Bultenlandsch Overzicht.
d en laten maar wij achten het niet geheel overbodig
aan te stippen, dat art. 17 der wet op het hooger
onderwijs slechts vordert, dat de gemeenteraad vóór
de benoeming, eene «aanbevelingslijst van benoem
baren ontvangt, door curatoren, na verhoor van den
inspecteur, wiens advies aan dén gemeenteraad wordt
overgelegd, opgemaakt". Daaruit volgt, dat de Raad
niet alleen het recht heeft een ander dan no. 1 der
aanbevolenen te benoemen, maar dat zijne keuze zelfs
mag vallen op iemand, die door curatoren de eer
niet is waard gekeurd om op de aanbevelingslijst te
worden geplaatst (1). Voorts werd zooals gezegd
is nog door een der verdedigers van 's Rfin. be
slissing beweerd, dat curatoren slechts één candidaat
zouden hebben aanbevolen, indien zij niet door de
wet gebonden waren om meer dan één persoon op
de //voordracht" te plaatsen. Deze laatste meening
zouden wy niet onderschrijven. Het is waar dat de
wet spreekt van benoembare, maar waar zij het
getal der aan te bevelen candidaten geheel aan het
goedvinden van curatoren overliet, raag worden aan
genomen, dat deze kunnen volstaan met slechts één
aan te bevelen, indien er niet meer zijn die hun
aanbevelenswaard voorkomen. Wij zouden meenon dat
de bedoeling van de wet hierdoor veel beter tot haar
recht komt dan door in de tweede plaats iemand
aan te bevelen dien men niet geschikt acht.
En wat nu aaugaat de beslissing van den Mi
nister, wenschen wij vooraf in herinnering te bren
gen, dat in 1876, bij de vaststelling der wet op
het hooger onderwijs, diens goedkeuring op de
benoeming van leeraren aan gesubsidieerde gymnasia
niet was voorgeschreven. Toen echter een paar
jaren later de noodzakelijkheid was gebleken om den
ontwerper van het leerplan voor de gymnasia los
te make* van de «al te knellende banden" welke
de wet hem in dit opzicht aanlegde, w erd dezelfde
gelegenheid te baat genomen en aan art. 17 der
wet als tweede lid te doen toevoegen de bepaling,
dat «de benoemingen bij scholen, welke door het
Rijk worden gesubsidieerd, de goedkeuring behoeven
van den Min. van Binnenl. Zaken". Het voorstel
tot deze aanvulling werd door den Minister
Kappeyne verdedigd met de opmerking, dat
bij snelle uitvoering de^ wet da aanvrage naar
goede docenten plotseling groot dreigde te zullen
worden, en dat dus op verstandige keuze veel zou
aankomen. Hij noemde het eene ernstige fout,
indien aan dfe Regoering, tot scherp toezicht ver
plicht, alle invloed op die keuze werd geweigerd,
zelfs daar waar het Rijk een aanzienlijk deel in de
kosten draagt, eene fout, die huiverig zou moeten
maken om sommige inrichtingen, welke men on
gaarne zou zien te niet gaan, te helpen in stand
houden.
Blijkens het V. V. van de afdeelingen der Tweede
Kamer toonden //verscheidene leden" zich niet inge
nomen met deze wijziging, «waardoor alweder op de
autonomie der gemeentebesturen inbreuk wordt ge-
(1) Blijkens het bericht in de N. R. Ct. werd door een
der raadsleden ook gewezen op het advies van den inspecteur,
dat eene sterke voorkeur ademde voor No. 1. Onze mcening
over de beteekenis van het verhoor van dien ambtenaar bij
de benoeming van leeraren voor het middelbaar onderwijs
gaven wij te kennen in het 2e hoofdart. van ons No. 1814.
De wetten op het middelbaar en het hooger onderwijs ver
schillen op dit punt alleen in zoover, dat de eerstgenoemde
wet zelfs de overlegging van 's inspecteurs advies aan den
gemeenteraad niet voorschrijft.
gaat weer voor den Penningja, dat weten we....
maar kunnen zij nu op 't kasteel, niet beter besteden,
wat zij overhouden? Maar de man was een
heethoofd, de roodste en vurigste democraat van de
geheele streek.
