Bultenlandsch Overzicht.
Brieven uit de Hoofdstad.
Kantongerecht te Gouda.
Doch met het thans aangenomen artikel kunnen
de gemeenten tevreden zyn.
Nu de beraadslagingen geëindigd zijn, gelooven wij
dat de wet in de Tweede Kamer niet zal worden aan
genomen door eene partijstemming, doch dat vele leden
der linkerzijde hunne goedkeuring aan het voorstel niet
zullen onthouden. Indien toch bij de indiening van
het wetsontwerp in April j.l. van verschillende zijden
vele stemmen opgingen ten gunste van de poging tot
concuiatue door den heer Mackay beproefd, zoowel in
pers ajs in de afdeelingen der Kamer, hoeveel te
meer moet zulks thans het geval zijn nu tijdens
de schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseüng
het voorstel voor do linkerzijde ontegenzeglijk veel
aannemelijker is geworden. Men denke slechts
aan de schoolgeldheffing, de waarborgen voor de
subsidie en de financieel© regeling. Dat het be
ginsel van leerplicht niet in de wet is opgeno
men, zal ten slotte enkelen hebben ontstemd, maar
deze leden zullen bedenken dat de aanneming van
het amendement den leerplicht toch niet zou hebben
gebracht, eu dat ook zonder het amendement de
leerplicht evengoed kan worden ingevoerd. Het be
ginsel van subsidie aan scholen waar de godsdienstige
gevoelens van anderen mogen worden gekrenkt, blijft
een leelijke pil om te slikken, maar dit is nu een
maal de prijs voor den vrede die zoo dringend noo-
dig is. Men houde daarbij nog in het oog, dat ten
gevolge van de wet het onderwijs toch zal worden
verbeterd voor die groote massa kinderen, die, om
welke redenen dan ook, bijzonder onderwijs ontvangen.
Heden kleine wetten en morgen voordracht voor
den Hoogen Raad.
Nopens een Vrijdag te Exlo plaats gehad hebbend
ongeval, waarbij 21 schapen door den bliksem gedood
werden, meldt men aan de „Ass. Ct." nog het
volgende
Ten gevolge van den neervallenden hagel waren
de schapen dicht opeengedrongen en bewogen zich in
de riohting naar het dorp. Daar de herder het noodig
oordeelde, bij de aangrenzende esch ze vandaar te
weren, liep hij, gevolgd door een jongeling, naar de
voorhoede der kudde. Op qens wordt hij als door
een hamerslag op het hoofd getroffen. Ook do jon
geling^ ondervindt hetzelfde en roept: „O mijn
hoofd! terwijl hij neervalt. Nu achterom ziende,
ontdekte de scheper, dat er meer dan 60 schapen
verspreid op den grond lagen, waarvan sommige
zonderlinge sprongen maakten. Nadat de herder zijn
medehelper had geholpen, begaf hij zich naar de
schapen, waarvan voor en na eenige opsprongen en
wegliepen. Zoodra hy den jongen medeherder, die
inmiddels van den schrik bekomen was, naar het dorp
had gestuurd, dreef hij de kudde schapen voort.
Nog zeven schapen volgden hem, zoodat in het geheel
21 achterbleven, waarvan acht van den heer It. Zege-
ring, de overige van verschillende eigenaars. Van
slechts één van de doodelijk getroffen schapen was
de huid afgescheurd; al de anderen waren onbe
schadigd. Van de behouden schapen, die getroffen
rijn, hebben sommige last geleden, hetgeen uit het
hinken of door eenig lijden aan andere liehaams-
deelen blijkt.
üit het koloniaal verslag blijkt, dat in enkele
gouvernementslanden in Ned.-Indië de slavernij nog
voorkomt, ofschoon daar reeds lang maatregelen ver
ordend of overwogen zijn om d^gfsohafHng voor te
voor hem, gelijk voor zoo vele jongelieden, die tot
hiertoe een nutteloos en vervelend leven -geleid had
den, had de oorlog eene schitterende en eervolle
loopbaan geopend.
„Nu," zeide Galeazzo, «begrijp ik eerst, dat het
de moeite waard is om te leven."
