Bultenlandsch Overzicht. vingen. Zoowel de heeren Hartogh als Roëll maak ten zich daaraan sohuldig, zoodat de Voorzitter eindelijk, toen de heer de Meijier denzelfden weg opging, met zijn veto tusschenbeide kwam. Be nood der gemeenten bleef het hoofdthema der op zichzelf belangrijke beschouwingen. Men verweet de Regee ring, dat zjj den Staat meer laat betalen aan de bijzondere school en daarentegen een greep doet in de gemeentefinancien. Was nu de conclusie van al deze klachten over zwaren druk bjj de gemeenten dat het amendement- Hartogh moest worden aangenomen? Be meeste spre kers bieren te dien opzichte een gereserveerde hou ding bewaren. Be grondslag van zjjn stelsel is zeker beter, zooals de heer Hartogh nogal helder nan- toonde: hoogere betaling, naarmate de tractementen in verband met den levensstandaard hooger moeten zgn. Maar er bleven twee bedenkingen: de grond slag voor het amendement was nog onzeker, daar niet veel licht ontstoken werd over de vraag, hoe de oploopende minima te bepalen, en onzeker bleef ook, of zooveel lasten op de schatkist mochten gelegd worden, als het amendement meebrengt. Intusschen achtte met name de heer Roëll hpt eerste gansch niet onmogelijk, terwijl de zwaardere last op de schatkist op een 12 a 13 ton geraamd werd. Blgkbaar zgn nog niet allen, die hooger bijdragen van het Rijk verlangen, geneigd deze som te votee- ren; zg zouden al tevreden zijn, indien de Regeering haar voorstel eenigszins in den geest van het amen dement wijzigde. Bie gezindheid meenden wij vooral op te merken bij den heer Roëll. Beze spreker nam de gelegenheid te baat om de ongegrondheid aan te toonen van het verwijt, dat de schoolwet, van '78 met weelde was uitgevoerd. Bene dergelijke legende werd ook door den heer Borgesius onschadelijk gemaakt. Beze bewees met cjjfers, dat de nood der Friesche gemeenten volstrekt niet dateert van 1878 en niets te maken heeft met de schoolwet. Baarmede ver valt echter ook het argument, dat oene hooger bijdrage voor onderwijs aan dien nood een eind moet maken. Be heeren Lohman en Okma traden op voorde rechterzgde. Be eerste verzette zich tegen het amen dement, omdat het onmogelijk toepasselijk is te maken op de bijzondere school, waarvoor men geen minima van regeeringswege kan vaststellen. Maar ook aan het vooruitzicht, dat de Regeering heeft ge opend om bij art. 49 eenig systeem aan te nemen, ten einde bij zwaar gedrukte gemeenten de bijdragen voor de onderwijzers te verhoogon, knoopte de heer Lohman op voetspoor van den heer van Asch van Wjjck den eisch der rechtsgelijkheid vast. In deze gemeenten, moet volgens hen dan ook de bijzondere school op dezelfde wijze worden tegemoetgekomen een stelsel door den heer Huber reeds bg voorbaat onmogelijk en onbillijk genoemd. Be heer Okma hield zijne eeyste parlementaire rede en wel op zoo stumperachtige wijze, dat hg de algemeene vrooljjkheid gaande maakte. Be voorz. merkte dan ook ten slotte op, dat, schoon hij den spreker niet had willen storen in zgn maidenspeech, het toelaten van zulkeene wijze van discussie on mogelijk is. In de avondzitting is de beraadslaging over art. 4B en het amendement-Hartogh voortgezet. Nadat nog verschillende sprekers het woord hadden gevoerd, traden de ministers van binnenlandsche zaken en van financiën in het debat. Be heer Mackay bleef het amendement bestrijden en de minister van finan- Toen begon een andere tijd, en eene nieuwe ge schiedenis. In de laatste dagen van zijne