BINNENLAND? Bnltenlandsch Overzicht. openbare school niet in slechter doen komen, ten einde gelegenheid te krjjgen de bij zondere te steunen. Met andere woorden men moet niet aan de eene school ontnemen wat men aan de andere geeft. Om aan deze noodwendige voorwaarde te voldoen zal het voorzeker regeeringsvoorstel veel verbeteringen moeten ondergaan, eer het voor de liberalen aannemelijk wordt. Onmiskenbaar is het stre ven der regeoring geweest de financieele ge volgen van het subsidiestelsel zoo draaglijk mogelijk te maken het middel daartoe schijnt zij gevonden te hebben in het verzwakken der openbare school (vergrooten der klassen enz.) Op dien weg kunnen wij haar niet volgen. Dan liever wat meer geld besteed en flinkweg in de wet duidelijke voorschriften opgenomen, die ons overal goed onderwijs verzekeren, op de openbare zoowel als op de bijzondere school. Zoo alleen zal het subsidiestelsel ons volks onderwijs niet bederven en wellicht, naast eenige verademing in den schoolstrijd, ons een stap nader brengen tot den zoo lang gewenschten leerplicht. GOUDA, 7 Mei 1889. In de hedenmiddag gehouden vergadering van den gemeenteraad, die door 15 leden werd bijge woond (afwezig waren de hh. Lotsy en van Vreu- mingen) deden Burg. en Weth. het voorstel om het feest der veertigjarige regeering van Z. M. den Koning ook hier ter stede te vieren. Al ont breekt de tyd om dit op uitgebreide schaal te doen, de burgerij zal zeker evenals de Baad gaarne doen blijken van waardeeriag van het heuchelijko feest der 40-jarige regeering van Z. M. on B. en W. stelden daarom voor hun een cro- diet te verleenen van hoogstens 600. Het feest zal bestaan uit eene muziekuitvoering op den herinneringsdag der inhuldiging, op de Markt in de groote tent, die voor deze gelegen heid op smaakvolle wijze verlicht zal worden, waarna een schitterend vuurwerk zal worden afge stoken. Dat bovendien zich van de groote toren het klokkespel zal doen hooren en van de open bare gebouwen de vaderlandsche vlag zal wapperen spreekt van zelf, terwijl natuurlijk ook de ingezete nen hunne woningen zullen versieren met vlaggen. Nadat dit voorstel van B. en W. zonder hoofde lijke stemming was aangenomen, vroeg de heer Hoo- genboom of het de bedoeling was het feest op Zondag 12 Mei of Maandag daaropvolgende te vieren, waarop de Voorzitter zeide dat de bedoeling was dit op Zondag te doen (zooals in 't voorstel was gezegd) daar de onmogelijkheid was gebleken op Maandag een vuurwerk te doen afsteken. De feestelijkheden zouden echter eerst gehouden worden na afloop van alle godsdienstoefeningen, opdat niemand reden tot ergernis zou worden gegeven. De heer Hoogenboom verklaarde zich daarop tegen een feest op Zondag, deed zelfs een voorstel om dit op Maandag te houden, doch de heer Koning merkte op dat het voorstel om het feest op Zondag, nl. den «Mag ik mij veroorloven, Mylord! u te vragen op welke wijze de krenking van haar geestvermogens zich doen kennen?" «Het is een gewone soort van waanzin. De dokters hebben geen afzonderlijke benaming voor dezen eigenaardigen toestand. Zij gelooft, dat zij benadeeld en vervolgd wordt door degenen, die haar het naast bestaan en haar het meest liefheb ben. Ook verwisselt zij telkens zichzelve voor de eene of andere persoon, die met haar in aanraking komt!" 6 «Inderdaad een verschrikkelijk lijden, dat mij ten zeerste treft. Zou het dan ook aan de kunst van onze Engelsche dokters niet mogen gelukken, hier genezing te brengen." «Dat is de eenige hoop, die mij overblijft." «Geve de Hemel, dat die hoop vervuld worde!" «Juist, mijnheer Carringshliff, laten wij onze hoop op God stellen, Hij zal ons op den goeden weg brengen. Ik heb nog verschillende zaken met u te bespreken en verzoek u daarom bij mij te komen, zoodra ik mijn kleeding verwisseld heb. Doch wees eerst zoo goed mij de