Bultenlandsch Overzicht.
HerionenngeQ m keizer Frederik.
gewijzigde Onderwijswet te bespreken gehoord de
inleiding van den heer Den Hertog en de daarna
gevolgde debatten; overtuigd dat deze wet een ramp
zal worden voor het volk en het volksonderwijs;
draagt het bestuur der Vereeniging Amsterdam op,
zich tot de Eerste Kamer te wenden met het drin
gend verzoek, deze wet te verwerpen.*
Nog eenige andere aanwezigen verlieten de zaal,
en de achterblijvenden namen de motie met een
parige stemmen aan. De heer Coltoff droeg alsnu
het bestuur van Amsterdam op, ze aan de Eerste
Kamer te zenden. Deed het bestuur dat niet, dan,
zei hij, bleek, dat het niet het geringste denkbeeld
had van wat een openbare vergadering is, en zou
den hij en zijn geestverwanten voortgaan de verga
deringen van Amsterdam te verloochenen.
Onder het opschrift VHomms tombé schetst Figaro
op volgende humoristische wijze den val van Bou-
langer.
I. Voor de verkiezingen.
Baptist, wat is er dezen ochtend?
Twintig bouquetten in den salon, mijnheer.
Achttien uitnoodigingen om te diueeren, vijf voor
jachtpartijen. De gravin heeft naar mijnheer laten
informeeren. De Prins is er zelf geweest en heeft
zijn kaartje achtergelaten met een vouwtje. De brie
venbesteller zal terugkomen met acht aangeteekende
brieven, voor welke mijnheer inoet teekenen. Hier
zijn vijftien couranten, vol lof over mijnheer. De
secretaris heeft de belangrijkste passages met rood
potlood aangestreept. Ik ben bij de levoranciers ge
weest; zij wilden hun rekeningen niet geven. Zij
zeiden dat het geen haast had.
Zijn er menschen, die op mij wachten.
In alle kamers, mijnheer! Er zijn meer dan
^twintig lieden, aan welke mijnheer op dit ochtend
uur audiëntie beloofd heelt. Zij waren prompt op
tijd en hebben mij gezegd dat zij geen haast hadden
en zouden wachten zoo lang als mijnheer verkoos.
Laat tegen één uur inspannen!
Mijnheer zal er aan denkon, dat hij tegen twee
uur verwacht wordt by de hertogin; dat hij om zeven
uur dineert bij de markiezin een diner, dat alleen
voor hem gegeven wordt en dat hij beloofd heeft,
het overige gedeelte van den avond door te brengen
bjj de burggravin.
Ik heb ook nog eett trouwpartij tegen vier uur.
Mijnheer zal zich herinneren, dat hij beloofd
heeft, eerste getuige te zijn bij het huwelijk, en dat
de vader verklaard heeft, dat het huwelijk niet zou
doorgaan, als mynheer geen getuige was.
Wat een drukte! En wat is het streolend, zoo
populair en zoo beroemd te zyu!
II. Na DE VERKIEZINGEN.
Baptist, wat is er dezen ochtend?
Niets mijnheer, in het geheel niets. Ik heb
de bouquetten weg genomen, omdat zij slecht be
gonnen te rieken. Maar dit geeft een groote leegte,
want or zyn geen andere, om in de plaats te zetteu
Moet ik er koopen? Hier zijn de brieven, in het ge
heel twee. De secretaris heeft ze, volgens order van
mynheer, geopend. De eerste is een bedelbrief; de
tweede bevat een rekening, waarvan men het bedrag
zal komen ontvangen. De leveranciers zijn er ge
weest met hun rekeningen en vragen betaling. Ik
heb den bakker buiten de deur moeten zetten, omdat
hij brutaal was. Hier zijn de couranten, ze zijn
„Dank u. Maar zeg eens, hoe hebt gij de arme
zieke gelaten? Is er eenige hoop?"
1/Helaas, niet veel; toch wordt zij niet erger, zoo
als ik gisteren vreesde, en de natuur
«Ik vind het vreeselijk als ik aan dien ouden
man denk!"
«Nooit zag ik grootere droefheid, dan de zijne!
