Bolteolandscb Overzicht.
3 jaar en Tan de tweede beklaagde, wegens mede
plichtigheid aan genoemd misdrijf, tot eene gevan
genisstraf ran 1 jaar.
Mr. H. H. Tan Capelle, die als verdediger voor
de beklaagden optrad, hield een klemmend betoog
tegen de geloofwaardigheid der beide eerste getuigen,
wier ongunstige antecedenten hij in herinnering bracht
en stelde daar tegenover het onbesproken verleden
der beklaagden. PI. vroeg vrijspraak voor beiden.
Uitspraak 17 September.
Staten-GeneraalTweede Kamer. Zitting
van Woensdag 11 September.
Het hoofdpunt der nieuwe onderwijswet is in
behandeling gekomen. Het geldt thans het in
art. 46 neilergelegde beginsel ran verplichte sohool-
geldheffing. Zooals de heer Greeve terecht zeide,
de quaestie loopt over een paar kleine woordjes.
De regeering wenscht met de rechterzijde, dat er
schoolgeld „lal", de heer Beaufort met 9 andere
liberalen, dat het „kan" geheven worden. Daarover
zal de eigenlijke slag tusschen de beide partijen
geleverd worden, dio hoogstwaarschijnlijk over het
lot van het ontwerp beslissen zal.
Gaf gisteren de rechterzijde weinig blijk van
conciliate bij de stemming, ook heden was nog geen
spoor van toenadering van die zijde te ontdekken.
Wel verzekerde de heeren Schaepman en Lohman,
zoowel als de minister, dat zij omtrent de redactie
meegaande willen zijn, maar het beginsel van ver
plichte schoolgeldheffing is voor de rechterzijde de
hoeksteen van het geheele gebouw. In drie opzichten
geeft het nieuwe voorstel verandering. Het woord
„kan" is in „zal" veranderdverplichte heffing dus.
Het woord „tegemoetkoming" is weggelaten, zoodat
het schoolgeld kan worden opgovoerd tot den
kostenden prijs, welke grens door art. 254 der
Gemeentewet wordt gesteld. Het woord „billjjk"
is bijgevoegd, zoodat het schoolgeld voortaan aan
den eiéch der billijkheid zal moeten beantwoorden.
De hoofdbedoeling dezer drie wijzigingen was,
zooals algemeen is erkend, te voorkomen dat der
bjjzondere school onbehoorlijke concurrentie wordt
aangedaan. Daartoe is elk middel goed. Doch de
practisch gewichtige vragen, wanneer nu een school
geld „bill|jk" is, en hoe daarover zal worden beslist,
vinden ip het artikel geen oplossing. Het groote
bezwaar is dus, dat ten slotte de regeering over de
billijkheid van het schoolgeld moet beslissen en dat
aan de zelfregeering der gemeenten een groote
slag wordt toegebracht. De wijze waarop de Kegee-
ring voortaan de onwillige gemeenten kan dwingen
tot belasting in den vorm van schoolgeld, maakte
het onderwerp uit van een interessant debat tusschen
de heeren Smeenge, Beaufort, Veegens eenerzijds
en de heer Lohman met den minister anderzijds.
