Boltenlaodscb Overzicht.
woord het publiek attent te moeten maken op deze I
plant.
Solanum dulcamara, zoogenaamd bitterzoet, ia eene
in 'twild groeiende plant, ter hoogte van één of
meerdere voetenze bloeit ook tegenwoordig nog, met
kleine paarache bloempjes, de bladen zijn langer dan
breed en puntig toeloopend; de zaadjes hangen, even
als bij de aardappelen, in een trosje van 8 tot 12
aan een dun stengeltje.
De zaadjes nu zijn zeer vergiftig; in onrijpen toe
stand, waarin ze tegenwoordig nog gevonden worden,
zyn ze groen van kleur, ter grootte van een erwt, later
worden ze donkerder gekleurd.
Daar deze plant in het wild groeit, zijn de zaadjes
gemakkelijk bereikbaar voor kinderen, en voor dezen
een geliefde vrucht om af te plukken en op to eten.
Er zijn meerdere gevallen bekend, waarbij kinde
ren gestorven zyn na het gebruik van die zaden.
Niet dadelyk behoeft het kind te sterven; soms
wanneer ze kleiner hoeveelheden gegeten hebben,
kan de dood pas na 24 uur en langer intreden.
De eerste verschijnselen zijn misselijkheid en braken,
en juist bij het optreden der eerste vergiftigingsver
schijnselen, is dikwijls nog redding mogelijk."
Reeds vroeger is melding gemaakt van de quaes-
tie over de vacatuurpenningen, die de doopsgezinde
en andere gemoenten in zekere onrust brengt. Er
is thans eon rekest aan den minister van financiën
in zee van wege de Evang. Luthersche Synode,
hot bestuur der Romonstrantsche Broederschap en
de doopsgezinde sociëteit. Daarin wordt aange
drongen op intrekking der ministerieele aanschrij
ving, waarbij haar voordeelen worden ontnomen die
zij tot nu toe met havo zusterkerken genieten.
Die voordeelen zijn het behoud van het lands-
traktement in tijd van vacature om daaruit op andere
wijze in den dienst te voorzien. Vroeger ontvingen
zij dat in zulk een geval niet langer dan een jaar.
Maar bij koninklijke besluiten van 1832 en 1837
werd deze beperking ingetrokken, en op het genot
dior gelden voor onbepaalden tijd het uitzicht ge
opend. Dit gold zoowel de drie genoemde als de
beide andore toen bestaande kerken, de hervormde
en de ba*ptold-luthersche. Thans heeft deze mi
nister den duur van die gelden bij vacaturen op
hoogstens twee jaren bepaaldmaar alleen voor
vier dezer kerkgenootschappen. Voor de hervormde
blyft die tijd onbeperkt, en dat wil daar wat zeg
gen: de hervormde ringpredikanten verdeelen nu
b.v. al 20 eu 19 jaren lang de landstraktementen
van Zoutelande en Waverveen. Maar dat is het
juist.
De minister, zegt men, durft zijne maatregel wèl
op de kleiuere genootschappen, niet op de hervorm
den toepassen. Hij zou dan honderden orthodoxe
predikanten in hunne beurs tastenen de regeering
houdt deze liever te vriend.
Tegen deze schending der rechtsgelijkheid tusschen
de kerken komen natuurlijk de verongelijkten op,
al is voor den maatregel zeiven, mits op allen toe
gepast, veel te zeggen. En als de regeering voort
gaat op dien wegals zij nog meer, zooals ook al
bij de onrechtmatige bevoordeeling van den ortho
doxen nieuwen hoogleeraar Gunning to Leiden is
geschied, geloovige vrienden en instellingen gaat
patroniseeren uit 's lands kas, dan wordt het tijd
voor iederen burger om daarop toe te zien.
