Bolteolandscb Overzicht. 3 jaar en Tan de tweede beklaagde, wegens mede plichtigheid aan genoemd misdrijf, tot eene gevan genisstraf ran 1 jaar. Mr. H. H. Tan Capelle, die als verdediger voor de beklaagden optrad, hield een klemmend betoog tegen de geloofwaardigheid der beide eerste getuigen, wier ongunstige antecedenten hij in herinnering bracht en stelde daar tegenover het onbesproken verleden der beklaagden. PI. vroeg vrijspraak voor beiden. Uitspraak 17 September. Staten-GeneraalTweede Kamer. Zitting van Woensdag 11 September. Het hoofdpunt der nieuwe onderwijswet is in behandeling gekomen. Het geldt thans het in art. 46 neilergelegde beginsel ran verplichte sohool- geldheffing. Zooals de heer Greeve terecht zeide, de quaestie loopt over een paar kleine woordjes. De regeering wenscht met de rechterzijde, dat er schoolgeld „lal", de heer Beaufort met 9 andere liberalen, dat het „kan" geheven worden. Daarover zal de eigenlijke slag tusschen de beide partijen geleverd worden, dio hoogstwaarschijnlijk over het lot van het ontwerp beslissen zal. Gaf gisteren de rechterzijde weinig blijk van conciliate bij de stemming, ook heden was nog geen spoor van toenadering van die zijde te ontdekken. Wel verzekerde de heeren Schaepman en Lohman, zoowel als de minister, dat zij omtrent de redactie meegaande willen zijn, maar het beginsel van ver plichte schoolgeldheffing is voor de rechterzijde de hoeksteen van het geheele gebouw. In drie opzichten geeft het nieuwe voorstel verandering. Het woord „kan" is in „zal" veranderdverplichte heffing dus. Het woord „tegemoetkoming" is weggelaten, zoodat het schoolgeld kan worden opgovoerd tot den kostenden prijs, welke grens door art. 254 der Gemeentewet wordt gesteld. Het woord „billjjk" is bijgevoegd, zoodat het schoolgeld voortaan aan den eiéch der billijkheid zal moeten beantwoorden. De hoofdbedoeling dezer drie wijzigingen was, zooals algemeen is erkend, te voorkomen dat der bjjzondere school onbehoorlijke concurrentie wordt aangedaan. Daartoe is elk middel goed. Doch de practisch gewichtige vragen, wanneer nu een school geld „bill|jk" is, en hoe daarover zal worden beslist, vinden ip het artikel geen oplossing. Het groote bezwaar is dus, dat ten slotte de regeering over de billijkheid van het schoolgeld moet beslissen en dat aan de zelfregeering der gemeenten een groote slag wordt toegebracht. De wijze waarop de Kegee- ring voortaan de onwillige gemeenten kan dwingen tot belasting in den vorm van schoolgeld, maakte het onderwerp uit van een interessant debat tusschen de heeren Smeenge, Beaufort, Veegens eenerzijds en de heer Lohman met den minister anderzijds. Overigens gaven de sprekers der meerderheid de meest geruststellende verklaringen omtrent de toe passing van het artikel, doch alle fraaie redeneeringen kunnen het feit niet wegnemen, dat het een gevaar lijk wapen is in de hand van eene, aan het open- onderwijs vijandige Regeering. Wie waarborgt ons dat alt|jd concilia nte lieden aan de regeeringstafel zullen zitten of zelfs dat niet de toon der tegen woordige meerderheid geheel anders wordt, als het artikel het staatsblad mocht bereiken P Nu beklaagde de Minister er zich over, dat hij, vroeger van zijn zin om tegemoet te komen getui genis afgelegd hebbende, van de linkerzijde alleen een totaal onaannemelijk amendement vond. Hij riohtte zich aan een verkeerd adres. Laten zijn eigen vrienden, die de bezwaren, tegen het artikel ingebracht, volstrekt niet kunnen ontzenuwen, hun nerzijds een bemiddelend voorstel