Boltenlandsch Overzicht. Brieven uit de Hoofdstal Het onderzoek" heeft de volgende resultaten opgeleverd. Stofthee, 15. H. 85 oent, terwijl de hoogste verkoopwaarde op 65 a 70 oent geschat moest worden. Thee van f 1.E. H. de beste. Thee van 1.20, E. H. No. 2 zeer goed, maar 5 cents hooger in prijs. Thee van 1.50. E. H. No. 3. Koffie van 0.75, E. H. No. 4, de koffie niet geheel zuiver. Koffie van f 0.80, E. H. No. 3. Ongebrande koffie, No. 3; duurder dan de andere. He rijst van 12, 10 en 6 oent, E. H. No. 4, de prijs der laatste een oent hooger. Gort van 12, 10 en 6 cent, E. H. respectieve lijk No. 2 en No. 4; deze soorten weder 1 cent hooger. Anijszaad No. 4, onzuivere lucht. Krenten, E. H. No. 3. Sultana rozijnen, No 2. Witte peper, No. 2; 4 cent duurder dan No. 1. Zwarte peper, No. 4, zeer min. Kaneel, No. 4, 80 cent duurder per */s kilo dan die van anderen. Suiker, patent melis, E. H. No. 4; gewone melis No. 2, maar 2 en 3 cent duurder; basterd No. 2, maar eveneens 2 en 3 ct. duurder; bruine No. 1, maar 3 en 4 ct. duurder. Wij deelen die oijfers mede om de onjuistheid der bewering aan te toonen, dat de prijzen van «Eigen Hulp» lager zijn dan die van andere winkeliers in koloniale waren, en dus niet kan gezegd worden dat zij gesteld zijn op den kostenden prijs, verhoogd met een klein bedrag voor admini stratiekosten. In de tweede plaats blijkt er uit, dat de artikelen door «Eigen Hulp» verkocht geenszins beter zijn dan die, welke men voor denzelfden of minder prijs bij die winkeliers koopt. Nog op eene derde vrij algemeene dwaling moeten wij wijzen, dat namelijk door de oprichting van «Eigen Hulp» de prijzen der koloniale waren bij de winkeliers waren gedaald. De inzage van be scheiden heeft ons doen erkennen, dat de handels waarde van dio artikelèn in de laatste jaren sterk is gedaald en die daling niet hot gevolg is geweest van de oprichting van «Coöperatieve Veroenigingen». Wij deelen het bovenstaande mede, niet uit vijandschap tegen Coöperatieve Veroenigingen, een verschijnsel van onzen tijd, waarvan de voordeelen niet te ontkennen zijn. Wij zouden ons echter aan groote partijdigheid schuldig maken, indien wij ook niet evenzeer opnamou wat strekken kon om dwa lingen weg te nemen, die te dezen opzichto bestaan en die door dit onderzoek van onpartijdige deskun digen in het licht zijn gesteld. Omtrent een ketjoepartij bij mevrouw de weduwe W. C. Van Muijen te Klaten, schrijft men hot vol gende aan de Soerab. Ct. In den nacht van den ln September, om half twee, drong een bende ketjoes het achtererf van mevrouw de weduwe van Muijen binnen, na don pagger, die het afsluit, te hebben stok gesneden. Het venster van ehn kamer, aan de noordzijde van hot woonhuis gelegen, werd met bijlslagen vernield, waarna zij daardoor in het huis klommen. Mevrouw de weduwe van Muijen met hare vier kleinkinderen, haar zuster en mevrouw De Bruin vluchtten door openen, en den marchese eerbiedig de hand te rei ken, om uit te stijgen. Zg wisselden een blik, en beiden schenen te zeggen: «Wat is hij oud geworden!" «Ik kom, mijn vriend, om nog eens wat frissche lucht in te ademen!" zeide de oude patriciër. «Dat is een zegen voor ons, Signor marchese; hot is al zoo lang dat wij u niet gezien hebben." „Dat is mijne schuld niet, weet gij De omstandigheden men gelooft, men hoopt, men verwacht en dan gebeurt juist het tegenover gestelde. Het zijn de tijden, weet gij, de tijden!... Het is een gioote omkeer geweest; er is meer noo- dig, dan onze zwakke krachten! Maar genoeg, bet ga, zooals God wil!" „Alles is hier in orde, Signor marchese." „Dat komt er niet op aan. Voor het oogenblik zullen nog de marchesa, noch de andere bedienden hier komen. Ik kom hier alleen, voor hoe lang, dat weet ik nog niet Ik heb rust noodig; de groene kamer, op de tweede verdieping, is vol doende voor mij." „Zoo als'u wil, Illustrissimo." „Het maakt mij