Boltenlaodscb Overzicht. woord het publiek attent te moeten maken op deze I plant. Solanum dulcamara, zoogenaamd bitterzoet, ia eene in 'twild groeiende plant, ter hoogte van één of meerdere voetenze bloeit ook tegenwoordig nog, met kleine paarache bloempjes, de bladen zijn langer dan breed en puntig toeloopend; de zaadjes hangen, even als bij de aardappelen, in een trosje van 8 tot 12 aan een dun stengeltje. De zaadjes nu zijn zeer vergiftig; in onrijpen toe stand, waarin ze tegenwoordig nog gevonden worden, zyn ze groen van kleur, ter grootte van een erwt, later worden ze donkerder gekleurd. Daar deze plant in het wild groeit, zijn de zaadjes gemakkelijk bereikbaar voor kinderen, en voor dezen een geliefde vrucht om af te plukken en op to eten. Er zijn meerdere gevallen bekend, waarbij kinde ren gestorven zyn na het gebruik van die zaden. Niet dadelyk behoeft het kind te sterven; soms wanneer ze kleiner hoeveelheden gegeten hebben, kan de dood pas na 24 uur en langer intreden. De eerste verschijnselen zijn misselijkheid en braken, en juist bij het optreden der eerste vergiftigingsver schijnselen, is dikwijls nog redding mogelijk." Reeds vroeger is melding gemaakt van de quaes- tie over de vacatuurpenningen, die de doopsgezinde en andere gemoenten in zekere onrust brengt. Er is thans eon rekest aan den minister van financiën in zee van wege de Evang. Luthersche Synode, hot bestuur der Romonstrantsche Broederschap en de doopsgezinde sociëteit. Daarin wordt aange drongen op intrekking der ministerieele aanschrij ving, waarbij haar voordeelen worden ontnomen die zij tot nu toe met havo zusterkerken genieten. Die voordeelen zijn het behoud van het lands- traktement in tijd van vacature om daaruit op andere wijze in den dienst te voorzien. Vroeger ontvingen zij dat in zulk een geval niet langer dan een jaar. Maar bij koninklijke besluiten van 1832 en 1837 werd deze beperking ingetrokken, en op het genot dior gelden voor onbepaalden tijd het uitzicht ge opend. Dit gold zoowel de drie genoemde als de beide andore toen bestaande kerken, de hervormde en de ba*ptold-luthersche. Thans heeft deze mi nister den duur van die gelden bij vacaturen op hoogstens twee jaren bepaaldmaar alleen voor vier dezer kerkgenootschappen. Voor de hervormde blyft die tijd onbeperkt, en dat wil daar wat zeg gen: de hervormde ringpredikanten verdeelen nu b.v. al 20 eu 19 jaren lang de landstraktementen van Zoutelande en Waverveen. Maar dat is het juist. De minister, zegt men, durft zijne maatregel wèl op de kleiuere genootschappen, niet op de hervorm den toepassen. Hij zou dan honderden orthodoxe predikanten in hunne beurs tastenen de regeering houdt deze liever te vriend. Tegen deze schending der rechtsgelijkheid tusschen de kerken komen natuurlijk de verongelijkten op, al is voor den maatregel zeiven, mits op allen toe gepast, veel te zeggen. En als de regeering voort gaat op dien wegals zij nog meer, zooals ook al bij de onrechtmatige bevoordeeling van den ortho doxen nieuwen hoogleeraar Gunning to Leiden is geschied, geloovige vrienden en instellingen gaat patroniseeren uit 's lands kas, dan wordt het tijd voor iederen burger om daarop toe te zien. Jaarlijks wordt in Engeland een ambtelijk verslag uitgegeven omtrent de zeerampen aan de kust van het Vereenigd Koninkrijk voorgevallen. Dit verslag, met nauwkeurigheid eu beredoneerdheid Samenge steld, is wel geschikt om het piibliek op te wekken tot krachtdadige