Buitenlandseh Overzicht. Brieven uit de Hoofdstad. AFKONDIGING. Eene nieuwe Hollandsche opera. ran man, die wist, dat zyn proces hopeloos was, aan den rechtmatigen gerechtigde, ontkende pl. dat het gesohied was op eene wijze, zooals tus schen procedeerende partijen behoorlijk is, namelijk hetzij door tusschenkomst Tan de wederzijdsche advocaten, hetzij by exploot. Dit laatste werd by dupliek door mr. Wolf toegegeven. Van de verdere posten der schaderekening betrof fen die onder de No. 215 de kosten, noodig ge worden door het verblijf van ds. Wildeboer te Gonda en voor zyne verhuizing van daar naar de pastorie teQudewater. De advocaat van gedaagde doet hier tegen weder zyn bezwaar gelden, dat kerkvoogden naar Gouda zyn gegaan, om huisvesting voor ds. Wildeboer te zoeken. Is de rechtbank van oordeel, dat dit terecht is gedaan, dan erkent hy, dat ddaruit volgt, dat die posten betaald moeten worden, be- hotidens enkele bedenkingen op een paar détails. In het andere geval oordeelt hij de door gedaagde aangeboden som van f 50 voor verhuiskosten vol doende. De twee laatste posten betreffen de kosten van in orde brengen van den tuin der pastorie en van herstellen van gebroken ruiten. Die kosten kunnen, Volgens gedaagde, niet op hom verhaald worden, omdat zij komen ten laste van de eigenares, niet van den tydelyken bewoner. De conclusie van het O. M. is bepaald op 10 Mei a. s. Ëy J. A. Meeuwissen te Amsterdam is verschenen een Gids voor inleggen bij de Rijkspostspaarbank. Daarin is aan de hand der wetsbepalingen en der daaruit gevolgde voorschriften, zoo beknopt en vol ledig mogelyk, op bevattelijke wijze alles opgenomen, wat hun dienstig kan zijn, en wat inlichting kan verschaffen aangaande velerlei punten, waaromtrent by het publiek, blijkens de opgedane ervaring, on zekerheid of misverstand bestaat. De daarin gegeven wenken omtrent hetgeen den inlegger te doen staat, en hetgeen hij heeft na te laten onder dó verschillende omstandigheden, welke zich in zyne betrekking met de Rijks-Postspaarbank kunnen voordoen; de toelichtingen van datgene, waaromtrent menigeen zich een onjuiste voorstelling maakt, gaf de praktijk den schryver, den heer Du Bois, Hoofdcommies ter Directie van de Postspaar bank in de pen. Deze Gidsdie slechts 0.10 kost, verdient alle aanbeveling. De Amsterdarasche correspondent van de Prov. Asser Cour. schrijft over de neger—tentoonstelling in het Park te Amsterdam het volgende: De groote vraag isgeschiedt deze tentoonstelling van menschen met hun vrijen wil In hen streven der twee negers om een goed' heenkomen te zoeken, zoódra zy daarvoor maar het in hun oogen noodige kapitaal bijeen hebben, kan men duidelijk zien dat zij de gulden vrijheid boven tweemaal per dag ryst met vleesch verkiezen. De heer Goddefroy weet dit ook wel als hij in de dag bladen verzoekt zijn negers geen geld te geven. Nu zegt art. 4 van de Grondwet wAllen, die zich op hot grondgebied van hot Rijk bevinden, hebben gelyke aanspraak op bescherming van persoon en goederen. Wre hebben hier in Amsterdam een Vereeniging tot bescherming van dierendio reeds dadelijk een vreeselyk misbaar maakt, als een losloopende, onge muilbande hond eenigszins hardhandig wordt opge- Vreeselyk was een woord, dat haar dikwijls over de lippen kwam. 't Was een van hare kleine zwak heden. Yreeselijk was voor haar het toppunt van alles. Wat vreeselijk mooi was, kon in haar oog niet méér overtroffen worden. Zoo was dan ook mevrouw Frederika Blaschen on- overtreffelijk. Zy was, volgens Joh. een vreeselijk lief mensch. Nog zie ik ze me, die goede vrouw van ruim veertig jaar, vrij gezet, bijzonder spraakzaam, altijd met een of ander werkje iifwl dikke, vleezige handen. Om het andere woord had zij 't over huishoudelijkheid. Zij was de onuitputtelijke bron der keukenrecepten, waarmede mijn vrouw haar dagboek vulde. Joh. zat aan hare voeten