Overigens gaven de sprekers der meerderheid de
meest geruststellende verklaringen omtrent de toe
passing van het artikel, doch alle fraaie redeneeringen
kunnen het feit niet wegnemen, dat het een gevaar
lijk wapen is in de hand van eene, aan het open-
onderwijs vijandige Regeering. Wie waarborgt ons
dat alt|jd concilia nte lieden aan de regeeringstafel
zullen zitten of zelfs dat niet de toon der tegen
woordige meerderheid geheel anders wordt, als het
artikel het staatsblad mocht bereiken P
Nu beklaagde de Minister er zich over, dat hij,
vroeger van zijn zin om tegemoet te komen getui
genis afgelegd hebbende, van de linkerzijde alleen
een totaal onaannemelijk amendement vond. Hij
riohtte zich aan een verkeerd adres. Laten zijn
eigen vrienden, die de bezwaren, tegen het artikel
ingebracht, volstrekt niet kunnen ontzenuwen, hun
nerzijds een bemiddelend voorstel doen. Opende
niet de heer Schaepman daartoe den weg, toen h|j
verklaarde desnoods alle andere wijzigingen te willen
prijsgeven (ook het woord „billijk"), als de verplich
ting slechts in de wet kwam, waarb|j h|j overigens
in bijzondero gevallen dispensatie zou willen toestaan P
Waar nu toch allen het eens z|jn, ook de heeren
Rutgers en Beaufort, dat schoolgeldheffing een juist
beginsel is; waar evenzeer allen het eens z|jn, dat
het ongepast is door kosteloosheid der openbare
school de bijzondere afbreuk te doen, al komt dit
dan ook hoogst zelden voor, kan men daar niet,
de autonomie der gemeente-besturen eerbiedigende,
hun de heffing overlaten, doch het recht om de
school kosteloos to maken van een vergunning der
Regeering doen afhangen? Een dergelijk voorstel
zou men van de rechterzijde althans kunnen beproe
ven. Maar misschien hebben w|j hier een geval,
waarb|j niet aan de volgers, maar aan de leiders een
band is aangelegd.
Komt op dit punt geen schikking tot stand en
wordt ook daarover de stemming rechts tegen links,
dan wordt de kansen voor het wetsontwerp in de
Eerste Kamer zeer hachelijk.
Omtrent een onlangs door Krupp naar Kroonstadt
verscheept reuzenkanon deelt de Kuln. Ztg. eenige
bijzonderheden mede. Het is een kanon van 34
centimeters en weegt 235 ton. Een afzonderlijke
voor dit vervoer gemaakte wagen met vier assen,
bracht het naar Hamburg. De lengte van het affuit
bedraagt 12.2 meter, de grootste middellijn 2 meters.
Het stuk kan door één man bediend worden en kan
in een minuut twee schoten lossen, die elk 5 a 6
duizend mark kosten. Het draagt 18000 meter ver.
Bij proeven te Meppen, in tegenwoordigheid van
Russische officieren genomen, doorboorde de 1.25
meter lange en 1800 pond zware kogel, een stalen
plaat van 50 centimeter en legde daarop nog een
afstand van 1200 meters af. Het geschut is het
grootste, dat Krupp tot nog toe aan het buitenland
geleverd heeft. Tot nog toe had men geen geschikte
kranen om zulke kolossale stukken te verschepen,
doch de nienwe reuzenkraan te Hamburg, die 150
ton heft en op 175 beproefd is, had voor het eerst
de gelegenheid om zijn geheele kracht te toonen en
heeft de proef glansrijk doorstaan. Daar de Antwerp-
sche kraan onlangs bjj een gewicht van 120 ton
defect werd, hoopt men**te. Hamburg, dat men voor
taan alleen van die Haren gebruik zal maken voor
het verschepen van zulke stukken.
Te Altenwörth a/d. Donau is oen paard een tand
jgetrokkon ter lengte van 7'/s oentim., die 77 gram
woog. De bijzonderheden, die daarvan worden mede
gedeeld, zjjn misschien wel interessant voor eigenaars
vau paarden. De boer J. Eder genaamd, bemerkte
reeds gedurende eene maand, dat zijn achtjarige ruin
zijn voedsel slechts gedeeltelijk en dan nog met
tegenzin nam, en dat hij in omvang zeer afnam. Hjj
besloot dientengevolge eenige hoefsmeden te raadple
gen. De meeste hoefsmeden verklaarden het paard
lijdende aan tering, anderen beweerden verzwering
in de maag, doch allen raadden den boer aan zjjn
ruintje bij het veeartsenijkundig instituut te laten
willigere, die, ondanks alle hindernissen bij gansche
scharen naar Piemont trokken. Toen kwam het be
richt van de oorlogsverklaring aan Piemont; en de
slimme en stijfhoofdige kardinaal-secretaris hoopte
zich nog te redden met eene onzijdigheidsverklaring.
Den 27sten April werd deze maatregel bekend ge
maakt, als de eenige die aan den vader der geloo-
vigen paste, en een pauselijk encycliek beval aan
alle bisschoppen van de christenheid, om gebeden
te doen, voor het ophouden van den oorlog. En de
oorlog was nog niet begonnen.
