien iedereen gaarne
mocht l|jden. Zyne vrouw was lief en innemend en
bijzonder in gunst b|j den WelEerwaarden Croton;
maar de kleine mevrouw Graves hield volstrekt niet
van haar, en vond haar „een groot, lomp, leelijk
schepsel." Ach, wat kan de jalouzie ons verblin
den Mevrouw Eandall was even bevallig van ge
stalte als manieren; eigenlijk was z|j de schoonste
vrouw uit den omtrek. Wij zien dus dat de kleine
Virginia eerl|jk aan hare schoonheid en bonhomie
komt.
Ik weet wel dat ik geen aristocratisch gezelschap
beschrijf; ja, sommige mijner deftige lezers, wier
vaders misschien niet half zoo goed waren als Graves,
de kolenkoopman, en Eandall, de spoorweg-aannemer,
zullen zeer teleurgesteld zijn, en zich misschien er
over ergeren dat ik geen beter stamboom voor mijne
helden en heldinnen heb weten te vinden.
Ik verzoek hun niet ongeduldig te zyn. Ik be
loof dat ik hen in 't vervolg in kennis zal brengen
met eene klasse, die meer naar hun smaak is, zoo al
niet van gelijke afkomst als zij. Intusschen moet
ik bekennen dat ik gaarne nog een weinig bij dit
of kerken hun hierbij mocht te stade komonen dat
eerst waar ook deze tekort schoot, r|jk en provincie
en gemeente geldelijk hulpe bood.
Dit ideaal is intusschen dan eerst te verwezen
lijken, als ook de tegenpartij haar kracht van parti
culier initiatie! herwint en voor ons volksonderwijs
niet alleen haar stem en woord, maar ook baargeld
veil zal hebben. Nu dit nog niet het geval is, en
het onderw|js voor haar kinderen en de kinderen
harer armen voorshands zonder de krukken der
Staatshulp nog niet loopen kan, blijven wij als
staatsburgers dus gehouden, voor haar scholen mee te
betalen. En overmits de tegenstanders der Schoolwet
ruim de helft der natie vormen, betaalt die helft
der natie, die niet van deze school gediend is, ruim
do helft in de kosten.
Welnu, dit zullen we voorhands moeten blijven
doen, maar dan is het ook billijk, dat althans het
Eijk ophoude zijn extra-toelage geheel naar dien
kant te doen afvloeien, en ons, bij manier van resti
tutie voor te veel betaalde belastingen, ook voor onze
sohool hierin aandeel geve.
Dan ontvangen we nog niets, en krijgen wij slechts
een zeer klein deel terug van wat ons in strijd met
recht en billijkheid wierd afgevorderdmaar de ban
zal dan toch gebroken z|jn.
Op drieërlei mag dus aangedrongen
1°. De Eegeering dient waarborgen te zoeken, dat
niet langer de helft der natie, die niet van de open
bare school gediend is, nog steeds gedwongen worde,
uit eigen beurs te betalen voor het schoolonderwijs
van gegoede liberalistische farailiën. (Billijke school
geldheffing.)
2°. De Eegeering dient bij manier van restitutie
ons qen deel terug te geven van wat we tegen allen
eisch van billijkheid voor de school der liberalisti
sche onvermogenden betalen, terwijl zij voor onze
armen geen cent opbrengen. (Eijksvergoeding voor
alle on- of minvermogenden, van wat richting ook).
En 3°. de Eegeering dient een weg te openen,
waardoor de opleiding van onze onderwijzers, ver-
geloken bij die der openbare onderwijzers, niet aan
don armen Lazarus bij den rijken man doe denken.
Met veel minder zal de Eegeering niet toekunnen
want voor dezen drieërlei eisch is de publieke con-
cientie gewonnen.
Wat onlangs als een uitvloeisel van de examen-
woede mogelijk werd* gesteld, is te Parijs nu wer
kelijkheid geworden, paar wofdt aan de huurkoetsiers
examen afgenomen. Zij moeten de buurten der stad
kennen, hun tarief kunnen toepassen en blijk geven
dat zij r|jden kunnen. Een onderzoek naar hunne
wellevendheid, vooral tegenover stadgenooten, van
wie zij de groote fooien der vreemdelingen niet te
verwachten hebben, wordt echter niet ingesteld.
