te Ao1* Bnltenlanüsch Overzicht. Del h|u KEXXISGEEIJMG. achttien maanden een kleine villa aldaar. Ze waren niet rjjk en wedden bij de wedrennen om hare schul den te betalen. In den laatsten tijd was de uitslag dier speculatiën niet gunstig geweest en ondanks den verkoop van een prachtig ameublement, konden zij niet beletten dat op hare goederen beslag word ge legd. Toen de deurwaarder ook beslag wilde leggen op hetpaard, waarmede de dames gewoonlijk naar de wedrennen reden, dreigde de oudste het liever te willen neerschieten dan toe te laten, dat het ver kocht werd. Dit gesprek had Zaterdag plaats, en toen Maandag 11. weder een der schuldeischers aan het tuinhek belde, werd hem niet opengedaan. Hij ontdekte nu dat een weinig rook uit de reten van de deur opsteeg en waarschuwde de brandweer. De deur werd met geweld geopend en nauwlijks was dit geschied of de vlam sloeg naar buiten. Eerst na een uur mocht het den brandweermannen gelukken naar binnen te dringen, waar hun een vreeselijk schouwspel wachtte. In een der kamers lagen twee dames half verkoold en in een ander vertrek vond men de derde geheel verbrand in haar bed. In de handen van Maria bevond zich een revolver, waarvan alle schoten gelost waren. Onder de tafel lag een hond, gedood door een revolverschot, daar naast een kat en in den stal lag het paard, eveneens door een revolverschot getroffen. Men vond twee portemonnaie8, de eene was leeg, de andere bevatte 85 centimes. Behalve drie brieven, aan den burgemeester, den commissaris van politie en aan den administrateur van de villa, werden geen papieren gevonden. De dames Cuvelier hadden geen vrienden of ken nissen en leefden geheel afgezonderd. De eene ver zorgde het paard, de ander deed het huiswerk en de derde werkte in den tuin. Als ze uitreden, stuurden ze zelf en niemand mocht ooit binnen het hek komen. Staten-Generaal. Tweede Kameb. Zitting van Donderdag 5 September. Art. 26 der onderwijswet omtrent de minimum- tractomenten met het daarop voorgestelde amende ment Hartogh c. s. word na eenigo discussie op voorstel van den heer Zaaijer aangehouden tot art. 45, omdat de aanneming van het amendement gelegenheid geven zou om ook de rijksbijdrage beter te regelen. Art. 28 lokte eene breedvoerige discussie uit. En toch betrof het niet een hoofdbeginsel dor wet, maar de benoeming van onderwijzers d. i. de quaestie der vergelijkende examens. De regeering had in haar tegenwoordig voorstel een middenweg bewan deld door de examens af te schaffen, behalve voor het geval dat er tusschen Burg. en Weth. eener gemeente en den districtsschoolopziener geene over eenstemming bestaat. In beginsel was de groote meerderheid het met de Regeering eens, maar men bracht veel tijd zoek met kleinigheden. De heer Vermeulen wilde geen maximum of mi nimum van het aantal voor te dragen personen; de heer Kerdijk vreesde dan voordrachten van één per soon en wilde wel een minimum van drie, maar geen maximum; de minister handhaafde haar minimum van drie 'en haar maximum van vijf. In den geest van den heer Kerdijk werd met 81 tegen 12 stem men beslist, nadat eerst door een araendement Van der Kaaij c.' s. was uitgemaakt, dat het vergelijkend examen voortaan heeten zou «vergelijkend onderzoek naar de geschiktheid der candidaten." De bedoeling dezer wijziging was goed, daar men wilde voorkomen dat het vergelijkende examen een vermeerderde en verbeterde editie is van het akte-examen. Toch is het de vraag of de naamsverandering ook de zaak zelvb zal verbeteren. Intusschen is thans voorge schreven, dat een algemeene maatregel van bestuur de noodige voorschriften en regelen geven zal om in den geest van het voorschrift zooveel mogelijk gelijke handelwijze bij het examineeren te waarborgen. Na aanneming van een paar artt. zonder noemens waarde gedachtenwisseling (ontslag van onderwijzers en