Maar toch, ik herhaal het, de jeugd, de krachten
van het meisje kunnen het kwaad nog wel overwin
nen Maar gy, waarom hebt gij tot heden
gewacht, met mij op te zoeken? Indien gij
mij hadt laten zeggen
«Ja ik heb u opgezocht; ik wilde u over mij zei
ven spreken. Het scheen mij bijna, dat wij elkander
vreemd geworden warenen dan kwamen die nachten
in het kamp mij weer in de gedachton gij
weet het immers nog wel? toen wij, meer'dan
tegenwoordig, vereenigd waren in do gedachten aan
het leveu, en aan den dood, en
«Maar hy voltooide den volzin niet; de abt wendde
de oogen niet af, van het gelaat van zijn vriend, en
zweeg. Zy zaten op den lager, muur, dicht bij de
deur, waar een oude wijngaard die, tegen het huis
groeide, zijne bladerlooze ranken om heen slingerde.
«Sedert het toeval ons met elkander in aanraking
bracht," vervolgde Gabrio, «hebben uw heldere geest,
de standvastigheid, waarmede gij voort gingt op den
moeielijken weg, dien gij u gekozen hebt, ray sym
pathie en eerbied ingeboezemd. Onze weg was ver-
chillend, maar niet ons doel. En een ander gevoel
vervelend vandaag er staat geen enkel woord van of
over mynheer in.
Zyn er menschen?
Er is een jongmensch, die vraagt of mynheer
hem niet aan een klein postje zou kunnen helpen of
hem niet zou ku^en aanbevelen aan iemand die
meer invloed heeft dan mynheer, en die hem een
betrekking zou kunnen bezorgen.
'tlB wel. Geef mij myn hoed: ik ga uit.
Ik zal een huurrijtuig voor mijnheer bestellen.
Komt mijnheer thuis eten?
Ik weet nog niet. Het staat my voor, dat ik
een invitatie had aangenomen.
Bij de hertogin. Maar de hertogin heeft dezen
morgen een boodschap gezonden. Zij laat zich by
mijnheer verontschuldigen, daar het diner om fami
lieredenen is uitgesteld.
Dan zal ik thuis dineeren, maar laat, wegens
het huwelijkscontract, dat ik moet teekenen als ge
tuige.
O, dat vergat ik nog. De vader is er geweest,
om mijnheer te spreken. Het schynt dat men niet
goed heeft gevonden, dat de vader een vreemdeling
had gevraagd als eersten getuige. Hij verzoekt mijn
heer geen verdere moeite te doen, en zal aan mijn
heer schrijven, om hem de zaak uit te leggen.
'tls wel. Pak mijn koffer!
Gaat mijnheer vertrekken?
Ja, breng ray wat noodig is om te schryven!
Wil mijnheer zijn vrienden en kennissen van
zijn vertrek verwittigen?
Ja, het zou geen houding hebben, indien ik
vertrok, zonder het hun te laten weten. Hy maakt
zich gereed tot schryven, maar de pen doormidden
brekende, roept hy uit: Waarom? Wat kan het
hun nog schelen?
Een jong officier van het garnizoen te Weenen',
de luitenant H., werd dezer dagen op heeterdaad
betrapt, toen hy inbraak pleegde. De jonge man,
die tot een aanzienlyke en rijke familie behoort,
brak, naar uit Weenen wordt gemeld, in eene
villa te Hietzing in, die aan bloed ver wau ten van
hem behoorde en door hen bewoond werd.
De dief werd gepakt op het oogenblik, dat
hij de gestolen voorwerpen byeenpakte, en aan
de politie overgeleverd. Luitenant H., die door
schulden tot zijn heillooze daad is gekomen, zal
zich dezer dagen voor een militaire rechtbank te
verantwoorden hebben.
Uit Londen schrijft men1 aan het Handelsblad het
volgende over «Handelsreizigers in Engeland:"
Ik knoopte gisteren in den trein een gesprek aan
met een gezellig oqd heer iets dat in Engeland
uiterst zelden gebelirt, wattt in een spoorwegcoupé
heeft John Buil gaarne een, best plaatsje, zet een
vervelend gezicht eq leest de krant, terwyl het ge
sprek gewoonlijk sights over het «raampje" of over
het «rooken" loopt, waoneer men althans eene vraag
en een antwoord gesprek mag noemen.