Volgens Eigen Haard moet al menig koetsier met
zijn blinkenden hoed, geelgrijze jas en rood gelaat
voor den schakel gezonken zijn.
Een handige reclame is uitgedacht door de heeren
Linley and Biggs, de fabrikanten van de Whippets. Zij
stellen eene nieuwe safety op do Stanley show ten
toon, die echter nog geen naam heeft bekomen. Nu
wordt iedereen uitgenoodigd voor die machine een
naam voortestellen, en de inzender van de benaming
welke aan fabrikanten het best bevalt, krijgt een
exemplaar van de machine ten geschenke. De reclame
kost dus aan de heeren Linley and Biggs eene velo
cipede, maar vestigt tevens de algemeene aandach
op deze safety, dio wel door weinig bezoekers der
tentoonstelling geheel onopgemerkt zal worden voor
bijgegaan. {Sport)
Staten-Generaal. Ebrste Kamer. Zitting van
Dinsdag 29 Januari.
Na alle koloniale debatten met den tegenwoordigen
minister had de gisteren gevoerde discussie weinig
aantrekkelijks, vooral omdat de uitslag met volkomen
zekerheid was te voorzien. Voor den vorm werden
door de heeren Van de Putte en Van Naamen nog
eenige woorden gewisseld. Het subsidieeren van bij
zondere scholen in Indië werd nog eens aangeroerd,
waarbij de eerste den minister herinnerde aan zijn
belofte om de stukken over te leggen en de tweede
zijn vertrouwen te kennen gaf, dat de minister geen
ingrypende maatregelen nemen zou zonder overleg met
het bestuur in Indië. De heer Keuchenius had in
zijn antwoord reden om dankbaar te zijn voor de
betoonde welwillendheid, die hem zeker zoo aange
naam stemt, dat hij hoe langer hoe verzoenender en
meegaander wordt. Merkwaardig was zijne verzeke
ring, dat hij nog denkt als voor 22 jaar: dat name
lijk de anti—revolutionaire partij alleen vruchtbaar
werkzaam kan zijn, als zij ophouden de speelbal te
zijn der conservatieven. Als hij dit door daden toont
op koloniaal gebied, dan heeft zeker de liberale
Eerste Kamer geen reden om berouw te hebben over
haar votum van gisteren. Met 31 tegen 4 stemmen
werd hoofdstuk X aangenomen.
Naar al hetgeen in de stukken en bij de algemeene
beraadslagingen gezegd is over den minister van
buitenlandsche zaken, mocht men zeker vinniger strijd
over Hoofdstuk III verwachten. Het had er evenwel
niets van; de pijlen bleven in den koker en de
zwaarden in de schede. De heeren van Gennep en
Muller protesteerden met vuur tegen het dreigend
verbod om op de Westkust van Afrika wapens in te
voeren. De oude, afgekeurde vuursteengeweren schij
nen in het verkeer met de negers als waardemeter
dienst te doen, zoodat onze handel met ondergang
bedreigd wordt als de Eegeering toegeeft aan
den aandrang der Duitsche autoriteiten om invoer
van wapenen aan don Congo te verbieden. De
heer Muller betoogde, dat deze vuurwapenen
ongeschikt zijn voor den oorlog, maar alleen goed
zijn om b|j feesten vreugdeschoten te lossen en dat
bovendien de Oostkust, waar de Duitschers met de
slavenhandelaars strijden, van de Westkust onbe
reikbaar is, althans wat dit handelsartikel betreft.
