BINNENLAND?
Bnltenlandsch Overzicht.
openbare school niet in slechter doen komen,
ten einde gelegenheid te krjjgen de bij
zondere te steunen. Met andere woorden men
moet niet aan de eene school ontnemen wat
men aan de andere geeft. Om aan deze
noodwendige voorwaarde te voldoen zal het
voorzeker regeeringsvoorstel veel verbeteringen
moeten ondergaan, eer het voor de liberalen
aannemelijk wordt. Onmiskenbaar is het stre
ven der regeoring geweest de financieele ge
volgen van het subsidiestelsel zoo draaglijk
mogelijk te maken het middel daartoe schijnt
zij gevonden te hebben in het verzwakken der
openbare school (vergrooten der klassen enz.)
Op dien weg kunnen wij haar niet volgen.
Dan liever wat meer geld besteed en flinkweg
in de wet duidelijke voorschriften opgenomen,
die ons overal goed onderwijs verzekeren, op
de openbare zoowel als op de bijzondere school.
Zoo alleen zal het subsidiestelsel ons volks
onderwijs niet bederven en wellicht, naast
eenige verademing in den schoolstrijd, ons
een stap nader brengen tot den zoo lang
gewenschten leerplicht.
GOUDA, 7 Mei 1889.
In de hedenmiddag gehouden vergadering van
den gemeenteraad, die door 15 leden werd bijge
woond (afwezig waren de hh. Lotsy en van Vreu-
mingen) deden Burg. en Weth. het voorstel om het
feest der veertigjarige regeering van Z. M. den
Koning ook hier ter stede te vieren. Al ont
breekt de tyd om dit op uitgebreide schaal te
doen, de burgerij zal zeker evenals de Baad
gaarne doen blijken van waardeeriag van het
heuchelijko feest der 40-jarige regeering van Z. M.
on B. en W. stelden daarom voor hun een cro-
diet te verleenen van hoogstens 600.
Het feest zal bestaan uit eene muziekuitvoering
op den herinneringsdag der inhuldiging, op de
Markt in de groote tent, die voor deze gelegen
heid op smaakvolle wijze verlicht zal worden,
waarna een schitterend vuurwerk zal worden afge
stoken. Dat bovendien zich van de groote toren
het klokkespel zal doen hooren en van de open
bare gebouwen de vaderlandsche vlag zal wapperen
spreekt van zelf, terwijl natuurlijk ook de ingezete
nen hunne woningen zullen versieren met vlaggen.
Nadat dit voorstel van B. en W. zonder hoofde
lijke stemming was aangenomen, vroeg de heer Hoo-
genboom of het de bedoeling was het feest op Zondag
12 Mei of Maandag daaropvolgende te vieren, waarop
de Voorzitter zeide dat de bedoeling was dit op
Zondag te doen (zooals in 't voorstel was gezegd)
daar de onmogelijkheid was gebleken op Maandag
een vuurwerk te doen afsteken. De feestelijkheden
zouden echter eerst gehouden worden na afloop van
alle godsdienstoefeningen, opdat niemand reden tot
ergernis zou worden gegeven.
De heer Hoogenboom verklaarde zich daarop tegen
een feest op Zondag, deed zelfs een voorstel om dit
op Maandag te houden, doch de heer Koning merkte
op dat het voorstel om het feest op Zondag, nl. den
«Mag ik mij veroorloven, Mylord! u te vragen
op welke wijze de krenking van haar geestvermogens
zich doen kennen?"
«Het is een gewone soort van waanzin.
De dokters hebben geen afzonderlijke benaming
voor dezen eigenaardigen toestand. Zij gelooft, dat
zij benadeeld en vervolgd wordt door degenen, die
haar het naast bestaan en haar het meest liefheb
ben. Ook verwisselt zij telkens zichzelve voor de
eene of andere persoon, die met haar in aanraking
komt!" 6
«Inderdaad een verschrikkelijk lijden, dat mij ten
zeerste treft. Zou het dan ook aan de kunst van
onze Engelsche dokters niet mogen gelukken, hier
genezing te brengen."
