3Dr. KDujoiper,
Buitenlandsch Overzicht.
PETR0LEUM-N0TEERINGEN
POLITIEKE REDE
E>OSTEK/XJ-£llsr.
Caatzlaar Schalkwijk, te Rotterdam.
revolutie gevoelde spreker behoefte de beginselen
dier revolutie te verfoeien, hij ziet er in de myste^
riën der zonde. Zijn de antirevolutionairen dan
voor de toestanden van vóór 1789, voor den tijd
waarin de overheersching plaats vond van sommige
klassen der burgerij? Dit zij verre. De antirevolu
tionairen komen alleen op tegen de beginselen der
revolutie, doch zg willen de vrijheid van iederen
burger. Immers, zij zijn de kinderen der Calvinisten,
en terecht heefteen vertrouwd geschiedschrijver, prof.
Fruyn, aangetoond hoeveel goeds de oude Calvinisten
hebben gedaan en hoe zij voor de vrijheid hebben
gestreden. Het is waar, ook de liberalen komen op
voor de vrijheid en de rechten der burgers en daarom
als ooit het oude regime weer opkwam en er was
dan nog fierheid en moed in de liberalen, dan zou
ik mg bg hen scharen. Doch de liberalen vergeten
dèt een volk dan eerst uit vrije mannen kan bestaan,
als het zedelijk vrij is. De liberalen mogen gevoel
hebben voor vroomheid en godsdienst als schoone
zaken op zich zelve, doch zij willen dat de gods
dienst blijve buiten hetterrein van den Staat, zij
willen niet dat de Christus heersche. De antirevo
lutionairen zeggenGod regeert, daarom is alle gezag
uit God, en aan Christus is gegeven alle macht op
hemel en op aarde. Waarom heeft een vader over
zijne kinderen te zeggen? Op grond van zijn gedrag
of van het burgerlijk wetboek? Neenmaar omdat
God gezegd heeft: /,eert uw vader en uw moeder.
Voor den Koning. Als ik dit zeg dan voel ik
mij een oogenblik met u allen één, want gij allen
verheugt u over zijn herstel en dat op zoo wondere
wijze. De wetenschap had gezegd: er is geen hoop
meer, en enkele dagen later doet God als ware een
wonder en de grijze vorst vat zijn taak weer op. Ik
verzoek u daarom allen op te staan en 3 malen te
roepen: leve de Koning! Toen door allen aan dat
verzoek was voldaan, zegt spreker: Dat is dan
toch Goddank anders dan vroeger. Er is een tijd
geweest waarin de gezindheid jegens den Koning
van het liberalisme al zeer laag stond. Het was in
1845, toen de Arnfiemsche Courant van 18 Mei een
ingekleed verhaal had, dat met verandering van na
men sloeg op den toenmaligen koning en de ministers.
Het was een verhaal van Melliw II Sultan, die, lang
met het schavot gedreigd, eindelijk op het schavot
terecht kwam, terwijl zijn ministers, in het ingekleede
verhaal paljassen genoemd, naar Amerika trokken.
Dat dit .verhaal zinspeelde op Willem II, was dui
delijk. Dus deze dingen gebeuren thans niet meer,
allen scharen zich om den Koning. Doch waarom
zeg ik: voor den Koning, dus de schoolstrijd geëin
digd? Omdat in de alleszins zoo gelukkige regee
ring van onzen Koning ééne donkere plek is, name-
lgk de schoolstrijd. O, de liberalen hebben het niet
geloofd en van hun standpunt uit niet kunnen ge-
looven hoeveel de anti-rev. van hunne onderdrukking
hebben geleden. Zij hebben voor hunne scholen,
behalve hun belasting, niets betaald, terwijl wij onze
poTtie in hunne scholen betaalde en voor onze eigen
scholen bovendien een millioen per jaar. Doch er
is thans kentering. De liberalen zien zeiven hun
schuld in, en ten bewijze citeert de spreker het
Handelsblad. In '78 was het water aan de lippen.
