Baitenlandsch Overzicht.
PETROLEUM-NOTEERINGEN
VERSLAG
Vereeniging Hulpbetoon aan eerUjke
en vlijtige armoede over 1888/89.
Cantzlaar Schalkwijk, te Rotterdam.
INGEZONDEN.
ec» Solonees zou reeds beslag zijn gelegd op de
bezittingen van K. T. S. en ran de 75,000
slechts 57,000 nog aannezig zijn.
Men schrijft uit het Westland
Het fraaie weder der laatste dagen is tuinder en
landbouwer uiterst welkom. De natte tijd, wel hoog
noodig voor de ontwikkeling der weilanden, begon
niet alleen den gewonen mensch te verreien, maar
rerrulde het hart ran den teelder met zorg en
kommer. De bouwman vooral zag verlangend uit
naar een koestorend zonnetje, nu de tijd van den
oogst was aangebroken.
Nu, hij mag tevreden zijn; de producten laten,
noch wat qualiteit noch wat qaantiteit betreft te
wenschen over, en wanneer het weer blijft dienen,
zal hij van ganscher harte een blij oogstlied kunnen
zingen.
En ook op zijn weiland en zijn veestapel kan de
boer met voldoening een blik slaan. Hij melkt goed
en bedingt voor goede waar ferme prijzen.
De bessenpluk is afgeloopen. Enkele tuinders
hebben nog bewaard wat ze konden en voorzeker niet
zonder moeite, want als de spreeuwen ooit verwood
hebben gestreden om de aalbessen, dan is het zeker
wel dit jaar geweest. De prijzen der bessen waren
voortdurend flink; zelfs in den natten tqd kon men
10 a 11 ot per kg. voor de roode- en 25 tot 30
ct. voor de zwarte maken. Die nu nog met deze
mooie dagen een hoekje heeft staan, zal voorzeker
goede zaken maken.
De uienteelt valt minder gelukkig uit; het beschot
is gering wegens het lange fyoge tijdperk, waardoor
de ui in haren groei gestoord wem en de prijs in
vergelijking met het vorige jaar laagwaar men in
'88 toch /2a 2.25 per baal van 50 KG. behaalde,
ontvangt men thans niet meer dan J 1.60 voor
dezelfde hoeveelheid.
Pruimen ziet men bijna niet. De fijne soorten,
die de leiboomen anders versieren, ontbreken even
zeer als de gewone gele pruim, welke voor Enge
land geteeld wordt. l)e tweede vrucht, waaronder
spruitkool hoofdzaak is, staat uitmuntend. De late
aardappelen, poters voor het volgend jaar en jammen
voor het gebruik, hebbon groote behoefte aan droog
weer wijl de ziekte tijdens de natte dagen al aan
zienlijk is voortgewoekerd. Omtrent dezen oogst
valt echter nog weinig te zeggen.
De druif staat prachtig. De raamdruiven kleuren
al. De ontwikkeling dezer heerlijke vrucht, die
voor den tuinder nog zooveel goed kan maken, kon
niet voordeoliger zijn.
Bijgeloof bij de Bussen. Toen er in de eerste
helft vnn dezen zomer ook in Rusland eene vreese-
lijkt* droogte heerschte, namen de Rdssen weer tot
allerhnnde bijgeloovige gobruiken hunne toevlucht,
om daarmee den zoozeer verlangden regen van den
hemel af te smeeken. In een der Russische bladen,
de Odessiki Listok, komt daarover het volgende voor
In een groot kerkdorp overgoot,-het volk den
geestelijke, nadat hij de mis bediend had, met water,
nadat men hem eerst op den grond had geworpen.
De priester bood tegenstand, maar dit hielp hem
niemendal. Men begoot hem zoo lang, tot hij geen
droogen draad moer aan 't lijf had.
Een ander geval van volksbijgeloof vond in het
kerkdorp Swino Kriwza plaats. Hier werd hot ge
brek aan regen toegeschreven aan den dood van een
saris en de dorpsdokter, die zich wel wilden laten
gebruiken, om bij deze plechtige gelegenheid het
getal vol te maken.