Door dit zelfde recht van onzijdigheid hoopte ook
de koning van Napels het gevaar af te wenden. Fer
dinand II, oud geworden in bijgeloof en willekeur,
had altijd zijne macht met onverstand en wreedheid
doen gevoelen, aan die gedeelten van Italië, waarvan
hjj zich de onbeperkte meester waande. Sedert eonigen
tijd had hjj, verbitterd en vermoeid door den heime-
l|jken tegenstand, dien hij niet kon overwinnen, zijn
paleis in de hoofdstad verlaten, en zwierf nu, ziek
en uitgeput, van het eene kasteel naar het andere;
zjjne ministers werden zelden bjj hem toegelaten, en
durfden toch, zonder hem, geene handen slaan aan
de zaken van den staat. En reeds hoorde men te
Napels openlijk zeggen, dat de tjjd niet ver af was,
dat ook hij rekenschap zou moeten afleggen van zjjne
daden. Tusschen de samenzweringen der liberalen in
de provincies en de intriges van het hóf, sleepte de
koning zjjn ziekeljjk leven voort in het eenzame
Caserte, waar de genee3heeren alleen hem te zien
kregen. Hjj had de mededeelingen van den Fran-
schen gezant met trotschheid ontvangen, en geweigerd
elke beslissing van het congres aan te nemen; en
toen koning Victor Emanuel, hom met zijne gewone
loyauteit, eigenhandig schreef, om hem uit te noo-
digen, om zich met hem tegen den algemeenen vijand
te verbinden, bleef deze edelmoedige nitnoodiging
zonder antwoord. Oostenrijk en de Bourbons, dat
wist hij zeer wel. waren hem nooit vjjandig geweest;
in Februari van dat jaar, had hij een huwelijk be
werkt tusschen zijn zoon Francesco en eene koninkljjke
prinses van Beieren; daarmede geloofde hij genoeg
zaam een troon bevestigd te hebben, welks grondslag
uitgleed in het bloed der edelste burgers. Maar
toen hjj zag, welke wolken dreigend samentrokken,
vreesde hjj, dat oen storm, nog geduchter dan die
van tien jaren geleden, over hem zou losbarsten, en
eindelijk, toen den 22sten Mei hom het bericht ge
bracht werd van de overwinning der bondgenooten te
Montobello, riep hij stervende uit: „Zjj hebben hunne
zaak gewonnen!"
Al die merkwaardige gebeurtenissen, die het uit
breken van den oorlog voorafgingen, had Gabrio met
geestdrift en inspanning gevolgd, ofschoon bet soms
moeilijk was om de waarheid te ontdekken, onder al
de tegenstrijdige berichten die in Milaan aankwamen.
Nauwelijks was ook de oorlog zeker, of de jeugd van
Lombardijs, door denzelfden heldengeest bezield, snelde
daarheen, waar zij eene plaats in de gelederen der
strijders konden vinden. En daarheen gingen ook
onderzooken. Het boertje volgde dien raad op ei,
bracht er zjjn ros heen en liet hem er zelfs acht
dagen staan, zonder dat het iets hielp. Het beest
werd er al magerder op, totdat hij eindeijjk besloot
den beroemden hoefsmid Josef Höllthaler om raad
te vragen. Deze onderzocht het paard nauwkeurig,
keek ook naar het gebit en bemerkte dat een der
maaltanden ontstoken was en los zat, zoodat die bij
het eten eenige milimeters uitstak, hetgeen hel paard
hevige pjjnen veroorzaakte, zoodat hjj zelfs bjj hevigen
honger slechts weinig at. Nu moest de tand getrok
ken worden, dat voor onzen hoefsmid, zonder instru
menten, geen makkelijke taak was. Nochtans hjj
pakte de zaak aan, wierp het paard op den grond
en met een gewone vuurtang trok hjj met groote
moeite den tand er uit. Het paard is sinds dien
tjjd weer goed, eet en wordt weer dikker.
(Ned. Sport).
