Bultenlandsch Overzicht. Brieven uit de Hoofdstad. Kantongerecht te Gouda. Doch met het thans aangenomen artikel kunnen de gemeenten tevreden zyn. Nu de beraadslagingen geëindigd zijn, gelooven wij dat de wet in de Tweede Kamer niet zal worden aan genomen door eene partijstemming, doch dat vele leden der linkerzijde hunne goedkeuring aan het voorstel niet zullen onthouden. Indien toch bij de indiening van het wetsontwerp in April j.l. van verschillende zijden vele stemmen opgingen ten gunste van de poging tot concuiatue door den heer Mackay beproefd, zoowel in pers ajs in de afdeelingen der Kamer, hoeveel te meer moet zulks thans het geval zijn nu tijdens de schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseüng het voorstel voor do linkerzijde ontegenzeglijk veel aannemelijker is geworden. Men denke slechts aan de schoolgeldheffing, de waarborgen voor de subsidie en de financieel© regeling. Dat het be ginsel van leerplicht niet in de wet is opgeno men, zal ten slotte enkelen hebben ontstemd, maar deze leden zullen bedenken dat de aanneming van het amendement den leerplicht toch niet zou hebben gebracht, eu dat ook zonder het amendement de leerplicht evengoed kan worden ingevoerd. Het be ginsel van subsidie aan scholen waar de godsdienstige gevoelens van anderen mogen worden gekrenkt, blijft een leelijke pil om te slikken, maar dit is nu een maal de prijs voor den vrede die zoo dringend noo- dig is. Men houde daarbij nog in het oog, dat ten gevolge van de wet het onderwijs toch zal worden verbeterd voor die groote massa kinderen, die, om welke redenen dan ook, bijzonder onderwijs ontvangen. Heden kleine wetten en morgen voordracht voor den Hoogen Raad. Nopens een Vrijdag te Exlo plaats gehad hebbend ongeval, waarbij 21 schapen door den bliksem gedood werden, meldt men aan de „Ass. Ct." nog het volgende Ten gevolge van den neervallenden hagel waren de schapen dicht opeengedrongen en bewogen zich in de riohting naar het dorp. Daar de herder het noodig oordeelde, bij de aangrenzende esch ze vandaar te weren, liep hij, gevolgd door een jongeling, naar de voorhoede der kudde. Op qens wordt hij als door een hamerslag op het hoofd getroffen. Ook do jon geling^ ondervindt hetzelfde en roept: „O mijn hoofd! terwijl hij neervalt. Nu achterom ziende, ontdekte de scheper, dat er meer dan 60 schapen verspreid op den grond lagen, waarvan sommige zonderlinge sprongen maakten. Nadat de herder zijn medehelper had geholpen, begaf hij zich naar de schapen, waarvan voor en na eenige opsprongen en wegliepen. Zoodra hy den jongen medeherder, die inmiddels van den schrik bekomen was, naar het dorp had gestuurd, dreef hij de kudde schapen voort. Nog zeven schapen volgden hem, zoodat in het geheel 21 achterbleven, waarvan acht van den heer It. Zege- ring, de overige van verschillende eigenaars. Van slechts één van de doodelijk getroffen schapen was de huid afgescheurd; al de anderen waren onbe schadigd. Van de behouden schapen, die getroffen rijn, hebben sommige last geleden, hetgeen uit het hinken of door eenig lijden aan andere liehaams- deelen blijkt. üit het koloniaal verslag blijkt, dat in enkele gouvernementslanden in Ned.