Deze gezellige oude heer was e<?n oud-handelsrei
ziger, die van zijn firma pensioen trekt eu nu kalmpjes
in Kilburn leeft, maar toch geregeld eiken Vrijdag
naar de City gaat om zijne vorige patroons te be
zoeken. Natuurlijk liep ons gesprek spoedig over
den commercial traveller. Mijn reisgezel was vijf-
en-veertig jareu on the road geweest, en hij kende
dus het beroep van handelsreiziger van kindsbeen.
vereenigt, ons, zooals gij weet. Gy zijt niet onver
draagzaam of fonatiek, gij behoort tot hen, die niet
meenen, dat men om God te dienen, zijne vrijheid
zijn land, zijn eigen verstand moet verloochenen, of
bang zijn voor het licht der rede. Als de soldaten
van Italië in uwe armen stierven, hebt gij hen uwen
zegen gegeven, en Als de gewonden luisterden naar
uwe woordeu van liefde en genade, dan voelden zij
zich getróóst. In dien tijd hebben wij, gedurende
de stille nachtweken onder den grenzeloozen sterren
hemel uren lang gesprokeu over geduchte en ver
heven dingen Hoe menigmaal hebt gij mij
toen gezegd, dat, wie gelooft aan de vrijheid en
aan het vaderland, ook moet gelooven aan God
«Ja, dat herinner ik mij:" hernam de priester be
daard. «En wat is de wereld, wat is de mensch,
indien men, zooals velen willen, hem don hemel ont
nomen of voor hem verbergen moet?"
«Toen," hernam Gabrio, «gevoelde ook ik, dat ik
leefde, dat ik iets beters in mij omdroeg, dan den
haat jegens onze onderdrukkers iets Aierbaarders dan
hot leven zelf Het beste deel van mij zege
vierde. Ik vervulde een plicht, die geeno enkele
menschelijke wet mij had opgelegd."
«Dat weet ik. Alleen als eene hemelsche gedachte,
eene heilige liefde den mensch vervult, wijdt hij zich
vrijwillig aan 't lijden en den dood."
«Welnu, ik wil niet beter schynen, dan ik bou,
of geloof te zijn. Daarom open ik u mijn hart.
Sedert eenigen tijd gevoel ik niet meer de vroegere
Zooals de ouderen onder ons over den tiendaagnd^
veldtocht spreken, of zooals de oude nachtwachter
ons in onzo jeugd van de kozakken en Napoleon
vertelde, zoo sprak de oude heer over de oude tyden
waarin hy door stad en land reisde, toen er nog geen
treinen naar elke kleine plaats liepen en de eene
reiziger nog niet «den ander de knop van den deur
in de hand gaf."
De handelsreiziger van voorheen was niet die vso.
heden. Er waren er minder en zij verschilden in
menig opzicht van de tegenwoordigen. Hij reed met
den wagen en den knecht zyner firma uit en wis
iemand met onbeperkte volmacht, die het volste
vertrouwen zijner patroons genoot en verdiende. Hij
was een soort ridder, die naar vreemde gewesten
toog, uiet om landen, maar om bestellingen te ver
overen, en niet om andere ridders te bestrijden msar
om zyne mededinger^ de loef af te steken. Hy waa
niet, zooals zyno opvolgers, iemand, waarvoor de
winkeliers minstens gezegd onverschillig wa
ren, doch men zag in de dorpen met verlangen naar
hem uit en zag hem met leedwezen vertrekken.
