Buitenlandse!) Overzicht. Brieven uit de Hoofdstad. kleinhandel in Sterken Drank. POSTERIJ EIST. Staten-Generaal. Vereenigde zitting der Wde kamers op Dingdag 2 April. In tegenwoordigheid ran zeer relo belangstellen den, die de tribunes vulden, opende de heer Mr. W. A. A. J. baron Sohimmelpenninck van der Oye, voorzitter der Eerste Kamer, de vergadering. Alle ministers waren aanwezig. De heer baron Mackay, minister van binnenlandsohe zaken, gaf een omstan dig verslag van den toestand des Konings en de geuoraen voorbereidende maatregelen, welke door do grondwet zijn voorgeschreven. Onder plechtige stilte las de minister daarbij alle gewisselde stukken voor, waaronder wel het advies der doctoren het belangrijkst is. Het door Prof. Rosenstein, Dr. Vinkhuijzen en den heer Vlaanderen goteekende stuk luidt aldus: Het chronisch lijden van Z. M. (suikerziekte en niorontsteking) heeft zoodanigen invloed geoefend, dat de Koning op dit oogenblik niet by machte is, zich met Staatszaken bezig te houden. Volgens medische oudervinding en weten schap is in de naaste toekomst zeker geen verande ring hierin te wachten. Of de toestand ooit zoo danig weer zal verbeteren, dat Z. M. de Regeering zal kunnen waarnemen, kan niet met volle zekerheid worden beoordeeld. Uit de overige bescheiden bleek, dat de Raad van State en de ministerraad eenstemmig van oor deel zijn, dat het oogenblik is gekomen om het be sluit te nemen, bedoeld bij <art. 40 der Grondwet. De minister liet natuurlijk niet na te doen uitkomen, hoe smartelijk het is zich van die droevige taak te moeten kwijten. De voorzitter gaf daarop in enkele goedgekozen bewoordingen het leedwezen der Volksvertegenwoor diging te kennen over den toestand van den laat- sten mannelijken telg uit hot geliefd stamhuis van Oranjo en stelde voor de stukken te laten drukken en heden eene beslissing te nemen. Aldus werd besloten. Zal de vergadering het alsdan nog noodig achten, evenals de Raad van State deed, do Ministers uit te noodigen tot^ medodeeling van bijzonderheden over het bezoek aan den Koning natuurlijk in be sloten zitting om met volledige kennis van zaken te kunnen beslissen? Wij hebben daaromtrent niets vernomer^ maar naar alle waarschijnlijkheid zal //het besluit" heden worden genomen en hedenavond vol gens het voorschrift der Grondwet (art 40) door den Voorzitter in de Staatscourant worden afgekondigd. Dat besluit komt dan terstond in werking en de Raad van State treedt onverwijld in de waarneming van het koninklijk gezag, totdat in het Regentschap zal zijn voorzien. De gerogelde gang der regeeringszaken zal dus vermoedelijk hedenavond worden hervat 'en met de afdoeniug van de talrijke vertraagde maatregelen on verwijld vooftgang worden gemaakt. Dr. Laurillard te Amsterdam schreef dezer dagen, in «Nieuw Leven", over do redeneeringen der so ciaal-democraten het volgende behartigenswaardige woord //Sociaal-democraten. Wie zoo heeten, is bekend. Maar het is niet gemakkelijk, eene juist omschre- vene, duidelijke en volledige uiteenzetting te geven van 't geen zij eigenlijk willen. Zooveel is echter wel duidelijk, dat er in hunne redeneeringen veel onverstand is. Zij sloeg hare armen ora zijn hals en weende als een kind. Die tranen gaven haar verlichting. «Daar", riep zij lachend uit, «nu heb ik eens goed uitge weend. Nu zal ik U helpen en gij zult zieu dat ik het kan." wik moet weer uit, Virginia. Misschien ben ik niet voor het eten terug, maar ik zal vroeg in den avond thuis komen." Hij ging, en liep rechtstreeks terug naar het kan toor van Abbott en Holt. «Het holpt niets of ik al met hem redeneer," zeide hij, //ik zal het aanbod aaunemen; het is de eenige kans om Virginia te redden. Ik weet dat het haar dood zou zijn als zij hier moest blijven. Wat ik doen zal, is dit: ik zal de waarde van het stuk grond schatten, en die bij de