Do marchesa Ricciarda had veel moeite om haren
afkeer te' ■overwinnen van de zaak, die haar zoon
ondersteunde; zij ontving hem met gedwongen koel
heid, terwijl zgn vader hem Vast in zijne armen sloot,
en zijn best deed, om zijne tranen te verbergen. Ook
zijne zuster omhelsde hem; doch zij weende niet,
haar hart klopte van eene vreugde, te onweerstaan
baarder, daar zij die verbergen moest.
De ietwat verwaande en drukke vroolijkheid van den
jongen marchese, bracht weer eenig leven en beweging
m den stijven familiekring; de oude hofmeester en
de bejaarde kamenier, keken hem vol bewondering
aan, als zij hem ergens in bnis ontmoetten. Men
zou gezegd hebben, dat zelfs de ernstige marchesa
er door opgewekt werd; de opgewondenheid, die om
haar heen heersehte, was zoo ongewoon, maar toch
zoo hartelijk, dat zij er onwillekeurig den invloed
van ondervond.
Galeazzo zeide tot zijne moeder, dat hij hoopte
spoedig aan zijne familie zijn besten vriend-voor te
stellen: Gabrio Dall' Orto, een man, aan wien hij
meer dan het leven te danken: had; en dat hij ver
wachtte, dat deze zelf, volgens zijne belofte, weldra
een bezoek op het kasteel zou komen afleggen. Meer
bereiden. In het laatst van 1877 werd o. a. aan
den gouverneur van Celebes gevraagd, welke maat
regelen genomen moesten worden tot de volledige
vrjjmaking der slaven in de gouvernementslanden.
Ten antwoord op die vraag wees eohter da gouver
neur op de mogelijkheid ja waarschijnlijkheid, dat
de uitvoering dier maalregelen de publieke rast in
gevaar zou brengen hg verwachtte n.l. dat de vrij-
gemaakten aldaar onder den invloed hunner vroegere
meesters zelf zich tegen de hervormingen door het
gouvernement beoogd, zouden verzetten, daar zij er
geen verbetering in hun toestand van verwachtten.
De regeering hoeft toen de vrijmaking aldaar voor
onstaatkundig geacht.
In de afdeeling Padang Lawas en in de onderaf-
deelingen Toba en Silindong (Sumatra's Westkust;
nam het aantal slaven sterk af, zoowel door vrij-
kooping, als omdat een einde is gemaakt aan het
misbruik, dat kinderen van pandelingen, buiten
huwelijk geboren, tot slaven worden aangemerkt.
Up Nias zijn nog slaven, wier lot niet zeer dragelijk
wordt genoemd.
In de residentie Oostkust van Sumatra worden
nog 678 slaven (164 mannen, 320 vrouwen, 108
jongens en 86 meisjes) gevonden. Zg worden groo-
tendeels als huisbedienden gebruikt, soms ook voor
veldarbeid. Door den resident zijn maatregelen ge
nomen tot voorbereiding van de afschaffing dezer
slavenj.
Omtrent Borneo wordt bericht, dat de slavernij
nog bestaat in de afdeeling Sintang (residentie
Westerafdeeling) en in de bovenstreken der afdee
lingen Doenoenlanden, Dajaklanden en Sampit.
In sommige vorstenrijken op Celebes en in de in-
landsche rijken der residentie Bali en Lombok moet
het aantal slaven nog vrij belangrijk zgn.
In Juni ji. werd door de inlandsche béstunrders
van een der belangrijkste landschappen van de
Sangir- en Talauteilanden een bevelschrift uitge
vaardigd tot volledige afschaffing der slaverij.
De slavenhandel is in de laatste twintig jaren
voortdurend afgenomen en bestaat nu nog slechts in
die streken, waar ons gezag en onze invloed tot
hiertoe wemig of geen wortel hebben geschoten.
Volgons mededeeling van den gouverneur van
Celebes, zouden van de Westkust nog nu en dan
personen worden ontvoerd, veelal naar de Oostkust
van Borneo en naar Lomboksche havens, om daar
als slaven verkocht te worden. Ook bestaat het ver
moeden, dat nog voortdurend uit Korang-Asem (Bali)
slawm worden gebracht naar Loinbokscho havens.
