Bultenlandsch Overzicht. HerionenngeQ m keizer Frederik. gewijzigde Onderwijswet te bespreken gehoord de inleiding van den heer Den Hertog en de daarna gevolgde debatten; overtuigd dat deze wet een ramp zal worden voor het volk en het volksonderwijs; draagt het bestuur der Vereeniging Amsterdam op, zich tot de Eerste Kamer te wenden met het drin gend verzoek, deze wet te verwerpen.* Nog eenige andere aanwezigen verlieten de zaal, en de achterblijvenden namen de motie met een parige stemmen aan. De heer Coltoff droeg alsnu het bestuur van Amsterdam op, ze aan de Eerste Kamer te zenden. Deed het bestuur dat niet, dan, zei hij, bleek, dat het niet het geringste denkbeeld had van wat een openbare vergadering is, en zou den hij en zijn geestverwanten voortgaan de verga deringen van Amsterdam te verloochenen. Onder het opschrift VHomms tombé schetst Figaro op volgende humoristische wijze den val van Bou- langer. I. Voor de verkiezingen. Baptist, wat is er dezen ochtend? Twintig bouquetten in den salon, mijnheer. Achttien uitnoodigingen om te diueeren, vijf voor jachtpartijen. De gravin heeft naar mijnheer laten informeeren. De Prins is er zelf geweest en heeft zijn kaartje achtergelaten met een vouwtje. De brie venbesteller zal terugkomen met acht aangeteekende brieven, voor welke mijnheer inoet teekenen. Hier zijn vijftien couranten, vol lof over mijnheer. De secretaris heeft de belangrijkste passages met rood potlood aangestreept. Ik ben bij de levoranciers ge weest; zij wilden hun rekeningen niet geven. Zij zeiden dat het geen haast had. Zijn er menschen, die op mij wachten. In alle kamers, mijnheer! Er zijn meer dan ^twintig lieden, aan welke mijnheer op dit ochtend uur audiëntie beloofd heelt. Zij waren prompt op tijd en hebben mij gezegd dat zij geen haast hadden en zouden wachten zoo lang als mijnheer verkoos. Laat tegen één uur inspannen! Mijnheer zal er aan denkon, dat hij tegen twee uur verwacht wordt by de hertogin; dat hij om zeven uur dineert bij de markiezin een diner, dat alleen voor hem gegeven wordt en dat hij beloofd heeft, het overige gedeelte van den avond door te brengen bjj de burggravin. Ik heb ook nog eett trouwpartij tegen vier uur. Mijnheer zal zich herinneren, dat hij beloofd heeft, eerste getuige te zijn bij het huwelijk, en dat de vader verklaard heeft, dat het huwelijk niet zou doorgaan, als mynheer geen getuige was. Wat een drukte! En wat is het streolend, zoo populair en zoo beroemd te zyu! II. Na DE VERKIEZINGEN. Baptist, wat is er dezen ochtend? Niets mijnheer, in het geheel niets. Ik heb de bouquetten weg genomen, omdat zij slecht be gonnen te rieken. Maar dit geeft een groote leegte, want or zyn geen andere, om in de plaats te zetteu Moet ik er koopen? Hier zijn de brieven, in het ge heel twee. De secretaris heeft ze, volgens order van mynheer, geopend. De eerste is een bedelbrief; de tweede bevat een rekening, waarvan men het bedrag zal komen ontvangen. De leveranciers zijn er ge weest met hun rekeningen en vragen betaling. Ik heb den bakker buiten de deur moeten zetten, omdat hij brutaal was. Hier zijn de couranten, ze zijn „Dank u. Maar zeg eens, hoe hebt gij de arme zieke gelaten? Is er eenige hoop?" 1/Helaas, niet veel; toch wordt zij niet erger, zoo als ik gisteren vreesde, en de natuur «Ik vind het vreeselijk als ik aan dien ouden man denk!" «Nooit zag ik grootere droefheid, dan de zijne! Maar toch, ik herhaal