Buitenlamlseh Overzicht.
Yleesch-Extract ÏS?;,£rm
KENNISGEVING.
Eene heilzame stichting'.
klimmen, alles om fraaie prijzen en premiën. Des
avonds te 8 uren begon de illuminatie en tevens de
optocht der gilden, met vaandels en fakkels, aan
welken optocht eene menigte kinderen, daartoe van
Venetiaansche lantaarns voorzien, zich aansloten. Te
10 uren 's avonds werd het feest besloten door een
schitterend vuurwerk. De feestvreugde was alge
meen, de muziek zeer goed en ieder scheidde vol
daan naar huis.
Nader bericht men ons uit Waddinxveen, dat de
Godsdienstoefeningen van den Nederlandschen Pro
testantenbond zullen beginnen met Pinksteren, /ij
zullen toegankelijk zijn voor allen, niet alleen voor
leden van den bond. De Psalmen, Evang. Gez. en
vervolgbundel zullen worden gebruikt. De eerste
Godsdienstoefening zal worden geleid door Dr. J.
Herman de Ridder Jz. van Boskoop in de bovenzaal
van den heer D. van Niekerk aan den avond van
den eersten Pinksterdag ten 6'/, ure.
In den loop van 1888 ontving het Muntcollege te
Utrecht, door tusschenkomst van den Minister van
Financiën, van het Departement van Koloniën, eene
verzameling valsche of van valschheid verdachte
muntstukken, met eenige zich daarbij bevindende
vormen, enz., afkomstig uit Nederlandsch Oost-In-
dië en aldaar van 1882 tot April 1888 in beslag
genomen. Yan de 1863 muntstokken, voorkomende
in die verzameling, werden 1848 stuks valsch be
vonden, als 275 rijksdaalders, 360 guldens, 276
halve guldens, 896 Indisohe '/«-guldens en 41 In
dische '/10—guldens.
De overige 15 muntstukken, namelijk 3 rijksdaal
ders, 6 guldens, 5 halve guldens en 1 Indische
gulden bleken echt te zijn.
«Opmerking verdient, zegt het college, dat onder
de valsche rijksdaalders werden aangetroffen 33 stuks
met het jaartal 1854, 2 met het jaartal 1866 en 2
met jaartal 1869, die alle met valsche stempels ver
vaardigd waren, geslagen, niet gegoten. Met uit
zondering van 2 rijksdaalders met het jaartal 1864
waren deze samengesteld uit een alliage van zilver,
kwikzilver en koper, houdende circa 300 duizendsten.
Het alliage kwam alzoo ongeveer overeen met dat
van do hierboren bedoelde kwikzilverhoudende rijks
daalders. De 2 overschietende rijksdaalders met het
jaartal 1854 weken, zoowel in het gewicht als in
soortelijk gewicht, van de zooeven beschreven rijks
daalders af, terwijl ze ook in samenstelling daarmede
niet overeenkwamen, daar ze bestonden uit een alliage
van koper, zink en nikkel, aan de oppervlakte ver
zilverd. Maar evenals de kwikzilver houdende rijks
daalders waren ze op sierlijke en behendige wijze
nagebootst.
«Onder de andere valsche muntstukken, welke ver
moedelijk allen gegoten, terwijl ze van verschillende
samenstelling waren, kwamen onder andere voor een
gulden en een halve gulden, bestaande uit een schijfje
koper, waarop zilveren plaatjes, voorzien van den
beeldenaar, door soldeering bevestigd waren. Nog
behoorden daartoe 600 Indisohe '/«-guldens, ver-,
zilverd tin, welke, wegens de voortreffelijke uitvoe
ring, moeten gerangschikt worden onder de zeerbe-
driegelijke namaaksels.»
De Arnh. Crt. betreurt het, dat de Statenverkie
zingen met zulk een hartstochtelijkheid hebben plaats
gehad, dat de colleges van Gedeputeerde Staten in
eenige provinciën groots verliezen hebben geleden.