Jaarlijks wordt in Engeland een ambtelijk verslag
uitgegeven omtrent de zeerampen aan de kust van
het Vereenigd Koninkrijk voorgevallen. Dit verslag,
met nauwkeurigheid eu beredoneerdheid Samenge
steld, is wel geschikt om het piibliek op te wekken
tot krachtdadige ondersteuning van alles, wat tot
redding kan strekken. Wanneer men toch leest, dat
in het laatst uitgekomene opgegeven worden 4224
zeerampen, met verlies van 645 raenschenlevens,
toonende eene belangrijke toename bij een vorig
verslag, dan is het niet twijfelachtig of op het ge
bied der redding van schipbreukelingen valt nog
heel wat te verrichten.
Bijzonder wordt er voorts op gewezen, hoe schrik-
baarlijk het aantal aanvaringen tusschen schepen
ondorling is toegenomendit bedroeg toch niet
minder dan 1423, tegen 1232 in een vorig evenlang
tijdperk, terwijl alléén bij dergelijke aanvaringen 338
menschen het leven verloren. De steeds toenemende
eischen van snelheid in het personen- en goederen
vervoer zullen aan deze noodlottige uitbreiding zeker
wel niet vreemd zijn.
De nationale Engelsche Reddingmaatschappij heeft
sedert hare oprichting in 1824 van 34,043 personen
hed leven gered en op 295 stations reddingstoestel
len van meerderen of minderen omvang geplaatst.
Zonder haar zou zeker het aantal dergenen, die
jaarlijks de offers der zee worden, meer dan ver
dubbeld zijn, reden waarom zij dan ook in Engeland
veel en belangrijke ondersteuning vindt.
Dezer dagen is een overzicht verschenen van de
wijzigingen, die de Engelsche staatsschuld in de
laatste halve eeuw heeft ondergaan. Het toont
een belangrijke verlaging aan.
Op 1 Jan. 1836 bedroeg de schuld nog bijna
853 millioen pond sterling of ruim 10 milliard
guldens. Op 31 Maart 1857 was zij gedaald tot
842Vg millioen pond, ofschoon intusschen voor den
Krimoorlog en andere expedities en voor afschaffing
der slavernij in de koloniën 80 millioen pontl was
opgenomen. Er is in dat tijdvak van 21 jaren dus
ongeveer 100 millioen pond afgelost. In de volgende
20 jaren daalde het nominaal bedrag met 67 mil
lioen pond. In die jaren waren tevens vele buiten
gewone uitgaven noodig geweest, o. a. 10 millioen
voor aankoop en uitbreiding der telegrafen, 9 mil
lioen voor militaire doeleinden, 4 millioen voor
aankoop van Suez-aandeelen enz. Er werd dus
ongeveer 92 millioen afgelost.
In de laatstverloopen 12 jaren verminderde de
schuld met 76 million pond; op 31 Maart jl. be
droeg zij 699 millioen. Daarbij valt echter op te
merken, dat 26Vg millioen is overgegaan tot een
nieuw fonds voor plaatselijke behoeften, zoodat de
eigenlijke vermindering 50 millioen bedroeg.
Op dit oogenblik bedraagt de schuld 153*/g mil
lioen of 18 pCt. minder dan in 1836. Daarbij komt
nog de vermindering van de rente (conversie,) die
vooral in het laatste jaar door den minister Goschen
is doorgezet. In 1836 was nog bijna 29 millioen
pond aan rente verschuldigd, thans is de rentelast
tot 21 millioen gedaald en dus met bijna 28 pCt.
verminderd.
Daartegenover staat echter, dat thans do vlottende
schuld tot een bijzonder hoog bedrag is gestegen,
nl. tot 33 millioen pond. Hiertoe gaf vooral de
aflossing aanleiding van dat gedeelte der oude schuld,
waarvan de houders geen genoegen namen met de
conversie der 3 pCts. consols in een 28/4 pCt. schuld,
welke na 1903 slechts ll/g pCt. rente zal geven.
Dat geld werd echter, wegens de ruimte op de
markt, voor lage rente geplaatst, zoodat de Staat
bij een overgang tot gevestigde schuld geen belang
heeft.
Slechts weinige landen kunnen op zoo ghnstige
cijfers bogen bij hun Staatsschuld als Groot-Britannië.
