Brieven uit de Hoofdstad.
Bultenlandsch Overzicht.
plan moge oordeelen, zij in elk getal eerbiedig
verzoeken dat van de nü ontworpen regeling worde
afgezien, omdat de regeering die niet zou kunnen
invoeren zonder de zelfstandige vertegenwoordiging
van de provinciale gemeenschap te vernietigen en
dus de gewichtigste belangen van dat gewest te
miskennen.'
Het bekende Tijdschrift Caecilia bevat een brief
uit Parijs van de hand van onzen vroegeren stad
genoot, den heer S. van Milligen. Het zal waar
schijnlijk velen onzer lezers aangenaam zijn met den
inhoud daarvan kennis te maken. Wij laten den
brief daarom hier volgen:
Parijs 26 Februari 1889.
Mijnheer de Redacteur
Gedachtig aan mijne belofte, wil ik u en den
lezers van Caecilia eenig nieuws omtrent het muzikale
leven alhier doen toekomen.
Er is echter zóóveel stof, dat ik mij ditmaal tot
algemeene beschouwingen zal moeten bepalen en
alleen een blik a vol éVoiseau op een en ander kan
werpen, ook de weinige ruimte in aanmerking nemende
die in uw blad beschikbaar is, dank zij de vele be
richten, die er steeds over het nederlandsche muziek
leven (en dit is een gelukkig verschijnsel) ie plaatsen
Om een muzikalen vorm aan mijn brief te geven
zou ik de „Suite" kunnen kiezen en wello. Prélude
2o. Marche funèbre; 3o. Reminiscences de l'opéra,
etc. etc. Ik werp echter iederen vorm overboord
en zal trachten, zoo kort mogelijk, veel te vermelden.
De virtuozen-concerten, die meest in de „Salle-
Pleyel" en „Salle-Erard" plaats hebben, nemen hier
dikwijls bedenkelijke verhoudingen aan wat het aantal
betreft, en daar de beste virtuozen gewoonlijk on^
land bezoeken, kan ik hierover ditmaal zwijgen.
Van meer belang komt het mij voor, iets te
melden omtrent de voornaamste fransche componisten
(ook de jongeren,) wier werken nog niet tot ons
Vaderland zijn doorgedrongen. Het aantal degelijke
componisten te Parijs wonende is' zeer groot, en
daaruit is het wel te verklaren, dat zoovelen groote
moeite hebben hunne werken uitgevoerd te krijgen.
Er bestaat hier echter eene vereeniging nl.Société
nationale de compositeurs frangais, die evenals onze
Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging, zich ten
doel stelt de mindpr bokende en toch voortreffelijke
werken van landgenooten ten gehoore te brengen en
zoo doende de componisten, vooral de jongeren, aan
te moedigen.
Daar men mij met de meeste bereidwilligheid
toegang heeft verschaft tot de voornaamste opera's
en concerten, heb ik ook eenige uitvoeringen van
deze vereeniging kunnen bijwonen. Hoofdzakelijk
de nieuwere richting toegedaan, bestaat zij uit com
ponisten, die door de voorstanders der oudere richting
„de Wagnerclub" worden genoemd.
De kunstenaar, die den meesten invloed uitoefent
op haar streven, is de heer César Franck. Hij staat
hier zeer hoog aangeschreven als componist, en het
Conservatoire-orkest (waarvan Joachim eens bij zijn
bezoek te Parijs verklaarde: „het is het beste orkest,
dat ik ooit heb gehoord") voerde dezer dagen zijne
Symphonie uit, die mij veel deed genioten. Verder
hoorde ik van hem een fragment uit zijn Oratorium
Judith, eenige vrouwenkoren en eenPoëmesymphonique
Les Eolides.
Een hoogst wetenschappelijk kunstenaar en com-
Hij zag en kon zich niet vergissen in de uit
drukking van de levendigste belangstelling, welke
Clara's blik teekende, evenmin in den glans van
vergenoegdheid, die van du Barry's gelaat straalde.
Castleton kreeg zijne tegenwoordigheid van geest
terug. Hij toonde zich zijne opleiding waardig. Hij
zag mevrouw Delaine aan, en zeide lachend, op een
ongedwongen toon„Een zeer belangwekkend tafereel."
