Bultenlandsch Overzicht.
vingen. Zoowel de heeren Hartogh als Roëll maak
ten zich daaraan sohuldig, zoodat de Voorzitter
eindelijk, toen de heer de Meijier denzelfden weg
opging, met zijn veto tusschenbeide kwam. Be nood
der gemeenten bleef het hoofdthema der op zichzelf
belangrijke beschouwingen. Men verweet de Regee
ring, dat zjj den Staat meer laat betalen aan de
bijzondere school en daarentegen een greep doet in
de gemeentefinancien.
Was nu de conclusie van al deze klachten over
zwaren druk bjj de gemeenten dat het amendement-
Hartogh moest worden aangenomen? Be meeste spre
kers bieren te dien opzichte een gereserveerde hou
ding bewaren. Be grondslag van zjjn stelsel is zeker
beter, zooals de heer Hartogh nogal helder nan-
toonde: hoogere betaling, naarmate de tractementen
in verband met den levensstandaard hooger moeten
zgn. Maar er bleven twee bedenkingen: de grond
slag voor het amendement was nog onzeker, daar
niet veel licht ontstoken werd over de vraag, hoe
de oploopende minima te bepalen, en onzeker bleef
ook, of zooveel lasten op de schatkist mochten gelegd
worden, als het amendement meebrengt. Intusschen
achtte met name de heer Roëll hpt eerste gansch
niet onmogelijk, terwijl de zwaardere last op de
schatkist op een 12 a 13 ton geraamd werd.
Blgkbaar zgn nog niet allen, die hooger bijdragen
van het Rijk verlangen, geneigd deze som te votee-
ren; zg zouden al tevreden zijn, indien de Regeering
haar voorstel eenigszins in den geest van het amen
dement wijzigde. Bie gezindheid meenden wij vooral
op te merken bij den heer Roëll. Beze spreker nam
de gelegenheid te baat om de ongegrondheid aan te
toonen van het verwijt, dat de schoolwet, van '78
met weelde was uitgevoerd. Bene dergelijke legende
werd ook door den heer Borgesius onschadelijk gemaakt.
Beze bewees met cjjfers, dat de nood der Friesche
gemeenten volstrekt niet dateert van 1878 en niets
te maken heeft met de schoolwet. Baarmede ver
valt echter ook het argument, dat oene hooger bijdrage
voor onderwijs aan dien nood een eind moet maken.
Be heeren Lohman en Okma traden op voorde
rechterzgde. Be eerste verzette zich tegen het amen
dement, omdat het onmogelijk toepasselijk is te
maken op de bijzondere school, waarvoor men geen
minima van regeeringswege kan vaststellen. Maar
ook aan het vooruitzicht, dat de Regeering heeft ge
opend om bij art. 49 eenig systeem aan te nemen,
ten einde bij zwaar gedrukte gemeenten de bijdragen
voor de onderwijzers te verhoogon, knoopte de heer
Lohman op voetspoor van den heer van Asch van
Wjjck den eisch der rechtsgelijkheid vast. In deze
gemeenten, moet volgens hen dan ook de bijzondere
school op dezelfde wijze worden tegemoetgekomen
een stelsel door den heer Huber reeds bg voorbaat
onmogelijk en onbillijk genoemd.
Be heer Okma hield zijne eeyste parlementaire
rede en wel op zoo stumperachtige wijze, dat hg
de algemeene vrooljjkheid gaande maakte. Be voorz.
merkte dan ook ten slotte op, dat, schoon hij den
spreker niet had willen storen in zgn maidenspeech,
het toelaten van zulkeene wijze van discussie on
mogelijk is.
In de avondzitting is de beraadslaging over art.
4B en het amendement-Hartogh voortgezet.