In de Zaterdag gehouden tweede algemeene ver
gadering van de Philhelleensche Vereeniging werd
medegedeeld, dat de vereeniging in zeer bloeienden
toestand verkeert. Ook het orgaan Hellas gaat zeer
vooruit. De vereeniging telt thans 500 leden, waar
van in Nederland 80, welke verspreid zijn over alle
werelddeelen, behalve Australië. De belangstelling
voor de vereeniging is echter in Griekenland zelf
niet zoo groot als men zou mogen verwachten, wat
toegeschreven werd aan staatkundige verwikkelingen
en partijstrijd.
Door de bemoeiingen van de vereen, is de quaes-
tie van de uitspraak van het Grieksch thans overal
aan de orde gesteld.
De secretaris, Dr. Muller, deelde als zijn persoon
lijk gevoelen mede, dat men ten slotte verschillende
uitspraken zal moeten aannemen voor verschillende
tijdvakken. Met den heer Flament heeft de heer
Muller thans de bewerking van een Helleensche
grammatica ondernomen, terwijl bouwstoffen worden
verzameld voor een woordenboek, waarvan de vol
tooiing echter aan de Grioken-zelven zal moeten
worden overgelaten.
In kas is een voordoelig saldo van 1000. Prof.
Spyr. P. Lambros, te Athene, werd tot onder-voor
zitter, epitiraos ypoproedros, benoemd en tot eere
leden de heeren Dragoumis, ministor van buitenl.
zaken en Tricoupis, eerste minister in Griekenland,
mej. Tricoupis, zuster van de minister, te Athene,
mej. Papalexopoulos, de tachtigjarige heldin uit den
Griekschen vrijheidsoorlog te Nauplea, en de heer
Gennadios, Grieksch gezant voor Engeland en Ne
derland, te Londen.
In de verschillende landen werden 25 correspon-
ten benoemd.
In het bestuur werd Dr. Abresch herkozen en, in
de plaats van Dr. Mebler, die bedankt had, benoemd
Mr. Josua van Kijk.
Na het bëhondelen van enkele wetenschappelijke
onderwerpen werd, op voorstel van den heer Vla-
chos, Grieksch consul te Amsterdam, aan den secre
taris opgedragen pogingen in het werk te stellen om
in de Grieksche pers de verzekering te doen opne
men, dat de vereeniging geheel buiten de 'politiek
staat.
Volgens den te Constantinopel ge vestigden Brit-
schen consul verliest die hoofdstad steeds meer van
hare belangrijkheid als handelsstad. Sedert 1878
heeft de handel daar aanmerkelijk geleden en meer
in het bijzonder tijdens de laatste twee jaren. Groote
handelshuizen, die vroeger zaken met Perzië en
Midden-Azië deden en als tussohonpersonen optraden
tusschen Europeesche fabrikanten en de kooplieden
dier landstreken, hebben gedurende de laatste jaren
hunne cliëntèle verloren en verdwijnen van liever
lede uit de stad. Gedeeltelijk wordt dit daardoor
veroorzaakt, dat sedert nieuwe en meer directe
wogen geopend zijn naar markten, die vroeger van
uit Constantinopel worden voorzien, en ook dat
en haat, tegen Napoleon en de Franschen nog niet
in de harten gestrooid.
Maar de bewoners van het kasteel in Brianza, als
bevreesd om dien zonnestraal der vrijheid te zien,
loefden onopgemerkt en stil binnen hunne oude mu
ren. De echo van die roemrijke daden, van die
onverwachte snel opeenvolgende veranderingen van
de laatste weken, had hen eindelijk bereikt; eenige
namen, die, gisteren nog onbekend, heden eensklaps
beroemd geworden waren, en dierbaar aan de harten
van alle Italianen, de namen van Palestro, San Fermo,
Magenta, Malegnamo, later van Salferino en San
Martino werden ook gehoord in de oude zalen, en
wekten, in de zielen van wie ze hoorden, ongewone
en zeer verschillende gevoelens op.