„Vindt gij dat?"
„Zeker."
Hij bewaarde verder het stilzwijgen. Ditmaal had
had hij een trek gewonnen. Mevrouw Delaine'wist
niet hoe zij hot gesprek weder zou opvatten. Dat
duurde echter niet lang, want zij was niet spoedig
met eene zaak verlegen. Zij nam den schijn aan van
ernstig na te deuken. Eindelijk sprpk zij„Mijnheer
Castleton, gij hebt gezegd dat gij niet boos op mij
waart ora hetgeen ik gedaan^heb. Evenwel vrees ik
u geërgerd te hebben, en dat spijt mij zeer."
„Ik moet bekennen dat uwe aanmerkingen mij
eenigszins zonderling voorkwamen; maar, geloof mij,
ik denk er niet meer aan."
Dit werd op hoogst wellevenden toon gezegd.
„Ik begin terrein te verliezen," dacht de dame;
„ik moet trachten het te herwinnen."
„Indien hetgeen ik gezegd heb u zonderling voor
kwam," hernam zij, „is de grond daarvan te zoeken
in de buitengewone belangstelling, die ik vpor u
gevoel. Ik wist wel dat ik iets zeide, wat gij onge
oorloofd zoudt achten, maar 't was noodig dat iemand
ponist is de heer Gaston Salvayre. Hij componeerde
eenige opera's, waarvan zijne laatste: La dame de
Monsoreau in de „Grand-Opéra" werd uitgevoerd,
gelijk zijn Richard III te St. Petersburg. Dit werk
zal nu in de „Scala" te Milaan worden opgevoerd.
Zich niet bekommerende om het succes en niet
(zooals men het noemt) voor de groote menigte
schrijvende, vond zijne laatste opera bij het publiek
weinig bijval. Met groot genot maakte ik met zijne
muziek kennis, en de heer Salvayre had de vrien
delijkheid mij verschillende fragmenten uit zijne
opera's voor te spelen.
Een jong componist van buitengewone begaafdheid
is de heer V. d'Indy. In de Concerts-Lamoureuz"
hoorde ik zijn trilogie: „Wallenstein"Dit werk had
bij de 4000 toehoorders, die geregeld de concerten
iedere week bezoeken, zeer groot succes en van
ganscher harte stemde ik met het applaus in.
Het publiek bij de Lamoureux en Colonne, even
als in het Conservatoire, toont zich zeer waardeerend
voor alle degelijke werken, juist het tegenoverge
stelde van de „Opéra", waar het gedistingeerd
publiek pas verschijnt bij de 2de of 3de acte, als
het corps de ballet optreedt, dat (ik moet het be
kennen) voor deskundigen zeer veel te genieten geeft
en werkelijk van klassieke schoonheid is.
De Wagner-oppositie is in Parijs geheel verdwenen,
althans in het openbaar. Nog nooit heb ik bij het
stormachtig applaus, dat ieder stuk van Wagner
uitlókt, één enkel fluitje vernomen, en vroeger was
de concertzaal in twee vijandige kampen verdeeld,
die beproefden elkander te overstemmen. Er zijn
wpl tegenstanders, maar zij zijn in de minderheid
en zwijgen dus.
Overigens geeft men, bij alles wat niet in den
smaak valt, door luide kreten aan zijn gevoel lucht
(als het b. v. te warm wordt, roept het gansche
publiek: Vair, de Vair!.) Dit maakt „ingezonden
stukken" overbodig. Men demonstreert op het
oogenblik zelf.
Op de werken van Chabrier wil ik ook zeer de
aandacht vestigen. Zijne Espana voor orkest is een
schitterend orkeststuk. Ik hoorde dit werk ook in
de „Société" voor twee piano's achthandig uitvoeren.
Daar de componist zelf de 1ste partij speelde, was
de uitvoering zeer belangrijk.
Parijs heeft in den laatsten tijd het verlies van
twee componisten te betreuren. De eerste was onze
landgenoot Jul. ten Brink, en de tweede de bekende
componist Moskowski. Beiden met misschien even
veel talent begaafd, was ten Brink geheel onbekend.