voorloopige voorziening in vacatures) ontspon zich een debat tusschen den heer Van Houten eenerzijds en de heeren Schaepman, Lohman en den minister anderzijds over de bekende neutraliteit der openbare sdhool. Ook hier gold het een verandering van woorden, die, waren ze aangenomen, luttel verande ring in de practijk hadden aangebracht. Men weet, dat het artikel verbiedt iets te leeren, te doen of toe te laten wat strijdig is met den eerbied aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden ver schuldigd. De heer Van Houten wilde lezen«Het onderwijs wordt gegeven met inachtneming van den eerbied aan de godsdienstige begrippen van anders denkenden verschuldigd. De onderwijzer onthpudt zich van iets te doen of toe te laten wat met dien eerbied strijdig is." DÓ discussie, schóón niet on belangrijk, was van weinig practisch nut. In de praktijk kan het artikel niet anders worden opgevat, dan dat zooveel mogelijk zorg wordt gedragen, dat geen bepaald godsdienstig getint onderwijs wordt ge geven en dat godsdienstige gevoeligheden worden ont zien. Het is niet wel in te zien, dat de misschien theoretisch juistere formuleering van den heer Van Houten aau die practijk een andere richting zou geven. Ten slotte trok de heer Van Houten ziju amende ment in en begon de discussie over art. 46, adat de rijksbijdrage aan de gemeenten regelt. De heer Huber vulde in eone groote rede zijne bekende no& over de Friesche gemeenten aan en vroeg ten behopve der zwaar gedrukte gemeentekassen eene hoogere bijdrage uit de rijkskas. Niet onduidelijk liet hij dóórsche meren, dat de rechterzijde dit doen moestvom te voorkomen, dat Friesland weer «om" ging eh naar de liberale vaan terugkeerde. Hoewel in vriendschappelijken vorm voorgedragen, was deze rede voor de Regeering alles behalve aan genaam, want haar systeem van Rijksbijdrage in de kosten voor eiken verplichten onderwijzer is expres- 8elijk ingevoerd, om toepasselijk te kunnen zijn op de bijzondere scholen. Wordt nu voor de openbare scholen tot eene percentsgewijze vergoeding terugge keerd en dit nog wel van 50 pet. dan valt het geheele stelsel der voorgedragen wot in duigen. Doet de Regeering dit niet en zij zal het niet doen daD zal zij hebben te antwoorden op de moeielijke vraag door don Dokkumschen afgevaar digde gesteld, op welke wijze zij den Frieschen gemeen ten wil te hulp komën, die nu reeds zoo zwaar gedrukt zijn, wier toestand hier en daar volkomen onhoudbaar is, en wier financieele lasten door deze wet nog verergerd zullen worden. De minister van financiën, de vroegere mede afgevaardigde van den heer Huber, die bij de rede tegenwoordig was, zal natuurlijk zijne plannen moeten bloot leggen. De vorige Regeering heeft, toen zij de Rijks financiën niet in orde kon brengen, den last voor een groot deel op de gemeenten geworpen, de tegenwoordige Regeeringzou weder het tegendeel kunnen doen, maar op doze wijze komt men er niet; eene afdoende financieele regeling is dringend noodig, hetzij dan dodr dezen minister, hetzij door een ander. In het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem zal gedurend^i eenigen tijd eene collectie borduur werken zijn 'tentoongesteld, die zich, zoowel door fraaie bewerking als dopr verscheidenheid van teeke- ning kenmerkei! en voorzeker dubbel belangstelling zullen wekken, wanneer men weet, dat zij zonder eenige voorbereidende oefening werden vervaardigd door vrouwen en meisjes van den Mohajerschen, een nog bijna wilden, volksstam. Uit het zuiden van 'Rusland verdreven, vonden de Mohajers eene schuilplaats in Turirije, waar zij als nomaden rondzwerven en door bedelen in hun on derhoud trachten te voorzien. Met het doel in dezen treurigen toestand verbetering te brengen hebben vo<5r korten ,tijd eenige dames de handen ineengeslagen en, het aangeboren talent voor fijn borduren1 der Mohajeitoche