Bultenlandsch Overzicht.
Kanlonutmht te Gouda.
hoe leelijker het is voor ons, want indoglaad heb
ben onze danseressen deze zwarte daiflLniet om
hare bevallige houding en passen»te benywn.
-Nevens de verzameling menschen is er nog eene
hoogst belangrijke vertameling voorwerpen van land
en volkenkundigon aard. Huishoudelijke artikelen,
wapenen, afgodsbeelden. Vooral de laatste zijn
hoogst opmerkelijk.
Eon en ander verdient wel de aandacht. De ver
zameling blijft slechts kort te Amsterdam en gaat
spoedig naar Parijs, waar de neger-kolonie aan den
voet van den Eiffelloren gehuisvest zal worden.
Dezer dagen werd gewezen op oen schrijven van
den onlangs overleden John Bright over Zondags
rust dat, als afkomstig van iemand van het gods
dienstig geloof van dezen Engelschman, vooral in
onze dagen wel de aandacht verdiont. Dit luidde:
Al onze postkantoren op Zondagen te sluiten,
zou naar mijn inzicht niet alleen een onduldbare
last zijn, maar een groot kwaad. Het voorzetten
van ten minste éene bezorging van brieven op
dien dag schijnt my noodzakelijk voor den open
baren dienst en niet onbehoorlijk hinderlijk voor
den arbeid en den dienst der brievenbestellers.
Het postkantoor is ons groote middel van gemeen
schap niet alleen voor handelszaken, maar voor fa-
milie-mededeelingen, en het is met het oog op
het „gezin" dat ik zeer sterk gekant ben tegen uwe
raeening. Er zijn vele duizenden jonge mannen en
vrouwen in ons land, die, verwijderd van hun thuis
en hunne oudérs, zich in groote en kleine steden
met de verschillende bezigheden ophouden waarvan,
zij leven. Voor hen is de Zondag voornamelijk een
rustdag Het is de dag waarop do brief van
de liefhebbende, maar afwezige ouders gewoonlijk
ontvangen wordt, en het is de dag, waarop de af
wezige zoon of dochter den meesten tyd heeft om
aan don huiselijken kring te schrijven
„„In gevallen van ziekte of van dood zou de
sluiting van de post dikwijls oen droevige last zijn
en do oorzaak van groot en langdurig verdriet
Ik geloof, dat het sluiten der post in Londen op
Zondagen een groote last is en op de gronden,
die ik heb aangegeven wegens de uitwerking op
familie-briefwisseling een groot kwaad
z/z/De Sabbat werd gemaakt voor den menschen
niet de mensch voor den Sabbat.
Deze weinige regelen kenmerken don ruimen blik
en de vrijzinnige opvattingen van den man.
De schrijver van de beschouwingen in het Hbld.
onder den titel Van Dag tot Dagdie op dit oogen-
blik in Hichmond verblijf houdt, geeft in zijn jong
ste opstel eenige indrukken weêr, gekregen op zijn
reis van Amsterdam, over Vlissingon, naar En
geland.
Op zijn spoorrit van de hoofdstad naar Vlissin-
ge nam hij aan den avondhemel een heerlijk vuur
werk waar, en reisde hij in gezelschap van de pla
neet Venus.
Hij was echter nog geen vijf minuten in zee of
alle lust voor en kans op waarnomingen vervlogen
te gelijk. Een harde bries uit het Noord-Westen
en korte schokken van grondzeeën werden vergezeld
door zwiepende regen- en hagelbuien.
z/Wat zijn zulke booten, als die der Zeeland tooh
wonderen der beschavingzoo roopt hij uit
z/Men komt met den kraag op, den hoed over de
ooren gedrukt, glinsfcjbend van regen, van het don
kere dek af, waarop zware golven, hier en daar;
verliohteftd, evenals een maalstroom voorschieten
een paar treden omlaag en men weet niet hoe spoe
dig genoeg den kraag neder te slaan, den hoed af
te nemen en zyn kuif wat op te strijken, want men
is in een fraai en rustig salon. Tal van electrische
gloeilampen beschijnen bloemen en planten en ver
lichten schilderijen en lezende en pratende menschen.