De teruggetrokken wijze waarop hij leefde, zijne te
groote bescheidenheid, terwijl hij zich (zooals men
dat noemt) niet wist te pousseeren, hebben aan de
waardeeriog van zijn talent zeer in den weg gestaan.
Een der voornaamste uitgevers van Parijs vertelde
mij, dat het hem de* grootste moeite heeft gekost
een Menuet van ten Brink, eenige dagen na diens
dood, in de „Concert-Colonne" uitgevoerd te krijgen.
Alleen het Petit Journal wijdde een woord aan zijne
nagedachtenis, terwijl een ander blad, dat een over
zicht van het Concert gaf, de uitvoering vermeldde
van une oeuvre gracieuse de Mr. Ten Scianck. Het
Petit Journal" dit aanhalende, roept uitOh
la gloire et les coquilles d' imprimerie.
Ten Brink had eene nieuwe opéra-comique ten
halve voltooid, die door het Theatre lyrique was
aangenomen. Er moesten echter nog wijzigingen in
het libretto gemaakt worden. Het onderwerp was
het u onder 't oog bracht; en wat gij ook op dit
oogenblik gevoelen moogt, ik ben meer dan tevreden
dat ik u eene dienst heb bewezon. Ik heb uwe
trotschheid opgewekt, en ik geloof niet dat gij u
voor juffrouw Digby zult willen vernederen."
Dit zeggende, stond mevrouw Delaine op, met een
voorkomen van onverschilligheid en benam daardoor
onzen held de gelegenheid om iets op haar gezegde
te antwoorden. Op hetzelfde oogenblik naderde haar
een der 'elegante toongevers van de balzaal en ver
zocht haar met hem te dansen. Zij maakte eene
lichte buiging voor Castleton en was weldra in den
kring der dansenden. Zij danste lang achtereen,
zonder eenige tusschenpoozen, en nooit had zij er
bekoorlijker uitgezien dan bij deze gelegenheid.
Toen zij voor een oogenblik een weinig achteraf
ging, om door een vriendin een speld te laten steken
aan eene strook, die dreigde los te gaan, ontmoette
zij Pulsifer, die juist binnen gekomen was, om een
overzicht van het Hal te nemen en eer te bewijzen
aan het souper. w
„Schade herstellen, schade herstellen," riep de
zaakwaarnemer uit. „Het leven wordt gesleten met
schade herstellen." 0
„Juist wat ik van zulk een zwaarmoedig schepsel
'als gij zijt verwachten zou te hooren," zeide mevrouw
Delaine hierop. „Waarom ziet gij niet naar de lichtzijde
en zegt „Het leven wordt doorgebracht met verfraaien."
„Gepast, zeer gepast in uw mond, lieve mevrouw."
De zaakwaarnemer liep verder. Hij liep de onder-
eene oude fransche legende. Hij heeft dus helaas 1
zijn eerst groot succes niet mogen beleven.
'Van den heer Moskowski behoef ik niet veel te
vermelden, zijne werken zijn algemeen bekend. Eerst
sedert drie jaren gehuwd, heeft een langdurig borst
lijden hem langzaam ten grave gesleept.
De Lamoureux- en Colonne-concerten vermeld jV~
slechts ter loops, omdat die uitvoeringen nogal eens
herdacht worden. Een groot bezwaar is het, dat de drie
concerten (Conservatoire, Lamoureux en Colonne) allen
Zondagmiddag ten 2 ure plaats hebben; gewoon
lijk bestudeer ik alle programma's, wik nauwkeurig
wat het belangrijkste is (wat mij soms heel moeilijk
valt) en ben toch dikwijls tot het laatste oogenblik
besluiteloos. Bij Lamoureux ontbreekt Wagner nooit
op het programma, en bij Colonne vindt men Berlioz
zeer veel vertegenwoordigd. Fragmenten uit bijna
alle werken van Berlioz hoorde ik daar dikwijls
voortreffelijk uitvoeren.
