Brieven uit de Hoofdstad. Bultenlandsch Overzicht. plan moge oordeelen, zij in elk getal eerbiedig verzoeken dat van de nü ontworpen regeling worde afgezien, omdat de regeering die niet zou kunnen invoeren zonder de zelfstandige vertegenwoordiging van de provinciale gemeenschap te vernietigen en dus de gewichtigste belangen van dat gewest te miskennen.' Het bekende Tijdschrift Caecilia bevat een brief uit Parijs van de hand van onzen vroegeren stad genoot, den heer S. van Milligen. Het zal waar schijnlijk velen onzer lezers aangenaam zijn met den inhoud daarvan kennis te maken. Wij laten den brief daarom hier volgen: Parijs 26 Februari 1889. Mijnheer de Redacteur Gedachtig aan mijne belofte, wil ik u en den lezers van Caecilia eenig nieuws omtrent het muzikale leven alhier doen toekomen. Er is echter zóóveel stof, dat ik mij ditmaal tot algemeene beschouwingen zal moeten bepalen en alleen een blik a vol éVoiseau op een en ander kan werpen, ook de weinige ruimte in aanmerking nemende die in uw blad beschikbaar is, dank zij de vele be richten, die er steeds over het nederlandsche muziek leven (en dit is een gelukkig verschijnsel) ie plaatsen Om een muzikalen vorm aan mijn brief te geven zou ik de „Suite" kunnen kiezen en wello. Prélude 2o. Marche funèbre; 3o. Reminiscences de l'opéra, etc. etc. Ik werp echter iederen vorm overboord en zal trachten, zoo kort mogelijk, veel te vermelden. De virtuozen-concerten, die meest in de „Salle- Pleyel" en „Salle-Erard" plaats hebben, nemen hier dikwijls bedenkelijke verhoudingen aan wat het aantal betreft, en daar de beste virtuozen gewoonlijk on^ land bezoeken, kan ik hierover ditmaal zwijgen. Van meer belang komt het mij voor, iets te melden omtrent de voornaamste fransche componisten (ook de jongeren,) wier werken nog niet tot ons Vaderland zijn doorgedrongen. Het aantal degelijke componisten te Parijs wonende is' zeer groot, en daaruit is het wel te verklaren, dat zoovelen groote moeite hebben hunne werken uitgevoerd te krijgen. Er bestaat hier echter eene vereeniging nl.Société nationale de compositeurs frangais, die evenals onze Nederlandsche Toonkunstenaars-Vereeniging, zich ten doel stelt de mindpr bokende en toch voortreffelijke werken van landgenooten ten gehoore te brengen en zoo doende de componisten, vooral de jongeren, aan te moedigen. Daar men mij met de meeste bereidwilligheid toegang heeft verschaft tot de voornaamste opera's en concerten, heb ik ook eenige uitvoeringen van deze vereeniging kunnen bijwonen. Hoofdzakelijk de nieuwere richting toegedaan, bestaat zij uit com ponisten, die door de voorstanders der oudere richting „de Wagnerclub" worden genoemd. De kunstenaar, die den meesten invloed uitoefent op haar streven, is de heer César Franck. Hij staat hier zeer hoog aangeschreven als componist, en het Conservatoire-orkest (waarvan Joachim eens bij zijn bezoek te Parijs verklaarde: „het is het beste orkest, dat ik ooit heb gehoord") voerde dezer dagen zijne Symphonie uit, die mij veel deed genioten. Verder hoorde ik van hem een fragment uit zijn Oratorium Judith, eenige vrouwenkoren en eenPoëmesymphonique Les Eolides. Een hoogst wetenschappelijk kunstenaar en com- Hij zag en kon zich niet vergissen in de uit drukking van de levendigste belangstelling, welke Clara's blik teekende, evenmin in den glans van vergenoegdheid, die van du Barry's gelaat straalde. Castleton kreeg zijne tegenwoordigheid van geest terug. Hij toonde zich zijne opleiding waardig. Hij zag mevrouw Delaine