De oorlogschepen, die tot het tegengaan van den
slavenhandel de Noordoostkust van Borneo, de wate
ren van den Timor-archipel (voornamelijk de wateren
tnsschen Flores en Soemba) en de wateren van Bali
en Lombok bekruisten, doden geen aanhoudingen.
Het slavenvervoer in den Timor-arolripel soheon zoo
met geheel opgehouden, dan toch tot een minimam
te zgn teruggebracht, de vroeger beruchte slaven
handelaars op Flores en Soemba hebben dan ook
het vak laten varen. Zeeroovers van beroep schenen
zich in de wateren van Borneo niet meer te vertoonen.
Op andere wijze dan door middel van de oorlogs
schepen kwamen enkele gevallen, die aan slaven
handel deden denken, ter kennis van het bestuur.
Ken slavenhandelaar, van Boston afkomstig, die
m September 1887 in de Oosterdistricten van
Celenes werd gevangen genomen, overleed tijdens
c gerechtelijk onderzoek in de gevangenis.
dan eens had hg getracht, om van zijne moeder
vergiffenis voor zijne echappade te krijgen. Hg wilde
zich verontschuldigen, over wat hij gedaan had, en
ovpr zijn plan, om in den krijgsdienst te blijven-
en het was aardig om te zien met hoeveel luchthar
tigheid en ernst^ tevens, hij haar trachtte te doen
begrijpen, dat zg van hare vooroordeelen moest af
stand doen, en zich schikken naar den nieuwen tijd.
Gewoonlijk antwoordde de marchesa niet, dan met
een medelijdend fSofdschudden. En als haar zoon
er een woordje .waagde bg te voegen, ten gunste van
zijne zuster en Gabrio, dan stond zij op, zonder hem
te laten uitspreken, en draaide hem den rug toe.
Zo6 gingen de dagen voorbij, en de vriend van
b-aleazzo had zich nog niet laten zien. Op zekeren
morgen kwamen vader en zoon overeen, om eerst
een bezoek op Campello af te leggen; „om er een
einde aan te maken," zeide Galeazzo, „en het ijs to
breken. Dat was geene kleine overwinning door
den marchese op zich zeiven behaald. Men kan
begrijpen hoeveel er over gepraat werd, door de
iedigloopers van het C'affé Nazionale te Monticello,
toen er verteld werd, dat men hen op zekeren Don
derdag morgen don tuin van Campello had zien
doorgaan, het huis binnen treden, en er wel een uur
blijven. Den volgenden dag brachten de ingenieur
on rijne zuster, die verbaasd waren over de beleefd-"
beid van hun aanzienlijken buurman, een tegenbezoek
?an de bewoners van het kasteel. De oude heer
toonde zich zeer ingenomen met de kennismaking.
In Februari jl. heeft de Indische regeering bii
de civiele en maritieme autoriteiten aangedrongen
op het streng tegengaan van slavernij en slaven
handel met alle mogelijke beschikbare middelen
Waar men personen op het oog had, die 'zich
met het bedrijf van slavenhandel rechtstreeks of
zgdeiings inlieten, maar die wegens onvoldoende
bewgzen of om andere redenen buiten het bereik
der strafwet vielen, zou het alleszins geraden zijn
te hunnen opzichte verbanning of interneering aan
de hand te doen. 5
Prof. Lexis te Berlijn heeft onlangs eene brochure
mtgegeven over de onrustbarende overvulling der
geleerde beroepen. Voor de geneeskunde neemt Lexis
een cijfer van 2675 studenten als gemiddeld cijfer
bg de hoogescholen in het Duitsche rijk aan In
1877—78 daalde het aantal tot 1774, maar ;a
1888—89 bedroog het reeds weder 2344. Het cij
fer der jaarlijksche promoties raamde hij op 465'
in verband met de toeneming van het cijfer van
studenten vreest hij echter, dat het spoedig de 800
per jaar zal te boven gaan.