hls een trouw leerling aan die zijns meesters. Liep ik toevallig voorbij, kwam ik om deel te nemen aan het gesprek, of om mijn vrouw aan die priesteres der huishoudelijkheid te ontrukken, steeds waren het praatjes over de huishouding, die ik opving of stoorde. Maakte ik opmerkzaam op het schoone der natuur, dan was mevrouw Frederika terstond gereed om toe te stemmen. Verrukkelijk schoon! Neen maar, die natuur! Als we die eens- nipt hadden Hoe waar en yerneven was die uitspraak! Op zekeren morgen komt Joh. stralend van vreugde naar mij toe: Kijk eefts, manlief, hoe vreeselijk aardig, dat moeten wij ook hebben! maar niet één philsntroop schynt op het denk- gekomen te zyn, dat die twee-en-twintig zwarte mannen en vrouwen vermoedelijk hier niet vrywillig zyn, dat het geen artisten .zijn, die een contract met een impressario hebben gesloten, maar veel meer sujetten van een menagerie want de geheelo onderneming heeft voor mij iets van een wilde beestenspel. Het pybliek ziet in fiet volkje dan ook niet veel meer dan het dier. Als het menschen-etertje naar de dames wórdt gewenkt om zijn mooi gebit te laten zien, dan rillpn deze van afschuw en voor geen goud ter wereld zouden zij hem zelfs met haar gegan- teerde hand aanraken. Terwijl vrome maagden, met de voeten op warme stoven gezetèn, op haar thee kransjes ijverig breien aan de wollen'borstrokjes, die zij naar Afrika zenden met broeder Van der Hum mes, die de Liberianen, de Mendis, Goetten, Camuse- quellen, Momdamben, Gauquellen, Cocandas, Bebé's, Quellingen of Bengualeezen, of hoe ze verder ook mogen heeten, de zegeningen der Gereformeerde Kerk en van de kleeding zal deelachtig doen worden, denkt er niemand aan om het eerste het beste ma gazijn van gebreide goederen in te loopen, ten einde de arme kerels in ons ruw klimaat een kleedingstuk te bezorgen, dat daar onder de linie geheel en al overtollig is. Wat zou zoo een neger zich verkikke ren in een Jaeger-costuum Indien ik een der begeleiders mag geiooven, dan hebben deze negers toch iets van de zegeningen onzer Europeesche beschaving overgenomen zij zijn dol op spiritualia en deze trek naar sterken drank moet dan ook aanleiding hebben gegeven tot hun vlucht; vooral zijn zij dol op jenever, voor hen een godendrank! Of wij ook wereldberoemd zijn! Van Liberia tot Benguela, misschien een afstand van duizend uren, weten onze zwarte broeders dat het traditioneele land der vrijheid tevens hét land is waar de //on- versneêe" en ouwe klare" wordt gestookt en nauwe lijks hebben zij hun donkere platvoeten gezet op de plek: //Waar vrijheid eeuwen stond", nauwelijks zijn zij in het bezit van menige zilverlin gen ook een zegening onzer beschaving of zij trachten de eene zegening voor de andere om te ruilen, waarin zy echter, helaas, door de Amster- damsche politie zijn gestoord. Hier in ons koud klimaat mogen de kerels zich niet eens een borrel koopen om zich ook inwendig wat te verwarmen en de handelsstatistiek totfnt aan, dat in 1887 alleen uit Duitschland 238,561 dubbele centenaars spiritualiën naar Afrika zijn uitgevoerd, uit Hamburg alleen 23,853 ton. Aldus handelen de nakomelingen van Sem en Japhet tegenover de kinderen Cham's en aldus wordt het woord van Noach aan de laatsten vervuld/,Een knecht der knechten zij hij zijn broederen!" „Heden of morgen vertrekt generaal Boulanger naar Engeland. De Belgische regeering heeft hem niet formeel het land uitgezet, maar toch hem te kennen gegeven dat een langer verblijf haar in moeilijkheden zon brengen. De Fransche gezant schijnt namens zijn gouvernement vertoogen bij den Belgischen minister van buitenlandsche zaken ingediend te hebben, vooral naar aanleidingder bijeenkomsten van Boulangers aanhangers te Brussel, Overigens is er wegens de feestdagen weinig nieuws. Zij liet ipe het laatste nr. van een nieuw krantje voor huismoeders zien, het blad waarbij mevrouw Bliischen zwoer. Ik 'wees op den rijken inhoud onzer leesportefeuille en sprak van het vele geld, dat aan dergelijke din-- gen besteed werd, zondSr dat mener het noodige voordeel van trok. Maar 'tis zoo goedkoop 1 Slechts drie kwartjes in ,het heele kwartaal! zei Joh. half smeekend, anders zal ik 'tvan mijd huishoudgeld afhouden,. 