De beide Zuid-Hollandsche afgevaardigden hadden
vooral ten doel de Eegeering te steunen tegenover
buitenlandschen invloed, daar het scheen dat de
minister al half was gezwicht voor Duitsche argu
menten. De minister was blijkbaar verheugd, dat hij
nu met meer fatsoen op zijne halve beloften terug
kon komen. Hij beloofde althans deze handelsbelangen
niet uit het oog te verliezen. Ook de grensquaestie
van Noord-Borneo werd weder ter tafel gebracht en
wel door den heer Van de Putte. Hij wilde geen
oppositie maken, doch verzocht den minister bij de
onderhandelingen onze rechten niet prijs te geven.
Gedachtig aan het spreekwoord, dat het kwaad
kersen eten is met groote heeren, wilde hij geen
verzet tegen het Engelsch protectoraat; dat is niet
te keeren en h|j betwist Engelands rechten niet,
doch drong aan op eene duidelijke en billijke grens-
regeling. Ook daaromtrent verklaarde de minister
aangename plaatsje verwijl en den gang van zaken
in de school gadesla.
Destijds bewoonde eene bekoorlijke jonge vrouw,
eene weduwe, een huisje van ééne verdieping, op
omstreeks eene mijl afstands van de rivier, met haar
eenig kind, een knaapje.
Zij was bekend als mevrouw Holt. Zij zelve was
eene wees, en had, voor haar huwelijk, bij haar oom
en tante gewoond, rijke lieden die in de groote
wereld verkeerden, en dit nichtje hadden aange
nomen; daar hield men het algemeen voor. In ieder
geval, genoot zij daar niet alleen al de voorrechten
van eene dochter, maar liep zelfs groot gevaar van
door eene al te groote toegevendheid bedorven te
worden.
Eensklaps verdween dit lieve meisje uit de gezel
schapskringen en de beau monde van New-York
hoorde niets meer van haar. Negen dagen verwon
derde men zich er over, en toen was het uit.
Gertrude Lansing was nu mevrouw William Holt
en leefde in stille onbekendheid.
Holt was een verdienstelijk landschapschilder, een
welopgevoed, geniaal, kundig man. In alle opzichten
muntte hij uit boven negen van de tien, die Gertrude
ontmoet had. Ja, hij won het van den grossier in
manufacturen;, den rijken effectenmakelaar en den
jongsten compagnon in een voornaam bankiershuis,
die Gertrude allen het hof gemaakt hadden en die
haar oom en tante zeer wenschelijke partijen hadden
gevonden.
Maar Holt was arm. Daar zat het kwaad. Ger
trude dacht er zoo niet over. 2üj beminde hem; en
na verloop van tijd verzocht Holt haar oom zijne
toestemming tot hun huwelyk te geven. Die toe
stemming werd hem bedaard geweigerd; zoo be
daard, dat de jonge schilder hoop kreeg, meenende
dat de oöm wel zou toe geven. Weinig kende hij
de man. Wel is waar, word h|j niet toornig, zooals
de oude du Barry; men kon zelfs niet aan hem
bespeuren dat er iets bijzonders gebeurd was. De
heer Lansing riep Gertrude eenvoudig bij zich, en
zeide: „Dat is eene partij, die ik niet goedkeur.
Als gij met dien man verkiest te trouwen, zal ik
u zooveel geven, als ik begr|jp dat g|j in uw stand
noodig hebt. G|j behoeft geen woord te zeggen;
doe wat U goed dunkt; ik wil geen scènes hebben."
Het kwam er op neer dat Gertrude met den
schilder huwde. Het huwelijk werd zeer stil vol
trokken. Niemand was er b|j dan haar oom en tante
en de predikant.
Toen de plechtigheid was afgeloopen, gaf Lansing
Gertrude een banknoot van duizend dollars. Er
werd niets bij gezegd, maar z|j wist dat nu alle be
trekking was afgebroken.
Holt huurde te Scotenskopft eene kleine woning,
die hij voor de duizend dollars meubileerde.
Gertrude was meer dan met haar lot te
vreden.
{Wordt vervolg.d)
zich diligent en achtte het beter geen mededeeling
te doen omtrent den stand der onderhandelingen.
