Buiteolandsch Overzicht.
PETR0LEUM-N0TEERINGEN
Cantzlaar Schalkwijk, te Rotterdam.
wt
wis gereserveerd, toot de beschaafde blanken werd
opengesteld.
Omstreeks 60.000 menschen wachtten reeds maan
den lang op de grenzen san het beloofde land, en
toen het uw der opening geslagen was, stortte een
vloed ran immigranten zioh in het jachtgebied der
Indianen. Het was een woest tooneel. Troepen
manhen te paard renden schreeuwend en hunne pis
tolen afvurend naar de pachthoeven, die beschik
baar waren en dan ook dezelfden avond reeds alle
bezet. Vele gevechten vielen voor, en een menigte
dieven maakten van de algemeene verwarring ge
bruik om hun slag te slaan. Er waren vjjf maal
meer menschen dan waarvoor land beschikbaar was,
en toen bij het vallen van den nacht 10.000 plaats
gevonden hadden, moesten deze hun nieuwe woon
plaats tegen viermaal zooveel anderen verdedigen.
Weldra waren reeds geheele dorpen verrezen op de
plek, waar weinig uren geleden het prairiegras
groeide.
De regeering heeft soldaten gezonden om den
landverhuizers, die geen plaats konden vinden, te
beletten, ook het nog niet opengestelde aangrenzende
Indianengebied te bezetten.
Men vreest, dat er in den eersten tijd veel ellende
zal heerschen en wellicht ook bloedige gevechten
zullen plaats hebben.
In de taal der Ghickasawa beteekent Oklahoma
(de naam van het nieuwe gebied) «het schoone land.»
Oorspronkelijk besloeg het 2.000.000 bunders, onge
veer in het midden van het Indianen-gebied en
grootendeels bestaande uit vruchtbaar akker- eu
weiland, terwijl men ook vermoedt, dat de bodem
op vele plaatsen kostbare delfstoifen bevat. In 1880
werd het gebied door het Congres afgestaan aan de
Creek-Indianen, bij wie zioh in 1866 de Seminolen
voegden. Beide stammen verkochten echter in
1866 met gemeenschappelijk goedvinden het gebied
aan de regeering voor den geringen prijs van 40
oenten de bunder.
De honderdjarigen zijn niet zoo zeldzaam als men
wel gelooft. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven
aan de omstandigheid, dat de statistiek zich gedu
rende de laatste jaren meer met hen heeft bezigge
houden. Velen geven zich echter als zoodanig uit
zonder het te zijn. Zoo leidde een in Beieren van
regeeringswege ingesteld onderzoek tot het resultaat,
dat van 37 zoogenaamde honderdjarigen er 36 meer
dan twijfelachtig waren.
Een zelfde in Frankrijk ingesteld onderzoek voerde
tot hetzelfde resultaat.
Eene merkwaardige bijzonderheid is daarbij even
wel aan het licht gekomen, en wel, dat de vrouwen
meer aanleg hebben dien hoogen leeftijd te bereiken
dan de mannen. Onder de 83 honderdjarigen in
1887, wier leeftijd nagenoeg authentiek is en waar
onder de onlangs overleden Chevreuil voor de tweede
maal voorkwam, bevonden zich 52 leden van het
zwakke geslacht, dus ongeveer s/s. Van deze 52
waren er 41 weduwen, 10 nooit gehuwd en 1 gehuwd.
Van de 31 mannen waren 23 weduwnaars, 6 ver
harde celibatairs en 2 gehuwd.
De statistiek toont verder aan, dat de langlevend
heid een vijand der weelde is.
De honderdjarigen behooren inderdaad voor het
grootste gedeelte tot dq onvermogenden. Hoe weel
deriger levenswijze, hoe minder honderdjarigen, vooral
in Frankrijk en Engeland. In het laatste land zijn
eenige jaren geleden van de 87 'honderdjarigen,
waaronder zich 22 mannen en 65 vrouwen bevonden,
12 in het zieken- en werkhuis overleden, terwjjl de
groote meerderheid door werklieden wordt gevormd.