-Indië de slavernij nog voorkomt, ofschoon daar reeds lang maatregelen ver ordend of overwogen zijn om d^gfsohafHng voor te voor hem, gelijk voor zoo vele jongelieden, die tot hiertoe een nutteloos en vervelend leven -geleid had den, had de oorlog eene schitterende en eervolle loopbaan geopend. „Nu," zeide Galeazzo, «begrijp ik eerst, dat het de moeite waard is om te leven." Do marchesa Ricciarda had veel moeite om haren afkeer te' ■overwinnen van de zaak, die haar zoon ondersteunde; zij ontving hem met gedwongen koel heid, terwijl zgn vader hem Vast in zijne armen sloot, en zijn best deed, om zijne tranen te verbergen. Ook zijne zuster omhelsde hem; doch zij weende niet, haar hart klopte van eene vreugde, te onweerstaan baarder, daar zij die verbergen moest. De ietwat verwaande en drukke vroolijkheid van den jongen marchese, bracht weer eenig leven en beweging m den stijven familiekring; de oude hofmeester en de bejaarde kamenier, keken hem vol bewondering aan, als zij hem ergens in bnis ontmoetten. Men zou gezegd hebben, dat zelfs de ernstige marchesa er door opgewekt werd; de opgewondenheid, die om haar heen heersehte, was zoo ongewoon, maar toch zoo hartelijk, dat zij er onwillekeurig den invloed van ondervond. Galeazzo zeide tot zijne moeder, dat hij hoopte spoedig aan zijne familie zijn besten vriend-voor te stellen: Gabrio Dall' Orto, een man, aan wien hij meer dan het leven te danken: had; en dat hij ver wachtte, dat deze zelf, volgens zijne belofte, weldra een bezoek op het kasteel zou komen afleggen. Meer bereiden. In het laatst van 1877 werd o. a. aan den gouverneur van Celebes gevraagd, welke maat regelen genomen moesten worden tot de volledige vrjjmaking der slaven in de gouvernementslanden. Ten antwoord op die vraag wees eohter da gouver neur op de mogelijkheid ja waarschijnlijkheid, dat de uitvoering dier maalregelen de publieke rast in gevaar zou brengen hg verwachtte n.l. dat de vrij- gemaakten aldaar onder den invloed hunner vroegere meesters zelf zich tegen de hervormingen door het gouvernement beoogd, zouden verzetten, daar zij er geen verbetering in hun toestand van verwachtten. De regeering hoeft toen de vrijmaking aldaar voor onstaatkundig geacht. In de afdeeling Padang Lawas en in de onderaf- deelingen Toba en Silindong (Sumatra's Westkust; nam het aantal slaven sterk af, zoowel door vrij- kooping, als omdat een einde is gemaakt aan het misbruik, dat kinderen van pandelingen, buiten huwelijk geboren, tot slaven worden aangemerkt. Up Nias zijn nog slaven, wier lot niet zeer dragelijk wordt genoemd. In de residentie Oostkust van Sumatra worden nog 678 slaven (164 mannen, 320 vrouwen, 108 jongens en 86 meisjes) gevonden. Zg worden groo- tendeels als huisbedienden gebruikt, soms ook voor veldarbeid. Door den resident zijn maatregelen ge nomen tot voorbereiding van de afschaffing dezer slavenj. Omtrent Borneo wordt bericht, dat de slavernij nog bestaat in de afdeeling Sintang (residentie Westerafdeeling) en in de bovenstreken der afdee lingen Doenoenlanden, Dajaklanden en Sampit. In sommige vorstenrijken op Celebes en in de in- landsche rijken der residentie Bali en Lombok moet het aantal slaven nog vrij belangrijk zgn. In Juni ji. werd door de inlandsche béstunrders van een der belangrijkste landschappen van de Sangir- en Talauteilanden een bevelschrift uitge vaardigd tot volledige afschaffing der slaverij. De slavenhandel is in de laatste twintig jaren voortdurend afgenomen en bestaat nu nog slechts in die streken, waar ons gezag en onze invloed tot hiertoe wemig of geen wortel hebben geschoten. Volgons mededeeling van den gouverneur van Celebes, zouden van de Westkust nog nu en dan personen worden ontvoerd, veelal naar de Oostkust van Borneo en naar Lomboksche havens, om daar als slaven verkocht te worden. Ook bestaat het ver moeden, dat nog voortdurend uit Korang-Asem (Bali) slawm