Dit is des te treuriger, omdat het niet een onver-
mijdelijk gevolg was van den strijd, zooals meer
voorkomt tot het leedwezen van alle strijdende par
tijen; maar het is door de tegenpartij voorzien en
gewild. «Alle liberalen moeten uit de Gedeputoerde
Staten, al zijn ze onmisbaar, want op deze wijze
komt men ook van de liberale burgemeesters af,"
heette de strijdleuze, waaronder de groote hoop werd
aangevoerd. Dat de liberalen te Utrecht, ziende
dat in hun eigen provincie dit verfoeilijk ostracisme
stond toegepast te worden op een bekwaam en ach
tenswaardig lid van Gedeputeerde Staten, reprdtaütee
hebben genomen tegenover een clericaal lid van het
zelfde college, wie zal het afkeuren? Voor edelmoe
digheid en ridderlijkhoid laat het onbesuisd en onbe
houwen optreden van de tegenpartij werkelijk geen
plaats meer over.
Al hebben de liberalen eenige verliezen onder
gaan, de Arnh. Ct. ziet geen reden tot ongerustheid
noch vrees, dat de liberale partij al voorgoed uitge
diend heeft. Na al het misbaar, dat aan de verkie
zing van 14 Mei zulk eene groote politieke betee-
kenis heeft gegeven, is de uitslag daarvan zeer be
langrijk. Het is eene soort van plebisciet geweest over
de tegenwoordige regeeringspartjj, en als zoodanig
kan de liberale meerderheid in de Eerste Kamer,
voor wie de uitspraak vooral van beteekenis is, daarin
niets anders zien dan eene veroordeeling van de Re
geering, dan eene aansporing van de kiezers tot de
liberale elementen om pal te blijven staan, dan eene
door de verkiezingscijfers gemakkelijk te staven be
lofte voor de algemeene politieke verkiozingen van
1892. «De kiezers, door schoone beloften verlokt,
doch wier teleurstelling niet door snorkende tirades
en tale Kanaans weg te redeneeren is, beginnen, zegt
de Arnh. Crt., blijkbaar in te zien dat zij zich in
Maart 1888 op een verkeerden weg hebben laten
leiden, en dat van de toen gekozen vertegenwoordi
gers en de daama opgetreden Regeering niets anders
te .verwachten is dan desorganisatie en bederf
eene slechte lading, welke de vlag van het «Chris
telijk bewustzijn» op den duur niet kan dekken.»
Er blijken te Dordrecht valsche bankbiljetten van
vijf en twintig gulden in omloop te zijn. Toen
Dinsdag de directenr der gasfabriek aldaar een deel
der bij hem ingekomeh gelden ten kantore van den
gemeente-ontvangen defcd storten, bleek daaronder
een zoodanig valsch biljet te schuilen.
Het valsohe biijet is bij vergelijking met een echt
bankje van 25 duidelijk te onderkennen. Het valt
echter niet te ontkennen, dat het vrij goed is
nagemaakt, en men er licht mede kan inloopen. Ver
moedelijk is het niet gedrukt op steen, maar van
een olichó, vervaardigd naar de photographic van
een echt biljet Dientengovolge is de teekening
zeer correct, maar is de druk van het geheel, vooral
van hel Nederlahdsche wapen en van de vier schil
den in de hoeken, waarop het getal 25, veel scher
per en grover. De verdere kenteekenen van het
valsche biljet zijn: lo. de kleur is niet oranje maar
hard geel; 2o. het papier is dikker en minder taai;
8o. de watermerken ontbreken het woord «Nederl.
Bank» in het midden en de cijfers «25» langs beide
zjjden komen daarentegen op het valsche biljet voor
als onderdruk4o. het draagt de datum van uit
gifte 13 November 1886 en als nummer: H B
2183de cijfers bljjkon echter later, en dan nog
wel zeer slecht te zijn bijgedrukt (vermoedelijk om
andere valsche biljetten een ander volgnummer te
kunnen geren5o. de woorden van art. 232 van
het Wetboek van Strafreoht blijken afzonderlijk
gezet te zijn met versleten letter en wemelen van
fouten; zjj luiden Het in voorraad hebben of
binnen het rijk in Europa invoeren vervalsche Ne
derlandsche bankbiljetten met hot oogmerk om ze
als ech uit te geven wordt gestraft met gevange
nisstraf van ten hoogte zeven jaren. De afstand
tusschen de woorden is bovendien geheel ver
waarloosd. (7). C.)