vrijwillige ballingschap, in zjjne afgelegen woning in het aan gezicht van de zee en den hemel, had een Italiaansch koning, de eenige, die in den loop van veie eeuwen in het strijdperk verschenen was tegen den vreem deling, gezegd: „Be Voorzienigheid heeft niet ge wild, dat de wedergebo<|rte van Italië, door mij werd voltooid; doch zij is sledhts uitgesteld; en ik hoop, dat een korte tegenspoed de volkeren van Italië leeren zal, om een andermaal meer vereenigd te zijn, als zij onoverwinnelijk willen wezen. Be Italianen vergaten den wensch van Karei Albert niet, die door zijn zoon zou vervuld worden. Be bevolking van Fiemont was niet ter neder geslagen door het ongeluk, maar had zich de genegenheid en achting verworven van alle beschaafde natiën. En het genie der Italianen was niet dood, en de tijd zou ko men om te bewijzen dat zij eren groot konden zgn in de staatkunde, als op het gebied van wetenschap en kunst. Camilio di Cavour was een van die mannen, welke, gelijk de apostelen, vergeten wat achter hen ligt, en steeds vooruit gaan, tot zij hun doel bereikt hebben. Hij wist, dat de vooruitgang der beschaving meer waarde heeft dan krijgsroem, en zoo leerde hjj de volkeren den eenigen weg om Italië vrij en onaf hankelijk te maken. Hij zelf verklaarde eens: dat hg slechts ééne eerzucht had, die van Italië te dienen, en dat hij daarvoor gaarne zijn eigen roem, en zijne eigene populariteit zou opofferen. ciën verdédigde zich tegen de aanvallen, waaraan hij had blootgestaan. Be uitslag was gelijk men verwachtte. Het amendement van den heer Hartogh op art. 26 classificatie der minima naar den levensstandaard werd verworpen met 66 tegen 23 stemmen en het regeeringsartikel goedgekeurd. Ook het amendement van den heer Hartogh op art. 46 werd afgewezen, namelijk met 61 tegen 37 stemmen, en het regee ringsartikel aangenomen met 60 tegen 38 stemmen. Tegen alle liberalen en de heer Huber. Maandag morgen te 9 uur begon in het hospi taal Sint-Elisabeth te Antwerpen de lijkdienst voor vijf slachtoffers van da ramp; een der zalen was in een „chapelle ardente" herschapen. Be lijken wer den te Kiel begraven. Talrijke autoriteiten waren bij den dienst tegen woordig. Be Koning liet zich vertegenwoordigen door generaal baron Jolly. Om 3 uur werden een aantal slachtoffers en ook de kisten met gevonden lichaamsdeelon uit het hospitaal te Stuyvenberg ter aarde besteld. Ook bij deze begrafenis was baron Jolly tegenwoordig. Groot was de menigte bloedverwanten en belang stellenden, die bg deze plechtigheid verschenen, en aangrijpend het tooneel. Alles is zonder stoornis afgeloopen. Een nadere opgave der slachtoffers zegt, dat te Stuyvenberg 68 dooden werden gebracht en een aantal menscheljjke overblijfselen, die, naar schat ting, wel van 26 verongelukten afkomstig konden zijnin 't hospitaal Sint-Elisabeth 8 dooden en de overblijfselen van 3 lijken. Er zgn dus ruim hon derd dooden, terwjjl nog een honderdtal zwaar ge wonden worden verpleegd. Be liefdadigheid komt zooveel mogelijk te gemoet aan de ongelukkigen, die door de ramp broodeloos werden. Jongelui met bussen zgn overal waar men- sohen zijn, en oogsten ruime gaven. Ook wordt voor aanzienlijke sommen ingeschreven, terwjjl lief dadigheidsfeesten te Brussel en elders worden voor bereid. Be materieels schade laat zich nog bjj lange na niet ramen. Be petroleum was, met de bergplaats, voor 2.860.000 francs verzekerd. Be menschen, die Zondag bg duizenden kwamen kgken, hadden