Dat het in Nederland al niet beter is, blijkt uit
de redevoeringen, door de afgetreden rectores te
Leiden en te Utrecht gehouden. Prof. Van Bern-
melen wees op de treurige omstandigheid, dat hot
ziekenhuis te Leiden, berekend voor een dertigtal
studenten, zich door ongeveer 120 medische candi-
daten ziot bezocht; en prof. d'Aulnis memoreerde
dat bg de algemeene stijging van het aantal stu
denten te Utrecht, die in de geneeskundige faeul-
teit het opvallendst is.
Het aantal medische studenten in ons land be
draagt reeds ruim 1200. Wanneer deze toestand
eenigen tijd blijft voortduren, kan het „wetenschap-
pelijk proletariaat/' waarvan in bet vorige jaar prof.
Rosenstein in zyne rectorale rede sprak, niet uit
blijven.
De nieuwe Fransohe kamer zal geheel overeen
komen met de oude.
De eerste gevolgtrekking, welke men uit den
uitslag der verkiezingen moet maken, is, dat
het Boulangismo ondanks het proces tegen den
generaal in Frankrijk nog volstrekt niet dood is.
Toch is het niet te ontkennen, dat de Boulangisten
in dit jaar geen vorderingen hobben gemaakt. In
geheel Parijs werden op de verschillende Boulan-
gistische candidaten uitgebracht 197,709 stemmen,
terwijl generaal Boulanger den 27ston Januari met
244,070 stemmen werd verkozen. Derhalve toont
dit eon verlies aan van 46,361 stemmen. Do repu-
blikeinsche bladen verzuimen natuurlijk niet daarop
te wijzen en doen daarbij vooral uitkomen, dat de
keurbende der Boulangisten, als de heeren Roche-
fort, Naquet, Laguerre, Vergoin, Laur en anderen,
allen te Parijs optraden.
De Boulangisten wijzen er daarentegen op, dat bij
don eersten slag terstond vijf zetels door hen worden
veroverd, terwijl zij bij vele herstemmingen de
meeste stemmen verkregen. Evenwel hadden de
republikeinen in de meeste districten meer dan één
candidaat en daarom vertrouwen zij, dat bij de
herstemming alle partijen zich tegen den gemeen-
schappelijken vijand zullen aaneensluiten. Toch is
het niet onwaarschijnlijk, dat bij de tweede stemming
Hij liet hen door den bediende naar de receptieka
mer geleiden, en zond een ander om zijne vrouw en
dochter^ te roepen, terwijl hij zelf zich -onmiddelijk
naar zijne bezoekers begaf, die hij met de meeste
hartelijkheid ontving.
De beide vriendinnen gingen olkaar met al de
openhartige vriendelijkheid der jeugd tegemoet zonder
zich te laten weerhouden door de blikken der mar
chesa, Gabrio intusschen, wiens eenvoudige manieren
iets openhartigs hadden, dankte, met die beleefdheid
die 't kenmerk is van oen welopgevoed man, den
marchese, dat hij hem 't genoegen geschonken had
van zijn vriend te mogen begroeten, zonder dezen
aan zijne familie te ontnemen.
Het bezoek was maar kort geweest, en tusschen
de trotsche vrouw en den jeugdigen ingenieur was
geen enkele slagboom gevallen. Camilla alleen smaakte
onvermengd genoegen bij dit eerste bezoek, en praatte
ongedwongen met hare vriendin. Maar toen, bij het
afscheid nemen, de broeder van Paolina haar naderde,
en zeide, hoe erkentelijk hij was, voor de liefde, die
zij zijne zuster toedroeg, werd zij verlegen, en wist
geen woord te antwoorden
Maar toen hunne oogen elkaar ontmoetten, dachten
zij beiden aan een vroogeren dag, den dag, vóór het
uitbreken van den oorlog, toen zij met één enkelen
blik eene belofte gewisseld hadden, welke niet onder
woorden behoeft gebracht te worden, om heilig en
onveranderlijk te zijn.
Wordt vervolgd'
ook de Boulangisten gesteund door de monarchisten
en Bonapartisten, nog wel een paar zetels te Parijs
zullen veroveren.