doen. Opende niet de heer Schaepman daartoe den weg, toen h|j verklaarde desnoods alle andere wijzigingen te willen prijsgeven (ook het woord „billijk"), als de verplich ting slechts in de wet kwam, waarb|j h|j overigens in bijzondero gevallen dispensatie zou willen toestaan P Waar nu toch allen het eens z|jn, ook de heeren Rutgers en Beaufort, dat schoolgeldheffing een juist beginsel is; waar evenzeer allen het eens z|jn, dat het ongepast is door kosteloosheid der openbare school de bijzondere afbreuk te doen, al komt dit dan ook hoogst zelden voor, kan men daar niet, de autonomie der gemeente-besturen eerbiedigende, hun de heffing overlaten, doch het recht om de school kosteloos to maken van een vergunning der Regeering doen afhangen? Een dergelijk voorstel zou men van de rechterzijde althans kunnen beproe ven. Maar misschien hebben w|j hier een geval, waarb|j niet aan de volgers, maar aan de leiders een band is aangelegd. Komt op dit punt geen schikking tot stand en wordt ook daarover de stemming rechts tegen links, dan wordt de kansen voor het wetsontwerp in de Eerste Kamer zeer hachelijk. Omtrent een onlangs door Krupp naar Kroonstadt verscheept reuzenkanon deelt de Kuln. Ztg. eenige bijzonderheden mede. Het is een kanon van 34 centimeters en weegt 235 ton. Een afzonderlijke voor dit vervoer gemaakte wagen met vier assen, bracht het naar Hamburg. De lengte van het affuit bedraagt 12.2 meter, de grootste middellijn 2 meters. Het stuk kan door één man bediend worden en kan in een minuut twee schoten lossen, die elk 5 a 6 duizend mark kosten. Het draagt 18000 meter ver. Bij proeven te Meppen, in tegenwoordigheid van Russische officieren genomen, doorboorde de 1.25 meter lange en 1800 pond zware kogel, een stalen plaat van 50 centimeter en legde daarop nog een afstand van 1200 meters af. Het geschut is het grootste, dat Krupp tot nog toe aan het buitenland geleverd heeft. Tot nog toe had men geen geschikte kranen om zulke kolossale stukken te verschepen, doch de nienwe reuzenkraan te Hamburg, die 150 ton heft en op 175 beproefd is, had voor het eerst de gelegenheid om zijn geheele kracht te toonen en heeft de proef glansrijk doorstaan. Daar de Antwerp- sche kraan onlangs bjj een gewicht van 120 ton defect werd, hoopt men**te. Hamburg, dat men voor taan alleen van die Haren gebruik zal maken voor het verschepen van zulke stukken. Te Altenwörth a/d. Donau is oen paard een tand jgetrokkon ter lengte van 7'/s oentim., die 77 gram woog. De bijzonderheden, die daarvan worden mede gedeeld, zjjn misschien wel interessant voor eigenaars vau paarden. De boer J. Eder genaamd, bemerkte reeds gedurende eene maand, dat zijn achtjarige ruin zijn voedsel slechts gedeeltelijk en dan nog met tegenzin nam, en dat hij in omvang zeer afnam. Hjj besloot dientengevolge eenige hoefsmeden te raadple gen. De meeste hoefsmeden verklaarden het paard lijdende aan tering, anderen beweerden verzwering in de maag, doch allen raadden den boer aan zjjn ruintje bij het veeartsenijkundig instituut te laten willigere, die, ondanks alle hindernissen bij gansche scharen naar Piemont trokken. Toen kwam het be richt van de oorlogsverklaring aan Piemont; en de slimme en stijfhoofdige kardinaal-secretaris hoopte zich nog te redden met eene onzijdigheidsverklaring. Den 27sten April werd deze maatregel bekend ge maakt, als de eenige die aan den vader der geloo- vigen paste, en een pauselijk encycliek beval aan alle bisschoppen van de christenheid, om gebeden te doen, voor het ophouden van den oorlog. En