het, de jeugd, de krachten van het meisje kunnen het kwaad nog wel overwin nen Maar gy, waarom hebt gij tot heden gewacht, met mij op te zoeken? Indien gij mij hadt laten zeggen «Ja ik heb u opgezocht; ik wilde u over mij zei ven spreken. Het scheen mij bijna, dat wij elkander vreemd geworden warenen dan kwamen die nachten in het kamp mij weer in de gedachton gij weet het immers nog wel? toen wij, meer'dan tegenwoordig, vereenigd waren in do gedachten aan het leveu, en aan den dood, en «Maar hy voltooide den volzin niet; de abt wendde de oogen niet af, van het gelaat van zijn vriend, en zweeg. Zy zaten op den lager, muur, dicht bij de deur, waar een oude wijngaard die, tegen het huis groeide, zijne bladerlooze ranken om heen slingerde. «Sedert het toeval ons met elkander in aanraking bracht," vervolgde Gabrio, «hebben uw heldere geest, de standvastigheid, waarmede gij voort gingt op den moeielijken weg, dien gij u gekozen hebt, ray sym pathie en eerbied ingeboezemd. Onze weg was ver- chillend, maar niet ons doel. En een ander gevoel vervelend vandaag er staat geen enkel woord van of over mynheer in. Zyn er menschen? Er is een jongmensch, die vraagt of mynheer hem niet aan een klein postje zou kunnen helpen of hem niet zou ku^en aanbevelen aan iemand die meer invloed heeft dan mynheer, en die hem een betrekking zou kunnen bezorgen. 'tlB wel. Geef mij myn hoed: ik ga uit. Ik zal een huurrijtuig voor mijnheer bestellen. Komt mijnheer thuis eten? Ik weet nog niet. Het staat my voor, dat ik een invitatie had aangenomen. Bij de hertogin. Maar de hertogin heeft dezen morgen een boodschap gezonden. Zij laat zich by mijnheer verontschuldigen, daar het diner om fami lieredenen is uitgesteld. Dan zal ik thuis dineeren, maar laat, wegens het huwelijkscontract, dat ik moet teekenen als ge tuige. O, dat vergat ik nog. De vader is er geweest, om mijnheer te spreken. Het schynt dat men niet goed heeft gevonden, dat de vader een vreemdeling had gevraagd als eersten getuige. Hij verzoekt mijn heer geen verdere moeite te doen, en zal aan mijn heer schrijven, om hem de zaak uit te leggen. 'tls wel. Pak mijn koffer! Gaat mijnheer vertrekken? Ja, breng ray wat noodig is om te schryven! Wil mijnheer zijn vrienden en kennissen van zijn vertrek verwittigen? Ja, het zou geen houding hebben, indien ik vertrok, zonder het hun te laten weten. Hy maakt zich gereed tot schryven, maar de pen doormidden brekende, roept hy uit: Waarom? Wat kan het hun nog schelen? Een jong officier van het garnizoen te Weenen', de luitenant H., werd dezer dagen op heeterdaad betrapt, toen hy inbraak pleegde. De jonge man, die tot een aanzienlyke en rijke familie behoort, brak, naar uit Weenen wordt gemeld, in eene villa te Hietzing in, die aan bloed ver wau ten van hem behoorde en door hen bewoond werd. De dief werd gepakt op het oogenblik, dat hij de gestolen voorwerpen byeenpakte, en aan de politie overgeleverd. Luitenant H., die door schulden tot zijn heillooze daad is gekomen, zal zich dezer dagen voor een militaire rechtbank te verantwoorden hebben. Uit Londen schrijft men1 aan het Handelsblad het volgende over «Handelsreizigers in Engeland:" Ik knoopte gisteren in den trein een gesprek aan met een gezellig oqd heer iets dat in Engeland uiterst zelden gebelirt, wattt in een spoorwegcoupé heeft John Buil gaarne een, best plaatsje, zet een vervelend gezicht eq leest de krant, terwyl het ge