't Was inderdaad goedkoop. Nu j4, drie kwartjes d'at zou nog wel te doen zijn. Ik kreeg een zoen en Joh. abonneerde zich op het krantje. Ik las het laatste nr., dat 'mevrouw Blaschen toe behoorde. 't Was een echte vrouwenkrant, door vrouwen voor" vrouwen, doch overigens scheen ze mij niet zoo slecht toe. Spijslijsten, recepten voor keuken en kelder, voor de wasch en de opvoeding van kinderen, spreuken vol wijsheid en deugd, een zeer breedvoerig betoog over het uitvallen van het haar, over roode neuzen, zomersproeten, tal van advertentiën, en dat al voor een onnoozele drie kwartjes in het heele kwartaal. Er gebeurde me echter een klein ongeluk bij het lezen van dat nr. Ik had me aan het strand neergevlijd. 'tWas een snikheete dag. Van uit zee kwam stechts een nauw merkbaar koeltje. Om mij tegen de zon en de vliegen te beschutten, Men is te' Berlijn zeer nieuwsgierig naar het. ontwerp ter reorganisatie van de inkomsten-belasting, dat eiken dag in den Pruisischen Landdag kan worden verwacht. Men verzekert, dat in dit ont werp het belangrijk beginsel is toegepast, het inko men uit grond- en kapitaalbezit hooger te belasten dan het bezit verkregen door arbeid; het eerste zou belast worden met 3 pCt., het laatste met 1'/, pCt. De dubbele belasting begint echter eerst bij zekere hoogte van het inkoppen. De Bondsraad is nog altijd niet klaar met het onderzoek van het Pruisisohe wetsontwerp, dat het strafwetboekzóo moet aanvullen, dat de socialistenwet overbodig wordt. Het blijkt dat het Pruisische voor stel zooveel bezwaren heeft uitgelokt van den kant der andere Begeeringen, dat het twijfelachtig is, of men 'teens zal worden over de zaak. In elk geval zou het ontwerp niet meer in deze zitting van den Bijksdag worden ingediend. Onmiddellijk na de be handeling van de wet op de arbeidersinvaliedenver- zekering zou de Bijksdag uiteengaan. Worden de Bondsregeeringen 't nog eens, dan komt het ontwerp in de herfstzitting, de laatste, want na de vast stelling der begrooting 1890/91 gaan de Kijksafge- vaardigden voor goed naar huis. De nieuwe verkie zingen zullen plaats hebben in Februari of Maart 1890. De Oostenrijksche Bijksdag zal den 2den Mei zijn werkzaamheden hervatten. Een der eerste ontwer pen, die dan in behandeling zullen komen, is do wet tot wjjziging van hetlagor onderwjjs overeenkom stig de wenschen der clericalen. Dat daardoor de minister van onderwijs Von Gautsch tot aftreden zal worden genoodzaakt, wordt niet onwaarschijnlijk geacht. De minister wil name lijk den invloed der geestelijkheid op de school niet in die mate uitbreidon als prins Liéchtenstein, de leider der clericalen, verlangt. Daar de prins ech ter, naar men zegt, reeds den steun van den minis ter-president graaf Taatfe voor zijn plannen heeft ge wonnen, zou den heer Von Gautsch niets overblijven dan toegeven of heengaan. De Weener correspondent der „Times" meldt.dat de ex-koningin Nathalie te Livadia een bezoek heeft ontvangen van groothertog Nikolaas, die met een staatkundige zending bij haar belast was. Bijzonder heden daaromtrent zijn nog niet bekend; alleen is zeker dat de ex-Koningin ten gevolge van dit bezoek binnenkort naar Servië terug zal keeren. Do gewezen koning Milan heeft op 't vernemen van een en ander het plan opgevat eveneens naar Belgrado terug te keeren. Het spreekt wel vanzelf dat dit niet strookt met de wenschen van enkele leden der tegenwoordige regeering, die dan ook pogingen in het werk stellen om een .verbanningsbesluit tegen hem te doen uit vaardigen. Ook de Bussische pers dringt hier ten sterkste op aan. Hoe het ook zij, in elk geval verkeert volgens de mededeelingen van den correspondent, Servië thans in een zeer moeilijken toestand. Met een liberaal regentschap en een radicale regeering en het voor uitzicht, de gewezen koningin te zien terugkeeren en den panslavistischen aartsbisschop Michael tot pri maat hersteld te zien, kan de toekomst stellig met geen groote gerustheid worden te gemoet gezien. 