ondersteuning van alles, wat tot redding kan strekken. Wanneer men toch leest, dat in het laatst uitgekomene opgegeven worden 4224 zeerampen, met verlies van 645 raenschenlevens, toonende eene belangrijke toename bij een vorig verslag, dan is het niet twijfelachtig of op het ge bied der redding van schipbreukelingen valt nog heel wat te verrichten. Bijzonder wordt er voorts op gewezen, hoe schrik- baarlijk het aantal aanvaringen tusschen schepen ondorling is toegenomendit bedroeg toch niet minder dan 1423, tegen 1232 in een vorig evenlang tijdperk, terwijl alléén bij dergelijke aanvaringen 338 menschen het leven verloren. De steeds toenemende eischen van snelheid in het personen- en goederen vervoer zullen aan deze noodlottige uitbreiding zeker wel niet vreemd zijn. De nationale Engelsche Reddingmaatschappij heeft sedert hare oprichting in 1824 van 34,043 personen hed leven gered en op 295 stations reddingstoestel len van meerderen of minderen omvang geplaatst. Zonder haar zou zeker het aantal dergenen, die jaarlijks de offers der zee worden, meer dan ver dubbeld zijn, reden waarom zij dan ook in Engeland veel en belangrijke ondersteuning vindt. Dezer dagen is een overzicht verschenen van de wijzigingen, die de Engelsche staatsschuld in de laatste halve eeuw heeft ondergaan. Het toont een belangrijke verlaging aan. Op 1 Jan. 1836 bedroeg de schuld nog bijna 853 millioen pond sterling of ruim 10 milliard guldens. Op 31 Maart 1857 was zij gedaald tot 842Vg millioen pond, ofschoon intusschen voor den Krimoorlog en andere expedities en voor afschaffing der slavernij in de koloniën 80 millioen pontl was opgenomen. Er is in dat tijdvak van 21 jaren dus ongeveer 100 millioen pond afgelost. In de volgende 20 jaren daalde het nominaal bedrag met 67 mil lioen pond. In die jaren waren tevens vele buiten gewone uitgaven noodig geweest, o. a. 10 millioen voor aankoop en uitbreiding der telegrafen, 9 mil lioen voor militaire doeleinden, 4 millioen voor aankoop van Suez-aandeelen enz. Er werd dus ongeveer 92 millioen afgelost. In de laatstverloopen 12 jaren verminderde de schuld met 76 million pond; op 31 Maart jl. be droeg zij 699 millioen. Daarbij valt echter op te merken, dat 26Vg millioen is overgegaan tot een nieuw fonds voor plaatselijke behoeften, zoodat de eigenlijke vermindering 50 millioen bedroeg. Op dit oogenblik bedraagt de schuld 153*/g mil lioen of 18 pCt. minder dan in 1836. Daarbij komt nog de vermindering van de rente (conversie,) die vooral in het laatste jaar door den minister Goschen is doorgezet. In 1836 was nog bijna 29 millioen pond aan rente verschuldigd, thans is de rentelast tot 21 millioen gedaald en dus met bijna 28 pCt. verminderd. Daartegenover staat echter, dat thans do vlottende schuld tot een bijzonder hoog bedrag is gestegen, nl. tot 33 millioen pond. Hiertoe gaf vooral de aflossing aanleiding van dat gedeelte der oude schuld, waarvan de houders geen genoegen namen met de conversie der 3 pCts. consols in een 28/4 pCt. schuld, welke na 1903 slechts ll/g pCt. rente zal geven. Dat geld werd echter, wegens de ruimte op de markt, voor lage rente geplaatst, zoodat de Staat bij een overgang tot gevestigde schuld geen belang heeft. Slechts weinige landen kunnen op zoo ghnstige cijfers bogen bij hun Staatsschuld als Groot-Britannië. In de Zaterdag gehouden tweede algemeene ver gadering van de Philhelleensche Vereeniging werd medegedeeld, dat de vereeniging in