Buitenlandsch Overzicht.
Brieven uit de Hoofdstad.
KZTJl^STISriETJWS.
Heden arond zou te Amsterdam de IJstroom, stoom
schip, van Londen, van de Holl. Stoomb. Mij.,
gelost worden, doch ook daar heeft het wÉrkvolk
(een 20 man) geweigerd voor het gewone loon van
20 ct. per uur te werken.
Hun verzoek is op den weekdag 25 cent per uur
te mogen verdienen, wat hun voor Zondags- en
'snachtswerk ook wordt uitbetaald. Het werk ont
vangen zij van een werkbaas of scheepsaannemer
aan wien het lossen en laden, tegen een vast bedrag,
per ton is uitbesteed. Hij neemt het werkvolk aan
en betaalt hen. Thans wordt de IJstroom gelost
door de equipage en los werkvolk. Heden avond
wordt naar alle waarschijnlijkheid de equipage ver
vangen door werklieden van buitenaf, zoodat het
stoomschip vermoedelijk weer op tijd vertrekken
kan. De directie is niet bereid den werkaannemer
in de gelegenheid te stellen het verzoek der werk-
weigerden in te willigen.
Gel|jk men weet is eene algemeene klacht, dat
de loonen in enkele herbergen worden uitbetaald.
Aan deze grief heeft de directie reeds eenige weken
geleden een eind gemaakt.
CHbld.J
Eene vrouw heeft voor een der Londensche poli-
tie-magistraten verklaringen afgelegd, volgens welke
zij ter nauwernood aan de gruweldaden van den waren
of een anderen „Jack the Ripper" ontsnapt is. Zij
was in den laten avond van Vrijdag jl. in Oxford-
street, toen zij door een man aangesproken en naar
een der zijstraten gevoerd werd. Daar begon hij haar
te mishandelen en haalde hij een mes voor den dag,
waarmede hij haar dreigde te vermoorden. De vrouw
schreeuwde. Zij werd op den grond geworpen, maar
twee personen kwamen naderbij. Zoodra de man deze
hoorde, wilde hij vluchten, doch hij werd achtervolgd
en gegrepen. Hij slaagde er echter in zich wederom
los te maken en verdween door een deur. De ver
volgers klopten, doch werden niet binnengelaten.
Hot huis is bekend bij twee of drie snorders en de
twee personen, die den moordenaar vervolgden. Deze
was zeer netjes gekleed.
ï)e politie, waartoe de vrouw zich wendde, gaf
haar den raad, zich bij den magistraat te vervoe
gen, doch verzuimde iemand te zenden, die nadere
inlichtingen kon verstrekken, zoodat het geval tot
nader moest worden aangehouden. Men zal dus
spoedig kunnen weten of men inderdaad aan een
nieuw stuk van «Jack the Ripper" heeft te denken.
Een vergeetachtig deurwachter van het spoorweg
station te Mainz heeft onlangs, bij het vertrek van
den laatsten avondtrein naar Frankfort, verzuimd,
de passagiers te waarschuwen en de deuren van de
wachtkamer te openen. De trein vertrok nu zonder
de passagiers, die voor rekening van de spoorweg
directie een nachtverblijf zochten.
Dat het verzuim te Frankfort, onder de betrek
kingen der vergeten reizigers, groote ongerustheid
veroorzaakte, behoeft niet vermebjl te worden.
De bevelhebber der Duitsche expeditie op Afrika's
Oostkust, kapitein Wiszmann heeft, omtrent den
dood van den arts. dr. Schmelzkopf, nog de volgende
bijzonderheden uit Bagamoyo geschreven.
De brief, gedateerd 22 Juli, is in de Coin. Ztg.
opgenomen. Dr. Schmelzkopf, zoo leest men, is
den 20en Juli j. 1. bij zijn pogingen om zijn kame
raden bijstand te verleenen, verongelukt. Schmelzkopf
bevond zich dien dag aan boord der Miinchen op
weg van Bagamoyo naar Dar-es Sulaam.