Betreffende de Zaterdag jl. op de spoorwegljjn
EnkhuizenZaandam plaats gehad hebbende ont
sporing wordt door eon medepassagier het volgende
aan het Handelsblad geschreven
Mag ik u verzoeken het volgende betreffende het
ongeval met trein 152 (ljjn EnkhuizenZaandam),
op Zaterdag 11., in uw geacht blad te plaatsen
Ik zat in den achtersten wagen 2de klasse vau
genoemden trein. Even voorbjj het station Oostzaan
kreeg ik een hevigen schok, waarna de trein onmid
dellijk stilhield. Ik opende terstond het portier van
den wagen en ontwaarde dat het achterste rjjtuig
alsook de locomotief ontspoord waren en de mid
delste, bestaande uit een goederenwagen en daar
achter een paasagierswagen, waren omvergevallen,
zoodat de dear en de ramen van de éóne zijde van
den waggon de zoldering waren geworden. Al de
passagiers, alsook de beambten van het treinperso
neel, die zich niet in genoemden wagen bevonden,
beklommen Ijlings de omvergevallen rijtuigen om
de passagiers die zich daar bevonden, uit hun be
narden toestand te verlossen.
De passagiers kwamen uit het zoldering gewor
den portier te voorschijn, zonder letsel van eenige
beteekenis te hebben bekomen, zoodat b|j dit onge
val gelukkig geen persoonlijke ongelukken zjjn te
betreuren.
De twee omgekantelde wagens waren tegen de
telegraafdraden gevallen, die wel verbogen doch niet
gebroken waren. Wareo deze draden niet zoo bui
tengewoon sterk geweest, het ongeval had noodlot-
tiger kunnen z|jn, want de beido wagens waren als
dan vermoedelijk van den d|jk naar beneden gestort
en er waren menschenlevens te betreuren geweest.
Een der beambten van het treinpersoneel schreef
dit ongeval daaraan toe, dat een der ijzers, die twee
gedeelten van de rails aan elkander verbinden, had
losgelaten, ten gerolge waarvan een verschuiving
dier sporen heeft plaats gehad. Hij gaf tevens daar
over zijne verbazing te kennen, omdat een kwartier
vóór het ongeval een opzichter den Ijzeren weg zou
hebben onderzocht en alles ip orde bevonden. Op
grond van deze mededeeling is het wel noodig, dat
de directie der Holl. IJzeren Spoorweg-maatschappij
en de raad van toezicht een zeer nauwkeurig onder
zoek instellen naar de oorzaak van dit ongeval.
Wanneer de regenschermen z|jn uitgevonden, is
niet nauwkeurig bekend. Maar omstreeks het jaar
800 moeten z|j reeds bekend zijn geweest. Want
de beide jongelieden die w|j in het bovenvertrekje in
het paleis van den marchese di C gelaten hebben.
Op zekeren avond, tegen het einde van Februari,
verlipten zij samen de stad, en richtten heimelijk
hunne schreden naar het Lago Meggiore. Gabrio
kende de landstreek, en herinnerde zich nog het
weinig begane pad, waarlangs hjj in het begin van
den winter ongemerkt den piemonteeschen oever be
reikt had. By het eerste aanbreken van den dag
staken zij het meer over, en met een vroolijk gevoel
van vrijheid, als schooljongens, die een vacantiereisje
maakten, stapten zij bij Arona aan wal, en drukten
verheugd de hand van andere vrijwilligers, die daar
uit andere gedeelten van Italië waren aangekomen,
om de driekleur te verdedigen die in het morgen
koeltje wapperde. Weinige dagen later traden zij
de citadel van Turin binnen, en zwoeren als gemeen
soldaat te dienen, zoolang de oorlog duurde.
Daar scheidden Gabrio en Galeazzo met een broe
derlijke omhelzing; de een vertrok met eene oom-
pagnie artillerie naar Casale, en de andere met het
escadron kavallerie, waartoe h|j behoorde, naar
Alessandria, naar het oude fort, gesticht ter eere van
den paus, die niet gevreesd had, om zijn zegen uit
te spreken over het lombardische verbond. Den 2den
Mei had Victor Emanuel zich aan het hoofd van zijn
leger geplaatst, nadat hij in zijne proclamatie gezegd
had: dat hij niets hoogers wenschte dan „de eerste
soldaat van de Italiaansche onafhankelijkheid te zijn."