aan, en zeide lachend, op een ongedwongen toon„Een zeer belangwekkend tafereel." „Vindt gij dat?" „Zeker." Hij bewaarde verder het stilzwijgen. Ditmaal had had hij een trek gewonnen. Mevrouw Delaine'wist niet hoe zij hot gesprek weder zou opvatten. Dat duurde echter niet lang, want zij was niet spoedig met eene zaak verlegen. Zij nam den schijn aan van ernstig na te deuken. Eindelijk sprpk zij„Mijnheer Castleton, gij hebt gezegd dat gij niet boos op mij waart ora hetgeen ik gedaan^heb. Evenwel vrees ik u geërgerd te hebben, en dat spijt mij zeer." „Ik moet bekennen dat uwe aanmerkingen mij eenigszins zonderling voorkwamen; maar, geloof mij, ik denk er niet meer aan." Dit werd op hoogst wellevenden toon gezegd. „Ik begin terrein te verliezen," dacht de dame; „ik moet trachten het te herwinnen." „Indien hetgeen ik gezegd heb u zonderling voor kwam," hernam zij, „is de grond daarvan te zoeken in de buitengewone belangstelling, die ik vpor u gevoel. Ik wist wel dat ik iets zeide, wat gij onge oorloofd zoudt achten, maar 't was noodig dat iemand ponist is de heer Gaston Salvayre. Hij componeerde eenige opera's, waarvan zijne laatste: La dame de Monsoreau in de „Grand-Opéra" werd uitgevoerd, gelijk zijn Richard III te St. Petersburg. Dit werk zal nu in de „Scala" te Milaan worden opgevoerd. Zich niet bekommerende om het succes en niet (zooals men het noemt) voor de groote menigte schrijvende, vond zijne laatste opera bij het publiek weinig bijval. Met groot genot maakte ik met zijne muziek kennis, en de heer Salvayre had de vrien delijkheid mij verschillende fragmenten uit zijne opera's voor te spelen. Een jong componist van buitengewone begaafdheid is de heer V. d'Indy. In de Concerts-Lamoureuz" hoorde ik zijn trilogie: „Wallenstein"Dit werk had bij de 4000 toehoorders, die geregeld de concerten iedere week bezoeken, zeer groot succes en van ganscher harte stemde ik met het applaus in. Het publiek bij de Lamoureux en Colonne, even als in het Conservatoire, toont zich zeer waardeerend voor alle degelijke werken, juist het tegenoverge stelde van de „Opéra", waar het gedistingeerd publiek pas verschijnt bij de 2de of 3de acte, als het corps de ballet optreedt, dat (ik moet het be kennen) voor deskundigen zeer veel te genieten geeft en werkelijk van klassieke schoonheid is. De Wagner-oppositie is in Parijs geheel verdwenen, althans in het openbaar. Nog nooit heb ik bij het stormachtig applaus, dat ieder stuk van Wagner uitlókt, één enkel fluitje vernomen, en vroeger was de concertzaal in twee vijandige kampen verdeeld, die beproefden elkander te overstemmen. Er zijn wpl tegenstanders, maar zij zijn in de minderheid en zwijgen dus. Overigens geeft men, bij alles wat niet in den smaak valt, door luide kreten aan zijn gevoel lucht (als het b. v. te warm wordt, roept het gansche publiek: Vair, de Vair!.) Dit maakt „ingezonden stukken" overbodig. Men demonstreert op het oogenblik zelf. Op de werken van Chabrier wil ik ook zeer de aandacht vestigen. Zijne Espana voor orkest is een schitterend orkeststuk. Ik hoorde dit werk ook in de „Société" voor twee piano's achthandig uitvoeren. Daar de componist zelf de 1ste partij speelde, was de uitvoering zeer belangrijk. Parijs heeft in den laatsten tijd het verlies van twee componisten te betreuren. De eerste was onze landgenoot Jul. ten Brink, en de tweede de bekende componist Moskowski. Beiden met misschien even veel talent begaafd, was ten Brink geheel onbekend. De teruggetrokken wijze waarop hij leefde, zijne