Men kan zich wel voorstellen, dat deze onver
wachte berichten slechts hejmelijk binnenslopen; raën
fluisterde ze elkander in het oor; de strenge orde,
de ongestoorde gang van alle huiselijke zaken, de
zwijgende onverschilligheid voor al het overige, maak
ten een vreemd contrast met de blijdschap, de fier
heid, de plotselinge geestdrift, die in het gansche
land ontwaakt was, bij dien eersten ademtocht der
vrijheid. Dat was het gevolg van den afgemeten
toon die er heerschte, en meer nog van de woorden
die aan de marchesa Ricciarda ontvallen waren op
denzelfden dag, toen er losse geruchten in omloop
kwamen van den intocht van den keizer van Frank
rijk en den koning van Piemont. „In zaken van
overtuiging transigeer ik nocfit," had de marchesa
„Buiten mijn huis zullen wij wel zien wie
zal te bevelen hebben, maar hier binnen, is het
mijne zaak; en zoolang ik er ben, verlang ik rust,
orde en gehoorzaamheid; en over politie of oorlog
moet er niet gesproken worden."
De bedienden, welke (leze woorden, ofschoon niet
tot hen gericht, toch gehoord hadden, brachten ze
over in de keuken en de dienstbodenvertrekken, waar
eenigen, en daaronder de kok, menigen vloek tus
schen de tanden mompelden. Maar daar het eene
goede familie was, de loonen stipt betaald werden,
en de dienst niet zwaar was, begrepen zij, dat het
maar beter was om de vermaning hunner meesteres
op te volgen, en wachtten, om hunne gevoelens lucht
te geven, tot zij dat vrij konden doen in de eene
of andore herberg van het dorp. En zelfs de goede
marchese Francesco, die nog gejaagder en angstiger
was, sedert hij Milaan verlaten had, wachtte zich
wel om den mond open te doen, over al die staat
kundige verwarringen.
Aan den anderen kant scheen het hem eiken dag
duidelijker, dat uit die vreemde, wonderbaarlijke ge
beurtenissen niet al het nadeel en al de ellende kon
ontstaan, welke eenige witgedaste vrienden van den
huize met eene soort van leedvermaak voorspelden,
er steeds bijvoegende: „Het is maar al te waar!"
„Ja, wij zullen wat zien!" „Ik weet, wat ik
zeg!" Wat hein betreft, hij zou zich zelfs schikken
in een koning van Piemont, als 't hem maar vergund
werd zijn verloren zoon weder te omhelzen, die nu
de eenige hoop was van zijn geslacht. Maar hij
durfde van alles wat hem kwelde, niets aan zijne
vrouw zeggen; vooral, daar zijn grootste verdriet was,
dat de naam van Galeazzo, dien zij steeds voorge
trokken en met toegevendheid behandeld had, nooit
meer over hare lippen kwam.
De stilte op de villa werd alleen 's morgens afge
broken, door het luiden van het bidklokje, als de
kapelaar. van het dorp, er de mis ging lezen, en
later door de etensbel; goene bezoeken, slechts en
kele brieven, eenige losse dagbladen, die de mar
chesa, als zij ze even had ingezien, opvouwde of
verscheurde. Soms een bezoek aan eene kapel, maar
dan werd altijd de groote weg vermeden, evenals
die dorpjes, waar men de driekleurige vlag zag wap
peren, of eene troep boeren op de markt exerceeren,
met het bandelier en den rooden kiel'van de natio
nale garde; alweer eene nieuwigheid. Bijna alle
villa's waren gesloten; alleen de aartspriester kwam
eens of tweemaal dineeren, en die vertelde dan, wat
er gebeurd, soms ook, wat er niet gebeurd was, al
naarmate de geruchten in het dorp liepen.
Camilla bracht die vervelende dagen door, tus
schen hoop en vrees geslingerd, en geheel overge
laten aan de droomen harer gloeiende verbeelding;
nu en dan trachtte zij zich zelve wijs te maken, dat
haar geloof in de toekomst, nutteloos, dwaas en
onmogelijk was.