(Hordt vervolgd.)
Aloum, bisschop van Tours, gaf in 802 den bisschop
Arno van Salzburg zulk een voorwerp ten geschenko
met de bijvoeging: „Ik zend Uw Weleerwaarde een
schutdak, opdat het nw eerbiedwaardig hoofd tegen
regendroppels beveilige." In elk geval was dit ge
schenk destijds iets zeer nieuws en zeldzaams, daar
het anders de moeite van een reis van meer dan
honderdv|jftig mijlen, niet zou hebben geloond.
Weder is te Whitechapel te Londen een moord
gepleegd, volkomen gelijk aan die, welke eenigen
tjjd geleden zulk een opzien wekten. Dinsdagochtend
vond de politie onder een viaduct b|j Cablestreet,
een der slechtst befaamde straten der geheele wijk,
het verminkte lijk eener vrouw. Hoofd en ledematen
waren gescheiden van don romp, die op dezelfde
wijze als bij de vorige slachtoffers verminkt was.
De vrouw had bruin haar en was omstreeks 40
jaar.
De moordenaar is weder mot do grootste onbe
schaamdheid te werk gegaan. De politie-beambte
die in dit gedeelte van Whitechapel met de ronde
belast is, loopt elk kwartier langs de plaats, waar
het lük gevonden is, terwijl dé moordenaar voor de
ontleding van het l|jk minstens drie kwartier moet
hebben noodig gehad. De politieagent zegt niets
gezien en niets gehoord te hebbengeen enkelen
kreet is in den omtrek vernomen.
Men vermoedt dat de moord reeds twee dagen
te voren gepleegd is en niet op de plaats waar
men het lqk vond, maar waarschijnlijk ergens waar
niemand er iets van bemerken kon. De moordenaar
heeft toen de overblijfselen van zijn slachtoffer onder
de viaduct gebracht. Naast het lijk vond men een
linnen kleedingstuk, dat geheel bebloed en gescheurd
was.
Omtrent den schuldige heeft men niet de minste
aanwijzing. De geneeskundigen en andere deskun
digen z|jn het intusschen eens, dal deze nieuwe
moord het werk is van denzelfden geheimzinnigen
misdadiger, die onder den naam van Jack the Kipper
reeds een jaar lang z|jn gruweldaden voortzet.
Drie matrozen, die 's morgens onder een naburige
spoorbrug slapende gevonden werdeo, zjjn aange
houden en verhoord. Z|j bewezen, in geeneu deele
bij den moord te z|jn betrokken en evenmin iets
te hebben gezien en vernomen. Men heeft hen dan
ook weder vrijgelaten.
Volgens een later bericht moet de vrouw reeds
vier of v|jf dagen dood z|jn geweest, vóór men
het l|jk vond. Geen enkele bloeddruppel was op
de plaats waar het gevonden werd te bespeuren
en de overblijfselen zagen er uit alsof s|j tg een
zak daarheen waren gedragen. Men seinde onmid
dellijk naar alle politieposten en weldra «aren de
hoofdcommissaris, de heer Monro, en de wijkcom-
missaris, kolonel Monseun, op de plaats aanwezig.
De omgeving werd afgezet en men zond geheime
agenten uit, die echter tot nog toe niets naders aan
het licht krachten. In de buurt heerscht groote
ontsteltenis en in korten t|jd was de straat zoo vol
menschen, dat niemand er door kon.
Pinchinstraat, waar het l|jk gevonden werd, is
een zeer arme buurt, dicht by het Lemanstreet-
station der Great Eastern spwm|j en drie minuten
van den dichtstb|jz|jnden politiepost verwijderd. Tal
van nauwe straatjes en steegjes loopen er op uit.