Het ziet er zoo gezellig uit, dat men nog een uurtje
blijft praten. Dan even nog een luchtje geschept
door een kleine reis te doen van tien treden op
waarts naar het donkere, stille dek, te midden det
geduchte natuurmachten en dan naar kooi, waar
men heerlijk slaapt, om te vroeg slechts te worden
gewekt door het schelle gerinkkink van de meedoo-
genlooze bel, die ons geen rust laat voordat wij
opstaan. Want we stoomen reeds den mond van
Theems en Medway in. - We zijn in Engeland.
Het ronde raam geopend, diep adem gehaald en
genoten
Omlijst door den donkeren rand van 't raam zien
we een groote, tintelende, van kleur gloeiende op
aal De zee had onder hot eerste morgenlicht juist
de kleuren en flikkerende schakeeringen en tinten
van dien wondersteen.
Het dek glinsterde en spiegelde nog van den
regen, maar de zon scheen op Sheerness en op de
roode zeilen van een vrachtboot, die terwijl het
water gelijkstaat met het dek, de Noordzee inging.
Ze was niet grooter dan een visschersboot ze had
geen enkele reef in het zeil en op zij gebogen, ter
wijl de golven van onze boot over haar dek rolden
en schuimden, werd ze door het strak gespannen
zeil letterlijk door het water gestooten.
„Kloeke zeilers, die Engelscben!" zeide een der
zeelieden van de boot, met wien ik een praatje
maakte.
Uit Utrecht meldt men aangaande de Poppen-
tentoonstelling
IJveiig is men sedert gisterochtend in do weer,
om de beide zalen van het Gebouw voor kunsten
en wetenschappen te Utrecht, die voor de tentoon
stelling bestemd zijn, in orde te maken. Tot gister
avond laat was men daartoe werkzaam. Heden ochtend
vroeg hervatte men den arbeid. Met groen en bloe
men en Japansche draperieën en schilden en siera-
diën is aan de 2 zalen een smaakvol aanzien ge
geven.
Wie de tentoonstelling bezoekt, wordt eerst in de
koffiekamer gelaten. Daar wordt zyn blik dadelijk
getroffen door het smaakvol geheel, door de groote
verscheidenheid van vormen en kleuren, door den
overvloed van inzendingen, en het kost aanvankelyk
moeite zijne aandacht by het een of ander in het
bijzonder te bepalen. Om het overzicht evenwel te
vergemakkelijken, heeft men de rangschikkingen
groepsgewijze ingericht.
De koffiekamer binnentredende, vindt men op een
tafel bij het buffet de kleederdrachten van boerinnen
uit verschillende provinciën, met de Utrechtsche
weesjes (jongen en meisje) bijna levensgroot links en
rechts. Midden in de zaal ziet men een tafel, waarop
de kindermeisjes met kindoren bijeen geplaatst aijn.
Daar bevindt zich ook het ledikantjo met het zieke
kind.
Aan de linkerzijde, naar achter gaande, vindt men
eerst de verschillende weeskinderen, daarna eene
De heer Boëll smaakte de voldoening, dat een
amendement van hem terstond èn door de rappor
teurs èn door de regeering werd aanvaard. Het
had de strekking de artikelen 11 en 12, kaarten en
lijsten uit te sluiten voor die huisindustrie, die alleen
met familieleden gedreven wordt. De argumenten
lagen voor de hand; toch moet gezegd, dat de
controle van de huisindustrie niet weinig wordt be
moeilijkt.
Den heer Kerdijk beloofde de Minister dat hij bij
zijn bestuursmaal regel zou zorgen den arbeid van
schoonmaaksters buiten den werkuren mogelijk te
maken.
Art. 7 zal thans naar de slotbepalingen verhuizen
ter bevordering der sierlijkheid. Het moet echter
gezegd worden, dat al die wyzigingen zeker de sier
lijkheid niet hebben bevorderd en misschien afbreuk
zullen doen aan de duidelijkheid en consequentie.
