Buiteolandsch Overzicht. PETR0LEUM-N0TEERINGEN Cantzlaar Schalkwijk, te Rotterdam. wt wis gereserveerd, toot de beschaafde blanken werd opengesteld. Omstreeks 60.000 menschen wachtten reeds maan den lang op de grenzen san het beloofde land, en toen het uw der opening geslagen was, stortte een vloed ran immigranten zioh in het jachtgebied der Indianen. Het was een woest tooneel. Troepen manhen te paard renden schreeuwend en hunne pis tolen afvurend naar de pachthoeven, die beschik baar waren en dan ook dezelfden avond reeds alle bezet. Vele gevechten vielen voor, en een menigte dieven maakten van de algemeene verwarring ge bruik om hun slag te slaan. Er waren vjjf maal meer menschen dan waarvoor land beschikbaar was, en toen bij het vallen van den nacht 10.000 plaats gevonden hadden, moesten deze hun nieuwe woon plaats tegen viermaal zooveel anderen verdedigen. Weldra waren reeds geheele dorpen verrezen op de plek, waar weinig uren geleden het prairiegras groeide. De regeering heeft soldaten gezonden om den landverhuizers, die geen plaats konden vinden, te beletten, ook het nog niet opengestelde aangrenzende Indianengebied te bezetten. Men vreest, dat er in den eersten tijd veel ellende zal heerschen en wellicht ook bloedige gevechten zullen plaats hebben. In de taal der Ghickasawa beteekent Oklahoma (de naam van het nieuwe gebied) «het schoone land.» Oorspronkelijk besloeg het 2.000.000 bunders, onge veer in het midden van het Indianen-gebied en grootendeels bestaande uit vruchtbaar akker- eu weiland, terwijl men ook vermoedt, dat de bodem op vele plaatsen kostbare delfstoifen bevat. In 1880 werd het gebied door het Congres afgestaan aan de Creek-Indianen, bij wie zioh in 1866 de Seminolen voegden. Beide stammen verkochten echter in 1866 met gemeenschappelijk goedvinden het gebied aan de regeering voor den geringen prijs van 40 oenten de bunder. De honderdjarigen zijn niet zoo zeldzaam als men wel gelooft. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de statistiek zich gedu rende de laatste jaren meer met hen heeft bezigge houden. Velen geven zich echter als zoodanig uit zonder het te zijn. Zoo leidde een in Beieren van regeeringswege ingesteld onderzoek tot het resultaat, dat van 37 zoogenaamde honderdjarigen er 36 meer dan twijfelachtig waren. Een zelfde in Frankrijk ingesteld onderzoek voerde tot hetzelfde resultaat. Eene merkwaardige bijzonderheid is daarbij even wel aan het licht gekomen, en wel, dat de vrouwen meer aanleg hebben dien hoogen leeftijd te bereiken dan de mannen. Onder de 83 honderdjarigen in 1887, wier leeftijd nagenoeg authentiek is en waar onder de onlangs overleden Chevreuil voor de tweede maal voorkwam, bevonden zich 52 leden van het zwakke geslacht, dus ongeveer s/s. Van deze 52 waren er 41 weduwen, 10 nooit gehuwd en 1 gehuwd. Van de 31 mannen waren 23 weduwnaars, 6 ver harde celibatairs en 2 gehuwd. De statistiek toont verder aan, dat de langlevend heid een vijand der weelde is. De honderdjarigen behooren inderdaad voor het grootste gedeelte tot dq onvermogenden. Hoe weel deriger levenswijze, hoe minder honderdjarigen, vooral in Frankrijk en Engeland. In het laatste land zijn eenige jaren geleden van de 87 'honderdjarigen, waaronder zich 22 mannen en 65 vrouwen bevonden, 12 in het zieken- en werkhuis overleden, terwjjl de groote meerderheid door werklieden wordt gevormd. In Frankrijk waren 'teveneens de arbeiders, en vooral de boerenarbeiders, die het grootste oontingqntleverden. Het hospitaal en oude-mannen- en vrouwenhuis telden er 22. Onder de 83 honderdjarigen in Frank rijk kwam slechts een enkele rijke voor, 6 waren welvarend, 7 verkeerden in vrij gunstige oaütandig- heden en alle anderen bevinden zich in min of meer behoeftige omstandigheden. Gaat men de statistiek verder na, dan blijkt nog met betrekking tot de maatschappelijke positie