De poort, waaronder hot l|jk werd neergelegd, leidt
naar een afgesloten erf, naast de goederenloods van
den speorweg. Met het oog op het gewicht en de
grootte van het liohaam vermoedt men, dat het uit
een huis in de onmiddellijke nabijheid daarheen is
vervoerd. Op korten afstand werd nu juist een jaar
geleden op 7 September 1888 een evenzoo
verminkt lijk eener vrouw gevonden. Dit is nu
reeds het negende slachtoffer van Jack the Ripper.
De voorzitter van de vrijwillige politieagenten
uit de wijk, 'de heer Albert Backert, schrijft, dat hjj
door onderzoek overtuigd is, dat de moordenaar in
Whitechapel woont of in elk geval er goed in de
achterbuurten den weg weet. „Het is opmorkeljjk,
schrijft hij, dat op alle plaatsen waar deze moorden
zijn gepleegd, de huisdeuren zoodanig zijn ingericht,
dat iedereen, door enkel aan een touw te trekken,
de deur kan openen. De moordenaar schjjnt dit te
weten en gaat na den moord een dezer woningen
binnen. Ik geloof stellig, dat de politie als z|j de
huizen in don omtrek doorzocht had, op het oogen-
blik dat het ljjk gevonden werd, den moordenaar
zou hebben betrapt."
Betreffende de oorzaak van deramp to Antwerpen
verkeert men nog steeds in het onzekere.
Een redacteur der Etoile Beige bezocht den heer
Corvilain, die van meening is dat de ontploffing
niet in zjjn werkplaats, maar in de petroleuinbe-
waarplaats was begonnen. Volgens Corvilain had
hjj niet meer dan 220 KG. kruit in voorraad en
heeft hjj in geen opzicht de gestelde voorwaarden
overschreden.
De stadsingenieur Royers, daarna ondervraagd,
achtte het volstrekt niet onmogelijk, dat petroleum
zonder vuur ontploft, daar het gas door Vermenging
met de lucht kan ontploffen als kolengassen in een
mjjn. Een der tanks werd juist schoongemaakt, en
daarbij is misschien een kleine onvoorzichtigheid
begaan. Evenwel voegt de ingenieur er bjj
een tank kan alleen springen, als hjj leeg of bijna
leeg is, want niet de olie, msar de gassen brengen
de ontploffing teweeg.
Volgens andere berichten heerschte echter ver
regaande zorgeloosheid in de werkplaatsen van
Corvilain. Zoo o. a. wordt gezegd, dat de bewaar
plaats voor het kruit, dat uit de oude patronen ver
wijderd werd, in den meest verwaarloosden toestand
verkeerde. Het kruit werd geborgen in een schip,
de Elevator, waarop zich slechts twee pereonen
bevonden, en het kruit werd er bjj hoeveelheden
van 30 kisten van 20 KG. elk ingebracht. Op het
oogenblik van de ontploffing waren 25,000 KG.
overgebracht.
Kruitschepen mogen te Antwerpen niet binnen
een iekeren kring worden vaslgemeerd en moeten
bijzondere kenteekenen dragen. Het vaartuig in
Suaestie was echter te Austruweel, d. i. ver binnen
en bepaalden kring, en wel juist achter de werk
plaatsen vastgelegd en was nooit door eenig bijzon
der sein of teeken te herkennen.
In het jaar 1888 zijn door de gezamenlijke recht
banken in het geheel 908 personen in staat van
faillissement of van kenneljjk onvermogen verklaard,
dat is 68 meer dan in het vorige jaar. Van de
failliet verklaarden warén 844 bijzondere personen,
28 vennootschappen onder een firma en één naam-
looze vennootschap.
Onder de gefailleerden komen de kruideniers en
winkeliprs voor 18 pCt., de koffiehuishouders enz.,
de kooplieden en fabrikanten in manufacturen enz.