{Wordt vervolgd.)
voortbrengselen, die vroeger naar de Turksche hoofd
stad gingen voor verdere verscheping naar Europa,
tegenwoordig van de verder gelegeu landen direct
worden verzonden. Perzië, dat vroeger een aanmer
kelijk deel zijner invoeren uit Constantinopel betrok,
maakt daarvoor in den laatsten tijd meer gebruik
van Bushire, zoo zelfs, dat de geheele invoerhandel
van Beneden-Perzië in die plaats is gevestigd.
De provinciën Azerbardjan, Ithoi en Mazanderan
alleen blyven hunne behoeften uit of over Con
stantinopel ontbieden, en dat nog alleen, als de
Russische concurrentie het gedoogt. De uitvoerhandel
van Constantinopel is insgelijks verminderdde
voortbrengselen van Turksch Kurdistan b. v., telken
jare op eene waarde geschat van 8 millioen franken,
worden thans van Bagdad verscheept, een weg, dien
men veel goedkooper en veiliger acht.
De met 1 October a. s. aanvangende winterdienst-
regeling op den Nederl. Rhijnspoorweg geeft, verge
leken met den dienst van het vorige jaar, weinig of
geen verandering.
Alleen is by den nieuwen dienst in het bijzonder
gelet op de belangen der kleine gemeenten.
Zoo zijn b.v. Alphen, Bodegraven en Woerden ge
baat door een ochtend verbinding met Amsterdam
over HarmeienBreukelen. Nieuw werden ingelegd
locaaltreinen voor het verkeer WageningenArnhem
en EltenEmmerik. Vooral van het inleggen van de
treinen EltenEmmerik zal door de bewoners der
betrokken gemeenten met genoegen worden kennis
genomen.
Wat het verkeer van Holland met Arnhem betreft,
vernemen wy, dat de treinen van 7.27 n.m. van Den
Haag, 7.40 n.m. van Rotterdam en 8.05 n.m. van
Amsterdam eene verbinding met Arnhem daarstellen
en den trein van 8.10 uit Arnhem, Utrecht, Rotter
dam en Den Haag, alsmede Arasterdam, zal verbinden.
De Duitsche sneltrein van 6.40 uit Emmerik wordt
verder bij dezen dienst zooveel versneld, dat hij 7 min.
vroeger van Utrecht naar Amsterdam vertrekt, on
afhankelijk van don trein uit Vlissingen, waarvoor
een nieuwe trein ingelegd wordt van Utrecht naar
Amsterdam, welke te 9.03 uit Utrecht vertrekt (aan
komst Amsterdam 9.42).
De Duitsche. reizigers gaan dus in eens door naar
Arasterdam en behoeven niet meer op den Vlissing-
schen trein te wachten.
Te Liverpool werd dezer dagen de zaak behandeld
van kapitein M. C. Cann, gezagvoerder van het Eng.
schip Stamboul, die beschuldigd was van op of om
trent 20 Juli niet de door de wet voorgeschrevene
seinlichten te hebben gevoerd.
Bij hot onderzoek bleek, dat dit schip, groot 1200
tonnen, gedurendo 15 dagen geene seinlichten had
gevoerd. Men verklaarde, dat een gedeelte van de
olie aan boord van slechte hoedanigheid was, en de
betere soort was verbruikt, doch by de aankomst te
Quebec bleek, dat er nog eene hoeveelheid goede olie
aan boord was.
De verdediger twyfelde niet of, tijdens de lichten
niet worden gevoerd, was het schip in een gedeelte
van den Oceaan, alwaar zelden een schip werd
ontmoet.
De magistraat zoide, dat de voorschriften goeden
nuttig waren, en moesten worden opgevolgd.
De verdediger zeide, dat toen het schip de Kaap
verliet er voldoende olie aan boord was tot Quebec.
Nadat St. Helena was gepasseerd, vulde men de tank
uit een vat, doch ontdekte men, dat het meerendeel
der olie was uitgelekt. Daar men geene schepen
ontmoette, en de nachten helder waren, dacht de
gezagvoerder, dat het beter was de olie te sparen tot
tijd en wijle men in meer bevaren streken kwam,
echter werden steeds de lantaarns gereed gehouden
om zoo noodig daarvan onmiddellijk gebruik te kun
nen maken.