De maaltijd was reeds halverwege gevorderd;
overal aan tafel werden levendige gesprekken gevoerd,
en zelfs in dezon aristocratischen kring begonnen
allen een beetje warm te worden.
„Ik laat de politiek op hare plaats," zeide de
heer, die op de eereplaats, naast de vrouw des huizes
gezeten was; «en de marchess weet wel, dat het
maar best is, zich er niet mede te bemoeien!
jeugdige droomen! ik heb ze ook in mijn tijd ge
droomd Van al de verkeerde gewoonten uit
dien leeftjjd, is er mij slechts eene overgebleven, en
dat is; de onschuldige gewoonte om aUes te lezen,
wat mij onder de oogen komt, boeken, dagbladen,
vlugschriften, dat is te zeggen, als zij langs
den openbaren weg binnenkomen, en uitgegeven wor
den onder goedkeuring van onze superieuren. Welnu,
voor zoover ik kan inzien lieve marchess, kan ik
toch uwe overtuiging, uwe gerustheid niet deelen,
omdat j
«Ik heb niet gezegd, dat ik volkomen gerust ben,"
viel de dame in.
«Dat geloof ik wel; er is onrust genoeg om ons
heen, en dat zal niet zoo spoedig ophouden."
«Wij zijn ver, en zullen nog een tijd laug verblijven,
van die orde en rust, welken de goeden wenschen,
en die wij eenigen tijd misschien gemaakt hebben
ik zeg misschien, merk dat wel op, omdat ik den
grijsaard, die door het volk voor een „opyr», dat is
een toovenaar met een staart werd gehouden. De
oude was in 't voorjaar gestorven, en sedert was er
geen regen gevallen. Om nu aan de droogte een
einde te maken, moest men volgens het volksgeloof,
het lijk van den «Opyr" opgraven, het met water
begieten en dan van nieuws begraven. En zoo
geschiedde het, dat het ljjk van den grijsaard in
't geheim 's nachts werd opgegraven onder allerlei
tooverformulieren en bezweringen met water werd
begoten en daarna weer aan de aarde werd toe
vertrouwd. Zij die zich aan deze daad hebben
schuldig gemaakt, zijn nog niet opgespoord.
De bewoners van eenige andere dorpen verzochten
de overheid of zij eene kreeft levend mochten be
graven, omdat dit den regen tengevolge moest hebben;
het verzoek werd ingewilligd en met groote plechtig
heid vond de begrafenis van eene nog levende kreeft
plaats.
Nog een ander staalde van bijgeloof werd door
vele andere Russische bewoners gegeven. De vrouwen
gingen namelijk bij heele troepen gekleed baden
dit gebeurde in 't bijzonder op den dag van den
heiligen Johannes. De vrouwen dompelden daarbij
uit takken en bladeren vervaardigde poppen onder,
die den heiligen Johannes moesten verbeelden.
De Czar als huisondericijzer. Aan do hoogeschool
te Berlijn studeert, naar do Tagl. Rundschau weet
mede te deelen, eon candidaat in de medicijnen,
die er zich op mag beroemen, dat een geheelen tijd
lang, niemand minder dan de togenwoordigo czar
aller Russen, keizer Alexander III, zijn huisonder
wijzer was. Toenmaals was hjj wel is waar nog de
grootvorst-troonopvolger en hij oefende zjjn paeda-
gogische betrekking ook niet uit aan het hof te
Petersburg, maar te Plojeschti. Toen zich ten tijde
van den Russisch-Turkschen oorlog aldaar het
hoofdkwartier bevond, woonde de grootvorst en troon
opvolger ten huize van een der voornaamste en rjjkste
mannen van die Stad, bij den Joodschen bankier Jacob
-Jjïissem. Door Mevr. Nissem, die hare opvoeding te Pa
rijs had ontvangen en een meesterers in het pianospel
was, liet de Russische troonopvolger, die naar be
kend is, een hartstochtelijk muziekliefhebber is,
zich, wanneer hij zong, op den vleugel accompagneeren.