der honderdjarigen, dat die van meesters minder gunstig is dan die van knechts. De statistiek over lfS88 bevindt zich nog niet in ons bezit; zoodra dit het geval is, zullen wij ook daaruit misschien een en ander aan onze lezers me- dedeelen. {Zondagsblad) Verschillende Amerikaansche dagbladen en tijd schriften bevatten herhaaldelijk berichten omtrent de Hemenway-ezpeditie in het zuidwesten van Noord- Amerika, die, zooals nu blijkt uit een geschrift van onzen landgenoot dr. H. F. C. Ten Kate Jr., die aan de expeditie deelnam, min of meer sterk gekleurd en verre van juist waren. Wij willen het een en ander uit Ten Kate's mededeelingen omtrent de Hemen- way-expeditie (overgedrukt uit het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genoot- schap, jaargang 1889) hier laten volgen. Aanvoerder der expeditie is Frank Hamilton Cus- hing, die zioh door een jarenlang verblijf onder de Zuni-Indianen van New-Mexfco ten volle vertrouwd heeft gemaakt met de ethnologie van dien stam. Als aangenomen zoon der Zunis had hij hun taal geleerd; was hij opgenomen onder hun priester-krijgers en had hij kunnen doordringen in hun zoo ingewikkeld mythologisch-philosophisch godsdienst-systeem. In den loop van Cushing's onderzoekingen bleken hem de Zuni-Indianen de meest typische lerende over blijfselen te zijn van de oude, bijna verdwenen in- landsche beschaving van het zuidwesten. Ten tijde van haar grootste voltalligheid bestond de Hemenway-expeditie aldus genaamd naar mrs. Mary Hemenway uit de volgende loden: Frank Hamilton Gushing, chef; Adolphe F. Bandelier, meer speciaal belast met het documentair historisch onder zoek; dr. H. F. O, Ten Kate Jr., Sylvester Baxter, algemeen secretaris der expeditie; Charles A. Garlik, topograaf, tevens opzichter over het veldmaterieel; Fred. W. Hodge, particulier secretaris van den chef en tevens assistent-topograaf; Walter D. Lord, vrij williger; een photograaf; een conservator van de opgedolven menschelijke skeletten, enz. Behalve het persoonlijk aandeel, dat dr. Ten Kate aan de werkzaamheden te Oiudat de los Muertos (Doodenstad) nam, had hij het toezicht over de op gravingen in de ruïnegroep Las Acequias en voerde afzonderlijk, van Maart tot Mei 1888, twee kort op elkaar volgende kleine expedities aan: de eene op de Pima-reservation en in het oosten der Papagueria, de andere naar de Maricopa-Indianen. Na de resultaten te hebben geboekstaafd, uit de opgravingen van skeletten en van voorwerpen en uit de petrographieën of rots-inscriptiën verkregen, schrijft dr. Ten Kate: Op goede gronden mag men aannemen, dat deze vóórhistorische stedenbevolking van zuidelijk Arizona betrekkelijk zeer talrijk was. De uitgestrektheid der bouwvallen en irrigatie-kanalen, alsook een verge lijking met de steden der huidige Pueblo-Indianen, schijnen deze meening te rechtvaardigen. «Los Mu ertos» bijv., een de'r kleinste van een groep van zeven steden, had naar schatting minstons 13,000 inwoners. Als men nu aanneemt, dat elke stad gemiddeld 13,000 inwoners had, dan moet de bevolking der geheele groep ten minste 90,000 hebben bedragen. Ofschoon waarschijnlijk alle steden in Zuid-Arizona, waarvan men thans de tallooze bouwvallen vindt, niet tegelijkertijd bewoond werden, schijnt het toch dat geheele groepen steden tegelijk bewoond zijn geweest. De instellingen van dit oude ras brachten dit mede. De reden waarom een geheele complex dier ste den somtijds plotseling door zijn bewoners verlaten werd, hangt ten nauwste samen met de geloofsbe- grippen dier bewoners. Wanneer wij de hedendaag- sche Zunis tot maatstaf nemen, dan moeten de be woners van Los Muertos enz. geloofd hebben aan de noodzakelijkheid om, volgens hun begrip, „in het middelpunt der wereld" te wonen. Indien echter de stabiliteit van dit «middelpunt» door onrustbarende natuurverschijnselen werd ver stoord, en ook godsdienstige