Voorts gaf de heer Bultman zijn hoop te kennen
op spoedige heropening der havens voor den vee
handel de heer "Melvill van Lijnden stak den zalm-
lievenden afgevaardigde van de overzijde van het
binnenhof (de heer Kolkman) naar de kroon door
op te komen tegen de uitroeiing van zalraeieren in
den Eijn en de ijselijke verwoestingen die de snoek
baars aanricht; de heer Van Tienhoven brak een
lans voor beroepsconsuls, vooral met het oog op
China. Op al die punten gaf de minister eenig ant
woord. Na het onlangs door Duitschland genomen
besluit hoopt de Eegeering spoedige toelating van
Holland8ch vee op de Londensche markt; de zalm-
visscherij is bij de commissie aanhangig gemaakt,
terwijl de snoekbaars niet zoo gevaarlijk is als men
zegt; eene goede consulaire regeling is moeilijk,
doch blijft in overweging, intusschen heeft er overleg
plaats of aan de wenschen betreffende China kan
voldaan worden, 's Ministers rede werd bekroond
met de mededeeling, dat de telegraphische verbin
ding mét Cura9ao is tot stand gebracht en in wer
king gesteld.
Hoofdstuk III werd aangenomen zonder stemming,
waarna de Kamer tot nadere bijeenroeping uiteenging.
De verkiezing van Boulaugor maakt natuurlijk
nog het hoofdonderwerp uit der btiiteulandaeho be
richten.
Op de grootheid en de algemeenheid van de
overwinning van Boulanger valt niets af te dingen
en het is wellicht nimmer vertoond, dat een can-
didaat zoo in alle arrondissementen, zoowel in de
stad als in do buitengemeenten, mot uitzondering
slechts van het arrondissement du Tomple, de meer
derheid behaalde. Niet alleen bleef Jacques in de
mindorheid in de deftigste wijken, waar do meeste
conservatieven huizen, maar ook in do radicale, en
zelfs in de revolutioDairo wijkon als Montmartre en
Buttes-Chaumont behaalde Boulanger een aanzienlijke
meerderheid. Zelfs in zijn eigen arrondissement
verkreeg Jacques nog 1770 stemmen minder dan
zijn tegenstander. De meeste stemmen verwierf
Boulanger in de buitengemeenten, welke hem alleen
een meerderheid Van 27.211 stemmen bezorgden.
Oeneraal Boulanger heeft aan zijne kiezers in het
departement der Seine oen schrijven gericht, waarin
hij hun dank zegt, dat zij tegen de parlementaire
coalitie zijn opgetreden. De republikeinsche partij,
steunende op de eerlijkheid der ambtenaren, is
voor goed gevestigd en de Kamer van Afgevaar
digden hoeft slechts eene ontbinding te wachten.
De Republiek, zegt hij ten slotte, staat voortaan
open voor alle Franschen van goeden wil.
Do Duitsche bladen zijn bij de beoordeeling
van generaal Boulangers verkiezing te Parijs hiet
zoo pessimistisch als de Timet, de Standard en de
meeste andero Londensche bladen, die in het besluit
der Parijsche kiezers een groot gevaar voor den
Ruropeesche vrede zien. Te Berlijn neemt men de
zaak vrg kalm op, maar toch ontbreekt het ook
aan de Spree niet aan profeten, gelijk o. a. het
Berliner Tageblatt en de Fouiscke Zeitung, die door
Boulanger's verkiezing het gevaar voor een oorlog
tusscheu Duitschland en Frankrijk steeds meer
zien naderen.
De Norddeuttche Allgemeine Zeitung laat zich
hierover niet uit. Prins Bismarck's orgaan bepaalt
er zich toe Boulanger's overwinning het gewichtigste
feit te noemen, hetwelk in den laatsten tijd op het
gebied der buitenlandsche politiek is voorgevallen.
Dat de verkiezing van den generaal een ernstige
nederlaag en eeu dreigend gevaar is voor do
republiek, wordt door de Norddeuttche, evenals
door de andere Duitsche bladen, eenstemmig erkend.
De aanstaande val van het ministerie Floquet en
do ontbinding der Kamer wordt te Berlijn als hot
meest waarschijnlijke gevolg der verkiezingbesehouwd.