Ons volk heeft toen gezegd: //het kan niet langer,"
en zond zijn vorst een petitionnement met 300,000
handteekeningen. De Koning, hoezeer ook leed ge
voelend over de smarten van zoovele zijner onderda
nen, kon als constitutioneel vorst niet anders hande
len dan hij deed, doch na dien tijd hebben bij alle
verkiezingen de liberalen minder stemmen gekregen.
Nu de hand der verzoening is toegestoken willen wij
hopen dat de Koning het nog beleve dat die bittere
schoolstrijd is geëindigd en de vrede hersteld.
Voor het vaderland, en daarom voor het ministerie
Mackay-Keuchenius. Het vaderland in eere! In
ons aller borst is het besef levend dat wij nog een
vaderland hebben. Daarom zeggen wij: niet voorde
provincie, niet voor eene partij, niet voor de kerk
niet voor óén stand, maar voor het vaderland. Zegt
niet, de leden der Prov. Staten zijn toch voornamelijk
voor de provincie. Dat zeggen de liberale bladen
thans ook. Maar toen in 1862 de iïberale leden der
Staten aan het verminderen waren schreef de N.R.
Courant den 16den April: vergeet niet dat uwe leden
der Staten het kiescollege uitmaken voor de lste
Kamer. Welnu, dit zeggen wij nu ook, en het ge
noemde artikel zouden wij kunnen gebruiken als wij
de woorden liberaal omzetten in anti-revolutionair.
De liberale partij zegt, het is wel goed dat de lste
en 2de Kamer van richting verschillen. Doch dit
kan niemand meenen. Wij hebben nu in de 2de
Kamer de meerderheid, wij willen die ook in de
Eerste. Thans gelijkt onze partij op een vogel, vroe
ger aan beide vlerken gebonden, nu aan één vlerk
bevrijd, doch wat baat het zoo het koord aan de
andere vlerk blijft. Wg willen onze wieken uitslaan,
wij willen toonen wat wg kunnen, wg willen bewij
zen dat het ons ernst is met de leus //niet om eene
partij." Want als onze partij zegeviert, zullen wij
er niet aan denken iemAnd te onderdrukken, maar
gelgk recht verschaffen aan allen.
Niet voor eene kerk. Het zou heerlijk wezen, als
allen tot ééne kerk konden behooren, doch dat kan
nu eenmaal niet. En daarom willen wij ook gelgk
recht voor alle kerken.
Niet voor één stand. Ons vaderland heeft Bchuld
te belijden. De gegoede burgerstand, de bourgoisie,
heeft het leeuwenaandeel géhad in de welvaart des
lauds; de vierde stand is tegen het kapitaal en tegen
den 8toom in een gedrukteu toestand gekomen. De
liberalen hebben allen tgd gehad om te verbeteren,
doch verzuimden het, 40 jaren hadden zij tijd om
den accijns op de zeep af te schaffen, doch zg deden
het niet. Laat ons daarom den tgd. Thans ver
wijst men ons in een ook hier verspreid stroobiljet,
dat wij in één jaar die accijns niet afschaffen. Is
dat billgk? Wg vragen geen 40, neen slechts en
kele jaren. Zie wat wg dat tijdperk doenStemt
daarom op de candidaten der anti-rev. partg, gg
stemt dan voor het vaderland, voor den Koning en
boven alles voor God.
Laat ieder stemmen volgens zgn beginselen en
de uitkomst zal zgn God ter eere, voor de Staten
een aanwinst, voor het Vaderland een zegen
Daarop werd gelegenheid tot debat gegeven.
De hoer Mr. J. Fortugn Droogleever vroeg het
woord en begon ongeveer aldus
Mijne Heeren 1
De geachte spreker van heden is zgn rede be
gonnen met een woord van hulde aan onzen "'Bur
gemeester. De instemming, waarmede dat woord
door de vergadering is begroet, is mg een borg
dat ik als inwonor van Gouda voor die hulde mag
dankzeggen en het compliment beantwoord door er
aan te herinneren dat ook de spreker van dezen
avond onder hen behoorde, die tot Bidder van den
Nederlandschen Leeuw werden benoemd, waarmede
geld verdienen en betalen wat hij bij verschillende
menschen schuldig was.