er niet veel aan, daar het terrein op grooten afstand wa» afgezet. Het gerechtelijk onderzoek is reeds begonnen, en er loopen herhaaldelijk geruchten oker de arrestatie van Corvilain, die zou vervolgd worden wegens manslag door onvoorzichtigheid. Men hoort van alles beweren, o.a. dat de patro nen, behalve kruit, ook dynamiet bevattendoch dit wordt uit Madrid ten stelligste tegengesproken. Zooals bij alles in België wordt ook hier de politiek in de zaak gemengd en wordt reeds heftig gepolemiseerd. Be omstandigheid dat de Antwerp- sche gemoenteraad liberaal en de Gedeputeerde Staten clericaal zijn, is reden genoeg voor dien strijd. Be Escaut schrijft „Toen Corvilain 50.000.000 patronen had ontvan gen, liet hjj ze met toestemming van de douanen opbergen in een bewaarplaats in den Steenborger Weertpolder, tusschen de dokken en den Scheldedjjk. Ben 30n Januari 1889 huurde Corvilain, ook van de stad, eenige loodsen naast de bewaarplaats, om Nauwelijks was het bekend, dat de oorlog zou uitbreken tusschen den koning van Sardinië en den keizer van Oostenrijk, of, ook in Toscane vertoonde zich een geest van tegenstand tegen dien vorst, die er sedert tien jaren, volgens de wenschen en inzich ten des keizers regeerde. Be groothertog maakte zich gereed om zijne vroegere vrijzinnige beloften te schenden; misschien zonder te bedenken, dat zulks verraad was. Eenige van de aanzienlijkste mannen, die sedert langen tijd gèen voet in het paleis gezet hadden, maakten hem dé wenschen van het publiek bekend. „Be vrede van het schiereiland," zeiden zg, „moest voortaan gezocht worden, in de onafhankelijkheid der vorschillende staten, met een constitutioneelen regeeringsvorm, en een onderling verbond. En van de krachtige houding van Toscane vooral, zou de een heid van Italië afhangen." Maar de groothertog, die zoo weinig in zijn eigen land te zeggen haa, vreesde de vriendschap van zjjn keizerlijken neef te verliezen en ging daarom den weg der réactie weder op. Hij verbood het drukken van politieke geschrif ten, en den invoer van frnnsche en piemonteesche dagbladen. En toen de vertegenwoordigers van Pie- mont, tegen het einde van April op het paleis Pitti kwamen, om, in het vooruitzicht van den oorlog, een verbond met Toscane te sluiten, durfde de groot hertog niet ronduit weigeren, doch verschool zich achter de traktaten, waarmede hij aan Oostenrijk verbonden was. Weinige dagen later ontrolde het volk in Florence deze in te richten tot werkplaats, waar de patrones uiteen genomen konden worden. In Juli was de fabriek reeds in werking. Be Bestendige Béputaiie die er over moest beslissen, vernam dit toen eerst en 'gelastte, dat het werk terstond moest wordeu gestaakt. Het stadsbestuur gaf gehoor aan dit bevel en liet den 16n Juli de werkplaats sluiten, Intusschen richtte de heer Corvilain een verzoek schrift tot de Bestendige Beputatie, waarin hij ver- zocht, het werk te mogen voortzetten. Hij wees er op, dat van de 50,000,000 patronen reeds 26,756,000 waren losgemaakt, zoodat er nog slechts 21,000,000 millioen te bewerken waren. „Be Beputatie liet toen de zaak ondorzoeken, en de uitslag van dit onderzoek was, dat de heer Cor vilain gelast werd, de noodigo voorzorgsmaatregelen te nemen. Onder anderen eischte de Beputatie, dat niet meer dan 300 kilogram kruit in de bewaar plaats aanwezig mocht zijn. Ook verlangde de Beputatie dat de beide andere vertrekken waar de kogels werden uitgehaald en waar het kruit werd ingepakt, beter