Eergisteren heeft de zeldzaam schoone uitvoering
van „Les adieux de Wotan a Brunnhilde et l'incan-
tation du feu" (ik geef den titel zooals het program
ma dien vermeldt) eene groote ovatie aan don heer
Lamoureux bezorgd, zoowel van het publiek als van
de orkestleden. De baryton Augnez zong den Wo
tan zeer schoon.
AU rariteit vermeld ik nog, dat een jong meisje
van 12 jaar, raIle Juliette d'Antin, die reeds bij het
concours van het Conservatoire met algemeene stem
men den Isten prijs verwierf, bij Colofine onlangs
het vioolconcert van Max Bruch op voortreffelijke-
wijze, zoowel technisch als muzikaal en met volko
men zelfbeueersching ten gehooye bracht. Het is
te hopen, dat deze veel belovende jeugdige artiste
niet in impresario-exploitatie of geldspeculatie van
opvoerders moge ondergaan.
Over de componisten Em. Guiraud, G. Fauré,
Lefvèbre en anderen schrijf ik later.
Een enkel woord ten slotte over de Opéra.
Een juiste paralel kan ik niet trekken tusschen
de „Opéra" en „Opéra-comique", daar er in dit
jaar een noodlot op de Groote Opera rust. Op één
oogenblik waren er niet minder dan 12 zangers en
zangeressen ziek. Alleen Roraéo et Jpliette heeft
als noviteit gediend.
Verder was het die „alte Geschichte" t Robert,
Faust, Africaine en last not least: Relache.
De Opéra-comique, die iederen avond voorstel
lingen geeft on over een zeer uitgebreid en voor
treffelijk personeel heeft te beschikken, was dit jaar
zeer gelukkig. Hot orkest onder leiding van den
heer Danbé staat hier zeer hoog aangeschreven. He
denavond beloeft Lalo'8 „Roi d'Ys" de 76ste uitvoe
ring. De andere avonden bieden groote verscheiden
heid aan. Het is een waar genot te hooren op
welke voortreffelijke wijze Carmen, Mignon, Dame
blanche, Richard Coeur de Lion, e. a. worden
gegeven.
Men verheugt er zich algemeen over, dat de heer
Lalo in don avond van zijn leven zoo rechtmatige
waardeering ondervindt. Als de heer Cavalho door
don noodlottigen brand niet als dirocteur van de
Opéra-comique was afgetreden zou de „Roi d'Ys"
misschien nog zeer lang in portefeuille zijn gebleven.
De tegenwoordige directeur, L. Paravey, heeft dade
lijk do waarde van dit werk begrepen.
De studies van Massenet's „Esclarmonde" zijn
bijna gereed. Men is zeer gespannen naar dit werk
van den grooten meester.
scheidene kamers door, en zag naar alles wat er
voorviel. Hij ontdekte Clara met du Barry; hij zag
Castleton, die zich bij een groep heeren gevoegd
had en met hen in gesprek was.
Hij scheen zich op zijn verkenningstochtjo te ver
maken. Hij maakte zijne opmerkingen en na behoorlijk
zijn deel van het souper gebruikt te hebben, ging
hij naar huis.
De partij was afgeloopen.
Castleton ontmoette Clara weder.
„Alles voorbij," zeide hij tot zichzelf, onder het
naar huis gaan. „Zoo eindigt., dan de droom mijner
jeugd! Waarom niet! Waarom zou Clara du Barry
niet boven mij de voorkeur geven? Hij is vroolijk
en luchthartig, terwijl ik reeds in het gareel ben.
Is het werkelijk zoover gekomen? Heeft die vrouw
gelijk? Beginnen mijne vrienden medolijden met mij
te krijgen? Genoeg. Ik zal dien noodlottigen harts
tocht met wortel en tak uitroeien. Voortaan zal ik
slechts loven voor do plichten, die de wereld mij oplegt."
't Is opmerkelijk dat, wanneer jonge lieden in
hunne liefde teleurgesteld zijn, zij plotseling geneigd
worden om zich geheel aan de eischen van het geweten
of de eerzucht veelal aan de laatste over te geven.