worden gebracht naar Loinbokscho havens. De oorlogschepen, die tot het tegengaan van den slavenhandel de Noordoostkust van Borneo, de wate ren van den Timor-archipel (voornamelijk de wateren tnsschen Flores en Soemba) en de wateren van Bali en Lombok bekruisten, doden geen aanhoudingen. Het slavenvervoer in den Timor-arolripel soheon zoo met geheel opgehouden, dan toch tot een minimam te zgn teruggebracht, de vroeger beruchte slaven handelaars op Flores en Soemba hebben dan ook het vak laten varen. Zeeroovers van beroep schenen zich in de wateren van Borneo niet meer te vertoonen. Op andere wijze dan door middel van de oorlogs schepen kwamen enkele gevallen, die aan slaven handel deden denken, ter kennis van het bestuur. Ken slavenhandelaar, van Boston afkomstig, die m September 1887 in de Oosterdistricten van Celenes werd gevangen genomen, overleed tijdens c gerechtelijk onderzoek in de gevangenis. dan eens had hg getracht, om van zijne moeder vergiffenis voor zijne echappade te krijgen. Hg wilde zich verontschuldigen, over wat hij gedaan had, en ovpr zijn plan, om in den krijgsdienst te blijven- en het was aardig om te zien met hoeveel luchthar tigheid en ernst^ tevens, hij haar trachtte te doen begrijpen, dat zg van hare vooroordeelen moest af stand doen, en zich schikken naar den nieuwen tijd. Gewoonlijk antwoordde de marchesa niet, dan met een medelijdend fSofdschudden. En als haar zoon er een woordje .waagde bg te voegen, ten gunste van zijne zuster en Gabrio, dan stond zij op, zonder hem te laten uitspreken, en draaide hem den rug toe. Zo6 gingen de dagen voorbij, en de vriend van b-aleazzo had zich nog niet laten zien. Op zekeren morgen kwamen vader en zoon overeen, om eerst een bezoek op Campello af te leggen; „om er een einde aan te maken," zeide Galeazzo, „en het ijs to breken. Dat was geene kleine overwinning door den marchese op zich zeiven behaald. Men kan begrijpen hoeveel er over gepraat werd, door de iedigloopers van het C'affé Nazionale te Monticello, toen er verteld werd, dat men hen op zekeren Don derdag morgen don tuin van Campello had zien doorgaan, het huis binnen treden, en er wel een uur blijven. Den volgenden dag brachten de ingenieur on rijne zuster, die verbaasd waren over de beleefd-" beid van hun aanzienlijken buurman, een tegenbezoek ?an de bewoners van het kasteel. De oude heer toonde zich zeer ingenomen met de kennismaking. In Februari jl. heeft de Indische regeering bii de civiele en maritieme autoriteiten aangedrongen op het streng tegengaan van slavernij en slaven handel met alle mogelijke beschikbare middelen Waar men personen op het oog had, die 'zich met het bedrijf van slavenhandel rechtstreeks of zgdeiings inlieten, maar die wegens onvoldoende bewgzen of om andere redenen buiten het bereik der strafwet vielen, zou het alleszins geraden zijn te hunnen opzichte verbanning of interneering aan de hand te doen. 5 Prof. Lexis te Berlijn heeft onlangs eene brochure mtgegeven over de onrustbarende overvulling der geleerde beroepen. Voor de geneeskunde neemt Lexis een cijfer van 2675 studenten als gemiddeld cijfer bg de hoogescholen in het Duitsche rijk aan In 1877—78 daalde het aantal tot 1774, maar ;a 1888—89 bedroog het reeds weder 2344. Het cij fer der jaarlijksche promoties raamde hij op 465' in verband met de toeneming van het cijfer van studenten vreest hij echter, dat het spoedig de 800 per jaar zal te boven gaan. Dat het in Nederland al niet beter is, blijkt uit de redevoeringen, door de afgetreden rectores te