bedienden voor te stellen." De bedienden hadden stil en stom dit lange ge sprek aangehoord zonder er een woord van te laten verloren gaan. Zij werden nu ieder afzonderlijk met naam en kwaliteit door den advocaat voorgesteld. De Lord sprak eenige woorden over getrouwheid, gehoorzaamheid, een reinen levenswandel en vroom heid, waarna hij zijn kamer opzocht. Een kwartier herinneringsdag te houden, reeds was aangenomen, zoodat daarop niet meer kon worden teruggekomen. In de zitting der Tweede Kamer van heden is ingekomen een voorstel van 10 leden der rechter zijde om het onderzoek der schoolwet op te dragen aan eene commissie van voorbereiding. Morgen behandeling daarvan. By het voortgezet debat over de boterwet wilde de heer Mees de natuurboter verplichten met het kon merk van boter verkocht te worden en de kunstboter te verbieden zich boter te noemen. De heeren A. van Dedem en Huber waren voor het ontwerp in het nationaal belang. De heer Hartogh bestreed het met het oog op de belemmering voor export. Z. M. heeft benoemd bij de dd. Schutterij te Gouda tot ln Luit. D. Hoogendijk, thans 2n Luit.; tot 2n Luit. J. J. Prins en F. S. Sparnaaij, beiden thans schutter. Naar wij vernemen zal ook hier ter stede de ballon met parachute worden opgelaten. Bij den bakker van dor Post te Boskoop is Zon dagmiddag de bliksem ingeslagen. Zonder brand of persoonlyko ongelukken te veroorzaken is nogal eenige sohade teweeggebracht. Door de permanente commissie tot de algemeene zaken van hot Nederl. Israël, kerkgenootschap is, dd. Amsterdam 6 Mei 1889, aan de kerkbesturen der Nederl. Israël, gemeenten in het Rijk, verzonden de volgende circulaire, luidende: Wy hebben de eer uwe aandacht te vestigen op het heugelyke feit, dat op 12 Moi e. k. onder Hoogen bijstand, de 40ste verjaar dag der zegenrijke Regeering van Z. M. onzen ge- ëerbiedigden koning zal worden gevierd, tegelijk met H. D. herstel van een ernstige ziekte, die dat voor ons allen zoo dierbaar leven bedreigde. Wij noodigen u derhalve uit, in overleg met den weleerw. heer opperrabbijn van uw district, de noo- dige regeliug te treffen, om op bovengenoemden dag, eene buitengewone bidstonde te houden, ten einde blijk te geven dat de Nederlandsche Israëlieten even als allo andere getrouwe onderdanen, niet alleen har telijk deelnemen in deze voor het geheele Rijk zoo heugelijke gebeurtenis, maar bovendien zoo innig verknocht zijn aan het dierbaar hoofd van een stamhuis, onder wiens Regeering ons land in zoo hooge mate met rust en vrede gezegend werd. Over volks— en schoolbladen is een vlugschrift verschenen, van de hand van Dr. W. Francken, baddokter te Scheveningen. 't Bevat tevens een statistiek der warmwater-badinrichtingen in Neder land en wordt toegelicht door een aantal goede afbeeldingen. De Hooge Regeering betuigde reeds haar ingenomenheid met het hier voorgestelde, dat een zaak geldt, die we gaarne, in 't belang der volksgezondheid, in aller aandacht aanbevelen. Zondag had te Velp (Geld.) een treurig ongeluk plaats. Jonge dames waren aan het schieten met oen Flaubert-geweer. De schijf was omgevallen en een der jonge dames loopt met het geladen geweer onder den arm heen, om de scbyf weder op te zetten. Plotseling gaat het geweer af en de kogel treft een jongetje van zes jaar, dat stond te kijken, later werd mijnheer Carringshliff uitgenoodigd bij hem te komen. VIJFDE HOOFDSTUK. Deze Ontvangst van Lord Norman had plaats ge had ongeveer drie weken voor den aanvang van ons verhaal. Het was op den middag na dien stormachtigen nacht, waarin het huis van mevrouw Lund zulk een ongewenschte gast had opgenomen, Miss Alice Nor man, de pupil van den Lord, was nog niet lang uit haar bed, waar zy haar kop chocolade gedronken had. Juist was zy voornemens door de kamenier de laatste hand aan haar toilet te laten liggen. Dat was