Nadat nog verschillende sprekers het woord hadden
gevoerd, traden de ministers van binnenlandsche zaken
en van financiën in het debat. Be heer Mackay bleef
het amendement bestrijden en de minister van finan-
Toen begon een andere tijd, en eene nieuwe ge
schiedenis. In de laatste dagen van zijne vrijwillige
ballingschap, in zjjne afgelegen woning in het aan
gezicht van de zee en den hemel, had een Italiaansch
koning, de eenige, die in den loop van veie eeuwen
in het strijdperk verschenen was tegen den vreem
deling, gezegd: „Be Voorzienigheid heeft niet ge
wild, dat de wedergebo<|rte van Italië, door mij werd
voltooid; doch zij is sledhts uitgesteld; en ik hoop,
dat een korte tegenspoed de volkeren van Italië leeren
zal, om een andermaal meer vereenigd te zijn, als
zij onoverwinnelijk willen wezen.
Be Italianen vergaten den wensch van Karei Albert
niet, die door zijn zoon zou vervuld worden. Be
bevolking van Fiemont was niet ter neder geslagen
door het ongeluk, maar had zich de genegenheid en
achting verworven van alle beschaafde natiën. En
het genie der Italianen was niet dood, en de tijd zou ko
men om te bewijzen dat zij eren groot konden zgn in de
staatkunde, als op het gebied van wetenschap en kunst.
Camilio di Cavour was een van die mannen, welke,
gelijk de apostelen, vergeten wat achter hen ligt, en
steeds vooruit gaan, tot zij hun doel bereikt hebben.
Hij wist, dat de vooruitgang der beschaving meer
waarde heeft dan krijgsroem, en zoo leerde hjj de
volkeren den eenigen weg om Italië vrij en onaf
hankelijk te maken. Hij zelf verklaarde eens: dat
hg slechts ééne eerzucht had, die van Italië te dienen,
en dat hij daarvoor gaarne zijn eigen roem, en zijne
eigene populariteit zou opofferen.
ciën verdédigde zich tegen de aanvallen, waaraan hij
had blootgestaan.
Be uitslag was gelijk men verwachtte. Het
amendement van den heer Hartogh op art. 26
classificatie der minima naar den levensstandaard
werd verworpen met 66 tegen 23 stemmen en het
regeeringsartikel goedgekeurd. Ook het amendement
van den heer Hartogh op art. 46 werd afgewezen,
namelijk met 61 tegen 37 stemmen, en het regee
ringsartikel aangenomen met 60 tegen 38 stemmen.
Tegen alle liberalen en de heer Huber.
Maandag morgen te 9 uur begon in het hospi
taal Sint-Elisabeth te Antwerpen de lijkdienst voor
vijf slachtoffers van da ramp; een der zalen was in
een „chapelle ardente" herschapen. Be lijken wer
den te Kiel begraven.
Talrijke autoriteiten waren bij den dienst tegen
woordig. Be Koning liet zich vertegenwoordigen
door generaal baron Jolly.
Om 3 uur werden een aantal slachtoffers en ook
de kisten met gevonden lichaamsdeelon uit het
hospitaal te Stuyvenberg ter aarde besteld. Ook
bij deze begrafenis was baron Jolly tegenwoordig.
Groot was de menigte bloedverwanten en belang
stellenden, die bg deze plechtigheid verschenen, en
aangrijpend het tooneel.
Alles is zonder stoornis afgeloopen.
Een nadere opgave der slachtoffers zegt, dat te
Stuyvenberg 68 dooden werden gebracht en een
aantal menscheljjke overblijfselen, die, naar schat
ting, wel van 26 verongelukten afkomstig konden
zijnin 't hospitaal Sint-Elisabeth 8 dooden en de
overblijfselen van 3 lijken. Er zgn dus ruim hon
derd dooden, terwjjl nog een honderdtal zwaar ge
wonden worden verpleegd.
Be liefdadigheid komt zooveel mogelijk te gemoet
aan de ongelukkigen, die door de ramp broodeloos
werden. Jongelui met bussen zgn overal waar men-
sohen zijn, en oogsten ruime gaven. Ook wordt
voor aanzienlijke sommen ingeschreven, terwjjl lief
dadigheidsfeesten te Brussel en elders worden voor
bereid.
Be materieels schade laat zich nog bjj lange na
niet ramen. Be petroleum was, met de bergplaats,
voor 2.860.000 francs verzekerd.
