Buitenlandsch Overzicht. Brieven uit de Hoofdstad. KZTJl^STISriETJWS. Heden arond zou te Amsterdam de IJstroom, stoom schip, van Londen, van de Holl. Stoomb. Mij., gelost worden, doch ook daar heeft het wÉrkvolk (een 20 man) geweigerd voor het gewone loon van 20 ct. per uur te werken. Hun verzoek is op den weekdag 25 cent per uur te mogen verdienen, wat hun voor Zondags- en 'snachtswerk ook wordt uitbetaald. Het werk ont vangen zij van een werkbaas of scheepsaannemer aan wien het lossen en laden, tegen een vast bedrag, per ton is uitbesteed. Hij neemt het werkvolk aan en betaalt hen. Thans wordt de IJstroom gelost door de equipage en los werkvolk. Heden avond wordt naar alle waarschijnlijkheid de equipage ver vangen door werklieden van buitenaf, zoodat het stoomschip vermoedelijk weer op tijd vertrekken kan. De directie is niet bereid den werkaannemer in de gelegenheid te stellen het verzoek der werk- weigerden in te willigen. Gel|jk men weet is eene algemeene klacht, dat de loonen in enkele herbergen worden uitbetaald. Aan deze grief heeft de directie reeds eenige weken geleden een eind gemaakt. CHbld.J Eene vrouw heeft voor een der Londensche poli- tie-magistraten verklaringen afgelegd, volgens welke zij ter nauwernood aan de gruweldaden van den waren of een anderen „Jack the Ripper" ontsnapt is. Zij was in den laten avond van Vrijdag jl. in Oxford- street, toen zij door een man aangesproken en naar een der zijstraten gevoerd werd. Daar begon hij haar te mishandelen en haalde hij een mes voor den dag, waarmede hij haar dreigde te vermoorden. De vrouw schreeuwde. Zij werd op den grond geworpen, maar twee personen kwamen naderbij. Zoodra de man deze hoorde, wilde hij vluchten, doch hij werd achtervolgd en gegrepen. Hij slaagde er echter in zich wederom los te maken en verdween door een deur. De ver volgers klopten, doch werden niet binnengelaten. Hot huis is bekend bij twee of drie snorders en de twee personen, die den moordenaar vervolgden. Deze was zeer netjes gekleed. ï)e politie, waartoe de vrouw zich wendde, gaf haar den raad, zich bij den magistraat te vervoe gen, doch verzuimde iemand te zenden, die nadere inlichtingen kon verstrekken, zoodat het geval tot nader moest worden aangehouden. Men zal dus spoedig kunnen weten of men inderdaad aan een nieuw stuk van «Jack the Ripper" heeft te denken. Een vergeetachtig deurwachter van het spoorweg station te Mainz heeft onlangs, bij het vertrek van den laatsten avondtrein naar Frankfort, verzuimd, de passagiers te waarschuwen en de deuren van de wachtkamer te openen. De trein vertrok nu zonder de passagiers, die voor rekening van de spoorweg directie een nachtverblijf zochten. Dat het verzuim te Frankfort, onder de betrek kingen der vergeten reizigers, groote ongerustheid veroorzaakte, behoeft niet vermebjl te worden. De bevelhebber der Duitsche expeditie op Afrika's Oostkust, kapitein Wiszmann heeft, omtrent den dood van den arts. dr. Schmelzkopf, nog de volgende bijzonderheden uit Bagamoyo geschreven. De brief, gedateerd 22 Juli, is in de Coin. Ztg. opgenomen. Dr. Schmelzkopf, zoo leest men, is den 20en Juli j. 1. bij zijn pogingen om zijn kame raden bijstand te verleenen, verongelukt. Schmelzkopf bevond zich dien dag aan boord der Miinchen op weg van Bagamoyo naar Dar-es Sulaam. Hooge zee noodzaakte de kleine stoomboot op den avond van den 19den, in de nabijheid van een eiland, het anker te werpen. Ik zelf begaf mij met nog twee Europeeërs en eenige zwarte aan