som rekenen, welke ik ontvangen zal; en ter be hoorlijker tijd zal ik hem eiken dollar terugbetalen met de intrest." Na dit tot zijn gbnoegen bepaald te hebben, trad hij het kantoor van Holt weder binnen. «Ik neem Uw aanbod aan." z/Goed. Wanneer wilt gij vertrekken? «Morgen." «Misschien zijn de papiereh zoo spoedig niet gereed." «Zou dat eenig verschil maken?" Misschien niet." «Help ons dan om deze vervloekte plaats morgen te verlaten. Ik wou dat het reeds van avond kon Eyn." «Toch is niet alles daarin onverstand. Als dit zoo ware, dan was de gansche zaak in eens uit. Loutere dwaasheid, met geen greintje van waarheid of wijs heid er in, is eenvoudig onbestaanbaar. «Maar toch, er is veel dwaasheid eu onverstand bij «In de eerste plaats noem ik het onverstand, dat de bedoelde lieden geen begrip hebben van werken, als 't niet werken is met een hamer, een troffel, eon verfkwast of eenig ander gereedschap. Volgens hen is het de werkman, die werkt. Dus, kooplieden, fabrikanten, geneeskundigen, rechtsgeleerden, onder wijzers, en zoo voorts, werken niet. Dat zijn luiaards «Een- ander onverstand is dit, dat zij van de nooden van den werkman spreTcen op een manier, alsof alleen deze zijn nooden had. Zij vergeten, dat honderden in den dusgeuoemden burgerstand nog wel zooveel zorgen kennen als menige werkman, en dat zelfs hoogere ambten en betrekkingen dikwijls eene bezoldiging hebben, volstrekt niet goëvenredigd aan de daarmee verbonden behoeften en eischon. «Ook is 't onverstandig, dat zij do loonsbepaling houden voor een gril van de patroons en niets anders. Ze zien voorbij, dat de aanvraag en het aanbod, de waarde der producten, de stand van de markten, en zoo meer, van duizend omstandigheden afhangen, waaraan een patroon gewoonlijk niets kan doen. Toch regelt zich daarnaar het tarief der looneu. «Eveneens is het onverstandig, kinderachtig, dom, mag ik haast zeggen, teg'-nover den beladen werkman don onbezorgdon werkgever te stollen. Voor wie beter doordenkt, lijdt het geen twijfel, dat menigmaal de werkman des Zaterdags onbezorgd met zijn weekloon naar huis gaat, terwijl de werkgever voor tal van bezwaren en lasten blijft zitten, 't Is er vaak mee als met de dienstboden in betrekking tot do heeren en vrouwen; veelal zit de zorg 'op de canapé, terwijl de onbezorgdheid in de keuken rondhuppelt. «Niet minder is het onverstand en dit is een onheilig onverstand allen die hoogor geplaatst zijn of tot de meer gegoeden behooren, zoo maar ge zamenlijk ten toon te stellen als ellendelingen en boozen, en al het goede, dat van hen uitgaat, zwart te maken, door het toe to schrijven aan bedoelingen, die lafhartig of laag zijn. Onwaarheid en onrecht is het altijd, indien men, wat van enkelen geldt, zoo maar voetstoots uitbreidt tot allen. Die zegt: «Er zijn rijken, die ellendelingen zijn," spreekt waarheid. Maar die zegt: «Zoo zijn al de rijken," die liegt. Evenzoo spreek ik waarheid, als ik zeg: «Er zijn onder de werklieden lino en lioderlijke kerels." Maar het is onwaarheid: «zoo zijn alle werklieden." «Nog is het een reusachtig onverstand, dat de mannen, die steeds den mond vol hebben van den noo I di s volks, geen oog hebben voor de winst, die in be zuiniging ligt. Het is rampzalig, dat zij niet voor alle dingen zeggen: «Mannen broeders! laten we beginnen met uit te sparen wat wij uitsparen kun nen." Als Nederland geen jenever meer wilde drinken, won men al samen millioenen! «Zoo zou er meer zijn te noemen. Maar 't genoemde is reeds voldoende om te bewijzen, dat er nog vrij wat dwaasheid en onwaarheid ter zijde moot gezet worden. Deed men dit, dan hield men de wijsheid, over, en daardoor zou men meer kracht hebben." Muzikale gevangenen. Wie tegenwoordig zijn schre den naar het oude rechtsgebouw te Meran richt, aldus meldt men aan de Meraner Zeitungis dikwijls «Gij vergeet de voorwaarde niet." «Neen. 