Is hier vroeg pl. het oogmerk om zich of
een ander wederrechtelijk te bevoordeelen, dat voor
«oplichting" wordt gevorderd? Pl. geloofde het niet
en vroeg vrgspraak.
Was zijne meening oiguist, dan beval hij zijn cliënt
aan in de clementie des rechters.
Uitspraak over 8 dagen.
op MAANDAG 13 MEI 1889,
in het Lokaal T i v o 1 ite Gouda.
Het lokaal „Tivoli" was gisterenavond stampvol
met personen van verschillende richting tot bijwo
ning van eene bijeenkomst, waarop Dr. A. Kuijper
de verkiezing voor de Provinciale Staten zou be
spreken. Ds. B. J. van den Berg opende de ver
gadering, waarna Dr. Kuijper eeh kort gebed uitsprak
om vervolgens zijne rede aan te vangen op onge
veer de volgende wijze:
Geachte Medeburgers, kiezers uil het district
Gouda Geroepen door de Anti-revolutionaire kies-
vereeniging om hier te spreken in de plaats van
deD heer van Velzen, die hior verwacht werd maar
door zijn optreden te Ridderkerk daarin verhinderd
is, ben ik gaarne hierheen gekomen. Niet om
den geheelen tijd voor mij zelf in beslag te nemen,
gaarno zal ik ook aan kiezers uit het district ge
legenheid geven 't zij tot het doen van vragen 't zij
tot het maken van bedenkingen, mits deze voort
vloeien uit de stof, die ik behandeld heb.
Voor alles is bet mij een behoefte, voor ik tot
bestrijding der liberale candidaten overga, naar oude
riddergewoonte te beginnen met een eeresaluut aan
den Goudsobeu burgemeester! (Een daverend, lang
aanhoudend applaus volgde op deze moorden van de
zijde der vergadering). Waar de heer Van Bergen
IJzendoorn weldra een jtxbilé viert en waar het
Z. M. de Koning behaagde hem tot Ridder te be
noemen van den Nederlandschen Leeuw, daar begin
ik met, voor de politieke besproking, aan den heer
van Bergen IJzendoorn als man, als burger en als
burgervader alle eer te brengen 1 Waar de Koning
vóórging, voeg ik ook gaarne mijnerzijds een woord
van waardeering voor zjjn uitstekende hoedanigheden,
maar om daar aanstonds bij te voegen: de burger
en de politieke man zjjn er twee! Ook daar, waar
ik allo eer geef aan den eersten, blijf ik volkomen
vrij in de beoordeeling van zgn politieke richting
en zonder zweem van inconsequentie zal ik toch,
met hartelijke instemming van een Lelie hoch! voor
den burgemeester, zijne politieke inzichten en be
ginselen bestrjjden. Evenmin als ik dit te Schoon
hoven gedaan heb, zal ik ook hier de personen der
candidaten bespreken, maar mij bepalen tot hunne
beginselen en wel hunne politieke beginselen, wat
ik wil vastknoopen aan deze leus: „Voor God, voor
den Koning, voor het Vaderland!» Voor God, d. i.
tegen de beginselen van de Fransche revolutievoor
den Koning, d. i. beëindiging van den schoolstrijd
voor het Vaderland, d. i. voor het ministerie
Mack».y-Kouchenius
Tegen de revolutie. Iu het eeuwjaar der Fransche
terug te nemen? Tegenover mij maakte hij geen
bezwaar er zich op te beroepen en hij zal er niet
aan denken, vrijwillig er van af te zien, bij zal aan
de belofte vasthouden."
„Dat deed hij reeds, maar ik ontweek een beslis
send antwoord. Hem het vermogen in handen geven
zou precies hetzelfde zijn als ons op genade en on
genade aan hem overgeven. Wees daarom slim
Alice, slim en behendig. Laat je geen bepaalde
belofte uitlokken, maar houd hem in de onzekere
hoop, dat je genegen bent aan mijn verlangen te
voldoen en vêrschuif het oogenblik der beslissing,
totdat de dag gekomen is, waarop het vermogen
wordt uitgekeerd."