te groote bescheidenheid, terwijl hij zich (zooals men dat noemt) niet wist te pousseeren, hebben aan de waardeeriog van zijn talent zeer in den weg gestaan. Een der voornaamste uitgevers van Parijs vertelde mij, dat het hem de* grootste moeite heeft gekost een Menuet van ten Brink, eenige dagen na diens dood, in de „Concert-Colonne" uitgevoerd te krijgen. Alleen het Petit Journal wijdde een woord aan zijne nagedachtenis, terwijl een ander blad, dat een over zicht van het Concert gaf, de uitvoering vermeldde van une oeuvre gracieuse de Mr. Ten Scianck. Het Petit Journal" dit aanhalende, roept uitOh la gloire et les coquilles d' imprimerie. Ten Brink had eene nieuwe opéra-comique ten halve voltooid, die door het Theatre lyrique was aangenomen. Er moesten echter nog wijzigingen in het libretto gemaakt worden. Het onderwerp was het u onder 't oog bracht; en wat gij ook op dit oogenblik gevoelen moogt, ik ben meer dan tevreden dat ik u eene dienst heb bewezon. Ik heb uwe trotschheid opgewekt, en ik geloof niet dat gij u voor juffrouw Digby zult willen vernederen." Dit zeggende, stond mevrouw Delaine op, met een voorkomen van onverschilligheid en benam daardoor onzen held de gelegenheid om iets op haar gezegde te antwoorden. Op hetzelfde oogenblik naderde haar een der 'elegante toongevers van de balzaal en ver zocht haar met hem te dansen. Zij maakte eene lichte buiging voor Castleton en was weldra in den kring der dansenden. Zij danste lang achtereen, zonder eenige tusschenpoozen, en nooit had zij er bekoorlijker uitgezien dan bij deze gelegenheid. Toen zij voor een oogenblik een weinig achteraf ging, om door een vriendin een speld te laten steken aan eene strook, die dreigde los te gaan, ontmoette zij Pulsifer, die juist binnen gekomen was, om een overzicht van het Hal te nemen en eer te bewijzen aan het souper. w „Schade herstellen, schade herstellen," riep de zaakwaarnemer uit. „Het leven wordt gesleten met schade herstellen." 0 „Juist wat ik van zulk een zwaarmoedig schepsel 'als gij zijt verwachten zou te hooren," zeide mevrouw Delaine hierop. „Waarom ziet gij niet naar de lichtzijde en zegt „Het leven wordt doorgebracht met verfraaien." „Gepast, zeer gepast in uw mond, lieve mevrouw." De zaakwaarnemer liep verder. Hij liep de onder- eene oude fransche legende. Hij heeft dus helaas 1 zijn eerst groot succes niet mogen beleven. 'Van den heer Moskowski behoef ik niet veel te vermelden, zijne werken zijn algemeen bekend. Eerst sedert drie jaren gehuwd, heeft een langdurig borst lijden hem langzaam ten grave gesleept. De Lamoureux- en Colonne-concerten vermeld jV~ slechts ter loops, omdat die uitvoeringen nogal eens herdacht worden. Een groot bezwaar is het, dat de drie concerten (Conservatoire, Lamoureux en Colonne) allen Zondagmiddag ten 2 ure plaats hebben; gewoon lijk bestudeer ik alle programma's, wik nauwkeurig wat het belangrijkste is (wat mij soms heel moeilijk valt) en ben toch dikwijls tot het laatste oogenblik besluiteloos. Bij Lamoureux ontbreekt Wagner nooit op het programma, en bij Colonne vindt men Berlioz zeer veel vertegenwoordigd. Fragmenten uit bijna alle werken van Berlioz hoorde ik daar dikwijls voortreffelijk uitvoeren. Eergisteren heeft de zeldzaam schoone uitvoering van „Les adieux de Wotan a Brunnhilde et l'incan- tation du feu" (ik geef den titel zooals het program ma dien vermeldt) eene groote ovatie aan don heer Lamoureux bezorgd, zoowel van het publiek als van de orkestleden. De baryton Augnez zong den Wo