wal. Op den tocht daarheen zonk onze sloep, wij waadden door het water, het vaartuig met moeite achter ons aan slepend. De koude van den nacht was in doornatte kleederen, zonder eenige be schutting dubbel voelbaar en onder dit klimaat niet zonder gevaar voor de gezondheid. Daar wij bij onze landing ^rie geweren verloren hadden en er nog slechts één bézaten, terwijl het eiland door de bewoners der tegenoverliggende vijandelijke visschersdorpen veel bezocht werd, waren wij ge noodzaakt aes nachts te waken. Nadat de boot gekalfaat en weder vlot gemaakt was, voeren wij in het vroege morgenuur naar boord en bereikten het Jscliip, alhoewel de sloep andermaal onder ons wegzonk. De eerste woorden, welke de kapitein ons toeriep, waren: „Waar is dr. Schmelzkopf?" Ik vernam nu eerst, dat Schmelzkopf, die begrepen had in welken toestand wij verkoerden en bovendien meende, daar hij eenige schoten hoorde, dat wij met de inboorlingen in botsing waren gekomen, ons reeds des avonds te hulp wilde komen en wel zwem mende daar een tweede sloep niet voorhanden was. Toch gelukte het den kapitein hem van dit voor nemen terug te brengen. Reeds den volgenden morgen te vier uur maakte de geneesheer evenwel zijne toebereidselen en ondernam het groote waag stuk, een doos spijkers om de boot te repareeren, wat koffie, een flesch cognac en chinine medenemende. Een wateroppervlakte van 800 meter scheidde hem van den vasten wal, terwijl bovendien de branding het zwemmen Bemoeilijkte. Wij zeiven hadden op het eiland bij de nog heerschende schemering, hem niet bemerkt en de aan boord achtergeblevenen konden hem evenmin zien door de hooge zee. Toen hij werd vermist, liet de kapitein drie maal vuren en zagen wij, dat hij met heftige gebaren ons iets toe riep wat wij evenwel door de huilende branding niet konden verstyan. Tot acht uur werd nog naar den ongelukkige ge zocht, maar te vergeefs." Terwijl in bijna 'tgeheele Westland akkers en tuinen in gereedheid worden gebracht om in rustige rust den wintqr door te brengen, vraagt de tuinder onder Loosduinen alweer groeikracht van den bodera, om in het vroege voorjaar de markt van de eerste versche groenten te kunnen voorzien. Hier geen voorbereiding tot den winterslaap; hier lacht u thans reeds het jonge leven tegen en waar de zonnewarmte ontoereikend is, dit leven te wekken en te onder houden, daar komt de kunst te hulp door de teedere zaadjes en plantjes van een beschuttend bn koesterend dak te voorzien. Yan onder het glas lachen ons alweer frissche sla- en bloemkoolplantjes tegen, ter wijl de peen reeds uitgezaaid is en spoedig ook de eerste teedere spruitjes zal vertoonen. Veel zorg moet de tuinder aan de jonge planten besteden om ze zonder nadeel den winter door te brengen, en "van 't winterweer hangt voor de broeierij veol af, vooral wanneer het voorjaar aanstaande is. En zoo heeft de Loosduinsche groentuinder ook in deii winter geen rust, terwijl het vroege voorjaar hem reeds op post in haar ongeluk hoeft de Heer haar niet vergeten. Hij heeft haar het geloof gegeven, den zuiveren een- voudigen troost, die licht geeft in de duisternis, en elke traan, die op aarde gestort wordt, verandert in een balsem voor het hart, dat gelooft en lief heeft. Denkt gij dat, binnen weinige uren, als de geest, die dit gevoelige en vurige wezen bezielde, tot zijn oorsprong zal zijn teruggekeerd, meent gij, in waar heid, dat alles dan voorbij is? Dat, als voor altijd het oog gesloten is, waarin de hemel zich afspiegelde, ook