zeer bloeienden toestand verkeert. Ook het orgaan Hellas gaat zeer vooruit. De vereeniging telt thans 500 leden, waar van in Nederland 80, welke verspreid zijn over alle werelddeelen, behalve Australië. De belangstelling voor de vereeniging is echter in Griekenland zelf niet zoo groot als men zou mogen verwachten, wat toegeschreven werd aan staatkundige verwikkelingen en partijstrijd. Door de bemoeiingen van de vereen, is de quaes- tie van de uitspraak van het Grieksch thans overal aan de orde gesteld. De secretaris, Dr. Muller, deelde als zijn persoon lijk gevoelen mede, dat men ten slotte verschillende uitspraken zal moeten aannemen voor verschillende tijdvakken. Met den heer Flament heeft de heer Muller thans de bewerking van een Helleensche grammatica ondernomen, terwijl bouwstoffen worden verzameld voor een woordenboek, waarvan de vol tooiing echter aan de Grioken-zelven zal moeten worden overgelaten. In kas is een voordoelig saldo van 1000. Prof. Spyr. P. Lambros, te Athene, werd tot onder-voor zitter, epitiraos ypoproedros, benoemd en tot eere leden de heeren Dragoumis, ministor van buitenl. zaken en Tricoupis, eerste minister in Griekenland, mej. Tricoupis, zuster van de minister, te Athene, mej. Papalexopoulos, de tachtigjarige heldin uit den Griekschen vrijheidsoorlog te Nauplea, en de heer Gennadios, Grieksch gezant voor Engeland en Ne derland, te Londen. In de verschillende landen werden 25 correspon- ten benoemd. In het bestuur werd Dr. Abresch herkozen en, in de plaats van Dr. Mebler, die bedankt had, benoemd Mr. Josua van Kijk. Na het bëhondelen van enkele wetenschappelijke onderwerpen werd, op voorstel van den heer Vla- chos, Grieksch consul te Amsterdam, aan den secre taris opgedragen pogingen in het werk te stellen om in de Grieksche pers de verzekering te doen opne men, dat de vereeniging geheel buiten de 'politiek staat. Volgens den te Constantinopel ge vestigden Brit- schen consul verliest die hoofdstad steeds meer van hare belangrijkheid als handelsstad. Sedert 1878 heeft de handel daar aanmerkelijk geleden en meer in het bijzonder tijdens de laatste twee jaren. Groote handelshuizen, die vroeger zaken met Perzië en Midden-Azië deden en als tussohonpersonen optraden tusschen Europeesche fabrikanten en de kooplieden dier landstreken, hebben gedurende de laatste jaren hunne cliëntèle verloren en verdwijnen van liever lede uit de stad. Gedeeltelijk wordt dit daardoor veroorzaakt, dat sedert nieuwe en meer directe wogen geopend zijn naar markten, die vroeger van uit Constantinopel worden voorzien, en ook dat en haat, tegen Napoleon en de Franschen nog niet in de harten gestrooid. Maar de bewoners van het kasteel in Brianza, als bevreesd om dien zonnestraal der vrijheid te zien, loefden onopgemerkt en stil binnen hunne oude mu ren. De echo van die roemrijke daden, van die onverwachte snel opeenvolgende veranderingen van de laatste weken, had hen eindelijk bereikt; eenige namen, die, gisteren nog onbekend, heden eensklaps beroemd geworden waren, en dierbaar aan de harten van alle Italianen, de namen van Palestro, San Fermo, Magenta, Malegnamo, later van Salferino en San Martino werden ook gehoord in de oude zalen, en wekten, in de zielen van wie ze hoorden, ongewone en zeer verschillende gevoelens op. Men kan zich wel voorstellen, dat deze onver wachte berichten slechts hejmelijk binnenslopen; raën fluisterde ze elkander in het oor; de strenge orde, de ongestoorde