sprek gewoonlijk sights over het «raampje" of over het «rooken" loopt, waoneer men althans eene vraag en een antwoord gesprek mag noemen. Deze gezellige oude heer was e<?n oud-handelsrei ziger, die van zijn firma pensioen trekt eu nu kalmpjes in Kilburn leeft, maar toch geregeld eiken Vrijdag naar de City gaat om zijne vorige patroons te be zoeken. Natuurlijk liep ons gesprek spoedig over den commercial traveller. Mijn reisgezel was vijf- en-veertig jareu on the road geweest, en hij kende dus het beroep van handelsreiziger van kindsbeen. vereenigt, ons, zooals gij weet. Gy zijt niet onver draagzaam of fonatiek, gij behoort tot hen, die niet meenen, dat men om God te dienen, zijne vrijheid zijn land, zijn eigen verstand moet verloochenen, of bang zijn voor het licht der rede. Als de soldaten van Italië in uwe armen stierven, hebt gij hen uwen zegen gegeven, en Als de gewonden luisterden naar uwe woordeu van liefde en genade, dan voelden zij zich getróóst. In dien tijd hebben wij, gedurende de stille nachtweken onder den grenzeloozen sterren hemel uren lang gesprokeu over geduchte en ver heven dingen Hoe menigmaal hebt gij mij toen gezegd, dat, wie gelooft aan de vrijheid en aan het vaderland, ook moet gelooven aan God «Ja, dat herinner ik mij:" hernam de priester be daard. «En wat is de wereld, wat is de mensch, indien men, zooals velen willen, hem don hemel ont nomen of voor hem verbergen moet?" «Toen," hernam Gabrio, «gevoelde ook ik, dat ik leefde, dat ik iets beters in mij omdroeg, dan den haat jegens onze onderdrukkers iets Aierbaarders dan hot leven zelf Het beste deel van mij zege vierde. Ik vervulde een plicht, die geeno enkele menschelijke wet mij had opgelegd." «Dat weet ik. Alleen als eene hemelsche gedachte, eene heilige liefde den mensch vervult, wijdt hij zich vrijwillig aan 't lijden en den dood." «Welnu, ik wil niet beter schynen, dan ik bou, of geloof te zijn. Daarom open ik u mijn hart. Sedert eenigen tijd gevoel ik niet meer de vroegere Zooals de ouderen onder ons over den tiendaagnd^ veldtocht spreken, of zooals de oude nachtwachter ons in onzo jeugd van de kozakken en Napoleon vertelde, zoo sprak de oude heer over de oude tyden waarin hy door stad en land reisde, toen er nog geen treinen naar elke kleine plaats liepen en de eene reiziger nog niet «den ander de knop van den deur in de hand gaf." De handelsreiziger van voorheen was niet die vso. heden. Er waren er minder en zij verschilden in menig opzicht van de tegenwoordigen. Hij reed met den wagen en den knecht zyner firma uit en wis iemand met onbeperkte volmacht, die het volste vertrouwen zijner patroons genoot en verdiende. Hij was een soort ridder, die naar vreemde gewesten toog, uiet om landen, maar om bestellingen te ver overen, en niet om andere ridders te bestrijden msar om zyne mededinger^ de loef af te steken. Hy waa niet, zooals zyno opvolgers, iemand, waarvoor de winkeliers minstens gezegd onverschillig wa ren, doch men zag in de dorpen met verlangen naar hem uit en zag hem met leedwezen vertrekken. De handelsreiziger bracht het nieuws uit Londen, was natuurlijk thuis in alles wat met politiek of maatschappij in verband stond, genoot het vertrou wen en was de raadsman zijner handelsvrienden. Hy woonde in de beste logementen en kende het beste merk, dat de kastelein in den wijnkelder had. Hy sprak niet alleen over bukskin eu katoentjes, maar wanneer hy ua zyn