Op zekeren dag vroeg de troonopvolger haar, waar
om zij er zoo verdrietig uitzag. Hij had haar
zonder dat zij het gemerkt bad gadegeslagen, en
toen was hem haar verdrietig voorkomen opgevallen.
Daarop vertelde de danjö hem, hoeveel verdriet een
klein neefje, dat bij hen werd opgevoed, haar be
rokkende, daar de jongen, dio op het gymnasium
ging, voor zijn Latijnsch werk altijd do slechtste
cjjfers kroeg. «Ik zal hem wel eens helpen», zeide
daarop de grootvorst, «laat de jongen maar eens
bij mij komen!» Eu werkelijk hield de toekom
stige keizer van Rusland met zoovoel zorg het oog
op het Latijnsche huiswerk van den kleinen gym
nasiast, dat diens gewone onderwijzer verbaasd stond
over de plotselinge vorderingen van zijn leerling.
Verscheiden weken lang hield het hoofdkwartier zijn
verblijf te Plojetschti, en totdat het van daar werd
opgebroken, vervulde de troonopvolger trouw de
taak, die hij zelf op zich had genomen. De tegen
woordige enndidaat in de medicijnen, die toen 10
jaar oud was, herinnert zich nu nog lovendig alles
wat tijdens het vorstelijk verbljjf aldaar voorviel.
Zoo leed de grootvorst dikwijls aan hoofdpijn.
waren vooruitgang niet vjjahdig ben, of ooit wezen
zal. En dan, zij die er belang bij hebben om
deze rust te verstoren, wanneer zij langzamerhand
hersteld wordt, zijn talrijk, al te talrijk, en zij staan
ons te nabij.
«Vergeef mij:" hernam de andere, «een waarlijk
krachtig bestuur, moet tegenspraak lijden
overigenB bekommert het «r zich niet veel om
want daardoor groeit zijne macht, en blijft het volk
er hoog tegen opzien. En het onze is een krachtig
bostuur, ik ben de eerste om dat te vorklaren.
Do marchesa Ricciarda zag haar buurman met
ietwat onzekere blikken aan, om te onderzoeken of
hij de waarheid sprak. En zij begon weder:
„Goed, maar
„Kom, kom," viel de marchese Francesco uit, en
onwillekeurig keek hij naar den anderen kant van
de tafel, waar de districts-commissaris zat, die zich
achter zijne buren zocht te verbergen. „Ofschoon wij
hier buiten zijn, en ofschoon wij nu wij moe
ten het bestuur recht laten wedervaren veel
vrijer spreken kunnen, zeg ik toch dat, in regeerings-
zaken, het beste is, die dingen over te laten aan wie
zij aangaan. Dunkt u dat ook niet, beste Gian Ri-
naldo? zij weten wel wat zij doen moeten
„Ja, beste marchese, dat geloof ik ten minste
wel zeide haastig de heer, wiens naam wij
nu kennen.
Intusschen hield de priester, van wien allen wisten,
dat hij zeer in de gunst stond bij den heer des hui.
Wanneer er nu regen viel, snelde hjj de straat op,
ging ergens onder den drup staan en liet zich flink
nat regenen, wat hij voor een uitstekend genees
middel verklaarde. Ook bleek uit vele kleine trekjes,
hoe lief hjj de zjjnen had. Zoo had hjj in zjjn
kamer, onmiddellijk nadat hij deze was binnenge
treden, een plaatsje gegeven aan de door hem mede
gebrachte photographieën der zijnet:, en dikwjjls
zond hjj, terwijl hjj bij zjjn vader of den comman
deerenden generaal, don grootvorst Nikolaus Nikola-
jewitsch vertoefde, iemand naar de woning der
familie Nissim, om to vragen, of er ook brioven uit
Petersburg voor hem waren gekomen. Vandaar wer
den hem ook altjjd de nieuwste Russische composities
en de pas verschenen Franscho boeken nagezonden,
die hij beide als het ware terstond verslond. Toen
hjj afscheid nam, gaf hij mevrouw Nissim oen prach-
tigen armband ten geschenke, en zijn leerling, die
er toen reeds aan dacht, de medische loopbaan te
kiezen, schonk hjj eenigo in de Fransche taal ge
schreven, natuurwetenschappelijke werken met de
vermaning er bij, iets flinks te worden en, ingeval
hij hulp mocht noodig hebben, waarin of wanneer
ook, zich tot hem te wenden.