gang van alle huiselijke zaken, de zwijgende onverschilligheid voor al het overige, maak ten een vreemd contrast met de blijdschap, de fier heid, de plotselinge geestdrift, die in het gansche land ontwaakt was, bij dien eersten ademtocht der vrijheid. Dat was het gevolg van den afgemeten toon die er heerschte, en meer nog van de woorden die aan de marchesa Ricciarda ontvallen waren op denzelfden dag, toen er losse geruchten in omloop kwamen van den intocht van den keizer van Frank rijk en den koning van Piemont. „In zaken van overtuiging transigeer ik nocfit," had de marchesa „Buiten mijn huis zullen wij wel zien wie zal te bevelen hebben, maar hier binnen, is het mijne zaak; en zoolang ik er ben, verlang ik rust, orde en gehoorzaamheid; en over politie of oorlog moet er niet gesproken worden." De bedienden, welke (leze woorden, ofschoon niet tot hen gericht, toch gehoord hadden, brachten ze over in de keuken en de dienstbodenvertrekken, waar eenigen, en daaronder de kok, menigen vloek tus schen de tanden mompelden. Maar daar het eene goede familie was, de loonen stipt betaald werden, en de dienst niet zwaar was, begrepen zij, dat het maar beter was om de vermaning hunner meesteres op te volgen, en wachtten, om hunne gevoelens lucht te geven, tot zij dat vrij konden doen in de eene of andore herberg van het dorp. En zelfs de goede marchese Francesco, die nog gejaagder en angstiger was, sedert hij Milaan verlaten had, wachtte zich wel om den mond open te doen, over al die staat kundige verwarringen. Aan den anderen kant scheen het hem eiken dag duidelijker, dat uit die vreemde, wonderbaarlijke ge beurtenissen niet al het nadeel en al de ellende kon ontstaan, welke eenige witgedaste vrienden van den huize met eene soort van leedvermaak voorspelden, er steeds bijvoegende: „Het is maar al te waar!" „Ja, wij zullen wat zien!" „Ik weet, wat ik zeg!" Wat hein betreft, hij zou zich zelfs schikken in een koning van Piemont, als 't hem maar vergund werd zijn verloren zoon weder te omhelzen, die nu de eenige hoop was van zijn geslacht. Maar hij durfde van alles wat hem kwelde, niets aan zijne vrouw zeggen; vooral, daar zijn grootste verdriet was, dat de naam van Galeazzo, dien zij steeds voorge trokken en met toegevendheid behandeld had, nooit meer over hare lippen kwam. De stilte op de villa werd alleen 's morgens afge broken, door het luiden van het bidklokje, als de kapelaar. van het dorp, er de mis ging lezen, en later door de etensbel; goene bezoeken, slechts en kele brieven, eenige losse dagbladen, die de mar chesa, als zij ze even had ingezien, opvouwde of verscheurde. Soms een bezoek aan eene kapel, maar dan werd altijd de groote weg vermeden, evenals die dorpjes, waar men de driekleurige vlag zag wap peren, of eene troep boeren op de markt exerceeren, met het bandelier en den rooden kiel'van de natio nale garde; alweer eene nieuwigheid. Bijna alle villa's waren gesloten; alleen de aartspriester kwam eens of tweemaal dineeren, en die vertelde dan, wat er gebeurd, soms ook, wat er niet gebeurd was, al naarmate de geruchten in het dorp liepen. Camilla bracht die vervelende dagen door, tus schen hoop en vrees geslingerd, en geheel overge laten aan de droomen harer gloeiende verbeelding; nu en dan trachtte zij zich zelve wijs te maken, dat haar geloof in de toekomst, nutteloos, dwaas en onmogelijk was. {Wordt vervolgd.) voortbrengselen, die vroeger naar de Turksche hoofd stad