«O God! help mo ik word nog krankzinnig!
en dan mijn arme, arme kinderen.
Zoo smeekto in hare wanhoop de nog jonge vrouw
van een handwerksman.
Zeer gelukkig was zij de eerste jaren van haar
huwelijk geweest. Wat was haar Wilhelm een knappe
flinke jonge man, trouw en goed. Hartelijk hadden
ze' elkaar lief. Hij was spaarzaam en bijna al wat
hij verdiende, ontving zij; alles? nu ja een klein
zakduitje moest er af. Voor drank? Neen, drinken
deed hij niet. Ten minste bijna niet. Zoo'n heel
enkele keer, dat wou hij wel erkennen. Want
leugens, daar hield hij zich niet meê op. Maar wat
zou dat ook Er gingen wel weken om dat hij niet»
proefde.
Goed was zijne bedoeling, maar krachtig was zijn
wil niet. Uitgelachen worden, daar had hij een
hekel aan. Later kwamen or in den winter enkele
weken van werkeloosheid. Dan ging hij wel eena
met de vrienden meê r.aar de kroeg, uit verveling.
Weer wat lator werd er wel eens wat weggebracht,
om drankduiten op zak te hebben. Eens kwam hij
wat vroemd thuis. Toen had er een droevig tooneet
plaats. Maar hij vond zijne vrouw erg overdreven.
Eenigeo tijd daarna, toen hij nergens meer werk
kon vinden, werd hjj eens thuis gebracht in zeer
kenneljjken toestand. Daarop volgde een hevig too-
neel. Zij hadden nu reods vier kinderen. De oudste
beefde al als vader thuiskwam.
Eindelijk was er broodsgebrek. De vrede en het
geluk waren reeds lang het huis ontvloden.
Doch, waartoe zullen wij die oude geschiedenis,
die helaas altijd weer nieuw is, verder verhalen f
Eens toen hij, door den drankduivel bezeten, thuis
gekomen zijne vrouw gescholden en mishandeld, en
de kinderen (waarvan bjj vroeger zooveel hield)
bjjna een ongeluk had toegebracht en daarna zijne
roes was gaan uitslapen, zat de ongelukkige vrouw
ineengezakt op haar stoel, twee uur achtereen. Wat
ze gedacht, geleden, gebeden heeft, wie zal 't zeggen
Eindelijk vloog ze op en barstte het los in dat woord
waarmeê we begonnen
O God help me ik word nog krankzinnig!
en dan mijn arme, arme kinderen.
Zij schreeuwde die woorden letterlijk uit. Op
't zelfde oogenblik werd de dronkaard wakker. Hg
hoorde dien kreot der wanhoop. Toen werd er ook
iets in hem wakker, dat lang gesluimerd had. Ook
hij bado God I verlos me van den booze I
Maar die «booze», de drankduivel, hield hem
vast met zjjue sterke klauwen. Hoe zou hij verlost
zoek brachten, en tot dit oogenblik was zü in haar
verwachting teleurgesteld. Op den avond fan het
bal had zjj hem een plaats aan haar zjjde toegestaan,
een gunst, waarom vele heeron dringend verzocht
hadden, die veel meer aanspraak konden maken. Zij
had dat ook wel overwogen, voor zij het verzoek
van Lord Rhmsdale inwilligde. Inderdaad was zjj
ontstemd dat de Lord er zoo weinig belang in stelde
de kennismaking voort te zetten, daar zij hem toch
de grootst mogelijke voorkomendheid had betoond.
