Buitenlamlseh Overzicht. Yleesch-Extract ÏS?;,£rm KENNISGEVING. Eene heilzame stichting'. klimmen, alles om fraaie prijzen en premiën. Des avonds te 8 uren begon de illuminatie en tevens de optocht der gilden, met vaandels en fakkels, aan welken optocht eene menigte kinderen, daartoe van Venetiaansche lantaarns voorzien, zich aansloten. Te 10 uren 's avonds werd het feest besloten door een schitterend vuurwerk. De feestvreugde was alge meen, de muziek zeer goed en ieder scheidde vol daan naar huis. Nader bericht men ons uit Waddinxveen, dat de Godsdienstoefeningen van den Nederlandschen Pro testantenbond zullen beginnen met Pinksteren, /ij zullen toegankelijk zijn voor allen, niet alleen voor leden van den bond. De Psalmen, Evang. Gez. en vervolgbundel zullen worden gebruikt. De eerste Godsdienstoefening zal worden geleid door Dr. J. Herman de Ridder Jz. van Boskoop in de bovenzaal van den heer D. van Niekerk aan den avond van den eersten Pinksterdag ten 6'/, ure. In den loop van 1888 ontving het Muntcollege te Utrecht, door tusschenkomst van den Minister van Financiën, van het Departement van Koloniën, eene verzameling valsche of van valschheid verdachte muntstukken, met eenige zich daarbij bevindende vormen, enz., afkomstig uit Nederlandsch Oost-In- dië en aldaar van 1882 tot April 1888 in beslag genomen. Yan de 1863 muntstokken, voorkomende in die verzameling, werden 1848 stuks valsch be vonden, als 275 rijksdaalders, 360 guldens, 276 halve guldens, 896 Indisohe '/«-guldens en 41 In dische '/10—guldens. De overige 15 muntstukken, namelijk 3 rijksdaal ders, 6 guldens, 5 halve guldens en 1 Indische gulden bleken echt te zijn. «Opmerking verdient, zegt het college, dat onder de valsche rijksdaalders werden aangetroffen 33 stuks met het jaartal 1854, 2 met het jaartal 1866 en 2 met jaartal 1869, die alle met valsche stempels ver vaardigd waren, geslagen, niet gegoten. Met uit zondering van 2 rijksdaalders met het jaartal 1864 waren deze samengesteld uit een alliage van zilver, kwikzilver en koper, houdende circa 300 duizendsten. Het alliage kwam alzoo ongeveer overeen met dat van do hierboren bedoelde kwikzilverhoudende rijks daalders. De 2 overschietende rijksdaalders met het jaartal 1854 weken, zoowel in het gewicht als in soortelijk gewicht, van de zooeven beschreven rijks daalders af, terwijl ze ook in samenstelling daarmede niet overeenkwamen, daar ze bestonden uit een alliage van koper, zink en nikkel, aan de oppervlakte ver zilverd. Maar evenals de kwikzilver houdende rijks daalders waren ze op sierlijke en behendige wijze nagebootst. «Onder de andere valsche muntstukken, welke ver moedelijk allen gegoten, terwijl ze van verschillende samenstelling waren, kwamen onder andere voor een gulden en een halve gulden, bestaande uit een schijfje koper, waarop zilveren plaatjes, voorzien van den beeldenaar, door soldeering bevestigd waren. Nog behoorden daartoe 600 Indisohe '/«-guldens, ver-, zilverd tin, welke, wegens de voortreffelijke uitvoe ring, moeten gerangschikt worden onder de zeerbe- driegelijke namaaksels.» De Arnh. Crt. betreurt het, dat de Statenverkie zingen met zulk een hartstochtelijkheid hebben plaats gehad, dat de colleges van Gedeputeerde Staten in eenige provinciën groots verliezen hebben geleden. Dit is des te treuriger, omdat het niet een onver- mijdelijk gevolg was van den strijd, zooals meer voorkomt tot het leedwezen van alle strijdende par tijen; maar het is door de tegenpartij voorzien en gewild. «Alle liberalen moeten uit de Gedeputoerde Staten, al zijn ze onmisbaar, want op deze wijze komt men ook van de liberale burgemeesters af," heette de strijdleuze, waaronder de groote hoop werd aangevoerd. Dat de liberalen te Utrecht, ziende dat in hun eigen provincie dit verfoeilijk ostracisme stond toegepast te worden op een bekwaam en ach tenswaardig lid van