een werkzaamhoid waarvan de kamenier niet veel genoegen of voldoening had, want miss Alice was gedurende het aankleeden niet alleen heden maar geregeld alle dagen in zoo'n slechte luim en liet die door woord en daad zoo onzacht aan haar onderge schikten gevoelen, dat de kamenier menigmaal met rood geschreide oogen de aankleedkamer verliet. Ook heden gaf Miss Alice zich volstrekt geen moeite om haar slechte luim** te verbergen. «Je bent en blijft een verschrikkelijk onhandig schepsel, Betsyriep zij stampvoetend uit. «Ik ben zoo pas de pyn kwijt van je lompe rukken aan mijn haar en nu werp je mij die japon weer zoo on handig over het hoofd, dat myn kapsel geheel in de war is. Begin maar weer van voren af aan!" zoodanig in den rug, dat het onmiddellijk dood was- De kogel was tot in het hart doorgedrongen. Door de Rotterdamsche politie zyn zes Polen, die den 278ten Maart jl. over Hamburg van Rotterdam naar New-York waren vertrokken, en uit gebrek aan middelen ven bestaan waren teruggewezen, te Venloo over de grenzen gebracht. Daar werden ze echter teruggewezendes nachts keerden zy daarop naar Yenloo terug en bleven daar onder den blooten hemel. De politie te Yenloo wist hun echter de middelen te verschaffen om per spoor naar Keulen te reizen, ten einde door tusschenkomst van den Rus8ischen gezant hunne verdere bestemming te bereiken. Volgens tk. Times verklaart kapitein Cambier, die de voorbereidende werkzaamheden voor den Congo-spoorweg heeft geleid, dat voor den aanleg van dien spoorweg, rollend materieel, algemeene uitgaven, rente-aflossing, enz. gedurende de vier jaren, welke het werk zal duren, eene som van 12,000,000 noodig zal zyn. De lyn van Matadi, aan den Beneden-Congo naar Indolo, bij Stanley Pool, zal 400 kilometer lang zijn en de rit langs die lijn zal twee dagen duren. Dure werken zyn niet noodig. Er behoeven geen tunnels goboord en geen buitengewone stijgingen van den weg overwonnen. De langste brug, nl. die over de Inkissi, zal van 100 meters zijn. De kosten van exploitatie worden geraamd op 300,000 3,600,000) per jaar. Een prachtschip uit den ouden tijd. Hiero van Syracuse had eene byzondere voorliefde voor de scheepsbouwkunst en liet onder anderen een schip bouwen, dat in grootte en pracht zyns gelijken niet had. Het hout voor dit schip werd van de Etna gehaald, en voor de beide kleine masten ook: maar de groote mast werd uit Engeland geleverd. Dit schip had drie verdiepingen; de vloeren be stonden uit fraaie mozaïken, die het leven van Homerus on tooneelen uit do Ilias voorstelden. Op dit schip waren zelfs eenige tempels en verscheidene badon. De zaal van Venus was met agaatsteen ge plaveid, de deuren waren van ivoor, tegen de wanden stonden vazen en standbeelden. Er was ook een tuin aangelegd met berceaux van klimop en wijn gaarden door fonteinen met zoet water besproeid. De bibliotheekzaal was van beukenboomenhout, en in den koepel er van waren ai de sterrenbeelden voorgesteld, die tydens het afvaren van het schip aan den hemel stondon. In een benedenverdieping was een groote, luchtige stal met tien paarden, en boven dien stal hadden de knechts hunne woningen. Behalve eene groote bewaarplaats voor visch, met zeewater, kon het schip nog 60,000 liters water bevatten. Keukens en bakkerijen dreven in torentjes aan weerszijden van het schip. Acht groote torens met alle moge- lyke verdedigings- en belegerings-werktuigen, waar onder ook die van Archimedes, die een steen van drie centenaars 150 passen ver slingerde, stonden op het dek, dat door twee ryen caryatiden ge dragen werd. Het schip had vier ijzeren en vier houten ankers. Hierop zond dit schip, als een geschenk voor Ptolomeus, naar Egypte, waar het des te meer welkom was, omdat daar juist hongers- «Een enkele streek met den haarborstel zal vol doende zijn om alles weer in orde te