haar denkende geest zal vernietigd zijn voor eeuwig? Neen, in de duistere stilte van den dood, ligt de ernstigste les voor het leven. Dat kunnen wij begrijpen! Na den dood, komt de oeuwigheid. De dood is eene scheiding, anders niets. Wij moeten dus, noch trotsch, noch zwak zijn, maar leeren om te lijden en te hopen! altijd liefhebben, voor en na de scheiding." De abt hield de hand van Gabrio vast in de zijne, en voelde, dat zij beefde; het treurige schouwspel, zoo vol nieuwe en geduchte geheimenissen, hield zijn geest gekluisterd; de gedachte aan de ongeluk kige, die op haar achttiende jaar stierf, vermengde zich onwillekeurig met de gedachte aan zijne Ca milla, en aan zijn zoon, dien hij zoo kort geleden, gevreesd had te zullen verliezen. Zwijgend beschouwde Gabrio de stervende. En de abt naderde het bed, boog zich over het meisje, en voelde een zachten ademtocht hare lippen ontsnappen. Toen zegende hij, in deA naam des vindt, om de bakken voor de productie geheel in. orde te maken; de vroege bloemkool, de zoogenaamde broeikool, blijft zoolang mogelijk onder 't glas en wordt daarvoor in rijen geplaatst langs de jonge peentjes, zoodat deze beide producten bij gunstig weer in 't voorjaar reeds vroeg aan de markt zijn. De overige bloemkoolplant wordt op den kouden grond uitgepoot en tegelijk met de staakboonen in gemengde cultuur goteeld, waarvoor eene zeer zware bemesting van den bodem noodzakelijk is, ongeveer in 8 maal zoo sterken graad als in het overige West- land. Daar bovendien de teelt onder 'tglas zeer dure paardenmest vraagt, is het heel duidelijk, dat de groentuinder tegen hooge prijzen moet verkoopen, zal er redelijke winst door hem behaald worden. Ieder weet echter ook, dat malsche peentjes, frissche bloemkool en versche bladgroente in 't vroege voor jaar weloens zeer duur betaald worden en dan de bron van inkomsten voor den teler dezer smakelijke en begeerde produkten rijkelijk kan vloeien. Delftsche Ct.) Aan het bestaande comité hebben wij weder een genotvollen avond te danken. Want het is een zeld zaam genot een geostigè' Parisienno in haar eigen taal een causerie te hooren houden en wel overeen onderwerp, dat onder elks bereik valt: de vrouw. Een verslag van dergelijke voordracht te geven ia niet doenlijk; de geestige inkleeding, de w|jze van zeggen, de van eigenaardige mimiek vergezelde ondeu gende en grappige opmerkingen en invallen zijn hoofdzaak. De vorm is alles, want het is te be grijpen, dat een gezellig praatje over de vrouw in haar verschillende typen, over haar opvoeding, haar maatschappelijken werkkring, haar karakter en al wat met de hedendaagsche vrouwenquaestie in verband staat, niet veel nieuw licht verspreidt en louter be kende zaken bevat. Doch alles wordt zoo vlug en sierlijk uitgedrukt, zoo pikant in aantrekkelijken vorm u voorgezet, dat ge weldra geheel raakt onder de beko ring en met uw geleidster medeglijat over het onder werp, het overziet zonder u er al te zeer in te verdiepen. Hoofdbreken wordt niet van u gevorderd als een bij fladdert ge met haar over het rijke veld en puurt honing uit de bloemen, die eene wijle uwe aandacht trekken. Toch gaat ge heen met den indruk, dat Mad. Thénard, behalve veel geest, ook veel gezond verstand en eene fijne opmerkingsgave heeft. Hoe amusant, zelfs in haar overdrijvingen, b. v. wanneer z|j spreekt over de hedendaagsche opvoeding der vrouw. Alles moet zij leeren: scheikunde, na tuurkunde, plantkunde, stamp maar in! En zij roept u hot