ceremoniën en offers, om de goden te smeeken die verschijnselen te doen ophouden, niet hielpen, dan verliet het volk plotse ling zijn woonplaats, met achterlating van alle have en goed. Op een andere, naburige plek werd dan weder een nieuwe stad gebouwd en bewoond tot ook daar weder de stabiliteit van het „centrum", door soortgelijke verschijnselen, verbroken werd. Aardbevingen waren voorzeker de voornaamste oor zaak dier „instabiliteit", en het is zoo goed als zeker, dat Los Muertos en naburige steden ten gevolge van aardbevingen verlaten en zelfs voor een gedeelte aan zienlijk beschadigd werden. Zoo vonden we veel daken van huizen ingestort en daarna verbrand door het vuur van den haard. Nu en dan werdon geraamten aangetroffen van personen, die onder de vallende daken waren bedolven. Naar den vermoedelijken ouderdom dier bouwval len kunnen we slechts gissen. De toestand der ge bouwen, van het huisraad, vooral van het aarden vaatwerk, en van de skeletten duidt op een ouder dom van minstens 1000 jaren. De primitieve beschaving van deze vóórhistorische stedenbewoners van zuidelijk Arizona behoorde bijna geheel tot het stoenen tijdperk. Cushing heeft haar de Shiwi-beschaving genoemd, verwant aan de azteek- sche, Maya, Peruanen en andere beschavingen van Mexico, Centraal- en Zuid-A'merika. Wat de verzamelingen der Hemenway-expeditie betreft, deze bestaan uit veel duizenden nummers en bevatten bijna uitsluitend archaeologische en anthro- .pologische voorwerpen, welker waarde vooral daórin bestaat, dat Gushing met het maaksel, het gebruik en de beteekenis van elk voorwerp bekend is en bovendien met de juiste omstandigheden, waaronder de voorwerpen verzameld werden. Zonder dat zou de Hementvay-collectie niets beter wezen dan de groote meerderheid van dergelijke verzamelingen, die ge woonlijk niets anders zijn dan een onzamenhangende massa „bric-a-brac." De Hemenway-verzameling be hoort tot de zeer weinige, die, zooals Baxter het eigenaardig uitdrukt, „een ziel" hebben. De archaeologische verzameling is tijdelijk te Sa- Nog moet ik vermelden, dat ik eenige bloemen, die in dey novellentijd er het hachje bij ingeschoten hadden, door nieuwe liet vervangen. We bleven op ons blad geabonneerd. Ter vergoeding voor de verboden novelle, had ik mijn vrouw toegestaan om aan hare medezusters te vertellen, hoe 'ff 's zomers haar bontwerk tegen de mot bewaarde, hoeveel zij bij haar winkelier voor de koffie betalen moest, en wat er verder onder huis moeders waard is medegedeeld te worden. Zelfs over haar tooisel gaf zij rekenschap en in alle we- relddeelenis het thans bekend, dat Johanna jaarlijks vijf-en-twintig gulden hondengeld van mij krijgt. Tegen die soort van schrijverij had ik niet veel bezwaar. Zij verzuimde er niets bij en oefende zich nog bovendien in het zich juist uitdrukken en in het gebruik van komma's en punten. Hare minnebrie ven die lieve nonsens waren üdg geheel en zonder leesteekens. Onze vrienden, die tijdens de novellenziekte mijner vrouw zich zelden vertoonden, kwamen weer gedurig Opdagen, 't Was weer even gezellig bij ons als vroeger. Bijzonder veel genoegen deed ons het bezoek van een oud huisvriend,/ die na een afwezigheid van eenige jaren,weer naar het vaderland'tos terugge keerd. 'tWas mijn boezenuriend Dr. 0tto. Sophus Cato was een knappe kop en ee'h prettige kerel. Wij waren oude schoolmakkers. De geleerde, die wat ouder was, bleef nog trouw aan zijn jongeren kameraad, wien het noodlot van het gymnasium naar een kantoorkruk verwezen had. Sophus had in de wijsbegeerte gestudeerd. Mijn vrouw had anders veel eerbied en zekeren angstigen schroom tegenover geleerdenmaar Sophus wist zoo eenvoudig te praten en had er zulk een slag van met mijn vrouw om te gaan, dat zij 't zelfs wel eens waagde hem uit te lachen, wat hij goeds moeds opnam. Daarmee bedoel ik nu niet, dat