brengen, Miss zeide het meisje. «Heb je geen ooren om mijn bevelen to hooren, jou gans? Ik wil niet dat je mij op den koop toe met dien scherpen borstel pijnigt zooals je,met de kam gedaan hebt! Je moet weer van voren af aan beginnenEn bij deze woorden trok zij de gouden pijl uit het kunstig gewrocht van haar vlechten op haar achterhoofd, zoodat de zware vlechten op haar schouders vielen. Zonder een woord te zeggen, be gon het meisje de nogmaals glad gestreken haren weer op te steken, doch een zucht wegens het ge heel noodelooze werk kon zij daarbij niet onderdrukken. «Wil je by die zucht en muziek nog niet een tra nenvloed voegen, onbeschaamde P" viel de gebiedster uit. «Nooit heb ik onbeschaamder dienstbodenge spuis aangetroffen dan hier. Wacht, ik zal aan den ellendigen rommel hier een einde maken en jelui tot reden brengen, voor je eenige dagen ouder bent geworden. Houd toch op met dat gejank, het hin dert me." Met geweld onderdrukte het ïneisje haar tranen en beijverde zich met lichte hand het verwarde kap sel in orde te brengen. Toch gelukte dit niet zonder dat de jonge meesteres herhaalde malen een smart kreet uitstiet en haar gramschap toonde. Eindelijk was het werk toch gereed. Wordtvervolgd nood heerschte en het, behalve visch, vleesch, olie en andere levensmiddelen, ook nog 60,000 maten koren inhield. Met waardeering heeft het Soc. Weekbl. kennis genomen van het voorstel der Regeering om een Staatscommissie te benoemen tot voortzetting der arbeids-enquête. Nochtans heeft het blad enkele be denkingen, welke het aldus weergeeft. 1. Volgens de considerans van het wetsontwerp zal het onderzoek loopen over «den arbeid in en den toestand van fabrieken en werkplaatsen, met het oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn der werklieden". Van fabrieken en werkplaatsen. Dus valt de veldarbeid er buiten. Hoe is dit te rijmen met de houding, die door de regeering, by de behandeling van het wetsontwerp in zake den arbeid van jeugdige personen en vrouwen, ten aan- zion van den voldarbeid is aangenomen? 2. Luidens de omschrijving, zooeven aangehaald, valt ook de toestand van het personeel bij vervoer middelen buiten het kader van het onderzoek. Toch is het die toestand, met name bij spoor- en tram wegen, die waarlijk niet in de laatste plaats aan dacht verdient en belangstelling.* 3. Van elk afgenomen verhoor zal, door den bij iedere af deeling der Staatscommissie behoorenden adjunct-secretaris, «een zoo volledig mogelijk proces verbaal" worden opgemaakt, en dit te gelegener tijd in druk algemeen verkrijgbaar worden gesteld. Een zoo volledig mogelijk proces-verbaal. Daardoor schijnt uitgesloten een stenographisch verslag als dat, hetwelk aan het afgeloopen deel der enquête zoo bijzonder hooge waarde heeft verleenden zelfs een snelschrift- verslag dat al het gesprokene wel niet woordelijk teruggeeft, maar toch, door den vorm van vragen en antwoorden, in de verklaringen der getuigen dien persoonlijken toon tot zijn recht doet komen, die ter kenschetsing van toestanden allicht van evenveel beteekenie kan zyn als de vermelding van feiten. Gisterenochtend was er te Amsterdam zooveel spinazie op de Groentemarkt aangevoerd, dat men ze niet aan den man kon brengen en ze daarom, bij einde der markt, maar in de Prinsengracht w*erP- De aanvoer van asperges was al vry belangrijk. Beteugeling van sociaal-democratische woelingen. ML J. A. Levy oppert in het Weekblad van het Rechl ernstige bedenkingen tegen het hoofdartikel in dat blad«Beteugeling van de woelingen der sociaal-democratie." Dat artikel maakte een pynlyken indruk op mr. Levy, omdat tusschen de regels viel te lezen een neiging tot het beantwoorden in bevestigenden zin der vraag: of men niet aanstalten behoort te maken tot een onderzoek, in hoeverre het gemeene recht behoort te worden verscherpt. De