werk in de gelagkamer zatr kwamen de notabelen uit het stadje om zijn oordeel over de vragen van den dag te hooren. De oude- haudelsreiziger had weinig gemeen met den Frauschen commis-vogageurdien Balzac ons zoo geestig: schil dert, maar hy leefde eenvoudig, beschouwde zyn ambt als zyu hoogste good en had vkduw en kinderen te Londen. Het ideaal van den handelsreiziger was een bepaald district en eene bepaalde soort klanten, zoo goed te leeren kennen, dat zij een «compagnon met geld" konden krygen, hetgeen hun meestal ge lukte. Velen slaagden daarin zoo goed dat vele- onzer groote huizen o. a. Kylands in Woods treeL een der grootste, - door handelsreizigers werden opgericht. Dat was de »coinmcrcial"zooals men ze kortweg vroeger noemde en ook heden nog noemt, die Scot kende, waarover Dickens schreef en waarvan Thac keray gaarne eene studie maakte. Heden is zyne positie geheel veranderd. Hij komt met stoom en gaat met stoom en een telegraafdraad bindt hein aan zyn patroon. Hy ié geen onbeperkte gevolmachtigde meer, maar meestal eene levende circulaire, eene advertentie, en de klanten beschouwen hem niet lan ger als een welkome gust, omdat hij minder zeldzaam is. Hy reist niet meer als een lord, gaat niet meer iu de beste hotels eu is geen leveude vraagbaak meer. Toch is hij onmisbaar, want een rappe tong kan niet door circulaires of ministers worden vervangen. De tegenwoordige Engelsche handelsreiziger ver schilt in vele opzichten van zijn collega op het vas teland, zoowel uiterlijk als innerlijk. Hij behoort nochtans tot een soort van koste, die zich zooveel mogelijk van do overige wereld afgezonderd houdt In de hotels heeft hij het uitsluitend recht op de commercial room, op een goedkooper tarief, en hij heeft, omdat hij habitué is, óene betere bediening^ De vreemdeling heeft geen recht aan zijne tafel te zitten. Hij heeft een ongeschreven wetbork, dat hem zijne gedragslijn voorschrijft en hem zegt hoe hy zyne kalmte en rust; soms schijnt mij het eenvoudigs, stille Je ven, dat ik dezer dagen leid, en dat toch misschien zeer benijdenswaardig is, mij zoo ledig en nutteloos toe. Ik kan mij geene reden geven, waarom ik leef, noch, van wat ik eigenlyk doe." De abt glimlachte, en zeide daarop; «Ja, zoo moest het wel gaan. Ook voor u, is de jeugd bijna voorbij. Gij hebt waardiglijk bemind, en uwe liefde is beloond; dat is een zegen die, hier beneden, met aan allen geschonken wordt. Maar het leven is nog iets meer, dan gij tot heden toe geloofd hebt." «Maar mijn verleden," zeide Gabrio levendig, «bewijst u, dat ook ik aan iets geloofdat de mensch zich onderwerpen moet, aan wat goed en rechtvaar dig is, aan de wet van het geweten Dat ons verstand zich steeds meer tot de waarheid verheft, en haar steeds nader komt, (lat gevoel en weet ik; dat het onze taak en onze belooning is, om haar te bereiken, dat kan ik begrijpen. Maar verder gaat mijn verstand niet." «En als gij hooit spreken van God," zoo viel de abt hem in de rede, «dan dunkt het u, dat eene onzichtbare macht drukt op het vrye geweten, en uwe rede tot werkeloosheid doemt «Dat zeg ik uiet juist En toch, zie ik niet in, waarom de menschheid, die, dat zult gij niet ontkennen, steeds vooruitgaat, zich altijd buigen moot voor de traditie;'voor eene macht, die zich in een geheimzinnigen nacht verliest (Wordt vervolgd.) collega's moet behandelen en tot op welke hoogte concurrentie fair of unfair is. Hij