Finanoioele horvorming. Van verschillende kan
ten of door sommige organen der rechterzijde is in
den laatsten tijd geklaagd over het stil zitten van
den minister van Financiën. Ook in De Maasbode
zjjn dergelijke klachten geuit. Thans doet in dit blad
mr. A. uitkomen, dat er ten onzent op finanoieel ge
bied voor eene organisecrende hand veel te doen velt.
Het zijn, zegt hjj, vooral drie vraagstukken van groot
belang, welke op afdoening wachten. Ton eerste de
verhhuding tusschen de Nederlandsche en de Neder-
lamlsch-Indische geldmiddelen; ten tweede eene betere
regeling tusschen de Rjjks- en de gemeente-flnanciën
en eindelijk de quaostie onzer invoerrechten en accijn
zen, eigenlijk van herziening van ons geheel belas
tingstelsel met het oog op de gewijzigde handels
politiek der ons omringende Rjjken.
In dit eerste artikel houdt mr. A. zich alleen met
het ëerste punt bezig. Hjj dringt aan op wjjziging
der comptabiliteitswet, waarvan art. 4, hetwelk van
bjjdragen van Ned.-Indië aan 's Rjjks schatkist spreekt,
sedert 1877 tot eene doode letter geworden is. De
schrijver zou willen, dat men aan het departement
van Financiën de Nederlandsche staatsbegrooting post
voor post onderzocht en naging of de uitgaaf enkel
is in het belang van het moederland of alleen met
het oog op ons belang als kolonisle mogendheid op
de begrooting gebracht. In het laatste geval zou men
dienovereenkomstig een reatitutiepost moeten uittrek
ken op Hoofdstuk 1 van de Ind. begrooting. Dan
kreeg men eene zuivore, afgebakende verhouding
tusschen Nederlandsche en Indische uitgaven. Daar
mede' moest gepaard gaan eene wjjziging van de Ne
derlandsche hegrooting, waartoe de tegenwoordige
minister van Financiën reeds in beginsel besloten
heeft. Er- dient bjj de wet bepaald te worden, en
niet alleen op hot papier, welke uitgaven op het
Nederlandsche budget zullen zjjn van buitengewonen
aard. Evenals men in Duitschland kent een onlina-
rium en een extra-ordinarium, of vroeger in onze
Republiek den gewonen en den buitengewonen staat,
zoo ook moet het bjj ons tot eene dergelijke schei
ding of schifting komen. En dan moet dat nieuw
te scheppen extra-ordinarium bevatten zoowel de Ne
derlandsche als de Indische uitgaven van buitenge-
zes en zijne vrouw, aan den anderen kant der tafel
het gesprek levendig. Het liep niet juist over po
litiek; doch dikwjjls over meeningen en gebeurte
nissen die er den invloed van gevoelden; want er
was op dat oogenblik niemand, die niet in alles een
politieken grond zag. Zóó ging het in die dagen.
Don Antonio had aan zjjn buurman den proost
gevraagd, welke de rijkste prebenden van Brianza
waren; en, terwul de aangesprokene, misschien deu
kende, dat hot de zjjne was, een ontwijkend antwoord
zocht, vroeg de marchese Francesco van zjjnen kant,
of het waar was, dat er een kanonikaat bjj de dom
kerk van Milaan vacant was.
„Ja, ik geloof het ten minste," begon de priester
op den toon van iemand die wel onderricht is.