Be menschen, die Zondag bg duizenden kwamen
kgken, hadden er niet veel aan, daar het terrein
op grooten afstand wa» afgezet.
Het gerechtelijk onderzoek is reeds begonnen, en
er loopen herhaaldelijk geruchten oker de arrestatie
van Corvilain, die zou vervolgd worden wegens
manslag door onvoorzichtigheid.
Men hoort van alles beweren, o.a. dat de patro
nen, behalve kruit, ook dynamiet bevattendoch
dit wordt uit Madrid ten stelligste tegengesproken.
Zooals bij alles in België wordt ook hier de
politiek in de zaak gemengd en wordt reeds heftig
gepolemiseerd. Be omstandigheid dat de Antwerp-
sche gemoenteraad liberaal en de Gedeputeerde
Staten clericaal zijn, is reden genoeg voor dien
strijd.
Be Escaut schrijft
„Toen Corvilain 50.000.000 patronen had ontvan
gen, liet hjj ze met toestemming van de douanen
opbergen in een bewaarplaats in den Steenborger
Weertpolder, tusschen de dokken en den Scheldedjjk.
Ben 30n Januari 1889 huurde Corvilain, ook van
de stad, eenige loodsen naast de bewaarplaats, om
Nauwelijks was het bekend, dat de oorlog zou
uitbreken tusschen den koning van Sardinië en den
keizer van Oostenrijk, of, ook in Toscane vertoonde
zich een geest van tegenstand tegen dien vorst, die
er sedert tien jaren, volgens de wenschen en inzich
ten des keizers regeerde. Be groothertog maakte
zich gereed om zijne vroegere vrijzinnige beloften te
schenden; misschien zonder te bedenken, dat zulks
verraad was. Eenige van de aanzienlijkste mannen,
die sedert langen tijd gèen voet in het paleis gezet
hadden, maakten hem dé wenschen van het publiek
bekend. „Be vrede van het schiereiland," zeiden zg,
„moest voortaan gezocht worden, in de onafhankelijkheid
der vorschillende staten, met een constitutioneelen
regeeringsvorm, en een onderling verbond. En van de
krachtige houding van Toscane vooral, zou de een
heid van Italië afhangen." Maar de groothertog,
die zoo weinig in zijn eigen land te zeggen haa,
vreesde de vriendschap van zjjn keizerlijken neef te
verliezen en ging daarom den weg der réactie weder
op. Hij verbood het drukken van politieke geschrif
ten, en den invoer van frnnsche en piemonteesche
dagbladen. En toen de vertegenwoordigers van Pie-
mont, tegen het einde van April op het paleis Pitti
kwamen, om, in het vooruitzicht van den oorlog,
een verbond met Toscane te sluiten, durfde de groot
hertog niet ronduit weigeren, doch verschool zich
achter de traktaten, waarmede hij aan Oostenrijk
verbonden was.
Weinige dagen later ontrolde het volk in Florence
deze in te richten tot werkplaats, waar de patrones
uiteen genomen konden worden. In Juli was de
fabriek reeds in werking. Be Bestendige Béputaiie
die er over moest beslissen, vernam dit toen eerst
en 'gelastte, dat het werk terstond moest wordeu
gestaakt. Het stadsbestuur gaf gehoor aan dit bevel
en liet den 16n Juli de werkplaats sluiten,
Intusschen richtte de heer Corvilain een verzoek
schrift tot de Bestendige Beputatie, waarin hij ver-
zocht, het werk te mogen voortzetten. Hij wees er
op, dat van de 50,000,000 patronen reeds 26,756,000
waren losgemaakt, zoodat er nog slechts 21,000,000
millioen te bewerken waren.
„Be Beputatie liet toen de zaak ondorzoeken, en
de uitslag van dit onderzoek was, dat de heer Cor
vilain gelast werd, de noodigo voorzorgsmaatregelen
te nemen. Onder anderen eischte de Beputatie, dat
niet meer dan 300 kilogram kruit in de bewaar
plaats aanwezig mocht zijn. Ook verlangde de
Beputatie dat de beide andere vertrekken waar de
kogels werden uitgehaald en waar het kruit werd
ingepakt, beter ingericht zouden worden maar dat
dit niet plaats had, is de schuld der stad Antwerpen
onder wior toezioht het werk geschiedde.»