Honderd menschen kunnen moeilijk te zamen een
goede wet maken. Gelukkig voorziet het nieuwe
reglement van orde in dit geval en kan eene tweede
lezing plaats hebbeu. De Voorzitter heeft reeds zijn
voornemen te kennen gegeven daartoe een voorstel
te doen. De commissie van rapporteurs kan dan
de geheele wet nog eens overzien en daarin de
noodige eenheid en samenhang brengen. Waar
schijnlijk zal de paaschvacantie daarvoor gebruikt
worden.
Nog houdt de stroom van wijzigingen niet op;
de minister van justitie geeft telkens blyken, dat
hij een vriend is van gemeen overleg.
Wederom verscheen gisterenochtend een nieuwe
editie van het wetsontwerp met tal van verande
ringen, waarvan de voornaamste wel deze is, dat
in den geest der voorgestelde amendementen een
speciale afdeeling aan het toezicht is gewijd.
Bij het nader gewijzigd ontwerp heeft de Regee
ring in plaats van 1 September 1889 het in wer
king treden der wet voorgesteld op 1 Januari 1890.
Amsterdam heeft sedert Zaterdag zijn neger-expo
sitie, een waarlijk uitgelezen verzameling van 22
negers en negerinnen door dcu Nederlandschen Afrika-
reiziger, den heer Godefroy, op zijno jongste reis
bijeengebracht uit verschillende lauden van dat uit
gestrekte werelddeel. Er zijn enkele negers uit
Opper-Guinea, Sierre Leona en Monrovia, en de
overige zijn uit de provincie Angola, van den
stam der Mondorabe's Omtrent de verzameling
leest men nog in het Handetsblad
Zij is een staalkaart van typen, van den kleinen
menscheneter, met zijn onvergelijkelijk dom gezicht,
tot den neger van Sierra Leone, die reeds zekere
beschaving deelachtig is geworden en ook vloeiend
Engelsch spreekt. Mannen en vrouwen zijn in hun
nationale kieeding, maar dan natuurlijk wat gewij
zigd, zooals het in een beschaafd land pas geeft.
Belangwekkend in vele opzichten, trekt vooral de
moedor die de zuigeling op den rug draagt de aan
dacht der bezoekers en niet minder van de be
zoeksters. De dames rooken pijpjes en zingen uit
den treure, en ovor 't algemeen schijnen deze luidjes
hun zwarte vaderland niet te betreuren, want hun
onderhoud is klaarblijkelijk nogal opgewekt, al
wordt het soms afgewisseld door minnelijke twistjes.
Op de maat hunner muziek, vertegenwoordigd
door eene soort trommel en een houten slagin
strument,. dansen zij en zingen zij hunne eigen-
dommelijke liedjes en hoe mooier het hun toeschijnt,
z/Gij vergist u. Zij kan zijn gezicht niet dulden."
„Waarom raadpleegt gij niet iemand anders?"
„De voogd is er op gesteld, dat de papieren aan
uw kantoor moeten worden in orde gebracht.
Daar zit de knoop!"
Du Barry sprak op zijn vrijen, ongedwongen toon
van vroeger, toen hij zeide: „daar zit de knoop,"
hetgeen Castloton aan het lachen bracht en hem
voor een oogenblik den ouden tijd herinnerde.
„Er is niets aan te doen," hernam hij. „Het be
hoort niet tot mijn departement. Maar gij behoeft
den heer Pulsifer niet te spreken. De veogd van
juffrouw Digby is de persoon, die hem er over
spreken moest."
„Dat is waar, daar dacht ik niet aan, Tom," ging
hij voort, „verveelt zulk een eentonig leven als gij
leidt, u niet?"
„Eentonig! In ons beroep is juist veel afwisse
ling; 'tis alles behalve eentonig.
„Odat bedoel ik juist niet. Maar nadat gy een
kijkje in Europa hadt genomen, zijt gij toen niet met
tegenzin teruggekomen?"