Gedeputeerde Staten, reprdtaütee hebben genomen tegenover een clericaal lid van het zelfde college, wie zal het afkeuren? Voor edelmoe digheid en ridderlijkhoid laat het onbesuisd en onbe houwen optreden van de tegenpartij werkelijk geen plaats meer over. Al hebben de liberalen eenige verliezen onder gaan, de Arnh. Ct. ziet geen reden tot ongerustheid noch vrees, dat de liberale partij al voorgoed uitge diend heeft. Na al het misbaar, dat aan de verkie zing van 14 Mei zulk eene groote politieke betee- kenis heeft gegeven, is de uitslag daarvan zeer be langrijk. Het is eene soort van plebisciet geweest over de tegenwoordige regeeringspartjj, en als zoodanig kan de liberale meerderheid in de Eerste Kamer, voor wie de uitspraak vooral van beteekenis is, daarin niets anders zien dan eene veroordeeling van de Re geering, dan eene aansporing van de kiezers tot de liberale elementen om pal te blijven staan, dan eene door de verkiezingscijfers gemakkelijk te staven be lofte voor de algemeene politieke verkiozingen van 1892. «De kiezers, door schoone beloften verlokt, doch wier teleurstelling niet door snorkende tirades en tale Kanaans weg te redeneeren is, beginnen, zegt de Arnh. Crt., blijkbaar in te zien dat zij zich in Maart 1888 op een verkeerden weg hebben laten leiden, en dat van de toen gekozen vertegenwoordi gers en de daama opgetreden Regeering niets anders te .verwachten is dan desorganisatie en bederf eene slechte lading, welke de vlag van het «Chris telijk bewustzijn» op den duur niet kan dekken.» Er blijken te Dordrecht valsche bankbiljetten van vijf en twintig gulden in omloop te zijn. Toen Dinsdag de directenr der gasfabriek aldaar een deel der bij hem ingekomeh gelden ten kantore van den gemeente-ontvangen defcd storten, bleek daaronder een zoodanig valsch biljet te schuilen. Het valsohe biijet is bij vergelijking met een echt bankje van 25 duidelijk te onderkennen. Het valt echter niet te ontkennen, dat het vrij goed is nagemaakt, en men er licht mede kan inloopen. Ver moedelijk is het niet gedrukt op steen, maar van een olichó, vervaardigd naar de photographic van een echt biljet Dientengovolge is de teekening zeer correct, maar is de druk van het geheel, vooral van hel Nederlahdsche wapen en van de vier schil den in de hoeken, waarop het getal 25, veel scher per en grover. De verdere kenteekenen van het valsche biljet zijn: lo. de kleur is niet oranje maar hard geel; 2o. het papier is dikker en minder taai; 8o. de watermerken ontbreken het woord «Nederl. Bank» in het midden en de cijfers «25» langs beide zjjden komen daarentegen op het valsche biljet voor als onderdruk4o. het draagt de datum van uit gifte 13 November 1886 en als nummer: H B 2183de cijfers bljjkon echter later, en dan nog wel zeer slecht te zijn bijgedrukt (vermoedelijk om andere valsche biljetten een ander volgnummer te kunnen geren5o. de woorden van art. 232 van het Wetboek van Strafreoht blijken afzonderlijk gezet te zijn met versleten letter en wemelen van fouten; zjj luiden Het in voorraad hebben of binnen het rijk in Europa invoeren vervalsche Ne derlandsche bankbiljetten met hot oogmerk om ze als ech uit te geven wordt gestraft met gevange nisstraf van ten hoogte zeven jaren. De afstand tusschen de woorden is bovendien geheel ver waarloosd. (7). C.) «O God! help mo ik word nog krankzinnig! en dan mijn arme, arme kinderen. Zoo smeekto in hare wanhoop de nog jonge vrouw van een handwerksman. Zeer gelukkig was zij de eerste jaren van haar huwelijk geweest. Wat was haar Wilhelm een knappe flinke jonge man, trouw en goed. Hartelijk hadden ze' elkaar lief. Hij was spaarzaam en bijna al wat hij verdiende, ontving zij; alles? nu ja een klein zakduitje moest er af. Voor drank? Neen, drinken deed hij niet. Ten minste bijna niet. Zoo'n heel enkele keer, dat wou hij wel erkennen. Want leugens, daar hield