't Is een zeer harde voorwaarde, maar ik zal ze getrouw nakomen, op mijn woord." «Noch uwe vrouw, noch eenig ander levend wezen, moet ooit weten wat ik heb gedaan." «Nimmer." Binnen weinige minuten had de zaak haar beslag, en Graves ontving uit de handen van Holt, den zoo bespotten «Dwarskijker" uit zijne schooldagen, de noodige foudsen tot zijn doel. «Onthoud den naam van don man, die het land koopt. Daar hebt gij hem, met het adres. Hij zal schrijven en U de akten zenden en U de meubelen en dergelijke bezorgen. Gij correspondeert met hem, begrijpt gij. Gij schrijft mij niet. Goeden dag!" Graves was blij te kunnen heengaan. Hij gevoelde zich diep vernederd; maar hij had vast besloten alles te verduren, om den wille van zijn vrouw. Zij zou het gelukkig nooit te weten komen. Hij moest nog hier en daar heen, om voor eenige kleinigheden te zorgon, en kwam niet zoo vroeg terug als hij gedacht had. Zijne vrouw zeide hem dat dezelfde man met het verdachte voorkomen er weder geweest was. «Ik denk dat dit Ellsworth's werk is. Hij weet dat ik moeite doe om weg te komen en nu wil hij het mij lastig maken." «Zijt gij hem iets schuldig?" vroeg Virginia op verschrikten toon. «Och, eene kleinigheid, die ik lang geleden van in de gelegenheid gratis, een met groote virtuositeit uitgevoerd vioolconcert, afgewisseld door fraai meer stemmig gezang, te hooren. Die lieflijke klanken komen van achter een met ijzer beslagen deur, die zich op de binnenplaats, rectus van den uitgang be vindt en tot een zeer ongezellig lokaal, het stedelijk cachot, toegang verleent. In dit cachot vertoeft reeds sedert twee maanden eene geheele Zigeuner familie, die door de gendarmos opgepakt, daar met berusting het tijdstip moet afwachten, waarop hot der overheid gelukt zal zijn de plaats op te sporen, waar zij thuis behooron en die hun onderstand moet verleenen. Inmiddels verdrijven zij den tijd met muziek, die, naar men weet, zelfs in den trourigsten toestand nooit te vergeefs als troosteresse wordt aangeroepen. Een der Zigeunerkinderen men denke zich der. toestand van kinderen, die maanden achtereen in een kil, vochtig gewelf, waarin slecht» luttele lichtstralen doordringen, zijn opgesloten is dezer dagen ziek geworden en wordt door barmhartige menschen in hun woning verpleegd. De arme menschen (de vrouw ziet bovendien nog hare bevalling te gemoet,) zijn zelfs niet ih het bezit van de allernoodzakelijkste kleedingstukken. Met groote spanning zag men in Engeland Zaterdag den reeds door ons medegedeelden uitslag van de verkiezing to Enfield tegemoet, waar lord Folkestone, tengevolge van den dood van diens vader lid van het hoogerhuis geworden, door' oou nieuw afge vaardigde moest vervanger, worden. Hoewel de Gladstonianen geringe hoop koesterden ditmaal te zullen zegevieren, want bij de vorige verkiezing bleven zij verre in de minderheid, stelden zij alles in het work om zoo niet den candidaat der conser vatieven de nederlaag te bereiden, althans het land het bewijs to leveren, dat hun zaak ondanks de voor de tories zoer gunstigo omstandigheden en de zaer invloedrijke positie van den unionistischen candidaat, terrein gewonnen had. De conservatieve candidaat, kaptein Henry F. Bowles is met 5124 stemmeir verkozen. De liberale candidaat Fairbairn verkieeg 3612 stemmen. Sedert de laatste verkiezing is de conservatieve meerderheid met 508 stemmen ver minderd. Alzoo ook hier oen bewijs, dat langzamerhand het kiezerspersoneel voor Gladstone's denkbeelden wordt gewonnen. De verkiezing te Enfield op zich zelf beteekent weinig, maar het resultaat der opeen volgende verkiezingen te samen genomen is een weinig bomoodigend verschijnsel voor het kabinet Salisbury. Blijft dezelfde strooming, welke den laatsten tijd onder de kiezers valt op to merken, aanhouden, dan zijn de vooruitzichten der