«Dat is de eenige hoop, die mij overblijft."
«Geve de Hemel, dat die hoop vervuld worde!"
«Juist, mijnheer Carringshliff, laten wij onze hoop
op God stellen, Hij zal ons op den goeden weg
brengen. Ik heb nog verschillende zaken met u te
bespreken en verzoek u daarom bij mij te komen,
zoodra ik mijn kleeding verwisseld heb. Doch wees
eerst zoo goed mij de bedienden voor te stellen."
De bedienden hadden stil en stom dit lange ge
sprek aangehoord zonder er een woord van te laten
verloren gaan. Zij werden nu ieder afzonderlijk met
naam en kwaliteit door den advocaat voorgesteld.
De Lord sprak eenige woorden over getrouwheid,
gehoorzaamheid, een reinen levenswandel en vroom
heid, waarna hij zijn kamer opzocht. Een kwartier
herinneringsdag te houden, reeds was aangenomen,
zoodat daarop niet meer kon worden teruggekomen.
In de zitting der Tweede Kamer van heden is
ingekomen een voorstel van 10 leden der rechter
zijde om het onderzoek der schoolwet op te dragen
aan eene commissie van voorbereiding. Morgen
behandeling daarvan. By het voortgezet debat over
de boterwet wilde de heer Mees de natuurboter
verplichten met het kon merk van boter verkocht te
worden en de kunstboter te verbieden zich boter
te noemen. De heeren A. van Dedem en Huber
waren voor het ontwerp in het nationaal belang.
De heer Hartogh bestreed het met het oog op
de belemmering voor export.
Z. M. heeft benoemd bij de dd. Schutterij te
Gouda tot ln Luit. D. Hoogendijk, thans 2n Luit.;
tot 2n Luit. J. J. Prins en F. S. Sparnaaij, beiden
thans schutter.
Naar wij vernemen zal ook hier ter stede de ballon
met parachute worden opgelaten.
Bij den bakker van dor Post te Boskoop is Zon
dagmiddag de bliksem ingeslagen. Zonder brand of
persoonlyko ongelukken te veroorzaken is nogal
eenige sohade teweeggebracht.
Door de permanente commissie tot de algemeene
zaken van hot Nederl. Israël, kerkgenootschap is, dd.
Amsterdam 6 Mei 1889, aan de kerkbesturen der
Nederl. Israël, gemeenten in het Rijk, verzonden de
volgende circulaire, luidende: Wy hebben de eer uwe
aandacht te vestigen op het heugelyke feit, dat op
12 Moi e. k. onder Hoogen bijstand, de 40ste verjaar
dag der zegenrijke Regeering van Z. M. onzen ge-
ëerbiedigden koning zal worden gevierd, tegelijk
met H. D. herstel van een ernstige ziekte, die dat
voor ons allen zoo dierbaar leven bedreigde.
Wij noodigen u derhalve uit, in overleg met den
weleerw. heer opperrabbijn van uw district, de noo-
dige regeliug te treffen, om op bovengenoemden dag,
eene buitengewone bidstonde te houden, ten einde
blijk te geven dat de Nederlandsche Israëlieten even
als allo andere getrouwe onderdanen, niet alleen har
telijk deelnemen in deze voor het geheele Rijk
zoo heugelijke gebeurtenis, maar bovendien zoo innig
verknocht zijn aan het dierbaar hoofd van een
stamhuis, onder wiens Regeering ons land in zoo
hooge mate met rust en vrede gezegend werd.