Leiden en te Utrecht gehouden. Prof. Van Bern- melen wees op de treurige omstandigheid, dat hot ziekenhuis te Leiden, berekend voor een dertigtal studenten, zich door ongeveer 120 medische candi- daten ziot bezocht; en prof. d'Aulnis memoreerde dat bg de algemeene stijging van het aantal stu denten te Utrecht, die in de geneeskundige faeul- teit het opvallendst is. Het aantal medische studenten in ons land be draagt reeds ruim 1200. Wanneer deze toestand eenigen tijd blijft voortduren, kan het „wetenschap- pelijk proletariaat/' waarvan in bet vorige jaar prof. Rosenstein in zyne rectorale rede sprak, niet uit blijven. De nieuwe Fransohe kamer zal geheel overeen komen met de oude. De eerste gevolgtrekking, welke men uit den uitslag der verkiezingen moet maken, is, dat het Boulangismo ondanks het proces tegen den generaal in Frankrijk nog volstrekt niet dood is. Toch is het niet te ontkennen, dat de Boulangisten in dit jaar geen vorderingen hobben gemaakt. In geheel Parijs werden op de verschillende Boulan- gistische candidaten uitgebracht 197,709 stemmen, terwijl generaal Boulanger den 27ston Januari met 244,070 stemmen werd verkozen. Derhalve toont dit eon verlies aan van 46,361 stemmen. Do repu- blikeinsche bladen verzuimen natuurlijk niet daarop te wijzen en doen daarbij vooral uitkomen, dat de keurbende der Boulangisten, als de heeren Roche- fort, Naquet, Laguerre, Vergoin, Laur en anderen, allen te Parijs optraden. De Boulangisten wijzen er daarentegen op, dat bij don eersten slag terstond vijf zetels door hen worden veroverd, terwijl zij bij vele herstemmingen de meeste stemmen verkregen. Evenwel hadden de republikeinen in de meeste districten meer dan één candidaat en daarom vertrouwen zij, dat bij de herstemming alle partijen zich tegen den gemeen- schappelijken vijand zullen aaneensluiten. Toch is het niet onwaarschijnlijk, dat bij de tweede stemming Hij liet hen door den bediende naar de receptieka mer geleiden, en zond een ander om zijne vrouw en dochter^ te roepen, terwijl hij zelf zich -onmiddelijk naar zijne bezoekers begaf, die hij met de meeste hartelijkheid ontving. De beide vriendinnen gingen olkaar met al de openhartige vriendelijkheid der jeugd tegemoet zonder zich te laten weerhouden door de blikken der mar chesa, Gabrio intusschen, wiens eenvoudige manieren iets openhartigs hadden, dankte, met die beleefdheid die 't kenmerk is van oen welopgevoed man, den marchese, dat hij hem 't genoegen geschonken had van zijn vriend te mogen begroeten, zonder dezen aan zijne familie te ontnemen. Het bezoek was maar kort geweest, en tusschen de trotsche vrouw en den jeugdigen ingenieur was geen enkele slagboom gevallen. Camilla alleen smaakte onvermengd genoegen bij dit eerste bezoek, en praatte ongedwongen met hare vriendin. Maar toen, bij het afscheid nemen, de broeder van Paolina haar naderde, en zeide, hoe erkentelijk hij was, voor de liefde, die zij zijne zuster toedroeg, werd zij verlegen, en wist geen woord te antwoorden Maar toen hunne oogen elkaar ontmoetten, dachten zij beiden aan een vroogeren dag, den dag, vóór het uitbreken van den oorlog, toen zij met één enkelen blik eene belofte gewisseld hadden, welke niet onder woorden behoeft gebracht te worden, om heilig en onveranderlijk te zijn. Wordt vervolgd' ook de Boulangisten gesteund door de monarchisten en Bonapartisten, nog wel een paar zetels te Parijs zullen veroveren. Keert Frankrijk nu op parlementair gebied tot zijn oude kwaal weder, men zou toch uit deze verkiezingen kunnen afleiden, dat