Ongeveer een uur vóór bet diner was zij in den
salon gegaan, omdat de bezoeken gewoonlijk op dien
tjjd worden afgelegd. Er kwam echter niemand, zij ver
veelde zich verschrikkelijk. Telkens keek zij naar
de pendule op den schoorsteenmantel, maar 'twas of
de wijzers niet draaiden, zoo langzaam ging de tijd
voorbij. Het scheen wel of zij een eeuwigheid in
haar caueewte zat, wachtende ap lieden, die niet
kwamen. .Neen, er was niets zoo onuitstaanbaar als
dat volgen van de gebruiken der groote wereld,
waaraan men zich helaas niet kon onttrekken. Wat
zou zij doen? Zij moest wel hier blijven en wachten,
maar hoe moeielijk viel haar dat. Daar klonken
voetstappen in de voorkamer. Een rqk gegalonneerde
huisknecht opende de deur en meldde Lord Rums-
dale aan. Zij gaf een teeken en de Lord trad bin
nen. Hij werd met meer stijve hoffelijkheid ontvan
gen, dan het geval zou geweest zijn, wanneer hjj
een paar dagen vroeger gekomen was. De Lord
scheen echter van die koele ontvangst niets te be
merken. Met de vertrouwelijkheid van een oude
bekende naderde hij haar en stak haar de hand toe.
Zij durfde deze vriendelijkheid niet onbeantwoord
laten en legde daarom -een enkel oogenblik haar
vingertoppen in zijn hand. De Lord wilde ze even
zacht drukken, maar zjj trok haar hand zoo snel
terug, dat hij haar verwonderd aankeek. Ditmaal
speelde zij echter de rol van onbeschroomde en zeide
zoo beleefd mogelijk:
«Neem plaats, mylord, als ik u bidden mag.»
«Ik moet beginnen met mij te verontschuldigen,
miss Norman," begon hij, zoodra hij zat, «en in die
verontschuldiging ligt een aanklacht tegen mij-zelf.
Ik verzuimde den rechten en gepasten tijd om u te
komen begroeten, missl Dat is de aanklacht.»
«En als ik u alleen vrijspreek, mylord, onder be
ding, dat ik ook uw verontschuldiging wil hoorén?"
«De verontschuldiging zou ik u zeker aangeboden
hebben, al had ik ook niet vooruit geweten, dat ge
voornemens zjjt genade boven recht te laten gaan.
Ik wenschte niet u aan te treffen omringd door een
groot aantal bezoekers, ik verlangde een uur, dat ik
durfde hopen met u alleen te zijn.»
«Ge ziet, mylord, dat ge nw doel bereikt hebt,
maar ik moet u bekennen, dat ge mjj hier niet moer
aangetroffen had, als ge slechts een minuut later
waart gekomen. In mijn eenzaamheid verveelde ik
mjj zoo, dat ik juist van plan was naar mijn boudoir
te gaan."
«Ge wilt toch niet zoo wreed zijn, miss Norman,
mij daarmede te willen bedniden, dat mijn bezoek
u lastig en onwelkom is. Wenscht ge inderdaad
dat ik zal vertrekken, dan zal ik zulks alleen doen,
wanneer ge uw verlangen daartoe onbewimpeld uit
drukt."
«Neen mylord, tot straf voor uw lang wegblijven,
moet ge bij mjj bljjven om mjjn verveling te ver-
drjjven. Oordeelt ge dat dit een bezigheid is, een
man waardig?»
«Als een andere jonge dame mjj deze vraag stelde,
zou ik «neen» zeggen, miss Norman. Ge klaagt
over verveling en ik ben vast overtuigd dat uwe
klacht gegrond is. Ge hebt mjj bevolen die verve
ling te verdrijven. Ik ben echter te zeer met alle
menschelijke omstandigheden bekend om niet te we
ten, dat daarvoor slechts óón middel is. Het bestaat
hierin, dat men den persoon, die zich verveelt, zon
der storing van bestaande betrekkingen, verbindingen
laat aanknoopen, die door haar nieuwheid levendige
belangstelling opwekken."
«Ge hebt nooit meer waarheid gesproken dan op
dit oogenblik, mylord. Ofschoon ik den stap niet
ken, dien ge bedoelt, zoo ben ik toch nieuwsgierig
te vernemen, waarheen die voeren zou."