droefgeestig, dat alles open staat; laat, behalve drie kamers alles weer sluiten; gij en uwo vrouw zult mij wei alles bezorgen, wat ik noo dig heb." Hij ging langzaam den trap op. „Hebt gij mij begrepen?" „Wij zullen alles doen, om het mijnheer naar den zin te maken." de achterdeur bij het naderen der ketjoes. Mevrouw de weduwe Gaertner, eene dame van 83 jaren, kon zoo spoedig niet meer weg komen en werd door oen der ketjoes met een arit bedreigd. De dame verliet echter langzaam de woning en werd niet gedeerd. Daarop togen de ketjoes aan het werk. Zestien man, dio zich in het huis bevonden, sloegen met bijlen, koevoeten en steenen vier kasten open, waaruit zq voor 150 aan kostbaarheden en 7 aan con tanten roofden. Na de matras van een der bedden in brand te hebben gestoken, bliezen zij den aftocht. De heer Piohel, ook genaamd Gaertner, die op het voorerf woonde, kwam, op het vernomen dat er ketjoes wa ren, met een met hagel geladen dubbelloops jacht geweer te hulp. Daar de ketjoes echter alle lichten en lantaarns hadden uitgeblazen, was het stikdonker, zoodat men niets kon zien, en de heer Fichel, be vreesd om misschien een familielid te treffen, durfde niet schieten. Uit de nabijgelegen kampongs kwamen eenige inlanders toeschieten, doch dezen werden door een achttal ketjoes, die buiten op post waren gezet, zoo warm met een hagelbui van steenen ontvangen, dat het volk afdeinsde. Eerst toen de ketjoes de woning verlieten en in do nabijgelegen savab vluchtten, loste de heer Fichel beide schoten op hen, doch zonder iemand te raken. De adsistent-resident van Klaten, de heer Ingen- luijff, aan wien de heer Pichel het gebeurde mede deelde, begaf zich onmiddellijk mot den waarnemen- den regent naar de woning. De waarnemende rijksbestuurder kwam den volgen den morgen om aoht uur met den trein van Solo om een onderzoek in te stellen. Wanneer men nagaat, dat het huis van mevrouw Van Muijen op de hoofdplaats Klaten zelf ligt en vijftig passen van daar zich een gardoe bevindt, waarin vier man de wacht hadden, terwijl om het erf der weduwe een 25-tal Javanen wonen, dan moet men toestemmen, dat deze ketjoepartij tot een der brutaalste behoort. Van de ketjoes heeft men nog niemand kunnen opsporen. Door mr. M. T. Vester, der gepensionneerde kapi teins van het O.-I. legerS. Boom, J. W. van Vooren, L. C. van Vleuten, M. W. Goldbaeh, Van Erp Taalman Kip, G« A. Herklots, den gep. luit.— kol. J. Barthelemy te 's-Gravenhage, den gep. majoor R. L. Keilerman te Amsterdam, den oud-off. v. gez. J. E. J. van Oppenraaij en den oud-off. v. gez. A. C. Eyssel te 's-Gravenhage is „Een ernstig woord aan het Nedorlandsche volk» gericht, waarin betoogd wordt, dat de heer Willink Ketjen door de Regeering onbillijk behandeld wordt en dat in zijne zaak do rechtvaardigheid niet betracht wordt. Zij wijzen er op, dat zelfs de tegenwoordige minister van koloniën, die als Kamerlid zich aan de zijdo van den hoer Willink Ketjen had geschaard, later, na hem eerst de hoop te hebben gegeven, dat hem rockt zoude worden geschonken, hem mededeelde, dat op advies van het legerbestuur de Gouverneur-Generaal het onraadzaam achtte, zijne eischen in te willigen. Herhaalde bezoeken bij den Minister kouden deze niet bewegen tot overgave der inmiddels aangekomen stukkeu, welke hij zelf „Ja, wij zullen nu eenigen tijd samen doorbrengen," Toen de marchese op de tweede verdieping geko men was, trad hij de zoogenaamde groene kamer binnen, en zond den ouden man weg. Toen deze den trap afging zag hij er treurig uit, en zijn onderlip trilde, terwijl hij het hoofd schudde, en fluisterde: „Arme Signor marchese, hij is dezelfde niet meer het is gedaan met hem!" Waarom was Camilla in die treurige ure niet daar, om haren vader af te wachten en te omhelzen, na zulk eeu lang afzijn, en nadat zooveel leed over het hoofd van den ouden man was heengegaan? Had misschien haar echtgenoot