Aldus komt de „Escaut" tot de slotsom, dat Ge
deputeerden hun plicht hebben gedaan on hen dus in
geen geval de verantwoordelijkheid voor het ongeluk
kan treffen. Bat de gestelde voorwaarden echter
niet zjjn opgevolgd, wordt erkend, daar 300 kilo
kruit niet een zoo geweldige ontploffing kondon ver
oorzaken.
Als een staaltje van de roekeloosheid, waarmee
sommigen te werk zijn gegaan, wordt het geval ver
meld van een werkman, wiens vrouw een patroon
gevonden had. Juist had hjj het voorwerp met
behulp van een schaar (I) geledigd en was bezig het
kruit te wegen, toen dit aanraking kwam met een
brandende petroleumlamp. Er volgde een hevige
ontploffing en oen begin van brand, welke gelukkig
spoedig gebluscht werd. Be man kreeg zware
brandwonden en werd in treurigen toestand naar
het gasthuis vervoerd.
Be heer W. Haanstra geeft in het laatste nommer
van De Werkmansbode de volgende,, hoogst belang
rijke mededeeling omtrent een bezoek, door hem ge
bracht aan eene school voor lager onderwijs te Parjjs:
En alzoo namen wij het besluit een bezoek te
brengen aan een lagere school in de stad, die ons
als voldoende zou worden aangewezen. Boor middel
van mijn „carte d'exposant" kregen wij het officieele
verlof, en alzoo togen wjj op weg.
Ben morgen brachten wij door in een kweekschool
voor onderwijzers, den middag van half twee tot half
vjjf in een jongensschool voor kinderen van 6 A 7 tot
18 en 14 jaar!
En daar keb ik gezien, hoe het onderwijs kan wordin
een zegen voor den Kerkmaneetandl
Eigenlgk is er in de Parjjsche volksscholen van
geen „stand" sprake, want er wordt geen onderscheid
gemaakt; door de Regeering ten minste niet, over
eenkomstig het opschrift op alle openbare gebouwen
en kerken, gliberté, égalite, fraternityj' maar wanneer
een school niet in een „voorname" buurt staat, dan
spreekt het van zelf, dat er ook geen voornamelui's
kinderen gaan; en bovendien, het zjj ter loops opge
merkt, die „vrijheid, gelijkheid en broederzehap," gaat
ook al zoover als zij voeten heeft I Een Amsterdam-
de banier van Italië, de soldaten lieten hen begaan,
of namen deel aan de opgewondenheid. Een van
de zonen des groothertogs riep, in het fort Belve
dere de officieren der artillerie tot zich, en liet een
zijner generaals, een reeds sedert zeven maanden
beraamd plan voorlezen, om Florence te beschieten.
Alle tegenwoordige officieren weigerden vol veront
waardiging, om op hunne broederen te vuren. Be
'jonge prins verbleekte, en vroeg: „Zijn wij dan
Awe gevangenen?" En zjj antwoordden: „Neen,
maar het gansche land, wjj allen, willen ons met
Piemont vereenigen!" Overal hoorde men den kreet:
„Leve Italië." Later gaf Leopold van Lotharingen
voor, dat hg aan den drang wilde toegeven, en
trachtte een. ministerie te vormen, doch de man dien
hg daarmedè beiasten wilde, zeide ronduit, dat den
groothertog niets overbleof, dan afstand te doen.
Ook dat wilde hij niet, liever vertrok hjj; en dien
zelfden dag, tegen den avond verliet hjj heimelijk
met zgne familie Florence, en ging naar Bologna,
dat nog in de macht van Oostenrijk was. En het
volk zag zwijgend toe, bij, dat vertrek; en de poort
van het Palazzo Vecchlb, de oude zetel van de
florentijnsche vrijheid opende zich voor drie burgers,
welke door het volk gekozen waren, om het bestuur
in handen te houden, zoolang als de oorlog duurde
(Wordt vervolgd.)
sche „juffrouw Jonker" mag er zich blij mee maken,
in Frankrijk beschouwt de burgerman zulke woordjes
als „kinderspeelgoed!"