de republiek vaster zit dan de monarchalen verwacht hebben. De republikeinen hadden vrij wat op hun kerfstok, de Kamermeerderheid met onmacht geslagen, het gehalte der leden ovor 't geheel sterk verminderend, Wilso- nisrae en andere liefhebberijen toenemend, alles koren op de molen der monarchalen, die alles van dien aard duchtig verraaien "hebben tot een fameuzen lasterkoek, die eiken dag in kranten, in redevoe ringen, in gesprekken te eten werd gegeven. Daarbij kwam het steeds aangroeiend getal malcontenten, ontevredenen, niet altijd uit beginsel maar dikwijls als gevolg van humeur. Denk verder aan de opper vlakkigheid van de overgroote/ meerderheid der kiezers, zoo licht in de val van beloften loopend, dan kan men inderdaad zeggen, (Jat de republiek zich kras gehouden heeft. De werklieden te Londen hebben bij de (lok- werkstaking te veel hun macht gevoeld, wanneer zij slechts eensgezind zijn, dan dat zij niet zouden beprooven thans tot een vaste organisatie te ge raken. In een manifest o. a. onderteekend door den bekenden Bums, doet het „Nationaal Verbond van Werkmansvereenigingen" een oproeping aan de werklieden om zich aaneen te sluiten tot een gemeenschappelijk doel. „De tijd is gekomen", zoo leest men in dit stuk, „om combinatie te stellen tegenover combinatie. Thans is het groote leger van den Arbeid 'gesplitst in deelen en onder- deelen, welker aanvoerdère meest werktuigen zijn van staatspartijen. Wij noodigen u uit om door u aan te sluiten bij het Verbond een aaneengesloten maoht te vormen en ons in staat te stelleu de aanvallen van winstafporsers en dividendjagers af te slaan. Onze tot nu toe behaalde talrijke zege pralen bewijzen, dat wij eindelijk zullen slagen." De onderteekenaars stellen zich voor een Grooten Raad tot stand te brengen bij welken gedelegeerden van alle ambachten zich zullen kunnen vervoegen om grieven kenbaar te maken en van gedachten te wisselen over de beste middelen ten einde die te verhelpen. Vindt de Raad daartoe termen, dan komt hij by den werkgever tusschenbeido, dien hij desnoods dwingt om toe te geven door zijn werk lieden bij arbeidstaking to bezoldigen, wat het Verbond gemakkelijk zal kunnen doen, daar de leden niet allen tegelijk den arbeid zullen neder- leggen. De gevraagde bijdrage voor het lidmaatschap is een stuiver in de week. Do Servische Regoering is 't eens geworden met de Fransche Spoorwegmaatschappij. Deze ontvangt ter schadevergoeding 9.250.000 fr. Keizer Frans Jozef heeft den wensch te kennen gegeven, dat in officieele kringen niet meer zal worden gosproken over de Boheemsche konings kroning. De keizer wil daarvan nog niets weten on daarom zal deze zaak wel weer spoedig van het tapijt verdwijnen. 'i och hoeft de kortstondige beweging, welke hier over is ontstaan, een gewichtig gevolg had. Prins Aloïs Liechtenstein, do bekende leider der Duitsche clericale party in den Rijksraad, heeft zich als zoo danig teruggetrokken en nam tevens het ontwerp terug tot wijziging der schoolwet, dat hij reeds ge- ruimen tijd geleden indiende. Dit ontwerp, hetwelk dienen moest om de volks school onder toozicht der geestelijkheid te brengen, heeft groote verdeeldheid te weeg gebracht onder de conservatieve regeeringsmeerderheid en gaf den Jong-Czechen een wapen in de hand tegen de Oud- Czechen,- waarvan deze don nadeeligen invloed by de laatste verkiezingen voor den Landdag ondervonden. De Oud-Czechen zagen in, dat zij, indien zij het in Boheme zoo onpopulaire schoolontwerp bleven steunen, de volksgunst voor goed