Hooge zee noodzaakte de kleine stoomboot op
den avond van den 19den, in de nabijheid van
een eiland, het anker te werpen. Ik zelf begaf
mij met nog twee Europeeërs en eenige zwarte
aan wal. Op den tocht daarheen zonk onze sloep,
wij waadden door het water, het vaartuig met moeite
achter ons aan slepend. De koude van den nacht
was in doornatte kleederen, zonder eenige be
schutting dubbel voelbaar en onder dit klimaat
niet zonder gevaar voor de gezondheid. Daar wij
bij onze landing ^rie geweren verloren hadden en
er nog slechts één bézaten, terwijl het eiland door
de bewoners der tegenoverliggende vijandelijke
visschersdorpen veel bezocht werd, waren wij ge
noodzaakt aes nachts te waken. Nadat de boot
gekalfaat en weder vlot gemaakt was, voeren wij
in het vroege morgenuur naar boord en bereikten
het Jscliip, alhoewel de sloep andermaal onder ons
wegzonk. De eerste woorden, welke de kapitein ons
toeriep, waren: „Waar is dr. Schmelzkopf?" Ik
vernam nu eerst, dat Schmelzkopf, die begrepen had
in welken toestand wij verkoerden en bovendien
meende, daar hij eenige schoten hoorde, dat wij
met de inboorlingen in botsing waren gekomen, ons
reeds des avonds te hulp wilde komen en wel zwem
mende daar een tweede sloep niet voorhanden was.
Toch gelukte het den kapitein hem van dit voor
nemen terug te brengen. Reeds den volgenden
morgen te vier uur maakte de geneesheer evenwel
zijne toebereidselen en ondernam het groote waag
stuk, een doos spijkers om de boot te repareeren,
wat koffie, een flesch cognac en chinine medenemende.
Een wateroppervlakte van 800 meter scheidde hem
van den vasten wal, terwijl bovendien de branding
het zwemmen Bemoeilijkte. Wij zeiven hadden op
het eiland bij de nog heerschende schemering, hem
niet bemerkt en de aan boord achtergeblevenen
konden hem evenmin zien door de hooge zee. Toen
hij werd vermist, liet de kapitein drie maal vuren en
zagen wij, dat hij met heftige gebaren ons iets toe
riep wat wij evenwel door de huilende branding
niet konden verstyan.
Tot acht uur werd nog naar den ongelukkige ge
zocht, maar te vergeefs."
Terwijl in bijna 'tgeheele Westland akkers en
tuinen in gereedheid worden gebracht om in rustige
rust den wintqr door te brengen, vraagt de tuinder
onder Loosduinen alweer groeikracht van den bodera,
om in het vroege voorjaar de markt van de eerste
versche groenten te kunnen voorzien. Hier geen
voorbereiding tot den winterslaap; hier lacht u thans
reeds het jonge leven tegen en waar de zonnewarmte
ontoereikend is, dit leven te wekken en te onder
houden, daar komt de kunst te hulp door de teedere
zaadjes en plantjes van een beschuttend bn koesterend
dak te voorzien. Yan onder het glas lachen ons
alweer frissche sla- en bloemkoolplantjes tegen, ter
wijl de peen reeds uitgezaaid is en spoedig ook de
eerste teedere spruitjes zal vertoonen. Veel zorg
moet de tuinder aan de jonge planten besteden om
ze zonder nadeel den winter door te brengen, en "van
't winterweer hangt voor de broeierij veol af, vooral
wanneer het voorjaar aanstaande is. En zoo heeft
de Loosduinsche groentuinder ook in deii winter geen
rust, terwijl het vroege voorjaar hem reeds op post
in haar ongeluk hoeft de Heer haar niet vergeten.
Hij heeft haar het geloof gegeven, den zuiveren een-
voudigen troost, die licht geeft in de duisternis, en
elke traan, die op aarde gestort wordt, verandert in
een balsem voor het hart, dat gelooft en lief heeft.