hij zich niet meê op. Maar wat zou dat ook Er gingen wel weken om dat hij niet» proefde. Goed was zijne bedoeling, maar krachtig was zijn wil niet. Uitgelachen worden, daar had hij een hekel aan. Later kwamen or in den winter enkele weken van werkeloosheid. Dan ging hij wel eena met de vrienden meê r.aar de kroeg, uit verveling. Weer wat lator werd er wel eens wat weggebracht, om drankduiten op zak te hebben. Eens kwam hij wat vroemd thuis. Toen had er een droevig tooneet plaats. Maar hij vond zijne vrouw erg overdreven. Eenigeo tijd daarna, toen hij nergens meer werk kon vinden, werd hjj eens thuis gebracht in zeer kenneljjken toestand. Daarop volgde een hevig too- neel. Zij hadden nu reods vier kinderen. De oudste beefde al als vader thuiskwam. Eindelijk was er broodsgebrek. De vrede en het geluk waren reeds lang het huis ontvloden. Doch, waartoe zullen wij die oude geschiedenis, die helaas altijd weer nieuw is, verder verhalen f Eens toen hij, door den drankduivel bezeten, thuis gekomen zijne vrouw gescholden en mishandeld, en de kinderen (waarvan bjj vroeger zooveel hield) bjjna een ongeluk had toegebracht en daarna zijne roes was gaan uitslapen, zat de ongelukkige vrouw ineengezakt op haar stoel, twee uur achtereen. Wat ze gedacht, geleden, gebeden heeft, wie zal 't zeggen Eindelijk vloog ze op en barstte het los in dat woord waarmeê we begonnen O God help me ik word nog krankzinnig! en dan mijn arme, arme kinderen. Zij schreeuwde die woorden letterlijk uit. Op 't zelfde oogenblik werd de dronkaard wakker. Hg hoorde dien kreot der wanhoop. Toen werd er ook iets in hem wakker, dat lang gesluimerd had. Ook hij bado God I verlos me van den booze I Maar die «booze», de drankduivel, hield hem vast met zjjue sterke klauwen. Hoe zou hij verlost zoek brachten, en tot dit oogenblik was zü in haar verwachting teleurgesteld. Op den avond fan het bal had zjj hem een plaats aan haar zjjde toegestaan, een gunst, waarom vele heeron dringend verzocht hadden, die veel meer aanspraak konden maken. Zij had dat ook wel overwogen, voor zij het verzoek van Lord Rhmsdale inwilligde. Inderdaad was zjj ontstemd dat de Lord er zoo weinig belang in stelde de kennismaking voort te zetten, daar zij hem toch de grootst mogelijke voorkomendheid had betoond. Ongeveer een uur vóór bet diner was zij in den salon gegaan, omdat de bezoeken gewoonlijk op dien tjjd worden afgelegd. Er kwam echter niemand, zij ver veelde zich verschrikkelijk. Telkens keek zij naar de pendule op den schoorsteenmantel, maar 'twas of de wijzers niet draaiden, zoo langzaam ging de tijd voorbij. Het scheen wel of zij een eeuwigheid in haar caueewte zat, wachtende ap lieden, die niet kwamen. .Neen, er was niets zoo onuitstaanbaar als dat volgen van de gebruiken der groote wereld, waaraan men zich helaas niet kon onttrekken. Wat zou zij doen? Zij moest wel hier blijven en wachten, maar hoe moeielijk viel haar dat. Daar klonken voetstappen in de voorkamer. Een rqk gegalonneerde huisknecht opende de deur en meldde Lord Rums- dale aan. Zij gaf een teeken en de Lord trad bin nen. Hij werd met meer stijve hoffelijkheid ontvan gen, dan het geval zou geweest zijn, wanneer hjj een paar dagen vroeger gekomen was. De Lord scheen echter van die koele ontvangst niets te be merken. Met de vertrouwelijkheid van een oude bekende naderde hij haar en stak haar de hand toe. Zij durfde deze vriendelijkheid niet onbeantwoord laten en legde daarom -een enkel oogenblik haar vingertoppen in zijn hand. De Lord wilde ze even zacht drukken, maar zjj trok haar hand zoo snel terug, dat hij haar verwonderd aankeek. Ditmaal speelde zij echter de rol van onbeschroomde en zeide zoo beleefd mogelijk: «Neem plaats, mylord, als ik u bidden mag.» «Ik moet beginnen met mij te verontschuldigen, miss Norman," begon hij, zoodra hij zat, «en in die verontschuldiging ligt