tan zeer schoon. AU rariteit vermeld ik nog, dat een jong meisje van 12 jaar, raIle Juliette d'Antin, die reeds bij het concours van het Conservatoire met algemeene stem men den Isten prijs verwierf, bij Colofine onlangs het vioolconcert van Max Bruch op voortreffelijke- wijze, zoowel technisch als muzikaal en met volko men zelfbeueersching ten gehooye bracht. Het is te hopen, dat deze veel belovende jeugdige artiste niet in impresario-exploitatie of geldspeculatie van opvoerders moge ondergaan. Over de componisten Em. Guiraud, G. Fauré, Lefvèbre en anderen schrijf ik later. Een enkel woord ten slotte over de Opéra. Een juiste paralel kan ik niet trekken tusschen de „Opéra" en „Opéra-comique", daar er in dit jaar een noodlot op de Groote Opera rust. Op één oogenblik waren er niet minder dan 12 zangers en zangeressen ziek. Alleen Roraéo et Jpliette heeft als noviteit gediend. Verder was het die „alte Geschichte" t Robert, Faust, Africaine en last not least: Relache. De Opéra-comique, die iederen avond voorstel lingen geeft on over een zeer uitgebreid en voor treffelijk personeel heeft te beschikken, was dit jaar zeer gelukkig. Hot orkest onder leiding van den heer Danbé staat hier zeer hoog aangeschreven. He denavond beloeft Lalo'8 „Roi d'Ys" de 76ste uitvoe ring. De andere avonden bieden groote verscheiden heid aan. Het is een waar genot te hooren op welke voortreffelijke wijze Carmen, Mignon, Dame blanche, Richard Coeur de Lion, e. a. worden gegeven. Men verheugt er zich algemeen over, dat de heer Lalo in don avond van zijn leven zoo rechtmatige waardeering ondervindt. Als de heer Cavalho door don noodlottigen brand niet als dirocteur van de Opéra-comique was afgetreden zou de „Roi d'Ys" misschien nog zeer lang in portefeuille zijn gebleven. De tegenwoordige directeur, L. Paravey, heeft dade lijk do waarde van dit werk begrepen. De studies van Massenet's „Esclarmonde" zijn bijna gereed. Men is zeer gespannen naar dit werk van den grooten meester. scheidene kamers door, en zag naar alles wat er voorviel. Hij ontdekte Clara met du Barry; hij zag Castleton, die zich bij een groep heeren gevoegd had en met hen in gesprek was. Hij scheen zich op zijn verkenningstochtjo te ver maken. Hij maakte zijne opmerkingen en na behoorlijk zijn deel van het souper gebruikt te hebben, ging hij naar huis. De partij was afgeloopen. Castleton ontmoette Clara weder. „Alles voorbij," zeide hij tot zichzelf, onder het naar huis gaan. „Zoo eindigt., dan de droom mijner jeugd! Waarom niet! Waarom zou Clara du Barry niet boven mij de voorkeur geven? Hij is vroolijk en luchthartig, terwijl ik reeds in het gareel ben. Is het werkelijk zoover gekomen? Heeft die vrouw gelijk? Beginnen mijne vrienden medolijden met mij te krijgen? Genoeg. Ik zal dien noodlottigen harts tocht met wortel en tak uitroeien. Voortaan zal ik slechts loven voor do plichten, die de wereld mij oplegt." 't Is opmerkelijk dat, wanneer jonge lieden in hunne liefde teleurgesteld zijn, zij plotseling geneigd worden om zich geheel aan de eischen van het geweten of de eerzucht veelal aan de laatste over te geven. Eertijds was het klooster of het krijgsveld hun toe vlucht ora vergetelhoid of roem te zoeken. In dezen minder onstuimigen tijd worden zij zendelingen of treden het strijdperk des levens in, om eer en onderscheiding in de zaken'der wereld te vinden. (Wordt vervolgd.)" De moeilijkheden voor Saint-Saën's „Ascenio" rijn nog niet uit den weg geruimd; men zegt zelf» dat er van eene opvoering