Eertijds was het klooster of het krijgsveld hun toe
vlucht ora vergetelhoid of roem te zoeken. In
dezen minder onstuimigen tijd worden zij zendelingen
of treden het strijdperk des levens in, om eer en
onderscheiding in de zaken'der wereld te vinden.
(Wordt vervolgd.)"
De moeilijkheden voor Saint-Saën's „Ascenio"
rijn nog niet uit den weg geruimd; men zegt zelf»
dat er van eene opvoering niets zal komen, en van
Délibes' nieuwe opera is ook nog niets bekend.
Het Théatre-lyriqe heeft dezen winter met succes
Benjamin Godard's „Jocelin" onder leiding van den
componist uitgevoerd. Hoewel op meer bescheiden
wyze ingericht, bezit dit gezelschap goede elementen.
En thans, Mijnheer de Redacteur f wil ik niet meer
van uwe ruimte vergen. Aan al mijne kunstbroeders
myn hartelijksten groet. v. M.
„Waarmede
Begin ik best mijn smartelijke rede?"
heet höt in ten Kate's vertaling der Maria Stuart. En
schoon ik gelukkig weinig smartelijks te vertellen heb,
de moeilijkheid is voor mij ditmaal niet minder groot.
Ik weet niet waarvan het eerst te spreken.
Immers, we hebben al eene heel drukke week
achter den rug. Daar is vergaderd tegen alle klippen
aan. Eene vergadering over de verhooging van het
straatgeld, waartegen men protest wilde aanteekenen
wijl die belasting eigenlijk eene nieuwe vermomde
grondbelasting is en als zoodanig even onwettig
als onbillijk. Eene vergadering van de kiesvereeni-
ging Burgerplicht,^ of eigenlijk van eene harer
afdeelingen, waar prof. Spruijt de gelegenheid te
baat heeft genomen ons nog eens op ultramon-
tanen en radicalen de fiolen van zijne wys-
georige gramschap uit te storten. Eene vergade
ring van de plaatselijke afdeeling van Volksonder
wijs, waar de aanneming van een van socialistische
zijde ingediend voorstel om bij den gemeenteraad
aan te dringen tot het verstrekken van voedsel en
schoeisel aan arme kinderen, de drie niet-socialis-
tische bestuursleden hun mandaal heeft doen neer
leggen.
Eene vergadering van eene kies vereeniging „Al
gemeen Belang" bijgewoond door niet minder
dan vijf leden en waarin, bij de behandeling der
vraag der dienstvervanging, de secretaris het argu
ment te berde bracht, „dat het dienstnemen een
beroep is, 't welk niet ieder behoeft uit te oefe
nen, evenmin als men bijv. iedereen kan dwingen
timmerman te worden, omdat er wel eens een tim
merman van een dak valt en zijn nek breekt
eene argumentatie waarbij die van Prof. Spruijt
heelenal niets is En eindelijk eene jaarverga
dering van het door mij - reeds besproken genoot
schap Liefdadigheid naar Vermogen, waarin het
bestuur een verslag uitbracht, eindigend in een
noodkreot om meerdoren gelddijken steunen eene
vergadering van aanstaande medici, die opkwamen
tegen eene in de dagbladen gevoerde discussie over
de aanstaande benoeming van den hoogleeraar in
de anatomie Prof. Kijhn, tot hoogleeraar in de
chirurgie.
Oef! wat een gevergader. En te denkeu dat men
„om op de hoogte van zyn tijd te blijven" al die
discussies moet lezen! Waarlijk, dat is een van de
middelen om ons moderne menschen „zenuwachtig"
te maken en ons van de wijs te brengen. Immers
wij lezen zoo alles door elkander, wat los en vast
is; en terwyl de twistende partijen het toch nooit
eens worden is het voor den buitenstaander, die
geen tijd heeft om stuk voor stuk de waarde van
elk argument na te gaan, ook niet wel mogelijk
zich eon juist eigen oordeel te vellen.
Ik zal op mijn beurt me niet bezondigen aan het
stichten eener verwarring in het hoofd uwer lezers
en me daarom bepalen tot twee dier bijeenkomsten,
welke mij alleen belangrijk lgken.