«Ik vind u, miss Norman, op een standpunt, dat
ge u zelf gekozen hebt en dat ver boven alle mid
delmatigheid verheven is, maarik zie u
alleen.
Wordt vervolgd.)
worden? Hij had 't al meer beproefd. Maar altijd
was hjj weer bezweken.
Hoe zou hjj er afkomen? hij wou wel, maar hjj
kon niet meer. Zijn wil was als verlamd.
Reeds meermalen had hjj om raad gevraagd aan
hen, die naar hjj meende het weten moesten. Een
predikant had hem zeor ernstig en zeer gemoedeljjk
toegesproken on goeden raad gegeven. Doch het had
niet geholpen. Een dokter had hem een geneesmiddel
voorgeschreven, 't Was evenmin gelukt. En zijne
kennissen hadden hem gezegd, de een met een
glimlach, de ander met droefheid; «och jongon daar
is geen kruid voor gewasseneens dronkaard, altijd
dronkaard."
Zoo meende hjj nu ook. Hij gaf het dan ook
maar op. Waartoe zich in te spannen? 't Hielp
immers toch niet.
Maar die wanhoop zjjner vrouw daar kon hij
toch ook niet togen
Toevallig, zooals men dat noemt, toevallig komt
hij in aanraking met iemand, die hem ernstig in
de oogen ziet on vraagtWilt gij genezen Als
je dat ornst is, dan weet ik raad. Er is een her
stellingsoord voor lijders als gij.
De ongelukkige bezetene wilde verlost worden.
Hij dankte zjjn raadgever en was bereid te gaan.
Het noodigo geld werd door dien mensehenvriend
bijeéngobracht. Ook hij wist het wel, dat voorkomen
beter was dan genezen. Maar daarom stootte hjj
den kranke niet van zich. Hjj vroeg niet: in hoever
is hier eigen schuld, en in hoever ontoerekenbaar
heid? Hij hoopte den dronkaard te genezen en
daardoor het gehoele gezin te redden.
Onze lijder vertrok per spoor en werd opgenomen
in het Toevluchtsoord voor Drankzuchtigen. Vrien-
deljjk lag dat huis, op een half uur afstands van
het naastbijgelegon station, in eene landelijke streek
te midden van heerlijk geboomte en vruchtbaar
bouwland. Vriendeljjk ook werd hij ontvangen. De
directeur, een goed en vroom man, met een hart
vol liefde voor de ongelukkigen aan zijne leiding
toevertrouwd, een man van tact en mensohenkennis,
noodigde hem uit samen eene wandeling te maken.
Al spoedig kwam het op 't verleden van Wilhelm.
Deze vertelde zjjne geschiedenis. Zacht en vrien
delijk sprak zjjn geleider hem toe en wist den eersten
lichtstraal van hoop weer in die bijna verwoeste
ziel te doen dalen.
De eerste dagen had Wilhelm het hard te ver
antwoorden. Geen jenever hoegenaamd te proeven,
niets dat naar alcohol geleek, ja dat viel hem heel
zwaar. Streng moest hjj, evenals zjjne medepatiën
ten, bewaakt worden. Geld kreeg hjj niet op zak.
Nimmer mocht hjj zonder geleide wandelen.
Het voedsel was eenvoudig, maar krrachtig on
goed. 's Morgens vroeg op. Terstond werden al de
daartoe geschikte patiënten, aan 't spitten of gras-
maaien gezet, of aan ander werk in den grooten
tuin, al naar hot jaargetijde. Dan een flink ontbjjt,
Daarna las de directeur een kort en eenvoudig woord
voor, veelal uit den Bjjbel, verklaarde wat niet
duideljjk was en liet daarop dan een woord volgen
van opwekking tot den ernst des levens, tot inspan
ning van den wilen vooral had hjj daarbij ten doel
de innerlijke drjjfveeren des harten in de goede
richting te sturen. Te veel geestelijk voedsel is ge
vaarlijk: met lepeltjes moet het worden ingegeven,
zoo meende hjj.