De handelsreiziger bracht het nieuws uit Londen,
was natuurlijk thuis in alles wat met politiek of
maatschappij in verband stond, genoot het vertrou
wen en was de raadsman zijner handelsvrienden. Hy
woonde in de beste logementen en kende het beste
merk, dat de kastelein in den wijnkelder had. Hy
sprak niet alleen over bukskin eu katoentjes, maar
wanneer hy ua zyn werk in de gelagkamer zatr
kwamen de notabelen uit het stadje om zijn oordeel
over de vragen van den dag te hooren. De oude-
haudelsreiziger had weinig gemeen met den Frauschen
commis-vogageurdien Balzac ons zoo geestig: schil
dert, maar hy leefde eenvoudig, beschouwde zyn ambt
als zyu hoogste good en had vkduw en kinderen te
Londen. Het ideaal van den handelsreiziger was
een bepaald district en eene bepaalde soort klanten,
zoo goed te leeren kennen, dat zij een «compagnon
met geld" konden krygen, hetgeen hun meestal ge
lukte. Velen slaagden daarin zoo goed dat vele-
onzer groote huizen o. a. Kylands in Woods treeL
een der grootste, - door handelsreizigers werden
opgericht.
Dat was de »coinmcrcial"zooals men ze kortweg
vroeger noemde en ook heden nog noemt, die Scot
kende, waarover Dickens schreef en waarvan Thac
keray gaarne eene studie maakte. Heden is zyne
positie geheel veranderd. Hij komt met stoom en
gaat met stoom en een telegraafdraad bindt hein aan
zyn patroon. Hy ié geen onbeperkte gevolmachtigde
meer, maar meestal eene levende circulaire, eene
advertentie, en de klanten beschouwen hem niet lan
ger als een welkome gust, omdat hij minder zeldzaam
is. Hy reist niet meer als een lord, gaat niet meer
iu de beste hotels eu is geen leveude vraagbaak
meer. Toch is hij onmisbaar, want een rappe tong
kan niet door circulaires of ministers worden vervangen.
De tegenwoordige Engelsche handelsreiziger ver
schilt in vele opzichten van zijn collega op het vas
teland, zoowel uiterlijk als innerlijk. Hij behoort
nochtans tot een soort van koste, die zich zooveel
mogelijk van do overige wereld afgezonderd houdt
In de hotels heeft hij het uitsluitend recht op de
commercial room, op een goedkooper tarief, en hij
heeft, omdat hij habitué is, óene betere bediening^
De vreemdeling heeft geen recht aan zijne tafel te
zitten. Hij heeft een ongeschreven wetbork, dat hem
zijne gedragslijn voorschrijft en hem zegt hoe hy zyne
kalmte en rust; soms schijnt mij het eenvoudigs,
stille Je ven, dat ik dezer dagen leid, en dat toch
misschien zeer benijdenswaardig is, mij zoo ledig en
nutteloos toe. Ik kan mij geene reden geven, waarom
ik leef, noch, van wat ik eigenlyk doe."
De abt glimlachte, en zeide daarop; «Ja, zoo
moest het wel gaan. Ook voor u, is de jeugd bijna
voorbij. Gij hebt waardiglijk bemind, en uwe liefde
is beloond; dat is een zegen die, hier beneden, met
aan allen geschonken wordt. Maar het leven is nog
iets meer, dan gij tot heden toe geloofd hebt."
«Maar mijn verleden," zeide Gabrio levendig,
«bewijst u, dat ook ik aan iets geloofdat de mensch
zich onderwerpen moet, aan wat goed en rechtvaar
dig is, aan de wet van het geweten Dat ons
verstand zich steeds meer tot de waarheid verheft,
en haar steeds nader komt, (lat gevoel en weet ik;
dat het onze taak en onze belooning is, om haar te
bereiken, dat kan ik begrijpen. Maar verder gaat
mijn verstand niet."