het haar niet toegelaten? Neen, dat was het niet. Zij wenschten en wilden het, en, denkende, dat hunne tegenwoordigheid de eerste smartelijke oogenblikken verzachten zou,' was het hun plan om terstond naar hem toe te gaan en hem te vergezellen, als hij zijne verlaten woning weer betrad. Maar de marchess zelf had het niet gewild; toen hij, den vorigen dag, zijne komst aan zijn schoonzoon berichtte, had hij in bewoordingen, die veel op een bevel geleken, verzocht, dat noch hij, noch Camilla daar zouden komen, om hem te ont vangen; hij wilde dien dag alleen blijven. Was het om aandoeningen to vermijden, die hij dacht, dat hem te sterk zouden worden, of vreesde hij zich ver nederd te gevoelen, in het bijzijn van zijne kinderen. De brief eindigde met eene klacht, die niet zonder bitterheid was: „Missschien zal het Camilla verdriet doen, dat ik haar niet dadelijk zien wil; maar wij verklaard had het rechtmatig eigendom te zijn van den heer Willink Ketjen. Do openbare meening heeft in deze zaak zich met weinig kracht doen hooren. De onderteekenaars van het stuk willen echter trachtende Regeering te bewegen, den heer Ketjen, wiens eer naar eenparige verklaring ongerept is gebleven, in een landsbetrekking te benoemen. Zjj vragen daarvoor de instemming hunner landgenooten. Wie hen wil steunen kan sohriftelijk aan een der onderteekenaars modedeelen, dat hij instemt met het streven, of zelfs volstaan met zijn naamkaartje te zenden. Alle dingen, zelfs de eenvoudigste, hebben hun ne bijzondere geschiedenis. Men denke b. v. slechts aan den aardappel, do tabak, de koffie, de thee, enz. Omtrent al deze artikelen is reeds veel en velerlei geschreven, doch de cacao is te dien opzichte vrij stiefmoederlijk behandeld. Om die reden geven wij gaarne plaatsing aan de volgende regelen die ons door de HH. F. Korff &Co. Cacao-fabrikanten te Amsterdam, worden aangeboden. 't Ligt in den aard der zaak zoo schrijven ons deze heeren dat wij, in onze hoedanigheid van Cacaofabrikanten, belangstellen in alles wat ons vak betreft, dus ook in de geschiedenis en de invoering van het door ons gefabriceerd wordende artikel. En ook veronderstellen wjj, dat er bij het publiek genoeg belangstelling in dat product bestaat, aangotien 't een niet te ontkennen feit is, dat de chocolade dag aan dag aan populariteit wint en thans reeds zoo goed als onder het bereik van een ieder ligt. Dezer dagen viel den Heeren F. Korff Co. een oud Fransch werk in handen, waarin het een en ander omtrent de invoering der chocolade gezegd wordt. Zij ontleenen daaraan bet volgende De geschiedenis van de primitieve bewerking der cacao-boon tot chocolade ligt nog in 't duister, doch met zekerheid valt te zeggen, dat reeds in de laatste helft der XVIe eeuw in Spanje uitslui tend bij plechtige gelogenheden en dan nog bjj de aanzienlijksten des lands werd de chocoladeals iets extra-ordinairs opgediond. Zelfs in de XVII eeuw was dit nog het geval. Dit bljjkt o. a. hieruit, dat Maria Theresia, de dochter van Philips IV, voor haren koninklijken bruidegom, die haar te Bayonne wachtte, geen geschiktor geschenk wist mede te nemen dan een kistje ohocolade. Op het gala-feest, dat eenige dagen na het huwe lijk van Lodewijk XIV met Maria Theresia plaats had, speelde de chocolade eene groote rol; in alle denkbare allegorische vormen dekte zij de koninklijke tafel. Dit was in den loop der maand Juni 1660. Eigenlijk van af dezen maaltijd dagteekent de invoering der chocolade in Frankrijk. Eenmaal waardig gekeurd om te prijken op eene koninklijke tafel, was haar weg gebaand. De groote wereld van den faubourg St. Germain en van Versailles wilde het product zien en proeven, en 't duurde niet lang of de chocolade was te koop in de voornaamste confiserie-winkels van Parijs. Van hier uit bereikte zij na verloop van enkele jaren de provinciën en de meer noordelijk gelegene landen van Europa. De