zouden verliezen, en weigerden daarom verder met prins Liechtenstein meê te gaan. De afscheiding der Oud-Czechen van de regeeringspartij zou echter de meerderheid in gevaar hebben gebracht, en zoo is de prins er toe gekomen den knoop eenvoudig door te hakken door zich als partijleidor terug te trekken en zijn ontwerp terug te nemen. Graaf Thaffe, die dit clericale ontwerp tot zijn leedwezen moest steunen, zal evenmin treurig zyn over het besluit van prins Liechtenstein als de Duitsch- liberale partij,welke reeds vast besloten was de neutrale volksschool met hand en tand te verdedigen. Myn langdurig stilzwijgon te verontschuldigen, zal ik maar niet beproeven. De feiten zelve recht vaardigen mij. Tot driemalen toe had ik do pen opgenomen om U te schryven, maar ik moest haar weer neerleggen ik wist niet waarover te handelen. Inderdaad ia dit de eenige reden en wie Uwer lezers my verdenken mocht, dat ik „de kermis in het hoofd heb gehad", zou my schromelijk onrecht aandoen. Want ik heb niet alleen niet meegedaan aan hossen of zingen over straat ik. ben zelfs niet eens de kermisstukken gaan zien, hoeveel ik ook hoorde van de pracht der decoraties welke de Kon. Ver. Het Nederlandsch Tooneel voor haar melodrama: De Vluchtelingen en Gebr. van Lier voor De kinderen van kapitein Grandnaar den roman van Jules Yerne, hebben doen gereed maken. Ik ben er no eenmaal géén vriend van, alleen mooie decors te gaan be kijken en mijn zeer in beslag genomen tijd kan ik met iets beters doorbrengen. Zoo weinig kermisgast ben ik zelf», dat ik niet eenmaal een kykjo ben gaan nemen in den tuin van hot Paleis voor Volksvlijtwaar men eene namaak- kermis heeft opgericht, ter vergoeding voor de echte -*- die, zooals men weet, afgeschaft doch daarom nog niet uit de herinnering verdreven is. 't Is anders met ons Paleis nog alles behalve kermis. Daar heeft Vrijdag weer een vergadering plaats ge had, zoo woelig, zóo rumoerig als er in ons kalm landje zelden gevonden worden. En daarenboven eene vergadering, die voor de toekomst van het Paleis niet het beste belooft. Aanhangig was de door den Raad van Commissarissen te berde gehrachte verkiezing van een directeur der Vennootschap, waarvan de heer Dellabarre sints het heengaan van den heer Söhlke, adjunct-directeur was, onder be lofte dat men hem later directeur zou maken. Dit nu had hij, wieu de hernieuwde bloei van het ge bouw in den aanvang van dit jaar grootendeels te danken was geweest, ook zeker wel verdiend. Maar de Raad van Commissarissen scheen in hem een creatuur van den heer Huijzinga te zien en wilde hem blijkbaar daarom loozen. Althans hij deed het voorstel om niet den heer Dellabarre maar den heer van Kosteren, thans directeur van het gebouw der Panorama-maatschappij, te benoemen. En daar kwam nu gisteren de oppositie los, zoowel van de zijde van den heer Dellabarre, wiens advocaat de wettig heid der nieuwe benoeming bestreed als van ver schillende leden die zich door mr. Paap deden ver tegenwoordigen. De laatste leverde eene scherpe kritiek op de beheervoering sints de heer Huijzinga, en met hem de heer Dellabarre, machteloos was ge maakt en stelde Commissarissen tot eisch, dat zij de beschuldigingen van den hoer Huijzinga zouden weerleggen. Op het een noch het auder werd geant woord, dan alleen dat als de benoeming van den heer van Kesteren door den heer Dellabarre als onwettig werd bestreden, hy dan de vennootschap maar in rechten moest aanspreken. Wat een der aandeelhouders aanleiding gaf om op te merken, dat zulk eer. proces