't Gordijn viol na de finale van het derde bedryf, _UL._J had ik een oogenblik het blacl over mijn gezicht uitgespreid. Toen ik weer opstond, dreef het qp de golven. Was ik ingesluimerd en had het, zuchtje wind de krant weggeblazen? Dat kon wel niet anders. Zij was nog niet ver afgedreven. Misschien zdü ik ze nog weêr kunnen krijgen. Op dat gedeelte van het strand was geen sterveling te bespeuren en bovendien, was men hier immers ongegeneerd; Snel beslojön, stroopte ik mijn broekspijpen tot boven de knieëfl op en. ging op de vluchteling af. Het water was echter dieper, dan ik vermoed bad. Die mooie lichte pantalon! Eindelijk slaagde ik er in, het geheel doorweekte blad, dat reeds dreigde te verzinken, op te visschen. Mijne vingers gingen door het papperig g|worden papier. Dat was wat moois! Waarom laat je dat vod. ook niet drijven! verweet ik me zelf. Doch ik was nu eenmaal met het reddingswerk begonnen en droeg dus de drenkelinge aan wal. Zorgvuldig spreidde ik het blad uit, lag er eenige kleine steentjes op en liet het, aan de zon over, de doorweekte krant weêr te droogen. Daar stond ik nu barrevoets op het zand en stgarde naar het papier voor mij. Wordt vervolgd.) ^nid applaus weerklonk, het gordijn werd weer op gehaald en daar verscheen op het tooneel de figuur van den heer J. G. de Groot, den toastzieken Direc teur van het Hollandsche operagezelschap, met twee lauwerkransen, dragende in elke hand er éen voor rich uit. En met zijn zware stem sprak hy het geacht publiek aan om het te vertellen, hoe hy als directeur niets liever zag, dan dat men hem oorspronkeiykè opera's leverdeherinnerde hóe nu voor twee jaar en 8 maanden zijn zaak gesticht en de eerste groote opera, Faust, ten tooneele ge bracht werd, en opmerkte dat het niet zijn schuld was indien hy vertaalde opera's gaf, want wel was het muzikaal gebied aanwesig, maar het letterkundig gebied ontbrak (F). Nu echter had hij, dank zij zijn van Milügen een tweede oorspronke lijke opera kunnen ten gehoore brengen en daarvoor reikte hij den componist een krans toe, gelijk hij ook wilde doen aan onzen dichter Fiora della Neva, die intusschen ongelukkigerwijze op dat gewichtig oogenblik niet op de planken was. Mpar hij kwam er toch, en de heer van Milligen kwam er ook; en onder den veldheersblik van den Direc teur, het geroep van het publiek en het fanfare- geschetter van het orkest reikten componist en dichter elkander de hand. By welke aandoenlijke scène nog alleen ontbrak dat zij beiden den kunst- lievenden directeur' tegelijkertijd omhelsden en aldus een groep vormden, instaat om het publiek te doen uitgillen van sympathie of van pret. Nu ben ik geen Cumberland noch reken het ooit te worden. Doch ik wil er wat liefs onder ver wedden, dat de heer van Milligen, terwijl hij daar stond als het lijdelyk slachtoffer der reclamezucht van den heer do Groot, in stilte den zucht zal hebben geslaakt wIk wou dat je me in plaats van een krans een behoorlijk orkest had gegeven." Immers wanneer, ik naga hoe wy, toehoorders, gepijnigd werden door den aanblik van de moeite welke de heer van Milligen zich als dirigent gaf om uit dat derde hands orkest geluid te halen, gang en eenheid te brengen in de reproductie van zijn muziek, dan kan ik my voorstellen hoe het hem als componist moet te moede zyn geweest, toen hij bemerkte dat al zijn intenties zoo armzalig vertolkt werden. Telkens en telkens vernamen