Over volks— en schoolbladen is een vlugschrift
verschenen, van de hand van Dr. W. Francken,
baddokter te Scheveningen. 't Bevat tevens een
statistiek der warmwater-badinrichtingen in Neder
land en wordt toegelicht door een aantal goede
afbeeldingen. De Hooge Regeering betuigde reeds
haar ingenomenheid met het hier voorgestelde, dat
een zaak geldt, die we gaarne, in 't belang der
volksgezondheid, in aller aandacht aanbevelen.
Zondag had te Velp (Geld.) een treurig ongeluk
plaats. Jonge dames waren aan het schieten met
oen Flaubert-geweer. De schijf was omgevallen en
een der jonge dames loopt met het geladen geweer
onder den arm heen, om de scbyf weder op te
zetten. Plotseling gaat het geweer af en de kogel
treft een jongetje van zes jaar, dat stond te kijken,
later werd mijnheer Carringshliff uitgenoodigd bij
hem te komen.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Deze Ontvangst van Lord Norman had plaats ge
had ongeveer drie weken voor den aanvang van ons
verhaal.
Het was op den middag na dien stormachtigen
nacht, waarin het huis van mevrouw Lund zulk een
ongewenschte gast had opgenomen, Miss Alice Nor
man, de pupil van den Lord, was nog niet lang uit
haar bed, waar zy haar kop chocolade gedronken
had. Juist was zy voornemens door de kamenier de
laatste hand aan haar toilet te laten liggen. Dat was
een werkzaamhoid waarvan de kamenier niet veel
genoegen of voldoening had, want miss Alice was
gedurende het aankleeden niet alleen heden maar
geregeld alle dagen in zoo'n slechte luim en liet die
door woord en daad zoo onzacht aan haar onderge
schikten gevoelen, dat de kamenier menigmaal met
rood geschreide oogen de aankleedkamer verliet. Ook
heden gaf Miss Alice zich volstrekt geen moeite om
haar slechte luim** te verbergen.
«Je bent en blijft een verschrikkelijk onhandig
schepsel, Betsyriep zij stampvoetend uit. «Ik
ben zoo pas de pyn kwijt van je lompe rukken aan
mijn haar en nu werp je mij die japon weer zoo on
handig over het hoofd, dat myn kapsel geheel in
de war is. Begin maar weer van voren af aan!"
zoodanig in den rug, dat het onmiddellijk dood was-
De kogel was tot in het hart doorgedrongen.
Door de Rotterdamsche politie zyn zes Polen, die
den 278ten Maart jl. over Hamburg van Rotterdam
naar New-York waren vertrokken, en uit gebrek
aan middelen ven bestaan waren teruggewezen, te
Venloo over de grenzen gebracht. Daar werden ze
echter teruggewezendes nachts keerden zy daarop
naar Yenloo terug en bleven daar onder den blooten
hemel. De politie te Yenloo wist hun echter de
middelen te verschaffen om per spoor naar Keulen
te reizen, ten einde door tusschenkomst van den
Rus8ischen gezant hunne verdere bestemming te
bereiken.
Volgens tk. Times verklaart kapitein Cambier,
die de voorbereidende werkzaamheden voor den
Congo-spoorweg heeft geleid, dat voor den aanleg
van dien spoorweg, rollend materieel, algemeene
uitgaven, rente-aflossing, enz. gedurende de vier
jaren, welke het werk zal duren, eene som van
12,000,000 noodig zal zyn.
De lyn van Matadi, aan den Beneden-Congo
naar Indolo, bij Stanley Pool, zal 400 kilometer
lang zijn en de rit langs die lijn zal twee dagen
duren.
Dure werken zyn niet noodig. Er behoeven geen
tunnels goboord en geen buitengewone stijgingen
van den weg overwonnen. De langste brug, nl. die
over de Inkissi, zal van 100 meters zijn.
De kosten van exploitatie worden geraamd op
300,000 3,600,000) per jaar.