Denkt gij dat, binnen weinige uren, als de geest,
die dit gevoelige en vurige wezen bezielde, tot zijn
oorsprong zal zijn teruggekeerd, meent gij, in waar
heid, dat alles dan voorbij is? Dat, als voor altijd
het oog gesloten is, waarin de hemel zich afspiegelde,
ook haar denkende geest zal vernietigd zijn
voor eeuwig? Neen, in de duistere stilte
van den dood, ligt de ernstigste les voor het leven.
Dat kunnen wij begrijpen! Na den dood,
komt de oeuwigheid. De dood is eene scheiding,
anders niets. Wij moeten dus, noch trotsch, noch
zwak zijn, maar leeren om te lijden en te hopen!
altijd liefhebben, voor en na de scheiding."
De abt hield de hand van Gabrio vast in de zijne,
en voelde, dat zij beefde; het treurige schouwspel,
zoo vol nieuwe en geduchte geheimenissen, hield
zijn geest gekluisterd; de gedachte aan de ongeluk
kige, die op haar achttiende jaar stierf, vermengde
zich onwillekeurig met de gedachte aan zijne Ca
milla, en aan zijn zoon, dien hij zoo kort geleden,
gevreesd had te zullen verliezen.
Zwijgend beschouwde Gabrio de stervende.
En de abt naderde het bed, boog zich over het
meisje, en voelde een zachten ademtocht hare lippen
ontsnappen. Toen zegende hij, in deA naam des
vindt, om de bakken voor de productie geheel in.
orde te maken; de vroege bloemkool, de zoogenaamde
broeikool, blijft zoolang mogelijk onder 't glas en
wordt daarvoor in rijen geplaatst langs de jonge
peentjes, zoodat deze beide producten bij gunstig
weer in 't voorjaar reeds vroeg aan de markt zijn.
De overige bloemkoolplant wordt op den kouden
grond uitgepoot en tegelijk met de staakboonen in
gemengde cultuur goteeld, waarvoor eene zeer zware
bemesting van den bodem noodzakelijk is, ongeveer
in 8 maal zoo sterken graad als in het overige West-
land. Daar bovendien de teelt onder 'tglas zeer
dure paardenmest vraagt, is het heel duidelijk, dat
de groentuinder tegen hooge prijzen moet verkoopen,
zal er redelijke winst door hem behaald worden.
Ieder weet echter ook, dat malsche peentjes, frissche
bloemkool en versche bladgroente in 't vroege voor
jaar weloens zeer duur betaald worden en dan de
bron van inkomsten voor den teler dezer smakelijke
en begeerde produkten rijkelijk kan vloeien.
Delftsche Ct.)
Aan het bestaande comité hebben wij weder een
genotvollen avond te danken. Want het is een zeld
zaam genot een geostigè' Parisienno in haar eigen
taal een causerie te hooren houden en wel overeen
onderwerp, dat onder elks bereik valt: de vrouw.
Een verslag van dergelijke voordracht te geven ia
niet doenlijk; de geestige inkleeding, de w|jze van
zeggen, de van eigenaardige mimiek vergezelde ondeu
gende en grappige opmerkingen en invallen zijn
hoofdzaak. De vorm is alles, want het is te be
grijpen, dat een gezellig praatje over de vrouw in
haar verschillende typen, over haar opvoeding, haar
maatschappelijken werkkring, haar karakter en al wat
met de hedendaagsche vrouwenquaestie in verband
staat, niet veel nieuw licht verspreidt en louter be
kende zaken bevat. Doch alles wordt zoo vlug en
sierlijk uitgedrukt, zoo pikant in aantrekkelijken vorm
u voorgezet, dat ge weldra geheel raakt onder de beko
ring en met uw geleidster medeglijat over het onder
werp, het overziet zonder u er al te zeer in te verdiepen.
Hoofdbreken wordt niet van u gevorderd als een bij
fladdert ge met haar over het rijke veld en puurt
honing uit de bloemen, die eene wijle uwe aandacht
trekken. Toch gaat ge heen met den indruk, dat
Mad. Thénard, behalve veel geest, ook veel gezond
verstand en eene fijne opmerkingsgave heeft.