chocolade heeft ook den kerkvaders handen vol werk gegeven en talrijk zijn de theologische redetwisten, waartoe zij aanleiding gaf. Men wenschte nl. te woten, of de chocolade al dan niet in den oude lieden, deugen nergens meer toe, dan om te lgden, on anderen te doen lijden." Toen Gabrio wist, dat de marchese aangekomen was, zeide hij tot zijne vrouw; „Uw vader is hier." Zij werd bleek, en zeide: „En moeten wij hem ge hoorzamen? Moeten wij hem, na zulk eon lang afzijn niet gaan zien? hem geen woord van troost toespreken, hem niet vragen om onzen zoon te zegenen En reeds had zij zich gereed gemaakt om uit te gaan. „Zegenen? dat is te zeggen, ja ik eerbiedig uwe denkbeelden, maar die zegen Zeg eens, Camilla; uwe moeder heeft ons huwelijk niet gezegend; welnu, zijn wij nu niet gelukkig? Geloof mij, uw vader wenscht altijd het verledens terugis slechts an het verledens gehecht; onze zoon moet vooruit zien en in do toekomst vertrouwen. Hij heeft geheel andere voorbeelden van moed en wilskracht noodig." Camilla beefde, doch sprak geen woord. De woor den die Gabrio ontsnapt waren, hadden hare, reeds sedert lang kranke ziel, opnieuw gewond. De dag ging stil en treurig voorbij. Maar tegen den avond stelde Gabrio, om dien uitval te heratellon, die haar zoo stil gemaakt had, voor, om samen naar haar vader te gaan, en maar niet tot morgen te waoh- ten, zeggende: dat hij al de schuld op zich nam. En Camilla dankte hem, met een droeven glimlach, nam spoedig haar sjaal en vilten hoed, en vergezelde haren man, naar het kasteel. vastentijd gebruikt mocht worden, b. v. in de plaats van koffio, thee, of andere dranken. Deze kwestie gaf stof tot veel geschrijf en de theologen van Rome werden 't er eerst over eens, toen in 1664 een der vernuftigste en geleerdste monniken van zijn tjjd, pater Brancaccio, eeu boek uitgaf, waarin hij aan toonde, dat chocolade aangemaakt met water, slechts een eenvoudige drank was en dus de Vasten niet brak. Deze uitspraak, die later door den paus van Rome bekrachtigd werd, droeg niet weinig tot het debiet der chocolade bij. Gedurige wijzigingen en verbeteringen in de fabri catie hebben tie cacao-boon gebracht tot op de hoogte; waarop zg thans staat en zeer zeker is op dit gebied het laatste woo/d nog niet gesproken. Ontegenzeggelijk zal binnen een niet ver verwij derd tijdstip de chocolade een algemeene volksdrank rijn en de plaats innemen van schadelijke of minder voedzame dranken. Onder het opschrifteen nieuw nationiaal product vestigt de heer F. W. van Eeden in de Haarlevwche Ort. de aandacht op de aaukweeking van op het eiland Terschelling gevonden Mos- of groote Veen bessen. Deze bessen, de echte „large Cranberry» der Ameri kanen en thans ook in Duitschland gekweekt, komen in het wild op Terschelling voor, een merkwaardig verschijnsel, omdat ze in Noord-Amerika inhecmsch en elders in Europa nergens in het wild gevonden zijn. De plant is op Terschelling het eerst gevonden door wijlen T. Holkema, die haar beschreven heeft in zijn „Flora der Noordzee-eilanden». Toen ik in 1884 Terschelling bezocht, vond ik een groote duin vallei, het „Studentenplak», daarmee bezet. Destijds werd de plant alleen gebruikt voor brandstof in de bakkersovens en kendo men de waarde der bessen niet. Op mijn aanraden is men begonneu de plant meer algemeen op Terschelling aan te kweeken en thans zijn reeds groote uitgestrektheden laag duin voor die cultuur verpacht. Het product wordt naar Duitschland uitgevoerd en ook is een proef geno men om er gelei van te maken, een proef die uit stekend slaagde. De opinies blijven verdeeld over de staatkundige beteekenis van do reis des Russischon keizers naar Berlijn. In Peteraburgscho politieke kringen, ook in die waar men wel ingelicht kan zgn blgft men optimistischer dan te Berlijn. De samenkomst te Berlijn, zoo wordt van daar geschreven, heeft ongetwijfeld eon politieke