beeld voor den geest van een kip die vetge mest wordt. Het voedsel wordt haar met den duim in den mond geduwd en slikken moet ze of ze wil of niet. Die arme meisjes! Avalez, avalez! roept de hedendaagsche vrouwenopvoeder en propt haar het geestelijk voedsel in de keel, zonder te vragen of de maag dat alles kan verduren, zoodat het slot is een wetenschappelijke indigestie qui ést la pirede toutes les indigestions. Er. dan die pianiste van haar kennis, die voor niets leeft dan voor haar instrument en voor Mozart, die de zorg voor haar vier kinderen eenvoudig overlaat aan haar man en nauwelijks dei tijd vindt om nu en dan eens aan hem te vragen*. Eh bienet comment vont vos enfants? Zeker is het, dat Mad. Thénard niet alleen op de Heeren die ziel, welke, door het ongeluk gew|jd, gelijk zoovele andere, de wereld verlaten had. Een oogenblik later, toen jle priester het teeken des kruises over de doode maakte, kwam de meester haastig binnen. Hij deed eenige schreden, en bleef toen, als versteend staan Gabrio had zijne gevoelloosheid afgeschud, en was toegesneld, zonder hem te kunnen beletten om naderbij te komen. De onde man bleef geen oogenblik in onzekerheid; hij ruktu zich los uit de armen van zijn vriend, stootte hom van zich af, en viel met een gil neder op het lijk van zijn kind. XXVIII. LEVEN EN ARBEIDEN. en 't verstand, „Klimt, uit de trage stof, op naar 't begrip." A. Mxffei. Eeno diepe smart zoekt de eenzaamheid, en ver smaadt eiken menschelijken troost; het is of men het leven vergeet, on, ofschoon het ongeluk soms vereenigt, toch verwijdert het soms de menschen van elkander. Dat was ook het gevat met den vader van Laodico. Nauwelijks verliet het arme kind haar aard- schen kerker, of hij verliet zijn huis, en sloot de deur vim de schoolde kleine jongens waren eerst verbaasd en verschrikt door die nieuwigheid, en keken elkaar ver wonderd aan; toen wierpen zij de a-b-c-boeken op een hoop tegen den muur, en verspreidden zich over de esplanade om te gaan spelen. Wordt vervolgd.) eene daad, die, als eene zware schuld, op hare ziel woog, en het begin was geweest van haar lang lijden. Nu hoorde men slechts de zwakke 'ademhaling van het meisje, haar doodstrijd had iets van het langzame wegzinken van een schipbreukeling, die alle hoop op redding langzamerhand ziet verdwijnen. Zij viel vermoeid, als van den slaap overmand neder. De oude man, verre van de waarheid te begrijpen, en geloovende dat de slaap zijn kind eenige rust zou geven, ging met wankelende schreden de kamer uit, om te zien, of de dokter nog niet kwam. „Wat is toch het leven en de dood?" zeide Ga brio in zichzelven; en hij overdacht, alsof zij hem nog een raadsel waren, de laatste woorden, die hij kort te voren onder de dorre wijngaardranken, voor dit huis der smart, van den abt gehoord had. „O Gabrio, o mijn vriend!" zoo sprak de priester, met onderdrukte stem, „wie heeft in eene ure gelijk deze, in het aangezicht van den dood, van een zoo groot geheim, geene behoefte om te gelooven? Wie gevoelt dan de tegenwoordigheid niet van God?. „Hij zweeg een oogenblik; toen vestigde hij een ernstigen blik op zijnen vrienddeze stond dien blik niet door, hij boog het hoofd op zijne borst. „Daar, voor ons," hernam de abt, „ligt, bleek en koud, dat onschuldige wezen, dat, in weinige jaren, het einde van haar treurig bestaan bereikte. Niemand heeft haar gekend, en toch leed en beminde zijzoo veel als men hier beneden lijden en beminnen kan! De natuur heeft haar