unionisten bij de eerstvolgende algemeene verkiezingen niet heldor. Het Lagerhuis besloot met 235 tegen 117 stem men de algemeene beraadslagingen over het ontwerp tot vermeerdering der vloot te sluiten. Het amendement van Creraer, verklarende dat een vermeerdering dor vloot ontijdig wa« wegens de vreedzame verhouding tusschen Engeland en de andere Mogendheden, werd verworpen met 256 tegen 95 stemmen en do vermeerdering daarop toe gestaan met 251 tegen 75 stemmen. Het blijkt, dat de Fransche regeering inderdaad tot vervolging van generaal Boulanger zal overgaan. hem geleend heb, Niets in den laatsten tijd, niets sedert wij gehuwd zijn, op mijn woord." Die bekentenis verlichtte haar zeer. En toen Gra ves haar zeide dat hij alles gereed had ora morgen te vertrekken, was hare vreugde onbeschrijfelijk. Zij vloog den trap op naar hare kamer, en in minder dan oen uur tijds verklaarde zij dat zij ook ge reed was. Zij vertrokken met den eersten trein naar hunne verafgelegen woonplaats, en toen de deurwaarder (want deze was het) dien ochtend terugkwam, ver sterkt met een bevel tot inhechtenisneming, op grond dat de beklaagde voornemens was de Staat te ver laten en zijne bezittingen mede te nemen, en «qp last van Henry Ellsworth," wegens verscheidene som men gelds, op verschillende tijden, lapg geleden, geleend, bespeurde hij dat hij te laat kwam en meldde dit den procureur, die zijn principaal hier van behoorlijk verwittigde. Ellsworth was niet bijzonder kleingeestig of wraakzuchtig; maar hieruit ziet men waartoe de smadelijke behandeling, die hij van Virginia had ondervonden, en de grieven die hij tegen Graves had, hem dreven. Hij vernederde zich tot eon lage wraakneming, die gelukkig verijdeld werd door het vroegtijdig vertrek van zijn voormaligen schoolmakker. (Ifvrit vervolgd.) De republikeinen, zoo opportunisten als radicalen, drongen daarop zoo ontstuimig aan, dat het minis- torje ffel moest volgen. De procureur-generaal Bou- chflï, die weigerde de dagvaarding te onderteekenen, is reeds afgezet en door een ander vervangen, zoodat men spoedig de indiening verwacht van een voorstel, waarbij het verlof der Kamer wordt gevraagd tot rervolging van den afgevaardigde van het departement der Seine. Do opportunisten stellen zich overigens wonderen voor van een krachtig optreden tegen generaal Bou langer. Zij verwachten, dat de geheele beweging tegen de republiek spoedig gefnuikt zal worden, in dien slechts de «hoofdrolspeler" achter slot en grendel is gebracht, doch het is hier do vraag, of de uitslag irel aan de hooggespannen verwachting zal beant woorden. Generaal Boulahger is niets dan de man, om wien allen, die ontevreden zijn met do republiek, zich scharen. Zelf behoefde Boulanger om het stand punt te bereiken, waarop hij nu staat, niets te doen dan de republikeinsche regeering op de heftigste wijze aan te vallen, maar natuurlijk blijven de on tevredenen, ook indien de brav général van het tooneei mocht verdwijnen. Prins Bismarck heeft Maandag zijn 74ston ver jaardag gevierd. De Keizer kwam hem persoonlijk gelukwenscheu, gelijk vervolgens ook de ministers, de gezanten, talrijke burgerlijke en militaire autori teiten deden, terwijl tevens verscheidene vertegen woordigers van instellingen of vereenigingen voor wetenschap, knnst, financiën, handel enz., zich daar toe lieten aanmelden. Als gowoonlijk ontving Bismarck weder zooveel bouquetten, bloemen en bloemwerken, dat de receptiezaal als 't ware in een groot bloemen- prieel was horschapen. Het aantal felicitatiebrieven, adressen en telegrammen beliep reeds des ochtens vele honderdeu. Het Hongaarscho Lagerhuis heeft eindelijk alle artikelen van de legorwet, met verwerping van alle amendementen, aangenomen. Amsterdam, 1 April. Van uitstel komt afstel. Eerst wilde ik wachten met u te schrijven, tot na éeno voorstelling van een