een aanklacht tegen mij-zelf. Ik verzuimde den rechten en gepasten tijd om u te komen begroeten, missl Dat is de aanklacht.» «En als ik u alleen vrijspreek, mylord, onder be ding, dat ik ook uw verontschuldiging wil hoorén?" «De verontschuldiging zou ik u zeker aangeboden hebben, al had ik ook niet vooruit geweten, dat ge voornemens zjjt genade boven recht te laten gaan. Ik wenschte niet u aan te treffen omringd door een groot aantal bezoekers, ik verlangde een uur, dat ik durfde hopen met u alleen te zijn.» «Ge ziet, mylord, dat ge nw doel bereikt hebt, maar ik moet u bekennen, dat ge mjj hier niet moer aangetroffen had, als ge slechts een minuut later waart gekomen. In mijn eenzaamheid verveelde ik mjj zoo, dat ik juist van plan was naar mijn boudoir te gaan." «Ge wilt toch niet zoo wreed zijn, miss Norman, mij daarmede te willen bedniden, dat mijn bezoek u lastig en onwelkom is. Wenscht ge inderdaad dat ik zal vertrekken, dan zal ik zulks alleen doen, wanneer ge uw verlangen daartoe onbewimpeld uit drukt." «Neen mylord, tot straf voor uw lang wegblijven, moet ge bij mjj bljjven om mjjn verveling te ver- drjjven. Oordeelt ge dat dit een bezigheid is, een man waardig?» «Als een andere jonge dame mjj deze vraag stelde, zou ik «neen» zeggen, miss Norman. Ge klaagt over verveling en ik ben vast overtuigd dat uwe klacht gegrond is. Ge hebt mjj bevolen die verve ling te verdrijven. Ik ben echter te zeer met alle menschelijke omstandigheden bekend om niet te we ten, dat daarvoor slechts óón middel is. Het bestaat hierin, dat men den persoon, die zich verveelt, zon der storing van bestaande betrekkingen, verbindingen laat aanknoopen, die door haar nieuwheid levendige belangstelling opwekken." «Ge hebt nooit meer waarheid gesproken dan op dit oogenblik, mylord. Ofschoon ik den stap niet ken, dien ge bedoelt, zoo ben ik toch nieuwsgierig te vernemen, waarheen die voeren zou." «Ik vind u, miss Norman, op een standpunt, dat ge u zelf gekozen hebt en dat ver boven alle mid delmatigheid verheven is, maarik zie u alleen. Wordt vervolgd.) worden? Hij had 't al meer beproefd. Maar altijd was hjj weer bezweken. Hoe zou hjj er afkomen? hij wou wel, maar hjj kon niet meer. Zijn wil was als verlamd. Reeds meermalen had hjj om raad gevraagd aan hen, die naar hjj meende het weten moesten. Een predikant had hem zeor ernstig en zeer gemoedeljjk toegesproken on goeden raad gegeven. Doch het had niet geholpen. Een dokter had hem een geneesmiddel voorgeschreven, 't Was evenmin gelukt. En zijne kennissen hadden hem gezegd, de een met een glimlach, de ander met droefheid; «och jongon daar is geen kruid voor gewasseneens dronkaard, altijd dronkaard." Zoo meende hjj nu ook. Hij gaf het dan ook maar op. Waartoe zich in te spannen? 't Hielp immers toch niet. Maar die wanhoop zjjner vrouw daar kon hij toch ook niet togen Toevallig, zooals men dat noemt, toevallig komt hij in aanraking met iemand, die hem ernstig in de oogen ziet on vraagtWilt gij genezen Als je dat ornst is, dan weet ik raad. Er is een her stellingsoord voor lijders als gij. De ongelukkige bezetene wilde verlost worden. Hij dankte zjjn raadgever en was bereid te gaan. Het noodigo geld werd door dien mensehenvriend bijeéngobracht. Ook hij wist het wel, dat voorkomen beter was dan genezen. Maar daarom stootte hjj den kranke niet van zich. Hjj vroeg niet: in hoever is hier eigen schuld, en in hoever ontoerekenbaar heid? Hij hoopte den dronkaard te genezen en daardoor het gehoele gezin te redden. Onze lijder vertrok per spoor en werd opgenomen in het Toevluchtsoord voor Drankzuchtigen. Vrien- deljjk lag dat huis, op een half uur afstands van het naastbijgelegon station, in eene landelijke streek te midden van heerlijk geboomte en vruchtbaar bouwland. Vriendeljjk ook werd hij ontvangen. De directeur, een goed en vroom man, met een hart vol liefde