Het weder optreden van deze geheime, en daarom
juist gevaarlijke macht is voldoende, om te doen zien,
waarom de hoop van Camilla zoo spoedig verijdeld
werd, en eene nieuwe en onoverkomelijker slagboom,
tusschen moeder en dochter werd opgericht. Deze
had geen moed, om nog eene poging te wagen.
De oude marchese, die, na de treurige verande
ringen in zijne familie, alles langzamerhand weer in
orde had zien komen, die bemerkte, dat onder het
nieuwe gouvernement nergens die onrechtvaardigheid
of goddeloosheid heerschto, waarvan de dagbladen
zijner vrouw vol waren, had hoop gekoesterd om
zijne dagen vreedzaam bij zijne kinderen te eindigen;
hij gevoelde diepe smart over die plotselinge omkee
ring. Dien huiselijken oorlog moede, welke reeds
zoo lang geduurd had, en waarin hy steeds het on
derspit had moeten delven, verviel de grijsaard weer
in zijne sombere afgetrokkenheid, en was meest in
de vertrekken, welke hij in den laatsten tijd steeds
had bewoond. Door zijne treurige herinneringen ge
kweld, kwijnde hij den ganschen zomer in eenzaam
heid, terwijl niemand zijner huisgenooten merkte dat
hy ziek was. Als men hem naar zijne gezondheid
vroeg, dan schudde hij het hoofd, en zeide met een
half treurigen, half spottenden glimlach. Erger dan
maakt." Men wees op de gesubsidieerde hoogero
burgerscholen en op het toen juist voorgedragen
wetsontwerp op het lager onderwys om te do6n uit
komen, dat het hier geen tot dusver algemeen gevolgd
beginsel gold. Het ging niet aan, meende men, hoewel
het maar al te 'dikwijls gebeurde, dat het centraal
gezag de grondwettelijke autonomie der gemeente
besturen als 't ware op- of afkocht. In het Rijks-
toezicht op de keuzen door het advies van den in
specteur en in de omstaudigheid, dat niemand gekozen
kan worden die het radicaal mist, zag men voldoende
waarborgen voor geschikte keuzen en, waar in den
aanvang ten gevolge van gebrek aan personeel, evenals
bij de eerste oprichting dor hoogere burgerscholen,
minder goede keuzen onvermijdelijk zouden blijken,
betwijfelde men of de goedkeuring der Regeering
daarin verbetering zou kunnen brengen.
Door «andere ledon" werd de zaak niet zoo be
denkelijk geacht en werd o. a. het afzien van het
vragen van subsidie aan de hand gedaan als een
middel een duur middel voorwaarvoor de
gemeentebesturen om hunne vrijheid te behouden.
De Minister toonde zich in zijn antwoord van
het maken van inbreuk op de autonomie der ge
meentebesturen «ten hoogste afkeerig" maar daar
van kon, meende hij, «hier in ernst niet de rede
zijn". Wanneer de gemeenteraad benoemt, en de
Min. slechts goedkeurt, staat niet het gemeente
bestuur onder voogdij, maar «is het meest doel
treffend raiddol gegeven om te voorkomen dat de
hand gelicht worde met de wettelijke voorwaarden van
benoembaarheid. (1) Liever dan de Min. in de
noodzakelijkheid te brengen, het subsidie in te trek
ken of te verminderen, stelle men hem in do ge
legenheid om op het gepaste oogenblik zijne bezwaren
in te brengen. Bat een Min. eene op zich zelf goede
benoemingwillekeurig zou weigerenis in ons land
en met onze zeden eene niet zeer aannemelijke veronder
stelling.(1)
Het schijnt dat door deze, dan ook tamelijk onom
wonden, verklaringen de tegenstanders voldoende
waren gerustgesteld; althans by de openbare behan
deling werd niet op de'zaak teruggekomen en ook
in de Eerste Kamer werden tegen de voorgestelde
aanvulling geene bezwaren ingebracht.