In Frankrijk waren 'teveneens de arbeiders, en vooral
de boerenarbeiders, die het grootste oontingqntleverden.
Het hospitaal en oude-mannen- en vrouwenhuis
telden er 22. Onder de 83 honderdjarigen in Frank
rijk kwam slechts een enkele rijke voor, 6 waren
welvarend, 7 verkeerden in vrij gunstige oaütandig-
heden en alle anderen bevinden zich in min of meer
behoeftige omstandigheden.
Gaat men de statistiek verder na, dan blijkt nog
met betrekking tot de maatschappelijke positie der
honderdjarigen, dat die van meesters minder gunstig
is dan die van knechts.
De statistiek over lfS88 bevindt zich nog niet in
ons bezit; zoodra dit het geval is, zullen wij ook
daaruit misschien een en ander aan onze lezers me-
dedeelen. {Zondagsblad)
Verschillende Amerikaansche dagbladen en tijd
schriften bevatten herhaaldelijk berichten omtrent de
Hemenway-ezpeditie in het zuidwesten van Noord-
Amerika, die, zooals nu blijkt uit een geschrift van
onzen landgenoot dr. H. F. C. Ten Kate Jr., die
aan de expeditie deelnam, min of meer sterk gekleurd
en verre van juist waren. Wij willen het een en ander
uit Ten Kate's mededeelingen omtrent de Hemen-
way-expeditie (overgedrukt uit het Tijdschrift van
het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genoot-
schap, jaargang 1889) hier laten volgen.
Aanvoerder der expeditie is Frank Hamilton Cus-
hing, die zioh door een jarenlang verblijf onder de
Zuni-Indianen van New-Mexfco ten volle vertrouwd
heeft gemaakt met de ethnologie van dien stam. Als
aangenomen zoon der Zunis had hij hun taal geleerd;
was hij opgenomen onder hun priester-krijgers en
had hij kunnen doordringen in hun zoo ingewikkeld
mythologisch-philosophisch godsdienst-systeem. In
den loop van Cushing's onderzoekingen bleken hem
de Zuni-Indianen de meest typische lerende over
blijfselen te zijn van de oude, bijna verdwenen in-
landsche beschaving van het zuidwesten.
Ten tijde van haar grootste voltalligheid bestond
de Hemenway-expeditie aldus genaamd naar mrs.
Mary Hemenway uit de volgende loden: Frank
Hamilton Gushing, chef; Adolphe F. Bandelier, meer
speciaal belast met het documentair historisch onder
zoek; dr. H. F. O, Ten Kate Jr., Sylvester Baxter,
algemeen secretaris der expeditie; Charles A. Garlik,
topograaf, tevens opzichter over het veldmaterieel;
Fred. W. Hodge, particulier secretaris van den chef
en tevens assistent-topograaf; Walter D. Lord, vrij
williger; een photograaf; een conservator van de
opgedolven menschelijke skeletten, enz.
Behalve het persoonlijk aandeel, dat dr. Ten Kate
aan de werkzaamheden te Oiudat de los Muertos
(Doodenstad) nam, had hij het toezicht over de op
gravingen in de ruïnegroep Las Acequias en voerde
afzonderlijk, van Maart tot Mei 1888, twee kort op
elkaar volgende kleine expedities aan: de eene op
de Pima-reservation en in het oosten der Papagueria,
de andere naar de Maricopa-Indianen.
Na de resultaten te hebben geboekstaafd, uit de
opgravingen van skeletten en van voorwerpen en uit
de petrographieën of rots-inscriptiën verkregen, schrijft
dr. Ten Kate:
Op goede gronden mag men aannemen, dat deze
vóórhistorische stedenbevolking van zuidelijk Arizona
betrekkelijk zeer talrijk was. De uitgestrektheid der
bouwvallen en irrigatie-kanalen, alsook een verge
lijking met de steden der huidige Pueblo-Indianen,
schijnen deze meening te rechtvaardigen. «Los Mu
ertos» bijv., een de'r kleinste van een groep van zeven
steden, had naar schatting minstons 13,000 inwoners.