voor de ongelukkigen aan zijne leiding toevertrouwd, een man van tact en mensohenkennis, noodigde hem uit samen eene wandeling te maken. Al spoedig kwam het op 't verleden van Wilhelm. Deze vertelde zjjne geschiedenis. Zacht en vrien delijk sprak zjjn geleider hem toe en wist den eersten lichtstraal van hoop weer in die bijna verwoeste ziel te doen dalen. De eerste dagen had Wilhelm het hard te ver antwoorden. Geen jenever hoegenaamd te proeven, niets dat naar alcohol geleek, ja dat viel hem heel zwaar. Streng moest hjj, evenals zjjne medepatiën ten, bewaakt worden. Geld kreeg hjj niet op zak. Nimmer mocht hjj zonder geleide wandelen. Het voedsel was eenvoudig, maar krrachtig on goed. 's Morgens vroeg op. Terstond werden al de daartoe geschikte patiënten, aan 't spitten of gras- maaien gezet, of aan ander werk in den grooten tuin, al naar hot jaargetijde. Dan een flink ontbjjt, Daarna las de directeur een kort en eenvoudig woord voor, veelal uit den Bjjbel, verklaarde wat niet duideljjk was en liet daarop dan een woord volgen van opwekking tot den ernst des levens, tot inspan ning van den wilen vooral had hjj daarbij ten doel de innerlijke drjjfveeren des harten in de goede richting te sturen. Te veel geestelijk voedsel is ge vaarlijk: met lepeltjes moet het worden ingegeven, zoo meende hjj. Meest sprak hjj met zjjne ljjders onder vier oogen, veelal op de wandeling. Dan behoefde hjj geen alge- meenheden te zeggen; dan ging 'tmeer van hart tot hart. Hjj wist ook aardige, leerrjjke verhalen te doen. De «suggestive methode» werd ook hier uit- stekend toegepast. Gedachten, gevoelens, gezindheden opwekken, zonder dat die dingen uitgesproken wor den dat was zjjn Btreven. Doch nu verder over de dagverdeeling. Do och tend werd ook weer met fikschen arbeid doorgebracht. Zooveel mogelijk ieder in zjjn vak, of mot datgene waarin elk 't meost liefhebberjj hadmaar onafge broken moest er worden gewerkt. Na het middageten werden er lange wandelingen gemaakt. In de inrichting was er gelegenheid tot allerlei lichaamsoefening, waarvan bjj ongunstig weer, en door velen ook dageljjks, onder leiding, gebruik werd gemaakt. Na 't avondeten werd een boeiend verhaal, soms ook een gemakkeljjk te begrjjpen dichtstuk voor gelezen. Daarna kon elk voor ziohzelven gaan lezen of werden er brieven gesohreven, gedamd enz. Toezicht werd er intusschen, ongemerkt, altjjd ge houden. Want dat was steeds noodig. Vroeg ging men naar bed, veelal vermoeid, om weer zeer vroeg op te staan. Een uitstekend medicus, tevens ervaren psychiater, stond den directeur krachtig ter zijde. Zijn raad en hulp moest vaak worden ingeroepen. Dio twee werkten harmonisch zamen, om geest en lichaam te genezen. Of dat bij alle ljjders gelukte? Neen, lang niet bij allenDat liet veel te wenschen over. Maar toch, menig dronkaard verliet het asyl, geheel her steld. En al vielen daarvan ook sommigen weer terug, menig hunner bleek voor goed genezen te zijn. En onder deze onze vriend Wilhelm Na eenige maanden mocht hij weer naar zijn gezin terug. Aandoenljjk was de ontmoeting. Eerst waren de kinderen bang. Maar ze merkten 't weldra dit was niet meer die akelige wilde man van vroeger. Dit was vader. Twee jaar zijn sedert verloopen. De vrede, de welvaart, het geluk hebben hun intrek weer ge nomen iu dit gezin. De duivel is gebannen. Het gebed van vader en moeder beide is verhoord. Zij is geholpen. Hq is verlost. Wat wij hier verhaalden is niet in Nederland gebeurd het kan in ons land ook niet gebeurd zjjn Hoe worden hier dan geen levens, geen gezin nen door den drank verwoest? Ja, helaas, dat wel. Dat gebeurt ach wie zal zeggen hoe dikwijls Maar de genezing in een herstellingsoord voor drankzuchtigen, bedoelden wij. Dat kan in ons land niet, omdat zulk eene inrichting in ons land niet bestaat. Wel in de meeste beschaafde landen van Europa en in Amerika. Maar in Nederland, neen. Zulk een herstellingsoord wil men stichten. Wilt gij een handje helpen? Lees dan eerst, vragen wij u, indien gij niet daarmee begonnen zijt, de circulaire van do Commissie van Uitvoering, en verblijd haar dan met eene ruime bijdrage. In eens of jaarlijks. Liefst allebei. Een ruime bjjdrage? Wij ook kennen het verhaal van het penningske der weduwe. Maar er zjjn er ook die veel geren kunnen: ook die veel geven. De inrichting die wij wenschen te stichten is noodig, is onmisbaar. Zij moet er komen. Help gij ons!" 