stuk, en nu ben ik er toe grkoraen om ook eene andere af te wachten. Gelukkig ben ik nu niet meer tot uitstellen geneigd en ga over tot het vervullen van mijp plicht. De eerste voorstelling, waarop ik doelde, werd gegeven in den schouwburg Frascoti, welks direc teuren, de heeren Prot en Zn, nl. dezer dagen hun 121/g jarig jubilé als directeuren van dat "schouw burgje vierden, waar anders niet dan llollandsche operetten (d. w. z. operetton in het Hollandsch vertaald en half in het Vlaarasch gezongen) worden gegeven. En nu hadden deze heeren het plan op gevat om dat feest op eene bizondere wijze to vieren. Zelf van oorsprong decoratieschilders, en dan ook eigen vervaardigers van do vaak zeer artistieke doeken, welke rnon op hun tooneeltje dikwijls aan schouwen kan, wilden zij gaarne eene karakteristieke omgeving vinden voor de oorspronkelijke operette, op dien feestavond te geven. Wat nu lag meer voor de hand, dan terug te gaan tot den tijd onzer thans zoo in trok gekomen Hollandsche renaissance 9 En zoo verplaatsten zij het tijdperk der handeling naar het midden der 17e eeuw en wel naar het Amster dam van het jaar 1638, mot het oogmerk om te kunnen eindigen met eene hulde aan Vondel ter gelegenheid vnn de le opvoering van diens Ghijs- brecht van Aemstel. Tot helden kozen zij eene type van eene flinke, stoere, onvervaarde hennetje-de- voorste, een der koopvrouwen van de Noordermarkt, waar toentertijd reeds een levendige handel in gebruikte goederen gevoerd werd. En zij braohten ons in het eersto bedrijf naar de Noordermarkt, waar de Noorderkerk op den achter grond staat en waar de marktmeester, de «stoepies" mannen (lamlendige burgerwacht die, volgens het volk altijd van de stoepies viel) en een der malcon tenten, een schreeuwer tegen de vroedschap zich hooren laten, terwijl de heldin Truytgen van de Noordermarkt zich er doet kennen als een meid met stevige knuisten aan het lijf, die niet op haar mondje gevallen is en.echt thuis is in allerlei echt-Amster- dam8che uitdrukkingen als «je roer recht houden, oplepelen, van een hoogen stoep gevallen zijn, bui ten westen zijn, iets laten zwaaien" en dergelijke meer. Het tweede bedrijf voert ons in de kamer eener hooge huizing, waar een hooge eikenhouten lambrizeering een goudleeren behang ondersteunt, een hoogo schouw te vinden is, en we een aardig door kijkje in een gang te zien krijgen. Alle accessoire» zijn met de meeste zorg gekozen, voor verschillende costuums maakte de heer Reijding, leeraar aan de Tooneelschool do teekeningenen ora het oude karakter te voltooien, laat de librettist bij gelegen heid van een verlovingsfeest het Wilhelmus zingen volgens het zangboek van Valerius (Gedenck-klanck). En niet zoo koel rijn wij Nederlanders geworden, of deze greep pakte ons en de actrice, die het lied met veel talent voordroeg, werd genoopt het derde couplet te herhalen. Het derdo bedrijf eindelijk brengt ons op de Keizersgracht met hot voorpui van .den eersten schouburgh, naar de afbeeldingen uit dien tijd met veel juistheid weergegeven. De handeling dio als in eene echte operette behoort eren onmoge lijk als zinledig is, en waarover ik dus liever zwijg, is wel met veel moeite naar den schouwburg ver plaatst; maar de hoofdzaak is we komeu er. En we moeten ten slotte bekennen, dat binnen do gren zen van het bastaard-kunstgenre der operette en de ruimte van het tooneei de directie (vader en zoon) alios gedaan heeft om eon archeologisch-artistiek Bühnenbild tot stand te brengen. De vertooning der wel wat gerekte operette berust in hoofdzaak op mevr. Buderraan, de talentvolle actrice die Truytgen met een realisme en een verve voorstelt, welke het onmogelijk conventioneele der toestanden nog sterker doen uitkomen. Niet onvermeld raag ik laten, dat de heeren Prot jor dit stuk een aanplakbiljet iu schijubaar Oud-Delftsch lieten