IVat evenwel zoden aan den djjk zet, is dit: In
Parjjs is alle openbaar onderwjjs koeteloo», en de kin
deren die willen, krijgen op school gratis of voor
eenige centimes een lekker bord vol etenI Iets, dat
wel niet anders kan; want in het middaguur blijven
rele kinderen over, en die gaan eerst 's avonds tegen
zes uur naar huis.
Toch wilde ik op deze instelling minder de aan
dacht vestigen, het zwaartepunt van den „zegen,"
waarvan ik sprak ligt in het ondearijs, in den han
denarbeid op school, of liever: in het handwerkeon-
Jerrjs, dat in verband wordt gebracht met teekenen
en rekenm en stellen/
Laat ik u eens meer in bijzonderheden vertellen
wat wij in een Pargsche volksschool gezien hebben,
een school, waar alle kinderen uit den omtrek bijeen
waren!
Toen wjj aanbelden, was de directeur afwezig, maar
de eerste onderwijzer geleidde ons op verzoek naar
de werkzalen.
Op weg daarheen door een overdekte speelplaats
bemerkte ik, hoe er honderden stukken bewerkt hout
aan de wanden hingen, verder boetseer- en snijwerk.
Het bleek mij later werk van de leerlingen te zijn;
de nieuwe richting van het onderwijs bestond in die
sohool al eenige jaren.
Men bracht ons in de werkzalen, allereerst in die
voor het hout. Ik zag schaafbanken met schroeven,
een draaibank, kasten, en drie „bazen" en jongens
vljjtig aan het werk.
Het was wel een eenigszins vreemd gezicht die
jongens van 11 en 12 jaar daar bezig te zien, als
timmerlui; maar ik herinnerde mjj torstond mijne
schoolkameraads uit het dorp, o. a. twee jongens,
één van een timmerman en een van een verver, die
reeds tijdens de schooljaren zich in de werkplaats
oefenden, als wjj op het plein knikkerden! Maar ik
zelf niet minder. Toen ik 11 jaar was, herinner ik
mij reeds gewichtige diensten in school te verrichten
daar mjjn vader schoolmeester was, als pennen ver-
makee, sommen nazien en de kleintjes „de lesover-
hooren!»
Ik was wonderlijk wel te moede te Parjjs in die
school, want ik zag, dat wjj in onze jeugd niet zoo
slecht waren opgevoed!
Nu dan, ik zag die jongens aan het werk; één
zaagde er van een plank een stuk hout af, dat hjj
van te voren had afgemeten, en niet met de figuur
zaag van de huisvlijt, maar met een ferme flinke
werkmanazaag. Een ander lei op de schaafbank een
Btuk flank neer en schoof het tegen een spijker tot
steun, en begon te aehaven en keek er naar of het
vlak en effen was met de allures van een volleerden
knecht; daar waren nog andere jongens bezig, maar
ik keerde mij tot twee, die bezig waren aan de
draaibank. Bat was in mjjn jeugd een heilig voor
werp, waaraan wjj in den timmerwinkel nooit moch
ten komen, en ik weet nog hoe gewichtig zich een
mijner broeders gevoelde, toen hjj tot de draaibank
was bevorderd. Hier waren er twee bezig; de een
trapte, de ander hield den beitel, en ik zag onder
zjjne handen ontstaan eene rol met verdikkingen en
verdunningen, zooals het handvat van een netten
stoffer!
Be bazen vertoonden ons verder een en ander uit
een kast, zooals wjj er reeds op de tentoonstelling
hadden gezien.
Naast deze timmerzaal was de smederij. Het smids
vuur ontbrak niet; ik zag gloeiend jjzer smeden,
hoorde vjjlen en zag de jongens bezig aan de schroot
Verdér heb ik weinig van de smederij waargenomen,
omdat ik zoo op het houtwork lette.