Meest sprak hjj met zjjne ljjders onder vier oogen,
veelal op de wandeling. Dan behoefde hjj geen alge-
meenheden te zeggen; dan ging 'tmeer van hart
tot hart. Hjj wist ook aardige, leerrjjke verhalen te
doen. De «suggestive methode» werd ook hier uit-
stekend toegepast. Gedachten, gevoelens, gezindheden
opwekken, zonder dat die dingen uitgesproken wor
den dat was zjjn Btreven.
Doch nu verder over de dagverdeeling. Do och
tend werd ook weer met fikschen arbeid doorgebracht.
Zooveel mogelijk ieder in zjjn vak, of mot datgene
waarin elk 't meost liefhebberjj hadmaar onafge
broken moest er worden gewerkt.
Na het middageten werden er lange wandelingen
gemaakt. In de inrichting was er gelegenheid tot
allerlei lichaamsoefening, waarvan bjj ongunstig weer,
en door velen ook dageljjks, onder leiding, gebruik
werd gemaakt.
Na 't avondeten werd een boeiend verhaal, soms
ook een gemakkeljjk te begrjjpen dichtstuk voor
gelezen. Daarna kon elk voor ziohzelven gaan lezen
of werden er brieven gesohreven, gedamd enz.
Toezicht werd er intusschen, ongemerkt, altjjd ge
houden. Want dat was steeds noodig. Vroeg ging
men naar bed, veelal vermoeid, om weer zeer vroeg
op te staan.
Een uitstekend medicus, tevens ervaren psychiater,
stond den directeur krachtig ter zijde. Zijn raad
en hulp moest vaak worden ingeroepen. Dio twee
werkten harmonisch zamen, om geest en lichaam te
genezen.
Of dat bij alle ljjders gelukte? Neen, lang niet
bij allenDat liet veel te wenschen over. Maar
toch, menig dronkaard verliet het asyl, geheel her
steld. En al vielen daarvan ook sommigen weer
terug, menig hunner bleek voor goed genezen te
zijn.
En onder deze onze vriend Wilhelm
Na eenige maanden mocht hij weer naar zijn gezin
terug.
Aandoenljjk was de ontmoeting. Eerst waren de
kinderen bang. Maar ze merkten 't weldra
dit was niet meer die akelige wilde man van
vroeger. Dit was vader.
Twee jaar zijn sedert verloopen. De vrede, de
welvaart, het geluk hebben hun intrek weer ge
nomen iu dit gezin. De duivel is gebannen. Het
gebed van vader en moeder beide is verhoord.
Zij is geholpen. Hq is verlost.
Wat wij hier verhaalden is niet in Nederland
gebeurd het kan in ons land ook niet gebeurd zjjn
Hoe worden hier dan geen levens, geen gezin
nen door den drank verwoest?
Ja, helaas, dat wel. Dat gebeurt ach wie zal
zeggen hoe dikwijls
Maar de genezing in een herstellingsoord voor
drankzuchtigen, bedoelden wij. Dat kan in ons
land niet, omdat zulk eene inrichting in ons land
niet bestaat. Wel in de meeste beschaafde landen
van Europa en in Amerika.
Maar in Nederland, neen.
Zulk een herstellingsoord wil men stichten.
Wilt gij een handje helpen? Lees dan eerst, vragen
wij u, indien gij niet daarmee begonnen zijt, de
circulaire van do Commissie van Uitvoering, en
verblijd haar dan met eene ruime bijdrage.
In eens of jaarlijks. Liefst allebei.
Een ruime bjjdrage?
Wij ook kennen het verhaal van het penningske
der weduwe.
Maar er zjjn er ook die veel geren kunnen:
ook die veel geven.
De inrichting die wij wenschen te stichten is
noodig, is onmisbaar. Zij moet er komen.
Help gij ons!"