„Dat is juist de weg, dien ik reeds heb ingesla
gen, mylord. Het valt echter te betwijfelen of hij
daarmee tevreden zal zjjn."
„Zoolang bij mij zgn klauwen niet heeft laten
zien, zal hg jou niet lastig vallen, alleen reeds de
eerbied voor je sexe zal hem verbieden andere te
handelen. Wajineor ik behalve zijn helder hoofd iets
in hem moet prjjzen, dan is het zijn gewoonte om nooit
aan de waardigheid van een dame te kort te doen."
„Ik hoop dat uw vermoeden bewaarheid wordt."
„Dat zal zeker gebeuren, wanneer je slechta je
best wilt doen om er geen verhindering in te bren
gen. Dan alleen kan met zekerheid een goede
uitslag verwacht worden.
„Ge zult iu mjj een gehoorzamepupil
vinden, mylord! reken daar vast op."
„Alzoo zijn deze onverkwikkeijjke besprekingen
afgeloopen, sprak de Lord. Hij stond op en liep
eenige malen in de kamer heen en weer. De jonge
dame volgde zijn bewegingen met de oogen, zg
kende zijn gewoonten genoeg om te weten, dat zij
nog verdere mededeelingen te wachten bad.
Inderdaad ving hij na een langere poos weer aan.
„Het is meer dan tijd, dat wij onze naaste bloed
verwanten eens bg ons noodigen, om de gelegenheid
te hebben oude kennismakingen te hernieuwen en
nieuwe keunissen op te doen. Denk je dat het beter
is een diner te geven of zal ik met het oog op
jou liever uitnoodigingen rondzenden voor een
avondpartij."
„Als het toch zijn moet, zou ifc het laatste aan
raden. Bg een avondpartjj is men altjjd vrijer in
zijn bewegingen en daarom alleen reeds ia de stem
ming vroojijker."
„Ik wensch, dat je in een toilet verschijnt in
overeenstemming met je toekomstige rijkdom. Ik
behoef niet in bijzonderheden te treden, niet waar?
Dat is alleen zaak voor dames."
„Ge zult over mg tevreden zgn, mylord."
„Ik had zelf voor een nieuw stel juweelen zorgen,
die zuilen je niet te onpas komen."
„Ik dank u, mylord."
„Ik ga dadelijk de lijst der genoodigden opmaken,
ik zal ze bij je sturen, dan kan je ze eens nalezen.
Er zullen een menigte namen op staan, die je geheel
vreemd zijn, slechts weinige zal je ervan kennen."
„Mijn geheugen is goed, ik vergeet zelden een
naam, dien ik eenmaal gehoord heb."
„Des te beter, dan kan je die er bg voegen, welke
ik vergeten mocht hebben. Tot ziens aan het diner,
kind, en houd je goed!"
Hg ging naar zijn kabinet en hield zich daar be
zig met de samenstelling van de ljjst voor de uit
noodigingen. Slechts korten tijd was hij daarmee
aan den gang, toen hij de pen neerlegde en strak
voor zich heen staarde. Het gesprek met zijn nicht
kwam weer in zgn gedachten op en daarbij woelden
hem allerlei plannen door het hoofd. Het punt
waarom alles draaide was de advocaat Carringshliff
en hoe duidelijker diens beeld hem voor den geest
kwam, hoe meer de ernstige trekken daarvan een
spottende, ja een honende uitdrukking vertoonden
alsof het lachte om de moeite, die de Lord deed
om een plan te bedenken, waardoor hg zich zou
kunnen bevrijden van den drukkenden invloed des
rechtsgeleerden.
Langer dan een half uur zat Lord Norman zoo
te peinzen, toen hij daarin gestoord werd door zgn
kamerdienaar, die kwam melden, dat de advocaat
Carringshliff verzocht toegelaten te worden.
„Verzoek dien heer dadeljjk bg mij te komen,"
beval hg met zekere haast. Hij herinnerde zich,
dat hg bg dit bezoek inlichtingen over het ontvluchte
meisje zou krijgen, dus een tijding van het grootste
gewicht.