De magistraat was van oordeel, dat de kapitein
gedaan had, wat hij het beste oordeelde, doch de
wet was geschonden en er moest gerechtigheid wor
den uitgeoefend; daarom beboette hij den kapitein
voor 5 benevens de kosten ten bedrage van 4
6 sh. 4 d. Scheepvaart.
Een Engelsche gipswerker, James Pearce ge
naamd, kwam Zondag te Londen tot de ontdekking
dat een oom van hem in Australië overleden was,
een fortuin van 1,400,000 pond sterling nalatende.
De zaakwaarnemer van zijn oom erkende hom als
de wettige erfgenaam en verschafte hem het noodige
geld om naar Australië te gaan. Pearce's vrouw
heeft zichzelf drie maanden geleden van het leven
beroofd uit vrees voor den hongerdood.
Zeer toevallig viel dezen man, die uit Kettering
in Northamptonshire naar Londen was gekomen,
eene advertentie in 't oog, waarin zijn adres werd
gevraagd.
Be ramp te Antwerpen. De Paus heeft een som
van 10,000 fr. gezonden voor de noodlijdenden door
de ramp van Antwerpen.
Men zou evengoed een neger kunnen wil was-
schen, zegt de Union libéraleals het provinciaal
bestuur van Antwerpen van de verantwoordelijkheid
voor de ramp van 6 dezer schoon wasschen. De
machtiging tot het verrichten van het allergevaar
lijkste werk, in de onmiddellijke nabijheid van
tienduizenden vaten petroleum en op slechts geringen
afstand van druk bezochte haven-inrichtingen, is
aan den heer Corvilain verleend door niemand
anders dan het provinciaal bestuur, in weerwil dat
de stedelijke overheid uitdrukkelijk verklaarde, dat
de inrichting gevaarlijk was en de machtiging niet
verleend behoorde te worden, en ondanks de zeer
juiste opmerking in het rapport van den stedelijken
ingenieur, den heer Rayers: „Niemand met gezond
verstand zou de gevraagde machtiging gerechtvaardigd
achten, omdat een afdoend toezicht eenvoudig onmoge
lijk is."
Een tiental processen tot vaststelling van de ge
leden schade, in Afwachting van de beslissing omtrent
de verantwoordelijkheid, zyn in kort geding bij de
rechtbank aangebracht; alle vorderingen zijn gericht
solidair tegen den heer Corvilain, de stad, de provincie
en den Staat. Namens de provincie ia geconcludeerd
dat zij buiten het geding geplaatst zou worden, aan
gezien niet zij, maar het collego der Bestendige
Deputatie, handelende overeenkomstig zijne wettelyke
bevoegdheid, de machtiging aan den heer Corvilain
geheven heeft. Vrijdag heeft de president der recht
bank, uitspraak doende, voor het fond de zaak ver
wijzende naar de rechtbank, zich ook omtrent de
exceptie der provincie onbevoegd verklaard en zich
bepaald tot het benoemen van deskundigen, tot het
vaststellen der schade.
De schoonmaakwoede, die geheele wijken van
schooue middoleeuwsche steden in den naam van de
„openbare gezondheid" en de „eischen des tijds"
bederft, bedreigt nu ook Venetië. Men wil daar
eenige der schilderachtigste grachten verbroeden, waar
door dan een aantal huizen moeten worden afgebroken.
De openbare meening begint zich echter gelukkig
tegen dit voornemen te verzetten en de Minister van
Onderwijs heeft er zich in gemengd.
Aan eene Atjeh-kroniek in de Samatra Ct. is het
volgende ontleend
Het geestelijke opperhoofd der Kemala-partij, de
beruchte Tongkoe di Tirow, had in verband met de
onzerzijds bij den pretendent-sultan Toeankoe Daoed
gedane stappen tot eene vredelievende oplossing van
het Atjeh-vraagstuk, zyn verlangen te kennen ge
geven om eene ontmoetting te hobben mot Toeankoe
Pangeran Hoessin, een neef van den Atjehschcn
Sultan, en die zich reeds sedert eenige jaren aan onze
zijde geschaard heeft, door ons bezoldigd wordt en
alhier op Gedah metterwoon gevestigd is.