hij een hekel had aan ernstige gesprekken. Juist na zijn ontspanningsreis scheen hij naar geest en lichaam verfrischt er behagen in te vinden, wetenschappelijke en politieke strijdvragen van den dag met levendigheid uiteen te zetten. Die kwestie van de roeping der vrouw was zijn stok paardje. Hij, de vrijgezel, was een moedige kampioen voor de rechten der vrouw. Wij waren 't niet altijd eens en vielen elkaar dikwijls heftig aan. Joh. zat dan zwijgend toe te luisteren. Doch elk harer gelaatstrekken gaf te kennen, dat zij 't volko men eens was met mijn vriend Sophus. Eens kwam zij tot mijn verwondering plotseling voor den dag met de vraag: Wat dunkt u, meneer Cato, moest niet iedere vrouw boven de dertig zich met wijsbegeerte afgevenf Ik -begreep hoe zij aan die vraag gekomen was. Zij werd geopperd in het zesde nr. van „ons blad", blz. 2 kolom 4. Ook de domme? vroeg ik vrij lomp. Joh. kreeg een kleur en ik had haar toch niet eens bedoeld. Sophus gaf haar eohter gelijk. Het zich bezig houden met hoogere dingen was voor dames voor eenigen leeftijd in elk geval veel nuttiger dan het lezen van romannetjes, zoo luidde zijn oordeel. Zie je welP riep zij uit. Er lag iels zegevieronds in haar blik. Zij rekende zich dus al onder de vrouwen van rijperen leeftijd. Ik had eigenlijk gedacht, dat zjj daartoe te ijdel zou geweest zijn. Kindlief, antwoordde ik op haar: „Zie je wel?" ik heb je nog nooit verboden te philosofeeren, en geef u bij dezen plechtig verlof met onzen Sophus naar de palm der wijsheid te dingen. Had ik haar maar nooit dat verlof gegevenKon ik vermoeden, dat zij er gebruik van zou maken, zij, wier lieve onbeholpenheid in geregeld denken voor mij steeds een harer bekoorlijkheden was ge weest? Daar ik bespeurde, dat zij het in ernst op vatte, trad ik met waardigheid tegen haar op en verbood haar eens vooral de wijsbegeerte. Zij verwees mij inconsequentie: ik had haar een maal plechtig verlof gegeven. Dat was maar een aardigheid geweest, beweerde ik. Ik kon haar toch niet verbieden zich te bescha ven. Jfordt vervolgd lem, in Massachusetts, gedeponeerd in een opzette lijk daarvoor gebouwde ijzeren loods. Zij is voor het oogenblik onder de bewaring gesteld van prof. Edw. S. Morse, directeur van de Peabody Academy of Sciences in genoemde stad. Dat gedeelte der anthropologische verzameling, hetwelk tot dusver was ingekomen, bestaat uit circa 200 skeletten. Deze worden tijdelijk bewaard in het V. S. Army Medical Museum te Washington, waar dr. Wortman bezig is met restaureeren eu ordenen. Het is zoo goed als zeker, dat uit de tegenwoor dige Hemenway-expeditie eenmaal een Hemeriway- instituut zal ontstaan, een school en museum voor Amerikaansche oudheid- eu volkenkunde. Dit insti tuut zou gevestigd worden te Salem, mot Cushing als directeur. Het werk der expeditie zou dan van veldjaren, zooals thans, tot veldseizoenen van eenige maanden jaarlijks worden teruggebracht en zich niet slechts bepalen tot het gebied der Vereenigde Staten, maar zich uitstrekken over al die landen in Amerika, waar eenmaal een inlandsche beschaving heerschte. Van Mexico tot Peru hopen we dus eenmaal de Hemenway-banier te zien wapperen, met zich voe rend een nieuw licht, dat over het duistere verleden der Amerikaansche volken zal opgaan. Aldus eindigt dr. Ten Kate zijn geschrift. Voor den Nederlandschen naam in den vreemde is het zeker hoogst eervol, dat aandeze belangrijke weten schappelijke expeditie een Nederlandsche ethnoloog deelnam. Moge de jonge geleerde, die door droeve familieomstandigheden plotseling uit het „far West» naar Den Haag geroepen werd, weldra in staat zijn zich weder bij de expeditie van Frank Cushing aan te sluiten 1 Ook een auctie. Naar het Amerikaansch van Al- bert BeeckmanPlaats der handeling: Helena, Arkansas. Tijd der handeling: 28 Febru ari 1889. „Gaat gij vandaag naar de auctie?» „Van