Hoe amusant, zelfs in haar overdrijvingen, b. v.
wanneer z|j spreekt over de hedendaagsche opvoeding
der vrouw. Alles moet zij leeren: scheikunde, na
tuurkunde, plantkunde, stamp maar in! En zij roept
u hot beeld voor den geest van een kip die vetge
mest wordt. Het voedsel wordt haar met den duim
in den mond geduwd en slikken moet ze of ze wil
of niet. Die arme meisjes! Avalez, avalez! roept
de hedendaagsche vrouwenopvoeder en propt haar
het geestelijk voedsel in de keel, zonder te vragen
of de maag dat alles kan verduren, zoodat het slot
is een wetenschappelijke indigestie qui ést la pirede
toutes les indigestions. Er. dan die pianiste van haar
kennis, die voor niets leeft dan voor haar instrument
en voor Mozart, die de zorg voor haar vier kinderen
eenvoudig overlaat aan haar man en nauwelijks dei
tijd vindt om nu en dan eens aan hem te vragen*.
Eh bienet comment vont vos enfants?
Zeker is het, dat Mad. Thénard niet alleen op de
Heeren die ziel, welke, door het ongeluk gew|jd,
gelijk zoovele andere, de wereld verlaten had.
Een oogenblik later, toen jle priester het teeken
des kruises over de doode maakte, kwam de meester
haastig binnen. Hij deed eenige schreden, en bleef
toen, als versteend staan Gabrio had zijne
gevoelloosheid afgeschud, en was toegesneld, zonder
hem te kunnen beletten om naderbij te komen. De
onde man bleef geen oogenblik in onzekerheid; hij
ruktu zich los uit de armen van zijn vriend, stootte
hom van zich af, en viel met een gil neder op het
lijk van zijn kind.
XXVIII.
LEVEN EN ARBEIDEN.
en 't verstand,
„Klimt, uit de trage stof, op naar 't begrip."
A. Mxffei.
Eeno diepe smart zoekt de eenzaamheid, en ver
smaadt eiken menschelijken troost; het is of men
het leven vergeet, on, ofschoon het ongeluk soms
vereenigt, toch verwijdert het soms de menschen van
elkander. Dat was ook het gevat met den vader van
Laodico. Nauwelijks verliet het arme kind haar aard-
schen kerker, of hij verliet zijn huis, en sloot de deur
vim de schoolde kleine jongens waren eerst verbaasd
en verschrikt door die nieuwigheid, en keken elkaar ver
wonderd aan; toen wierpen zij de a-b-c-boeken op een
hoop tegen den muur, en verspreidden zich over de
esplanade om te gaan spelen. Wordt vervolgd.)
eene daad, die, als eene zware schuld, op hare ziel
woog, en het begin was geweest van haar lang lijden.
Nu hoorde men slechts de zwakke 'ademhaling
van het meisje, haar doodstrijd had iets van het
langzame wegzinken van een schipbreukeling, die
alle hoop op redding langzamerhand ziet verdwijnen.
Zij viel vermoeid, als van den slaap overmand neder.
De oude man, verre van de waarheid te begrijpen,
en geloovende dat de slaap zijn kind eenige rust
zou geven, ging met wankelende schreden de kamer
uit, om te zien, of de dokter nog niet kwam.
„Wat is toch het leven en de dood?" zeide Ga
brio in zichzelven; en hij overdacht, alsof zij hem
nog een raadsel waren, de laatste woorden, die hij
kort te voren onder de dorre wijngaardranken, voor
dit huis der smart, van den abt gehoord had.
„O Gabrio, o mijn vriend!" zoo sprak de priester,
met onderdrukte stem, „wie heeft in eene ure gelijk
deze, in het aangezicht van den dood, van een zoo
groot geheim, geene behoefte om te gelooven? Wie
gevoelt dan de tegenwoordigheid niet van God?.
„Hij zweeg een oogenblik; toen vestigde hij een
ernstigen blik op zijnen vrienddeze stond dien blik
niet door, hij boog het hoofd op zijne borst.
„Daar, voor ons," hernam de abt, „ligt, bleek en
koud, dat onschuldige wezen, dat, in weinige jaren,
het einde van haar treurig bestaan bereikte. Niemand
heeft haar gekend, en toch leed en beminde zijzoo
veel als men hier beneden lijden en beminnen kan!