Keert Frankrijk nu op parlementair gebied tot
zijn oude kwaal weder, men zou toch uit deze
verkiezingen kunnen afleiden, dat de republiek vaster
zit dan de monarchalen verwacht hebben. De
republikeinen hadden vrij wat op hun kerfstok, de
Kamermeerderheid met onmacht geslagen, het gehalte
der leden ovor 't geheel sterk verminderend, Wilso-
nisrae en andere liefhebberijen toenemend, alles
koren op de molen der monarchalen, die alles van
dien aard duchtig verraaien "hebben tot een fameuzen
lasterkoek, die eiken dag in kranten, in redevoe
ringen, in gesprekken te eten werd gegeven. Daarbij
kwam het steeds aangroeiend getal malcontenten,
ontevredenen, niet altijd uit beginsel maar dikwijls
als gevolg van humeur. Denk verder aan de opper
vlakkigheid van de overgroote/ meerderheid der
kiezers, zoo licht in de val van beloften loopend,
dan kan men inderdaad zeggen, (Jat de republiek
zich kras gehouden heeft.
De werklieden te Londen hebben bij de (lok-
werkstaking te veel hun macht gevoeld, wanneer
zij slechts eensgezind zijn, dan dat zij niet zouden
beprooven thans tot een vaste organisatie te ge
raken. In een manifest o. a. onderteekend door
den bekenden Bums, doet het „Nationaal Verbond
van Werkmansvereenigingen" een oproeping aan
de werklieden om zich aaneen te sluiten tot een
gemeenschappelijk doel. „De tijd is gekomen",
zoo leest men in dit stuk, „om combinatie te
stellen tegenover combinatie. Thans is het groote
leger van den Arbeid 'gesplitst in deelen en onder-
deelen, welker aanvoerdère meest werktuigen zijn
van staatspartijen. Wij noodigen u uit om door u
aan te sluiten bij het Verbond een aaneengesloten
maoht te vormen en ons in staat te stelleu de
aanvallen van winstafporsers en dividendjagers af te
slaan. Onze tot nu toe behaalde talrijke zege
pralen bewijzen, dat wij eindelijk zullen slagen."
De onderteekenaars stellen zich voor een Grooten
Raad tot stand te brengen bij welken gedelegeerden
van alle ambachten zich zullen kunnen vervoegen
om grieven kenbaar te maken en van gedachten te
wisselen over de beste middelen ten einde die te
verhelpen. Vindt de Raad daartoe termen, dan
komt hij by den werkgever tusschenbeido, dien hij
desnoods dwingt om toe te geven door zijn werk
lieden bij arbeidstaking to bezoldigen, wat het
Verbond gemakkelijk zal kunnen doen, daar de
leden niet allen tegelijk den arbeid zullen neder-
leggen. De gevraagde bijdrage voor het lidmaatschap
is een stuiver in de week.
Do Servische Regoering is 't eens geworden met
de Fransche Spoorwegmaatschappij. Deze ontvangt
ter schadevergoeding 9.250.000 fr.
Keizer Frans Jozef heeft den wensch te kennen
gegeven, dat in officieele kringen niet meer zal
worden gosproken over de Boheemsche konings
kroning. De keizer wil daarvan nog niets weten on
daarom zal deze zaak wel weer spoedig van het
tapijt verdwijnen.
'i och hoeft de kortstondige beweging, welke hier
over is ontstaan, een gewichtig gevolg had. Prins
Aloïs Liechtenstein, do bekende leider der Duitsche
clericale party in den Rijksraad, heeft zich als zoo
danig teruggetrokken en nam tevens het ontwerp
terug tot wijziging der schoolwet, dat hij reeds ge-
ruimen tijd geleden indiende.
Dit ontwerp, hetwelk dienen moest om de volks
school onder toozicht der geestelijkheid te brengen,
heeft groote verdeeldheid te weeg gebracht onder
de conservatieve regeeringsmeerderheid en gaf den
Jong-Czechen een wapen in de hand tegen de Oud-
Czechen,- waarvan deze don nadeeligen invloed by de
laatste verkiezingen voor den Landdag ondervonden.