De eerstbedoelde is die van de afdeeling Volks
onderwijs. Evenals zij dit in den Haag gedaan heb
ben, hebben de socialisten alhier ook een aantal
partijgenooten tegen werkmanscontributie lid doen
worden en ofschoon zij feitelijk de meerderheid niet
hebben, zijn zij er in geslaagd door hunne getrouwe
opkomst ter vergadering een drietal der hunnen in
het bestuur te doen verkiezen. De andere heeren
bleven intusschen op hun post wat op zich zelf
met meer dan rationeel was. Doch nu kwamen
eenige socialistische leiders met het voorstel voor
den dag, t welk ik straks vermeldde en waarbij
nog een tweede lid behoorde, waarin de wensche-
lijkheid van uitbreiding van het voorbereidend
onderwijs werd uitgesproken.
voorstel bracht de oudere bestuursleden in
blijkbare moeilijkheid. Welbeschouwd ligt het toch
voor de hand, dat het onderwijs niet kan gedijen
bg kinderen dij slecht en kwalijk gevoed worden.
Vandaar dan (rok de stichting der Vereeniging tot
Kindervoeding, die nu eenige jaren goed werkt, doch
bg gebrek aan voldoende ondersteuning nog onmo-
gelgk alle kinderen ten goede kan komen. En nu
zou het zeker eene uitbreiding van de bemoeiing
der gemeonschap zijn, indien men de zaak daarom
aan de gemeente trachtte over te dragen, eene uit
breiding, die ongetwijfeld in overeenstemming is met
het socialistisch program en al wederom moet
strekken om de persoonlijke verantwoordelijkheid der
ouders naar die gemeenschap over te brengen. Doch
is de zorg voor onderwijs, voor ziekenverpleging
van gemeentewege niet in den grond van eenzelfde
laken een pak; en moet het niet worden toegegeven,
dat de grens bij slot van rekening moeilijk te trekken
is. Tenzy tot hier, waar men in plaats van het be
laag der gemeenschap het recht van het individu
tot motiof voor die tusschenkomst stelt, en men gaat
eischen, in plaajs van te vragen en in overweging
te geven. Niet do zaak zelve is voor een niet-
socialist absoluut onaannemelijk, maar alleen de moti
veering.
N& heeft een der niet-socialistische bestuursleden,
Dr. Baart la Faille, een onhandige zet gedaan. Hg
heeft den avond voor de vergadering een grooten
brief aan de dagbladen gezonden, een alarmkreet,
ora de gelijkgezinde leden der Vereeniging tot ge
trouwe opkomst aan te sporen, ten einde dit voorstel
te verwerpen, niet omdat het niet deugde, maar
omdat het van socialistische zijde was ingediend.
De hierboven aangegeven argumentatie ontbrak even
wel, zij was althans niet heel duidelijk en zoo moest
do onpartijdige lezsr eene voorstelling van hef geval
krijgen, alsof ook hier weer louter partijzucht aan
het woord was. Niet het minst, wijl ook het tweede
gedeelte van het voorstel uitbreiding van het voor
bereidend „onderwijs" heftig werd bestreden en op
golijken grond, ofschoon (lit zeerzeker met het socia
lisme niets te maken heeft. Door deze taktiek ver
brandden de partijgenooten van den heer Baart la
Faelle hun schepen geheel achter zich. En toen nu de
zaak in de vergadering waar de socialisten de meer
derheid hadden ter sprake kwam, kon de heer
Baart op den aanval der tegenpartij alleen antwoor
den met een hooghartig stilzwijgen, terwijl mr. E.
van Lier, de voorzitter, er niet meer in kon slagen
de kwestie weer op haar voeten te zetten. Een
bemiddelingsvoorstel, om den gemeenteraad te ver
zoeken de Ver. Kindervoeding te steunen, kon bij de
samenstelling der vergadering natuurlijk geen
meerderheid vindenmaar het kwam ook nu te laat.
Had men het onmiddellijk naast het andere inge
diend bet zou in ieder geval in behandeling ge
nomen zijn, en de beslissing tusschen deze twee
zou hebben aangetoond, of het den socialisten om
de zaak dan om hun beginsel te doen is. Het valt
toch niet te betwijfelen, of dit bemiddelingsvoorstel
zou bij onzen gemeenteraad veel meer kans van
aanneming hebben gehad dan dat der socialisten.