De natuur heeft haar stiefmoederlijk behandeld; maar
9
tooneelwereid thuis is, maar goed heeft rondgekeken
in de maatschappij om haar heen. Vandaar dat ook
la note sérieuse niet ontbrak, waar zij sprak over
de noodzakelijkheid, die zooveel vrouwen dwingt tot
studie om zich een bestaan te verwerven, hetgeen ten
gevolge heeft dat zij met de mannen gaan concur
reren op de arbeidsmarkt en dikwijls bedrogen uit
komen, zoodat zij zich ongelukkig gevoelen, toegerust
met kennis die zij niet kunnen gebruiken, gerukt uit
den stand waarin zij thuis behoorden, vrouwen zon
der vrouwenaard en vrouwengeluk, vergrijsd voor den
tijd en levensmoede als zij pas moesten beginnen te
leven. Als echte Parisienne deed de spreekster deze
tiiade vergezeld gaan van een saluut aan het Hol-
landsch publiek, qui ne craintpas d' entendre les choses
strieuses.
Aan aardige opmerkingen geen gebrek. Zoo de
hedendaagsche jongelingschap, die naar het bal gaat
niet om te dansen, maar om het hof te maken aan
het buffet en die zich het best amuseert waar de
fijnste gerechten te vinden zijn. Zoo over de vrou
welijke* intuitie, de Jlair der vrouwen, die maakt dat
z|j elkander dadelijk volkomen doorgronden, hetgeen
niet belet dat zij allerliefst met elkander omgaan,
quoiqu'elles se détestent cordialement.
Het ideaal van Mad. Thénard is, dat een vrouw
niet zij artiste, dichteres enz,, maar eene echte vrouw,
elle doit Ure soi-mbne en leuk voegt zy daaraan toe
et ce nest pas une petite chose que d'etre soi-méme.
Wij hopen met haar, dat spoedig de wensch van
Molière vervuld worde
Former aux bonnes moeurs 1'esprit de ses enfans.
Faire aller son ménageavoir Voeil sur ses gens
Et régler la dépense avec économie,
Doit Ure son étnde et sa philosophic.
Maar wat dan intusschen de meisjes, die geen for
tuin hebben en niet trouwen, moeten doen om echte
vrouwen te blijven en gelukkig te zijn, dat is ook
na de voordracht van gisterenavond eene open vraag
gebleven.
Doch genoeg. Wie meer van Mad. Thénard's
talent weten wil, geven w|j den raad haar zelf te gaan
hooren en wij férzekeren, dat niemand er berouw van
hebben zal.
Het programma bestond voorts uit een paar comé-
dies en een paar monologues, zeer verdienstelijk ge
speeld en ecnt Fransch, vermakelijk doch niet diep
zinnig. Het kwam ons voor, dat beide artisten, zoowel
de heer De Mey als Mad. Thénard zeer goed ge
disponeerd waren. De zaal was betrekkelijk goed
bezet; een honderdtal hoorders vormden het zeer
dankbare publiek.
Betreffende het b|j den Duitschen bondsraad
ingediende wetsontwerp betrekkelijk een niuuwo ge
subsidieerde stoomvaartlijn op Oost-Afrika wordt
nader gemeld, dat het doel is een geregelde vaart
te openen van Hamburg naar Oost-Afrika, tot
aan de Delagoabaai, of ook tot aan Kaap Natal.
De algemeene bepalingen zijn gelijk aan die
van de andere gesubsidieerde lijnen. De booten
zullen een snelheid hebben van 101/, knoopen.
Een Belgische of Nederlandsche en een Portugee-
sche haven zullen worden aangedaan.
In de memorie van toelichting wordt gewezen
op het belang, dat Duitschland bij Oost-Afrika
heeft; voorts op het toenemende gewicht der De
lagoabaai met het achterland Transvaal. Daar
vindt men Duitsch kapitaal en Duitsche ingenieurs,
en Duitschland mag, in het belang van z|jn handel
niet bij andere natiën in het land der Boeren
achterstaan.