heeft by het commercial diner een president, en dat ia hij die het langste in het hotel verblijf houdt. Hy mag niet meer dan eene halve flesch bij een diner drinken en moet (len presideut om «meer" vragen, eu wan neer de tafel gedaan is, den president voor de ver vulling van zijn taak als zoodanig danken. Is hy zelf president dan zegt hy vóór den maaltyd: for all we are going to receive by the Lords goodnes let us be truly thankfulsnijdt voor met behulp van een vice-president en zegt, na het eerste glas wijn te hebben gevuld: Gentlemen, the Queens health! Ook buitenshuis zoekt de Engelsche handelsreizi ger zooveel mogelijk omgang met zyne collega's. Nagenoeg elk reiziger behoort tot de groote vereeni ging, die ondersteuning bij ziekte verleent eo pen sioenen aan de weduwen en weezen en aan veteranen van het vak uitkeert. Zij hebben nabij Londen eene eigen school voor hunne kinderen, die tot eene der beste des lands behoort, en door aaneensluiting heb ben zy hunne positie betrekkelijk ouafhankelyk en goed weten te maken. Doch hiertoe heeft hun uit stekend gehalte zeker op niet geringe wijze bygedragen. Uit deu gevangenwagen in een trein tusschen Le Mans en Sillé-ie-Guiilaume (Frankrijk) is in den nacht van 24 op 26 dezer een gevangene out- suapt, die een zaagje bij zich had, waarmede hy een stuk uit den bodem van zyn hokje had gezaagd. Toen de trein aan een of ander klein station stil hield, moet hij zich op den grond hebben laten glijden en zich uit do voeten gemaakt hebben. Bovendien had hij eene opening in het beschot gezaagd en het werktuig aau een medegevangene ter hand gesteld, om er zich eveneens van te bedienen. Tijdens deu Hollansch-Kugelscbeu oorlog onder Karei II waren de vloten der beide lauden ge durende drie weken in het Kanaal slaags, waarbij ze overdag vochten en 's nachts kalm voor anker lagen. Juist zou het gevecht weder beginnen, toen de tijding van oen wapenstilstand kwam. Nu (Instond er een zeer vriendschappelijk verkeer tus schen de manschappen van beide zijden. Aan boord vau een Hollandsch schip, dat dicht by een vyaudelyke korvet lag, bevond zich een bijzonder vlug matroos* die in het uiterste puntje van den mast klom, daar rechtop ging staan, verschillende wendingen maakte en eindelijk, tot schrik en ver bazing der aunwezigeu, op het puntje vau den mast op zyn hoofd ging staan. Toen hy daarna weder beneden kwam, ontvingen zyn landgenooten hem inet groot gejubel, omdat ze dit als een overwinning op do Engelscheö beschouwden. Een moedig Eugelsch matroos die de eer van zijn land wilde ophoudeu, klom nu ook als een kat in den mast en trachtte zooveel mogelijk den Hollandor alles ua te doen. Maar daar hy minder Hug en behendig was, verloor hy het evenwicht en kwam een weinig sneller uaar beueden dan hij naar boven gegaan was. Gelukkig ving het touwwerk hem op en kwam hij zonder groot letsel bekomen te hebbeu op het dek terug. Toen hij een weinig bjjgekomen was, liep hy hinkend naar de zyde waar bot Hollandsche schip lag eu riop trotsch Nu, doe het eens na, als je kunt De voortdurende politieke stilte draagt er toe bjj, dat de aandacht ulgeineeu gevestigd is op de Griekse he hoofdstad, waar op grootsche wijze feest wordt gevierd. Do Uuitache Keizer heeft van deu indruk, dien Athene op hum maakte, door middel van den Rijkskanselier kennis laten geven aan zijn volk. Voor eon good deel mag men dien indruk toeschreven aan do