onderstelling is alzoo, dat de gemeene wet de moedwillige aanranding van het huwelijk, de familie, het privaateigendom, keeren zou. «Ik vraag zonder omwegen, schryft mr. L., met welk recht?" Het Weekblad van het Recht schreef: «Critiek mag alles onderzoeken. Wij verlangen zelfs geen uitzon dering voor «'t kritieks te." Maar iets anders is de meest onbeperkte vryheid van onderzoek en van me- dedeeling der uitkomsten van dat onderzoek, zelfs in populairen vorm, iets anders de openlyke, steeds in heftigheid toenemende, moedwillige aanranding der grondslagen, waarop onze Staat en onze maatschappij nog steeds berusten, eene aanranding, die meest ge mard gaat met de opzetting tot en het voeden van ^llen en woesten klassenhaat." «Nu zal ik, zegt mr. Levy, do laatste zijn om de gegrondheid dezer akte van beschuldiging tegen de sociaal-democratische woordvoerders en pers te ont kennen. En de eerste om te verklaren, dat zydoor hun dolzinnig optreden afbreuk doen aan het grein waarheid, dat hunne leer behelst. Maar dat straf baarstelling van moedwillige aanranding iets anders zijn zou dan het aan banden leggeu der vryheid van onderzoek zie, dat vermag ik niet in te zien. Evenmin is het mij mogelijk te bevroeden, waar tus schen geoorloofde critiek en strafbare gedachtenuiting de grenslijn liggen zou." Dat het huwelyk, de familie, het privaateigendom grondslagen zyn onzer maatschappij en dit voorloopig nog wel blyven zullen, is ook de meening van mr. Levy. Men bedriegt zich echter, wanneer men meent, dat zy voor heilig en onaantastbaar kunnen worden ver klaard wanneer meu gelooft, dat zij de eenige abso luut denkbare voorwaarden zyn eener beschaafde samenleving; wanneer men waant een onderzoek ge fnuikt of eene propaganda aan banden gelegd te hebben, nadat men strafrochterlyk tusschenbeiden zou zijn gekomen. Hoe tallooze malen is het niet gebleken, dat ideeën lachen om uwe vervolging en spotten met uwe kerkers. Maak uwe wetten gelijk gij wilt zooveel waarlijk zedelijke waardij er ligt in eene beweging, onverschillig welke ook in die der sociaal-democratie, zooveel zal verwezenlijkt worden. Aldus wil het de wereldorde, wier hoogste uiting de rechtsgemeenschap voor allen is. Niet bemoeielyking, maar bespreking, niet terechtstelling, maar overtuiging baat hier. «Wat droevig testimonium paupertatis reiken wij toch, zegt mr. Levy verder, aan onze maatschappelijke instellingen uit, nu wij telkens een phrasenheld, die ze heet te verguizen, by den kraag pakken en in de gevangenis stoppen. Is zulk «eereherstel" nu het kort begrip onzer staatkundige wijsheid? JZou het niet veel aangenamer zijn, indien wij den hoon hoog hartig lieten rusten en veel verstandiger, indien wij de dwaling manmoedig bestreden? Maar dan ook worde het valsche woord door het wederwoord bejegend en de drogreden door de deugdelijke be wijsvoering ontmaskerd. Men straffe niet, men onderrichten en bovenal men handele." De redactie van het W. v. h. R. verklaart, dat het haar niet duidelijk is waarom het stellen van de vraag: «of ons wetboek var. strafrecht wel voldoende waarborgen oplevert tegen de storing van de open bare rust door het voortdurend opwekken van klas senhaat, van do maatschappelijke orde door de on dermijning en moedwillige verdachtmaking van de instellingen, waarop zij berust," op mr. Levy een pijnlijken indruk maakte. De bedoeling van het stel len der vraag was er een discussie over uit te lokken. De heer Levy vatte het woord op ten gunste der vrijheid. Met geen ander doel wenschte het W. v. h. R. eene vrije onbevooroordeelde discussie te openen over eene vraag, waarvan niet licht iemand, die een geopend oog heeft voor onze tegenwoordige maat schappelijke toestanden, het actueel belang zal ont kennen. Aan Het P. v. die haar artikel noemde «een bedenkelyk advies," merkt de Redactie op, dat