Een prachtschip uit den ouden tijd. Hiero van
Syracuse had eene byzondere voorliefde voor de
scheepsbouwkunst en liet onder anderen een schip
bouwen, dat in grootte en pracht zyns gelijken
niet had. Het hout voor dit schip werd van de
Etna gehaald, en voor de beide kleine masten ook:
maar de groote mast werd uit Engeland geleverd.
Dit schip had drie verdiepingen; de vloeren be
stonden uit fraaie mozaïken, die het leven van
Homerus on tooneelen uit do Ilias voorstelden. Op
dit schip waren zelfs eenige tempels en verscheidene
badon. De zaal van Venus was met agaatsteen ge
plaveid, de deuren waren van ivoor, tegen de wanden
stonden vazen en standbeelden. Er was ook een
tuin aangelegd met berceaux van klimop en wijn
gaarden door fonteinen met zoet water besproeid.
De bibliotheekzaal was van beukenboomenhout, en
in den koepel er van waren ai de sterrenbeelden
voorgesteld, die tydens het afvaren van het schip
aan den hemel stondon.
In een benedenverdieping was een groote, luchtige
stal met tien paarden, en boven dien stal hadden
de knechts hunne woningen. Behalve eene groote
bewaarplaats voor visch, met zeewater, kon het
schip nog 60,000 liters water bevatten. Keukens
en bakkerijen dreven in torentjes aan weerszijden
van het schip. Acht groote torens met alle moge-
lyke verdedigings- en belegerings-werktuigen, waar
onder ook die van Archimedes, die een steen van
drie centenaars 150 passen ver slingerde, stonden
op het dek, dat door twee ryen caryatiden ge
dragen werd. Het schip had vier ijzeren en vier
houten ankers. Hierop zond dit schip, als een
geschenk voor Ptolomeus, naar Egypte, waar het
des te meer welkom was, omdat daar juist hongers-
«Een enkele streek met den haarborstel zal vol
doende zijn om alles weer in orde te brengen, Miss
zeide het meisje.
«Heb je geen ooren om mijn bevelen to hooren,
jou gans? Ik wil niet dat je mij op den koop toe
met dien scherpen borstel pijnigt zooals je,met de
kam gedaan hebt! Je moet weer van voren af aan
beginnenEn bij deze woorden trok zij de gouden
pijl uit het kunstig gewrocht van haar vlechten op
haar achterhoofd, zoodat de zware vlechten op haar
schouders vielen. Zonder een woord te zeggen, be
gon het meisje de nogmaals glad gestreken haren
weer op te steken, doch een zucht wegens het ge
heel noodelooze werk kon zij daarbij niet onderdrukken.
«Wil je by die zucht en muziek nog niet een tra
nenvloed voegen, onbeschaamde P" viel de gebiedster
uit. «Nooit heb ik onbeschaamder dienstbodenge
spuis aangetroffen dan hier. Wacht, ik zal aan den
ellendigen rommel hier een einde maken en jelui
tot reden brengen, voor je eenige dagen ouder bent
geworden. Houd toch op met dat gejank, het hin
dert me."
Met geweld onderdrukte het ïneisje haar tranen
en beijverde zich met lichte hand het verwarde kap
sel in orde te brengen. Toch gelukte dit niet zonder
dat de jonge meesteres herhaalde malen een smart
kreet uitstiet en haar gramschap toonde. Eindelijk
was het werk toch gereed.
Wordtvervolgd
nood heerschte en het, behalve visch, vleesch, olie
en andere levensmiddelen, ook nog 60,000 maten
koren inhield.
Met waardeering heeft het Soc. Weekbl. kennis
genomen van het voorstel der Regeering om een
Staatscommissie te benoemen tot voortzetting der
arbeids-enquête. Nochtans heeft het blad enkele be
denkingen, welke het aldus weergeeft.
1. Volgens de considerans van het wetsontwerp
zal het onderzoek loopen over «den arbeid in en den
toestand van fabrieken en werkplaatsen, met het
oog op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn
der werklieden". Van fabrieken en werkplaatsen.