Nu verzochten wjj ook eens een kjjkje te mogen
nemen in de klassen, waar de kinderen lezen, schrij
ven en rekenen leeren. En daar stonden wij onder
wijzers niet minder verwonderd. Kinderen van negen
jaar vortoonden een cahier, dat betrekking had op
de werkzaal, een teekening van een stuk hout naar
lengte, breedte en dikteeen berekening' van opper
vlakte en inhoud, eene beschrijving van 'tgeen er
aan gewerkt moest worden, en op het bevel daartoe
haalden de jongens het stut! hout voor den dag
waaraan zjj bezig waren; de één had het letterlijk
achter de knoopen, de andere in den zak, een derde
in de la van de schooltafel.
Intusschen kwam de directeur binnen en wjj maak
ten kennis. Hjj geleide ons verder, bracht ons nog
in een lagere klasse, waai de kinderen ook al een
stuk hout bij zich droegen, waaraan ze dien dag ge
werkt hadden; wij moesten de vorderingen van een
doofstomme opnemen, die met gebaren en woorden
sprak, en toen werden wij gebracht in een andere
werkzaal, waar de hoogste klasse bezig was. Jon
gens van 18 en 14 jaar stonden te teekenen, te boet-
seerm of in hout te snijden. Een had zjjn boetseer
werk in klei af; toen werd er een laagje gips over
gesmeerd, dat hij verder mocht uitwerkeneen ander
was bezig een gevleugeld paard te vormeneen derde
sneed in hout, wat hij eerst had geteekend en toen
geboetseerd, enz. enz.
Een' merkwaardige eenheidi het theoretisch en
practisch onderwijs vormde één geheel:
het voorwerp werd geteekend,
het werd beschreven,
het werd geboetseerd,
het werd in hout uitgesneden!
Be jongens moesten hun dagboekje te voorschijn
halenzjj droegen het in den zak. Baarin stond in
het klein het werk van eiken dag met de pen getee
kend, besehrevm en voor zoover noodig berekmdalles
zag er netjes uit, 'twas een lust om tp zien!
En waartoe dient dit onderwijs?
En wat moeten de jongens wordenrlrjitt er door
ons gevraagd. En het antwoord luidde:
„Het schooltoezicht heeft ingezien, dat er aan het
gewoon lager onderwijs nog een belangrijk ding ont
brak: Arbeid voor de handen, arbeid meer dan met
pen en potlood, arbeid met de handen, zooals de werk
man dien noodig heeft, arbeid, waarbij een stof, een
echte stof wordt verwerkt, als hout, jjzer, klei!
„Toen is er eerst de proef genomen met ééne
schooi: het is deze en gij ziet de vruchten. En sedert
zes jaar zjjn wjj bezig met de andere scholen; in
meer dan 100 scholen is de handenarbeid of het hand-
werksonderwjjs in vollen gang! Voorloopig wordt er
hoofdzakelijk gewerkt in hout en ijzer; later komt de
aanvulling!"
En wat moeten de jongens worden? Ik bedoel of
ze bepaald voor het handwerk worden opgeleid?
Be directeur liet ons het werk zien van verschil
lende leerlingen:
„Beze wordt een kunstenaar, en kan zich verder
bekwamen op de ambachtsschool, die heeft geen aan
leg voor de kunst, en zal zjjn brood moeten verdie
nen met ruwer handenwerk, zooals b.v. bij het tim
meren of smeden ook te pas komt enz.; maar
vervolgde„Wjj geven geen ambachtsonderwjjs. Wjj
geven de ontwikkeling, die ieder mensch in het leven
te pas komt!"
„Maar den ambachtsman vooral!'
„Ook den kunstenaar!" vulde hjj aan.
En wanneer beginnen de schoolkinderen met dien
handenarbeid!
Van den eersten dag afaaa, wanneer ze van de
bewaarschool komen, er is aansluiting!
Toen we afscheid hadden genomen het was
halfvijf en in den regen op straat wandelden
klaagden wij niet over het slechte weer; het hart was
rol en het hoofd gloeide, en wjj dachten aan Nederland.