gingen voor verdere verscheping naar Europa, tegenwoordig van de verder gelegeu landen direct worden verzonden. Perzië, dat vroeger een aanmer kelijk deel zijner invoeren uit Constantinopel betrok, maakt daarvoor in den laatsten tijd meer gebruik van Bushire, zoo zelfs, dat de geheele invoerhandel van Beneden-Perzië in die plaats is gevestigd. De provinciën Azerbardjan, Ithoi en Mazanderan alleen blyven hunne behoeften uit of over Con stantinopel ontbieden, en dat nog alleen, als de Russische concurrentie het gedoogt. De uitvoerhandel van Constantinopel is insgelijks verminderdde voortbrengselen van Turksch Kurdistan b. v., telken jare op eene waarde geschat van 8 millioen franken, worden thans van Bagdad verscheept, een weg, dien men veel goedkooper en veiliger acht. De met 1 October a. s. aanvangende winterdienst- regeling op den Nederl. Rhijnspoorweg geeft, verge leken met den dienst van het vorige jaar, weinig of geen verandering. Alleen is by den nieuwen dienst in het bijzonder gelet op de belangen der kleine gemeenten. Zoo zijn b.v. Alphen, Bodegraven en Woerden ge baat door een ochtend verbinding met Amsterdam over HarmeienBreukelen. Nieuw werden ingelegd locaaltreinen voor het verkeer WageningenArnhem en EltenEmmerik. Vooral van het inleggen van de treinen EltenEmmerik zal door de bewoners der betrokken gemeenten met genoegen worden kennis genomen. Wat het verkeer van Holland met Arnhem betreft, vernemen wy, dat de treinen van 7.27 n.m. van Den Haag, 7.40 n.m. van Rotterdam en 8.05 n.m. van Amsterdam eene verbinding met Arnhem daarstellen en den trein van 8.10 uit Arnhem, Utrecht, Rotter dam en Den Haag, alsmede Arasterdam, zal verbinden. De Duitsche sneltrein van 6.40 uit Emmerik wordt verder bij dezen dienst zooveel versneld, dat hij 7 min. vroeger van Utrecht naar Amsterdam vertrekt, on afhankelijk van don trein uit Vlissingen, waarvoor een nieuwe trein ingelegd wordt van Utrecht naar Amsterdam, welke te 9.03 uit Utrecht vertrekt (aan komst Amsterdam 9.42). De Duitsche. reizigers gaan dus in eens door naar Arasterdam en behoeven niet meer op den Vlissing- schen trein te wachten. Te Liverpool werd dezer dagen de zaak behandeld van kapitein M. C. Cann, gezagvoerder van het Eng. schip Stamboul, die beschuldigd was van op of om trent 20 Juli niet de door de wet voorgeschrevene seinlichten te hebben gevoerd. Bij hot onderzoek bleek, dat dit schip, groot 1200 tonnen, gedurendo 15 dagen geene seinlichten had gevoerd. Men verklaarde, dat een gedeelte van de olie aan boord van slechte hoedanigheid was, en de betere soort was verbruikt, doch by de aankomst te Quebec bleek, dat er nog eene hoeveelheid goede olie aan boord was. De verdediger twyfelde niet of, tijdens de lichten niet worden gevoerd, was het schip in een gedeelte van den Oceaan, alwaar zelden een schip werd ontmoet. De magistraat zoide, dat de voorschriften goeden nuttig waren, en moesten worden opgevolgd. De verdediger zeide, dat toen het schip de Kaap verliet er voldoende olie aan boord was tot Quebec. Nadat St. Helena was gepasseerd, vulde men de tank uit een vat, doch ontdekte men, dat het meerendeel der olie was uitgelekt. Daar men geene schepen ontmoette, en de nachten helder waren, dacht de gezagvoerder, dat het beter was de olie te sparen tot tijd en wijle men in meer bevaren streken kwam, echter werden steeds de lantaarns gereed gehouden om zoo noodig daarvan onmiddellijk gebruik te kun nen maken. De