stiefmoederlijk behandeld; maar 9 tooneelwereid thuis is, maar goed heeft rondgekeken in de maatschappij om haar heen. Vandaar dat ook la note sérieuse niet ontbrak, waar zij sprak over de noodzakelijkheid, die zooveel vrouwen dwingt tot studie om zich een bestaan te verwerven, hetgeen ten gevolge heeft dat zij met de mannen gaan concur reren op de arbeidsmarkt en dikwijls bedrogen uit komen, zoodat zij zich ongelukkig gevoelen, toegerust met kennis die zij niet kunnen gebruiken, gerukt uit den stand waarin zij thuis behoorden, vrouwen zon der vrouwenaard en vrouwengeluk, vergrijsd voor den tijd en levensmoede als zij pas moesten beginnen te leven. Als echte Parisienne deed de spreekster deze tiiade vergezeld gaan van een saluut aan het Hol- landsch publiek, qui ne craintpas d' entendre les choses strieuses. Aan aardige opmerkingen geen gebrek. Zoo de hedendaagsche jongelingschap, die naar het bal gaat niet om te dansen, maar om het hof te maken aan het buffet en die zich het best amuseert waar de fijnste gerechten te vinden zijn. Zoo over de vrou welijke* intuitie, de Jlair der vrouwen, die maakt dat z|j elkander dadelijk volkomen doorgronden, hetgeen niet belet dat zij allerliefst met elkander omgaan, quoiqu'elles se détestent cordialement. Het ideaal van Mad. Thénard is, dat een vrouw niet zij artiste, dichteres enz,, maar eene echte vrouw, elle doit Ure soi-mbne en leuk voegt zy daaraan toe et ce nest pas une petite chose que d'etre soi-méme. Wij hopen met haar, dat spoedig de wensch van Molière vervuld worde Former aux bonnes moeurs 1'esprit de ses enfans. Faire aller son ménageavoir Voeil sur ses gens Et régler la dépense avec économie, Doit Ure son étnde et sa philosophic. Maar wat dan intusschen de meisjes, die geen for tuin hebben en niet trouwen, moeten doen om echte vrouwen te blijven en gelukkig te zijn, dat is ook na de voordracht van gisterenavond eene open vraag gebleven. Doch genoeg. Wie meer van Mad. Thénard's talent weten wil, geven w|j den raad haar zelf te gaan hooren en wij férzekeren, dat niemand er berouw van hebben zal. Het programma bestond voorts uit een paar comé- dies en een paar monologues, zeer verdienstelijk ge speeld en ecnt Fransch, vermakelijk doch niet diep zinnig. Het kwam ons voor, dat beide artisten, zoowel de heer De Mey als Mad. Thénard zeer goed ge disponeerd waren. De zaal was betrekkelijk goed bezet; een honderdtal hoorders vormden het zeer dankbare publiek. Betreffende het b|j den Duitschen bondsraad ingediende wetsontwerp betrekkelijk een niuuwo ge subsidieerde stoomvaartlijn op Oost-Afrika wordt nader gemeld, dat het doel is een geregelde vaart te openen van Hamburg naar Oost-Afrika, tot aan de Delagoabaai, of ook tot aan Kaap Natal. De algemeene bepalingen zijn gelijk aan die van de andere gesubsidieerde lijnen. De booten zullen een snelheid hebben van 101/, knoopen. Een Belgische of Nederlandsche en een Portugee- sche haven zullen worden aangedaan. In de memorie van toelichting wordt gewezen op het belang, dat Duitschland bij Oost-Afrika heeft; voorts op het toenemende gewicht der De lagoabaai met het achterland Transvaal. Daar vindt men Duitsch kapitaal en Duitsche ingenieurs, en Duitschland mag, in het belang van z|jn handel niet bij andere natiën in het land der Boeren achterstaan. Dank z|j de onhandigheid van den sociaal-demo- cratischen afgevaardigde Bebel kwam er wat meer leven in den Duitschen Rijksdag en zag mon een begin van de stqging van den nationalen thermometerer