dan maar weer gevoerd zou moeten worden ten koste van de aandeelhouders. Hoe hot zy, de uitkomst was dat de Commissarissen, die met hun vrienden de meerderheid der aandeelen in handen hebben, bij stemming hun zin kregen en de heer van Kesteren benoemd werd, terwijl den voorstanders van den heer Dellabarre de verzekering word gegeven, dat het bestuur hem ook wel wilde behouden en met zijn advocaat overleggen onder welkeif titel. Veel verwachting heb ik intusschen van de toekomst van het Paleis op deze wijze niet. De heer van Kesteren is ongetwijfeld een zeer braaf en fatsoenlyk man, maar uit niets is nog gebleken dat hij de doortastendheid en practische ervaring bezit, welke onontbeerlijk zijn voor het beheer van zulk eene zaak. Hy moet de kunst verstaan het groote publiek te boeien en toch de kosten dekken. De eerste taak voor hem zou moeten wezen de in krimping van het schattenverslindend orkest. Maar dit is zoo een ingewortelde instelling dat hy, om die inkrimping door te kunnen drijven, tegelijk alle oppositie moest dooden door het voorbereiden van iets schitterends en boeiends. Dit orkest is een stuk speelgoed woor het groote kind het ledenpubliek, 't welk het vasthoudt zoolang het niet9 anders heeft om zich mee te occupeeren, maar het eigenlijk vol strekt niet waardeert naar de hooge kosten, welke het vergt. Te minder, nu de echte musici zich bij voorkeur naar het Concertgebouw begeven, om er bot orkest van Kes te hooren. Naar ik verneem, ondergaat dit laatste met 1 Öctober belangrijke w ijzigingen niet minder dan een vijf en twintigtal leden zouden dan heengaandezen uit vrije keuze, omdat zy zich in de strenge handhaving der tucht niet voegen kunnen, anderen omdat zij hun ontslag ont vingen. De opengevallen plaatsen zouden meest door Duitschers bezet worden. Ook de nieuwe concert meester, de heer Louis Wolff, komt uit Berlijn maar hij is wel degelijk een Hollander, zelfs Amster dammer van geboorte, en heeft alleen de laatste jaren in het buitenland doorgebrachteerst to Parijs aan#het Conservatorium, daarna twee jaar in Berlijn, waar hij bij het orkest van Bilsen dezelfde functie waarnam als waarin hij thans hier optreedt. Hij heeft te Berlijn te boek gestaan voor een uitnemend artist met veel ge voel on een groot meesterschap over zijn instrument. Zoo gemakkelijk als de heer Kes een opvolger heeft kunnen vinden voor den heer Timmner, zoo moeilijk valt het onzen Raad op een Wethouder van financiën de hand te leggen. Nu toch heeft de tweede benoemde, mr. Willeumier, ook ai weer bedankt voor een baantje, hetwelk zijn voorganger, den heer Pet, zyn zetel in den Raad heeft gekost. Blijkbaar zijn de heeren bang zich te wagen aan het aannemen eener betrekking, die veel vordert van den functionnaris. In geen gemeente zijn de belastingen zoo hoog opgevoerd als in de onze en steeds worden de eischen van het publiek aan de schatkist hooger, met het gevolg dat de laatste weer verdere offers vordert. En nu is niets in staat iemand zoo impo pulair te maken als het vergen van nieuwe lasten. Het waarschijnlijkst is dat de Raad thans het nieuw benoemde oppositie-lid, mr. Treub, zal belasten met dezen post, dien hij moeielijk zal kunnen weigeren, maar waarmee hij onder (Je tegenwoordige omstan digheden, moeilijk eer zal kunnen behalen. Hy zal dan immers zitting hebben in een college van B. en W. en voor een Raad, die zijn beginselen niet deelen. Vrijdag 11. is hier op zeer kalme wijze het vijftig jarig feest gevierd van de opening van de eerste spoorweglijn, naar Haarlem. Er