In hoever deze voorspelling juist is, kan eerst
morgen bljjkeq. De heer Floquet zal dan in ant
woord op de interpellatie van den heer De Jouvenoel
de plannen der regeering betreffendo den politieken
toestand uiteenzetten en een beslissing uitlokken,
waardoor kan blijken, of. Boulangers zegepraal een
verandering in de partijverhouding der afgevaardig
den heeft te weeg gebracht.
De Duitsche Rijksdag heeft gisteren het voorstel
betreffende Oost-Afrika bij tweede lezing aange
nomen. Tegen stemden de meeste vrijzinnigen en
de socialisten.
In den loop van het debat verklaarde de bonds-
commissaris' Wissmann, dat het nemen van krachtige
maatregelen onverm|jdal|jk was, doch dat, hoe
strenger men optrad, des te spoediger eene beslis
sing zon worden verkregen, waarvan de algemeene
toestand geen nadeel ondervond.
De opening der Italiaansche Kamer geschiedde
met de gewone plechtigheid. Behalve de koning,
die de troonrede voorlas waren ook de koningin,
do kroonprins en de hertogen van Aosta en Genua
tegenwoordig. De koninklijke familie werd bij haar
komst en vertrek met luide toejuichingen ontvangen.
In de troonrede somde de Koning de ontwerpen
op, welke aangeboden zullen worden, o. a. die be
treffende de horvorming van het strafstelsel, de
hionenL kolonisatie en het lager onderwijs. De
Koning verklaart, dat de wetgevende arbeid bij
uitnemendheid vredelievend is, maar dat een niel-
gewapendo vredestoestand gevaarlijk zou zijn. Indien
de Regeering niet voortging haar ernstige zorgen
aan het leger te wijden, zou zij verraad plegen
jegens het land. De fiuanciëele toestand eischt ver
mindering der uitgaven, onder nakoming dor ver
binteniseen, welke voor de openbare werken zijn
aangegaan, en met handhaving der militaire maat
regelen. De Koning verklaart te rekenen op de
medewerking van het Parlement, tot het verkrijgen
van het evenwicht op de Staatsbegrooting. Het
streven der Regeering zal zijn, de economische
krachten der natie te ontwikkelen. De ondervinding
heeft reeds doen zien, hoe krachtig deinstellingen
dps lands zjjn, door een trouwe nakoming der
Grondwet en door het toepassen van het beginsel
der vrijheid. Gesterkt door zijn bondgenootschap
pen blijft Italic een element van vrede. De
Koning herinnert aan het bezoek van Keizer Wil
helm, als oen bewijs van de'innige verstandhouding
tusschen Italië en Duitschland. Daarin ligt ook een
waarborg voor het behoud van den vrede, waarnaar
alle Staten streven, omdat hij uoodig is voor de
welvaart der volken en den vooruitgang der bescha
ving. Ten slotte gaf de Koning de verzekering,
dat de handhaving van den vrede door Italië zal
bevorderd worden.
De troonrode, maakte blijkbaar een goeden indruk.
Vooral werden die zinsneden met grooten bijval
ontvangen, waarin werd gewaagd van het bezoek
van den Duitschen keizer en de gunstige vooruitzich
ten op behoud des viedes.
Het Hongaarsehe Huis van afgevaardigden nam
gisteren de legerwet in hoofdelijke stemming met
267 tegen 141 stemmen aan, als grondslag voor
de behandeling der artt. welke heden aanvangt.
IV.
Het is uitgekomen zooals ik het voorspeld heb;
de heer Horn is vrijgesproken en de heerWertheim
heeft een dwaas figuur gemaakt- In de Fledermaus
behoort dat tot zijne rol. Hij bepale er zich voor
taan bij.
Wie Zondagavond onze Opera bezocht, zou bij het
naderen en het binnentreden van het gebouw, ge
dacht hebben dat eene volksramp de tweede koop
stad des Eijks had getroffen. Wat was er gebeurd?