zij geen advies heeft uitgebracht, maar alleen een vraag heeft gesteld, en eene aanvulling van het wetboek van strafrecht, die casu quo tegen ieder zonder onder scheid gericht zoude zyn, alleen als het mogelijk resultaat van een nog in te stellen onderzoek even tueel in uitzicht stelde. De bekende correspondent van «the Times", De Blowitz, verhaalt in «Harper's Monthly" hoe hij er in Juli 1878 in slaagde, voor zijn blad de primeur te krijgen van het tractaat van Berlijn. Het concept had hij gekregen van een bevriend diplomaat. Maar hij moest ook op de hoogte blij ven van de veranderingen en beraadslagingen. Daar toe nu nam hij een jongen man in dienst, richtte dien af en bewerkte toen, dat hij tot secretaris bij een der gevolmachtigden benoemd werd. Meer en meer bracht hij hem den argeloozen diplomaat nader en slaagde er in, hem voor het congres aanving rlaatst te krijgen, gedurende den loop waarvan jonge man dagelijks korte berichten omtrent de verhandelingen leverde. De Blowitz werd zorgvuldig bewaakt en nagegaan maar dit verhinderde hem niet, dagelijks van hoed te verrqilen met don jongen man, die in hetzelfde hotel logeerde en die de berichten in den voor De Blowitz bestemden hoed stopte. Hoe hij verder te werk ging, blykt o. a. uit dé volgende zinsneden van zijn mededeeling: «Op zekeren avond vond ik het volgende bericht in den hoed: «Ik ben niet veel te weten kunnen komen. Prins Gortschakoff heeft een rede gehouden, die eenige vroolijkheid teweeg bracht en eindigde met de woorden: «Rusland is begeeriger naar oor- «logslauweren dan naar den olijftak des vredes." Van dit bericht voorzien, begaf ik mij naar een di plomaat, die als vurig bewonderaar van den ouden kanselier bekend stond. Na zeer gewone zaken te hebben besproken, bracht ik het gesprek op de werkzaamheid van het Congres, «Het schijnt," zeide ik, «dat eenige leden van het Congres de rede van prins Gortschakoff belachelijk vinden." «Het is zeer dwaas om dit te zeggen," was het antwoord; «de rede van den Russischen kanselier was zeer scherpzinnig en juist, ondanks haar gezwollenheid." «Ik legde nog een paar bezoeken af en kon om streeks middernacht juist zooveel telegrafeeren dat lord Salisbuiy den volgenden avond op een partij lachend tot mij zeide: «Ge hebt een paar komma s en kommapunten vergeten, maar anders is de rede letterlijk overgebracht." Later vernam ik, dat prins Von Bismarck zeer ontevreden was geweest over de openbaarmaking der redevoering en, in de zitting van den volgenden dag, toen hij gezeten was naast een diplomaat, dien hij verdacht my het stuk te hebben verschaft, het tafelkleed optilde en spottend zeide: «Ik kyk of De Blowitz er ook onder zit."" Nadat De Blowitz het verdrag in handen had, waren nog twee groote moeilijkheden te overwinnen. Van waar kon hy het naar zijn blad seinen? Na tuurlijk niet uit Duitschland of Oostenryk; Parijs kon hij Vrijdag niet tijdig genoeg bereiken voor «the Times" van Zaterdag; en wachtte hij tot Maan dag, dan kon het verdrag elders zijn uitgelekt. Hy koos daarom Brussel en wist Van baron Nothomb, den Belgischen gezant te Berlijn, een brief te krij gen, waarbij deze den directeur van het telegraaf kantoor te Brussel de noodige aanwijzingen gaf. Het tweede gevaar was echter, dat de Duitsche journalisten hem zouden voorkomen, of althans trach ten te evenaren, door Von Bismarck te overreden, hun het verdrag Zaterdag te geven. Hij verkreeg een gehoor bij den Duitschen kanselier en verzocht hem als gunst een afschrift van het verdrag dat hij reeds in zijn zak had. Bismarck weigerde, maar was toen wel verplicht ook anderen te weigeren. Schijnbaar ontstemd en gekrenkt, vertrok De Blowitz nu uit Berlijn, na met een innig genoegen de be tuigingen van leedwezen zijner ambtgenooten te heb ben aangehoord. Nog op 't laatst verschafte hij zich de