Gehoor gevende aan den uitgesproken wensch,
begaf Toeankoe Pangeran lioeasin zich met des be-
stuurs vergunning, en vergezeld door Toekoe Njaq
Mahomed, hoeloebalang der IX Moekims, met een
groot aantal gewapende volgelingen op 22 Juli jl.
naar Mesdjid Lambada, waar Tengkoedi Tirow zijn
bivak had opgeriageu.
De ontvangst onzer bondgenooten in het vijan-
delijko kamp was schitterend.
Bij hunne aankomst deed Tengkoe (li Tirow zeven
saluutschoten te hunner eere lossende behandeling
die zij daar ondervonden liet niets te wenschen over
zelfs werd er vee ten behoeve van den maaltijd der
opzeu geslacht.
Wat tusschen de beide partijen ten opzichte der
pacificatie verhandeld is, is niet uitgelekt, derhalve
daarover nader. Alleen valt hier aan te stippen, dat
genoemd bendehoofd aan ons bestuur had doen weten,
dat gedurende de onderhandelingen met de Kemala-
partij door hora geen vijandelijkheden tegen ons zouden
worden ondernomen, dat hij zyne onderhoorigen had
vermaand geen vijandige aanslagen tegen ons te doen;
en zoo zulks niettemin het geval mocht wezen, dit
uit moest worden gesteld ten laste van de Atjehers
die voor hunne eigen rekening op maraude uitgaan
en die niet tot zijn gevolg behooren.
Hoogst bevreemdend mag het na deze geruststel
lende, eigen beweging afgelegde verklaring beschouwd
worden, dat in den daarop volgenden nacht, nl. in
dien van den 24en op den 25en Juli, uit de vijan
delijke versterking aan de Koealoe Gighieng buiten
de zoogenaamde Linie, doch in de onmiddellijke
nabyheid van ons établissement Kota-Pohama, op deze
onze nederzetting uit lila's geschoten werd, aan
welke daad van vijandelykheid aanvankelijk geen
einde schoon te zullen komen, wijl zij den daarop-
volgonden dag onvermoeid voortgezet werd.
(Al8nu volgt het onzen lezers bekende verhaal van
het gevecht op den 25en Juli).
Daarna gaat de kroniekschrijver aldus voort:
Deze krijgsoperatie met hare naweëen loert nu
andermaal, hoe verkeerd en noodlottig de tot nog
toe gevolgde Atjeh-politiek is.
Onze lijdzame houding tegenover den Atjeher en
het verbod om buiten de enge linie onzerzijds een
uitval op onze vijanden te doen, die onvermoeid
tegen ons allerlei daden van vijandschap ploegden;
ja zelfs allerlei helsche aanslagen tegen ons smeedden,
moet onzes inziens als de hoofdoorzaak van deze
treurige gebeurtenis beschouwd worden.
Ware zy niet aan onze gedragslijn te wijten, het
zou onverklaarbaar zijn, hoe op een betrekkelijk zeer
korten afstand van eene onzer vestingen eene Atjehsche
versterking zonder de minste stoornis is kunnen ver
rijzen, de vijand zich aldaar heeft kunnen nestelen
en zich zoodanig heeft kunnen versterken, dat ettelijke
honderden man geregelde troepen, gewapend met de
uitstekendste wapenen het hoofd hebben kunnen stoo-
ten, teruggeslagen werden en de hulp van nog ettelijke
honderden soldaten noodig hadden, om eerst na twaalf
uren strijdens eene versterking te nemen, die in één
uur tijds zonder dynamiet of andere ontplofbare mid
delen, met hand werktuigen te slechten en met den
grond gelijk te maken is.