de oorlog was nog niet begonnen. Door dit zelfde recht van onzijdigheid hoopte ook de koning van Napels het gevaar af te wenden. Fer dinand II, oud geworden in bijgeloof en willekeur, had altijd zijne macht met onverstand en wreedheid doen gevoelen, aan die gedeelten van Italië, waarvan hjj zich de onbeperkte meester waande. Sedert eonigen tijd had hjj, verbitterd en vermoeid door den heime- l|jken tegenstand, dien hij niet kon overwinnen, zijn paleis in de hoofdstad verlaten, en zwierf nu, ziek en uitgeput, van het eene kasteel naar het andere; zjjne ministers werden zelden bjj hem toegelaten, en durfden toch, zonder hem, geene handen slaan aan de zaken van den staat. En reeds hoorde men te Napels openlijk zeggen, dat de tjjd niet ver af was, dat ook hij rekenschap zou moeten afleggen van zjjne daden. Tusschen de samenzweringen der liberalen in de provincies en de intriges van het hóf, sleepte de koning zjjn ziekeljjk leven voort in het eenzame Caserte, waar de genee3heeren alleen hem te zien kregen. Hjj had de mededeelingen van den Fran- schen gezant met trotschheid ontvangen, en geweigerd elke beslissing van het congres aan te nemen; en toen koning Victor Emanuel, hom met zijne gewone loyauteit, eigenhandig schreef, om hem uit te noo- digen, om zich met hem tegen den algemeenen vijand te verbinden, bleef deze edelmoedige nitnoodiging zonder antwoord. Oostenrijk en de Bourbons, dat wist hij zeer wel. waren hem nooit vjjandig geweest; in Februari van dat jaar, had hij een huwelijk be werkt tusschen zijn zoon Francesco en eene koninkljjke prinses van Beieren; daarmede geloofde hij genoeg zaam een troon bevestigd te hebben, welks grondslag uitgleed in het bloed der edelste burgers. Maar toen hjj zag, welke wolken dreigend samentrokken, vreesde hjj, dat oen storm, nog geduchter dan die van tien jaren geleden, over hem zou losbarsten, en eindelijk, toen den 22sten Mei hom het bericht ge bracht werd van de overwinning der bondgenooten te Montobello, riep hij stervende uit: „Zjj hebben hunne zaak gewonnen!" Al die merkwaardige gebeurtenissen, die het uit breken van den oorlog voorafgingen, had Gabrio met geestdrift en inspanning gevolgd, ofschoon bet soms moeilijk was om de waarheid te ontdekken, onder al de tegenstrijdige berichten die in Milaan aankwamen. Nauwelijks was ook de oorlog zeker, of de jeugd van Lombardijs, door denzelfden heldengeest bezield, snelde daarheen, waar zij eene plaats in de gelederen der strijders konden vinden. En daarheen gingen ook onderzooken. Het boertje volgde dien raad op ei, bracht er zjjn ros heen en liet hem er zelfs acht dagen staan, zonder dat het iets hielp. Het beest werd er al magerder op, totdat hij eindeijjk besloot den beroemden hoefsmid Josef Höllthaler om raad te vragen. Deze onderzocht het paard nauwkeurig, keek ook naar het gebit en bemerkte dat een der maaltanden ontstoken was en los zat, zoodat die bij het eten eenige milimeters uitstak, hetgeen hel paard hevige pjjnen veroorzaakte, zoodat hjj zelfs bjj hevigen honger slechts weinig at. Nu moest de tand getrok ken worden, dat voor onzen hoefsmid, zonder instru menten, geen makkelijke taak was. Nochtans hjj pakte de zaak aan, wierp het paard op den grond en met een gewone vuurtang trok hjj met groote moeite den tand er uit. Het paard is sinds dien tjjd weer goed, eet en wordt weer dikker. (Ned. Sport). Betreffende de Zaterdag jl. op de spoorwegljjn EnkhuizenZaandam plaats gehad hebbende ont sporing wordt door eon medepassagier het volgende aan het Handelsblad