't Gowenschte Asyl verrjjze spoedig, als eene ge
tuigenis van hetgeen de liefde tot den naaste,
inzonderheid als zjj haren wortel in de Hoogste Liefde
vindt, op elk gebied van practische werkzaamheid,
tot behoud en redding van het verlorene en ge-
zonkeno, in Gods kracht vermag.
Op verzoek overgenomen uit het Dagblad.
Allo Berlijnsche bladen hebben het druk over de
beteekenis van het bezoek van Koning Umberto
aan Berlyn. Zonder onderscheid van partij, behou
dens natuurlijk de clerioalen, betuigen allen hun
groote ingenomenheid met het bezoek van den Ita-
liaanschen vorst aan zijn bondgenoot, den Duitschen
keizer. Liberale bladen als de Freirinnige en de
Vouièche Zeitung gaan in dit opzicht eendrachtig
samen met de National Zeitung en do Norddeutsche
Allgemeinemaar toch is er onderscheid, in de
hulde, welke den Italiaanschen koning wordt gebracht.
By na zonder uitzondering wijden ook de buiten-
landsche bladen langere of kortere artikelen aan het
bezok aan den koning van Italië te Berlijn. De
Duitscbe, Oostenrijksche en Italiaansche voor hot
.meerendeel verheerlijken daarbij de triple alliantie,
die door do samenkomst van twee der bondgenooten
opnieuw als vredesbond bezegeld wordt. Do Fran-
schen kunnen moeilijk hun boos humeur ovor de
reia van koning Humbert naar Berlijn verbergen
onder eenige satyrieke opmerkingen over den buiten
gewonen spoed, waarmede deze souverein, de laatste
der door keizer Wilhelm bezochte vorsten, het eerst
diens bezoek beantwoordt. Te Parijs ziet men er
bovendien eene nieuwe demonstratie tegen de republiek
in van de zijde van Crispi, daar deze ontmoeting
plaats vindt in dezelfde maand, dat Frankrijk zjjn
grootsche historische worsteling voor de vrijheid
met glans herdenkt. Deze laatste veronderstelling
moge nu wellicht niet juist zjjn, zoo is de gevoelig
heid der Franschen toch zeer goed te begrijpen.
De botrekkingen van Italië met het Duits che ryk
hadden even vriendschappelijk kunnen zijn, zonder
dat de heer Crispi zoo herhaaldelijk de republiek
had behoeven te krenken en er alles op in te richten
dat de oude vriendschap tusschen beide rijken byna
in openlyke vijandschap ontaardt.
De politieke beteekenis van het Italiaansche be
zoek kwam o. a. uit door de woningen van den
Ru8sischen en den Fransohen ambassadeur te Berlijn.
Hun huizen waren niet versierd, zoodat zij scherp
afstaken bij de omgeving.
Het Fremdenblatt zegt naar aanleiding van koning
Humbert's reis naar Berlijn: Indien de verbonden
keizerrijken in het bondgenootschap met Italië eene
belangrijke aanwinst van krachten vinden en een
waarborg te meer voor het bereiken van het doel
van het verbond, Italië van zijn kant vindt er eene
verdediging in tegen elk streven, dat gericht is tegen
den tegenwoordigen staat van zaken en eene verster
king van zijne stelling in Europa. De zware offers,
welke het verbond den bondgenooten oplegt, worden
beloond door de zekerheid, dat zij zich verheugen
in een veiligen toestand, zonder welken de volken
nog meer zouden te lijden hebben. De reis van ko-
ning Humbert beteekent, dat Italië eene vredelievende
staatkunde zal blijven volgen. Hat Italiaansche volk
zal in de eerbewijzen, welke zijn koning gebracht
worden, zien, hoeveel gewicht de mogendheden hechten
aan Italie's bondgenootschap. De bewegingen die
tegen Italië wordeu gericht, en die van tijd tot tijd
zich ook in Duitschland en Oostenrijk openbarenr
wettigen geenerlei twijfel omtrent de stevigheid van
het drievoudig verbond. In werkelijkheid heeft de
staatkunde dezer mogendheden de reden van staat
tot grondslag en wordt zy door geen andere over-
weging geleid.