medewerking van de herinnering aan het oude Athene, dat uit de dagen der jeugd steeds voor den geest bljjft. De correspondenten der bladen, Pransche zoowel als Duitsche, zijn er tamelijk eenstemmig over, dat het huwelijk van den Griekse hen Kroonprins hoogst populair is. Door 's Konings huwolijk aau de Rus sische voratenfamilie vermaagschapt, ziet nu het Koninklijk huis zich aan de Duitsche Keizerfamilie verhouden. Het kleine Griekenland, dus met de twee machtigste huerschurshuizen voreonigd, droomt een droom van toekomstige grootheid. Daar komt bij, dat in 't huwelijk van een Oonstantijn en oen Sofia, "amen die Byzautjjusche herinneringen wakker roepen, een symbolisohe betoekenis wordt gezien. De eerste Kroonprins, op Griekenlands bodom ge boren, schjjnt door z|jn naam als voorbestemd liet oude Griekscho Kijk te doen herleven, en zjjn vereeniging met een Sofia, wier naam .wijsheid" beduidt, voorspelt van z|jn Regeering veel goeds. De bevolking van Atheno heeft zich door het vroemdenbezoek minstens verdubbeld, en juicht de jonggehuwden toe, waar z|j te tiet. Vooral wordt do jubel groot, als de Prinses een paar Griekscho woorden spreekt; daartoe zal zich wel bepalen wat do correspondenten noemen het beantwoorden der redevoeringen in 'tGrielueh: Grieksch is geen taal, die men zoo in een paar maanden onder de knie heeft. v De Duitache Rijksdag komt bijeen, ten einde een aanvang te maken met de behandeling der begrooting. Do voornaamste partijleiders zijn reeds te Berlijn, o. a. ook de hoer Rudolf vod Ben- nigsen, de leider der nationaal-liberalen, die voor nemens is een werkzaam aandeel te nemen aan de belangrijke besprekingen, waardoor het einde van dit zittingjaar zal kenmerken. Keu van dr andere hoofdleiders der nationaal- liberalen, de burgemeester van Frankfort, Miquel ia voornemens zich uit het politieke leven terug te trekken. De heer Miquel wil zich b|j de aanstaande verkiezingen voor den Rijksdag niet meer verkiesbaar stellen, maar wellicht staat dit besluit in verband met' de nog steeds aanhou dende geruchten, dat de beer Miquel door priue Bismarck tot minister van financiën is uitverkoren. De tegenwoordige minister van financiën, do heer Von Scholtz, is nog Steeds «ziek.» Kvenwei werd de minister door zjjn'ziekte niet verhinderd de plechtige opening van den Rijksdag bij te' wonen en ook zal, naar men zegt, de heer Von Scholtz, zelf zijn begrooting toelichten en ver dedigen. Of prina Bismarck ook zal deelnemen aan den parlementairen strjjit, is nog niet zeker. Tot dusver is de rijkskanselier nog te Friedrichsrnhe. Wat de socialistenwet betreft, gelooft de1 natiouaal-liberale Kölnuehe" Zeitmg, dat wel een vergelijk zal worden getroffen tuBschen de regee ring en den linkervleugel der Kartell- partijen. In dit grval zal echter de regeering wel het meeste moeten toegeven. Daar prins Ferdinand van Bulgarije nog niet te Sofia kon terugkeeren, heeft de minister-pre sident Stambuloff, de vertegenwoordiger van den vorst, de opening der Sobraqje tot 3 November uitgesteld. Men verwacht, dat de prins dan wel terug zal zjjn, misschien wel met de mededec- ling, dat de Bulgareu weldra ook een vorstin zullen krijgen. Dit wordt door het Bnlgaarsche volk leeds sedert lang gèwenscht, zoodat de be vestiging van 's prinsen verloving met prinses Louise van Aleucjon den, Bulgaren zeker zeek welkom zal wezen. Het voor eenigen tjjd aangekondigde werk vau Gustav Freytag