magistraat was van oordeel, dat de kapitein gedaan had, wat hij het beste oordeelde, doch de wet was geschonden en er moest gerechtigheid wor den uitgeoefend; daarom beboette hij den kapitein voor 5 benevens de kosten ten bedrage van 4 6 sh. 4 d. Scheepvaart. Een Engelsche gipswerker, James Pearce ge naamd, kwam Zondag te Londen tot de ontdekking dat een oom van hem in Australië overleden was, een fortuin van 1,400,000 pond sterling nalatende. De zaakwaarnemer van zijn oom erkende hom als de wettige erfgenaam en verschafte hem het noodige geld om naar Australië te gaan. Pearce's vrouw heeft zichzelf drie maanden geleden van het leven beroofd uit vrees voor den hongerdood. Zeer toevallig viel dezen man, die uit Kettering in Northamptonshire naar Londen was gekomen, eene advertentie in 't oog, waarin zijn adres werd gevraagd. Be ramp te Antwerpen. De Paus heeft een som van 10,000 fr. gezonden voor de noodlijdenden door de ramp van Antwerpen. Men zou evengoed een neger kunnen wil was- schen, zegt de Union libéraleals het provinciaal bestuur van Antwerpen van de verantwoordelijkheid voor de ramp van 6 dezer schoon wasschen. De machtiging tot het verrichten van het allergevaar lijkste werk, in de onmiddellijke nabijheid van tienduizenden vaten petroleum en op slechts geringen afstand van druk bezochte haven-inrichtingen, is aan den heer Corvilain verleend door niemand anders dan het provinciaal bestuur, in weerwil dat de stedelijke overheid uitdrukkelijk verklaarde, dat de inrichting gevaarlijk was en de machtiging niet verleend behoorde te worden, en ondanks de zeer juiste opmerking in het rapport van den stedelijken ingenieur, den heer Rayers: „Niemand met gezond verstand zou de gevraagde machtiging gerechtvaardigd achten, omdat een afdoend toezicht eenvoudig onmoge lijk is." Een tiental processen tot vaststelling van de ge leden schade, in Afwachting van de beslissing omtrent de verantwoordelijkheid, zyn in kort geding bij de rechtbank aangebracht; alle vorderingen zijn gericht solidair tegen den heer Corvilain, de stad, de provincie en den Staat. Namens de provincie ia geconcludeerd dat zij buiten het geding geplaatst zou worden, aan gezien niet zij, maar het collego der Bestendige Deputatie, handelende overeenkomstig zijne wettelyke bevoegdheid, de machtiging aan den heer Corvilain geheven heeft. Vrijdag heeft de president der recht bank, uitspraak doende, voor het fond de zaak ver wijzende naar de rechtbank, zich ook omtrent de exceptie der provincie onbevoegd verklaard en zich bepaald tot het benoemen van deskundigen, tot het vaststellen der schade. De schoonmaakwoede, die geheele wijken van schooue middoleeuwsche steden in den naam van de „openbare gezondheid" en de „eischen des tijds" bederft, bedreigt nu ook Venetië. Men wil daar eenige der schilderachtigste grachten verbroeden, waar door dan een aantal huizen moeten worden afgebroken. De openbare meening begint zich echter gelukkig tegen dit voornemen te verzetten en de Minister van Onderwijs heeft er zich in gemengd. Aan eene Atjeh-kroniek in de Samatra Ct. is het volgende ontleend Het geestelijke opperhoofd der Kemala-partij, de beruchte Tongkoe di Tirow, had in verband met de onzerzijds bij den pretendent-sultan Toeankoe Daoed gedane stappen tot eene vredelievende oplossing van het Atjeh-vraagstuk, zyn verlangen te kennen ge geven om eene ontmoetting te hobben mot Toeankoe Pangeran Hoessin, een neef van den Atjehschcn