voorrede en stapte toen, met de proloog in het hoofd en het verdrag in den zak, door een rij spion nen en journalisten in den trein met zijn collega, den heer Wallace, en zijn secretaris. Geen van bei den was in het geheim, en men begrijpt dus hunne verbazing, toen De Blowitz, na de voorrede gedic teerd te hebben, onderweg plotseling het verdrag te voorschijn haalde. Te Berlijn wekte het bericht van de openbaarma king van het verdrag groot opzien. Onmiddellijk werden pogingen in 'twerk gesteld om te weten te komen, van wion De Blowitz het verdrag had ge kregen. Op welke wijze Von Bismarck vijf jaren later trachtte, dit nog van hem te weten te komen, belooft De Blowitz later mede te deelen. Gisteren heeft de president der Fransche republiek officieel de tentoonstelling geopend. De minister-president, de heer Tirard, was de eerste spreker. Hij zeide dat de beduchtheid, welke sommigen aanvankelijk omtrent de expositie koester den, is verdwenen, dank zjj der medewerking van Frankrijk en het buitenland. De uitkomsten over treden de verwachting en de gewaardeerde medehulp van het buitenland draagt tot den glans dezer ten toonstelling ruimschoots bij. De vreemde regoeringen, die niet officieel deelnamen, hebben toch langs par ticulieren weg de pogingen van Frankrijk gesteund. De heer Tirard betuigde daarvoor zijn dank. De president Carnot nam daarop het woord. Hij begon met eene verwelkoming van de arbeiders der geheele wereld en zeide verder„De vreemdelingen zullen hier eene gastvrije stad vinden, die zich ge lukkig acht hen in haar midden te ontvangen. Zij zullen zien, welke waarde te heohten is aan den laster, uit blinden hartstocht voortgesproten." De president wees op de ontembare geestkracht, waarmede Frankrijk zich van wreede beproevingen heeft hersteld. Door zijne eerlijkheid boezemt het vertrouwen in. Het vindt in zijne instellingen de kracht om den arbeid op te wekken, den handel en de nijverheid aan te moedigen. Het is door de grootsche feesten van den arbeid, als die wij hier thans vieren, dat de volken het middel vinden om elkander meer te naderen, om elkander te begrijpen daardoor moeten gevoelens van achting en welwillend heid ontstaan, die niet kunnen missen een gunstige n invloed te oefenen op de lotswisselingen der wereld daardoor zal het tijdstip worden vervroegd, waarop de hulpbronnen der volken en de opbrengst van den arbeid uitsluitend alleen aan de werken des vredes worden gewijd. De president en zijn gevolg bezochten daarop alle afdeeüngen. Zij werden overal met geestdrift ontvan gen. Herhaaldelijk weerklonken de kreten: leve Carnotleve Frankrijk leve de Republiek De menigte was zoo talrijk, dat zelfs het indruk wekkende der plechtigheid daaronder eenigszins leed. Toen de president der Republiek de Nederland sche afdeeling der tentoonstelling voorbijging, werd het Nederlandsche comité hem voorgesteld door den heer Berger, den directeur der tentoonstelling, die daarbij tevens wees op de geestkracht van eene kleine natie als Nederland oene geestkraoht welke vooral op deze tentoonstelling bleek, daar de inzenders geen subsidie genoten. Later ging president Carnot langs den kampong, waar de Javanen hem groetten en toejuichten. Het feest te Versailles is Zondag goed afgeloopen. Slechts één wanklank werd gehoord: oen pistool schot op het oogenblik, dat de president der repu bliek in een open rijtuig het Elysée verliet. Gelukkig was het een reclame-aanslag, die, met los kruit gepleegd, niets ergers bedoelde, dan de aandacht van het hoofd van den Staat te vestigen op een persoon, die zich door de overheid ver ongelijkt aohtte. Intusschen had de aanslag reeds dadelijk dit ■gevolg, dat president Carnot met buitengewone geestdrift werd toegejuicht. Het gerucht liep te Parijs, dat er een manifest

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2