vrouwen kennende, hebben zij haar zijden en anupre grondstoffph' verschaft om op deze in ha^r jonderhoud twwoorzien. Dat deze po# met peij goeden uitsufig worden bekroond,, geti do tentoongestelde^ böduu^werken, van Felice i vele ten voordeelt qjfr vervaardigsters fyerden j prjs voor^ker ïen dat delgrondst^ffen Órkifig dikwijls veel tijd eii ilangsteUen|en erjiflijfheb kocht J en waarvan is, in (aanmerking gei kostbajhr zijn en de b( De 8takken zijn voor in het Museum esteld. tegen Het verblijf van doi^Shhh ne ^eek te |Weenen en Pest hi matigö1 pftjien vel ft do^iShhh van |jp a jenen i zich een Fe tïrlijke schatkist zoowat 100,000 fl etA gevolg vanNasr-Edin bevindt generaal, die Overtuigd is geworden van eenet< sche rekening voor geleverde kanonnón te nobl ingediend. De Shahis over dit bedrog zóó lei toornd geworden, dat hij den óntrouwen dienaar ter dood veroordeelde, wélk vonnis in Theheran zal worden voltrokken. Van den ongelukkigen Per- ziaan kan men met juistheid zeggen, d^t hot zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangt. Aan fooien heeft do Shah te Weenen 6000 fl. en te Pest 4000 fl. uitgegeven. Chineezen hebben den naam van vasc te slapen, maar negers kunnen dit ook. Een New-Yorksch blad verhaalt van een neger in Georgië, die aan den kant van een spoorweg ging liggen slapen, al slapende van een helling afrolde, tot vlak naast de rails en zelfs niet ontwaakte, toen de trein onder schel gefluit, rakelings langs hem reed. De machinist had den man zien liggen, maar te laat, en de trein hield eerst stil, toen men hem een eindweegs voorbij was. Allen liepen nu naar de plaats, waar de ongelukkige moest liggen, die, naar men meende, verpletterd was, en men vond hem rustig slapend. Hij bleek geheel ongedeerd te zijn, en eerst toen hot treinpersoneel, dat ter wille van den slaper zooveel angst had uitgestaan, hem een duchtig pak slaag had toegediend, was hij volkomen wakker. Een mislukte executie had dezer dagen te Berljju plaats. Een der twee reuzenolifanten, die do prins van Wallis aan den Thiergarten had geschonken, «Om heen te gaan, zooals zoovele anderen «Ja! Het is misschien beter dan hier te blijven, door gevaar en achterdocht omringd." «Ja, dat is waar," antwoordde Gabrio, met vast heid. «Nu is het tijd. Wij moeten allen, alles op offeren, en ons vereenigen in ééne liefde." «Als mijn broeder de anderen volgt, zal ik er veel onder lijden Maar ik ben gereed om mijn deel van het offer te brengen. Ik zal hem vergezellen met mijne gebeden, en misschien «Ja, misschien; zoo zijne vrienden nu nog geene reden hebben, om trotsch op hem te zijn, zal die dag misschien wel komen, en een nieuw leven be ginnen." Zij zwegen, en dezelfde aandoeningen vervulden beider ziel. Het meisje wendde zich om, alsof zij wilde heengaan, maar een smeokende blik van Ga brio hield haar terug. En toen, alsof zij het gesprek op iets anders wilde brengen, vroeg zij: «En uwe zuster Paolina? Vertel mij iets van haar." «Paolina zou mijne vreugde deelen, zoo zij wist, waar ik was. Mijne zuster denkt dikwijls aan haar, die haar ter zijde stond in het troosten en helpen; doch hare gezondheid is niet sterk, en in den win ter is zij verplicht zich in acht te nemen. Zij be hoort tot die menschen, die steeds eene gelegenheid vinden om goed te doen." «Ach, dat weet ik maar al te wel." «En sedert eenigen tijd heeft zij zich geheel ge wijd aan een nieuw werk der barmhartigheid; wij hebben nu dat stomme meisje uit Brianza in huis." «De dochter van den schoolmeester? «Ja; het kostte veel om van hem gedaan te krij gen, dat hij haar liet onderwijzen; en Paolina geeft zich veel moeite, en herhaalt met haar al de lessen, die haar meester haar geeft. Zftis al haast knap genoeg om onderwijzeres te zijn. En de dankbaar heid van het meisje is zoo groot!" «Toch niet grooter dan de weldaad." «Het