Eensdeels verheugden we ons, dat de lagere school
van Nederland niet op de tentoonstelling is vertegen
woordigd: waarljjk zjj kan in de practiache richting
de vergelijking niet doorstaan met de Parjjeche scho
len! En wjj Nederlanders gelden voor zoo'n prac
tisch volk!
Ik wenschte, dat alle politieke en paedagogische
redenaars van de Tweede Kamer en daar buiten, nu
eene nieuwe wet op 't lager onderwjjs aanhangig is,
zulk een middag in die Parjjsche schoei hadden
doorgebracht, als wjj. Maar dan met de bekentenis
in het hart:
„Hier leert men, hier oordeelt men nietf' als
Goethe, toen hjj in den dom van Straatsburg stond!
Waarïe lezer, gjj kunt zelf de vergelijking maken.
Be modernste wensch, dien ik van ons land nog
deze week in de couranten heb gelezen, isleerplicht
tot het 14e jaar, met waarborgen. (Gij herinnert u
misschien die vergadering in Amsterdam, toen juf
frouw Jonker zich verbeeldde als in '95 te dansen
om den vrijheidsboom, als een kinderspelletje). Maar
gesteld eens, dat de leerplicht werd aangenomen en
ons onderwijs ging in de thans heerschende richting
voort, wat heeft de Nederlandsche jongen op zijn
veertiende jaar dan geleerd in vergelijking van den
Parjjschen?
Ik zal u zeggen, wat de Parjjsche jongen op zjjn
14e jaar (ook op zjjn 12e) meer heeft geleerd, dan
de Nederlandsche.
1. Hjj heeft practisch leeren teekenen, rekenon
en stellen.
2. Hjj heeft de elementen van het hand- en
orhament- en rechtlijnig teekenen d'oorloopen.
3. Hjj heeft de werktuigen leeren kennen en ge
bruiken van den timmerman en den smid en den
draaier en den boetseerder en den houtsnijder.
4. Hjj heeft leeren werken in hout en jjzer eh klei.
5. Hjj heeft allerlei verbindingen en vormen
leeren maken van hout en ijzer en klei.
6. In zjjn ziel is ontwikkeld en in practijk ge
bracht al de kunstzin, dien hij op dat gebied en op
dien leeftjjd in zijn ziel heeft!
Voor Nederland wensch ik een dergelijke richting,
maar gewijzigd naar Nederlandsche behoeften 1
Bljjkens de Pharm Zeitung komt in hot water der
leiding te Berlijn moermalen een worm voor, die
tot de Gordiaceeën (Braadwormen) behoort en Gor-
dius aquations heet. Beze brengt zgn prille jeugd,
meestal door in de lichaamsholte van het een of
andm insect. Heeft hjj deze verblijfplaats verlaten
dan Degeeft hij zich in de vochtige aarde of in het
water, om zich voort te planten. Hij wordt aange
troffen in meren, kolken of zacht stroomende wateren.
Be ineengedrongen embryo's sluipen uit de in het
water gelegde, tot snoeren of kogels gegroepeerde
eieren naar buiten en boren zich een weg in het een
of ander waterinsect. Ook worden de eieren door
insecten gegeten, waarna de embryo's zich in de
lichaamsholte van hunne voedster inkapselen en
bljjven voortleven. Worden deze insecten met de
worm-embryo's door visschen opgegeten, dan kap
selen de embryo's zich voor de tweede maal in het
darmsljjmvlies der visschen in, om daarna in het
water in vrijheid te komen en in de modder de
gestalte van worm aan te nemen. Later vindt men
ze in verschillende soorten vaninsecten, kreeften,
spinnen, enz., waaruit zjj, zooals gezegd is, weer in
hot water geraken, om een nieuwen kringloop in
het leven te beginnen. Van een nadeeligen invloed,
dien deze worm zou oefenen, is tot dusverre niets
bekend en zekerlijk is die ook niet te vreezen, omdat
de jongen zich in het menschelijk lichaam moeilijk
kunnen ontwikkelen, wanneer zij al eens met water
naar binnen gaau. (Pharm. Weekblad.)