«En als gij hooit spreken van God," zoo viel de
abt hem in de rede, «dan dunkt het u, dat eene
onzichtbare macht drukt op het vrye geweten, en
uwe rede tot werkeloosheid doemt
«Dat zeg ik uiet juist En toch, zie ik
niet in, waarom de menschheid, die, dat zult gij niet
ontkennen, steeds vooruitgaat, zich altijd buigen moot
voor de traditie;'voor eene macht, die zich in een
geheimzinnigen nacht verliest
(Wordt vervolgd.)
collega's moet behandelen en tot op welke hoogte
concurrentie fair of unfair is. Hij heeft by het
commercial diner een president, en dat ia hij die het
langste in het hotel verblijf houdt. Hy mag niet
meer dan eene halve flesch bij een diner drinken
en moet (len presideut om «meer" vragen, eu wan
neer de tafel gedaan is, den president voor de ver
vulling van zijn taak als zoodanig danken. Is hy
zelf president dan zegt hy vóór den maaltyd:
for all we are going to receive by the Lords goodnes
let us be truly thankfulsnijdt voor met behulp van
een vice-president en zegt, na het eerste glas wijn
te hebben gevuld: Gentlemen, the Queens health!
Ook buitenshuis zoekt de Engelsche handelsreizi
ger zooveel mogelijk omgang met zyne collega's.
Nagenoeg elk reiziger behoort tot de groote vereeni
ging, die ondersteuning bij ziekte verleent eo pen
sioenen aan de weduwen en weezen en aan veteranen
van het vak uitkeert. Zij hebben nabij Londen eene
eigen school voor hunne kinderen, die tot eene der
beste des lands behoort, en door aaneensluiting heb
ben zy hunne positie betrekkelijk ouafhankelyk en
goed weten te maken. Doch hiertoe heeft hun uit
stekend gehalte zeker op niet geringe wijze bygedragen.
Uit deu gevangenwagen in een trein tusschen
Le Mans en Sillé-ie-Guiilaume (Frankrijk) is in
den nacht van 24 op 26 dezer een gevangene out-
suapt, die een zaagje bij zich had, waarmede hy een
stuk uit den bodem van zyn hokje had gezaagd.
Toen de trein aan een of ander klein station stil
hield, moet hij zich op den grond hebben laten
glijden en zich uit do voeten gemaakt hebben.
Bovendien had hij eene opening in het beschot
gezaagd en het werktuig aau een medegevangene
ter hand gesteld, om er zich eveneens van te
bedienen.
Tijdens deu Hollansch-Kugelscbeu oorlog onder
Karei II waren de vloten der beide lauden ge
durende drie weken in het Kanaal slaags, waarbij
ze overdag vochten en 's nachts kalm voor anker
lagen. Juist zou het gevecht weder beginnen, toen
de tijding van oen wapenstilstand kwam. Nu
(Instond er een zeer vriendschappelijk verkeer tus
schen de manschappen van beide zijden. Aan
boord vau een Hollandsch schip, dat dicht by een
vyaudelyke korvet lag, bevond zich een bijzonder
vlug matroos* die in het uiterste puntje van den
mast klom, daar rechtop ging staan, verschillende
wendingen maakte en eindelijk, tot schrik en ver
bazing der aunwezigeu, op het puntje vau den
mast op zyn hoofd ging staan. Toen hy daarna
weder beneden kwam, ontvingen zyn landgenooten
hem inet groot gejubel, omdat ze dit als een
overwinning op do Engelscheö beschouwden. Een
moedig Eugelsch matroos die de eer van zijn land
wilde ophoudeu, klom nu ook als een kat in den
mast en trachtte zooveel mogelijk den Hollandor
alles ua te doen. Maar daar hy minder Hug en
behendig was, verloor hy het evenwicht en kwam
een weinig sneller uaar beueden dan hij naar boven
gegaan was. Gelukkig ving het touwwerk hem
op en kwam hij zonder groot letsel bekomen te
hebbeu op het dek terug. Toen hij een weinig
bjjgekomen was, liep hy hinkend naar de zyde waar
bot Hollandsche schip lag eu riop trotsch Nu,
doe het eens na, als je kunt
De voortdurende politieke stilte draagt er toe
bjj, dat de aandacht ulgeineeu gevestigd is op
de Griekse he hoofdstad, waar op grootsche wijze
feest wordt gevierd. Do Uuitache Keizer heeft
van deu indruk, dien Athene op hum maakte,
door middel van den Rijkskanselier kennis laten
geven aan zijn volk. Voor eon good deel mag
men dien indruk toeschreven aan do medewerking
van de herinnering aan het oude Athene, dat uit
de dagen der jeugd steeds voor den geest bljjft.