niets zal komen, en van Délibes' nieuwe opera is ook nog niets bekend. Het Théatre-lyriqe heeft dezen winter met succes Benjamin Godard's „Jocelin" onder leiding van den componist uitgevoerd. Hoewel op meer bescheiden wyze ingericht, bezit dit gezelschap goede elementen. En thans, Mijnheer de Redacteur f wil ik niet meer van uwe ruimte vergen. Aan al mijne kunstbroeders myn hartelijksten groet. v. M. „Waarmede Begin ik best mijn smartelijke rede?" heet höt in ten Kate's vertaling der Maria Stuart. En schoon ik gelukkig weinig smartelijks te vertellen heb, de moeilijkheid is voor mij ditmaal niet minder groot. Ik weet niet waarvan het eerst te spreken. Immers, we hebben al eene heel drukke week achter den rug. Daar is vergaderd tegen alle klippen aan. Eene vergadering over de verhooging van het straatgeld, waartegen men protest wilde aanteekenen wijl die belasting eigenlijk eene nieuwe vermomde grondbelasting is en als zoodanig even onwettig als onbillijk. Eene vergadering van de kiesvereeni- ging Burgerplicht,^ of eigenlijk van eene harer afdeelingen, waar prof. Spruijt de gelegenheid te baat heeft genomen ons nog eens op ultramon- tanen en radicalen de fiolen van zijne wys- georige gramschap uit te storten. Eene vergade ring van de plaatselijke afdeeling van Volksonder wijs, waar de aanneming van een van socialistische zijde ingediend voorstel om bij den gemeenteraad aan te dringen tot het verstrekken van voedsel en schoeisel aan arme kinderen, de drie niet-socialis- tische bestuursleden hun mandaal heeft doen neer leggen. Eene vergadering van eene kies vereeniging „Al gemeen Belang" bijgewoond door niet minder dan vijf leden en waarin, bij de behandeling der vraag der dienstvervanging, de secretaris het argu ment te berde bracht, „dat het dienstnemen een beroep is, 't welk niet ieder behoeft uit te oefe nen, evenmin als men bijv. iedereen kan dwingen timmerman te worden, omdat er wel eens een tim merman van een dak valt en zijn nek breekt eene argumentatie waarbij die van Prof. Spruijt heelenal niets is En eindelijk eene jaarverga dering van het door mij - reeds besproken genoot schap Liefdadigheid naar Vermogen, waarin het bestuur een verslag uitbracht, eindigend in een noodkreot om meerdoren gelddijken steunen eene vergadering van aanstaande medici, die opkwamen tegen eene in de dagbladen gevoerde discussie over de aanstaande benoeming van den hoogleeraar in de anatomie Prof. Kijhn, tot hoogleeraar in de chirurgie. Oef! wat een gevergader. En te denkeu dat men „om op de hoogte van zyn tijd te blijven" al die discussies moet lezen! Waarlijk, dat is een van de middelen om ons moderne menschen „zenuwachtig" te maken en ons van de wijs te brengen. Immers wij lezen zoo alles door elkander, wat los en vast is; en terwyl de twistende partijen het toch nooit eens worden is het voor den buitenstaander, die geen tijd heeft om stuk voor stuk de waarde van elk argument na te gaan, ook niet wel mogelijk zich eon juist eigen oordeel te vellen. Ik zal op mijn beurt me niet bezondigen aan het stichten eener verwarring in het hoofd uwer lezers en me daarom bepalen tot twee dier bijeenkomsten, welke mij alleen belangrijk lgken. De eerstbedoelde is die van de afdeeling Volks onderwijs. Evenals zij dit in den Haag gedaan heb ben, hebben de socialisten alhier ook een aantal partijgenooten tegen werkmanscontributie lid doen worden en ofschoon zij feitelijk de meerderheid niet hebben, zijn zij er in geslaagd door hunne getrouwe opkomst ter vergadering