beteekenis, maar uiet in dien zin, waarin dit gewoonlijk wordt opgevat. Rusland zal nimmer zich bij het Drievoudig Verbond aansluiten, maar dat de Czaar naar Berljjn gegaan is, kan als bepaald bewgs gelden van zijn voor nemen met Duitschland vriendschappolgke betrek kingen te onderhouden. Het tegenbezoek van den Czaar was aanvankelijk zeer quaestieus geworden, daar men zich te Petersburg gekwetst gevoelde door de toosten bij gelegenheid van het bezoek van Koning Humbert en Keizer Frans Jozef, want die toosten werden opgevat als tegen Rnsland ge richt. Er zgn naar aanleiding daarvan dan ook tusscheu Petereburg eu Berlijn of Friedrichsruh, later tusscheu Fredensborg, Berlijn en Kiel zeer levendige diplomatieke onderhandelingen gevoerd, en dat deze tot eon bevredigend resultaat gevoerd hebben, daarvan strekt de komst van den Czaar te Berlijn tot bewgs. Dat do Minister Giers den Czaar niet vergezelde, verandert niets aan dit foit. De Czaar is zgn eigen Minister var. Buitenlandsohe Zaken en de heer Giers voert sleohts datgeno uit, wat hem door den Czaar wordt voorgeschrevlen Dat Rusland echter na de samenkomst te Berijn opgehouden heeft aan zgn zelfstandige staatkunde, vast te houden, vloeit echter uit het bovenstaande niet voort. Blijkens de Italiaansche bladen hoeft de groote rede van Crispi een gunstige uitwerking gehad. De rede werd bij eenige uitdrukkingen, o. a. die over Rome, met stormachtige bijvalsbetuigingen begroet. Aan het banket namen deel 49 senatoren en 140 afgevaardigden; 160 parlementsleden hadden per brief hun instemming verklaart met de politiek var. den premier onder betuiging van leedwezen dat zg niet tegenwoordig konden zgn bg het feest. De redevoering, wordt natuurlijk te Parijs niet zeer gunstig beoordeold. De Franscbe bladen houden in strgd met de verzekering van den Italiaauschen minister vol, dat du economischo on finaucioelo crisis waarmede Italië te kampon heeft, wel degolijk is te wij en aan hot afbrekon der handelsbetrekkingen met rankrgk en deJanti-Fransche politiek der Italiaansche egeenng, welke zich bij het drievoudig verbond ee t aangesloten. Alle bladen zijn er ochtor over eens, dat men de Italianen hun eigen weg moet laten gaan, daar, zoolang deze buitenlandsohe politiek wordt volgehouden, van geen herstel der handels betrekkingen sprake kan zijn. De onzekerheid of de socialistenwet eenvoudig verlengd zal worden, of een aanvulling van de gewone strafwet zal worden voorgesteld, is beslist. De Pruisische Regeering is tot de overtuiging gekomen dat het laatste voor 't oogenblik niet mogelijk is en men zich dus tot het eerste moet bepalen; het voorstel tot verlenging is bij den Bondsraad. Men kan hieruit opmaken, dat de verschillende Regeeringen 't niet eens hebben kunnen worden over de zaak. De berichten over den toestand van koning Lodewijk van Portugal luiden zeer ongunstig. De koning leed reeds twee jaren aan een gevaarlijke ziekte, maar in de laatste maanden nam deze kwaal een bijzonder ongunstigo wending. De koning, wiens zwakte steeds toenam, werd vrij onverwacht uit Lissabon vervoerd naar Cascaes, het zomerverblijf der koninklgke familie. De zeoluebt werkte aan vankelijk goed, maar spoedig keerde de vorige toe stand terug, zoodat zelfs, naar men beweert, het overlijden van 'skonings broeder, prins August, die voor eenige weken stierf, voor den lijder geheim werd gehouden. Dom Luis is nu 51 jaren oud. In 1861 volgde hij zijn broeder Peter V in de regeering op en huwde een jaar later prinses Maria Pia, dochter van koning Victor Emanuel van Italië. Uit dit huwelijk werden twee zoons geboren, prins Karei, de 25-jarige kroon prins, die voor drie jaren in het huwelijk trad met prinses Amelia, de dochter van den graaf van Parijs eu Alfonso, de hertog van Opprto, die twee jaar jonger is dan de hertog van Braganza. De regeering van koning Lodewijk kenmerkte zich vooral door binnenlandsche