ingericht zouden worden maar dat dit niet plaats had, is de schuld der stad Antwerpen onder wior toezioht het werk geschiedde.» Aldus komt de „Escaut" tot de slotsom, dat Ge deputeerden hun plicht hebben gedaan on hen dus in geen geval de verantwoordelijkheid voor het ongeluk kan treffen. Bat de gestelde voorwaarden echter niet zjjn opgevolgd, wordt erkend, daar 300 kilo kruit niet een zoo geweldige ontploffing kondon ver oorzaken. Als een staaltje van de roekeloosheid, waarmee sommigen te werk zijn gegaan, wordt het geval ver meld van een werkman, wiens vrouw een patroon gevonden had. Juist had hjj het voorwerp met behulp van een schaar (I) geledigd en was bezig het kruit te wegen, toen dit aanraking kwam met een brandende petroleumlamp. Er volgde een hevige ontploffing en oen begin van brand, welke gelukkig spoedig gebluscht werd. Be man kreeg zware brandwonden en werd in treurigen toestand naar het gasthuis vervoerd. Be heer W. Haanstra geeft in het laatste nommer van De Werkmansbode de volgende,, hoogst belang rijke mededeeling omtrent een bezoek, door hem ge bracht aan eene school voor lager onderwijs te Parjjs: En alzoo namen wij het besluit een bezoek te brengen aan een lagere school in de stad, die ons als voldoende zou worden aangewezen. Boor middel van mijn „carte d'exposant" kregen wij het officieele verlof, en alzoo togen wjj op weg. Ben morgen brachten wij door in een kweekschool voor onderwijzers, den middag van half twee tot half vjjf in een jongensschool voor kinderen van 6 A 7 tot 18 en 14 jaar! En daar keb ik gezien, hoe het onderwijs kan wordin een zegen voor den Kerkmaneetandl Eigenlgk is er in de Parjjsche volksscholen van geen „stand" sprake, want er wordt geen onderscheid gemaakt; door de Regeering ten minste niet, over eenkomstig het opschrift op alle openbare gebouwen en kerken, gliberté, égalite, fraternityj' maar wanneer een school niet in een „voorname" buurt staat, dan spreekt het van zelf, dat er ook geen voornamelui's kinderen gaan; en bovendien, het zjj ter loops opge merkt, die „vrijheid, gelijkheid en broederzehap," gaat ook al zoover als zij voeten heeft I Een Amsterdam- de banier van Italië, de soldaten lieten hen begaan, of namen deel aan de opgewondenheid. Een van de zonen des groothertogs riep, in het fort Belve dere de officieren der artillerie tot zich, en liet een zijner generaals, een reeds sedert zeven maanden beraamd plan voorlezen, om Florence te beschieten. Alle tegenwoordige officieren weigerden vol veront waardiging, om op hunne broederen te vuren. Be 'jonge prins verbleekte, en vroeg: „Zijn wij dan Awe gevangenen?" En zjj antwoordden: „Neen, maar het gansche land, wjj allen, willen ons met Piemont vereenigen!" Overal hoorde men den kreet: „Leve Italië." Later gaf Leopold van Lotharingen voor, dat hg aan den drang wilde toegeven, en trachtte een. ministerie te vormen, doch de man dien hg daarmedè beiasten wilde, zeide ronduit, dat den groothertog niets overbleof, dan afstand te doen. Ook dat wilde hij niet, liever vertrok hjj; en dien zelfden dag, tegen den avond verliet hjj heimelijk met zgne familie Florence, en ging naar Bologna, dat nog in de macht van Oostenrijk was. En het volk zag zwijgend toe, bij, dat vertrek; en de poort van het Palazzo Vecchlb, de oude zetel van de florentijnsche vrijheid opende zich voor drie burgers, welke door het volk gekozen waren, om het bestuur in handen te houden, zoolang als de oorlog duurde (Wordt vervolgd.) sche „juffrouw Jonker" mag er zich blij mee maken, in Frankrijk beschouwt de burgerman zulke woordjes als „kinderspeelgoed!" IVat evenwel zoden aan den djjk zet, is dit: In Parjjs is alle openbaar onderwjjs koeteloo», en de kin deren die willen, krijgen op school gratis of voor eenige centimes een lekker bord vol etenI Iets, dat wel niet anders kan; want in het middaguur blijven rele kinderen over, en die gaan eerst 's avonds tegen zes uur naar huis. Toch wilde ik op deze instelling minder de aan dacht vestigen, het zwaartepunt van den „zegen," waarvan ik sprak ligt in het ondearijs, in den han denarbeid op school, of liever: in het handwerkeon- Jerrjs, dat in verband wordt gebracht met teekenen en rekenm en stellen/ Laat ik u eens meer in bijzonderheden vertellen wat wij in een Pargsche volksschool gezien hebben, een school, waar alle kinderen uit den omtrek bijeen waren! Toen wjj aanbelden, was de directeur afwezig, maar de eerste onderwijzer geleidde ons op verzoek naar de werkzalen. Op weg daarheen door een overdekte speelplaats bemerkte ik, hoe er honderden stukken bewerkt hout aan de wanden hingen, verder boetseer- en snijwerk. Het bleek mij later werk van de leerlingen te zijn; de nieuwe richting van het onderwijs bestond in die sohool al eenige jaren. Men bracht ons in de werkzalen, allereerst in die voor het hout. Ik zag schaafbanken met schroeven, een draaibank, kasten, en drie „bazen" en jongens vljjtig aan het werk. Het was wel een eenigszins vreemd gezicht die jongens van 11 en 12 jaar daar bezig te zien, als timmerlui; maar ik herinnerde mjj torstond mijne schoolkameraads uit het dorp, o. a. twee jongens, één van een timmerman en een van een verver, die reeds tijdens de schooljaren zich in de werkplaats oefenden, als wjj op het plein knikkerden! Maar ik zelf niet minder. Toen ik 11 jaar was, herinner ik mij reeds gewichtige diensten in school te verrichten daar mjjn vader schoolmeester was, als pennen ver- makee, sommen nazien en de kleintjes „de lesover- hooren!» Ik was wonderlijk wel te moede te Parjjs in die school, want ik zag, dat wjj in onze jeugd niet zoo slecht waren opgevoed! Nu dan, ik zag die jongens aan het werk; één zaagde er van een plank een stuk hout af, dat hjj van te voren had afgemeten, en niet met de figuur zaag van de huisvlijt, maar met een ferme flinke werkmanazaag. Een ander lei op de schaafbank een Btuk flank neer en schoof het tegen een spijker tot steun, en begon te aehaven en keek er naar of het vlak en effen was met de allures van een volleerden knecht; daar waren nog andere jongens bezig, maar ik keerde mij tot twee, die bezig waren aan de draaibank. Bat was in mjjn jeugd een heilig voor werp, waaraan wjj in den timmerwinkel nooit moch ten komen, en ik weet nog hoe gewichtig zich een mijner broeders gevoelde, toen hjj tot de draaibank was bevorderd. Hier waren er twee bezig; de een trapte, de ander hield den beitel, en ik zag onder zjjne handen ontstaan eene rol met verdikkingen en verdunningen, zooals het handvat van een netten stoffer! Be bazen vertoonden ons verder een en ander uit een kast, zooals wjj er reeds op de tentoonstelling hadden gezien. Naast deze timmerzaal was de smederij. Het smids vuur ontbrak niet; ik zag gloeiend jjzer smeden, hoorde vjjlen en zag de jongens bezig aan de schroot Verdér heb ik weinig van de smederij waargenomen, omdat ik zoo op het houtwork lette. Nu verzochten wjj ook eens een kjjkje te mogen nemen in de klassen, waar