wij fraai gedachte motieven, mooje* tegenstellingen; bespeurden wij hoe de componist er .naar gestreefd had door het orkest den tekt te illustreeren en te verduidelijken. Maar het, kwam er eenvoudig niet uit; tegenover het geluid .der soijsten en der koren vermocht^het orkest niet zich te doen gelden. En waar, het alleen te spreken had, bleken vooral de strijkinstrumenten te zw«k en ongelijk, om ons een eenigszins diepen indruk tan de.muziek te geven. Is het onder zulke omstandigheden onmogelijk de compositie op haar waarde te schatten, zooveel bleek intusschen dat de heer van Milligen een werk ge schreven heeft, 'twelk eene goede uitvoering alleszins verdiend had. Er zit in zijn muziek dramatische gang; zij is goed doorwerkt, menigmaal oorspronkelijk, in den goeden zin harmonisch, nobel en pakkend. Naar moderne opvatting heeft de componist afgezien van valsch effectbejag en conventioneele vormeneen enkel maal ik*hob 't oog op oen koor der Druiden Wodan, Alvador, Wodan eer! lijkt hij my minder gelukkig onder Italiaanschen invloed gewerkt te hebben; maar voor het overige heeft hij zich aan de strengere Duitsche school gehouden. Hy gebruikt leitmotivehet meest sprekend ter karakteriseering van de krankzinnige ijlende Rheime, wier gepreveld lied «Waar de wjnd uit zee met het duinzand stoeit, Waar de wilde roos in de duinen bloeit!" door zijn val en klank het dwalende, onzekere en weemoedige van den gemoedstoestand volkomen weer geeft. Ditzelfde fantastische vindey wij terug in de begeleiding van het visioen des Druïden priesters: 'k Hoor wiekgeklep, Daar is geluid van wagens door de lucht En staalgekietter en het luid gedruisöh Van strijd'bre helden, ook hoorden we de geheimzinnige stemmen uit do gëestenwereld bij het sterven van Brinio: //Dank! Dank! Alvader! 'k Zie Walhalla openly terwijl de componist in de koren der jonge meisjes, die Massa's oogenlust vormeu, de zinnelijke weelderigheid van dezen wellusteling in zijn muziek heeft zoeken uit te drukken. Of hij daarin ge slaagd is, kan ik bevestigen noch ontkenyen; ik -zou eerst eene uitvoering er van moeten bywonen, waarby ik zeker bon dat den componist door de executanten alle recht wordt gedaan. Want ook de koren hadden in spel noch voordracht iets weel derigs, en voor den heer Orolio, hoe fraai zanger ook, ligt dit weer te geven m. L eveneens buiten de grens van zyn vermogen. Ik heb mé tot nu nog niet mot den gang der handeling bezig gehouden, in de veronderstelling, dat de stof niet een mijner lozers onbekend zal zijn. Wij allen kennen Onze voorondervan v. Lonnep en hebben in onz8 jongelingsjaren zyn Brinio c. s. ver slonden. Wy herinneren ons de schildering der wreede Romeinsche onderdrukking, hoe de Batavie ren tegen verbond en rechten in, hun zonen als slaven ten oorlog zagen voeren en hun dochters tot offers vallen van Romeinschen niets ontzienden wel lust. We weten hoe Brinio, de Bataafsche held, in zijn speelzucht al zyn bezittingen en eindelijk zich zelf verdobbelde, op het oogenblik waarop zijn stam- genooten hem tot aanvoerder tegen de onderdruk kers behoefden en zijn tweede zuster Ada gevaar liep van evenals de oudste Rheime eene prooi van den vreemden dwingeland te worden. En hoe ten slotte bij den opstand de Romeinsche geweldenaars verdreven en Massa door de verleide Rheime gedood werd; terwijl Brinio overwinnaar bleef en zijn zuster Ada, door haar verbintenis met den nobelen Romein Aquilius het nieuwe bondgenootschap tusschen haar volk en de Romeinen bezegelde. Ongetwijfeld nu zat in dit verhaal de stof voor eene boeiende en flink breed aangelegde handeling. Voor iemand die geen dramaturg van beroep is, heeft de heer van Lochem dit niet onverdienstelijk verwerkt. Maar het is, dunkt mij, eene bepaalde fout in de compositie van het drama dat eigenlijk van den aanvang af Massa's macht óns wordt voorgesteld als ten einde