De correspondenten der bladen, Pransche zoowel
als Duitsche, zijn er tamelijk eenstemmig over, dat
het huwelijk van den Griekse hen Kroonprins hoogst
populair is. Door 's Konings huwolijk aau de Rus
sische voratenfamilie vermaagschapt, ziet nu het
Koninklijk huis zich aan de Duitsche Keizerfamilie
verhouden. Het kleine Griekenland, dus met de twee
machtigste huerschurshuizen voreonigd, droomt een
droom van toekomstige grootheid. Daar komt bij,
dat in 't huwelijk van een Oonstantijn en oen Sofia,
"amen die Byzautjjusche herinneringen wakker
roepen, een symbolisohe betoekenis wordt gezien.
De eerste Kroonprins, op Griekenlands bodom ge
boren, schjjnt door z|jn naam als voorbestemd liet
oude Griekscho Kijk te doen herleven, en zjjn
vereeniging met een Sofia, wier naam .wijsheid"
beduidt, voorspelt van z|jn Regeering veel goeds.
De bevolking van Atheno heeft zich door het
vroemdenbezoek minstens verdubbeld, en juicht de
jonggehuwden toe, waar z|j te tiet. Vooral wordt
do jubel groot, als de Prinses een paar Griekscho
woorden spreekt; daartoe zal zich wel bepalen wat
do correspondenten noemen het beantwoorden der
redevoeringen in 'tGrielueh: Grieksch is geen taal,
die men zoo in een paar maanden onder de knie
heeft. v
De Duitache Rijksdag komt bijeen, ten einde
een aanvang te maken met de behandeling der
begrooting. Do voornaamste partijleiders zijn reeds
te Berlijn, o. a. ook de hoer Rudolf vod Ben-
nigsen, de leider der nationaal-liberalen, die voor
nemens is een werkzaam aandeel te nemen aan
de belangrijke besprekingen, waardoor het einde
van dit zittingjaar zal kenmerken.
Keu van dr andere hoofdleiders der nationaal-
liberalen, de burgemeester van Frankfort, Miquel
ia voornemens zich uit het politieke leven terug
te trekken. De heer Miquel wil zich b|j de
aanstaande verkiezingen voor den Rijksdag niet
meer verkiesbaar stellen, maar wellicht staat dit
besluit in verband met' de nog steeds aanhou
dende geruchten, dat de beer Miquel door
priue Bismarck tot minister van financiën is
uitverkoren.
De tegenwoordige minister van financiën, do
heer Von Scholtz, is nog Steeds «ziek.» Kvenwei
werd de minister door zjjn'ziekte niet verhinderd
de plechtige opening van den Rijksdag bij te'
wonen en ook zal, naar men zegt, de heer Von
Scholtz, zelf zijn begrooting toelichten en ver
dedigen.
Of prina Bismarck ook zal deelnemen aan
den parlementairen strjjit, is nog niet zeker. Tot
dusver is de rijkskanselier nog te Friedrichsrnhe.
Wat de socialistenwet betreft, gelooft de1
natiouaal-liberale Kölnuehe" Zeitmg, dat wel een
vergelijk zal worden getroffen tuBschen de regee
ring en den linkervleugel der Kartell- partijen.
In dit grval zal echter de regeering wel het
meeste moeten toegeven.
Daar prins Ferdinand van Bulgarije nog niet
te Sofia kon terugkeeren, heeft de minister-pre
sident Stambuloff, de vertegenwoordiger van den
vorst, de opening der Sobraqje tot 3 November
uitgesteld. Men verwacht, dat de prins dan wel
terug zal zjjn, misschien wel met de mededec-
ling, dat de Bulgareu weldra ook een vorstin
zullen krijgen. Dit wordt door het Bnlgaarsche
volk leeds sedert lang gèwenscht, zoodat de be
vestiging van 's prinsen verloving met prinses
Louise van Aleucjon den, Bulgaren zeker zeek
welkom zal wezen.