partij-twisten, welke eindelgk in 1885 leidden tot een grondwetherziening, waarbij het kiesrecht werd uitgebreid en de Eerste Kamer werd horvormd. Ten opzichte van Portugal's verhouding tol de andere mogendheden trad alleen de koloniale politiek op den voorgrond, vooral sedert de Congo-conferentio het gebied der koloniale mogend heden in Afrika vaststelde. Amsterdam, 17 October. Het Damrak juicht! Vroolgk lachen de vlaggen ons uit de verte tegen, werpend roode vlakken tegen de doffe huizen aan. En in de verte glanst het roode voorpui van het nieuwe Centraalstation, dat eindelgk gewekt is uit den diepen slaap, waarin wij het zoo lang verzonken hebben gezien. In zijn wijd uitstrekkende breedte, met zijn warm- gloeiig voorpui, waarop wat goud en wit heel goed doen, beheerscht het nieuwe station thans het Damrak, en schenkt het een nieuw loven. Nu ontvangt dit aanstonds in zijn wjjde bedding den stroom van rei zigers en voertuigen, die er vloeit uit het station; en krijgt het al de bedrijvigheid en beweging van den boulevard eoner groote stad. Als men nu dat doode beursgebouw daar maar weg kon nomen, eu het oude verband tusschen Dam en Damrak heretellen. Zóódat het eerste in zijn volle breedte uitmondde in den Dam! Wat de stad er bg haar begroeting van den vreemdeling bij winnen zou! Toch boeit haar aanblik bij het betreden van het stationsplein ook nu reeds veel meer dan vroeger; met dat uitzicht ter rechter op de masten eu schepen in de Kolk, recht voor ons op het indrukwekkend breede, bij een zonneschijntje zoo vroolijk onrustige Damrak, ter linker op een wirwar van gebouweu en torens, zoo heel en al door elkaar gegooid als wo dit slechts kunnen waarnemen in eene groote, zoo prettig onregelmatig gebouwde stad. Wie mijner lezers voor het eerst weer onze stad bezoeken, af stappend aan het nieuwe station, raad ik aan niet te gauw in een tram te gaan, maar eerst eens op hun gemak rond te kijken. Ik ben er zeker van, dat zij tot de overtuiging komen: de hoofdstad van ons land mag door den vreemdeling gezien worden. Daar zijn weinig steden, die zich in karakteristieke schoonheid, in schilderachtige indrukwekkendheid met haar kunnen meten. Voor zij buiten komen, zullen zij intusscheu nog heel wat te bekijken hebben. De aankomst per trein aan het station brengt hun zeker in eenige verwar ring, voor zij den juisten weg naar buiten gevonden hebben, maar belooft hun voor alles een aanblik, die op zichzelf grootsch is. De in cirkelboogvorm zich opwelvende ijzeren en eikenhouten bokapping der perrons is door haar uitgestrekte lengte en groote van middellijn een reusachtig gevaarte, 't welk ieder moet imponeeren, die oog heeft voor ruimte en waaron der men dubbel vrij en frisch ademhaalt met de herinne ring aan de benauwende laagte en somberheid van het hulpstation, 'twelk thans eindelijk, na elf jaren dienst te hebben gedaan, buiton gebruik is gesteld. Het nieuwe station heeft over zgn heele lengte drie evenwijdig loo- pende perrons, waarvan het eerste—bij de wachtkamers gelegen met het tweede in verbinding is gebracht door een loopbrug, terwijl men, om van het tweede naar het derde te komen, eerst moet afdalen in een tunnelgang, waarvan er drie zgu, twee aan weers- zgden, een in het midden. Op elk van die perrons bevinden zich net gebouwde gemakhuisjes, wat voor biedf 6 remS6r8 werkeliik o®" groot gemak Dat er op deze perrons heel wat leven en bedrijf heerscht, kan men gemakkelijk nagaan, wanneer men tet op het aantal lijnen, die hier samenloooen. De Hollandsche spoorwegmaatschappij heeft er haar ver binding met Botterdam, en met den Helder over Haarlem, met Hoorn over Zaandam en haar lokaal- spoor naar Haarlem en Zandvoort; de Oosterepoorweg naar Amersfoort—Zutfen vertrekt van daar en ook de Rijnspoorweg naar UtrechtGouda enz., heefter eene uitmonding. Let men op den toevloed van reizigers, die er aldus gaan en