Als men nu aanneemt, dat elke stad gemiddeld
13,000 inwoners had, dan moet de bevolking der
geheele groep ten minste 90,000 hebben bedragen.
Ofschoon waarschijnlijk alle steden in Zuid-Arizona,
waarvan men thans de tallooze bouwvallen vindt, niet
tegelijkertijd bewoond werden, schijnt het toch dat
geheele groepen steden tegelijk bewoond zijn geweest.
De instellingen van dit oude ras brachten dit mede.
De reden waarom een geheele complex dier ste
den somtijds plotseling door zijn bewoners verlaten
werd, hangt ten nauwste samen met de geloofsbe-
grippen dier bewoners. Wanneer wij de hedendaag-
sche Zunis tot maatstaf nemen, dan moeten de be
woners van Los Muertos enz. geloofd hebben aan de
noodzakelijkheid om, volgens hun begrip, „in het
middelpunt der wereld" te wonen.
Indien echter de stabiliteit van dit «middelpunt»
door onrustbarende natuurverschijnselen werd ver
stoord, en ook godsdienstige ceremoniën en offers,
om de goden te smeeken die verschijnselen te doen
ophouden, niet hielpen, dan verliet het volk plotse
ling zijn woonplaats, met achterlating van alle have
en goed. Op een andere, naburige plek werd dan
weder een nieuwe stad gebouwd en bewoond tot ook
daar weder de stabiliteit van het „centrum", door
soortgelijke verschijnselen, verbroken werd.
Aardbevingen waren voorzeker de voornaamste oor
zaak dier „instabiliteit", en het is zoo goed als zeker,
dat Los Muertos en naburige steden ten gevolge van
aardbevingen verlaten en zelfs voor een gedeelte aan
zienlijk beschadigd werden. Zoo vonden we veel daken
van huizen ingestort en daarna verbrand door het
vuur van den haard. Nu en dan werdon geraamten
aangetroffen van personen, die onder de vallende
daken waren bedolven.
Naar den vermoedelijken ouderdom dier bouwval
len kunnen we slechts gissen. De toestand der ge
bouwen, van het huisraad, vooral van het aarden
vaatwerk, en van de skeletten duidt op een ouder
dom van minstens 1000 jaren.
De primitieve beschaving van deze vóórhistorische
stedenbewoners van zuidelijk Arizona behoorde bijna
geheel tot het stoenen tijdperk. Cushing heeft haar
de Shiwi-beschaving genoemd, verwant aan de azteek-
sche, Maya, Peruanen en andere beschavingen van
Mexico, Centraal- en Zuid-A'merika.
Wat de verzamelingen der Hemenway-expeditie
betreft, deze bestaan uit veel duizenden nummers en
bevatten bijna uitsluitend archaeologische en anthro-
.pologische voorwerpen, welker waarde vooral daórin
bestaat, dat Gushing met het maaksel, het gebruik
en de beteekenis van elk voorwerp bekend is en
bovendien met de juiste omstandigheden, waaronder
de voorwerpen verzameld werden. Zonder dat zou de
Hementvay-collectie niets beter wezen dan de groote
meerderheid van dergelijke verzamelingen, die ge
woonlijk niets anders zijn dan een onzamenhangende
massa „bric-a-brac." De Hemenway-verzameling be
hoort tot de zeer weinige, die, zooals Baxter het
eigenaardig uitdrukt, „een ziel" hebben.
De archaeologische verzameling is tijdelijk te Sa-
Nog moet ik vermelden, dat ik eenige bloemen,
die in dey novellentijd er het hachje bij ingeschoten
hadden, door nieuwe liet vervangen.
We bleven op ons blad geabonneerd.