„Maar één Monsignore meer of minder bjj het dom
kapittel is niet wat, in den tegenwoordigen tijd ons
schip ik gebruik de gelijkenis van het Evange
lie veel helpen kan; wjj hebben iets andera noo
dig dan den witten mijter en koorknapen I Ook wjj
moeten Bpreken, schrijven, drukken, geen rust laten
aan wie tegen ons opstaan in ddn woord,
ook wij hebben een strjjd te voeren, een strijd van
welsprekendheid, van wetenschap; wjj moeten strij
den en overwinnen
„Dat zegt gjj wel," waagde de proost te zeggen,
om niet minder te schijnen dan zijn geleerde disoh-
genoot.
(Wordt vervoU/d.)
wonen aard. Men zou op die wijze drie begrootin
gen krijgeno. begrooting van gewone uitgaven en
inkomsten voor Nederl.-Indië 4. bcgrooting van ge
wone uitgavon en inkomsten voor Nederland o. be
grooting van bmitengewone uitgaven en inkomsten
èn voor Iqdië èn voor Nederland. Dit extra-ordi
narium zou dan kunnen gedekt worden of uit over
schotten van vroegere dienstjaren hetzij hier hetzij
in Indië, of door leening.
Deze regeling, zal menigeen zeggen, heeft veel
overeenkomst met de wetsvoorstellen, door de mi
nisters Van Bosse, Van Rees, Van Goltstein en het
Kamerlid Van Dedem ingediend tot scheiding der
financiën tusschen Nederland en Indië en alle door
de Tweede Kamer verworpen. Er zijn hier echter,
meent mr. A., belangrijke punten van verschil. Ten
eerste blijft het recht van het moederland op batige
saldo's van afgesloten Indische dienstjaren gehand
haafd. Ten tweede dient met bovengenoemde wijzi
ging der comptabiliteitswet gepaard te gaan eene
andere. De bevoegdheid van den Gouverneur-Gene
raal om Kredieten boven de begrooting te openen
dient finaal te vervallen, ook in het Indische Re-
geerings-reglement. Deze bepaling was goed in de
tjjden van gebrekkige communicatie-middelon tus
schen het moederland en de koloniën. Allerminst
zou het bij eeno regeling als die welke mr. A.
wenscht aangaan, meent hjj, èn den sleutel van 's lands
schatkist èn de beschikking over 's lands krediet in
handen te stellen van een ambtenaar, als is bij ook
zoo boog geplaatst als de Onderkoning van Ned.-Indië.
Een belangwekkend geval van „gedachtenlezen"
werd dezer dagen voor het provinciaal gerechtshof
te Budapest behandeld.
De beschuldigde een levendig manneke, stond
bekend onder den naam van „Do toovenaar-Rob-
byn» of „De gedschtenlezer van Czernowitz." Men
beschuldigde hem, dat hjj den bediende van een
winkelier een gulden had afgezet.
Op de tafel voor den rechter lagon de bewjjzen
bestaande in een aantal papieren met hiëroglyfen
overdekt, twee deelen van den Babylonischen
Talmud en een pakje circulaires van den volgenden
inhoud„Ik kan den naam, het beroep, het ver
leden en den toekomst lezen op het gelaat van
ieder mensch. Ik kan zjjn gedachten lezen en hem
goeden raad geven en vooral in zaken, welke be
trekking hebben op de liefde, het huiselijk geluk,
verschillende ziekten en het reizen."
De eerste vrsag, welke men den gevangene stelde,
was eene naawkeurige beschrijving te geven van
den aard van zijn beroep.
Gevangene. Ik ben een „gedachten-lezer". Voor
mij bestaan geene geheimen. Door middel der
wiskunde kan ik elks gedachten lezon. Dat is de
zoogenaamde „Talmudische kunst." Ik ben nu bezig
een belangrijk werk te schrijven, dat spoedig het
lioht zal zien.