een drietal der hunnen in het bestuur te doen verkiezen. De andere heeren bleven intusschen op hun post wat op zich zelf met meer dan rationeel was. Doch nu kwamen eenige socialistische leiders met het voorstel voor den dag, t welk ik straks vermeldde en waarbij nog een tweede lid behoorde, waarin de wensche- lijkheid van uitbreiding van het voorbereidend onderwijs werd uitgesproken. voorstel bracht de oudere bestuursleden in blijkbare moeilijkheid. Welbeschouwd ligt het toch voor de hand, dat het onderwijs niet kan gedijen bg kinderen dij slecht en kwalijk gevoed worden. Vandaar dan (rok de stichting der Vereeniging tot Kindervoeding, die nu eenige jaren goed werkt, doch bg gebrek aan voldoende ondersteuning nog onmo- gelgk alle kinderen ten goede kan komen. En nu zou het zeker eene uitbreiding van de bemoeiing der gemeonschap zijn, indien men de zaak daarom aan de gemeente trachtte over te dragen, eene uit breiding, die ongetwijfeld in overeenstemming is met het socialistisch program en al wederom moet strekken om de persoonlijke verantwoordelijkheid der ouders naar die gemeenschap over te brengen. Doch is de zorg voor onderwijs, voor ziekenverpleging van gemeentewege niet in den grond van eenzelfde laken een pak; en moet het niet worden toegegeven, dat de grens bij slot van rekening moeilijk te trekken is. Tenzy tot hier, waar men in plaats van het be laag der gemeenschap het recht van het individu tot motiof voor die tusschenkomst stelt, en men gaat eischen, in plaajs van te vragen en in overweging te geven. Niet do zaak zelve is voor een niet- socialist absoluut onaannemelijk, maar alleen de moti veering. N& heeft een der niet-socialistische bestuursleden, Dr. Baart la Faille, een onhandige zet gedaan. Hg heeft den avond voor de vergadering een grooten brief aan de dagbladen gezonden, een alarmkreet, ora de gelijkgezinde leden der Vereeniging tot ge trouwe opkomst aan te sporen, ten einde dit voorstel te verwerpen, niet omdat het niet deugde, maar omdat het van socialistische zijde was ingediend. De hierboven aangegeven argumentatie ontbrak even wel, zij was althans niet heel duidelijk en zoo moest do onpartijdige lezsr eene voorstelling van hef geval krijgen, alsof ook hier weer louter partijzucht aan het woord was. Niet het minst, wijl ook het tweede gedeelte van het voorstel uitbreiding van het voor bereidend „onderwijs" heftig werd bestreden en op golijken grond, ofschoon (lit zeerzeker met het socia lisme niets te maken heeft. Door deze taktiek ver brandden de partijgenooten van den heer Baart la Faelle hun schepen geheel achter zich. En toen nu de zaak in de vergadering waar de socialisten de meer derheid hadden ter sprake kwam, kon de heer Baart op den aanval der tegenpartij alleen antwoor den met een hooghartig stilzwijgen, terwijl mr. E. van Lier, de voorzitter, er niet meer in kon slagen de kwestie weer op haar voeten te zetten. Een bemiddelingsvoorstel, om den gemeenteraad te ver zoeken de Ver. Kindervoeding te steunen, kon bij de samenstelling der vergadering natuurlijk geen meerderheid vindenmaar het kwam ook nu te laat. Had men het onmiddellijk naast het andere inge diend bet zou in ieder geval in behandeling ge nomen zijn, en de beslissing tusschen deze twee zou hebben aangetoond, of het den socialisten om de zaak dan om hun beginsel te doen is. Het valt toch niet te betwijfelen, of dit bemiddelingsvoorstel zou bij onzen gemeenteraad veel meer kans van aanneming hebben gehad dan dat der socialisten. Intusschen, het