is sints dien heel wat veranderd. Men vreest niet meer zich in zulk een wagen te begeven en de beginnende kleine maat schappij is tot een der machtigste in ons land ge worden. Gaan de plannen tot naasting van de Rijn spoorwegmaatschappij door, dan breidt haar net rich nog meer uit. Voor onze stad zal die naasting ten gevolge hebben, dat ook de Staatsspoorwegmij. haar zeer gewenschte directe verbinding met de hoofdstad zal verkrijgen, maar in hoeverre dit het vervoer van personen en goederen, het verkeer en den handel bevorderen zal, zie ik nog niet in. Wordt de exploitatie der lijn Amsterdam—Gouda Rotterdam met meer energie gevoerd, dan op dit oogenblik het geval is, nu de regeling der treinen op dit traject te wenschen overlaat, dan is het mo gelijk dat het verkeer over die lijn zeer toeneemt; wat te begrijpelijker zou zijn, daar de verbinding met Rotterdam belangrijk korter is dan die over Haarlem. In dat geval zou evenwel zeker het tegen woordig station aan de Weesperzijde moeten behou den worden; iets wat voor allen die in deze buurt wonen veel gemakkelijker zou wezen. Maar ook zou dit strekken tot ontlasting van het centraalstation, waar anders het verkeer zeker spoedig te druk zou worden. De opening van dit gebouw laat zich lang wachten; zij schijnt nu weer uitgesteld tot 15 Octo ber. Ik hoop in staat te zijn, het voor dien tijd nog eens op mijn gemak te bekijken en het u dan te beschrijven. Laat ik intusschen, nu ik eenmaal in de buurt ben, meteen even een bezoek brengen aan de drie- jaarlijksche schilderij en-tentoonstelling in de houten loods op het Damrak. De algemeene indruk van de meeste bezoekers is die van teleurstelling. De ge- heele inrichting van de binnenzalen is uiterst armoedig, flets; men krijgt er geen indruk van behaaglijkheid. En het gehalte der inzendingen lijdt zeer onder de con currentie der Parijsche tentoonstelling. Met dat al zijn er fraaie werken van onze groote artistenIsraels, t Willem Maris en Jaap Maris, en bizonder fijne en artistiek afgewerkte van een der eerste Engelsche schilders Whistier. Van de jongere schilders komen Veth, Van Looij, Karssen, ook een Rotterdammer, Rip, met mooie stukken voor den dag, terwijl mej. Thérèse Schwartze een groot doek met wees meisjes inzond, uitmuntend door juistheid van tee- kening en fraaie kleurbehandeling, doch in de op vatting alleen wat. ziekelijk mooiig. Opmerkelijk is het, hoe weinig zoogenaamde groote kunst er is, en van hoe gering gehalte die is, welke wij nog treffen. Ook dusgenoemde genre-stukjes zijn heel zeldzaam; 'tzyn in hoofdzaak David Bles en Por- tielje, die er inzonden, en het werk van den laatste is niet het minste, ook al is het wat erg uitvoerig. Het meerendeel der stukken zjjn landschappen en portretten, welke laatste een zeer bizonder verschil van opvatting bij de artisten verraden. Vast staat, dat veel mannen van het oudere geslacht het hier met hun doodsche, conventioneel© kunst voor den eenigszins modernen beschouwer afleggen. Man nen als van Borselen, de Koekoeks, ten Kate's, Cunaeus en dergelijke voor tien jaren nog halve beroemdheden,staan thans voor goed aan den dijk. Ghijsbr. v. Aemstel. Zitting van den 25 September 1889. Mr. J. FORTUIJN DROOGLEEVER, Kantonrechter. Plaatsvervanger. Mr. A. W. C. WENTHOLT, Ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Do navolgende personen zijn veroordeeld: J. v. D., te Bleiswijk, wegens het te Bleiswijk by een brand zonder te behooren tot liet personeel

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2