De vraag is nu, of in de Goudsche benoemings-
quaestie de Min. verder is gegaan dan de ontwerper
van het voorschrift van de 2de alinea van art. 17
der wet op het hooger onderwys bedoelde. Doch
het is juist deze vraag, de vraag of de benoeming
van no. 2 der aanbevolenen //eene op zich zelf goede
benoemingwas, welke voor iemand, die buiten de
quaestie staat, moeilijk, zoo niet onmogelijk, is te
beantwoorden. Dat ook no. 2 aan «de wettelijke
voorwaarden van benoembaarheid" voldeed, mag wor
den aangenomen. Dit gedeelte van het boven aan
gehaald betoog van minister Kappeyne schijnt ons
dan ook het zwakst. Om te voorkomen, dat met
die voorwaarden de hand gelicht werd, wa9 de aan
vulling van art. 17 niet noodigdaarvoor toch doet
art. 153 der gemeentewet nog altijd het middel aan
do hand. Maar de geschiedenis der aanvulling toont,
naar het ons voorkomt, genoegzaam aandat de Re
geering zich daarmede slechts de bevoegdheid wilde
zien toegekond om in de uiterste noodzakelijkheid
van haar recht van «veto" gebruik te maken. Wij
(1) De corsiveering ie van ons.
[Red. Gemeente-item).
oud kan men niet worden, en ik, die mijn weg bijna
heb afgelegd, ik merk nu dat die al te lang is goweest.
Tegen het einde van den herfst, kwam ook het
einde van zijn leven. Op zekeren morgen kreeg
Camilla een dringenden brief van het kasteel; hij
was geschreven door den pastoor van het dorp, die
haar meldde, dat haar vader gevaarlijk ziek was, en
haar wenschte te zien, om haar zijn laatsten zegen
te geven. Zij verloor geen oogenblik, bracht haar
kind bij Paolina, en ging alleen op reis. Dienzelfden
avond kwam zij op het kasteel aan, snelde naar haars
vaders bed, en kuste weenend zijne koude hand. De
oude man herkende haar, vestigde zijne oogen strak op
haar,trachtte te spreken en haren naam, met een anderen
vereenigd te stamelen, maar, te midden van deze poging
sloten zijne oogen zich voor altijd. Buiten haar en
den pastoor, was niemand tegenwoordig. De marchesa
was, op aandringen van den dokter, een oogenblik
te voren naar eene andere kamer gegaan, om een
weinig uit te rusten. En Galeazzo, de laatste erf
genaam van dien ouden naam, was reeds driejaren,
ver van daar, in de woeste bosschen en rotskloven
van Abbruzzo, en nam deel aan don geheimzinnigen
en roemloozen oorlog tegen de roovers.
XXIX.
NOG EENMAAL ITALIË.
En heilig en beweend zij 't bloed
«Voor 't vaderland gestort." Foscolo.
Weder was een jaar voorbij gegaan. De jaren gaan
gelooven niet te veel te beweren, indien we als onze
opinie uitsprekon, dat in het vertrouwen op een
«bescheiden" gebruik de «verscheidene loden" van
het V. V. zich niet verder tegen de bepaling hebben
verzet. Of in dit geval nu die «uitersto noodzake
lijkheid" bestond, valt voor ons niot uit te maken.
Het bericht in de N. R. C. vermeldt niet de gron
den van 's Min. weigeringzeer waarschijnlijk om
de afdoende reden dat die niet zijn opgegeven.