De Oud-Czechen zagen in, dat zij, indien zij het
in Boheme zoo onpopulaire schoolontwerp bleven
steunen, de volksgunst voor goed zouden verliezen,
en weigerden daarom verder met prins Liechtenstein
meê te gaan. De afscheiding der Oud-Czechen van
de regeeringspartij zou echter de meerderheid in
gevaar hebben gebracht, en zoo is de prins er toe
gekomen den knoop eenvoudig door te hakken door
zich als partijleidor terug te trekken en zijn ontwerp
terug te nemen.
Graaf Thaffe, die dit clericale ontwerp tot zijn
leedwezen moest steunen, zal evenmin treurig zyn over
het besluit van prins Liechtenstein als de Duitsch-
liberale partij,welke reeds vast besloten was de neutrale
volksschool met hand en tand te verdedigen.
Myn langdurig stilzwijgon te verontschuldigen,
zal ik maar niet beproeven. De feiten zelve recht
vaardigen mij. Tot driemalen toe had ik do pen
opgenomen om U te schryven, maar ik moest haar
weer neerleggen ik wist niet waarover te handelen.
Inderdaad ia dit de eenige reden en wie Uwer
lezers my verdenken mocht, dat ik „de kermis in
het hoofd heb gehad", zou my schromelijk onrecht
aandoen. Want ik heb niet alleen niet meegedaan
aan hossen of zingen over straat ik. ben zelfs niet
eens de kermisstukken gaan zien, hoeveel ik ook
hoorde van de pracht der decoraties welke de Kon.
Ver. Het Nederlandsch Tooneel voor haar melodrama:
De Vluchtelingen en Gebr. van Lier voor De kinderen
van kapitein Grandnaar den roman van Jules Yerne,
hebben doen gereed maken. Ik ben er no eenmaal
géén vriend van, alleen mooie decors te gaan be
kijken en mijn zeer in beslag genomen tijd kan
ik met iets beters doorbrengen.
Zoo weinig kermisgast ben ik zelf», dat ik niet
eenmaal een kykjo ben gaan nemen in den tuin van
hot Paleis voor Volksvlijtwaar men eene namaak-
kermis heeft opgericht, ter vergoeding voor de echte
-*- die, zooals men weet, afgeschaft doch daarom
nog niet uit de herinnering verdreven is. 't Is
anders met ons Paleis nog alles behalve kermis.
Daar heeft Vrijdag weer een vergadering plaats ge
had, zoo woelig, zóo rumoerig als er in ons kalm
landje zelden gevonden worden. En daarenboven
eene vergadering, die voor de toekomst van het
Paleis niet het beste belooft. Aanhangig was de door
den Raad van Commissarissen te berde gehrachte
verkiezing van een directeur der Vennootschap,
waarvan de heer Dellabarre sints het heengaan van
den heer Söhlke, adjunct-directeur was, onder be
lofte dat men hem later directeur zou maken. Dit
nu had hij, wieu de hernieuwde bloei van het ge
bouw in den aanvang van dit jaar grootendeels te
danken was geweest, ook zeker wel verdiend. Maar
de Raad van Commissarissen scheen in hem een
creatuur van den heer Huijzinga te zien en wilde
hem blijkbaar daarom loozen. Althans hij deed het
voorstel om niet den heer Dellabarre maar den heer
van Kosteren, thans directeur van het gebouw der
Panorama-maatschappij, te benoemen. En daar kwam
nu gisteren de oppositie los, zoowel van de zijde
van den heer Dellabarre, wiens advocaat de wettig
heid der nieuwe benoeming bestreed als van ver
schillende leden die zich door mr. Paap deden ver
tegenwoordigen. De laatste leverde eene scherpe
kritiek op de beheervoering sints de heer Huijzinga,
en met hem de heer Dellabarre, machteloos was ge
maakt en stelde Commissarissen tot eisch, dat zij
de beschuldigingen van den hoer Huijzinga zouden
weerleggen. Op het een noch het auder werd geant
woord, dan alleen dat als de benoeming van den
heer van Kesteren door den heer Dellabarre als
onwettig werd bestreden, hy dan de vennootschap
maar in rechten moest aanspreken. Wat een der
aandeelhouders aanleiding gaf om op te merken, dat
zulk eer. proces dan maar weer gevoerd zou moeten
worden ten koste van de aandeelhouders.