geschreven Mag ik u verzoeken het volgende betreffende het ongeval met trein 152 (ljjn EnkhuizenZaandam), op Zaterdag 11., in uw geacht blad te plaatsen Ik zat in den achtersten wagen 2de klasse vau genoemden trein. Even voorbjj het station Oostzaan kreeg ik een hevigen schok, waarna de trein onmid dellijk stilhield. Ik opende terstond het portier van den wagen en ontwaarde dat het achterste rjjtuig alsook de locomotief ontspoord waren en de mid delste, bestaande uit een goederenwagen en daar achter een paasagierswagen, waren omvergevallen, zoodat de dear en de ramen van de éóne zijde van den waggon de zoldering waren geworden. Al de passagiers, alsook de beambten van het treinperso neel, die zich niet in genoemden wagen bevonden, beklommen Ijlings de omvergevallen rijtuigen om de passagiers die zich daar bevonden, uit hun be narden toestand te verlossen. De passagiers kwamen uit het zoldering gewor den portier te voorschijn, zonder letsel van eenige beteekenis te hebben bekomen, zoodat b|j dit onge val gelukkig geen persoonlijke ongelukken zjjn te betreuren. De twee omgekantelde wagens waren tegen de telegraafdraden gevallen, die wel verbogen doch niet gebroken waren. Wareo deze draden niet zoo bui tengewoon sterk geweest, het ongeval had noodlot- tiger kunnen z|jn, want de beido wagens waren als dan vermoedelijk van den d|jk naar beneden gestort en er waren menschenlevens te betreuren geweest. Een der beambten van het treinpersoneel schreef dit ongeval daaraan toe, dat een der ijzers, die twee gedeelten van de rails aan elkander verbinden, had losgelaten, ten gerolge waarvan een verschuiving dier sporen heeft plaats gehad. Hij gaf tevens daar over zijne verbazing te kennen, omdat een kwartier vóór het ongeval een opzichter den Ijzeren weg zou hebben onderzocht en alles ip orde bevonden. Op grond van deze mededeeling is het wel noodig, dat de directie der Holl. IJzeren Spoorweg-maatschappij en de raad van toezicht een zeer nauwkeurig onder zoek instellen naar de oorzaak van dit ongeval. Wanneer de regenschermen z|jn uitgevonden, is niet nauwkeurig bekend. Maar omstreeks het jaar 800 moeten z|j reeds bekend zijn geweest. Want de beide jongelieden die w|j in het bovenvertrekje in het paleis van den marchese di C gelaten hebben. Op zekeren avond, tegen het einde van Februari, verlipten zij samen de stad, en richtten heimelijk hunne schreden naar het Lago Meggiore. Gabrio kende de landstreek, en herinnerde zich nog het weinig begane pad, waarlangs hjj in het begin van den winter ongemerkt den piemonteeschen oever be reikt had. By het eerste aanbreken van den dag staken zij het meer over, en met een vroolijk gevoel van vrijheid, als schooljongens, die een vacantiereisje maakten, stapten zij bij Arona aan wal, en drukten verheugd de hand van andere vrijwilligers, die daar uit andere gedeelten van Italië waren aangekomen, om de driekleur te verdedigen die in het morgen koeltje wapperde. Weinige dagen later traden zij de citadel van Turin binnen, en zwoeren als gemeen soldaat te dienen, zoolang de oorlog duurde. Daar scheidden Gabrio en Galeazzo met een broe derlijke omhelzing; de een vertrok met eene oom- pagnie artillerie naar Casale, en de andere met het escadron kavallerie, waartoe h|j behoorde, naar Alessandria, naar het oude fort, gesticht ter eere van den paus, die niet gevreesd had, om zijn zegen uit te spreken over het lombardische verbond. Den 2den Mei had Victor Emanuel zich aan het hoofd van zijn leger geplaatst, nadat hij in zijne proclamatie gezegd had: dat hij niets hoogers wenschte dan „de eerste soldaat van de Italiaansche onafhankelijkheid te zijn." (Hordt vervolgd.) Aloum, bisschop van Tours, gaf in 802 den bisschop Arno van Salzburg zulk een voorwerp ten geschenko met de bijvoeging: „Ik zend Uw Weleerwaarde een schutdak, opdat het nw eerbiedwaardig hoofd tegen regendroppels beveilige." In elk geval was dit ge schenk destijds iets zeer nieuws en zeldzaams, daar het anders de moeite van een reis van meer dan honderdv|jftig mijlen, niet zou hebben geloond. Weder is te Whitechapel te Londen een moord gepleegd, volkomen gelijk aan die, welke eenigen tjjd geleden zulk een opzien wekten. Dinsdagochtend vond de politie onder een viaduct b|j Cablestreet, een der slechtst befaamde straten der geheele wijk, het verminkte lijk eener vrouw. Hoofd en ledematen waren gescheiden van don romp, die op dezelfde wijze als bij de vorige slachtoffers verminkt was. De vrouw had bruin haar en was omstreeks 40 jaar. De moordenaar is weder mot do grootste onbe schaamdheid te werk gegaan. De politie-beambte die in dit gedeelte van Whitechapel met de ronde belast is, loopt elk kwartier langs de plaats, waar het lük gevonden is, terwijl dé moordenaar voor de ontleding van het l|jk minstens drie kwartier moet hebben noodig gehad. De politieagent zegt niets gezien en niets gehoord te hebbengeen enkelen kreet is in den omtrek vernomen. Men vermoedt dat de moord reeds twee dagen te voren gepleegd is en niet op de plaats waar men het lqk vond, maar waarschijnlijk ergens waar niemand er iets van bemerken kon. De moordenaar heeft toen de overblijfselen van zijn slachtoffer onder de viaduct gebracht. Naast het lijk vond men een linnen kleedingstuk, dat geheel bebloed en gescheurd was. Omtrent den schuldige heeft men niet de minste aanwijzing. De geneeskundigen en andere deskun digen z|jn het intusschen eens, dal deze nieuwe moord het werk is van denzelfden geheimzinnigen misdadiger, die onder den naam van Jack the Kipper reeds een jaar lang z|jn gruweldaden voortzet. Drie matrozen, die 's morgens onder een naburige spoorbrug slapende gevonden werdeo, zjjn aange houden en verhoord. Z|j bewezen, in geeneu deele bij den moord te z|jn betrokken en evenmin iets te hebben gezien en vernomen. Men heeft hen dan ook weder vrijgelaten. Volgens een later bericht moet de vrouw reeds vier of v|jf dagen dood z|jn geweest, vóór men het l|jk vond. Geen enkele bloeddruppel was op de plaats waar het gevonden werd te bespeuren en de overblijfselen zagen er uit alsof s|j tg een zak daarheen waren gedragen. Men seinde onmid dellijk naar alle politieposten en weldra «aren de hoofdcommissaris, de heer Monro, en de wijkcom- missaris, kolonel Monseun, op de plaats aanwezig. De omgeving werd afgezet en men zond geheime agenten uit, die echter tot nog toe niets naders aan het licht krachten. In de buurt heerscht groote ontsteltenis en in korten t|jd was de straat zoo vol menschen, dat niemand er door kon. Pinchinstraat, waar het l|jk gevonden werd, is een zeer arme buurt, dicht by het Lemanstreet- station der Great Eastern spwm|j en drie minuten van den dichtstb|jz|jnden politiepost verwijderd. Tal van nauwe straatjes en steegjes loopen er op uit. De poort, waaronder hot l|jk werd neergelegd, leidt naar een afgesloten erf, naast de goederenloods van den speorweg. Met het oog op het gewicht en de grootte van het liohaam vermoedt men, dat het uit een huis in de onmiddellijke nabijheid daarheen is vervoerd. Op korten afstand werd nu juist een jaar geleden op 7 