De Rechter: Vindt gij op deze wijze je be
staan
G. Zeker.
R. Kunt gq het hof eeno proeve van je kunst
geven
G. Waarom niet P
R. Zeg mij dan hoevele documenten er in deze
lade zgn, waarop ik mjjue hand houd.
G. Wacht even, als je blieft. Neem nu een
gedeelte der papieren en leg ze ter zijde, en laat
mij dan een blik slaan op de overbljjveode.
Daar hoeveel hebt u er op zijde gelged?
R. Vijftien.
li. (Zonder een oogenblik te aarzelen)Dan waren
er een-en-dertig in het gohoel.
R. Zeer juistgij hebt het geraden.
Thans volgde er eene woordenwisseling tusschen
den aanklager en den gevangene, waarna de jury
eene kortstondige beraadslaging hield. Toen de
reohter op het punt stond het vonnis uit te spro
ken, riep de beschuldigde „Ik heb alwéér zjjn
gedaohten gelezen, hij wil mij vier dagen gevan
gen istraf opleggen!»
R. Zeer juist. Gjj hebt alweer gelijk. Gjj moet
vier dagen gevangenistraf ondergaan.
Laat ons nu de volgende zaak behandelen.
DER
Het is ons een aangename plicht U ons jaar-
ljgksch Verslag aan te bieden.
Uwe deelname en medewerking toch, droegen er
zoo veel toe bij, om onze Vereeniging in stand te
houden, en daartoe menige huismoeder werk te ver
schaffen.
Weinig vorandering vond er in onze bemoeiingen
voor de Vereeniging plaats.
Een aangenamen avond kondon wjj wederom aan
Cf
dertien jongelieden aanbiedep, die één jaar in den
zelfden dienst of betrekking werkzaam geweest zijnde,
tot belooning kleedingstukken ontvingen, waarkoor
zij zich recht dankbaar betoonden.
Met de loterij waren wij ook zeer gelukkig, het
aantal loten bedroeg wederom meer dan de vorige
jaren, 820 loten werden ditmaal geplaatst, wij be
velen deze onze verloting opnieuw in de welwil
lendheid onzer stadgenooten aan. Zeer veel goed
wordt hiermede gedaan, aangezien wij dan in staat
gesteld worden aan vele behoeftige vrouwen werk
te verschaffen. Niettegenstaande den geringen ver
koop van de depéts zoowel hier als in IJsselmonde
kon er toch aan naailoon worden uitbetaald/354.28',
breiloon 12.80, voor het uitreiken aan kleeding
stukken 158.57, verkocht on besteld werk 699.95,
eetwaren en brandstoffen 69.25, ondersteuning aan
zieken 42.23 en onderricht in 't naaien 40.
Nog werden wij verblijd met eene niet onaanzienlijke
bestelling voor de opgerichte Volksgaarkeuken alhier.
Wjj eindigen deze, onze Vereeniging Hulpbetoon
in Uwe voortdurende ondersteuning aanbevelend en
tevens met hartelijke dankzegging voor de genoten
medewerking.
A. WERNINKvan Ravestiiin, Pres.
G, W. de JONG, Seer.
Gouda, Augustus 1889.
De Engelsche bladen heeien keizer Wilhelm, den
eersten keizer van het Duitsche rijk, dio Groot-
Britanuië bezoekt, welkom op Engeland's bodem.
Toen de keizer naar de baai van Osborne stoomde,
moest 's keizers jacht, de *Hohenzollern" met het
Duitsche eskader de rijen der geheeie Engelsche
vloot, welke voor de groóte revue by Spitbead ligt,
voorbystoomen en werd door deze zeekasteelen met
een donderend salvo uit hun vuurmonden begroet.
De officieuze Morning-Post acht dit den besten
welkomstgroet, die den keizer kon worden gegeven.
Engeland heeft niets te vreézen van het groote
Duitsche leger, evenmin als* Duitschland van de
Engelsche vloot, maar de indruk, dien de Engelsche
vloot op den Duitschen keizer zal maken, moet hem
doen zien, dat ook Engeland een te waardeeren
bondgenoot is voor het Rijk, hetwelk als de beste
waarborg voor het behoud van den Europeeschen
vrede wordt beschouwd.