makeu, 't welk door zijn artistieke waarde den afschuwelijk onoogelijken Amerikaanschen platen voor het sensatie-drama rar. Barnes of New-York een nieuwen klap in het aan gezicht geeft; terwijl dezelfde kunstvaardige hand (die van den heer Reijding) hot tekstboekje illustreerde. Iu het geheel dus eene feestviering, die van den kunstzin dier directie een gunstig getuigenis aflegt. Veel belangrijker nog dan dezo voorstellingen was die intusschen ongetwijfeld, welke Vrijdagavond jl. in het Grand-Theatro van Lier gegeven werd en die georganiseerd was docr de Tooneelvereeniging. Deze vereeniging bestaat tot op dit oogenblik nog slechts uit eeu tiental heeten, dio zich in het hoofd gezet hadden, dat op het repertoire van onze be staande gezelschappen stukken ontbraken, welke toch ruimschoots de moeite van het aanschouwen zouden loonen. En ook, dat het mogelijk zou wezen om door degelijke artistieke leiding oen geheel tot stand te brengen, 't welk zij in de voorstellingen van die zelfde gezelschappen misten. Zoo beraamden zij het plan ora eene vereeniging te stichten, die in den trant van Wagner-vereenigingen Afdeeling van Toon kunst Öenige malen in het jaar eene uitvoering zou doen geven voor leden en belangstellenden. Doch alvorens daartoe over te gaan, besloten zij door een daad te toonen wat zij eigenlijk beoogden, en die daad zou wezen de vertooning ran Ibsen's tooneelspel Nora en, ter afwisseling en tot besluit, van Moliè res Pre'cieuses ridicule». 'tGing intusschen niej alles als van een leien dakje. Bij het verzoek aan de verschillende direc ties, ora enkeion hunner leden te vergunnen tot die voorstelling mede te werken, ontving de Ver. van «Het Nederlandsch Tooneei" een weigerend ant woord. Daardoor werd zij genoopt zich te bepalen tot do hulp van meest jongere nrtisten, en schoon bet dezen noch aan yver en toewij ling noch aan talent ontbrak, en men alle hoop had op den in vloed der leiding, gingen de leden der Vereeniging toch niet met een luchtig hart over tot het nemen van het besluit, om zich niet te laten afschrikken en door te zetten. Want afgescheiden van de kwdde kans welke zij liepen op een zedelijk-artistiok fiasco, was er nog oen geldelijk te vreezen. Als men het deed, zou alles zoo roijaal mogelijk moeten ge beuren; decors en costuums moesten in do puntjes zijn en mot deze alleen was gauw een duizend gulden gemoeid. En zou het publiek komen voor de hooge prijzen, welke men eischen moest? Al die twijfelingen nu zyn sinds Vrijdagavond opgelost en goed. De belangstelling van het beste deel van ons publiek liet zich niet onbetuigd er was een uitgelezen schare bijeen en schoop door de recette de onkosten zeker maar voor ten hoogste drie vijfden gedekt schijnen te hebben, het artistiek en moreel sycces was workelijk groot, niet dat deze Vora-voorstolling het ideaal eener vertolking nabijkwam, maar het geheel sloot zoo goed ineen, en de meesten der optredenden verrasten het publiok dusdanig door hun spel; hot stuk zelf bleek zoo boeiend en gaf zooveel stof tot praten de aanklee ding was zoo werkelijk artistiek (o. a. was het decor voor Le» Precieuses een zeldzaam fijn doek waar tegen do costuums door ongemeemm glans en frisch- heid uitblonken) dat deze voorstelling als eeno reve latie is aangezien en er in lange niet over een zoo druk gesproken is als over deze. En dat het drukst over Nora en over mejuffrouw Roelofsen, die Nora en den heer Poolman die na do karakterrol van Krogstad de charge van Mascarille speelden. Inderdaad is het op dit oogenblik hier Nora und kein Ende." Dit trouwens laat zioh gereodelijk verklaren. Het slot van het.stuk is oppervlakkig beschouwd heel zonderling en in ieder geval ongemeen. Dat een jonge vrouw haar man en kinderen verlaat, om dat zij plotseling door een samenloop van de erg9t omstandigheden ervaren heeft d&t hij niet