Ter vergoeding voor de verboden novelle, had ik
mijn vrouw toegestaan om aan hare medezusters te
vertellen, hoe 'ff 's zomers haar bontwerk tegen de
mot bewaarde, hoeveel zij bij haar winkelier voor de
koffie betalen moest, en wat er verder onder huis
moeders waard is medegedeeld te worden. Zelfs
over haar tooisel gaf zij rekenschap en in alle we-
relddeelenis het thans bekend, dat Johanna jaarlijks
vijf-en-twintig gulden hondengeld van mij krijgt.
Tegen die soort van schrijverij had ik niet veel
bezwaar.
Zij verzuimde er niets bij en oefende zich nog
bovendien in het zich juist uitdrukken en in het
gebruik van komma's en punten. Hare minnebrie
ven die lieve nonsens waren üdg geheel en
zonder leesteekens.
Onze vrienden, die tijdens de novellenziekte mijner
vrouw zich zelden vertoonden, kwamen weer gedurig
Opdagen, 't Was weer even gezellig bij ons als vroeger.
Bijzonder veel genoegen deed ons het bezoek van
een oud huisvriend,/ die na een afwezigheid van
eenige jaren,weer naar het vaderland'tos terugge
keerd. 'tWas mijn boezenuriend Dr. 0tto.
Sophus Cato was een knappe kop en ee'h prettige
kerel.
Wij waren oude schoolmakkers.
De geleerde, die wat ouder was, bleef nog trouw
aan zijn jongeren kameraad, wien het noodlot van
het gymnasium naar een kantoorkruk verwezen had.
Sophus had in de wijsbegeerte gestudeerd.
Mijn vrouw had anders veel eerbied en zekeren
angstigen schroom tegenover geleerdenmaar Sophus
wist zoo eenvoudig te praten en had er zulk een
slag van met mijn vrouw om te gaan, dat zij 't zelfs
wel eens waagde hem uit te lachen, wat hij goeds
moeds opnam.
Daarmee bedoel ik nu niet, dat hij een hekel had
aan ernstige gesprekken.
Juist na zijn ontspanningsreis scheen hij naar
geest en lichaam verfrischt er behagen in te
vinden, wetenschappelijke en politieke strijdvragen
van den dag met levendigheid uiteen te zetten. Die
kwestie van de roeping der vrouw was zijn stok
paardje. Hij, de vrijgezel, was een moedige kampioen
voor de rechten der vrouw. Wij waren 't niet altijd
eens en vielen elkaar dikwijls heftig aan.
Joh. zat dan zwijgend toe te luisteren. Doch elk
harer gelaatstrekken gaf te kennen, dat zij 't volko
men eens was met mijn vriend Sophus. Eens kwam
zij tot mijn verwondering plotseling voor den dag
met de vraag:
Wat dunkt u, meneer Cato, moest niet iedere
vrouw boven de dertig zich met wijsbegeerte afgevenf
Ik -begreep hoe zij aan die vraag gekomen was.
Zij werd geopperd in het zesde nr. van „ons blad",
blz. 2 kolom 4.
Ook de domme? vroeg ik vrij lomp.
Joh. kreeg een kleur en ik had haar toch niet
eens bedoeld. Sophus gaf haar eohter gelijk.
Het zich bezig houden met hoogere dingen
was voor dames voor eenigen leeftijd in elk geval
veel nuttiger dan het lezen van romannetjes, zoo
luidde zijn oordeel.
Zie je welP riep zij uit.
Er lag iels zegevieronds in haar blik. Zij rekende
zich dus al onder de vrouwen van rijperen leeftijd.
Ik had eigenlijk gedacht, dat zjj daartoe te ijdel
zou geweest zijn.
Kindlief, antwoordde ik op haar: „Zie je
wel?" ik heb je nog nooit verboden te philosofeeren,
en geef u bij dezen plechtig verlof met onzen Sophus
naar de palm der wijsheid te dingen.
Had ik haar maar nooit dat verlof gegevenKon
ik vermoeden, dat zij er gebruik van zou maken,
zij, wier lieve onbeholpenheid in geregeld denken
voor mij steeds een harer bekoorlijkheden was ge
weest? Daar ik bespeurde, dat zij het in ernst op
vatte, trad ik met waardigheid tegen haar op en
verbood haar eens vooral de wijsbegeerte.