Dus valt de veldarbeid er buiten. Hoe is dit te
rijmen met de houding, die door de regeering, by
de behandeling van het wetsontwerp in zake den
arbeid van jeugdige personen en vrouwen, ten aan-
zion van den voldarbeid is aangenomen?
2. Luidens de omschrijving, zooeven aangehaald,
valt ook de toestand van het personeel bij vervoer
middelen buiten het kader van het onderzoek. Toch
is het die toestand, met name bij spoor- en tram
wegen, die waarlijk niet in de laatste plaats aan
dacht verdient en belangstelling.*
3. Van elk afgenomen verhoor zal, door den bij
iedere af deeling der Staatscommissie behoorenden
adjunct-secretaris, «een zoo volledig mogelijk proces
verbaal" worden opgemaakt, en dit te gelegener tijd
in druk algemeen verkrijgbaar worden gesteld. Een
zoo volledig mogelijk proces-verbaal. Daardoor schijnt
uitgesloten een stenographisch verslag als dat, hetwelk
aan het afgeloopen deel der enquête zoo bijzonder
hooge waarde heeft verleenden zelfs een snelschrift-
verslag dat al het gesprokene wel niet woordelijk
teruggeeft, maar toch, door den vorm van vragen en
antwoorden, in de verklaringen der getuigen dien
persoonlijken toon tot zijn recht doet komen, die
ter kenschetsing van toestanden allicht van evenveel
beteekenie kan zyn als de vermelding van feiten.
Gisterenochtend was er te Amsterdam zooveel
spinazie op de Groentemarkt aangevoerd, dat men
ze niet aan den man kon brengen en ze daarom,
bij einde der markt, maar in de Prinsengracht
w*erP-
De aanvoer van asperges was al vry belangrijk.
Beteugeling van sociaal-democratische woelingen.
ML J. A. Levy oppert in het Weekblad van het
Rechl ernstige bedenkingen tegen het hoofdartikel
in dat blad«Beteugeling van de woelingen der
sociaal-democratie." Dat artikel maakte een pynlyken
indruk op mr. Levy, omdat tusschen de regels
viel te lezen een neiging tot het beantwoorden in
bevestigenden zin der vraag: of men niet aanstalten
behoort te maken tot een onderzoek, in hoeverre
het gemeene recht behoort te worden verscherpt.
De onderstelling is alzoo, dat de gemeene wet de
moedwillige aanranding van het huwelijk, de familie,
het privaateigendom, keeren zou. «Ik vraag zonder
omwegen, schryft mr. L., met welk recht?" Het
Weekblad van het Recht schreef: «Critiek mag
alles onderzoeken. Wij verlangen zelfs geen uitzon
dering voor «'t kritieks te." Maar iets anders is de
meest onbeperkte vryheid van onderzoek en van me-
dedeeling der uitkomsten van dat onderzoek, zelfs in
populairen vorm, iets anders de openlyke, steeds in
heftigheid toenemende, moedwillige aanranding der
grondslagen, waarop onze Staat en onze maatschappij
nog steeds berusten, eene aanranding, die meest ge
mard gaat met de opzetting tot en het voeden van
^llen en woesten klassenhaat."
«Nu zal ik, zegt mr. Levy, do laatste zijn om de
gegrondheid dezer akte van beschuldiging tegen de
sociaal-democratische woordvoerders en pers te ont
kennen. En de eerste om te verklaren, dat zydoor
hun dolzinnig optreden afbreuk doen aan het grein
waarheid, dat hunne leer behelst. Maar dat straf
baarstelling van moedwillige aanranding iets anders
zijn zou dan het aan banden leggeu der vryheid van
onderzoek zie, dat vermag ik niet in te zien.
Evenmin is het mij mogelijk te bevroeden, waar tus
schen geoorloofde critiek en strafbare gedachtenuiting
de grenslijn liggen zou."