is nier in het geheel niet in stem ming kunnen komen', dank zij eene onlangs gemaakte bepaliug in het huishoudelijk reglement der afdee ling dat geen voorstel terstond in behandeling kan komen. Die nieuwe bepaling was door de anti socialisten doorgedreven om te beletten dat de socialisten bij verrassing eeuig voorstel konden doen aannemen. En nu hebben dezen haar gobruikt om het bemiddelingsvoorstel ter zijde te doen schuiven, daar zij het, terecht, niet voor een amendement wilden doen doorgaan. Het resultaat der discussie is nu geweest, dat het eerste deel van het voorstel werd aangenomen het tweede werd tot later uitgesteld en dat dientengevolge do drie niet-socialistische bestuurders meenden het veld te moeten ruimen en hun mandaat neerleggen. De vraag blyft of zg, door het verlaten van het kamp de zaak welke zij voorstaan inderdaad dienen. Doch opmerkelijk vond ik dat de socialisten, in plaats van er zeer in hun schik over te zijn dat zg nu de afdeeling geheel in handen zullen krygen, blijkbaar met hun overwinning verlegen zitten. In derdaad hebben zij er niet veel aan. Eene afdee ling van Volksonderwijs, geheel door hen beheerd, beteekent niots meer dan eene afdeeling van den sociaal-democratischen bond; zij heeft niet moer invloed dan deze en brengt het nadeel met zich van nog geld te kosten voor de contributies der loden. Te meer, wijl de statuten der vereeniging toelaten dat er in éen stad meer dan eene afdeeling geformeerd wordt, zoodat de liberalen zich kunnen afscheidon en eene nieuwe afdeeling vormen. Dan int het socialistisch bostuur alleen de contributie der eigen partijgenooten en dat is dus, zooals ik zei, geen winst. Hoe dit zij, het voorgevallene kan intusschen weer den tegenstanders der socialisten tot les strek ken, dat wie tegen hen wil strijden, niet minder yver dan zij aan den dag moot leggen. Er heerscht onmiskenbaar onder de soc.-dem, partij een strenge discipline. Maar dat is vanzelf sprekend voor een partij, die onderwerping der persoonlijkheid aan de gemeenschap tot leus hoeft. En wanneer we mochten zeggen, dat daartegenovor de krachtige ontwikkeling van den persoonlijken wil de liberalen als partij tot machte loosheid doomt, zou ik haar daarmee willeu geluk- wenschen. Maar het is helaas, niet zoo Ook bij hen zijn napratery en onzelfstandigheid te vinden en de onverschilligheid en vooroordeelen heipon de deur toe doen. Voor de afwisseling het verhaal van eene handige oplichting, dezer dagen voor onze rechtbank in eene langdurige zitting behandeld. 't Gold niemand minder dan den staat, d. w. z. het bestuur der posterijen. De bekl. zekere Snippe, commissionnair in effecten te Hoogeveen had al het plan bedacht (althans volgens het O. M., hij zelf hield zich erg onschuldig) om met behulp van een vervalschten postwissel de post voor een aardig sommetje van 248 af te zetten. En dat wel zoo. Hij ging op den 9en Jan. even een trein over naar Meppel en zond van daar, onder den naam van Menz, een wissel van f 2 aan zekeren mijnheer ven Holthen, die in Brack's Doelen Hotel alhier zou logeeren, met het blijkbare plan, 't welk hij trouwens uitvoerde, om zelf dien wissel daar in ontvangst te gaan nemen en op dezen twee gulden in tweehonderd vijftig te veranderen. Nu zou dit natuurlijk terstond uitgekomen zijn, wanneer niet op den wissel een ander, eveneens afgestempeld zegel van f 1.