Het voor eenigen tjjd aangekondigde werk vau
Gustav Freytag met herinneringen aan keizer Frederik
heeft thans bij Hirzet te Leipzig het licht gezien
onder deu titel Der Kroupritu mud die deuteche
Kauerltrone.
Vele jaren is Gustav Freytag met keizer Frederik
bekend geweestin 1870 verwjjlde hjj in het hoofd
kwartier van den kroonprins en vond daar dikwjjla
gelegenheid zich met uueerm Fritz te onderhouden.
Uit den tjjd van Aug. 1870 tot Sept. 1870 deelt
G. Freytag o. m. de volgende bijzonderheden over
den kroonprins en diens beoordeeliug en opvattingen
van het vraagstuk der keizerkroning mede.
.Den leu Aug. kwam ik te Spiers aan eu had
weldra het genoegen den kroonprins te spreken.
Sir Robert Morier was bij hem, die spoedig vertrok.
Ik vpnd onzen prins zeer beminnelijk en goedhartig.
Zoodra w|j alleen waren, sprak hjj over de kroon
prinses. Wat zjju opvatting van de Duitache zaken
aangaat was bij als eon gevleugelde engel, die hoog
hoven de aarde zweeft. Met den Noord-Duitschen
bond achtte hjj het gadaan; de oenheid was nu
verkregen."
Den avond na den eersten slag bjj Weiszenburg
schildert Freytag aldus:
.Toen de kroonprins den bestormden Gaisberg
opreed, traden de gedunde bataljons uit de gelederen,
allen liepen jubelend en hoera roepend op hem toe,
de gekwetsten kieren zich op eo strekten de armen
naar hem uit, het ivas als riepen allen te geljjk:
.Zie, wij hebben het niet sleoht gemaakt.' Zulk
een uiting van het vaste, in den doodaugat juichende
krjjgsmausvertrouwen is het schoonste, wat een
koninklijk heersoher heieven kan. Toen 's avonds
de kroonprins over het stormloopon van zjju vijfde
oorps op den Gaisberg sprak, hoe na den gelukkigen
afloop zjjn door het vuur gedunde bataljons hem
victorie en hoera toegeroepen hadden, kon hjj zjjn
ontroering niet beheerschen en er lag een uitdruk
king van heiligen ernst op s|)o gelaat, die zich ook
aan zjjn omgeving mededeelde.
.Dat is de machtige verschrikkelijke poëzie
van den oorlof Het is do trots en de eer van
het atrijdende volk voor zijn zaak te vallen en
te overwinnen, die het in den persoon zjjna
vorsten verlichaamd ziet. Maar de geestdrift
van den soldaat en die van den koninklijken
veldheer hebben niet dezelfdo uitwerking op
gemoed en leven. Het ia de plicht ven den
soldaat zich toe te wjjden, die van den krjjg-
voerenden vorat deze toewjjding edel te ontvan
gen. De eerste ia er beter aan toe, voor don vorat
is in het hoogste genot dat zjjn ambt hem biedt,
tevens een geheim gevaar verborgen. Ala krijgsgod
en als het aarilsche noodlot van honderdduizenden
boven anderen te staan, maakt den edelsten en besten
van ben ten slotte valbaar voor de leelijke gedachte
KPetal, c'est moi."
Over den avond na den slag bij Worth bericht
Freytag
»De kroonprins was dezeu avond stil en afgemat.
Hjj zeide mij met diepe ontroering: Ik verafschuw
deze alachterjj. Ik heb nooit naar krjjgsroom ge
streefd, zonder afgunst had ik gaarne ieder ander
zulk een roem gelaten, en het is juist mjjn noodlot
van den eenen oorlog in den anderen, van het eene
slagveld naar het andere geleid te worden, en in
menschenbloed te baden, alvorens ik den troon mijner
voorvaderen beklim. Dat is een bard lot"
Over het leed, dat de Kroonprins gevoelde, wjjl
men hem, den toekomatigen troonopvolger steeds
verre van alle staatszaken hield, deelt Frevtag
mede.