„Juist het tegendeel, dat verzeker ik u."
Ik begryp niet, hoe gij dat zeggen kunt. Wy den
ken zoodra mogelijk den aftocht te blazen. Eenmaal
over de zee, zullen wij wel niet spoedig terugkomen,
als het van mij afhangt. Alles staat hier iemand
tegen. Wat is dat hier voor samenleving! Ik kan
niet begrijpen hoe gij, oen echt gentlemanu daarin
kunt schikken."
„Bevalt het u buiten'slands beter?"
„Beter? Ja, zeker. Daar vindt men de fijnste be
schaving en wellevendheid van hooge geboorte."
„Ik heb slechts de buitenzijde gezien," hernam
Castleton; „maar wat ik er van gezien heb, heeft mij
de palm den overwinning in beschaafdheid aan de
Amerikanen doen toewijzen. Ik heb ook gehoord
van hen, die lang in Europa gewoond hebben, dat
men in geene stad der wereld Zooveel algemeene
wellevendheid vindt als in New-York."
„Gekheid, altemaal gekheid, dat verzeker ik u."
„Wat het toeval van geboorte betreft," ging Cast
leton voort, zonder er notitie van te nemen dat de
ander hem in de rede was gevallen, „weet gy dat
ik er, zie, niet zooveel om geef" (dit zeggende
klapte hij met de vingers).
„Hoe meer menschen ik ontmoet, die, van #at gij
lage geboorte noemt, tot rang en stand zijn opge
klommen, hoe liever het mij is."
„Gij laat u door een ziekelyke overgevoeligheid
beheerschen," hernam du Bariy. „Toen wij nog
jongens waren, dachten wij dat het deftig stond zulk
een toon aan te nemen, en over gelijkheid en al
zulke dingen te redeneeren; maar nu zijn wij oud
genóeg om beter te weten. Als gij maar goed uit
Uwe oogen kijkt zult gij bekennen dat ik gelijk heb.
Wat zegt gij van de kenteekenen der grofste ver
dorvenheid, die gij rondom u ziet? Wij zullen weldra
tot een staat van regeeringloosheid vervallen. En
het zal hoe langer hoe erger worden, totdat men, om
bescherming te vinden, tot het Andere uiterste ge
dreven wordt dwingelandij? Eenige onzer verstan
digste mannen zijn het met mij eens."
„Dat zijn dwazen!" riep Castleton uit.
Hy bedwong zich en ging op bedaarden toon voort:
„Maar gesteld dat gy gelijk hebt, wat wilt gij dan?
Gij zijt voornemens weg te loopen, in plaats van
mannelijk uwe krachten aan te wenden om het
kwaad, dat gij zoo duidelijk ziet, te helpen verbe-
teren. Gelooft gij niet dat gy iets aan uw land ver
schuldigd zy t P"
„Alweder gekheid. Iets verschuldigd gijn? Neen!
Dat is louter dwaasheid, een hersenschim. Welkeen
denkbeeld, dat het mijn plicht zou zijn mij uit te
sloven om schurken, moordenaars, en huichelaars te
verbeteren, omdat ik toevallig geboren ben in het
zelfde land, dat ook hen heeft voortgebracht! Dat
zou wat moois zijn! Ik heb die gekheid al lang
uit mijn hpofd gezet en hoopte dat gij het pok zoudt
gedaan hebben. Ik zal u zeggen wat het is, Tom, ik
ben een wereldburger. Ubi bene ibi patria. Goede
morgen!"
„Zal hij Clara gelukkig maken?" dacht Castleton
met een zucht, toen du Barry verder ging.
„Hij scheen plotseling op een inval te zijn geko
men. Hy liep naar zijn bureau en liet de boodschap
achter dat hij dien dag niet terug zou komen. Ver
volgens ging hij naar de bovenstad.
Wordt vervolgd.)
groep bakerpoppen, met toebehooren: bakerkindjes,
luiermanden, enz. Zulk eene groep vindt men ver
derop nogmaals* Tusschen die twee is de afdeeling
der fijnere, beweegbare poppen, terwyl aan het eind
de buitenlandscho kleederdrachten bijeengevoegd zijn.