September 1888 een evenzoo verminkt lijk eener vrouw gevonden. Dit is nu reeds het negende slachtoffer van Jack the Ripper. De voorzitter van de vrijwillige politieagenten uit de wijk, 'de heer Albert Backert, schrijft, dat hjj door onderzoek overtuigd is, dat de moordenaar in Whitechapel woont of in elk geval er goed in de achterbuurten den weg weet. „Het is opmorkeljjk, schrijft hij, dat op alle plaatsen waar deze moorden zijn gepleegd, de huisdeuren zoodanig zijn ingericht, dat iedereen, door enkel aan een touw te trekken, de deur kan openen. De moordenaar schjjnt dit te weten en gaat na den moord een dezer woningen binnen. Ik geloof stellig, dat de politie als z|j de huizen in don omtrek doorzocht had, op het oogen- blik dat het ljjk gevonden werd, den moordenaar zou hebben betrapt." Betreffende de oorzaak van deramp to Antwerpen verkeert men nog steeds in het onzekere. Een redacteur der Etoile Beige bezocht den heer Corvilain, die van meening is dat de ontploffing niet in zjjn werkplaats, maar in de petroleuinbe- waarplaats was begonnen. Volgens Corvilain had hjj niet meer dan 220 KG. kruit in voorraad en heeft hjj in geen opzicht de gestelde voorwaarden overschreden. De stadsingenieur Royers, daarna ondervraagd, achtte het volstrekt niet onmogelijk, dat petroleum zonder vuur ontploft, daar het gas door Vermenging met de lucht kan ontploffen als kolengassen in een mjjn. Een der tanks werd juist schoongemaakt, en daarbij is misschien een kleine onvoorzichtigheid begaan. Evenwel voegt de ingenieur er bjj een tank kan alleen springen, als hjj leeg of bijna leeg is, want niet de olie, msar de gassen brengen de ontploffing teweeg. Volgens andere berichten heerschte echter ver regaande zorgeloosheid in de werkplaatsen van Corvilain. Zoo o. a. wordt gezegd, dat de bewaar plaats voor het kruit, dat uit de oude patronen ver wijderd werd, in den meest verwaarloosden toestand verkeerde. Het kruit werd geborgen in een schip, de Elevator, waarop zich slechts twee pereonen bevonden, en het kruit werd er bjj hoeveelheden van 30 kisten van 20 KG. elk ingebracht. Op het oogenblik van de ontploffing waren 25,000 KG. overgebracht. Kruitschepen mogen te Antwerpen niet binnen een iekeren kring worden vaslgemeerd en moeten bijzondere kenteekenen dragen. Het vaartuig in Suaestie was echter te Austruweel, d. i. ver binnen en bepaalden kring, en wel juist achter de werk plaatsen vastgelegd en was nooit door eenig bijzon der sein of teeken te herkennen. In het jaar 1888 zijn door de gezamenlijke recht banken in het geheel 908 personen in staat van faillissement of van kenneljjk onvermogen verklaard, dat is 68 meer dan in het vorige jaar. Van de failliet verklaarden warén 844 bijzondere personen, 28 vennootschappen onder een firma en één naam- looze vennootschap. Onder de gefailleerden komen de kruideniers en winkeliprs voor 18 pCt., de koffiehuishouders enz., de kooplieden en fabrikanten in manufacturen enz. elk voor 8 pCt., de timmerlieden enz. elk voor 7 pCt., de broodbakkers enz. voor 6 pCt., de grofsme- den en ijzerhandelaars, de kleedermakers enz. elk voor 4 pCL, de schoen- en laarzenmakers voor 3 pCt., de makelaars en commissionairs, de marskra mers, de sigarenmakers en tabakshandelaars, de sla gers en vcekoopers, de aannemers enz., de kooplie den en fabrikanten elk voor 2 pCt., de behangers, de galanterie-handelaars, de landbouwers, de bier brouwers enz., de boek- en papierverkoopers enz., de huis- en rijtuigschilders, de metselaars en loodgie ters, de meubelmakers, de