met herinneringen aan keizer Frederik heeft thans bij Hirzet te Leipzig het licht gezien onder deu titel Der Kroupritu mud die deuteche Kauerltrone. Vele jaren is Gustav Freytag met keizer Frederik bekend geweestin 1870 verwjjlde hjj in het hoofd kwartier van den kroonprins en vond daar dikwjjla gelegenheid zich met uueerm Fritz te onderhouden. Uit den tjjd van Aug. 1870 tot Sept. 1870 deelt G. Freytag o. m. de volgende bijzonderheden over den kroonprins en diens beoordeeliug en opvattingen van het vraagstuk der keizerkroning mede. .Den leu Aug. kwam ik te Spiers aan eu had weldra het genoegen den kroonprins te spreken. Sir Robert Morier was bij hem, die spoedig vertrok. Ik vpnd onzen prins zeer beminnelijk en goedhartig. Zoodra w|j alleen waren, sprak hjj over de kroon prinses. Wat zjju opvatting van de Duitache zaken aangaat was bij als eon gevleugelde engel, die hoog hoven de aarde zweeft. Met den Noord-Duitschen bond achtte hjj het gadaan; de oenheid was nu verkregen." Den avond na den eersten slag bjj Weiszenburg schildert Freytag aldus: .Toen de kroonprins den bestormden Gaisberg opreed, traden de gedunde bataljons uit de gelederen, allen liepen jubelend en hoera roepend op hem toe, de gekwetsten kieren zich op eo strekten de armen naar hem uit, het ivas als riepen allen te geljjk: .Zie, wij hebben het niet sleoht gemaakt.' Zulk een uiting van het vaste, in den doodaugat juichende krjjgsmausvertrouwen is het schoonste, wat een koninklijk heersoher heieven kan. Toen 's avonds de kroonprins over het stormloopon van zjju vijfde oorps op den Gaisberg sprak, hoe na den gelukkigen afloop zjjn door het vuur gedunde bataljons hem victorie en hoera toegeroepen hadden, kon hjj zjjn ontroering niet beheerschen en er lag een uitdruk king van heiligen ernst op s|)o gelaat, die zich ook aan zjjn omgeving mededeelde. .Dat is de machtige verschrikkelijke poëzie van den oorlof Het is do trots en de eer van het atrijdende volk voor zijn zaak te vallen en te overwinnen, die het in den persoon zjjna vorsten verlichaamd ziet. Maar de geestdrift van den soldaat en die van den koninklijken veldheer hebben niet dezelfdo uitwerking op gemoed en leven. Het ia de plicht ven den soldaat zich toe te wjjden, die van den krjjg- voerenden vorat deze toewjjding edel te ontvan gen. De eerste ia er beter aan toe, voor don vorat is in het hoogste genot dat zjjn ambt hem biedt, tevens een geheim gevaar verborgen. Ala krijgsgod en als het aarilsche noodlot van honderdduizenden boven anderen te staan, maakt den edelsten en besten van ben ten slotte valbaar voor de leelijke gedachte KPetal, c'est moi." Over den avond na den slag bij Worth bericht Freytag »De kroonprins was dezeu avond stil en afgemat. Hjj zeide mij met diepe ontroering: Ik verafschuw deze alachterjj. Ik heb nooit naar krjjgsroom ge streefd, zonder afgunst had ik gaarne ieder ander zulk een roem gelaten, en het is juist mjjn noodlot van den eenen oorlog in den anderen, van het eene slagveld naar het andere geleid te worden, en in menschenbloed te baden, alvorens ik den troon mijner voorvaderen beklim. Dat is een bard lot" Over het leed, dat de Kroonprins gevoelde, wjjl men hem, den toekomatigen troonopvolger steeds verre van alle staatszaken hield, deelt Frevtag mede. .De kroonprins koesterde den levendigen wensch, deelgenoot gemaakt te worden van de toekomstige vredesonderhandelingen, misschien minder, wjjl