Hoe hot zy, de uitkomst was dat de Commissarissen,
die met hun vrienden de meerderheid der aandeelen
in handen hebben, bij stemming hun zin kregen en
de heer van Kesteren benoemd werd, terwijl den
voorstanders van den heer Dellabarre de verzekering
word gegeven, dat het bestuur hem ook wel wilde
behouden en met zijn advocaat overleggen onder
welkeif titel. Veel verwachting heb ik intusschen
van de toekomst van het Paleis op deze wijze niet.
De heer van Kesteren is ongetwijfeld een zeer braaf
en fatsoenlyk man, maar uit niets is nog gebleken
dat hij de doortastendheid en practische ervaring
bezit, welke onontbeerlijk zijn voor het beheer van
zulk eene zaak. Hy moet de kunst verstaan het
groote publiek te boeien en toch de kosten dekken.
De eerste taak voor hem zou moeten wezen de in
krimping van het schattenverslindend orkest. Maar
dit is zoo een ingewortelde instelling dat hy, om
die inkrimping door te kunnen drijven, tegelijk alle
oppositie moest dooden door het voorbereiden van
iets schitterends en boeiends. Dit orkest is een stuk
speelgoed woor het groote kind het ledenpubliek,
't welk het vasthoudt zoolang het niet9 anders heeft
om zich mee te occupeeren, maar het eigenlijk vol
strekt niet waardeert naar de hooge kosten, welke
het vergt. Te minder, nu de echte musici zich bij
voorkeur naar het Concertgebouw begeven, om er
bot orkest van Kes te hooren. Naar ik verneem,
ondergaat dit laatste met 1 Öctober belangrijke
w ijzigingen niet minder dan een vijf en twintigtal
leden zouden dan heengaandezen uit vrije keuze,
omdat zy zich in de strenge handhaving der tucht
niet voegen kunnen, anderen omdat zij hun ontslag ont
vingen. De opengevallen plaatsen zouden meest door
Duitschers bezet worden. Ook de nieuwe concert
meester, de heer Louis Wolff, komt uit Berlijn
maar hij is wel degelijk een Hollander, zelfs Amster
dammer van geboorte, en heeft alleen de laatste jaren
in het buitenland doorgebrachteerst to Parijs aan#het
Conservatorium, daarna twee jaar in Berlijn, waar hij
bij het orkest van Bilsen dezelfde functie waarnam als
waarin hij thans hier optreedt. Hij heeft te Berlijn te
boek gestaan voor een uitnemend artist met veel ge
voel on een groot meesterschap over zijn instrument.
Zoo gemakkelijk als de heer Kes een opvolger
heeft kunnen vinden voor den heer Timmner, zoo
moeilijk valt het onzen Raad op een Wethouder van
financiën de hand te leggen. Nu toch heeft de
tweede benoemde, mr. Willeumier, ook ai weer
bedankt voor een baantje, hetwelk zijn voorganger,
den heer Pet, zyn zetel in den Raad heeft gekost.
Blijkbaar zijn de heeren bang zich te wagen aan het
aannemen eener betrekking, die veel vordert van den
functionnaris. In geen gemeente zijn de belastingen
zoo hoog opgevoerd als in de onze en steeds worden
de eischen van het publiek aan de schatkist hooger,
met het gevolg dat de laatste weer verdere offers
vordert. En nu is niets in staat iemand zoo impo
pulair te maken als het vergen van nieuwe lasten.
Het waarschijnlijkst is dat de Raad thans het nieuw
benoemde oppositie-lid, mr. Treub, zal belasten met
dezen post, dien hij moeielijk zal kunnen weigeren,
maar waarmee hij onder (Je tegenwoordige omstan
digheden, moeilijk eer zal kunnen behalen. Hy zal
dan immers zitting hebben in een college van B. en
W. en voor een Raad, die zijn beginselen niet
deelen.