Te ruim half vyf passeerde zijn jacht Hihenzol-
lertt, gevolgd door een Duiisch eskader, het vuur
schip aan den ingang der haven van Portmouth.
Het koninklijk jacht Osbornemet den prins van
Wales aan boord, was reeds bij het vuurschip aan
gekomen; evenzoo vele pleizierstoombooten en par
ticuliere dachten, die meerendeels met veelkleurige
vlaggen prijkten en de Duitsche nationale liederen
lieten weerklinken. Bij de nadering losten de Duitsche
oorlogschepen saluutschoten, die weldra door het
driedubbel voor Portmouth ten anker liggend Engelsch
smaldeel beantwoord werden. Dip Duitsche keizerin
admiraalsuniform, met de Kousénbandorde getooid,
stond op het dek vnn de Hohenzollem, omringd door
zijne officieren. Bij het koninktiik stoomjacht Osborne
aangekomen, salueerden de keiMr en de prins elkan
der, daarna begonnen de twee vorstelijke jachten,
gevolgd door tallooze vaartuigen, hunne evenwijdige
vaart naar Osborne door "jen geankerde Engelsche
schepen, welke heden zonden deelnemen aan de
wapenschouwing der Engelsche oorlogsvloot. Allen
heschen de Duitsche vlag, terwijl de matrozen op de
raas en de roodgerokte mariniers op het dek in ge
lederen stonden. Overal weerklonken de Engelsche
en Duitsche volksliederen. Voor Osborne herhaalden
de Duitsche oorlogsbodems de saluutschoten. Nauwe
lijks geankerd kwam de Engelsche kroonprins aanj
boord van de Hokenzoüem om den keizer te begroetend
Zq begaven zich daarop naar de gereed staande hoP
koetsen, die hen langs den met troepen afgezetten
straatweg naar Osborne brachten. Hier werd de
keizer door de koningin en den premier, lord Salis
bury, verwelkomd. Koningin Victoria omhelsde haar
kleinzoon herhaaldelijk,' kuste hem op beide wangen
en heette hem hartelijk welkom. Zij benoemde
Duitsohland's keizer tot admiraal der Britsche vloot.
Dit is de hoogste graad die verleend kan worden
en slechts zelden aan vreemde vorsten wordt ge
schonken.
Hoe vredelievend de natiën tegenwoordig gestemd
zijn, mag blijken uit de wijze, waarop de Creten-
sische zaken behandeld worden. De Cretensers en
hun vrienden op het Balkan-schiereiland doen hun
best de zaken zoo akelig mogelijk voor te stellenen
over de wreedheden der Muzelmannen uit te weiden,
maar de diplomaten nemen dat nogal heel leuk op en
verklaren ronduit, dat de opstand niet veel beteekent.
De tijd, dat men door ijselijke verhalen van Bul
garian horrors'» de publieke opinie in heel Europa
in beweging bracht, is voorbij, en tot de Panhelle-
nistische sympathieën der Cretensers doet men het
zwijgen. Do Engelsche premier neemt de oefl# de
beste gelegenheid te baat, om openlijk te verklaren,
dat Engeland Creta uiet begeert en ook de afschei
ding van het eiland van Turkije niet wenscht. En
als de «Times" meent te mogen vertellen, dat
Frankrijk gunstig gestemd is voor een aanhechting
van het eiland aan Griekenland en dat het bezoek
van den Koning der Hellenen te Parijs aan deze
affaire nffet vreerad is, vindt men de officieuse //Temps"
terstond gereed om zoowel het een als het ander op
de meest positieve wijze tegen te spreken.