elk voor 8 pCt., de timmerlieden enz. elk voor 7
pCt., de broodbakkers enz. voor 6 pCt., de grofsme-
den en ijzerhandelaars, de kleedermakers enz. elk
voor 4 pCL, de schoen- en laarzenmakers voor 3
pCt., de makelaars en commissionairs, de marskra
mers, de sigarenmakers en tabakshandelaars, de sla
gers en vcekoopers, de aannemers enz., de kooplie
den en fabrikanten elk voor 2 pCt., de behangers,
de galanterie-handelaars, de landbouwers, de bier
brouwers enz., de boek- en papierverkoopers enz., de
huis- en rijtuigschilders, de metselaars en loodgie
ters, de meubelmakers, de reeders, schippers enz.,
elk voor 1 pCt., de overige rubrieken voor minder
dan 1 pCt. j,
Ter zake van bankbreuk werden 20 gefailleerden
vervolgd, van welke 4 reeds vóór 1888 waren failliet
verklaard en 16 in den loop vsit dat jaar failleerden;
geen van hen is in dit jaar vervolgd, of wegens
eenvoudige bedriegeljjke bankbreuk, 1 is vervolgd
alleen wegens eenvoudige bankbreuk en 19 zijn dit
alleen wegens bedriegeljjke bankbreuk. In het voor
gaande jaar werden 3 gefailleerden vervolgd alleen
wegens eenvoudige bankbreuk en 23 alleen wegens
beariegelijke bankbreukevenals in 1888 zijn geen
gefailleerden tegelijkertijd vervolgd wegens eenvou
dige en bedriegeljjke bankbreuk.
In het Sociaal Weekblad wordt het plan voor wed
strijden van handwerkslieden in Nederland door eene
commissie van gedelegeerden van verschiUende in
stellingen tot bevordering van de welvaart der arbeids
klasse, nader ter sprake gebracht en op krachtige
w|jze ondersteund.
In die richting is hier te lande, naar het blad
doet opmerken, wel degeljjk reeds het een en ander
geschied: De prjjskamp, in April 1886 in den Haag
gehouden, was zeker een der best geslaagde pogingen.
Maar op hoe verren afstand ook deze van de vol
maaktheid bleef, bewees het verslag, dat door de
ontwerpers er van werd uitgebracht Het legde een
vereerend getuigenis af van het deskundig overleg en
van de groote nauwgezetheid, waarmede zij te werk
waren gegaan; maar het verzweeg evenmin hunne
tekortkomingen, en verklaarde met loffeljjke open
hartigheid, dat zjj in meer dan één opzicht anders
zouden hebben gehandeld, indien zij te voren al de
klippen hadden gekend, die ook dit vaarwater onveilig
maken.
Evenals hen, ging het anderen vóór hen; zoo ook
zal het dengenen gaan, die hun voetspoor volgen.
Is het dan niet van belang, te zorgen, dat het in
zicht in hetgeen nog beter had kunnen geschieden,
niet telkens te laat kome met andere woorden:
dat, wie aan een nieuwe proefneming zich wagen
wil, in staat worde gesteld zijn voordeel te doen
met de elders opgedane ondervinding?
Omtrent die ondervinding nn gegevens te verza
melen en te verwerken; een bureau van informatie
te zijn voor wie behoefte gevoelen aan voorlichting;
juiste denkbeelden te verspreiden aangaande het oog
merk, den vorm en de inrichting der wedstrijden,
zoomede aangaande de beoordeeling van het inge
zondens; op te wekken tot het organiseeren van wed
strijden^ op verschillende plaatsen; in overleg te treden
met wie ze wenschen voor te bereiden; ze onder
bepaalde voorwaarden geldelijk te steunen, voor zoo
ver de bijeengebrachte middelen daartoe in staat
stellen ziedaar de taak, opgelegd aan en aan
vaard door de commissie, die thans voor het eerst
voor het publiek optreedt.
Alweer een van die lapmiddeltjes, het noemen niet
waard zeggen natuurlijk de hoogvliegende wereld
hervormers. Inderdaad iets van betrekkelijk onder
geschikte beteekenis. Maar van beteekenis toch wèl,
als een der vele middelen, die, gelijktijdig en in
onderling verband, vermogen en behooren te worden
aangewend ter verbetering van het bestaande, en
die niet worden versmaad door wie meent, dat men,
door voort te schrijden op den beganen weg, ten
slotte verder komt dan door vliegen in de lucht.