hij verlangde bepaalde eischen te stellen dan wel wijl het hem krenkte in zulk een levensquaeatie voor Pruisen en Duitschland onopgemerkt ter zjjde te staan. Ik raadde hem zich eerljjk en hartelijk direct tot den koning te wenden en dezen, onder uiteen zetting zijner rechtmatige beweegredenen, te ver weken hem deèlgenoot te maken. Maar hjj heeft dadeljjk na den slag bjj Worth over hetgeen hij bjj het sluiten van den vrede voor Duitschland wen- scheljjk achtte een memorie aan den rijkskanselier opgesteld, die hjj mij te lezen gaf.' Over het herstel van de keizerlijke waardigheid sprekend, verklaarde de kroonprins opgewonden: «De koning van Pruisen moet keizer worden.' Over de ontmoeting van den koning en den kroonprins den 20 Aug. 1870 vindt mon de vol gende beschrijving: .Het waa een treffend wederzien zonder getuigen. De koning betuigde ten slotte zijn vreugde, dat hq het eerst vau allen zjjn zoon het^/zereu Kruii van dezen oorlog verleenen kon, eerst de tweede, nu de eerste klasse. Onder dankzegging antwoordde do kroonprins: dat bij het kruis niet dragen kon, wanneer niet den generaal Von Blnmenthal dezelfde' onderscheiding te beurt viel. Dit geschiedde." Den 23 Aug. was de kroonprins te Ligny ongesteld. »'s Avonds zoo deelt de schrijver mede was ik bij den kroonprins alleenhjj lag op zijn smal veldbed, dat h|j zich in elk kwartier liet op alaan. Voor hem op da kleine schrijftafel stonden, zóó dat z|jn oog er op kon rusten, de photographieën van de kroonprinses en zijn kinderen. Hjj sprak dadelijk over de zijnen thuis, van het karakter zijner kinderen, hoe elk zich ontwikkelde, van de smart over de overledone. ,Zjjn oog werd vochtig en op zjjn gelaat lag liefde an smart uitgedrukt. Zulk een innig diep gevoel, dat h|j ook den toehoorder droe vig stemde. Toen begon h|j vol teedere liefde over zjjn gemalin te spreken. Hij prees haar groote kennis en haar veratand, waartegen h|j altjjd moest opzien, en klaagde dat zulk een vrouw niet overal naar haar waarde geschat wordt. Men gevoelde hoe goed het hem deed over haar te spreken, aan wie hjj altijd dacht Want zijn toewjjding en ondergeschiktheid waren volkomen. Deze liefde waa het hoogste eu heiligste in zjjn leven, dat ham geheel vervulde. Zjj was de koningin zjjner jeugd, de vertrouwde van alle zjjne gedachten, zjjn raad geefster, overal, waar zjj tot raadgeven bereid waa. .De aanleg der tuinen, de versiering der woning, de opvoeding der kinderen, bet oordeel over menschen, eu gebeurtenissen, alles richtte hjj naar haar per soonlijkheid. Waar hjj haar somwijlen niet geheel volgen kon of waar wat zjj verlangde zjjn karakter wederstreefde, was hjj diep ongelukkig en ontevreden over zich zelf. Zjj was uit ruimere omgeving tot hem gokomen, had met een rjjkeD aanleg, een vlug bevattingsvermogen en hoog strevenden geest, als het lievelingskind van haar rader, uit rjjkere bron voor haar intellectueele ontwikkeling kunnen put ten. Gedurende gelukkige jareu had zjj met jjver en somwjjlen met geduld dailrnaar gestreefd, in het gemoed van haar gemaal belangstelling te wekken voor wat haar ler harte ging, en hjj beschouwde met zjjn eenvoud wat in hem ontwaakt was, als haar werk. Het was hem, alsof h|j eerst door haar had leereu zien leeren voelen, het ware leeren erkennen en het schoone leeren genieten. .Het was begrijpelijk, dat zulk een heerschappij van

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2