Dat het huwelyk, de familie, het privaateigendom
grondslagen zyn onzer maatschappij en dit voorloopig
nog wel blyven zullen, is ook de meening van mr.
Levy.
Men bedriegt zich echter, wanneer men meent, dat
zy voor heilig en onaantastbaar kunnen worden ver
klaard wanneer meu gelooft, dat zij de eenige abso
luut denkbare voorwaarden zyn eener beschaafde
samenleving; wanneer men waant een onderzoek ge
fnuikt of eene propaganda aan banden gelegd te
hebben, nadat men strafrochterlyk tusschenbeiden
zou zijn gekomen.
Hoe tallooze malen is het niet gebleken, dat
ideeën lachen om uwe vervolging en spotten met uwe
kerkers. Maak uwe wetten gelijk gij wilt zooveel
waarlijk zedelijke waardij er ligt in eene beweging,
onverschillig welke ook in die der sociaal-democratie,
zooveel zal verwezenlijkt worden. Aldus wil het de
wereldorde, wier hoogste uiting de rechtsgemeenschap
voor allen is. Niet bemoeielyking, maar bespreking,
niet terechtstelling, maar overtuiging baat hier.
«Wat droevig testimonium paupertatis reiken wij
toch, zegt mr. Levy verder, aan onze maatschappelijke
instellingen uit, nu wij telkens een phrasenheld, die
ze heet te verguizen, by den kraag pakken en in de
gevangenis stoppen. Is zulk «eereherstel" nu het
kort begrip onzer staatkundige wijsheid? JZou het
niet veel aangenamer zijn, indien wij den hoon hoog
hartig lieten rusten en veel verstandiger, indien wij
de dwaling manmoedig bestreden? Maar dan ook
worde het valsche woord door het wederwoord
bejegend en de drogreden door de deugdelijke be
wijsvoering ontmaskerd. Men straffe niet, men
onderrichten en bovenal men handele."
De redactie van het W. v. h. R. verklaart, dat
het haar niet duidelijk is waarom het stellen van de
vraag: «of ons wetboek var. strafrecht wel voldoende
waarborgen oplevert tegen de storing van de open
bare rust door het voortdurend opwekken van klas
senhaat, van do maatschappelijke orde door de on
dermijning en moedwillige verdachtmaking van de
instellingen, waarop zij berust," op mr. Levy een
pijnlijken indruk maakte. De bedoeling van het stel
len der vraag was er een discussie over uit te lokken.
De heer Levy vatte het woord op ten gunste der
vrijheid. Met geen ander doel wenschte het W. v.
h. R. eene vrije onbevooroordeelde discussie te openen
over eene vraag, waarvan niet licht iemand, die een
geopend oog heeft voor onze tegenwoordige maat
schappelijke toestanden, het actueel belang zal ont
kennen.
Aan Het P. v. die haar artikel noemde «een
bedenkelyk advies," merkt de Redactie op, dat zij
geen advies heeft uitgebracht, maar alleen een vraag
heeft gesteld, en eene aanvulling van het wetboek
van strafrecht, die casu quo tegen ieder zonder onder
scheid gericht zoude zyn, alleen als het mogelijk
resultaat van een nog in te stellen onderzoek even
tueel in uitzicht stelde.
De bekende correspondent van «the Times", De
Blowitz, verhaalt in «Harper's Monthly" hoe hij er
in Juli 1878 in slaagde, voor zijn blad de primeur
te krijgen van het tractaat van Berlijn.
Het concept had hij gekregen van een bevriend
diplomaat. Maar hij moest ook op de hoogte blij
ven van de veranderingen en beraadslagingen. Daar
toe nu nam hij een jongen man in dienst, richtte
dien af en bewerkte toen, dat hij tot secretaris bij
een der gevolmachtigden benoemd werd. Meer en
meer bracht hij hem den argeloozen diplomaat nader
en slaagde er in, hem voor het congres aanving
rlaatst te krijgen, gedurende den loop waarvan
jonge man dagelijks korte berichten omtrent de
verhandelingen leverde.