loopend; en daarbij zoowel hij als Aquilius, het andere Romeinsche legerhoofd, vaag en lijdelijk worden voorgesteld. Wij krygen niet een eenigszins diepen indruk van Massa's overmoed en geweldenarij dus ook niet van het lijden der Batavieren, van hun wrok en toenemend verzet. Zelfs Brinio is uiterst vaag goteekend; in 't eerste bedryf vertelt hij Aquilius dat de Romeinen zijn volk tot de uiter ste grens van lijdelijkheid hebben gebracht; maar van een verzet zijnerzijds bemerken wij niets door een daad. Het spel en tegenspel der twee partijen komt in de handeling niet uit; het heroisch-drama- tische ontbreekt er in, ook in den tekst, die, hoezeer gemakkelijk van berijming en vloeiend van taal en uit dat oogpunt dus vèr verheven boven de ver talingen welke wij in den Parkschouwburg plegen te hooren wèLbeschouwd zich niet boven de ge wone opera-rteksten in beteekenis verheft. Zij is noch inspireertfrfd noch wegsleepend; voor den componist, de acteurs en de toeschouwersil n'enlève pas la salie en dat deed hij ook gisterenavond niet. Van een diepen, grootschen indruk was geen sprake. Toch zijn er op zich zelf gedeelten in, waar de componist een goed gebruik van heeft kunnen maken. Het openingskoor op Werner's hoeve klinkt frisch en opgewekt; dadalyk daarop volgt een reci tatief met aria van Ada, eene bede om vrede en rust voor het Bataafsche volk, waarvan de breedheid en intaigheid trof ondanks het schelle en vibreerende geluid der zangeres, mej. ten Besten. Een drinklied door den gastvrij ontvangen Aquilius gezongen, heeft schwung en iets zinnelijk liefs; van de aria van Brinio, eene klacht over de onderdrukking van Massa leek, mij het tweede couplet juister in de stemming begeleid. De intentie van de door het koor herhaalde slotregels: Maar de dag komt snel, Maar de dag breekt aan, Dat het eedverbond, met vloek belaan, In den bloed'gen kamp zal ondergaan, zou ik met een somberder toon van bedreiging heb ben willen uitgedrukt zien zoowel in den tekst, als in de muziek en do voordracht. Doch, ik haast me er weer .by te voegen, dat ik niet zeker ben in hoeverre dit aan den componist of aan de execu tanten te wijten is. Over het naargeestig ijlende lied van Rheime heb ik al gesprokenstraks stijgt het tot wildheid, wan neet zij Massa herkent en zich het leven op zijn burcht herinnert: «Weet ge *t nog, hoe de vrouwen in wilden dans, Rondom ons zwierden in fakkelglans? Als vuur omgolfde ons 'tbruischend lied, En 't koortsig jagen :t Geniet! Geniet!, In zoete onstuimigo razernij, IJlde het uur der liefde voorby! Deze regels behooren tot de beste van den tekst, en de oomponist is ejj zeer door geinspireerd. Jam mer dat hier, zoowel als by den volgenden krygs- zang, de krachten van mevr. Ophemert Schwencke als Rhoime te kort schotende indruk zou veel dieper kunnen geweest zyn. Ik zou, dus voortgaande, intusschen al te uitvoerig worden in verband met de ruimte van Uw blad, en ga my du9 beperken om nog op enkele dpr beste gedeelten der compositie te wijzen. Onge twijfeld is de derde akte muzikaal de meest be langwekkende: hier hebben wij een fraai lied van Rheime, met een duet tusschen haar en Ada, waarin Rheime zich verdiept in dé herinnering aan haar verblijf bij Massa en een Romeinsch getint drinklied neuriet, terwijl Ada een kalmer zang doet weerklinken; het herhaald Euhoë in Rheime's lied is van veel effect. Fraai bewerkt is het duo tus schen Ada en Aquilius, 't welk geheel afwijkt van de conventioneel geworden vormen der liefdes duetten en eindigt in een hoogstygenden juich zang, die wel in staat is de toehoorders mee te sleepen. Over de nu volgende Druïden-scène ligt eene ge heimzinnige waardigheid, die nog meer zou zijn uit gekomen, wanneer de heer Schmier, als Druïden- priester, in orgaan en voordracht minder stug ware. Zeer nobel en breed van opvatting is eindelijk de finale, kwartet met koor, waarin de zegen over het land der Bataven uitgesproken wordt. En met dit zeer veel indruk makend slot in onze ooren keerden wy huiswaarts, ondanks de slechte uitvoering der orkestmuziek overtuigd een in menig opzicht be langrijk werk gehoord te hebben. Ghijsbe. v. Aemstel. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda Gezien het besluit van den Heer Commissaris des Konings in de Provincie Zuid-Holland van den 30 Haart 1889, A. No. 272/1, 3e AJd. {Prov. Blad No. 23) betreffende de beschrijving voor de Personeele Belastingdienstjaar 1889/90 doen te weten: 1. Dat de Ontvanger der Rijks Direote Belastingen aan de woningen der ingezetenen op Woensdag den 8 Mei aanstaande en volgende dagen ter invulling zal doen bezorgen een Beschrijvingsbiljet inhoudende eene korte schets van de grondslagen der voor noemde belasting, welk biljet acht dagen na de uitreiking door of van wege dien Ontvanger zal worden opgehaald, en dat zij, die geen biljet hebben ontvangen, dit kunnen verkrijgen ten kan tore van '8 Rijks directe belastingen, terwijl zij verplicht zijn hetzelve behoorlijk ingevuld aan ge noemd kantoor terug te bezorgen. 2. Dat tot tegenschatters zijn aangesteld de Heeren: P. M. ROOSENDAAL, P. A. BURGHOUT, H. J. NEDERHORST en A. de ZEEUW. Voorts worden de belanghebbenden in het bijzonder opmerkzaam gemaakt: Op de volgende bepalingen: a. «De ingezetenen zijn verplicht om in- en uitwonende dienstboden! der eerste en de in- en uitwonende //dienstmeisjes der vierde klasse, die op I Mei 1889 reeds den leeftijd van 15 jaren zullen hebben bereikt, in do belasting aantegeven." b. //De belasting is o. a. niet verschuldigd wegens, «de eenige vrouwelijke bediende, overigens naar de //eerste, derde of vierde klasse belastbaar, in dienst z/van den belastingplichtige, welke geene andere //bedienden houdt en vier of meer eigen of aan- z/gehuwde kinderen, kindskinderen of pupillen- bij #zich heeft inwonen, die op den ln Mei 1889 //jonger dan 21 jaren zyn." c. //Die na den 15n Mei een perceel in gebruik //neemt, is voor dit perceel de belasting naar de z/vier eerste grondslagen voor den tijd des dienst baars, die dan nog over is verschuldigd." Aan belastingplichtige, die in den loop des dienst- jaars een perceel verlaat, zonder daarin eenige' roerende goederen of iemand in zijn dienst achter te laten, wordt ontheffing verleend van zyn aan slag naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaars, die dan nog over is, indien daar van door hem, binnen den tyd van eene ma^ad, volgende op die waarin hij hot perceel verliet;, tegen bewijs, schriftelijk aangifte*, is gedaan ten kantore des Ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijgbaar biljet. De ontheffing wordt ook verleend over het drie- maandelyksch tijdvak, waarin het perceel word verlaten, indiey de belastingplichtige daarna, doch in den loop van datzelfde tijdvak, een ander perceel, waarvoor hy belastingplichtig is, in ge bruik neemt. Bij overlijden van den belastingplichtige treden zijne erfgenamen in dezelfde rechten en ver plichtingen. De aangiften volgens het le en 3e lid ingediend, worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en behandeld. d. Zy, die bezwaarschriften indienen, moeten daarby ingevolge art. 1 der wet van den 4n April 1870 Staatsblad No. 60) overleggen een duplicaat van hun aanslagbiljet tegen betaling van 5 cents bij den Ontvanger der Directe Belasting verkrijgbaar. Gouda, 23 April 1889. Burgemeester en Wethouders voornoemd, VAN BERGEN IJZENDOORN. De Secretaris, BROUWER. AFKONDIGING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van„Gouda Gezien het besluit van den heer Commissaris des Koninings in de Provincie Zuid-Holland van den 30«teo Maart 1889 no. 212/2 3e afd. (Prov. blad no. 24 betreffende de beschrijving voor het Patent- i

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2