zal echter oeu vrij groote r|jzing nöodig z|jn om deze bogrooting met haar al weder aanmerkelijke uitbreiding der militaire uitgaven er door te halen. Nu de Fransche Kamer weldra weer bijeenkomt, begint ook de financieele quaestie meer op den voor grond te treden. Reeds is gemold, dat de heer Rouvier voornemens is eon nieuwe leening te slui ten, waarvan hot bedrag door sommigen zelfs op 1,000,000,000 francs wordt geschat, maar dit gerucht, hetwelk ter Par|jsche beurze geen gunstigen indruk maakte, werd spoedig door de regeering ontkend. Een andere v^aag is echter, of er niet een nieuwe leening zal wordon gesloten tot voortzetting van de conversie. Dit plan wordt uitvoerig besproken door do Justice. Het orgaan van den heer Glémenceau verklaart zich ten stelligste tegen het sluiten van nieuwe leeningen, tenzij deze dienen tot converteering w8C 0U verraiI1(loring der staatsuitgaven. Wat de vlottende schuld betreft, maak de Justice n*e^ °ngerust. Het bedrag daarvan 18 ^"0,000,000 francs, dus nog minder dan een achtste der geheele schuld en deze som acht het blad niet te hoog. Tot hen, ran wie gezegd wordt, dat zij met den minister Koimer dergelijke financieele hervormingen beramen, behoort ook de heer Lóón Say, de bekende financier, die van den Senaat naar de Kamer ie over gegaan. Ondanks de vijandschap der radicalen heeft de heer Say nog de hoop niet opgegeven een meer derheid voor zijn progfamma te vinden, want hij meent dat wel 100 leden van de rechterzijde bereid zullen worden gevonden zich bij de gematigde repu blikeinen aan te sluiten. Zeer groot is de kans op slagen voor den heer Say niet, maar in elk geval is het zeker, dat de gewezen senator een gewichtige rol zal vervullen bij de beraadslagingen der nieuwe Kamer, welke zich in de eerste plaats met een afdoende regeling der financieele quaestie moet bezighouden. Eergisteren zijn de Kamers in Spanje geopend. Eene troonrede werd niet gehouden. Het besluit ter bjjeenroeping werd eenvoudig voorgelezen, De minister-president Sagasta verklaarde dat de regeering deze zitting, die de laatste zal zijn vóór de nieuwe verkiezingen, voornemens is zoolang te doen duren, totdat dc bogrooting, het ontwerp tot invoering van het algemeen stemrecht en eenige. andere gewichtige voordrachten afgehandeld zullen zijn, teuzq de oppositie opnieuw zich aau" het stelsel vau obstructie vastklampt. Het kwam reeds dadelijk tot eene schermutse ling, daar de oppositie een voorstel indiende, waar bij de Kamer verklaart de reeds voor eenige maanden ingediende begrooting in behandeling te willen nemen in plaats van de nieuwe, welke de regeering heeft aangekondigd. Dat is dus een ander stelsel vau obstructie. Amsterdam, 29 October. Dezer dagen heeft ónze stad een groot verlies geleden door den dood van een barer oudste en verdienstelijkste ingezetenen, den heer C. P. van Eeghen. Deze Amsterdammer was nog een koop man van het echte ras. Rjjk gezegend met hetgeen men «aardsche goederen" pleegt te noemen, als handelsman ondernemend, Imgreep hij dat hij zijn fortuin allereerst ton bate van anderen moest aan wenden, niet alleen voor het nut van de minder bedeelden toonde hjj oog te hebben, door don bouw van arbeiderswoningen met zjjn geld en zijn be moeiingen te bovorderen of liefdadige instellingen te steunenneen hij deed meer en werd de man, aan wien onze hoofdstad eene publieke plaats van ontspanning genoegen en gezondheidsbevordering danken zoude stichter van ons Vondelpark met medewerking