de kinderen lezen, schrij ven en rekenen leeren. En daar stonden wij onder wijzers niet minder verwonderd. Kinderen van negen jaar vortoonden een cahier, dat betrekking had op de werkzaal, een teekening van een stuk hout naar lengte, breedte en dikteeen berekening' van opper vlakte en inhoud, eene beschrijving van 'tgeen er aan gewerkt moest worden, en op het bevel daartoe haalden de jongens het stut! hout voor den dag waaraan zjj bezig waren; de één had het letterlijk achter de knoopen, de andere in den zak, een derde in de la van de schooltafel. Intusschen kwam de directeur binnen en wjj maak ten kennis. Hjj geleide ons verder, bracht ons nog in een lagere klasse, waai de kinderen ook al een stuk hout bij zich droegen, waaraan ze dien dag ge werkt hadden; wij moesten de vorderingen van een doofstomme opnemen, die met gebaren en woorden sprak, en toen werden wij gebracht in een andere werkzaal, waar de hoogste klasse bezig was. Jon gens van 18 en 14 jaar stonden te teekenen, te boet- seerm of in hout te snijden. Een had zjjn boetseer werk in klei af; toen werd er een laagje gips over gesmeerd, dat hij verder mocht uitwerkeneen ander was bezig een gevleugeld paard te vormeneen derde sneed in hout, wat hij eerst had geteekend en toen geboetseerd, enz. enz. Een' merkwaardige eenheidi het theoretisch en practisch onderwijs vormde één geheel: het voorwerp werd geteekend, het werd beschreven, het werd geboetseerd, het werd in hout uitgesneden! Be jongens moesten hun dagboekje te voorschijn halenzjj droegen het in den zak. Baarin stond in het klein het werk van eiken dag met de pen getee kend, besehrevm en voor zoover noodig berekmdalles zag er netjes uit, 'twas een lust om tp zien! En waartoe dient dit onderwijs? En wat moeten de jongens wordenrlrjitt er door ons gevraagd. En het antwoord luidde: „Het schooltoezicht heeft ingezien, dat er aan het gewoon lager onderwijs nog een belangrijk ding ont brak: Arbeid voor de handen, arbeid meer dan met pen en potlood, arbeid met de handen, zooals de werk man dien noodig heeft, arbeid, waarbij een stof, een echte stof wordt verwerkt, als hout, jjzer, klei! „Toen is er eerst de proef genomen met ééne schooi: het is deze en gij ziet de vruchten. En sedert zes jaar zjjn wjj bezig met de andere scholen; in meer dan 100 scholen is de handenarbeid of het hand- werksonderwjjs in vollen gang! Voorloopig wordt er hoofdzakelijk gewerkt in hout en ijzer; later komt de aanvulling!" En wat moeten de jongens worden? Ik bedoel of ze bepaald voor het handwerk worden opgeleid? Be directeur liet ons het werk zien van verschil lende leerlingen: „Beze wordt een kunstenaar, en kan zich verder bekwamen op de ambachtsschool, die heeft geen aan leg voor de kunst, en zal zjjn brood moeten verdie nen met ruwer handenwerk, zooals b.v. bij het tim meren of smeden ook te pas komt enz.; maar vervolgde„Wjj geven geen ambachtsonderwjjs. Wjj geven de ontwikkeling, die ieder mensch in het leven te pas komt!" „Maar den ambachtsman vooral!' „Ook den kunstenaar!" vulde hjj aan. En wanneer beginnen de schoolkinderen met dien handenarbeid! Van den eersten dag afaaa, wanneer ze van de bewaarschool komen, er is aansluiting! Toen we afscheid hadden genomen het was halfvijf en in den regen op straat wandelden klaagden wij niet over het slechte weer; het hart was rol en het hoofd gloeide, en wjj dachten aan Nederland. Eensdeels verheugden we ons, dat de lagere school van Nederland niet op de