't Gowenschte Asyl verrjjze spoedig, als eene ge tuigenis van hetgeen de liefde tot den naaste, inzonderheid als zjj haren wortel in de Hoogste Liefde vindt, op elk gebied van practische werkzaamheid, tot behoud en redding van het verlorene en ge- zonkeno, in Gods kracht vermag. Op verzoek overgenomen uit het Dagblad. Allo Berlijnsche bladen hebben het druk over de beteekenis van het bezoek van Koning Umberto aan Berlyn. Zonder onderscheid van partij, behou dens natuurlijk de clerioalen, betuigen allen hun groote ingenomenheid met het bezoek van den Ita- liaanschen vorst aan zijn bondgenoot, den Duitschen keizer. Liberale bladen als de Freirinnige en de Vouièche Zeitung gaan in dit opzicht eendrachtig samen met de National Zeitung en do Norddeutsche Allgemeinemaar toch is er onderscheid, in de hulde, welke den Italiaanschen koning wordt gebracht. By na zonder uitzondering wijden ook de buiten- landsche bladen langere of kortere artikelen aan het bezok aan den koning van Italië te Berlijn. De Duitscbe, Oostenrijksche en Italiaansche voor hot .meerendeel verheerlijken daarbij de triple alliantie, die door do samenkomst van twee der bondgenooten opnieuw als vredesbond bezegeld wordt. Do Fran- schen kunnen moeilijk hun boos humeur ovor de reia van koning Humbert naar Berlijn verbergen onder eenige satyrieke opmerkingen over den buiten gewonen spoed, waarmede deze souverein, de laatste der door keizer Wilhelm bezochte vorsten, het eerst diens bezoek beantwoordt. Te Parijs ziet men er bovendien eene nieuwe demonstratie tegen de republiek in van de zijde van Crispi, daar deze ontmoeting plaats vindt in dezelfde maand, dat Frankrijk zjjn grootsche historische worsteling voor de vrijheid met glans herdenkt. Deze laatste veronderstelling moge nu wellicht niet juist zjjn, zoo is de gevoelig heid der Franschen toch zeer goed te begrijpen. De botrekkingen van Italië met het Duits che ryk hadden even vriendschappelijk kunnen zijn, zonder dat de heer Crispi zoo herhaaldelijk de republiek had behoeven te krenken en er alles op in te richten dat de oude vriendschap tusschen beide rijken byna in openlyke vijandschap ontaardt. De politieke beteekenis van het Italiaansche be zoek kwam o. a. uit door de woningen van den Ru8sischen en den Fransohen ambassadeur te Berlijn. Hun huizen waren niet versierd, zoodat zij scherp afstaken bij de omgeving. Het Fremdenblatt zegt naar aanleiding van koning Humbert's reis naar Berlijn: Indien de verbonden keizerrijken in het bondgenootschap met Italië eene belangrijke aanwinst van krachten vinden en een waarborg te meer voor het bereiken van het doel van het verbond, Italië van zijn kant vindt er eene verdediging in tegen elk streven, dat gericht is tegen den tegenwoordigen staat van zaken en eene verster king van zijne stelling in Europa. De zware offers, welke het verbond den bondgenooten oplegt, worden beloond door de zekerheid, dat zij zich verheugen in een veiligen toestand, zonder welken de volken nog meer zouden te lijden hebben. De reis van ko- ning Humbert beteekent, dat Italië eene vredelievende staatkunde zal blijven volgen. Hat Italiaansche volk zal in de eerbewijzen, welke zijn koning gebracht worden, zien, hoeveel gewicht de mogendheden hechten aan Italie's bondgenootschap. De bewegingen die tegen Italië wordeu