Dank z|j de onhandigheid van den sociaal-demo-
cratischen afgevaardigde Bebel kwam er wat meer
leven in den Duitschen Rijksdag en zag mon
een begin van de stqging van den nationalen
thermometerer zal echter oeu vrij groote r|jzing
nöodig z|jn om deze bogrooting met haar al weder
aanmerkelijke uitbreiding der militaire uitgaven er
door te halen.
Nu de Fransche Kamer weldra weer bijeenkomt,
begint ook de financieele quaestie meer op den voor
grond te treden. Reeds is gemold, dat de heer
Rouvier voornemens is eon nieuwe leening te slui
ten, waarvan hot bedrag door sommigen zelfs op
1,000,000,000 francs wordt geschat, maar dit gerucht,
hetwelk ter Par|jsche beurze geen gunstigen indruk
maakte, werd spoedig door de regeering ontkend.
Een andere v^aag is echter, of er niet een nieuwe
leening zal wordon gesloten tot voortzetting van de
conversie. Dit plan wordt uitvoerig besproken door
do Justice. Het orgaan van den heer Glémenceau
verklaart zich ten stelligste tegen het sluiten van
nieuwe leeningen, tenzij deze dienen tot converteering
w8C 0U verraiI1(loring der staatsuitgaven.
Wat de vlottende schuld betreft, maak de Justice
n*e^ °ngerust. Het bedrag daarvan
18 ^"0,000,000 francs, dus nog minder dan een achtste
der geheele schuld en deze som acht het blad niet
te hoog.
Tot hen, ran wie gezegd wordt, dat zij met den
minister Koimer dergelijke financieele hervormingen
beramen, behoort ook de heer Lóón Say, de bekende
financier, die van den Senaat naar de Kamer ie over
gegaan. Ondanks de vijandschap der radicalen heeft
de heer Say nog de hoop niet opgegeven een meer
derheid voor zijn progfamma te vinden, want hij
meent dat wel 100 leden van de rechterzijde bereid
zullen worden gevonden zich bij de gematigde repu
blikeinen aan te sluiten.
Zeer groot is de kans op slagen voor den heer
Say niet, maar in elk geval is het zeker, dat de
gewezen senator een gewichtige rol zal vervullen bij
de beraadslagingen der nieuwe Kamer, welke zich
in de eerste plaats met een afdoende regeling der
financieele quaestie moet bezighouden.
Eergisteren zijn de Kamers in Spanje geopend.
Eene troonrede werd niet gehouden. Het besluit
ter bjjeenroeping werd eenvoudig voorgelezen,
De minister-president Sagasta verklaarde dat de
regeering deze zitting, die de laatste zal zijn vóór
de nieuwe verkiezingen, voornemens is zoolang te
doen duren, totdat dc bogrooting, het ontwerp tot
invoering van het algemeen stemrecht en eenige.
andere gewichtige voordrachten afgehandeld zullen
zijn, teuzq de oppositie opnieuw zich aau" het
stelsel vau obstructie vastklampt.
Het kwam reeds dadelijk tot eene schermutse
ling, daar de oppositie een voorstel indiende, waar
bij de Kamer verklaart de reeds voor eenige
maanden ingediende begrooting in behandeling te
willen nemen in plaats van de nieuwe, welke de
regeering heeft aangekondigd. Dat is dus een
ander stelsel vau obstructie.
Amsterdam, 29 October.