Sultan, en die zich reeds sedert eenige jaren aan onze zijde geschaard heeft, door ons bezoldigd wordt en alhier op Gedah metterwoon gevestigd is. Gehoor gevende aan den uitgesproken wensch, begaf Toeankoe Pangeran lioeasin zich met des be- stuurs vergunning, en vergezeld door Toekoe Njaq Mahomed, hoeloebalang der IX Moekims, met een groot aantal gewapende volgelingen op 22 Juli jl. naar Mesdjid Lambada, waar Tengkoedi Tirow zijn bivak had opgeriageu. De ontvangst onzer bondgenooten in het vijan- delijko kamp was schitterend. Bij hunne aankomst deed Tengkoe (li Tirow zeven saluutschoten te hunner eere lossende behandeling die zij daar ondervonden liet niets te wenschen over zelfs werd er vee ten behoeve van den maaltijd der opzeu geslacht. Wat tusschen de beide partijen ten opzichte der pacificatie verhandeld is, is niet uitgelekt, derhalve daarover nader. Alleen valt hier aan te stippen, dat genoemd bendehoofd aan ons bestuur had doen weten, dat gedurende de onderhandelingen met de Kemala- partij door hora geen vijandelijkheden tegen ons zouden worden ondernomen, dat hij zyne onderhoorigen had vermaand geen vijandige aanslagen tegen ons te doen; en zoo zulks niettemin het geval mocht wezen, dit uit moest worden gesteld ten laste van de Atjehers die voor hunne eigen rekening op maraude uitgaan en die niet tot zijn gevolg behooren. Hoogst bevreemdend mag het na deze geruststel lende, eigen beweging afgelegde verklaring beschouwd worden, dat in den daarop volgenden nacht, nl. in dien van den 24en op den 25en Juli, uit de vijan delijke versterking aan de Koealoe Gighieng buiten de zoogenaamde Linie, doch in de onmiddellijke nabyheid van ons établissement Kota-Pohama, op deze onze nederzetting uit lila's geschoten werd, aan welke daad van vijandelykheid aanvankelijk geen einde schoon te zullen komen, wijl zij den daarop- volgonden dag onvermoeid voortgezet werd. (Al8nu volgt het onzen lezers bekende verhaal van het gevecht op den 25en Juli). Daarna gaat de kroniekschrijver aldus voort: Deze krijgsoperatie met hare naweëen loert nu andermaal, hoe verkeerd en noodlottig de tot nog toe gevolgde Atjeh-politiek is. Onze lijdzame houding tegenover den Atjeher en het verbod om buiten de enge linie onzerzijds een uitval op onze vijanden te doen, die onvermoeid tegen ons allerlei daden van vijandschap ploegden; ja zelfs allerlei helsche aanslagen tegen ons smeedden, moet onzes inziens als de hoofdoorzaak van deze treurige gebeurtenis beschouwd worden. Ware zy niet aan onze gedragslijn te wijten, het zou onverklaarbaar zijn, hoe op een betrekkelijk zeer korten afstand van eene onzer vestingen eene Atjehsche versterking zonder de minste stoornis is kunnen ver rijzen, de vijand zich aldaar heeft kunnen nestelen en zich zoodanig heeft kunnen versterken, dat ettelijke honderden man geregelde troepen, gewapend met de uitstekendste wapenen het hoofd hebben kunnen stoo- ten, teruggeslagen werden en de hulp van nog ettelijke honderden soldaten noodig hadden, om eerst na twaalf uren strijdens eene versterking te nemen, die in één uur tijds zonder dynamiet of andere ontplofbare mid delen, met hand werktuigen te slechten en met den grond gelijk te maken is. In de plaats van luitenant Veerman is luitenant Anten van Lamjong als waarnemend commandant van Pakan-Kroeng-Tjoet opgetreden. Luitenant Webb van het garnizoen te Batal is overgeplaatst naar Kotta- Pohamma ter vervanging van luitenant Le Rutte; kapitein