De directeuren en de werkstakers te Londen zyn
het nog niet eens geworden. Wel zijn beide partyen
het eens, dat het loon der dokwerkers tot 6 stuiver
per uur moet verhoogd worden, maar de werklie
den zeggen met 1 October en de directeuren met
1 Januari a, s. Volgens bevoegde beoordeelaars
maakt dit slechts een verschil van hoogstens/ 240,000,
maar toch wil men liever den strijd voortzetten,
die Londen eiken dag op een verlies van 1,000,000
te staan komt.
Over het gelijk en ongelijk zal nog lang gedis
cussieerd worden. Zonderling is 't dat de «Daily
News" zoo partijdig is ten voordeele van de werk
stakers; deze hebben volgens dit blad, volkomen
gelijk in hun eisch, gelijk ook dat de eerst aange
nomen schikking later weer verworpen werd.
Geheel anders oordeelt de „Times", welk blad
gewoonlyk de openbare meening uitdrukt. Volgens
dit blad hebben Burns en Tillett hun verbintenis
om hun invloed aan te wenden teneinde de voor
stellen van het verzoeningscomité te doen aannemen,
niet gestand gedaan, is de concessie der dokbesturen
aangemerkt als een teeken van wankelmoedigheid en
zijn de eerste door de leiders goedgekeurde voor
stellen alleen verworpen in de verwachting, dat men
meer zou kunnen verkrijgen door vol te houden.
Het blad vestigt verder de aandacht op het her
haaldelijk plegen van geweld vanwege de werksta
kers, om anderen te beletten in de dokken te
arbeiden. Zoo werd een der arbeiders ongebluschte
kalk in de oogen geworpen, zoodat hy voor zyn
leven blind is. De „Times" meent, dat de werk
stakers alles gedaan hebben, om zich in het ongelijk
te stellenhet verwerpen van do op Mansionhouse
tot stand gebrachte schikking was aec dwaasheid en
ee^ daad van kwade trouw, en het blad verwacht,
dat de dokwerkers de sympathie van het publiek
thans goeddeels zullen verloren hebben.
Generaal Boulanger en de heer Rochefort hebben
zich aan de Parijsche prefectuur als candidaten
voor twee Parijsche districten opgegeven. De heer
Poubelle, de prefect, was afwezig en zijn plaatsver
vanger weigerde de namen aan te nemen, op grond
dat de candidaten niet in het volle bezit waren
hunner burgelijke rechten.
Indien op de overige, door de wet gevorderde,
formaliteiten niets was aan te merken, is zeker deze
houding van den Paryschen ambtenaar moeilyk te
verdedigen, want de jongste besluiten van den minister
raad waren duidelijk genoeg. Uitdrukkelijk werd
toen uitgemaakt, dat de drie veroordeelde heeren
wel is waar niet verkiesbaar waren, maar dat deze
on verkiesbaarheid hun niet verhinderde als candi
daten op te treden en te handelen. De minister
van binnenlandsché zaken zal daarom zeker de be
slissing van den ambtenaar niet handhaven.
Ondanks de circulaire van den Franschen mi
nister van justitie aan de bisschoppen gaan dezen
rustig voort hun geestelyken aan te sporen hun
geloovigen op te wekken voor die candidaten te
stemmen, welke zich in de sympathieën der pries
ters mogen verheugen.
Een alles behalve zachtzinnigen brief heeft de
bisschop van Séez den heer Thévenet in antwoord
op diens circulaire geschreven. Hy verwijt den
minister, dat deze de geestelyken als heloten en
paria's behandelt, terwijl de bisschop voor zich on
zyn priesters hun rechten als burgers eischt.
Naar aanleiding van de uiteenjaging eener Bou-
langistisohe vergadering te Toulouse door de gen
darmen, heeft de Boulangist Susini, die aldaar als
candidaat tegenover den minister van binnenlandsche
zaken optreedt, aan Constans een telegram gezon
den, waarin hy hem onder een stroom van belee-
digingen, ahgij schendt alle vry heden gij roept
den burgeroorlog in bet levengij zijt een dictator
enz., oproept met hem, Susini, te duelleeren. Dit
„duel op den dood" zal de stryd zijn tusschen de
opportunistische republiek en de nationale, demo
cratische en sociale republiek