Rechts is eene verzameling van allerlei verschil
lende poppen, waaronder een groep Chineesche
figuren, eene thoetafel, en een door den hoer Jos.
Samson ingezonden Hindelooper wieg, geheel naar
een oorspronkelijk voorbeeld vervaardigd in zijne
nieuwe meubelfabriek, kostbaar eu smaakvol. De
dekens zijn van echte guipure. Aan het eind in
het midden is de hengelkom. Voor ééa geld mag men
driemaal visschen. Wie dan niets gevangen heeft,
betaalt opnieuw.
Heeft men hier alles gezien, heeft men hier den
goeden smaak, do scheppingsgave, de nauwlettende
zorg, de warme toewijding bewonderd, waarvan alles
in zyn geheel en ieder onderdeel in het bijzonder,
getuigenis aflegt, dan gaat men naar de groote zaal
die vooral voor fancy-fair is ingericht.
Achter op het orkest bevindt zich de smaakvolle
Chineesche theetent. Aan iederen kant der zaal zijn
twee kiosken; daar worden in ééne champagne, in
ceno andere likeuren, in een derde boekjes en photo-
graphieën, in een vierde chocolade verkocht. De heer
Van Houten zond daarvoor 200 bussen cacao en
mevrouw Van Beuningen maakte, uit erkentelijkheid
daarvoor dadelijk oen fraaie pop in orde, smaakvol
gekleed, die op blauw lint met vergulde letters de
bekende reclame te zien geeft, fijner en aantrekke
lijker dan zij ons tegenwoordig allerwegen tegen treedt.
Nog werden van verschillende zijden, behalve de
reeds vermelde, schenkingen voor fancy-fair en
vischkom ontvangen. De heer C. M. Castelijn had
de beleefdheid zooveel koffie aan te bieden als ge-
wenscht werd, de Ned. Indische Tuinbouw-maat-
schappij te Zeist zond 200 bloemruikers, terwijl de
firma's Van Dorsten, Middelbeek en het magazyn de
Vlijt nog allerhande zaken voor de vischkom zonden.
By den ingang, heeft mon, de zaal binnenkomende,
rechts de kraamkamer, die een bezoek overwaardig
moet wezeu, vooral om het keurige van de daar
aanwezige luiermand, die er nog niet was, maar
waarvan ons wonderen verhaald worden, terwijl links
een Arabisch hoekje gemaakt is, waar koffie gedron
ken wordt.
Bij bet orkest zijn ter eenerzijde poppen tentoon
gesteld, die te koop zijn, aan den anderen kant pop
pen, die door bijzonderen smaak of groote pracht
uitmayten. Smaak en pracht beiden kenmerken de
prinses van Wales, in het prachtig gewaad, haar door
de Ieïen geschonken, eene inzending van mej. Brain,
aan wie de eerste prijs in de afdeeling voor inzend
sters boven do 15 jaar is toegekend.
De tweede prijs in die afdeeling is toegekend aan
eene Zutfensche boerin, vervaardigd door leerlingen
van de 5e klasse der hoogere burgerschool voor
meisjes Eene eerste eervolle vermolding werd toege
kend aan de bakerpop vau de mej. H. de Wilde en
A. van Anrooynog eene eerste eervolle vermelding
aan eene bakerpop van me,. R. Goudoevereene
tweede eervolle vermelding van Lord Tauntleroy met
zijn hond, van mej. 8. Besier.
In de afdeeling poppon aan inzendsters beneden
de 15 jaren is de eerste prijs toegekend aan mej. C.
de Beaufort, een tweede prijs aan mej. J. Horst, een
eerste eervolle vermelding aan mej. J. d'Aulnis; nog
een eerste orvolle vermelding aan mej. Farrant, allo
voor mooie poppen, terwyl aan mej. M. Mees eene
tweede eervolle vermelding is toegekend voor eene
pop met een kistje met kleeren. VD.)