(Wordt vervolgd
0 voorstel hem geluk te wensehen. (Een dave-
rend applaus volgde op deze woorden.) Maar daar
mede is dan ook alle overeenstemming geëindigd
Overeenstemming kan er nu eenmaal niet beslaan
tusschen hen, die op staatsrechtelijk gebied zoo in
beginsel verschillen. O voorzeker, ook wij, liberalen
hebben niets tegen de leuze voor God, voor den
Koning en voor het Vaderland I Maar de vraag is
op welke wijze dat wordt uitgelegd. De geachte
spreker idontifieerde de liberalen met de Fransche
revolutionairen van '89, maar dat is geen ge
lijkstelling,, die den toets der critiek kan door
staan. Bovendien is er wol degelijk wat goeds het
gevolg geweest van de revolutie, Dr. Kuyper zou
het niet ontkennen.
Spr. trad vervolgens in een wederlegging, nage
noeg punt voor punt, van hetgeen Dr. Kuyper
had beweordbetoogde dat hetgeen geschreven
werd in 1845 (hierbij doelende op 't gewraakte ar
tikel uit de Jrnh. Ct.) beoordeeld moet worden
naar de omstandigheden uit die dagen, toen de
onverzettelijkheid der regeering aanleiding gaf
tot hevige critiek harer handelingen en spr. ge
looft dat Dr. Kujjper, in die dagon volwassen
man geweest zijnde met de oppositie meége-
gaan zou zijntoonde aan dat in het bewuste
strooibiljet niet verweten was, zooals Dr. Kuijper
beweerde, dat diens partjj de zeep-accjjns gedurende
het óóne jaar harer regeering niet had afgoschaft,
maar wel dat de Minister had verklaard dat deze
afschaffing niet van hem te verwachten was, ofschoon
deze vóór de verkiezingen in bet program stond
vermeld, dat nageleefd zou worden, en vroeg of,
waar Dr. Kujjper er op gewezen had, dat er in den
laatsten tijd teekenen van verbetering waren waar
te nemen, die op eenige verzoening deden hopen,
het niet hoofdzakelijk aan de mannen van '48 te
danken was, dat er op zoo velerlei gebied vooruit
gang was waargenomen. Spr. had bij alle waar
deering voor de wijze waarop Dr. Kujjper gesproken
had óóne aanmerking nl. deze dat hjj telkens cou
ranten-artikeltjes, en zelfs een ingezonden stuk uit
het Handelsblad voorlas, voor don inhoud waarvan
hij dan de liberale partij verantwoordelijk stelde.
Dit na ging niet op. Als men citeeren wilde, dan
moest men uit werken citeeren van mannen als Prof.
Bujjs, Heemskerk of Fabius, maar niet couranten
artikels. De eersten hadden gezag, de laatsten niet.
Voorts had het betoog dat do Eerste Kamer moest wor
den omgezet spr. niet zeer afdoende toegeschenen,
de Eerste Kamer zou voortaan, evenmin als zjj dit
tot heden gedaan had, da door ds le Kamer aan
genomen wetten verwerpen tenzij daardoor de rech
ten van het volk oj de vrijheid van de kroon werden
aangetast Dr. Kujjper had vervolgens beweerd dat
als zjjne partjj zegevierde, zjj er niet aan denken
zou de liberalen te onderdrukken, maar geljjk recht
te verschaffen aan allen, spr. won dat aannemen,
maar waar gesproken werd van de antirevolution-
naire partjj, wou spr. 't gevraagd hebbon en hoe
denken uwe bondgenooten, de Roomseh Katholieken,
daar over Ook die hebben een stem in het kapit
tel 1 Over de hoofdzaak, die ons thans bezighoudt,
had Dr. Kujjper meende spr. weinig gesproken.