Was de Fransche, Engebche of Duitsche oorlogsvloot,
waarmede de heer Tindal ons bedreigt, op de Maas
verschenen? Men zag mannen en vrouwen, dames
en heeren, in groote verslagenheid de wijk nemen.
In de vestibule stonden honderde menschen, de een
met de wanhoop op het gelaat, de ander met oogen
waarin de toorn z|jn bliksemvuur had ontstoken, de
derde in doffe onverschilligheid verzonken. Luide
vragen om nadere inlichting. Kreten van veront
waardiging en machtelooze woede. Alles bijeenge
nomen een tooneel van onbeschrijfelijke radeloosheid
en verwarring. De beambten der Opera stonden als
versuft. Leden van de finantieete Commissie, spra
ken, met bedrukt gelaat; hier en daar een woord om
tot berusting aan te manen. Wat was er dan toch
gebeurd? De tenor van Dijck had zich ziek laten
meldende aangekondigde voorstelling van Lohengrin
kon geen voortgang hebbenmen werd beleefd ver
zocht het, verbeeld umet Fledermaus voor lief te
nemen en kon dat sprak van zelf anders zijn
geld terugkrijgen. Men denke zich de teleurstelling,
vooral van den kant van hen die uit den Hriag,
Delft, Schiedam, Dordrecht, wellicht zelfs uit Gouda,
naar Botterdam waren gekomen om de model-voor
stelling bij te wonen Naar het heette had de heer
van D|jck eerst des namiddags ten 3 ure bericht
gezonden dat hij verkouden was en had de Directie
toen nog slechts tijd gehad het feit door aanplak
king aan het Schouwburglokaal bekend te maken.
We willen het gelooven. De recette zou zeker
verre boven de twee duizend gulden zijn geste
gen en daarvan doet een vemünftige Theaterdi-
rector zoo maar geen afstand. De heer van Dijck
zijnerzijds verloor zijn aanzienlijk honorariurtt en
zou derhalve stollig hebben gezongen indien hij
niet ongesteld ware geweest. Het éénige wat men
hem te laste mag leggen is dat hij z|jne krach
ten overschat. De ervaring heeft toch geleerd dat
h|j niet de lichamelijke kracht bezit om eiken
avond of om den anderen avond op tó 'treden;
z|jn orgaan begint dan fluks aan heeschheid te
l|jden. Vooral kan dit het geval zijn wanneer,
zooals Vrijdagavond ter gelegenheid van hot Wag-
ner-concert te Amsterdam, aan een door het Be
stuur aangeboden nachtelijk festijn wordt deelge
nomen, dat velen tot aan den ochtendstond op de
been hield. Heden, Dinsdagavond, zingt de heer
van Dijck in dén Haag. Morgen, Woensdagavond,
moet hij hier ter stede als Lohengrin optreden.
Het is te veel. We willen er intusschen het beste
van hopen.
Keeren we thans nog even tot de ontstemde,
teleurgestelde menigte terug. De verwarring was te
grooter naar de mate dat de plannen uiteenliepen.
De een wilde terstond zijn geld terug hebben. De
ander besloot bij gebrek aan beter de Fledermaus te
slikken, maar moest nu geld terug hebben, want
voor de Lohengrin waren verhoogde prijzen betaald
terwijl Fledermaus toegankelijk was tot verlaagde
Zopdagsprijzen. De derde had geen plaats bespro
ken* en wilde een biljet aan de kas koopen, maar
kon er niet bij, omdat zij door de twee andere
cathegoriën in den letterlijken zin van het woord
was belegerd. Tegen 8 ure, het uur waarop de
voorstelling moest beginnen, was er dientengevolge,
behalve op de galerij, geen levende ziel in de zaal.
Ten laatste werd-de toestand beheerscht. Er werd
eene regeling getroffen krachtens welke elkeen de
zekerheid verkreeg zijn geld of zijn He veel betaald
geld te zullen terug krijgen. Toen ten 8V4 ure de
ouverture werd aangeheven, was de zaal redelijktjes
bezet, maar het publiek was in hooge mate ont
stemd en slaagde er eerst in den laten avond in,
de muizennesten uit het hoofd te zetten.