wien?» „De oude Smith zal verkocht worden, naar ik meen wegens diefstal van brood.» „Neen, op Smith zou ik toch niet bieden.» Een dergelijk gesprek wordt in dezen staat mo gelijk gemaakt en vindt dikwijls plaats, ten gevolge eener merkwaardigo wet, die een zonderlinge vorm van rechtspleging voorschrijft. Ik laat. hier deze wet, zooals zij in seetie 1213 en 1*14 van Mansfield's verzameling van wetten voorkomt, woordelijk (vertaald) volgen„Wanneer iemand van een vergrijp tegen de wetten van dezen staat door een desbevoegde rechtbank overtuigd wordt, moet deze derwijze vonnis vellen, dat de delinkwent zoolang in een werkhuis geplaatst, bij den bouw van bruggen of andere publieke werken gebruikt of op na te melden wijze aan iemand ver huurd wordt, totdat de boete en kosten betaald zijn, wat evenwel in geen geval langer mag duren dan óón dag voor elke 75 cents (boete enkoston). De sheriff of politiedienaar is verplicht, nadat iemand wegens een vergrijp togen de wetten veroordeeld is, terstond (als boete en kosten niet betaald zijn of daarvoor borg gesteld is) over te gaan tot de verhuring van den veroordeelde, hetzij aan een particulier, hetzij aan' een maatschappij of corpo ratie." J. M. Chatworthy van hier is het nieuwste offer van dezen gewettigdep slavenhandel, en een nadere omschrijving, van de bijzonderheden van zjju zaak levert een goed voorbeeld van de methodo, die in dergelijke gevallen gewoonlijk wordt toegepast. Mr. Chatworthy had het noodig geoordeeld, tot grootere veiligheid van zijn persoon een revolver bij zich te dragen. Dit kwam ongelukkigerwijze omstreeks een week geleden aan het licht en mr. Chatworthy werd voor den reohter A. C. Horely gebracht. Het feit was duidelijk bewezen en vol gens de wet werd hij veroordeeld tot eene boete van 50 dollars en in de kosten, alles en alles 55 dollars 50 cents. Mr, Chatworthy kon het geld niet betalen, evenmin was hij in staat eou borg te stellen en daarom werd hij publiek verhuurd. De verhuring was in de couranten behoorlijk aan gekondigd, en toen z(j gehouden werd, bleek het, dat de politiedienaar, die als uitroeper fungeerde, asen kleurling was. Zijn pogingen, om zijn blank slachtoffer tot een zoo hoog mogelijken prijs aan 4en man te brengen, boden een schouwspel aan, /ooals hier te lande zeker nog nooit vertoond is. Een der eerste bieders was eveneons een kleur ling, die een knecht voor zijn farm zocht. Hij bood 15 cents per dag voor de diensten van mr. Chat worthy. Men eischte 5 oents meer van hem, maar alvorens zijn bod te verhaogen, vroeg hij, waarom de ril li n veroordeeld was. «Wat was zijn misdaad'» vroeg hij. „Hij droeg een revolver bij zich," antwoordde zijn bruine medebroeder. „Dan is de zaak- voor m(j uit," antwoordde de bieder, „want V ik wil geen knecht hebben, die een revolver bij zich draagt.» De verhuring naderde vervolgens haar einde, en mr. Chatworthy's diensten werden voor de aanzien lijke aom van 25 cents per dag verkocht. Mr. Chatwerthy dient nu zijn tijd uit. Hoe denken de menschen oostwaarts van ons over deze wet? Uit het Westland schrijft menWie zich door den zonneschijn naar buiten laat lokken, merkt al te ras, dat de sohijn hem verleiddede scherpe wind doet hem de winterjas diohtknoopen. De boeren willen dan ook nog van geen «mooi weertje" hooren. Alles ziet er buiten naakt en dor uitknoppen in overvloed, maar blaadjes, eerst Zondag-morgen zag ik er voor het eerst een paar zich ontplooien aan de kastanjeboomen 1 Slechts zeer enkele tuin ders in het Westland toonen met voldoening, dat de aardappelen op hun land reeds hier en daar hunne bleeke kopjes nieuwsgierig uit den grond steken van nachtvorsten zullen zij wel geen schade meer hebben, maar de straffe eu koude wind houdt hunne ontwikkeling zeer tegen. Bijzonder nieuwsgierig is men naar den uitslag van de bemoeiingen der commissie, die zich de