Voorzeker de bloei van het vaderland staat voorop,
maar een aerate vereischte daartoe ie*.: de bloei
van de provincie en nu is het volstrekt niet
in het belang van de provincie, dat bjj de
verkiezing voor do Provinciale Staten de politiek
zoo sterk op den voorgrond wordt gesteld. Gaat
het door, dat de hoofdwerkzaamheid der Staten ie
de verkiezing van de Eerste Kamer, dan zullen die
overigens weinig andere worden dan een Collegie,
dat de handelingen ren Gedeputeerden evoueert of
registreert en dat moet voorkomen worden I Wjj
allen weten, zegt spr. dat er andere groote belan
gen door de Staten behandeld worden, polderbelangen,
gemeentebelangen enz. waarmede de politiek weinig
uitstaande heeft en die belangen zjjn uitstekend
toevertrouwd aan de drie aftredende Leden. Spr.
toonde ten slotte aan hoezeer deze een herkiezing
alleszins verdienen en eindigde met de woorden:
Betere volksvertegenwoordigers in de Staten dan
de 8 aftredende heeren zjjn onmogeljjk te vinden I
Dr. Kuyper diende daarop van repliek; betuigde
echter eerst zjjn dank voor den gelukwensch met zjjn
benoemingtot Bidder van den Nederlandschen Leeuw.
Dat in eene gemengde vergadering, waar niet alleen
geestverwanten bjjeep waren, hem dergeljjk bljjk
wn welwillendheid werd gegeven, wae zoet voor
zgn burgerhart. Spr. braoht vervolgens hulde aan
de humane wjjze, waarop de heer Fortujjn Droog
leever hem bestreden had en trad toen in eene weer
legging van het gesprokene. Hjj had de liberalen
van dezen tjjd niet aansprakeljjk gesteld voor de
gruwelen van de Fransche omwenteling, maar er is
'"j^rlei revolutie, eene van uiterlijk gewelddadig
heden, van oproer en muiterjj en een inwendige,
waardoor wordt voorbereid dat het rad van staat
boven breogt wat beneden was an omgekeerd en
die laatste had «pr. op bet oog. Geen liberaal zou
toch ontkennen, dat zjj, in tegenstelling van de
antirevolutionairen, die alle gezag uit God doen ont
staan, de rede alt het hoogste erkennen.
Wat aangaat de quaestie van den zeep-accgns, dat de
tegenwoordige Minister die niet wilde afschaffen, kon
spr's partjj niet verweten worden, Die afschaffing
stond op het program, en al was deze minister het
daarmede niet eens, een volgend minister wellicht wel.
Dat de heer Fortujjn Droogleever en de liberalen indeze
streek de politieke kwestie bij deze verkiezing niet
op den voorgrond willen stellen, verwondert spr.
niet maar 't was nogal eigenaardig dat in andere
districten, en steeds daar waar anti-revolutionairen
uit de Stoten verwjjderd moesten worden, de politiek
wèl op den voorgrond werd gesteld I
Spr, ontkende dat hier van couranten-artikels
geen gebruik mocht worden gemaakt, wetenschap
pelijk werken citeerde men op geleerde dispuut-
college'», hier gold het een vergadering van kiezers
en dan kwam wel degelijk in aanmerking wat de
hoofd-organen der Liberale partjj hadden verklaard.
Trouwens niet alleen couranten-artikels had bij
aangehaald, ook een geschrift van de Liberalo Unie.
De verklaring van den heer Fortujjn Droogleevor
dat de le Kamer de door de 2e Kamer aangenomen
wetsontwerpen ook voortaan niet zou verwerpen
gold bjj spr, weinig; slechts eene verklaring van
de meerderheid der Eerste Kamer-leden kon hier vol
doende vertrouwen geven. Wat de gestelde vraag
betrof over het bondgenootschap met de Roomech-
Kathoiieken en hoe of de Roomsch-Katholieke bond
genooten zouden denken over de vredeliovende ver
zekeringen door spr. gegeven, er zou in dp toekomst
wel weer eens een tjjd komen dat ieder afzonderlijk
zgn weg ging, er was niets onnatuurlijks iu gelegen,
dat twee partjjen zich tijdeljjk, voor eon bepaald
doel, vereenigden. Ook de liberale pariij had inder-
tjjd met de Roomsch-Katholieken een soort bond
genootschap aangegaan en de liberale candidaten
waren toen door hen gesteand. Spr. eindigde met
den nadruk te leggen op hot feit, dat het hier wel
degeljjk een politieko verkiezing gold en de eorlijk-
heid gebiedt dat ieder liberaal den liberalen candi
daten zijn stem geeft maar dan ook ieder, die niet
tot de liberalen' behoort, onverbiddelijk de anti
liberale candidaten. stemt en niet om bijkomende
redenen de tegen-candidaten.