Vrijdag 11. is hier op zeer kalme wijze het vijftig
jarig feest gevierd van de opening van de eerste
spoorweglijn, naar Haarlem. Er is sints dien heel
wat veranderd. Men vreest niet meer zich in zulk
een wagen te begeven en de beginnende kleine maat
schappij is tot een der machtigste in ons land ge
worden. Gaan de plannen tot naasting van de Rijn
spoorwegmaatschappij door, dan breidt haar net rich
nog meer uit. Voor onze stad zal die naasting
ten gevolge hebben, dat ook de Staatsspoorwegmij.
haar zeer gewenschte directe verbinding met de
hoofdstad zal verkrijgen, maar in hoeverre dit het
vervoer van personen en goederen, het verkeer
en den handel bevorderen zal, zie ik nog niet in.
Wordt de exploitatie der lijn Amsterdam—Gouda
Rotterdam met meer energie gevoerd, dan op dit
oogenblik het geval is, nu de regeling der treinen
op dit traject te wenschen overlaat, dan is het mo
gelijk dat het verkeer over die lijn zeer toeneemt;
wat te begrijpelijker zou zijn, daar de verbinding
met Rotterdam belangrijk korter is dan die over
Haarlem. In dat geval zou evenwel zeker het tegen
woordig station aan de Weesperzijde moeten behou
den worden; iets wat voor allen die in deze buurt
wonen veel gemakkelijker zou wezen. Maar ook zou
dit strekken tot ontlasting van het centraalstation,
waar anders het verkeer zeker spoedig te druk zou
worden. De opening van dit gebouw laat zich lang
wachten; zij schijnt nu weer uitgesteld tot 15 Octo
ber. Ik hoop in staat te zijn, het voor dien tijd
nog eens op mijn gemak te bekijken en het u dan
te beschrijven.
Laat ik intusschen, nu ik eenmaal in de buurt
ben, meteen even een bezoek brengen aan de drie-
jaarlijksche schilderij en-tentoonstelling in de houten
loods op het Damrak. De algemeene indruk van de
meeste bezoekers is die van teleurstelling. De ge-
heele inrichting van de binnenzalen is uiterst armoedig,
flets; men krijgt er geen indruk van behaaglijkheid.
En het gehalte der inzendingen lijdt zeer onder de con
currentie der Parijsche tentoonstelling. Met dat al
zijn er fraaie werken van onze groote artistenIsraels, t
Willem Maris en Jaap Maris, en bizonder fijne
en artistiek afgewerkte van een der eerste Engelsche
schilders Whistier. Van de jongere schilders komen
Veth, Van Looij, Karssen, ook een Rotterdammer,
Rip, met mooie stukken voor den dag, terwijl
mej. Thérèse Schwartze een groot doek met wees
meisjes inzond, uitmuntend door juistheid van tee-
kening en fraaie kleurbehandeling, doch in de op
vatting alleen wat. ziekelijk mooiig. Opmerkelijk
is het, hoe weinig zoogenaamde groote kunst er is,
en van hoe gering gehalte die is, welke wij nog
treffen. Ook dusgenoemde genre-stukjes zijn heel
zeldzaam; 'tzyn in hoofdzaak David Bles en Por-
tielje, die er inzonden, en het werk van den laatste
is niet het minste, ook al is het wat erg uitvoerig.
Het meerendeel der stukken zjjn landschappen en
portretten, welke laatste een zeer bizonder verschil
van opvatting bij de artisten verraden. Vast staat,
dat veel mannen van het oudere geslacht het hier
met hun doodsche, conventioneel© kunst voor den
eenigszins modernen beschouwer afleggen. Man
nen als van Borselen, de Koekoeks, ten Kate's,
Cunaeus en dergelijke voor tien jaren nog halve
beroemdheden,staan thans voor goed aan den dijk.
Ghijsbr. v. Aemstel.
Zitting van den 25 September 1889.
Mr. J. FORTUIJN DROOGLEEVER, Kantonrechter.
Plaatsvervanger.
Mr. A. W. C. WENTHOLT, Ambtenaar van het
Openbaar Ministerie.
Do navolgende personen zijn veroordeeld:
J. v. D., te Bleiswijk, wegens het te Bleiswijk by
een brand zonder te behooren tot liet personeel