ver betering van den aardappelhandel ten doel stelt. De groentenhandel is, blijkens het rapport, in bloei- enden toestand, maar in Engeland zijn de West- landsche aardappelen bijna geheel door die van Jersey verdrongen. De oorzaken daarvan heeft de oommissie nauwkeurig nagegaanhet is nu maar te hopen, dat alle tuinders do aanwijzingen willen volgen en de wenken ter harte nemen. Voors hands heeft de commissie niet te klagen: zoo tra den alleen te Gravezande 63 personen tot de ver- eeniging toe. Prijst de commissie den verbouw van en den handel in groenten, wij aohten het van belang, een enkel waarschuwend woord te doen hooren. Laat men toch na het gunstig rapport niet denken„het gaat goed 1" en insluimeren. Men zij steeds op verbetering bedachtstilstand ia achteruitgang. Men bedenke en de commissie had inderdaad hierop wel mogen wijzen dat Jersey het Westland over vleugeld heeft op de aardappelmarkt, maar dat dit eiland (en de Kanaaleilanden in het algemeen) zich ook meer en meer op de groententeelt toelegt. Blijft men hier staan, dan zal men ook waarschijn lijk in den groentenhandel treurige ervaring moeten opdoen. De werkstaking der tramkoetsiers te Weenen heeft den socialisten en antisemieten eene schoone gelegen heid gegeten om onlusten te verwekken. Zij zeiven sluiten zich daarbij niet aan en verlangen alleen vermindering van werkuren en wijziging van het stelsel van boeten, dat op hen wordt toegepast, welke eischen sympathio bij het publiek vinden. Allerlei ontevredenen hebben zich echter van deze storing in 't verkeer bediend om straatrumoer te maken. Sedert Maandag is Weenen het tooneel van geregelde gevechten met politie en militairen, waarbij reeds dooden gevallen zijn. Het laatste bericht lujdt als volgt De geweldenarijen van het gepeupel, naar aan leiding der werkstaking van de tram koetsiers, hebben Dinsdag nog grooter verhouding aangenomen dan dpn vorigen dag. In de voorsteden Hernals en Favoriten had de militaire macht groote moeite om de rustverstoorders uiteen te jagen. De laatstge noemden, zoo het bleek, goed georganiseerd, violen niet alleen de tramrijtuigen aan, maar wierpen ook de vensters der koffiehuizen en der woningen van de vreedzame burgers in. In de voorstad Hernals geschiedde dit gedeeltelik onder den kreet: //Weg met de joden Eenige Weener bladen leiden hieruit af, dat de buitensporigheden een anti-Semi tisch karakter hebben en zij constateeren, dat een der heftigste anti-Semitische volksmenners, pater Eichhorn, aan de bijeenkomst der werkstakende koetsiers deel genomen heeft. Daarentegen beweert het orgaan dor Weener anti- Semieten, dat joden onder de sociaal-democratische partij'de werkstaking ondersteunden en dienstbaar maakten aan hunne bedoelingen. Inderdaad aldus telegrafeert de correspondent van de Berlijn soke jPost -de socialisten en anti- Semieten verheugen zich waarschijnlijk over de werk staking. Zeker schijnt het nkt de ergste buiten sporigheden bedreven zijn door gehuurde en geor* ganiseerde benden. Maar welke t*ebele elementen ook in de bewe ging der tramko^iers te Weenen zich mogen men gen, deze werkstaking met haar ernstige gevolgen bevat een waarschuwing voor velen, want oojc andere landen hebben hun tramslaven. Ook ip Ajnerika, te Minneapolis, o. a. heelt het personeel dei'tramway's den arbeid gestaakt en tot geweld en verwoesting hun toevlucht genomen. Nog maar al te zeer wordt vergeten, wat d e Engelsche staatsman, Joba Morley Maaadag te New-Castle aeide: «Oase arbeiders klassen zijn niet langer machines; zij bestaan niet slechts uit handenzij hebben ktofdet en aij heb ben harten en een tehuis om voor te zorgen". Wan neer echter kan een arbeider aas hart en hoofd en tehuis denken, als hij cestien uur dagelijks gedurende de geheele week een gansch jaar lang moet werken P //Wat een man noodig heeft en wat een vrouw noodig heeft