arme kind herinnert zich ook u «Mij?" «Niet lang geleden bracht ik haar thuis, zoo als wel meer gebeurt, als mijne zuster haar niet uit school kan halen In eene straat, niet ver van hier, wees zij mij, dat zij u gezien had «Waar tochP" «Ik geloof aan het venster van een ouderwetsch huis «Hoe? Is het mogelijk dan was het dat §tomme meisje?" «Wat meent gij toch?" «Was zij het? Zij herhaalde Ca milla. «Dan is het zoo Ik had mij dan niet bedrogen «Bedrogen? Hoedat? Zeg mij toch «Laat ook mij mijn geheim Een straal van vreugde flikkerde in de oogen van het meisje. Gabrio zag haar zwijgend aan. «Misschien," vervolgde hij, na een oogenblik zwij- gens, «zal er meer tijd verloopeh eer wij elkaar weerzien, dan er verloopen is sedert dien avond, dien ik naar de Madonna in het Bosch genoemd heb. Misschien ook, wie weet, zal ik u niet weder zien. Maar ik zal de herinnering aan dit oogenblik met mij nemen, overal en altijd. Het zal mijne laatste gedachte zijn in die ure, als hot vaderland mijn leven vraagt." «Ach, verlaat mij niet met zulke treurige voor gevoelens! De gebeden van uwe zuster, van uwe moeder ook de mijnen, voor mijn broeder en voor u Hare stem trilde, doch zij weende niet; hunne oogen ontmoetten elkander nog eenmaal, Gabrio deed eene schrede vooruit, greep hare hand, en drukte die met vuur; en Camilla (turfde hem niet aanzien, maar maakte hare hand los en ging haastig heen. XIII. EEN BLIK IN DE BÜITENLANDSCHEPOLITIEK. «Laat toch, de zoo gewenschte hulp «Ons niet ontbreken, die wij van u wachten; «En dat uw hand het schandelijk juk verbreek." L. Alamann. De liefde, met een enkelen handdruk beleden, moest heilig en onwankelbaar zijn, gelijk de deugd, waaraan zij haar bestaan te danken had; zij was saamgéfSmolten met de liefde tot het vaderland in een oogenblik, toen reeds het morgenrood van een beteren tijd voor Italië aanbrak. {Wordt vervolgd was ziek en lijdend en wilde maar niet beter wor den. Men besloot dus hem te wurgen. Daartoe werd ilét veel voorzorgen een stalen koord i om den haijjvan het dier géslagen en langs een ijzeren ring doft de half openstaande deur naar buiten geleid, tyaar 42 man uit alle macht er aan gingen trekkend Toen het groote dier voelde, dat het koord fijtet strak begon te spannen, schudde hij frven met dip kop, en zie, koord en ring vlogen aan stukkmISen de 42 mannen lagen op hun rug te spar- wijl er op de dikke huid van het dier zelfs jr zichtbaar was. |en gerust wandelde de olifant nu in zijn hok mêr, en sloeg met grootb belangstelling de ;a van zijn beulen om weer op de been te iegt, dat er een verzoek om gratie voor den 1 geteekend worden. j telen, geen Kal Aai den den ofitle< WC-É 139,8? 1,22.83 gin ltó ijlegd b Wet 1.32,661, 1 'neden ij J 2M (et in de Stct. openbaar gemaakte tjerslag ran der Eykspostspaarbank, betreffende bat 'jorer het j|ar 1888, ia het volgende Ikomaten zijn opnieuw liét aaDtal boekjes in 1201,76» tegen 169,0! KL Deo. É886, JU#' Deo. 1881, Wet a: 1790, tegen39* ,231 9,282^802,^" •i inlagen in 1 opnt 10] iet aantal in 123; van Ibenpden /*'14 W4,BlUvi lOp 103,076 en èftn'l/ igst bevredigend imloop was op 31 op 31 Dec. 1887, op 81 Dec. 1885 ital inlagen bedroeg 1887het inge- n fï,643,431,85. terugbetalingen 109,071 in 188® in 1888, tef"" 5 cent fee in in postse- .d van <1.25 |14*,717!i van 10 totibe- 5,608^90.16 I t H 'j lom der uitgekeerde en bijgeschreven rente in 1888/318,051,67 overl887/252,641,30 in 1887. De som bedroeg Het gemiddeld rentebedrag, dat de postspaarbank verkreeg, was in 1888 3.35 pet., tegen 3.14 pet, in 1887. Met inbegrip van de bijgeschreven rente bedroeg het gezamenlijk tegoed der inleggers einde 1888 13,981,411,39 tegen 11,152,125,76'/,. De bank ontving aan rente 428,801,73uit gekeerd of bijgeschreven werd 318,051,167, zoodal aan rente meer werd ontvangen dan uitgegeven 110,750.06 togen 