De Londensche werkstaking duurt voort. Geen
van beide partijen wil verder toegeven. Be lord-
mayor heeft, evenals de bisschop van Londen, de
verdere pogingen ter verzoening opgegeven. Beiden
hebben Londen verlaten.
Zooals wjj vermoedden, hebben de werkstakers
door hun weigering van de door de hoofden eerst
goedgekeurde schikking, veel van de algemeene
sympathie verloren. En dat niet alleen, ook onder
de werklieden zelf is de ontevredenheid met de
leiders zoer toegenomen, zoodat velen moeilijk meer
zijn terng te houden het werk te hervatten. Van
daar dat men vrij algemeen gelooft, daP het einde
der werkstaking nabjj is.
Be verkiezingsstrijd in Frankrijk wordt steeds
levendiger. Kiezersvergaderingen, zoo te Parijs als
in de andere steden, zijn aan de orde van den dag
en bij enkele gaat het niet al te rustig toe, gelijk
onlangs te Toulouse, toen Boulangisten en republikeinen
slaags raakten. Be Corsicaansche Boulangist dr.
Susini treedt daarop tegen den minister van binnen
landsche zaken Constans, die door de republikeinen
daar candidaat is gesteld.
Een nieuwe bijdrage tot de verkiezingsliteratuur
levert de Paris, een republikeinsoh blad, hetwelk
de Boulangisten bestrijdt door het uitgeven van een
afzonderlijk bijblad, waarin de verschillende oordeel
vellingen worden medegedeeld, door de leiders der
Boulangistische beweging over elkaar uitgesproken.
Baarin vindt men o. a. een artikel, waarin de heer
Paul de Cassagnac heftig uitvaart tegen generaal
Bonlanger, beschimping van Naquet, Andrieux, Ver-
goin en Beroulède door den heer Rochefort en der
gelijke. Beze bloemlezing dient oatuurljjk om te
doen uitkomen, hoe de leiders der beweging, die
•sedert eenige maanden eendrachtig tegen de repbliek
oprukken, voorheen over eldaar dachten.
Intusschen begint ook de lijst van Boulangers
candidaten vollediger te worden. Tot dusver bevat
deze ljjst 150 namen, meest Bonapartisten, Royalisten,
die in de verschillende departementen door de Bou
langisten zullen gesteund worden.
Boheme is een nieuwen stadhouder rjjk. In de
plaats van baron Kraus, die wegens gezondheids
redenen zjjn ontslag heeft genomen, is graaf Frans
Thun door keizer Frans Jozef tot gouverneur van
Boheme benoemd. Beze benoeming baart eenig
opzien, en heeft met name in de liberaal-Buitsche
kringen onaangenaam verrast, wjjl men haar als een
nieuwe concessie aan de nationaal-Boheemsche partij
beschouwt. Graaf Thun, tot de katholieke aristo
cratie behoorond, is een der grondleggers van de
alliantie tusschen de partjj van het groot-grond-
bezit en de oud-Czechen. Hjj heeft veel van zich
doen spreken door zjjn rede in den landdag van 5
October, waarin hjj zich op zjjn Buitsche afkomst
beriep doch tegelijker tijd de hoop uitte, dat do
koningskroning te Praag binnen niet te langen tjjd
gebeuren zou, wjjl de Wenzelskroon Boheme slechts
nauwer met zjjn beminden heerscher kon verbinden.
Voorts verlangde hjj, dat het feudale groot-grond-
bezit overal de liberale beginselen bestreed. Volgent
hem misbruikte de locale journalistiek haar macht
en beleedigde zjj zelfs de priesters.
Ofschoon graaf Thun in diezelfde rede de nood
zakelijkheid van oen verzooning betoogde, beschul
digen de Buitsche liberalen hem, dat hjj het
hoofdzakelijk was, die het compromis tusschen de
Buitsche partij en de Czecheu deed schipbreuk
ljjden. Het is dan ook met wantrouwend oog, dat
de Buitsch-Oostenrjjkers den feudalen graaf Thun
als stadhouder van Boheme zien optreden, daar zjj
in hem den Köningsstatthalter ontdekken.