komen, dan kan men zeker niet zeggen dat de perrons daarvoor te klein rijn en men vraagt zich af, waartoe het noodig was, de menschen te bemoeilijken door slechts tegen het vertoonen van perronkaarten den toegang er heen te verleenen. Veeleer zou men, lettend op de ruimte van de wachtkamers, meenen dat het wenschelijk was, daartoe den toegang te beperken. Inderdaad zijn deze met te groot bij een druk verkeer en, wat erger is, ongunstig gelegen; allereerst omdat zij niet direct uitmonden op het eerste perron, maar er door een tusschengang van afgescheiden zijn en dank zij de controle, door de invoering der perronkaarten noodig geworden, slechts één enkele deur van die gang voor de twee wachtkamers eerste en tweede klasse voor het perron geopend is. Wat nu bij het vertrek van een trein gebeuren moet, ia begrijpelijk: Er zal eene opstopping plaats vinden. En dan welk een weg heeft men nu niet af te leggen om uit die wachtkamers naar het derde perron te komen. Voor zoover ik heden heb kunnen nagaan, is het niet geoorloofd dadelgk van de straat door de tunnels naar de per rons te gaan; alleen bij aankomst vindt men een directen uitgang naar de straat. Het fraaiste gedeelte van het eigenlijk gezegd ge bouw is ongetwijfeld de groote vestibule, met de bureau's voor plaatskaartjes. Deze is indrukwekkend door haar afmetingen en bizonder fraai in de details. Wat mij in heel dit gebouw niet bekoren kan is de ornamentiek, de versiering. Zg is te peuterig, te klein tegen de algemeene lijnen van het gebouw, t wolk in zijn geheel de luchtigheid mist, voor een Ration vereischt, waar men slechts even pleegt te vertoeven. Het moest iets hebben van ons Paleis van Volksvlijt een gebouw van glas en ijzer, met zijn speelsche torentjes en teekenachtigen koepel. Alles, ook het front, is te zwaar, te massief, te ernstig en, onnoodig, duur. Wat aanstonds verwacht mocht worden, is beves tigd. Van alle 'zijden komen klachten in over de inrichting, de ongemakken. Het personeel van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij beleeft moeilijke dagen, vooral nu er nog zoo veel kijkers komen. Het schijnt inderdaad, dat men in ons land niet iets kan tot stand brengen wat meteen goed is, of dat wij Hollanders nog altijd vitlustig blijven. Gelukkig valt er over dat station zooveel te ver handelen, dat de menschen aan geen politiek meer denken. Ten minste zg die geen politici van beroep zijn. Immers den echten mannen vergaat de lust tot politiseeren nooit. Daar hebben wij deze week weer een staaltje van gezien, nu de kiesvereeniging Burgerplicht een heelen avond heeft zoek gebracht met eene redeneering over de schoolwet. Bijna alle sprekers waren het er over eens, dat men bg de Eerste Kamer op eene verwerping moest aandringen en een enkel heethoofd noemde de 17 liberale Tweede Kamerleden, die voor het wetsontwerp gostemd hebben, verraders. Alleen prof. Spruijt bestreed de wenschelgkheid eener verwerping van de wet door de Eerste Kamer, en deed terecht uitkomen dat de liberalen, die thans zoo aan dringen op leerplicht, het aan zichzelf te wijten hebben dat die nog niet ingevoerd is. Naar mijn bescheiden meening zouden de liberalen buiten de Kamer beter doen, zoo zg afzagen van eene pressie op die Eerste Kamer, wier leden hun gedragslijn wel zullen weten te bepalen. Dat zg het recht heb ben de wet te verwerpen, zal niemand betwisten kunnen; zoo zg het ziohzelf ontzegden, ze zouden daardoor toonen, dat zij zich niet rechtmatig gekozen achtten. Dooh iets anders is of zij wel zullen han delen door van dat recht thans gebruik te maken. Mg dunkt, dat zg haar plicht doet, wanneer zg de bezwaren tegen de wet opsommen en bij de stem ming zich onttrekken. Dat zi>u een protest zijn tegen de gebreken der wet, en zij zouden noch ver antwoordelijk zijn voor de aanneming als voor een verwerping.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2