Zij verwees mij inconsequentie: ik had haar een
maal plechtig verlof gegeven.
Dat was maar een aardigheid geweest, beweerde ik.
Ik kon haar toch niet verbieden zich te bescha
ven.
Jfordt vervolgd
lem, in Massachusetts, gedeponeerd in een opzette
lijk daarvoor gebouwde ijzeren loods. Zij is voor
het oogenblik onder de bewaring gesteld van prof.
Edw. S. Morse, directeur van de Peabody Academy
of Sciences in genoemde stad.
Dat gedeelte der anthropologische verzameling,
hetwelk tot dusver was ingekomen, bestaat uit circa
200 skeletten. Deze worden tijdelijk bewaard in het
V. S. Army Medical Museum te Washington, waar
dr. Wortman bezig is met restaureeren eu ordenen.
Het is zoo goed als zeker, dat uit de tegenwoor
dige Hemenway-expeditie eenmaal een Hemeriway-
instituut zal ontstaan, een school en museum voor
Amerikaansche oudheid- eu volkenkunde. Dit insti
tuut zou gevestigd worden te Salem, mot Cushing
als directeur.
Het werk der expeditie zou dan van veldjaren,
zooals thans, tot veldseizoenen van eenige maanden
jaarlijks worden teruggebracht en zich niet slechts
bepalen tot het gebied der Vereenigde Staten, maar
zich uitstrekken over al die landen in Amerika, waar
eenmaal een inlandsche beschaving heerschte.
Van Mexico tot Peru hopen we dus eenmaal de
Hemenway-banier te zien wapperen, met zich voe
rend een nieuw licht, dat over het duistere verleden
der Amerikaansche volken zal opgaan.
Aldus eindigt dr. Ten Kate zijn geschrift. Voor
den Nederlandschen naam in den vreemde is het
zeker hoogst eervol, dat aandeze belangrijke weten
schappelijke expeditie een Nederlandsche ethnoloog
deelnam. Moge de jonge geleerde, die door droeve
familieomstandigheden plotseling uit het „far West»
naar Den Haag geroepen werd, weldra in staat zijn
zich weder bij de expeditie van Frank Cushing aan
te sluiten 1
Ook een auctie. Naar het Amerikaansch van Al-
bert BeeckmanPlaats der handeling:
Helena, Arkansas. Tijd der handeling: 28 Febru
ari 1889.
„Gaat gij vandaag naar de auctie?»
„Van wien?»
„De oude Smith zal verkocht worden, naar ik
meen wegens diefstal van brood.»
„Neen, op Smith zou ik toch niet bieden.»
Een dergelijk gesprek wordt in dezen staat mo
gelijk gemaakt en vindt dikwijls plaats, ten gevolge
eener merkwaardigo wet, die een zonderlinge vorm
van rechtspleging voorschrijft.
Ik laat. hier deze wet, zooals zij in seetie 1213
en 1*14 van Mansfield's verzameling van wetten
voorkomt, woordelijk (vertaald) volgen„Wanneer
iemand van een vergrijp tegen de wetten van dezen
staat door een desbevoegde rechtbank overtuigd
wordt, moet deze derwijze vonnis vellen, dat de
delinkwent zoolang in een werkhuis geplaatst, bij
den bouw van bruggen of andere publieke werken
gebruikt of op na te melden wijze aan iemand ver
huurd wordt, totdat de boete en kosten betaald
zijn, wat evenwel in geen geval langer mag duren
dan óón dag voor elke 75 cents (boete enkoston).
De sheriff of politiedienaar is verplicht, nadat iemand
wegens een vergrijp togen de wetten veroordeeld
is, terstond (als boete en kosten niet betaald zijn
of daarvoor borg gesteld is) over te gaan tot de
verhuring van den veroordeelde, hetzij aan een
particulier, hetzij aan' een maatschappij of corpo
ratie."