is voo wat zij hem hield, maar een «klein", egoïst, een mooiprater, en zij, aan zijn zijde voortlevend, het eigen ik er bij zou inboeten, dat is wel zoo vreemcl als" men het hier ooit gezien of gehoord heeft. Want zooals die man en die vrouw geteekend zijn, zijn ze eigenaardig Noorsch in hun karakters en levensbe schouwing; evenzeer Noorsch, als bijv. de mannen en vrouwen, welke Augier en Dumas in hun stuk ken ten tooneele breugjn, echt ï^ransch zijn. Onzo Hollandsche opvatting van het huwelijk wijkt van die der Franschen niet minder af dan van die der Noren: zien de eersten in het breken der trouw in de tooneelstukkeu zekerzooveel verschrikkelijks niet, de Noren vinden, op hun beurt met hun diepe opvatting der zaken, een huwelijk zonder ware, echte Mrefde oven erg als een echtbreuk. Wij Hol landers nu staan tusschen die twee in; wij vatten de kwestie in het algemeen «leuker" op: eene Hol landsche vrouw, die zich «onbegrepen" acht, denkt er meestal ten minste even weinig aan om nu haar troost te gaan zoeken bij een minnaar, als om den gesloten band, zonder bijkomende handelin gen van den man, te verscheuren. Doch hoe komt het nu, dat men die Fransche methode zonder mor ren accepteert, daarentegen het uitkrijt over Nora's heengaan Had zij zich iu de armen van een ander geworpen men zou de oplossing waarschijnlijk volkomen logisch gevonde% hebben; en dat terwijl de handelwijze van Nora toch eigenlijk veel meer overeenstemt zoowel met oi.ze zedelijkheidsbegrippen als met onze temperament! Mij komt het voor, dat we hier eenvoudig de verklaring te zoeken hpbben in de gewoonte. Een jaren-, neen eeuwenlang letterkundig verkeer met Frankrijk heeft ons zdover gebracht, dat wij de gedachtengang en levensopvatting hunner schrijvers geheel tot de onze gemaakt hebben. Wij weten al niet beter of het hoort zoo. Het Noorsche echter is den meesten vTeemd. Maar juist daarom gevoe len anderen, die wars zijn van de tot conventie ge worden verhoudingen in het Fransche drama zich te meer aangetrokken tot het frissche krachtige van het Noorsche en treden zij op als «kampvechters voor het nieuwe en daardoor borg, voor hun deel in de aanstaande verovering", gelijk Potgieter zei. Hoe diep ten slotte de algemeene indruk geweest is, kan wel het beste hieruit worden afgeleid, dat naar ik verneem van alle kanten invloed wordt geoefend op de Tooneelvereeniging ora haar tot eene herhaling der voorstelling te bewegen. Mocht het daartoe komen, wat met het oog op de vele bezwa ren die daartoe overwonnen moeten worden, in ieder geval nog twijfelachtig is dan geschiedt dit zeker in den loop der volgende week. Maar hoe dit zij het feit dat «men" zoo op eene herhaling aandringt is in zich zelf welsprekend genoeg. Het beschaamt de kleinhartigen, die meenden dat ons publiek geen belangstelling in de kunst zon toonen. GhIJSBR. V. AEM8TEL, LIJST ran brieven geadresseerd aan onbekenden. J. de Jong, AmsterdamJ. Rietveld, Amsterdam Boerse, Nijmegen; vunilck, Watergraafsmeer; Herm een, Well. Van STOLWIJK. J. ter Haar zn., Zandvoort. Van WADDINGSVEEN. B. de Boer, Amsterdam. Van ZEVENHUIZEN. J. de Wuste, de Bilt. BRIEFKAARTEN. C. Hoeken, Amsterdam. De Directeur, VORSTER. BURGEMEESTER enTv'ETHOUDERS van Gouda, brengen ingevolge art. 5 der Wet van 28 Augustus 1881 (Staatsblad no. 97) ter openbare kennis: dat bij hen zijn ingekomen van de navolgende personen verzoekschriften waarbij vergunning wordt gevraagd om in de bij ieders naam vermelde loca- liteit sterken drank in het klein te mogen verkoo- pen, als Naam van den Verzoeker: Aanduiding der localiteit. A. van Waas Gouwe C. No. 67. M. van Dorst wod. W. Rozestraaten Markt A. No, 106. Gonda, den 3n April 1889. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VAN BERGEN IJZENDOORN. De Secretaris, BROUWER.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2