Botterdam is eene groote stad; toch geef ik den
lezer de verzekering dat deze en dergelijke, voor
vallen er meer do aandacht trekken en gevolgelijk
ook in meerdere mate het onderworp van de
gesprekken vormen, dan menig gewichtig vraagstuk
van den dag, zooals b. v. de quaestie van den
afvoer van faecaliën, die Donderdag in den
Gemeenteraad aan de orde komt.
Ik zal den lezer niet vermoeien mot eene grondige,
zelfs niet met eene popuhir-wetenschappelijke ver- r
handeling over het onderwerp. Maar als eerlijk
kronijkschr|jver rust op mij de plicht althans iets
or van te zeggen, opdat men den stand van zaken
kennen, waarop ik wellicht, naar aanleiding van bot
debat in den Gemeenteraad, zal hebben terug te
komen. Voor heden derhalve een uitermate kort
en sober woord.
Men weet, dat er in hoofdzaak drie stelsels van
afvoer van faecaliën zijn en wel:
1. het tonnenstelsel;
2. het Liernurstelsel;
3. het spoel stelsel.
Tegen het tonnenstelsel verheffen zich twee be
zwaren. Het eerste is, dat men wel de stoffen in
tonnen kan bijeenverzamelen, die b. v. eens in de
week worden geledigd, maar het is voor alle ge
meenten niet even gemakkelijk te Weten waar met
den inhoud te blijven. Er zijn plattelandsgemeenten
voor wie de aldus verzamelde stoffen voor den land
bouw zoo groote waarde hebben, 3at men van een
Veendammer weet te verhalen, die, als hij bij een
der gemeeutenaren den avond doorbracht en dan aan
zekere behoefte had te voldoen, snél even naar
huis liep, ten einde zijnen gastheer dat onverwachte
voordeeltje niet te gunnen. Doch er zijn andere ge
meenten, die met het wekelijksch product der tonnen
geen raad weten en dan roept het tonnenstelsel bijna
onoverkomelijke moeielijkheden in het leven. Het
tweede bezwaar tegen dat stelsel is als men het
niet weet, dan raadt men het in geen duizend jaar
het tweede bezwaar is, dat het tonnenstelsel zondigt
tegen de regelen vande schoonheidsleer! Men
kan het in alle opstellen over het ondefwerp lezen,
dat het tonnenstelsel tegen de aesthetica zondigt, niet
om het gebruik dat van die tonnen wordt gemaakt
want dan zou de aesthetica zich verzetten tegen alle
stelsels van afvoer, maar omdat het transport en het
verwisselen van de tonnen geacht moet worden het
schoonheidsgevoel wèl te onderscheiden van het
zedelijkheidsgevoel in de hoogste mate te kwetsen.
Tegen het twoede stelsel, dat van Liernur, weet,
voor zoo ver ik heb kunnen nagaan, de aesthetica
niets in het midden te brengen. Het andere bezwaar
tegen het tonnenstelsel verheft zich evenwel met
verhoogde kracht ook tegen Liernur mot ver
hoogde kracht, zeg ik, omdat het Liernur-stelsel in
aanleg en exploitatie ongemeen duur is. Met be
hulp van een vernuftig uitgedacht pneumatisch sys
teem, voert het de faecaliën uit de huizen naar ver
zamelplaatsen. Maar dan? Zie, ik ben een harts
tochtelijk voorstander van Liernuris theorie en't komt
m|j voor, dat elkeen verplicht is het met mij te
wezen. Denk toch eens na, lieve lezer! Op de voor
gestelde wijze, geen verontreiniging van den bodem,
geen verontreirf%ing van het openbaar water, geen
verontreiniging van de lucht. Alle baccillen, komma-
baccillen, sporen, zwammen, splijten en microben
kunnen hun testament üfllen! Grooter uitgaven dan,
als keerzijde van de medaille? Maar, goedgeloovige
lezer, juist het tegendeel is waar! Het product van