J. M. Chatworthy van hier is het nieuwste offer
van dezen gewettigdep slavenhandel, en een nadere
omschrijving, van de bijzonderheden van zjju zaak
levert een goed voorbeeld van de methodo, die in
dergelijke gevallen gewoonlijk wordt toegepast.
Mr. Chatworthy had het noodig geoordeeld, tot
grootere veiligheid van zijn persoon een revolver
bij zich te dragen. Dit kwam ongelukkigerwijze
omstreeks een week geleden aan het licht en mr.
Chatworthy werd voor den reohter A. C. Horely
gebracht. Het feit was duidelijk bewezen en vol
gens de wet werd hij veroordeeld tot eene boete
van 50 dollars en in de kosten, alles en alles 55
dollars 50 cents. Mr, Chatworthy kon het geld
niet betalen, evenmin was hij in staat eou borg te
stellen en daarom werd hij publiek verhuurd.
De verhuring was in de couranten behoorlijk aan
gekondigd, en toen z(j gehouden werd, bleek het,
dat de politiedienaar, die als uitroeper fungeerde,
asen kleurling was. Zijn pogingen, om zijn blank
slachtoffer tot een zoo hoog mogelijken prijs aan
4en man te brengen, boden een schouwspel aan,
/ooals hier te lande zeker nog nooit vertoond is.
Een der eerste bieders was eveneons een kleur
ling, die een knecht voor zijn farm zocht. Hij bood
15 cents per dag voor de diensten van mr. Chat
worthy. Men eischte 5 oents meer van hem, maar
alvorens zijn bod te verhaogen, vroeg hij, waarom
de ril li n veroordeeld was. «Wat was zijn misdaad'»
vroeg hij. „Hij droeg een revolver bij zich,"
antwoordde zijn bruine medebroeder. „Dan is
de zaak- voor m(j uit," antwoordde de bieder, „want
V
ik wil geen knecht hebben, die een revolver bij
zich draagt.»
De verhuring naderde vervolgens haar einde, en
mr. Chatworthy's diensten werden voor de aanzien
lijke aom van 25 cents per dag verkocht.
Mr. Chatwerthy dient nu zijn tijd uit.
Hoe denken de menschen oostwaarts van ons over
deze wet?
Uit het Westland schrijft menWie zich door
den zonneschijn naar buiten laat lokken, merkt al
te ras, dat de sohijn hem verleiddede scherpe
wind doet hem de winterjas diohtknoopen. De boeren
willen dan ook nog van geen «mooi weertje" hooren.
Alles ziet er buiten naakt en dor uitknoppen in
overvloed, maar blaadjes, eerst Zondag-morgen
zag ik er voor het eerst een paar zich ontplooien
aan de kastanjeboomen 1 Slechts zeer enkele tuin
ders in het Westland toonen met voldoening, dat
de aardappelen op hun land reeds hier en daar
hunne bleeke kopjes nieuwsgierig uit den grond
steken van nachtvorsten zullen zij wel geen schade
meer hebben, maar de straffe eu koude wind houdt
hunne ontwikkeling zeer tegen.
Bijzonder nieuwsgierig is men naar den uitslag
van de bemoeiingen der commissie, die zich de ver
betering van den aardappelhandel ten doel stelt.
De groentenhandel is, blijkens het rapport, in bloei-
enden toestand, maar in Engeland zijn de West-
landsche aardappelen bijna geheel door die van
Jersey verdrongen. De oorzaken daarvan heeft de
oommissie nauwkeurig nagegaanhet is nu maar
te hopen, dat alle tuinders do aanwijzingen willen
volgen en de wenken ter harte nemen. Voors
hands heeft de commissie niet te klagen: zoo tra
den alleen te Gravezande 63 personen tot de ver-
eeniging toe.
Prijst de commissie den verbouw van en den
handel in groenten, wij aohten het van belang, een
enkel waarschuwend woord te doen hooren. Laat
men toch na het gunstig rapport niet denken„het
gaat goed 1" en insluimeren. Men zij steeds op
verbetering bedachtstilstand ia achteruitgang. Men
bedenke en de commissie had inderdaad hierop
wel mogen wijzen dat Jersey het Westland over
vleugeld heeft op de aardappelmarkt, maar dat dit
eiland (en de Kanaaleilanden in het algemeen) zich
ook meer en meer op de groententeelt toelegt.