van vrienden, die hjj voor zjjn denk beeld wi^ te winnen, kocht hij de plek gronds aan, die voor onze stad boe langer hoe meer waarde gekregen heeft als de eenige publieke waudelplek in haar midden, die schaduw biedt en versche lucht, waar rijtuigen en wielrijders zich tusschen de voet gangers kunneu mengen, waar des zomers, op Vrijdagavonden de volksconcerten onze misdeelde kleino burgerij het genot geven van een aangename ontspanning, en waar des winters rijk en arm, jong „en oud zich met schaatsen rijden kan komen ver maken. Men moet in eene stad als de onze wonen, die in haar onmiddellijke nabijheid zoo weinig wandelgelegenhedon biedt, om te kunnen waardeeren wat het Vondelpark al zoo voor het publiek botoekent. En men doet dit nog meer, als men er bjj bedenkt, dat wjj hier eigonljjk te doen hebber, met een particulier eigendom, 't welk door vrijwillige bijdragen en de renten van door grondverkoop verkregen kapitaal wordt onderhouden en aldus als een ge schenk van de meer gegoeden aan da gemeenschap kan worden beschouwd. Jammer maar dat, blijkens het jongste driejaarlijksch verslag, die bijdragen, door afsterven of verhuizing zoo verminderen. En wat ik al heel opmerkelijk gevonden heb, 'tis dat er blijkens de lijst van bijdragen en giften zoo heel veel namen daarop ontbreken en weer zeer vale er op voorkomen met een bedrag waar voor ik mij schamen zou. De rekening over dit jaar wijst dan ook op oen tekort, en bet verslag gewaagt van geldgebrek, waardoor hot 't Bestuur o. a. onmogelijk is er een fontein op te richten en bij het standbeeld van onzen Joost van den Vondel oen passende bank te plaatsen. Als men dat leest, gaat men aan het gevoel voor «ideale goederen» bij onze bevolking twijfelen. Tooh, geloof ik, is hier meer onbekend heid met den toestand dan wel weigering tot onder steuning in het spel en ik houd mij overtuigd, dat er werd er om gevraagd heel wat stadgeuooten te vinden zouden zijn, die boreid blekon eene jaar- ljjkscho gift te schenken. Iets is er in het bedoelde verslag 'twelk zeker de opmerking verdient. Hot bestuur gewaagt nl. met ingenomenheid van het goed gevolg, waarmee het versoek tot de wielrijders bekroond is, om het voor de voetgangers zoo gevaarlijke wilde rijden na te laten. Door uit eigen beweging dit verzoek op te volgen, hebben onze jonge lieden niet alleen het bestuur den onaangenamen plicht bespaard om bet wieleren in het Park te verbieden, mSÜr ook getoond dat zij, zonder dwang, weten te Klisteren naar billijke redenen en zich zelf te bebeerschen ter wille van het algemeen belang. Deze opmerking van het bestuur van het Von delpark doet mij denken aan de voortreffelijke woorden, bij de jongste inlijving van nieuwe leden van ons studentencorps, door den rector van dat corps, den heer Koenen, tot de aanstaande leden gericht. Om de juiste beteekenis daarvan te doen be grijpen, moet ik eerst nog even aanstippen, dat er op dit oogenblik in onze studentenmaatschappij nog eene verdeeldheid heerscht, die thans reeds eenige jaren van duur is en geleid heeft tot het stichten van een studentenbond tegenover het corps. De leden van dien bond hebben de ontgroening afgeschaft, heffen eene lagere contributie en trach ten vooral het vereenigingsleven te bevorderen. Dit nu is in ons corps juist niet sterkde leden be zoeken meer de koffiehuizen en kneipen dan bun eigen «soos» of «kroeg» zij gaan betrekkelijk wei nig met elkander om en zijn vrij scherp gescheiden naar de maatschappelijke standen