De Blowitz werd zorgvuldig bewaakt en nagegaan
maar dit verhinderde hem niet, dagelijks van hoed
te verrqilen met don jongen man, die in hetzelfde
hotel logeerde en die de berichten in den voor De
Blowitz bestemden hoed stopte. Hoe hij verder te
werk ging, blykt o. a. uit dé volgende zinsneden
van zijn mededeeling:
«Op zekeren avond vond ik het volgende bericht
in den hoed: «Ik ben niet veel te weten kunnen
komen. Prins Gortschakoff heeft een rede gehouden,
die eenige vroolijkheid teweeg bracht en eindigde
met de woorden: «Rusland is begeeriger naar oor-
«logslauweren dan naar den olijftak des vredes."
Van dit bericht voorzien, begaf ik mij naar een di
plomaat, die als vurig bewonderaar van den ouden
kanselier bekend stond. Na zeer gewone zaken te
hebben besproken, bracht ik het gesprek op de
werkzaamheid van het Congres,
«Het schijnt," zeide ik, «dat eenige leden van het
Congres de rede van prins Gortschakoff belachelijk
vinden." «Het is zeer dwaas om dit te zeggen,"
was het antwoord; «de rede van den Russischen
kanselier was zeer scherpzinnig en juist, ondanks
haar gezwollenheid."
«Ik legde nog een paar bezoeken af en kon om
streeks middernacht juist zooveel telegrafeeren dat
lord Salisbuiy den volgenden avond op een partij
lachend tot mij zeide: «Ge hebt een paar komma s
en kommapunten vergeten, maar anders is de rede
letterlijk overgebracht." Later vernam ik, dat prins
Von Bismarck zeer ontevreden was geweest over de
openbaarmaking der redevoering en, in de zitting
van den volgenden dag, toen hij gezeten was naast
een diplomaat, dien hij verdacht my het stuk te
hebben verschaft, het tafelkleed optilde en spottend
zeide: «Ik kyk of De Blowitz er ook onder zit.""
Nadat De Blowitz het verdrag in handen had,
waren nog twee groote moeilijkheden te overwinnen.
Van waar kon hy het naar zijn blad seinen? Na
tuurlijk niet uit Duitschland of Oostenryk; Parijs
kon hij Vrijdag niet tijdig genoeg bereiken voor
«the Times" van Zaterdag; en wachtte hij tot Maan
dag, dan kon het verdrag elders zijn uitgelekt. Hy
koos daarom Brussel en wist Van baron Nothomb,
den Belgischen gezant te Berlijn, een brief te krij
gen, waarbij deze den directeur van het telegraaf
kantoor te Brussel de noodige aanwijzingen gaf.
Het tweede gevaar was echter, dat de Duitsche
journalisten hem zouden voorkomen, of althans trach
ten te evenaren, door Von Bismarck te overreden,
hun het verdrag Zaterdag te geven. Hij verkreeg
een gehoor bij den Duitschen kanselier en verzocht
hem als gunst een afschrift van het verdrag dat hij
reeds in zijn zak had. Bismarck weigerde, maar
was toen wel verplicht ook anderen te weigeren.
Schijnbaar ontstemd en gekrenkt, vertrok De Blowitz
nu uit Berlijn, na met een innig genoegen de be
tuigingen van leedwezen zijner ambtgenooten te heb
ben aangehoord. Nog op 't laatst verschafte hij zich
de voorrede en stapte toen, met de proloog in het
hoofd en het verdrag in den zak, door een rij spion
nen en journalisten in den trein met zijn collega,
den heer Wallace, en zijn secretaris. Geen van bei
den was in het geheim, en men begrijpt dus hunne
verbazing, toen De Blowitz, na de voorrede gedic
teerd te hebben, onderweg plotseling het verdrag te
voorschijn haalde.