Blijft men hier staan, dan zal men ook waarschijn
lijk in den groentenhandel treurige ervaring moeten
opdoen.
De werkstaking der tramkoetsiers te Weenen heeft
den socialisten en antisemieten eene schoone gelegen
heid gegeten om onlusten te verwekken. Zij zeiven
sluiten zich daarbij niet aan en verlangen alleen
vermindering van werkuren en wijziging van het
stelsel van boeten, dat op hen wordt toegepast,
welke eischen sympathio bij het publiek vinden.
Allerlei ontevredenen hebben zich echter van deze
storing in 't verkeer bediend om straatrumoer te
maken. Sedert Maandag is Weenen het tooneel van
geregelde gevechten met politie en militairen, waarbij
reeds dooden gevallen zijn. Het laatste bericht lujdt
als volgt
De geweldenarijen van het gepeupel, naar aan
leiding der werkstaking van de tram koetsiers, hebben
Dinsdag nog grooter verhouding aangenomen dan
dpn vorigen dag. In de voorsteden Hernals en
Favoriten had de militaire macht groote moeite om
de rustverstoorders uiteen te jagen. De laatstge
noemden, zoo het bleek, goed georganiseerd, violen
niet alleen de tramrijtuigen aan, maar wierpen ook
de vensters der koffiehuizen en der woningen van
de vreedzame burgers in. In de voorstad Hernals
geschiedde dit gedeeltelik onder den kreet: //Weg
met de joden Eenige Weener bladen leiden
hieruit af, dat de buitensporigheden een anti-Semi
tisch karakter hebben en zij constateeren, dat een
der heftigste anti-Semitische volksmenners, pater
Eichhorn, aan de bijeenkomst der werkstakende
koetsiers deel genomen heeft.
Daarentegen beweert het orgaan dor Weener anti-
Semieten, dat joden onder de sociaal-democratische
partij'de werkstaking ondersteunden en dienstbaar
maakten aan hunne bedoelingen.
Inderdaad aldus telegrafeert de correspondent
van de Berlijn soke jPost -de socialisten en anti-
Semieten verheugen zich waarschijnlijk over de werk
staking. Zeker schijnt het nkt de ergste buiten
sporigheden bedreven zijn door gehuurde en geor*
ganiseerde benden.
Maar welke t*ebele elementen ook in de bewe
ging der tramko^iers te Weenen zich mogen men
gen, deze werkstaking met haar ernstige gevolgen
bevat een waarschuwing voor velen, want oojc andere
landen hebben hun tramslaven. Ook ip Ajnerika, te
Minneapolis, o. a. heelt het personeel dei'tramway's
den arbeid gestaakt en tot geweld en verwoesting
hun toevlucht genomen. Nog maar al te zeer wordt
vergeten, wat d e Engelsche staatsman, Joba Morley
Maaadag te New-Castle aeide: «Oase arbeiders
klassen zijn niet langer machines; zij bestaan niet
slechts uit handenzij hebben ktofdet en aij heb
ben harten en een tehuis om voor te zorgen". Wan
neer echter kan een arbeider aas hart en hoofd en
tehuis denken, als hij cestien uur dagelijks gedurende
de geheele week een gansch jaar lang moet werken P
//Wat een man noodig heeft en wat een vrouw
noodig heeft zeide John Morley verder is een
tehuis, waar zij verpoozing kunnen vinden. Het
tehuis is het middelpunt, en het is de groote vloek
van het leven in de wereldstad, dat aldaar het tehuis
voor zeer velen een onbekend iets is."
Hoe kan men een //tehuis" noemen de woniug van
den tramkoetsier, waar hij slechts komt om eenige
uren te slapen na zestien uur zwaren aanhoudenden
*arbeid Waarlijk het door Zwitserland bijeengeroepen
congres tot regeling van den internationalen arbeid
heeft een schoone taak, die niet te spoedig kan ver
vuld worden.