96,196,53"/, in 1887. De kosten der rijkspostspaarbank, volgens art. 17 der wet uit de overschotten der belegde gelden te bestrijden, en voor bet dienstjaar 188T, in het ver slag over dat jaar, op 93.974 geraamd, hebben werkelijk 93,556.97'/a bedragen. Een bedrag van 96,236.53'/, zjjnde het batig slot der winst- en verliesrekening over het dienstjaar 1887, werd in den loop van 1888 in 's rijks schatkist overgebracht op afrekening der door het rijk ten behoeve dier instelling voorgeschoten gelden, zoodat deswegens over 1881/1887 nog een bedrag van 167,876,43 te vergoeden bljjft. De kosteu over 1888 zullen vermoedelijk 100,229.54 bedragen. Aan de post ambtenaren werd voor 1888 eene vergoeding toe gekend vao 18.265,052. Het aantal kantoren voor den dienst der rijks postspaarbank aangewezen is met 21 uitgebreid4 hulpkantoren werden opgeheven. Het bedroeg einde 1888 234 post- en 949 bij-en hulpkantoren, samen 1183 voor den spaarbankdienst opengesteld, Het verslag toont met cijfers aan hoe ook in 1888, en in het thans loopende jaar, de inlagen in de maand Januari in steeds stijgende mate toene men. Onder de mededeelingen van bijzonderen aard komt in het verslag het volgende voor Ten vervolge op hetgeen in de verslagen van 1885, 1886 en 1887 werd medegedeeld omtrent de deel neming in de rijkspostspaarbank door werklieden, is, in eene bijlage, opgenomen een overzicht van het aantal boekjes, en dit, zoowel mot betrekking tot het geheele rijk, als tot de verschillende pro vinciën, en tot het kantoor Amsterdam afzonderlijk. Wanneer men die bijlage vergelijkt met die, welke, onder dezelfde letter, iu het verslag over 1887 voor komt, dan zal men ontwaren, dat de percentsgewijze verhouding tusschen het aantal der in 1888 uitge geven boekjes, aan het einde van dat jaar nog in omloop zijnde, welke ten name van werklieden staan, en het algemeen totaal dier boekjes, op eene enkele uitzondering na, kleiner is dan de vroegere. Dit feit toont aan, dat de vermeerdering der deelneming in de rijkspostspaarbank, door werkliedeij, geen ge lijken tred hield met de vermeerdering dier deel neming door personen, behoorende tot andere klassen der maatsohappij. Ten Slotte worde (in aansluiting aan hot te dien opzichte in vorige verslagen medegedeelde) nog opgemerkt, dat het gemiddelde saldo-tegoed der inleggers in het gansche rijk beliep in 1882 37 gulden in 1883 43 gulden in 1884 47 gulden in 1885 51 gulden; in 1886 57 gulden; in 1887 66 gulden en in 1888 69 gulden. Ook thans is derhalve (niettegenstaande den ver blijdenden, voortdurenden-en aanzienlijken vooruit gang, welke aau de instelling te beurt viel,) bedoeld gemiddelde laag genoeg gebleven, om te kunnen handhaven het vroeger herhaaldelijk geuite beweren, dat van de rijkspostspaarbank het meest gebruik gemaakt wordt door die klassen der bevolking, wier belang de wetgever in de eerste plaats op het oog bad, toen hij deze nuttige inrichting in het leven riep. Uit Buitenzorg schrijft men aan het Bat. Hand. Door den gouvernementssecretaris is eone circulaire uitgevaardigd, waarbij namens de regeering wordt aangedrongen op scherper toepassing van de be palingen omtrent de toelating en vestiging van vreemdelingen in N.-I. Hoewel de circulaire in het algemeen spreekt van personen, worden toch blijkbaar hoofdzakelijk Chineezen en Arabieren bedoeld. Niettegenstaande reeds meermalen de aandacht op dit punt werd gevestigd, is het een feit, dat nog vele vreemdelingen ui] Ned. Indie gevestigd zijn zonder vergunning. C>4 dit tn het vervolg te voor komen, zullen de bestuurshoofden, vooral die der havenplaatsen, zooveel' de beschikbare politiemiddelen het toelaten, móeten zorgen bekend te zijn met de namen van alle aankomende vreemdelingen en vooral scherp toezien op hen; jdie niet binnen driö dagen de vereischte loelatingattgs kaart hebben gevraagd en dan