De navolgende bekroningen aan de buitenlandsche
inzendingen worden ons nog medegedeeldEerste
prijs A. Bourcart van Zurich, voor eene Alsacienne
drie tweede eervolle vermeldingen alsaan E. en A.
Fruin voor eene Bourgignonne met kind; aan mej.
Valloton uit Vervey voor eene paysanne de Montreux,
en aan Marie Löpner uit Buchon vooor eene Meck-
leuburgoriu.
De tentoonstelling werd te 1 uur gyopend door
de presidente mevrouw Twiss—Suermondt, die hulde
bracht aan de eere-prosidente, mevrouw Boer, echt-
gonoote van den burgemeester, voor do verleende
medewerking. Zy hoopte dat mevr. Boer nog lang
aan het hoofd zou staan van liefdadige werken!
Mevrouw Boer verklaarde daarop de tentoonstelling
voor geopend, en bezichtigde haar belangstellend
ondor geleide der commissie. Reeds dadelijk was er
efn stroom van toeschouwers, meer dan de zaal be
vatten kon. Onder de inzendingen voor de fancy fair
bevindt zich eene eigenaardige voorstelling van eene
ysclub van mej. C. van Homen uit Rotterdam.
De treinen uit Arasterdam, Rotterdam en Den
Haag voeren vele vroemdelingen aan.
De tentoonstelling lyft nog morgen geopend.
De Ligue Tranqaise de Venseignement heeft het
voornemen om dit jaar een tentoonstelling te houden
b0treffende het bijzonder onderwys. Ons land, waar
dat onderwijs zulk een ruime en eervolle plaats
inneemt, zou op die tentoonstelling zeker een zeer
goed figuur kunnen maken, indien de besturen van
alle vereenigingen en maatschappijen en de vele
personen, die zich aan het bijzonder onderwijs wijden
of dat bevorderen, de handen ineensloegen. Er is
echter weinig kans dat dit geschieden zal. Immers
in De Tijd vinden wij heden een scherp hoofd
artikel tegen het geheele plan, omdat het uit
gaat van een verbond, aan welks hoofd „de vrij
denker en anti-clericaal Jean Macé" staat, en omdat
de tentoonstelling in verband wordt gebracht met
het „eeuwfeest der revolutie."
De Tijd levert een geheel betoog aan De
JVachter van 1883 ontleend ten bewijze dat de
revolutie in Frankrijk het openbaar zoowel als het
bijzonder onderwijs bijna geheel heeft vernietigd.
Op die beweringen is nog wel wat af te dingen,
maar zeker is het dat het volksonderwijs in Frankrijk
ook in deze eeuw lang verwaarloosd en eerst onder
de derde republiek, na 1871, tot een „voorwerp van
aanhoudende zorg" geworden is. Opmerkelijk is het,
dat in 1833 van 100 lotelingen nog 82 niet konden
lezen of schrijven; dat waren dus die geboren en
opgegroeid waren onder de laatste der Bourbons, de
koningen van het droit divin
Hoe dit in Frankrijk ook zij geweest, in Neder
land is zeker de eigenlijke zorg voor het volksonder
wijs eerst na de omwenteling van 1795 begonnen,
en door de wetten van 1806, 1857 en 1878 ver!
zekerd. En onder die regelingen heeft zich zoowel
het bijzonder als het openbaar onderwijs krachtig
ontwikkeld. Hier te lande heeft de omwenteling
het algemeen onderwijs niet vernietigd, maar grooten-
deels in het leven geroepen.
Als ons Katholiek onderwijs, dat in zoo bloeienden
staat verkeert, de bewijzen hiervan te Parijs ter be
zichtiging stelde, zou dat zeker een geschikt middel
wezen om zijn tegenstanders te beschamen en te
overtuigen. Maar zooals men ziet dit katholiek
hoofdorgaan griezelt van het denkbeeld, het plan van
een vrijdenker te bevorderen en van verheerlijking
der revolutie te worden verdacht 1
Het is te hopen, dat anderen op wier medewer
king pry's wordt gesteld, dergelijke bezwaren niet
opperen efi er een vaderlandslievend work in zullen
zien, te Parijs te doen uitkomen welke voorname en
eervolle plaats het bijzonder onderwijs in Nederland
inneemt.