De algemeene beraadslagingen over de arbeidswet
worden in do Belgische Kamer nog dagelijks voort
gezet. Het blijkt, flat het doctrinaire liberalisme,
op grond van een onjuist vrijheidsbegrip afkeerig
van alle regeling, in België nog weliger tiert dan
bij ons. Een uiterste op dit gebied werd vertoond
door den heer Pirmez, die uit naam van de vrijheid
geen enkele beperking wilde. De heer Bara gaf
althans toe, dat uitputting van jeugdige krachten
verboden moest worden, maar van eenige beperking
van vrouwenarbeid wilde ook hij niet weten. De
discussie kan nog lang duren.
De Oostenrijksche Minister van Binnenlandsche
Zaken heeft het Duitsche schoolverbond, door den
befaamden Von Schönerer opgericht, en dat ver
takkingen heeft in geheel Oostenrijk, ontbonden,
op grond van zijn anti-semitische en anti-nationale
strekking.
van de Makelaars
De markt was heden onveranderd.
Loco Tankfust 8.85. Geïmporteerd fust/8.90,
September-, October-, November- en December-
levering 8.95.
Mijnheer de Redacteur
Beleefd verzoek ik U plaatsing van het onder
staande.
Naar aanleiding van het ongeluk* hedennacht
voorgevallen op de tramlijn GoudaBodegraven,
wonsch ik een paar opmerkingen te maken, die naar
ik hoop aanleiding zullen geven tot verbetering van
eenen bestaanden toestand.
Ik zal niet bespreken of hier eigen schuld of die
van anderen in het spel is.
Het ongeluk is daar, en nu is volgens myn be
scheiden wijze van zien de vraagOp welke wijze
kan een ongeluk voor het betrokken individu tot
een minimum gereduceerd worden? Het antwoord
hierop is zeer eenvoudig: dat er al datgene zal ge
schieden 'wat niet alleen de kunst maar wat voor-
loopig moet geschieden tot er bevoegde hulp komt.
Wanneer wij nu voor 't feit staan dat in het laatste
ressort niets gedaan is om de ongelukkige te helpen
dan is het meer dan tijd te onderzoeken waaraan het
te wijten is, dat er niet is voldaan aan die eerste
behoefte, aan die eerste hulp.
Ik zal in het kort (afgezien van dit geval, reeds
vroeger heb ik fer op gewezeri) mijne opmerkingen
geveu
le. moest er op het politie-bureau steeds een bran
card beschikbaar zgn. In het onderhavige geval
moest de brancard eerst op het ziekenhuis worden
gehaald wat zeer veel tijd kost, vooral omdat het
personeel om het te besturen niet aanwezig is (er
zijn menschen voor aangewezen die in verschillende
wyken van de stad wonen.) Ik behoef niet te
zeggen hoeveel tyd het kost eer een patiënt in het
r ziekenhuis komt.
2®. moest tevens op het politiebureau een ver-
bandkist tegenwoordig zyn dio al datgene bevatte
wat als eerste hulp bij verbranding, verdrinking,
verhanging, verwonding enz. noodig is.
8®. wat zeer noodig ishet politie-personeel
moest door een deskundige worden onderricht in
het verstrekken van die eerste hulp.
In meerdere maar vooral in dit geval is het weder
gebleken dat de politie ten eenenmale onbekend
was met de meest eenvoudige hulpmiddelen. Ik
durf te verklaren dat, wanneer er slechts iemand
was geweest die eenigszins op de hoogte was, de on-
gelukkige waarschijnlijk het leven niet had behoeven
te verliezen. Wat is er niet een tjjd verloren met
het onder behandeling brengen van den man waarom
niet per extra-gelegenheid een deskundige geroepen,
die met het noodige voorzien ten minste de eerste
hulp kon verleenen. Het gerucht dat mij ter oore
kwam als zou er heelkundige hulp by zyn geweest,
kan ik niet gelooven, de toestand waarin de man tot
mij kwam (bij was onder het vervoer overleden) was
tout court schandelijk, zonder eenig verband en zon
der maar genoeg, het overige laat zich er
bij denken, dien man was de rechter voet en het
onderste gedeelte van het been verbrijzeld.