Dezer dagen heeft ónze stad een groot verlies
geleden door den dood van een barer oudste en
verdienstelijkste ingezetenen, den heer C. P. van
Eeghen. Deze Amsterdammer was nog een koop
man van het echte ras. Rjjk gezegend met hetgeen
men «aardsche goederen" pleegt te noemen, als
handelsman ondernemend, Imgreep hij dat hij zijn
fortuin allereerst ton bate van anderen moest aan
wenden, niet alleen voor het nut van de minder
bedeelden toonde hjj oog te hebben, door don bouw
van arbeiderswoningen met zjjn geld en zijn be
moeiingen te bovorderen of liefdadige instellingen
te steunenneen hij deed meer en werd de man,
aan wien onze hoofdstad eene publieke plaats van
ontspanning genoegen en gezondheidsbevordering
danken zoude stichter van ons Vondelpark met
medewerking van vrienden, die hjj voor zjjn denk
beeld wi^ te winnen, kocht hij de plek gronds aan,
die voor onze stad boe langer hoe meer waarde
gekregen heeft als de eenige publieke waudelplek
in haar midden, die schaduw biedt en versche lucht,
waar rijtuigen en wielrijders zich tusschen de voet
gangers kunneu mengen, waar des zomers, op
Vrijdagavonden de volksconcerten onze misdeelde
kleino burgerij het genot geven van een aangename
ontspanning, en waar des winters rijk en arm, jong
„en oud zich met schaatsen rijden kan komen ver
maken. Men moet in eene stad als de onze wonen,
die in haar onmiddellijke nabijheid zoo weinig
wandelgelegenhedon biedt, om te kunnen waardeeren
wat het Vondelpark al zoo voor het publiek botoekent.
En men doet dit nog meer, als men er bjj bedenkt,
dat wjj hier eigonljjk te doen hebber, met een
particulier eigendom, 't welk door vrijwillige bijdragen
en de renten van door grondverkoop verkregen
kapitaal wordt onderhouden en aldus als een ge
schenk van de meer gegoeden aan da gemeenschap
kan worden beschouwd. Jammer maar dat, blijkens
het jongste driejaarlijksch verslag, die bijdragen,
door afsterven of verhuizing zoo verminderen. En
wat ik al heel opmerkelijk gevonden heb, 'tis dat
er blijkens de lijst van bijdragen en giften
zoo heel veel namen daarop ontbreken en weer zeer
vale er op voorkomen met een bedrag waar voor ik
mij schamen zou. De rekening over dit jaar wijst
dan ook op oen tekort, en bet verslag gewaagt van
geldgebrek, waardoor hot 't Bestuur o. a. onmogelijk
is er een fontein op te richten en bij het standbeeld
van onzen Joost van den Vondel oen passende bank
te plaatsen. Als men dat leest, gaat men aan het
gevoel voor «ideale goederen» bij onze bevolking
twijfelen. Tooh, geloof ik, is hier meer onbekend
heid met den toestand dan wel weigering tot onder
steuning in het spel en ik houd mij overtuigd, dat
er werd er om gevraagd heel wat stadgeuooten
te vinden zouden zijn, die boreid blekon eene jaar-
ljjkscho gift te schenken.
Iets is er in het bedoelde verslag 'twelk zeker
de opmerking verdient. Hot bestuur gewaagt nl.
met ingenomenheid van het goed gevolg, waarmee
het versoek tot de wielrijders bekroond is, om het
voor de voetgangers zoo gevaarlijke wilde rijden
na te laten. Door uit eigen beweging dit verzoek
op te volgen, hebben onze jonge lieden niet alleen
het bestuur den onaangenamen plicht bespaard om
bet wieleren in het Park te verbieden, mSÜr ook
getoond dat zij, zonder dwang, weten te Klisteren
naar billijke redenen en zich zelf te bebeerschen
ter wille van het algemeen belang.
Deze opmerking van het bestuur van het Von
delpark doet mij denken aan de voortreffelijke
woorden, bij de jongste inlijving van nieuwe leden
van ons studentencorps, door den rector van dat
corps, den heer Koenen, tot de aanstaande leden
gericht.
Om de juiste beteekenis daarvan te doen be
grijpen, moet ik eerst nog even aanstippen, dat er
op dit oogenblik in onze studentenmaatschappij
nog eene verdeeldheid heerscht, die thans reeds
eenige jaren van duur is en geleid heeft tot het
stichten van een studentenbond tegenover het corps.