De heer Fortujjn Droogleever vroeg daarop nog
maals het woord en stelde kortolijk in het licht hoe
de liberalen nooit een bondgenootschap hadden aan
gegaan met de Roomseh Katholieken, zooals thans
de auti-revolutionairen, terwjjl spr. vervolgens de
kiezers op 't hart drukte dat als de aoti-liberale
candidaten gekozen werden, geen enkel Goudsch
ingezetene in de Staten zon zitting hebben. Waarom
toch hadden de anti-revolutionairen geen Gouwe
naar candidaat gesteld?
De beleefdheid tegenover de Gondsche ingezetenen
zoowel als de handigheid had dat, volgens spr. voor
geschreven. Want de Goudsohe kiezers begrijpen
toch te goed, dat het voor de belangen van Gouda
noodzakeljjk is dat in de Staten een man zitting
heeft, vertrouwd met de gemeente eu hare belangen.
Met een krachtig woord tot opwekking aan de Goud-
sche kiezers om de aftredende leden te herkiezen,
eindigde spr.
Dr. Kug'per sprak daarop nog een enkel woord,
waarin hjj erkende dat een officieel bondgenootschap
tusschen de liberalen en Roomsoh-Katholieken nooit
bestaan had, maar wel een fusie, voor de politieke
moraliteit nog wel zoo gevaarljjkOp de vergade
ring der 'anti-revolutionnairen, waar het drietal
candidaten gesteld was, waren ook afgevaardig
den uit Gouda tegenwoordig geweest en daar
gelaten of het stellen van niet-Gouwenaare
onhandig ware geweest spr's partjj hield niet van
zulke handigheden bjj eene verkiezing men had
die personen gekozen, die 't moest kans op sucoes
boden. Spr. erkende volgaarne het recht van de
liberalen om met kracht hunne candidaten de
overwinning te verzekeren, maar hjj hoopte, ja
smeekte alle niet-liberale kiezers om niet uit per-
soonljjke redenen een liberaal oandidaat te stemmen
zelfs al ware deze zijn eigen broeder, zjjn trouwste
vriend, zjjn grootste weldoener - maar eenparig
op de drie personen, door de anti-liberalen candidaat
gestald.
Daarop werd de vergadering geeloten.
De toestand in Westfalen bjjjjft ernstig. De eige
naars en direoleurón der mjjnen weigerden, gelijk
men weet, de grieven der werklieden te verhelpen,
tenzjj deze eerst de onwettighoid van hnn onderne
men erkennen en den arbeid hervatten. De werklie
den hebben nog geen besluit* genomen betreffende
dezen eisoh, dien velen hunner als te hard beschou
wen iu vergeljjking met de onzekere belofte1, welke
in het verschiet worden gesteld.
De eerste stop, die een schikking mogelijk maakt,
i' echter gedaan. De minister van binnenlandsflihe
zaken, de heer Herrfurt, heeft ten minste tot stand
weten te brengen, dat werkgevers en werklieden elk
een commissie zullen benoemen. Deze beide commis-
siën zullen zich met elkaar in betrekking stellen
en trachten tot een vergelijk te komen.
Eenstemmig spreken de Duitsehe bladen den
wensch uit, dat deze ouderhandelingen met een
goeden uitslag mogen bekroond worden. De Fos-
sische Zeiiung spreekt daarbij een ernstig woord tot
de mijneigenaars en spoort hen dringend aan zich
vooral niet „onbuigzaam" te toonen. Het liberale
blad handhaaft de vrijheid der werklieden om zich
aaneen te sluiten en zegt o. a.„De afkeer
om met de werklieden in onderhandeling te treden,
de beperking hunner vergaderingen en de zorg voor
de haudhaving van het overwicht der werkgevers
berusten op een volkomen miskenning van het
tegenwoordige arbeidsrecht en den tegenwoordigen
stand der sociale beschaving."