reeders, schippers enz., elk voor 1 pCt., de overige rubrieken voor minder dan 1 pCt. j, Ter zake van bankbreuk werden 20 gefailleerden vervolgd, van welke 4 reeds vóór 1888 waren failliet verklaard en 16 in den loop vsit dat jaar failleerden; geen van hen is in dit jaar vervolgd, of wegens eenvoudige bedriegeljjke bankbreuk, 1 is vervolgd alleen wegens eenvoudige bankbreuk en 19 zijn dit alleen wegens bedriegeljjke bankbreuk. In het voor gaande jaar werden 3 gefailleerden vervolgd alleen wegens eenvoudige bankbreuk en 23 alleen wegens beariegelijke bankbreukevenals in 1888 zijn geen gefailleerden tegelijkertijd vervolgd wegens eenvou dige en bedriegeljjke bankbreuk. In het Sociaal Weekblad wordt het plan voor wed strijden van handwerkslieden in Nederland door eene commissie van gedelegeerden van verschiUende in stellingen tot bevordering van de welvaart der arbeids klasse, nader ter sprake gebracht en op krachtige w|jze ondersteund. In die richting is hier te lande, naar het blad doet opmerken, wel degeljjk reeds het een en ander geschied: De prjjskamp, in April 1886 in den Haag gehouden, was zeker een der best geslaagde pogingen. Maar op hoe verren afstand ook deze van de vol maaktheid bleef, bewees het verslag, dat door de ontwerpers er van werd uitgebracht Het legde een vereerend getuigenis af van het deskundig overleg en van de groote nauwgezetheid, waarmede zij te werk waren gegaan; maar het verzweeg evenmin hunne tekortkomingen, en verklaarde met loffeljjke open hartigheid, dat zjj in meer dan één opzicht anders zouden hebben gehandeld, indien zij te voren al de klippen hadden gekend, die ook dit vaarwater onveilig maken. Evenals hen, ging het anderen vóór hen; zoo ook zal het dengenen gaan, die hun voetspoor volgen. Is het dan niet van belang, te zorgen, dat het in zicht in hetgeen nog beter had kunnen geschieden, niet telkens te laat kome met andere woorden: dat, wie aan een nieuwe proefneming zich wagen wil, in staat worde gesteld zijn voordeel te doen met de elders opgedane ondervinding? Omtrent die ondervinding nn gegevens te verza melen en te verwerken; een bureau van informatie te zijn voor wie behoefte gevoelen aan voorlichting; juiste denkbeelden te verspreiden aangaande het oog merk, den vorm en de inrichting der wedstrijden, zoomede aangaande de beoordeeling van het inge zondens; op te wekken tot het organiseeren van wed strijden^ op verschillende plaatsen; in overleg te treden met wie ze wenschen voor te bereiden; ze onder bepaalde voorwaarden geldelijk te steunen, voor zoo ver de bijeengebrachte middelen daartoe in staat stellen ziedaar de taak, opgelegd aan en aan vaard door de commissie, die thans voor het eerst voor het publiek optreedt. Alweer een van die lapmiddeltjes, het noemen niet waard zeggen natuurlijk de hoogvliegende wereld hervormers. Inderdaad iets van betrekkelijk onder geschikte beteekenis. Maar van beteekenis toch wèl, als een der vele middelen, die, gelijktijdig en in onderling verband, vermogen en behooren te worden aangewend ter verbetering van het bestaande, en die niet worden versmaad door wie meent, dat men, door voort te schrijden op den beganen weg, ten slotte verder komt dan door vliegen in de lucht. De directeuren en de werkstakers te Londen zyn het nog niet eens geworden. Wel zijn beide partyen het eens, dat het loon der dokwerkers tot 6 stuiver per uur moet verhoogd worden, maar de werklie den zeggen met 1 October en de directeuren met 1 Januari a, s. Volgens bevoegde beoordeelaars maakt dit slechts een