Boulanger kwam gisteren namiddag ruim ten drie
uur te Londen aan. De overtocht was onstuimig,
waaronder de generaal geleden scheen te hebben.
Hij zag er dan ook ontdaan uit. Door de zuid
oostelijke spoorwegdirectie was het station te Charipg
Cross voor het publiek afgesloten. Slechts een
dertigtal Engelsche en vreemde journalisten, alsook
eenige Fransche dames en heeren, werden op het
perron toegelaten. De iaatsten legden eenige geest
drift aan den dagen riepen: „Leve Boulangeren
it I' brav general Een paar dames boden hem
bloemruikers aan. Buiten het station gekomen,
stonden omstreeks drieduizend nieuwsgierigen. Bij
lange niet allen waren enthousiasfisch gestemd.
Velen jouwden en sisten tegen tie //vivats" in. Toen
Boulanger's rijtuig, gevolgd door eenige hansoms,
gevuld met verslaggevers van dagbladen van het
station naar het logement reed, herhaalden zich
deze anti-Boulangistische manifestatiën nog sterker.
De Fransche republikeinsche bladen betuigen hun
groote ingenomenheid met het vertrek van den gene
raal uit België, waarvoor zij der Belgische regeering
want zij houden vol, dat deze den generaal wer
kelijk heeft verdreven een extra-pluimpje ver-
leenen. Ook zijn zij zeer tevreden over den uitslag
der verkiezing voor oen lid van den provincialen
raad te Charenton. Bij de eerste verkiezing verkreeg
de republikein Eborling 2,140 en Boulanger 2,457
stemmen, terwijl beidon nu 3900 en 3898 stemmen
verwierven. De republikein ging dus meer vooruit
dan Boulanger, ofschoon de generaal slechts met 2
stemmen in de minderheid bleef.
Inmiddels heeft de Senaat het proces na Paschen
met kracht hervat. De heer Merlin liet den Bou-
langistischen anarchist Soudey, die door de politie
werd opgespoord, in hechtenis nemen en verhoorde
daarna generaal Logerot, die minister van oorlog
was, toen Boulanger corps-commandant was te Cler
mont-Ferrand. Over hetgeende commissie van
instructie ten laste van den generaal heeft gevonden,
is tot dusver niets met eenige zekerheid bekend.
De Koning van Bumenië is, in weerwil van de
politieke verwarring in do Kamer, bij gelegenheid
van den verjaardag van zijn komst op den troon het
voorwerp geweest van zeer talrijke bewijzen van be
langstelling, vooral van den kant van het volk. Zoo
wordt althans getelegrafeerd.
De Petersburger correspondent van de //Times"
meldt, dat er niet te twijfelen valt aan het bestaan
van een nihilistische samenzwering tegen het leven
van den Czaar, in verband met de ontploffing van
den bom op don Zurichberg. Het plan was met
Paschen, wanneer de Czaar steeds benige dagen in
de stad komt, den aanslag uit te voeren. De zaak
wordt streng geheim gehouden. Het gerucht, dat
reeds te Gatschina een aanslag op den Czaar be
proefd *vas, zou echter geheel ongegrond zijn.
van de Makelaars
De markt was heden flauw.
Loco Tankftist 7.75, Geïmporteerd fust 7.85
Mei-levering 7.60, September-, October-, Novem
ber- en December-levering f 8.
MARKTBERICHTEN.
GoUda, 25 April 1889. -<
Tengevolge hot Paaschfeest was de graanaanvoer
heden zeer geding en de handel van geen beteeke
nis. Prijzen onveranderd.
Tar,we. Zeeuwsche 7.40 a 7.60. Mindere Zeonw-
sche 6.80 a 7.10. Polder 6.20 a 6.50.
Afwykende *f 5.70 a 5.90. Buitenlandsche per
70 KG. 4.30 a 4.75. Gerst Chevalier f 5.50
t