In de plaats van luitenant Veerman is luitenant
Anten van Lamjong als waarnemend commandant van
Pakan-Kroeng-Tjoet opgetreden. Luitenant Webb
van het garnizoen te Batal is overgeplaatst naar Kotta-
Pohamma ter vervanging van luitenant Le Rutte;
kapitein Mollinger van het 3de bataljon te Kota-
Radja, reeds bekend uit het laatste gevecht te Edi,
is als commandant naar Roempit overgeplaatst ter
vervanging van kapitein Stadlmair, die wegens be
vordering Atjeh verlaat; kapitein Muller heeft de
compagnie van kapitein Mollinger in den Kraton
overgenomen; luitenant Krug is van Kota-Alam naar
Poeioe Bras overgeplaatst; luitenant Cremer op Po
Bras is ingedeeld bij het 3de bataljon in den Kraton
luitenant Walpot, in garnizoen te Melaboeh, komt te
Kota-Alam; luitenant Lussanet de la Sablonière gaat
naar Melaboeh; de onlangs tot kapitein bevorderde
le-luitenant Hilterman is van Lampeneroet naar het
12de bataljon, standplaats Gedah, overgeplaatst, en
luitenant Kuneman van het 12de bataljon in den
Kraton zal eerstdaags te Edi garnizoen houden.
Mot deze gelegenheid vertrekken mede naar Padang
majoor Begemann met zijn familie, de kapitein der
infanterie Van Haeften, (le le-luitenant der infanterie
Von Schmidt auf Altenstadt, die bij de plaats gehad
hebbende krijgsoperatie gewond is, de le-luitenants
Sol en Muller, mevrouw Hageman, wier echtgenoot
bij Kota-Pohama gesneuveld iB, en een groot aantal
militairen, al dan niet Atjeh wegens ziekte verlatende.
Mevrouw Von Geusau zal eerst in September a. s. van
hier vertrekken in gezelschap van de familie Bekking.
Luitenant-adjudant Wouters van het 12de bataljon
is opgetreden als waarnemend plaatselijk adjudant in
den Kraton en vervangen door luitenant Dommers.
De laatste week van den verkiezingsstrijd van
Frankryk vis ingetreden. Tot dusver is de stryd te
Parijs, tengevolge van de tentoonstelling, die daar
aller aandacht nog steeds bezighpudt, veel minder
rumoerig dan anders bij dergelijke gelegenheden het
geval pleegt te zijn. Van een algemeene beweging,
gelijk in Januari, toen Boulanger tegen Jacques in
het strijdperk trad, is nu althans in de hoofdstad
al zeer weinig te bespeuren.
Toch neemt het aantal der candidaten steeds toe.
De lijsten bevatten nu reeds 1673 namen, onder
welke 29 gewezen republikeinsche ministers. Het is
Boulanger niet gelukt voor elk district een candidaat
te vinden. Voor de 576 districten zijn door Boulan
ger slechts 259 candidaten gesteld en wel 141
Bonapartiston en Royalisten en 118 afvallige repu
blikeinen.
Bovendien zijn deze candidaten nog niet allen met
eigen geedviuden gekozen, want de rubriek Gens qui
protestentwelke de radicale Justice heeft geopend,
neemt steeds grooter uitbreiding aan. „Zy die
protesteeren", zijn namelijk candidaten, die op de
lijsten der Boulangisten zijn geplaatst zonder hun
toestemming en die nu ter openbare kennis brengen,
dai zij tegen Boulanger zyn en dus niet voor zijn
aanhaugers willen doorgaan.
De regeering is nu ook gereed met do nieuwe
kiezerslijsten. Zonder Algiers en de koloniën, be
draagt nu het aantal kiezers 10,525,640, dus 451.504
meer dan in 1885. Toen namen slechts 6,710,820
kiezers aan den stryd deel, terwyl in 1877 van de
9,948,070 kiezers 8,012,714 ter stembus kwamen.
Ook nu wordt op geen bijzonder talryke opkomst
der kiezers gerekend.
De werkstaking te Londen is aan een eindde
eigenaars der lichterschepen hielden Zaterdagmiddag
een vergadering, waarin besloten werd met de eischen
der werklieden genoegen te nemen, zoodat
het werk algemeen zou worden hervat, een heele
verlichting voor de Engelsche hoofdstad. Wij maakten
vroeger reeds opmerkzaam, dat in hoofdzaak de