De National Zeitung had gehoopt dat de werk
lieden na de beloften der werkgevers den arbeid
zouden hebben hervat. Hoezeer ook verlangend,
dat de strijd worde bijgelegd, acht het nationaal-
liberale blad het toch verkeerd de werkgever» tot
onvoorwaardeljjk toegeven aan te sporen, want dit
zou ook voor andere fabrikanten gevaarlijk kunnen
worden.
De Norddeutsche Allgemeine Zeitung stelt zich
geen partij. Prins Bismarcks blad, de kalme houding
der werklieden waardeerend, spóort beide partjjen
tot toegevendheid aan en hoopt, dat aldus spoedig
een minnelijke schikking tot stand kome.
Het vooruitzicht, dat dit spoedig zal geschieden,
is echter, belaas! op het oogenblik nog niterst gering.
Wat het zeggen wil, indien in Westfalen geen
kolen wórden gegraven, kan bljjken uit de volgende
opgaven. In geheel Duitscbland wordt jaarlijks
60.000.000 ton steenkolen gegraven en daarvan
leveren de provincies Arnsberg en Dusseldorf alleen
28,000,000 ton. Bijna de helft van alle mijnwerkers
in Duitscbland vinden in Dortmund bezigheid, want
in gewone omstandigheden bedraagt het aantal mijn
werkers alleen in dit district 217.257. Ongeveer
een negende der daar gegraven kolen worden uit
gevoerd naar België, Holland en de Noordzeehavens.
Silezië levert een vierde van de kolen, welke Duitsch-
land noodig heeft, maar geeft nog geen twee derden
van hetgeen Dortmund oplevert. Na in dit district
door de werkstaking eiken dag 80.000 ton kolen
minder worden gegraven, wordt de dageljjksohe
voorraad, dien Duitscbland noodig heeft, op de helft
verminderd. Dat daardoor de prijzen stijgen ligt voor
de hand. Te "Ruhrort is zelfs 200 M. betaald per
waggon, waarvan de gewone prjjs 80 M. is. Fabrikan
ten, die dit niet betalen kannen, moeten daarom
het werk staken, want de kolen nit Engeland en
België zjjn niet zoo gemakkelijk te krjjgea. Krnpp
wordt voorzien uit Saarbrücken en ook zjjn reeds
kolen uit Engeland voor hom onderweg, die met
stoombooten der firma over Botterdam naar Essen
worden vervoerd. Te Dusseldorf, Essen en Schalke
hebben echter een paar {abrikanten hun ovens
moeten sluiten, waaiiloor bijna 3000 werklieden
hun arbeid verloren.
De wapenstilstand ter eere van de opening der
Parjjsche tentoonstelling is geëindigd. Heden komen
de Fransche Kamer en Senaat weer bjjeen. De
Kamer moet dan beginnen met de begrooting voor
1890, terwjjl den Senaat de legerwet wacht. In
den ministerraad is besloten, dat de regeering de
afdoening van beide zaken zooveel mogelijk zal
bespoedigen.
LIJST van brieven geadresseerd aan onbekenden,
verzonden gedurende de le helft der maand April
en op aanvraag bjj het Postkantoor terug te be
komen.
Verkerk, AlfenP. Kramer, W. van Golverden,
A. Kissie en J. Drukker, AmsterdamGebr. Boenaa?
Van Waddinxveen
M. van Erk, Harmeien; H. E. van Gelder, Rot
terdam.
BRIEFKAARTEN.
A. van der Veen, J. van den Broek, Amsterdam
C. Poelyoe, Deventer.
De Directeur,
VORSTEB.
van de Makelaars
De markt was beden vast.
Loco Tankfust 7.76 a ƒ7.80, Geïmporteerd
fust 7.80. September-, October-, November-
en December-levering 8.20.