Intusschen, het is nier in het geheel niet in stem
ming kunnen komen', dank zij eene onlangs gemaakte
bepaliug in het huishoudelijk reglement der afdee
ling dat geen voorstel terstond in behandeling kan
komen. Die nieuwe bepaling was door de anti
socialisten doorgedreven om te beletten dat de
socialisten bij verrassing eeuig voorstel konden doen
aannemen. En nu hebben dezen haar gobruikt om
het bemiddelingsvoorstel ter zijde te doen schuiven,
daar zij het, terecht, niet voor een amendement
wilden doen doorgaan.
Het resultaat der discussie is nu geweest, dat
het eerste deel van het voorstel werd aangenomen
het tweede werd tot later uitgesteld en dat
dientengevolge do drie niet-socialistische bestuurders
meenden het veld te moeten ruimen en hun mandaat
neerleggen. De vraag blyft of zg, door het verlaten van
het kamp de zaak welke zij voorstaan inderdaad dienen.
Doch opmerkelijk vond ik dat de socialisten, in
plaats van er zeer in hun schik over te zijn dat
zg nu de afdeeling geheel in handen zullen krygen,
blijkbaar met hun overwinning verlegen zitten. In
derdaad hebben zij er niet veel aan. Eene afdee
ling van Volksonderwijs, geheel door hen beheerd,
beteekent niots meer dan eene afdeeling van den
sociaal-democratischen bond; zij heeft niet moer
invloed dan deze en brengt het nadeel met zich
van nog geld te kosten voor de contributies der
loden. Te meer, wijl de statuten der vereeniging
toelaten dat er in éen stad meer dan eene afdeeling
geformeerd wordt, zoodat de liberalen zich kunnen
afscheidon en eene nieuwe afdeeling vormen. Dan
int het socialistisch bostuur alleen de contributie der
eigen partijgenooten en dat is dus, zooals ik zei, geen
winst. Hoe dit zij, het voorgevallene kan intusschen
weer den tegenstanders der socialisten tot les strek
ken, dat wie tegen hen wil strijden, niet minder
yver dan zij aan den dag moot leggen. Er heerscht
onmiskenbaar onder de soc.-dem, partij een strenge
discipline. Maar dat is vanzelf sprekend voor een
partij, die onderwerping der persoonlijkheid aan de
gemeenschap tot leus hoeft. En wanneer we mochten
zeggen, dat daartegenovor de krachtige ontwikkeling van
den persoonlijken wil de liberalen als partij tot machte
loosheid doomt, zou ik haar daarmee willeu geluk-
wenschen. Maar het is helaas, niet zoo Ook bij
hen zijn napratery en onzelfstandigheid te vinden
en de onverschilligheid en vooroordeelen heipon de
deur toe doen.
Voor de afwisseling het verhaal van eene handige
oplichting, dezer dagen voor onze rechtbank in eene
langdurige zitting behandeld.
't Gold niemand minder dan den staat, d. w. z.
het bestuur der posterijen. De bekl. zekere
Snippe, commissionnair in effecten te Hoogeveen
had al het plan bedacht (althans volgens het O. M.,
hij zelf hield zich erg onschuldig) om met behulp
van een vervalschten postwissel de post voor een
aardig sommetje van 248 af te zetten. En dat
wel zoo. Hij ging op den 9en Jan. even een trein
over naar Meppel en zond van daar, onder den
naam van Menz, een wissel van f 2 aan zekeren
mijnheer ven Holthen, die in Brack's Doelen Hotel
alhier zou logeeren, met het blijkbare plan, 't welk
hij trouwens uitvoerde, om zelf dien wissel daar in
ontvangst te gaan nemen en op dezen twee gulden
in tweehonderd vijftig te veranderen. Nu zou dit
natuurlijk terstond uitgekomen zijn, wanneer niet
op den wissel een ander, eveneens afgestempeld zegel
van f 1.— het blauwe, ad 5 cents 't welk op den
wissel van f 2.hoorde, verving. En om nu aan
zulk een plaatsvervangend zegel te komen, deed hij op
't zelfde uur in Meppel aan zijn eigen adres een brief
in de bus, waarop hij als bij vergissing een zegel
van 1.plakte.