Gisteren aan het gala-diner betuigde de keizer
aan den koning van Italië zijn dank voor het bewijs
van vriendschap, hem door het bezoek gegeven. Ook
de troepen zijn deswege vervuld van erkentelijkheid,
waarin een gevoel van trots gemengd is. De keizer
dronk op het welzijn des konings en der koningin
van Italië en op de dappere troepen van Italië, als
ook op de onveranderlijke vriendschap tusschen de
beide staten.
De koning gaf in het Italiaansch den keizer zijn
dank te kennen voor de gesprokene woorden. Duitsch
land en Italië, sprak hij verder, zijn na het herstel
hunner eenheid een waarborg voor den'Europeeschen
vrede. Onze legers zullen begrijpen, dat hunne groot
sche roeping vervuld is. Hierna stelde de koning
een dronk in op het welzijn van het keizerlijk paar
en de keizerlijke familie en op het roemrijke Duit
scbe leger.
Ook had eerst de koning, later de heer Crispi eene
langdurige bijeenkomst met Bismarck. Zonder dat
beiden jegens de personen hunner omgeving in bijzon
derheden zijn getreden over hetgeen toen behandeld
is, hebben zij zich toch gunstig daarover uitgelaten.
Onmiskenbaar is hier de overtuiging, dat wel is
waar geen nieuwe staatkundige overeenkomst is ge
troffen, maar wel dat hetgeen reeds bestaat eenige
breiding, waarschijnlijk van militairen aard, heeft
gekregen.
Over den loep der zaken in Westfalen is men
niet geheel gerust. Verschillende mijneigenaars
schijnen geen lust te hebben zich aan de afspraak
te houden en leggen door het wegzenden van de
hoofden der werkstaking een gezindheid aan den
dag, die kwaad bloed zet en wel eens tot een
herhaling der werkstaking zou kunnen leiden. Vele
myndirecties schynen nog maar niet te begrijpen,
dat het tij veranderd is en het derhalve ook voor
hen zaak is de bakens te verzetten.
In de Franscho Kamer kwam eindelyk de mi
nister van financiën aan het woord. De heer Bouvier
verdedigde in een uitvoerige rede do financieele
staatkunde, welke by en zijn republikeinsche voor
gangers hadden gevolgd.
Door een vergelijking mot andere landen toonde
de minister aan, dat IVankjyks financieele toestand
volstrekt niet als bijzonder ongunstig mag beschouwd
worden, en daarby wees hy op den grooten voor
uitgang, die op elk gebied tijdens de republiek tot
stand is gekomen. De scholen zijn verbeterd, de
scheepvaart is uitgebreid, het verkeer door middel
van spoorwegen, post en telegraaf neemt steeds toe,
het in Fransohe ondernemingen belegde kapitaal,
groeide aan tot 7000,000,000 'kfrancs, het kapitaal,
hetwelk aan de Bank werd toevertrouwd, steeg tot
910,000,000 frs. en in de spaarbanken werd belegd
2,288,000.000 frs. op 6,692,000 spaarboekjes.
Op grond dezer gegevens betoogde de heer Bou
vier, dat do republikeinsche regeering haar plicht
jegens het land ten volle had vervuld. De heeren
d' Aillières en Amagat wilden dit bestryden, doch
de meerderheid had blijkbaar genoeg van het vruch-
telooze debat en verklaarde de algemeene beraad
slagingen voor gesloten.
JQJ bederft nooit; verbetert
en versterkt Soepen,
De BURGEMEESTER van Gouda, brengt bij
deze ter kennis van de belanghebbenden, dat door
den Heer Provincialen Inspecteur der Directe Be
lastingen enz. te Rotterdam op den 18n Mei 1889
zqn executoir verklaard
de Kohieren Nos. 11, 12, 13 en 14 van de belas
ting op het personeel dienst 1888/89.
Dat voormelde Kohieren ter invordering zqn ge
steld in handen van den Heer Ontvanger, dat ieder,
die daarop voorkomt verplicht is, zijnen aanslag op
den bq de wet bepaalden voet te voldoen, en dat