In het hoofdblad van het Maandagavond ver
schenen Haagsehe Dagblad treft men een klacht aan
over de traagheid van den Raad van State, ten
opzichte van de afdoening der regeeringszaken.
Een afdoende logenstraffing van die klacht wordt
gegeven in het bijvoegsel van hetzelfde
blad, waarin onder de officieele berichten een geheele
jggfo Koninklijke besluiten opgonomen zijn, die
jKeravond door de Staatscourant zijn openbaar
gemaakt.'
Het Dagblad grijpt die gelegenheid echter aan
om mede te deelen: „dat aan de departementen
van algemeen bestuur steen en been wordt geklaagd
over de langzame afdoening van zaken by den Raad
van State en over de veelvuldigheid der met allerlei
opmerkingen teruggezonden staatsstukken. Waar om
den drang der omstandigheden hier en daar een
gordiaansche knoop zou moeten doorgehakt worden,
trekt een ieder aan een eind van het touw. Dat
zijn de kwade gevolgen eener veelhoofdige burger-
regeering."
Deze jeremiade moet dan dienen om de hoop te
rechtvaardigen dat „in 't waarlijk lands belang, het
opperste gezag weer spoedig moge komen in konink
lijke handen."
Het Dagblad ziet in zyn yver over höt hoofd, dat
de Raad van State thans het koninklijk gezag waar
neemt en de aangehaalde beleedigende woorden
weinig strooken met den eerbied, dien men aan dat
gezag is verschuldigd.
Wanneer het waar is dat de Raad van State vele
stukken met allerlei opmerkingen terugzendt, dan
zal er voor die opmerkingen wel gegronde reden
aanwezig zijn. De Raad bestaat uit een aantal be
kwame mannen, die voorheen meestal zeiven of
ministers of hoofd-ambtenaren aan een der departe
menten zyn geweest en volkomen op de hoogte zijn
van hun taak. Voor de ministers moge het minder
aangenaam zyn dat hun voordrachten aanmerkingen
uitlokken, voor het koninklijk gezag is het zeker
beter, dat die bedenkingen tijdig worden gemaakt
en dus kunnen worden opgeheven, dan dat later de
critiek komt van de zijde der burgerij. De tusschen-
komst van een „veelhoofdige burgerregeering," zooals
de liefelijke benaming luidt kan in dit opzicht
juist zeer heilzame gevolgen hebben.
Dat het conservatieve Dagblad het aldus voor de
ministers opneemt tegenover de tijdelijke vertegen
woordigers van de kroon, is wel een merkwaardig
teeken des tyds! {Hand.)
Tot dusver heeft de Fransche regeering geenerlei
aanvraag gedaan om aan generaal Boulanger het
verder verblijf in België te verbieden, noch eenig
anner vertoog, van wolken aard ook, tot de Belgi
sche regeering gericht. 'Deze laatste heeft geen
besluit genomen omtrent de uitzetting, maar den
generaal doen wéten dat indien hij op de welwillend-
heid wil rekenen, welke de Belgische regeering altijd
jegens staatkundige uitgewekenen heeft betoond, hij
daartoe moest medeworken door zich te onthouden
van elke openbare handeling, welke het Belgische
Kabinet onvermijdelijk zou leiden tot het uitvaar
digen van het besluit* waarbij hem het verblijf op
Belgisch grondgebied wordt ontzegd. De regeering
zou dit doen uit eigen beweging en zonder eenig
vertoog van Frankrijk af te wachten.
In Engeland wordt de aandacht .vooral getrokken
door de a.s. verkiezing van een lid van het parlement
voor Birmingham, noodzakelijk geworden door den
dood van John Bright. Deze verkiezing dreigt
gevaarlijk te worden voor de goede verstandhouding
tusschen de tories en hun bondgenooten, de liberale
unionisten. De eersten, die een conservatief wen-
scher. candidaat te stellen, hadden hun keuze op
lord Bandolph Churchill gevestigd, doch deze heeft
verklaard de caudidatuur niet te zullen aanvaarden.