tentoonstelling is vertegen woordigd: waarljjk zjj kan in de practiache richting de vergelijking niet doorstaan met de Parjjeche scho len! En wjj Nederlanders gelden voor zoo'n prac tisch volk! Ik wenschte, dat alle politieke en paedagogische redenaars van de Tweede Kamer en daar buiten, nu eene nieuwe wet op 't lager onderwjjs aanhangig is, zulk een middag in die Parjjsche schoei hadden doorgebracht, als wjj. Maar dan met de bekentenis in het hart: „Hier leert men, hier oordeelt men nietf' als Goethe, toen hjj in den dom van Straatsburg stond! Waarïe lezer, gjj kunt zelf de vergelijking maken. Be modernste wensch, dien ik van ons land nog deze week in de couranten heb gelezen, isleerplicht tot het 14e jaar, met waarborgen. (Gij herinnert u misschien die vergadering in Amsterdam, toen juf frouw Jonker zich verbeeldde als in '95 te dansen om den vrijheidsboom, als een kinderspelletje). Maar gesteld eens, dat de leerplicht werd aangenomen en ons onderwijs ging in de thans heerschende richting voort, wat heeft de Nederlandsche jongen op zijn veertiende jaar dan geleerd in vergelijking van den Parjjschen? Ik zal u zeggen, wat de Parjjsche jongen op zjjn 14e jaar (ook op zjjn 12e) meer heeft geleerd, dan de Nederlandsche. 1. Hjj heeft practisch leeren teekenen, rekenon en stellen. 2. Hjj heeft de elementen van het hand- en orhament- en rechtlijnig teekenen d'oorloopen. 3. Hjj heeft de werktuigen leeren kennen en ge bruiken van den timmerman en den smid en den draaier en den boetseerder en den houtsnijder. 4. Hjj heeft leeren werken in hout en jjzer eh klei. 5. Hjj heeft allerlei verbindingen en vormen leeren maken van hout en ijzer en klei. 6. In zjjn ziel is ontwikkeld en in practijk ge bracht al de kunstzin, dien hij op dat gebied en op dien leeftjjd in zijn ziel heeft! Voor Nederland wensch ik een dergelijke richting, maar gewijzigd naar Nederlandsche behoeften 1 Bljjkens de Pharm Zeitung komt in hot water der leiding te Berlijn moermalen een worm voor, die tot de Gordiaceeën (Braadwormen) behoort en Gor- dius aquations heet. Beze brengt zgn prille jeugd, meestal door in de lichaamsholte van het een of andm insect. Heeft hjj deze verblijfplaats verlaten dan Degeeft hij zich in de vochtige aarde of in het water, om zich voort te planten. Hij wordt aange troffen in meren, kolken of zacht stroomende wateren. Be ineengedrongen embryo's sluipen uit de in het water gelegde, tot snoeren of kogels gegroepeerde eieren naar buiten en boren zich een weg in het een of ander waterinsect. Ook worden de eieren door insecten gegeten, waarna de embryo's zich in de lichaamsholte van hunne voedster inkapselen en bljjven voortleven. Worden deze insecten met de worm-embryo's door visschen opgegeten, dan kap selen de embryo's zich voor de tweede maal in het darmsljjmvlies der visschen in, om daarna in het water in vrijheid te komen en in de modder de gestalte van worm aan te nemen. Later vindt men ze in verschillende soorten vaninsecten, kreeften, spinnen, enz., waaruit zjj, zooals gezegd is, weer in hot water geraken, om een nieuwen kringloop in het leven te beginnen. Van een nadeeligen invloed, dien deze worm zou oefenen, is tot dusverre niets bekend en zekerlijk is die ook niet te vreezen, omdat de jongen zich in het menschelijk lichaam moeilijk kunnen ontwikkelen, wanneer zij al eens met water naar binnen gaau. (Pharm. Weekblad.) De Londensche werkstaking duurt voort. Geen van beide partijen wil verder toegeven. Be