Den lOen, dus een dag later,* verscheen hij „voor
zaken" in Amsterdam, ging naar het Doelen-hotel,
nam daar den wissel voor mijnheer Holthen in
ontvangst, liet zich eene kamer wijzen en na daar
eenige minuten vertoefd te hebben, begaf hij zich
naar het postkantoor, waar hij een wissel van ƒ250
ten name van v. Holthen en door dezen aan de
keerzijde voor ontvangen geteekond aanbood. Doch
hij had er niet op gerekend, dat een wissel boven
de 150 niet mag worden uitbetaald, vóór er van
het kantoor van verzending een adviesbrief ontvangen
is on dien had men natuurlijk uit Meppel niet
afgezonden. Daarom reeds werd de betaling gewei
gerd en hem tevens gevraagd of hij zelf van Holthen
was. Hierop durfde hij geen bevestigend antwoord
geven; hij moest toen zijn eigen naam zeggen en
weldra zat de justitie hem achter de hielen. En
ofschoon hg bleef beweren dat die genoemde van
Holthen wel degelijk bestond en hij in alles zijn
werktuig geweest was, aanwijzen kon hij hem niet
terwijl daarentegen, ondanks het ontbreken van het
vervalschte stuk, de keten van aanwijzingen tegen
hem zeer sterk was. Al zijn slimheid baatte hem
dan ook niet zoover, dat hij het O. M. er van kon
terughouden, eene celstraf van 5 jaar tegen hem to
eischen.
Tooneelvrienden, die met belangstelling de ge
beurtenissen in Amsterdam volgen, wijs ik op twee
aanstaande uitvoeringen, welke zij zeker zullen willen
bezoeken. De eerste is die der jongere leden van
de vereeniging Het Nederl. Tooneel, door wie Zon
dag 24 Maart eene nieuwe namiddagvoorstelling in
Felix Mentis zal worden gegeven. De uitvoering
van het programma afwisselend modern en klas
siek: ge vindt er de namen van Vondel en Molière
naast die van BjÖrnson en Labiche belooft te
belangwekkender te worden, wijl er aan de voor
bereiding moer zorg wordt besteed dan de eerste
maal. Van meer beteekenis intusschen zal ongetwij
feld de avond van den 29en worden, daar alsdan in
het Grand-théatro van v. Lier eene eenige voorstel
ling wordt gegeven van een der meest belangwek
kende nieuwe stukken: Nora van Ibsen, en een der
geestigste oudere Les précieuses ridicules van Molière
in eene nieuwe vertaling van den heer S. J. Bouberg
Wilson, directeur der Tooneelschool. De optredenden
zijn allen jongere artisten maar van belofte en die
nu reeds twee maanden ijverig studeeren onder lei
ding van den heer Moor. Voor Les précieuses
ridicules wordt de mise-en-scène van de Comedie-
Fron^aise gevolgd, terwijl de costuums voor beide
stukken nieuw gemaakt worden naar teekening van
den heer Reydiug en deels nieuw décor volgens het
ontwerp van den heer Jan Springer. Zooveel mo
gelijk wordt dus door de Tooneelvereeniging de
nieuwe vereeniging welke onlangs hier gesticht
werd voor een artistiek geheel gezorgd en ook
met het oog op de verhoogde prijzen der plaatsen,
(iu verband met de hooge kosten) belooft die voor
stelling iets ongemeens te worden ook daardoor
omdat zg uit den aard der zaak, wijl alle artisten
slechts voor één keer afgestaan woeden niet zal
kunnen wordon herhaald. Reeds nu kunnen
plaatsen worden besproken bij den heer W. A. v.
d. Mandere, penningmeester der Vereeniging, West-
Einde alhier.
Ghijsbb. v. Aemstel.
Stalles en Balcon f 5.—; Logs 8.— Parterre
f 2.50 enz.
Het eerste verkiezingsmanifest voor den stryd, die
in het najaar over het lot der Fransche republiek