gericht, en die van tijd tot tijd zich ook in Duitschland en Oostenrijk openbarenr wettigen geenerlei twijfel omtrent de stevigheid van het drievoudig verbond. In werkelijkheid heeft de staatkunde dezer mogendheden de reden van staat tot grondslag en wordt zy door geen andere over- weging geleid. Gisteren aan het gala-diner betuigde de keizer aan den koning van Italië zijn dank voor het bewijs van vriendschap, hem door het bezoek gegeven. Ook de troepen zijn deswege vervuld van erkentelijkheid, waarin een gevoel van trots gemengd is. De keizer dronk op het welzijn des konings en der koningin van Italië en op de dappere troepen van Italië, als ook op de onveranderlijke vriendschap tusschen de beide staten. De koning gaf in het Italiaansch den keizer zijn dank te kennen voor de gesprokene woorden. Duitsch land en Italië, sprak hij verder, zijn na het herstel hunner eenheid een waarborg voor den'Europeeschen vrede. Onze legers zullen begrijpen, dat hunne groot sche roeping vervuld is. Hierna stelde de koning een dronk in op het welzijn van het keizerlijk paar en de keizerlijke familie en op het roemrijke Duit scbe leger. Ook had eerst de koning, later de heer Crispi eene langdurige bijeenkomst met Bismarck. Zonder dat beiden jegens de personen hunner omgeving in bijzon derheden zijn getreden over hetgeen toen behandeld is, hebben zij zich toch gunstig daarover uitgelaten. Onmiskenbaar is hier de overtuiging, dat wel is waar geen nieuwe staatkundige overeenkomst is ge troffen, maar wel dat hetgeen reeds bestaat eenige breiding, waarschijnlijk van militairen aard, heeft gekregen. Over den loep der zaken in Westfalen is men niet geheel gerust. Verschillende mijneigenaars schijnen geen lust te hebben zich aan de afspraak te houden en leggen door het wegzenden van de hoofden der werkstaking een gezindheid aan den dag, die kwaad bloed zet en wel eens tot een herhaling der werkstaking zou kunnen leiden. Vele myndirecties schynen nog maar niet te begrijpen, dat het tij veranderd is en het derhalve ook voor hen zaak is de bakens te verzetten. In de Franscho Kamer kwam eindelyk de mi nister van financiën aan het woord. De heer Bouvier verdedigde in een uitvoerige rede do financieele staatkunde, welke by en zijn republikeinsche voor gangers hadden gevolgd. Door een vergelijking mot andere landen toonde de minister aan, dat IVankjyks financieele toestand volstrekt niet als bijzonder ongunstig mag beschouwd worden, en daarby wees hy op den grooten voor uitgang, die op elk gebied tijdens de republiek tot stand is gekomen. De scholen zijn verbeterd, de scheepvaart is uitgebreid, het verkeer door middel van spoorwegen, post en telegraaf neemt steeds toe, het in Fransohe ondernemingen belegde kapitaal, groeide aan tot 7000,000,000 'kfrancs, het kapitaal, hetwelk aan de Bank werd toevertrouwd, steeg tot 910,000,000 frs. en in de spaarbanken werd belegd 2,288,000.000 frs. op 6,692,000 spaarboekjes. Op grond dezer gegevens betoogde de heer Bou vier, dat do republikeinsche regeering haar plicht jegens het land ten volle had vervuld. De heeren d' Aillières en Amagat wilden dit bestryden, doch de meerderheid had blijkbaar genoeg van het vruch- telooze debat en verklaarde de algemeene beraad slagingen voor gesloten. JQJ bederft nooit; verbetert en versterkt Soepen, De BURGEMEESTER van Gouda, brengt bij deze ter kennis van de belanghebbenden, dat door den Heer Provincialen Inspecteur der Directe Be lastingen enz. te Rotterdam op den 18n Mei 1889 zqn executoir verklaard de Kohieren Nos. 11, 12, 13 en 14 van de belas ting op het personeel dienst 1888/89. Dat voormelde Kohieren ter invordering zqn ge steld in handen van den Heer Ontvanger, dat ieder, die daarop voorkomt verplicht is, zijnen aanslag op den bq de wet bepaalden voet te voldoen, en dat

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2