Te Berlijn wekte het bericht van de openbaarma
king van het verdrag groot opzien. Onmiddellijk
werden pogingen in 'twerk gesteld om te weten te
komen, van wion De Blowitz het verdrag had ge
kregen. Op welke wijze Von Bismarck vijf jaren
later trachtte, dit nog van hem te weten te komen,
belooft De Blowitz later mede te deelen.
Gisteren heeft de president der Fransche republiek
officieel de tentoonstelling geopend.
De minister-president, de heer Tirard, was de
eerste spreker. Hij zeide dat de beduchtheid, welke
sommigen aanvankelijk omtrent de expositie koester
den, is verdwenen, dank zjj der medewerking van
Frankrijk en het buitenland. De uitkomsten over
treden de verwachting en de gewaardeerde medehulp
van het buitenland draagt tot den glans dezer ten
toonstelling ruimschoots bij. De vreemde regoeringen,
die niet officieel deelnamen, hebben toch langs par
ticulieren weg de pogingen van Frankrijk gesteund.
De heer Tirard betuigde daarvoor zijn dank.
De president Carnot nam daarop het woord. Hij
begon met eene verwelkoming van de arbeiders der
geheele wereld en zeide verder„De vreemdelingen
zullen hier eene gastvrije stad vinden, die zich ge
lukkig acht hen in haar midden te ontvangen. Zij
zullen zien, welke waarde te heohten is aan den laster,
uit blinden hartstocht voortgesproten."
De president wees op de ontembare geestkracht,
waarmede Frankrijk zich van wreede beproevingen
heeft hersteld. Door zijne eerlijkheid boezemt het
vertrouwen in. Het vindt in zijne instellingen de
kracht om den arbeid op te wekken, den handel en
de nijverheid aan te moedigen. Het is door de
grootsche feesten van den arbeid, als die wij hier
thans vieren, dat de volken het middel vinden om
elkander meer te naderen, om elkander te begrijpen
daardoor moeten gevoelens van achting en welwillend
heid ontstaan, die niet kunnen missen een gunstige n
invloed te oefenen op de lotswisselingen der wereld
daardoor zal het tijdstip worden vervroegd, waarop
de hulpbronnen der volken en de opbrengst van den
arbeid uitsluitend alleen aan de werken des vredes
worden gewijd.
De president en zijn gevolg bezochten daarop alle
afdeeüngen. Zij werden overal met geestdrift ontvan
gen. Herhaaldelijk weerklonken de kreten: leve
Carnotleve Frankrijk leve de Republiek
De menigte was zoo talrijk, dat zelfs het indruk
wekkende der plechtigheid daaronder eenigszins leed.
Toen de president der Republiek de Nederland
sche afdeeling der tentoonstelling voorbijging, werd
het Nederlandsche comité hem voorgesteld door den
heer Berger, den directeur der tentoonstelling, die
daarbij tevens wees op de geestkracht van eene kleine
natie als Nederland oene geestkraoht welke vooral
op deze tentoonstelling bleek, daar de inzenders geen
subsidie genoten. Later ging president Carnot langs
den kampong, waar de Javanen hem groetten en
toejuichten.
Het feest te Versailles is Zondag goed afgeloopen.
Slechts één wanklank werd gehoord: oen pistool
schot op het oogenblik, dat de president der repu
bliek in een open rijtuig het Elysée verliet.
Gelukkig was het een reclame-aanslag, die, met
los kruit gepleegd, niets ergers bedoelde, dan de
aandacht van het hoofd van den Staat te vestigen
op een persoon, die zich door de overheid ver
ongelijkt aohtte.
Intusschen had de aanslag reeds dadelijk dit
■gevolg, dat president Carnot met buitengewone
geestdrift werd toegejuicht.
Het gerucht liep te Parijs, dat er een manifest