lord- mayor heeft, evenals de bisschop van Londen, de verdere pogingen ter verzoening opgegeven. Beiden hebben Londen verlaten. Zooals wjj vermoedden, hebben de werkstakers door hun weigering van de door de hoofden eerst goedgekeurde schikking, veel van de algemeene sympathie verloren. En dat niet alleen, ook onder de werklieden zelf is de ontevredenheid met de leiders zoer toegenomen, zoodat velen moeilijk meer zijn terng te houden het werk te hervatten. Van daar dat men vrij algemeen gelooft, daP het einde der werkstaking nabjj is. Be verkiezingsstrijd in Frankrijk wordt steeds levendiger. Kiezersvergaderingen, zoo te Parijs als in de andere steden, zijn aan de orde van den dag en bij enkele gaat het niet al te rustig toe, gelijk onlangs te Toulouse, toen Boulangisten en republikeinen slaags raakten. Be Corsicaansche Boulangist dr. Susini treedt daarop tegen den minister van binnen landsche zaken Constans, die door de republikeinen daar candidaat is gesteld. Een nieuwe bijdrage tot de verkiezingsliteratuur levert de Paris, een republikeinsoh blad, hetwelk de Boulangisten bestrijdt door het uitgeven van een afzonderlijk bijblad, waarin de verschillende oordeel vellingen worden medegedeeld, door de leiders der Boulangistische beweging over elkaar uitgesproken. Baarin vindt men o. a. een artikel, waarin de heer Paul de Cassagnac heftig uitvaart tegen generaal Bonlanger, beschimping van Naquet, Andrieux, Ver- goin en Beroulède door den heer Rochefort en der gelijke. Beze bloemlezing dient oatuurljjk om te doen uitkomen, hoe de leiders der beweging, die •sedert eenige maanden eendrachtig tegen de repbliek oprukken, voorheen over eldaar dachten. Intusschen begint ook de lijst van Boulangers candidaten vollediger te worden. Tot dusver bevat deze ljjst 150 namen, meest Bonapartisten, Royalisten, die in de verschillende departementen door de Bou langisten zullen gesteund worden. Boheme is een nieuwen stadhouder rjjk. In de plaats van baron Kraus, die wegens gezondheids redenen zjjn ontslag heeft genomen, is graaf Frans Thun door keizer Frans Jozef tot gouverneur van Boheme benoemd. Beze benoeming baart eenig opzien, en heeft met name in de liberaal-Buitsche kringen onaangenaam verrast, wjjl men haar als een nieuwe concessie aan de nationaal-Boheemsche partij beschouwt. Graaf Thun, tot de katholieke aristo cratie behoorond, is een der grondleggers van de alliantie tusschen de partjj van het groot-grond- bezit en de oud-Czechen. Hjj heeft veel van zich doen spreken door zjjn rede in den landdag van 5 October, waarin hjj zich op zjjn Buitsche afkomst beriep doch tegelijker tijd de hoop uitte, dat do koningskroning te Praag binnen niet te langen tjjd gebeuren zou, wjjl de Wenzelskroon Boheme slechts nauwer met zjjn beminden heerscher kon verbinden. Voorts verlangde hjj, dat het feudale groot-grond- bezit overal de liberale beginselen bestreed. Volgent hem misbruikte de locale journalistiek haar macht en beleedigde zjj zelfs de priesters. Ofschoon graaf Thun in diezelfde rede de nood zakelijkheid van oen verzooning betoogde, beschul digen de Buitsche liberalen hem, dat hjj het hoofdzakelijk was, die het compromis tusschen de Buitsche partij en de Czecheu deed schipbreuk ljjden. Het is dan ook met wantrouwend oog, dat de Buitsch-Oostenrjjkers den feudalen graaf Thun als stadhouder van Boheme zien optreden, daar zjj in hem den Köningsstatthalter ontdekken.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2