daartoe moeten gedwongen. Zoodra de termijn van, die toelatingskaatt verstreken is, zal weder naufkeurig moeten worden nagegaan of zij, die ver- gunhing verzoeken, de noodige middelen van bestaan hebhen, en wel eerlijke middelen van bestaan. Een- voiraige verklaring van een rasgendot, dat zij die bezitten, en waarmee tot dusver dikwijls genoegen wenl genomen, is voortaan onvoldoende. Twijfelt de resident, na het verstrijken der toegangskaart nog, en wil hjj den vreemdeling nog niet terstond de kolonie uitzetten, dan kan de kaart eerst nog eens tijdelijk verlengd worden. De hoofden van bestuur zijn tevens aangeschreven om hun gevoelen mee te deelen over de werking der bedoelde bepa lingen, zooals die tegenwoordig van kracht Zijn. Naar aanleiding van den jongsten verjaardag der Nederlandsche prinses, omtrent de viering waarvan de Time» eenig bericht ontving, wijdde het blad een hoofdartikel aan Holland en zijn vorstenhuis, en zeide daarin het volgende: De Hollanders waardeeren hunne dynastie als een aandenken aan hun historisch verleden, en tevens als eenen waarborg voor het voortbestaan hunner nationale zelfstandigheid. Zij hebben die nationale zelfstandigheid lief, en hoewel zij op het oogenblik weinig te duchten hebben van vreemd geweld, be seffen zij volkomen, in welke richting de loop der gebeurtenissen hen sou kunnen leiden. Z\j zijn niet minder beducht voor zichzelven, dan voor hunne naburen. Zij begrijpen, hoe moeielijk het onder zokere omstandigheden voor hen wezen zou, weer stand te bieden aan de aantrekkingskracht van eene zware massa buitenaf, en in hunne gehechtheid aan den tegenwoordigen staat van zaken willen zij tich niet blootstellen aan verleiding of aan gevaar. Zoo lang zjj hunne dynastie hebben, biedt deze hun eene zekerheid, dat het nationale zwaartepunt op de oude plaats zal blijven. Daarom klampen zij zich er aan vast. Al wat het nationaal bestaan van een land als Nederland bevestigt, is voor Europa van belang. Het verloren gaan van het Hollandsche nationale type, als een afzonderlijk element in het politieke leven van Europa, zou te betreuren zjjn. Europa behoeft tor afwisseling al de verschillende nationale typen, welke het bezit, mits zij inderdaad verschil lend zijn en (gelijk het Hollandsche) het voort brengsel van eene werkelijke noodzakelijkheid. Voor die allen kan hot plaats vinden, en werk. Holland nu bezit de onmisbare gegevens tot het samen- stollen van eene onafhankelijke nationaliteit, en het heeft daarvan gebruik gemaakt op eene wijze, welke zijn recht daarop slechts staaft. Wèl dus mag hej, zich verheugen in het rijpen van een jong en krachtig loven, dat zelfs de bloote gedachtenwisseling over nieuwe schikkingen, te treffen wanneer een ouJ en afgesleten leren zal geëindigd zijn, onnoodig maakt. Prinses Wilhelmina doet hoopvolle oogen heenzien in eene richting, waar zonder haar het uitzicht min of meer troebel en onzekor zou wezen. Zij heeft slochts te blijven staan waar zij thans staat, om de afgod te worden van een volk, zoo braaf, met al zjjne gebreken, als er ooit een iu de christenheid bestund. Nog altijd verkeert men in Berlijn in onzekerheid over de komst van den czaar. Terwijl aan de eene zijde een begrijpelijke twijfel begint te ontstaan, of keizer Alexander nog wel in het geheel hot bezoek van den Duitschen keizer dit jaar zal beantwoorden, blijft men van den anderen kant van oordeel, dat de komst van den czaar bon gré mal gre moet plaats vinden. Een Berlijnsch blad beweerde zelfs, dat de czaar nog deze week in de hoofdstad van het Duit- sche rijk zal opdagen; andere bladen verzekeren, dat de con tra-visite aan keizer Wilhelm eerst op de terugreis uit Denemarken naar Rusland zal gemaakt worden. Aan vooronderstellingen omtrent de reden van deze onzekerheid en de tegenstrijdigheid in de be richten over '8 keizers komst