Mollinger van het 3de bataljon te Kota- Radja, reeds bekend uit het laatste gevecht te Edi, is als commandant naar Roempit overgeplaatst ter vervanging van kapitein Stadlmair, die wegens be vordering Atjeh verlaat; kapitein Muller heeft de compagnie van kapitein Mollinger in den Kraton overgenomen; luitenant Krug is van Kota-Alam naar Poeioe Bras overgeplaatst; luitenant Cremer op Po Bras is ingedeeld bij het 3de bataljon in den Kraton luitenant Walpot, in garnizoen te Melaboeh, komt te Kota-Alam; luitenant Lussanet de la Sablonière gaat naar Melaboeh; de onlangs tot kapitein bevorderde le-luitenant Hilterman is van Lampeneroet naar het 12de bataljon, standplaats Gedah, overgeplaatst, en luitenant Kuneman van het 12de bataljon in den Kraton zal eerstdaags te Edi garnizoen houden. Mot deze gelegenheid vertrekken mede naar Padang majoor Begemann met zijn familie, de kapitein der infanterie Van Haeften, (le le-luitenant der infanterie Von Schmidt auf Altenstadt, die bij de plaats gehad hebbende krijgsoperatie gewond is, de le-luitenants Sol en Muller, mevrouw Hageman, wier echtgenoot bij Kota-Pohama gesneuveld iB, en een groot aantal militairen, al dan niet Atjeh wegens ziekte verlatende. Mevrouw Von Geusau zal eerst in September a. s. van hier vertrekken in gezelschap van de familie Bekking. Luitenant-adjudant Wouters van het 12de bataljon is opgetreden als waarnemend plaatselijk adjudant in den Kraton en vervangen door luitenant Dommers. De laatste week van den verkiezingsstrijd van Frankryk vis ingetreden. Tot dusver is de stryd te Parijs, tengevolge van de tentoonstelling, die daar aller aandacht nog steeds bezighpudt, veel minder rumoerig dan anders bij dergelijke gelegenheden het geval pleegt te zijn. Van een algemeene beweging, gelijk in Januari, toen Boulanger tegen Jacques in het strijdperk trad, is nu althans in de hoofdstad al zeer weinig te bespeuren. Toch neemt het aantal der candidaten steeds toe. De lijsten bevatten nu reeds 1673 namen, onder welke 29 gewezen republikeinsche ministers. Het is Boulanger niet gelukt voor elk district een candidaat te vinden. Voor de 576 districten zijn door Boulan ger slechts 259 candidaten gesteld en wel 141 Bonapartiston en Royalisten en 118 afvallige repu blikeinen. Bovendien zijn deze candidaten nog niet allen met eigen geedviuden gekozen, want de rubriek Gens qui protestentwelke de radicale Justice heeft geopend, neemt steeds grooter uitbreiding aan. „Zy die protesteeren", zijn namelijk candidaten, die op de lijsten der Boulangisten zijn geplaatst zonder hun toestemming en die nu ter openbare kennis brengen, dai zij tegen Boulanger zyn en dus niet voor zijn aanhaugers willen doorgaan. De regeering is nu ook gereed met do nieuwe kiezerslijsten. Zonder Algiers en de koloniën, be draagt nu het aantal kiezers 10,525,640, dus 451.504 meer dan in 1885. Toen namen slechts 6,710,820 kiezers aan den stryd deel, terwyl in 1877 van de 9,948,070 kiezers 8,012,714 ter stembus kwamen. Ook nu wordt op geen bijzonder talryke opkomst der kiezers gerekend. De werkstaking te Londen is aan een eindde eigenaars der lichterschepen hielden Zaterdagmiddag een vergadering, waarin besloten werd met de eischen der werklieden genoegen te nemen, zoodat het werk algemeen zou worden hervat, een heele verlichting voor de Engelsche hoofdstad. Wij maakten vroeger reeds opmerkzaam, dat in hoofdzaak de

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2