.De kroonprins koesterde den levendigen wensch,
deelgenoot gemaakt te worden van de toekomstige
vredesonderhandelingen, misschien minder, wjjl hij
verlangde bepaalde eischen te stellen dan wel wijl
het hem krenkte in zulk een levensquaeatie voor
Pruisen en Duitschland onopgemerkt ter zjjde te
staan. Ik raadde hem zich eerljjk en hartelijk direct
tot den koning te wenden en dezen, onder uiteen
zetting zijner rechtmatige beweegredenen, te ver
weken hem deèlgenoot te maken. Maar hjj heeft
dadeljjk na den slag bjj Worth over hetgeen hij bjj
het sluiten van den vrede voor Duitschland wen-
scheljjk achtte een memorie aan den rijkskanselier
opgesteld, die hjj mij te lezen gaf.'
Over het herstel van de keizerlijke waardigheid
sprekend, verklaarde de kroonprins opgewonden:
«De koning van Pruisen moet keizer worden.'
Over de ontmoeting van den koning en den
kroonprins den 20 Aug. 1870 vindt mon de vol
gende beschrijving:
.Het waa een treffend wederzien zonder getuigen.
De koning betuigde ten slotte zijn vreugde, dat hq
het eerst vau allen zjjn zoon het^/zereu Kruii van
dezen oorlog verleenen kon, eerst de tweede, nu de
eerste klasse. Onder dankzegging antwoordde do
kroonprins: dat bij het kruis niet dragen kon,
wanneer niet den generaal Von Blnmenthal dezelfde'
onderscheiding te beurt viel. Dit geschiedde."
Den 23 Aug. was de kroonprins te Ligny ongesteld.
»'s Avonds zoo deelt de schrijver mede
was ik bij den kroonprins alleenhjj lag op zijn
smal veldbed, dat h|j zich in elk kwartier liet op
alaan. Voor hem op da kleine schrijftafel stonden,
zóó dat z|jn oog er op kon rusten, de photographieën
van de kroonprinses en zijn kinderen. Hjj sprak
dadelijk over de zijnen thuis, van het karakter zijner
kinderen, hoe elk zich ontwikkelde, van de smart
over de overledone. ,Zjjn oog werd vochtig en op
zjjn gelaat lag liefde an smart uitgedrukt. Zulk een
innig diep gevoel, dat h|j ook den toehoorder droe
vig stemde. Toen begon h|j vol teedere liefde over
zjjn gemalin te spreken. Hij prees haar groote
kennis en haar veratand, waartegen h|j altjjd moest
opzien, en klaagde dat zulk een vrouw niet overal
naar haar waarde geschat wordt. Men gevoelde
hoe goed het hem deed over haar te spreken, aan
wie hjj altijd dacht Want zijn toewjjding en
ondergeschiktheid waren volkomen. Deze liefde waa
het hoogste eu heiligste in zjjn leven, dat ham
geheel vervulde. Zjj was de koningin zjjner jeugd,
de vertrouwde van alle zjjne gedachten, zjjn raad
geefster, overal, waar zjj tot raadgeven bereid waa.
.De aanleg der tuinen, de versiering der woning,
de opvoeding der kinderen, bet oordeel over menschen,
eu gebeurtenissen, alles richtte hjj naar haar per
soonlijkheid. Waar hjj haar somwijlen niet geheel
volgen kon of waar wat zjj verlangde zjjn karakter
wederstreefde, was hjj diep ongelukkig en ontevreden
over zich zelf. Zjj was uit ruimere omgeving tot
hem gokomen, had met een rjjkeD aanleg, een vlug
bevattingsvermogen en hoog strevenden geest, als
het lievelingskind van haar rader, uit rjjkere bron
voor haar intellectueele ontwikkeling kunnen put
ten. Gedurende gelukkige jareu had zjj met jjver
en somwjjlen met geduld dailrnaar gestreefd, in het
gemoed van haar gemaal belangstelling te wekken
voor wat haar ler harte ging, en hjj beschouwde
met zjjn eenvoud wat in hem ontwaakt was, als
haar werk. Het was hem, alsof h|j eerst door haar
had leereu zien leeren voelen, het ware leeren
erkennen en het schoone leeren genieten.
.Het was begrijpelijk, dat zulk een heerschappij van