ontbreekt het natuur lijk niet. Zoo weet een Engelsch blad te verhalen, dat de czaar oorspronkelijk plan had gehad in den loop van de maand Mei te komen om het eerst van alle souvereinen keizer Wilhelms bezoek te beant- wooiden doch wegens ongesteldheid der czarine de reis uitstelde. Op zijn beurt wilde koning Humbert niet langer wachten om zijn bondgenoot te gaan begroeten. Toen keizer Alexander deze wijziging in de oorspron kelijke orde der bezoeken van de souvereinen aan de Duitsche hoofdstad vernam, gevoelde hij zich ge krenkt en verschoof zijn komst tot onbepaalden tijd. Later gaf hij zijn voornemen te kennen keizer Wil helm te treffen buiton diens hoofdstad, welk aanbod echter beleefd afgeslagen werd. Indien dit alles waarheid is, zoo bewijst het slechts opnieuw, dat de lust bij den czaar om Berlijn en keizer Wilhelm II te zien niet groot is, waaruit dan verder voortvloeit, dat de betrekkingen tusschen het Duitsche en Russische hof niet van dien aard zijn om Europa een vast vertrouwen in het behoud van den vrede in te boezemen. Wat ook verder den toon betreft, wederom in den laatsten tgd door de Berlijnsche officiensen tegen Rusland aangeslagen, zoo is deze niet bevor derlijk voor een vriendschappelijker verstandhouding tnsschen het Duitsche rijk en Rusland. Artikels als onlangs de Post bevatte, waarvan wij in het kort melding maakten en waarin Rusland ihans, zooals vroeger Frankrijk, als de Europeesche stokebrand en de onverzoenlijkste vijand van het machtige Duitsche rijk werd voorgesteld, kan slechts de klove, welke tegenwoordig tusschen de beide rijken, vroeger trouwe bondgenooten, bestaat, verbroeden. Het wordt bevestigd, dat de Pruisische minister van financiën, de heer Von Scholz, spoedig zal af treden. Wie den minister zal opvolgen, is nog on zeker. Eenige bladen noemen den heer Von Malzahn- Gülst, het hoofd van het departement van financiën van het Duitsche Rijk, maar dit schijnt nog niet moer te zijn dan een gerucht. Indien men echter mag gelooven, wat de officieuze pers er over schrijft, dan blijft, ondanks deze ver wisseling der personen, toch het plan tot hervormiftg der geldmiddelen bestaan. Eene algemeene ifikom- 8tenbelasting met eigen aangifte van het bedrag, verlichting der minder bevoorrechte standen en ver mindering van de gemeentelasten blijven de grond beginselen, op welke het nieuwe financieele ontwerp* dat reeds zoolang in bewerking is, zal berusten. De berichten over de Londensche werkstaking zijn schaarscb, maar men zal er toch uit kunnen opmaken, dat de toestand iets verbetert. Wel heb ben geen der beide partijen toegegeven en schijnen ook niet voornemens dat te doen, maar het aantal arbeiders, dat in de dokken het werk hervat, neemt zeer toe. Daarbij hebben verschillende eigenaars van scheepswerven bekend gemaakt, dat zij weer geregeld kunnen werken. Volgens de «Daily News", welke om redenen, welke wij niet nader zullen onder zoeken, steeds zeer sterk op de hand der werkstakers was, overweegt het bestuur der werkstaking de uitvaardiging van een manifest, bevattende de voor waarden. op welke het den werkstakers wil toestaan den arbeid te hervatten. Zulke berichten wijzen op een verloopen van de werkstaking zonder be paalde oplossing. Te Liverpool is do werkstaking reeds geëindigd, terwijl te Southampton de werk lieden volstrekt niet geneigd zijn om zich door de socialisten te laten gebruiken en het werk te staken. Ingeval de verbetering van den toestand aanhoudt, zal het echter nog dagen duren voor-de handel weer gewoon is, want de verwarring is van dien aard, dat men zich moeilijk daarvan een denkbeeld kan BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Gouda; brengen ter algemeene kennis, dat de Gemeente raad'* in zijne vergadering van den Sn dezer maand hoeft benoemd:

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2