verschil van hoogstens/ 240,000, maar toch wil men liever den strijd voortzetten, die Londen eiken dag op een verlies van 1,000,000 te staan komt. Over het gelijk en ongelijk zal nog lang gedis cussieerd worden. Zonderling is 't dat de «Daily News" zoo partijdig is ten voordeele van de werk stakers; deze hebben volgens dit blad, volkomen gelijk in hun eisch, gelijk ook dat de eerst aange nomen schikking later weer verworpen werd. Geheel anders oordeelt de „Times", welk blad gewoonlyk de openbare meening uitdrukt. Volgens dit blad hebben Burns en Tillett hun verbintenis om hun invloed aan te wenden teneinde de voor stellen van het verzoeningscomité te doen aannemen, niet gestand gedaan, is de concessie der dokbesturen aangemerkt als een teeken van wankelmoedigheid en zijn de eerste door de leiders goedgekeurde voor stellen alleen verworpen in de verwachting, dat men meer zou kunnen verkrijgen door vol te houden. Het blad vestigt verder de aandacht op het her haaldelijk plegen van geweld vanwege de werksta kers, om anderen te beletten in de dokken te arbeiden. Zoo werd een der arbeiders ongebluschte kalk in de oogen geworpen, zoodat hy voor zyn leven blind is. De „Times" meent, dat de werk stakers alles gedaan hebben, om zich in het ongelijk te stellenhet verwerpen van do op Mansionhouse tot stand gebrachte schikking was aec dwaasheid en ee^ daad van kwade trouw, en het blad verwacht, dat de dokwerkers de sympathie van het publiek thans goeddeels zullen verloren hebben. Generaal Boulanger en de heer Rochefort hebben zich aan de Parijsche prefectuur als candidaten voor twee Parijsche districten opgegeven. De heer Poubelle, de prefect, was afwezig en zijn plaatsver vanger weigerde de namen aan te nemen, op grond dat de candidaten niet in het volle bezit waren hunner burgelijke rechten. Indien op de overige, door de wet gevorderde, formaliteiten niets was aan te merken, is zeker deze houding van den Paryschen ambtenaar moeilyk te verdedigen, want de jongste besluiten van den minister raad waren duidelijk genoeg. Uitdrukkelijk werd toen uitgemaakt, dat de drie veroordeelde heeren wel is waar niet verkiesbaar waren, maar dat deze on verkiesbaarheid hun niet verhinderde als candi daten op te treden en te handelen. De minister van binnenlandsché zaken zal daarom zeker de be slissing van den ambtenaar niet handhaven. Ondanks de circulaire van den Franschen mi nister van justitie aan de bisschoppen gaan dezen rustig voort hun geestelyken aan te sporen hun geloovigen op te wekken voor die candidaten te stemmen, welke zich in de sympathieën der pries ters mogen verheugen. Een alles behalve zachtzinnigen brief heeft de bisschop van Séez den heer Thévenet in antwoord op diens circulaire geschreven. Hy verwijt den minister, dat deze de geestelyken als heloten en paria's behandelt, terwijl de bisschop voor zich on zyn priesters hun rechten als burgers eischt. Naar aanleiding van de uiteenjaging eener Bou- langistisohe vergadering te Toulouse door de gen darmen, heeft de Boulangist Susini, die aldaar als candidaat tegenover den minister van binnenlandsche zaken optreedt, aan Constans een telegram gezon den, waarin hy hem onder een stroom van belee- digingen, ahgij schendt alle vry heden gij roept den burgeroorlog in bet levengij zijt een dictator enz., oproept met hem, Susini, te duelleeren. Dit „duel op den dood" zal de stryd zijn tusschen de opportunistische republiek en de nationale, demo cratische en sociale republiek

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2