De leden van dien bond hebben de ontgroening
afgeschaft, heffen eene lagere contributie en trach
ten vooral het vereenigingsleven te bevorderen. Dit
nu is in ons corps juist niet sterkde leden be
zoeken meer de koffiehuizen en kneipen dan bun
eigen «soos» of «kroeg» zij gaan betrekkelijk wei
nig met elkander om en zijn vrij scherp gescheiden
naar de maatschappelijke standen en kringen. Juist
dit laatste heeft den bloei vau den algemeen demo
cratisch getinten Bond zeer bevorderd, en bij den,
strijd, die er tusschen Corps en Bond ontstaan is,
heeft een zekere «klassenhaat» zou ik willen
zeggen niet weinig tot verscherping „an het
antagonisme bijgedragen.
Terwijl nu onlangs in twee brochures beide par
tijen haar goed recht verdedigd en elkanders tekort
komingen breed uitgemeten hebben, heeft de heer
Koenen zich niet geschaamd, in zijn bedoelde rede
zelf zijn eigen vereeniging de les te lezen. Hij heeft
geprotesteerd tegen het overbrengen in de studenten
maatschappij van de klassen en standverschillen
daarbuiten en betoogd dat in de eerste slechts
karakter 011 bekwaamheid mogen gelden als maatstaf
ter beoordeeling van de waarde der leden. Maar
tevens hoeft .hij er nadruk opgelegd dat de student,
vooral tegenover de buitenwereld, zijn voornaamheid
als toekomstig geleerde moet bewaren door zijn
houding en gedrag, dat hij bet studentekooze niet
zoeken moot in hetgeen voor de rustige burgerij
eene ergernis is en allerminst zich moet willen
beroepen op studenten priveleges ten aanzien van
vrijstelling buiten de wet, in een tijd, waarin deze
niet meer kunnen worden geduld. De gulle, blijde
vroolijkheid, de jeugdige zin moeten behouden blijven,
maar de ernst en de echte waardigheid van den
student uiet minder.
Mij komt het voor, dat dit een kloek woord is
geweest op zijn pas. Dat dc student zooveel moge
lijk zich vrjj make van alle kleinzieligheid en
bekrompon burgerlijkheid, is waard van harte te
worden gewenscht. Maar hij zoeke die vrijheid
niet in de losbandigheid, noch in het verzaken van
waren ernst en degelijkheid, van de echte voornaam
heid die de hooger ontwikkelden kenmerken moet.
Zijn gedrag verge sympathie, boezeme geen antipathie
in. Dat een student en nog wel het hoofd der
studenten het waagt dit te zeggen en zijn toekom-
stigen medeleden tot leus mede te geven is, m. i.
een zeer te waardeeren en opmerkelijk teeken
des tijds.
't Is trouwens een rare tijd, dien we beleven.
De werkstakingen blijven in de lucht hangen. Ook
onze sjouwerlui laten zoo van tijd tot tijd van zich
hooren, doch gemis aan samenwerking is oorzaak,
dat er weinig van terecht komt. Maar ook de
politieke dreigen nog. Daar wordt onze goede en
vroede Eerste Kamer van alle zijden bestormd met
adressen om het werk van ons ministerie door de
verwerping der" schoolwet tot staking te brengen.
Ook van hieruit worden er verzonden. En ditmaal
zija het steile oud-liberalen waarmee, 't is om
van te ijzen I de socialisten een lqn trekken,
tegen de jong-liberalen en radicalen. De eersten zijn
tegen de wet, om de politiek, de socialisten omdat
zij h. i. het volksonderwijs wil verduren en dus
minder algemeen bereikbaar maken. De jong-
liberalen achten deels eene verwerping om politieke
reden noodlottig of gaan deels mee met de radicalen
die mennen dat het subsidiestelsel niet meer dan
billyk is en onder de gegeven omstandigheden dia
wet nog het ergste niet is. Het moeilijkst is, bij
dit alles, nu zeker de toestand dor radicalen. Dezen
staan tusschen twee vuren hun hiUijkheidssvsteem
en hun zorg voor de volksontwikkeling. Nu hebben
in eene openbare vergadering der kiesvereeniging
Amsterdam, gisteravond gehouden, de radicalen om
het eerste de aanneming der wet verdedigd. Maar
de talrijk opgekomen socialisten, die getrouw blijven
aan hnn zuiver volksbeginsel, zijn daartegen opge-