en kringen. Juist dit laatste heeft den bloei vau den algemeen demo cratisch getinten Bond zeer bevorderd, en bij den, strijd, die er tusschen Corps en Bond ontstaan is, heeft een zekere «klassenhaat» zou ik willen zeggen niet weinig tot verscherping „an het antagonisme bijgedragen. Terwijl nu onlangs in twee brochures beide par tijen haar goed recht verdedigd en elkanders tekort komingen breed uitgemeten hebben, heeft de heer Koenen zich niet geschaamd, in zijn bedoelde rede zelf zijn eigen vereeniging de les te lezen. Hij heeft geprotesteerd tegen het overbrengen in de studenten maatschappij van de klassen en standverschillen daarbuiten en betoogd dat in de eerste slechts karakter 011 bekwaamheid mogen gelden als maatstaf ter beoordeeling van de waarde der leden. Maar tevens hoeft .hij er nadruk opgelegd dat de student, vooral tegenover de buitenwereld, zijn voornaamheid als toekomstig geleerde moet bewaren door zijn houding en gedrag, dat hij bet studentekooze niet zoeken moot in hetgeen voor de rustige burgerij eene ergernis is en allerminst zich moet willen beroepen op studenten priveleges ten aanzien van vrijstelling buiten de wet, in een tijd, waarin deze niet meer kunnen worden geduld. De gulle, blijde vroolijkheid, de jeugdige zin moeten behouden blijven, maar de ernst en de echte waardigheid van den student uiet minder. Mij komt het voor, dat dit een kloek woord is geweest op zijn pas. Dat dc student zooveel moge lijk zich vrjj make van alle kleinzieligheid en bekrompon burgerlijkheid, is waard van harte te worden gewenscht. Maar hij zoeke die vrijheid niet in de losbandigheid, noch in het verzaken van waren ernst en degelijkheid, van de echte voornaam heid die de hooger ontwikkelden kenmerken moet. Zijn gedrag verge sympathie, boezeme geen antipathie in. Dat een student en nog wel het hoofd der studenten het waagt dit te zeggen en zijn toekom- stigen medeleden tot leus mede te geven is, m. i. een zeer te waardeeren en opmerkelijk teeken des tijds. 't Is trouwens een rare tijd, dien we beleven. De werkstakingen blijven in de lucht hangen. Ook onze sjouwerlui laten zoo van tijd tot tijd van zich hooren, doch gemis aan samenwerking is oorzaak, dat er weinig van terecht komt. Maar ook de politieke dreigen nog. Daar wordt onze goede en vroede Eerste Kamer van alle zijden bestormd met adressen om het werk van ons ministerie door de verwerping der" schoolwet tot staking te brengen. Ook van hieruit worden er verzonden. En ditmaal zija het steile oud-liberalen waarmee, 't is om van te ijzen I de socialisten een lqn trekken, tegen de jong-liberalen en radicalen. De eersten zijn tegen de wet, om de politiek, de socialisten omdat zij h. i. het volksonderwijs wil verduren en dus minder algemeen bereikbaar maken. De jong- liberalen achten deels eene verwerping om politieke reden noodlottig of gaan deels mee met de radicalen die mennen dat het subsidiestelsel niet meer dan billyk is en onder de gegeven omstandigheden dia wet nog het ergste niet is. Het moeilijkst is, bij dit alles, nu zeker de toestand dor radicalen. Dezen staan tusschen twee vuren hun hiUijkheidssvsteem en hun zorg voor de volksontwikkeling. Nu hebben in eene openbare vergadering der kiesvereeniging Amsterdam, gisteravond gehouden, de radicalen om het eerste de aanneming der wet verdedigd. Maar de talrijk opgekomen socialisten, die getrouw blijven aan hnn zuiver volksbeginsel, zijn daartegen opge-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2