zeide John Morley verder is een tehuis, waar zij verpoozing kunnen vinden. Het tehuis is het middelpunt, en het is de groote vloek van het leven in de wereldstad, dat aldaar het tehuis voor zeer velen een onbekend iets is." Hoe kan men een //tehuis" noemen de woniug van den tramkoetsier, waar hij slechts komt om eenige uren te slapen na zestien uur zwaren aanhoudenden *arbeid Waarlijk het door Zwitserland bijeengeroepen congres tot regeling van den internationalen arbeid heeft een schoone taak, die niet te spoedig kan ver vuld worden. Boulanger kwam gisteren namiddag ruim ten drie uur te Londen aan. De overtocht was onstuimig, waaronder de generaal geleden scheen te hebben. Hij zag er dan ook ontdaan uit. Door de zuid oostelijke spoorwegdirectie was het station te Charipg Cross voor het publiek afgesloten. Slechts een dertigtal Engelsche en vreemde journalisten, alsook eenige Fransche dames en heeren, werden op het perron toegelaten. De iaatsten legden eenige geest drift aan den dagen riepen: „Leve Boulangeren it I' brav general Een paar dames boden hem bloemruikers aan. Buiten het station gekomen, stonden omstreeks drieduizend nieuwsgierigen. Bij lange niet allen waren enthousiasfisch gestemd. Velen jouwden en sisten tegen tie //vivats" in. Toen Boulanger's rijtuig, gevolgd door eenige hansoms, gevuld met verslaggevers van dagbladen van het station naar het logement reed, herhaalden zich deze anti-Boulangistische manifestatiën nog sterker. De Fransche republikeinsche bladen betuigen hun groote ingenomenheid met het vertrek van den gene raal uit België, waarvoor zij der Belgische regeering want zij houden vol, dat deze den generaal wer kelijk heeft verdreven een extra-pluimpje ver- leenen. Ook zijn zij zeer tevreden over den uitslag der verkiezing voor oen lid van den provincialen raad te Charenton. Bij de eerste verkiezing verkreeg de republikein Eborling 2,140 en Boulanger 2,457 stemmen, terwijl beidon nu 3900 en 3898 stemmen verwierven. De republikein ging dus meer vooruit dan Boulanger, ofschoon de generaal slechts met 2 stemmen in de minderheid bleef. Inmiddels heeft de Senaat het proces na Paschen met kracht hervat. De heer Merlin liet den Bou- langistischen anarchist Soudey, die door de politie werd opgespoord, in hechtenis nemen en verhoorde daarna generaal Logerot, die minister van oorlog was, toen Boulanger corps-commandant was te Cler mont-Ferrand. Over hetgeende commissie van instructie ten laste van den generaal heeft gevonden, is tot dusver niets met eenige zekerheid bekend. De Koning van Bumenië is, in weerwil van de politieke verwarring in do Kamer, bij gelegenheid van den verjaardag van zijn komst op den troon het voorwerp geweest van zeer talrijke bewijzen van be langstelling, vooral van den kant van het volk. Zoo wordt althans getelegrafeerd. De Petersburger correspondent van de //Times" meldt, dat er niet te twijfelen valt aan het bestaan van een nihilistische samenzwering tegen het leven van den Czaar, in verband met de ontploffing van den bom op don Zurichberg. Het plan was met Paschen, wanneer de Czaar steeds benige dagen in de stad komt, den aanslag uit te voeren. De zaak wordt streng geheim gehouden. Het gerucht, dat reeds te Gatschina een aanslag op den Czaar be proefd *vas, zou echter geheel ongegrond zijn. van de Makelaars De markt was heden flauw. Loco Tankftist 7.75, Geïmporteerd fust 7.85 Mei-levering 7.60, September-, October-, Novem ber- en December-levering f 8. MARKTBERICHTEN. GoUda, 25 April 1889. -< Tengevolge hot Paaschfeest was de graanaanvoer heden zeer geding en de handel van geen beteeke nis. Prijzen onveranderd. Tar,we. Zeeuwsche 7.40 a 7.60. Mindere Zeonw- sche 6.80 a 7.10. Polder 6.20 a 6.50. Afwykende *f 5.70 a 5.90. Buitenlandsche per 70 KG. 4.30 a 4.75. Gerst Chevalier f 5.50 t

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2