Naar men zegt, nam hij dit besluit op instigatie van
lord Hartington en Chamberlain, die een liberaal
unionist weuschen gesteld te zien.
Na vele onderhandelingen heeft hun denkbeeld
gezegevierd en is de oudste zoon van John Bright,
Albert Bright, liberaal unioiiist, de candidaat ge
worden. In een kiesmanifest verklaart hij zich
tegen een parlement te Dublin en voorstander van
de politiek zijns vaders.
In conservatieve kringen, waar men zeer ont
stemd is, denkt men er over nu met een eigen
candidaat, mr. Lowe, voor den dag te komen.
De Gladstonianen, die aanhankelijk geen oppositie
bij deze verkiezing wilden voeren, hebben onder de
gegevën omstandigheden den heer Phipson Beal
candidaat gesteld.
Het Hongaarsche Heerenhuis maakt grooter spoed
met de behandeling der nieuwe legerwet dan het
Huis van Afgevaardigden. In de commissie is het
ontwerp reeds goedgekeurd en vermoedelijk zal reeds
heden de aannemiug in de Kamer volgen.
Bij de beraadslagingen verdient slechts vermel
ding de rede, door den gewezen minister van buiten-
landsche zaken graaf Julius Andrassy gehouden.
Graaf Andrassy verklaarde, dat hij oorspronkelijk
tegen de nieuwe wet was, maar dat de wijzigingen,
welke de bekende artikelen 14 en 25 ondergaan
hadden, hem volkomen met de nieuwe regeling
hadden verzoend. Een onafhankelijk Hongaarsch
leger achtte Andrassy eon onmogelijkheidimmers
dan zou elk land dor monarchie betzelfde kunnen
eischen, en wat zou er dau terechtkomen van de
eenheid in. het geheele leger, welke natuurlijk
onmisbaar is. Daarom verklaarde graaf Andrassy
volkomen in te stemmen met de bepaling, dat de
Hongaarsche officieren Dnitsch moeten leeren, ook
al behoeft daardoor het Hongaarsche leger zijn
nationaal karakter volstrekt niet te verliezen.
De NorddetiUchAlUjtmeine Zeitung verzekert, dat
de Pruisische minister van openbare werken, de
heer Maybach, zijn portefeuille niet zal neerleggen.
Verder laat bot officieuze blad zich niet uit over
het geschil tusschen de heeren Maybach en Von
Stephan, zoodat men vermoedt dat het den keizer
is gelukt den minister tevreden te stellen.
ZITTING van den 10 APRIL 1889.
Mr. J. H. van MIEROP, Kantonrechter.
Mr. A. W. C. WENTHOLT, Ambtenaar van het
Openbaar Ministerie.
De navolgende personen zijn veroordeeld.
G. S., te Gouda, wegens het te Gouda op de open
bare straat spelen met geld, gepleegd door een
kind beneden den leeftijd van 16 jaren met oor
deel des onderscheids 0.50 of 1 dag;
H. v. W., te Gouda, wegens 1. openbare dronken
schap, 2. het te Gouda op den openbaren weg
buiten een openbaren waterbak verrichten van dat
gene waarvoor die inrichting bestemd is 2 X
f 0.60 of 1 dag voor elke boete;
L. J. L., te Gouda, wegens het te Gouda op den
openbaren weg buiten een openbaren waterbak
verrichten van datgene waarvoor die inrichting
bestemd is 0.50 of 1 dag;
P. v. M., te Gouda, wegens het te Gouda als hou
der van honden die honden niet doen dragen van
een halsband voorzien van een metalen plaat, waarop
de naam rap den houder duidelijk was uitgedrukt
1 of 1 dag;
J. v. D., A. v. A., J. v. D., allen te Bleiswijk,
wegens het te zamen en in vereeniging plegen