— het blauwe, ad 5 cents 't welk op den wissel van f 2.hoorde, verving. En om nu aan zulk een plaatsvervangend zegel te komen, deed hij op 't zelfde uur in Meppel aan zijn eigen adres een brief in de bus, waarop hij als bij vergissing een zegel van 1.plakte. Den lOen, dus een dag later,* verscheen hij „voor zaken" in Amsterdam, ging naar het Doelen-hotel, nam daar den wissel voor mijnheer Holthen in ontvangst, liet zich eene kamer wijzen en na daar eenige minuten vertoefd te hebben, begaf hij zich naar het postkantoor, waar hij een wissel van ƒ250 ten name van v. Holthen en door dezen aan de keerzijde voor ontvangen geteekond aanbood. Doch hij had er niet op gerekend, dat een wissel boven de 150 niet mag worden uitbetaald, vóór er van het kantoor van verzending een adviesbrief ontvangen is on dien had men natuurlijk uit Meppel niet afgezonden. Daarom reeds werd de betaling gewei gerd en hem tevens gevraagd of hij zelf van Holthen was. Hierop durfde hij geen bevestigend antwoord geven; hij moest toen zijn eigen naam zeggen en weldra zat de justitie hem achter de hielen. En ofschoon hg bleef beweren dat die genoemde van Holthen wel degelijk bestond en hij in alles zijn werktuig geweest was, aanwijzen kon hij hem niet terwijl daarentegen, ondanks het ontbreken van het vervalschte stuk, de keten van aanwijzingen tegen hem zeer sterk was. Al zijn slimheid baatte hem dan ook niet zoover, dat hij het O. M. er van kon terughouden, eene celstraf van 5 jaar tegen hem to eischen. Tooneelvrienden, die met belangstelling de ge beurtenissen in Amsterdam volgen, wijs ik op twee aanstaande uitvoeringen, welke zij zeker zullen willen bezoeken. De eerste is die der jongere leden van de vereeniging Het Nederl. Tooneel, door wie Zon dag 24 Maart eene nieuwe namiddagvoorstelling in Felix Mentis zal worden gegeven. De uitvoering van het programma afwisselend modern en klas siek: ge vindt er de namen van Vondel en Molière naast die van BjÖrnson en Labiche belooft te belangwekkender te worden, wijl er aan de voor bereiding moer zorg wordt besteed dan de eerste maal. Van meer beteekenis intusschen zal ongetwij feld de avond van den 29en worden, daar alsdan in het Grand-théatro van v. Lier eene eenige voorstel ling wordt gegeven van een der meest belangwek kende nieuwe stukken: Nora van Ibsen, en een der geestigste oudere Les précieuses ridicules van Molière in eene nieuwe vertaling van den heer S. J. Bouberg Wilson, directeur der Tooneelschool. De optredenden zijn allen jongere artisten maar van belofte en die nu reeds twee maanden ijverig studeeren onder lei ding van den heer Moor. Voor Les précieuses ridicules wordt de mise-en-scène van de Comedie- Fron^aise gevolgd, terwijl de costuums voor beide stukken nieuw gemaakt worden naar teekening van den heer Reydiug en deels nieuw décor volgens het ontwerp van den heer Jan Springer. Zooveel mo gelijk wordt dus door de Tooneelvereeniging de nieuwe vereeniging welke onlangs hier gesticht werd voor een artistiek geheel gezorgd en ook met het oog op de verhoogde prijzen der plaatsen, (iu verband met de hooge kosten) belooft die voor stelling iets ongemeens te worden ook daardoor omdat zg uit den aard der zaak, wijl alle artisten slechts voor één keer afgestaan woeden niet zal kunnen wordon herhaald. Reeds nu kunnen plaatsen worden besproken bij den heer W. A. v. d. Mandere, penningmeester der Vereeniging, West- Einde alhier. Ghijsbb. v. Aemstel. Stalles en Balcon f 5.—; Logs 8.— Parterre f 2.50 enz. Het eerste verkiezingsmanifest voor den stryd, die in het najaar over het lot der Fransche republiek

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2