Dit toch meenen wij hieruit te mogen afleiden, dat
een der leden in overweging gaf, den Minister
naar -de redenon zijner beslissing te vragen. Wèl
heeft de beslissing den schijn maar, wij
erkennen, ook niet meer dan den schijn dat de
wensch van den Min, om de betrekking te combi
neeren met die van leeraar aan de Rijks hoogere
burgerschool, op de weigering niet geheel zonder
invloed zal- zijn geweest. Hoe dit zij, het ware te
wenschen dat is de wetgever niet geneigd de
verplichting om benoemingsbesluiten als deze aan
hoogere goedkeuring te onderwerpen, te laten ver
vallen het voorschrift aangevuld wierd met eene
soortgelijke bepaling als in art. 46 van de wet op
het 1. o. thans is vastgesteld. Indien de goedkeuring
der benoeming niet kon worden onthouden dan bij
een met redenen omkleed besluit, zou reeds een niet te
versmaden waarborg zijn gegeven voor de steeds meer
en meer op prijs gestelde zelfstandigheid der plaat
selijke besturen, die het valt niet te ontkennen
door het voorgevallene met de benoeming te
Gouda weder een knak heeft gekregen.
Toen de «arme bedelaars" te 's Hage Zaterdag uit
hun woning aan het lloogezand waren.gezet, werden
in de woning nog geheele pakken nieuwe onder-en
bovenkleederen en in een trekpot, onder vuil en
schimmel, nog een vrij belangrijke som gelds ge
vonden. Alles bleek afkomstig van weldadigen, die
aan de oudjes een vaste bedeeling gaven, men zegt
zelfs van 5 in de week. Maar de menschen leef
den, gelijk ze zelfs verklaarden, «van één guides
in de week".
Gisteren kon men hen, goed in de kleeren, het
vrouwtje netjes gekapt en het half idiote ventje.in een
warmen chambre-oloack, in de vroeger door. hen
bewoonde buurt zien rondgaan om, onder geleide
van een politiedienaar, bij verschillende winkeliers en
bij den huisheer de schulden te betalen, die ze
hadden gemaakt. De lieden zyn thans behoorlyk
geherbergd.
De begrooting der gemeente Zevenhuizen voor
het jaar 1890 is door den Raad in ontvang en
uitgaaf vastgesteld op 15392.91».
In de gisteren, onder leiding van prof. Quack ge
houden buitengewone vergadering van aandeelhouders
in de Maatsch. tot expl. van Staatsspoorwegen'werd
de ontworpen overeenkomst met den staat behandeld.
Volgens dq toelichting zijn de voordeelen daarvan:
een flinker net, grooter vrijheid van beweging, en
het vestigen van arbeidsverdeeling met den concurrent,
voorts wat de balans betreft, een evenredige gelde
lijke belooning van den arbeid der Mij.
Verschillende vragen welden door den Voorzitter
aan den heer Secretaris-Generaal van het Mi
nisterie van Binnenland8che Zaken beantwoord.
Diens denkbeeld, «spiksplinternieuw" zoo 't heette
snel, gelijk de dooden in die fantastisch© Duiteche
legende. Toen Gabrio van zijne reis terugkwam,
omhelsde hij blijde zijn zoon, die verheugd was over
zijne terugkomst, en Camilla, die, in zwaren rouw
gekleed, nog treurde over haar verlies. In dien
tusschentijd waren de politieke gebeurtenissen zoo
belangrijk geweest, dat elke andere, vroolijke of treu
rige gebeurtenis, elko persoonlijke zorg, alle huiselijke
vreugde of droefheid, moest achterstaan voor het
gevaar, dat het vaderland dreigde.
Het jaar 1866, waarin ons eenvoudig verhaal ein
digt, zal merkwaardig blijven, in de geschiedenis van
Europa en van de wereld.
Pruisen gaf teekenen van een nieuw en krachtig
leven, en stelde pogingen in het werk, om het ver
brokkelde en verdeelde Duischland tot ééne krachtige
natie te hervormen. De feiten, die over het lot der
volkeren beslissen, hebben verborgen oorzaken, waar
van de sluier slechts bij toeval opgelicht wordt.
wie zal dat durven doen?
Kort geleden was de overeenkomst van September
1865 tusschen Italië en Frankrijk gesloten, waarbij
Victor Emanuel, na afstand gedaan te hebben van
den ouden zetel zijner vaderen, er in toestemde, om
Florence te maken tot den zetel van zijn bestuur,
on Napoleon de belofte teekende van het kleine
aantal fransche soldaten, die Rome nog bewaakten»
terug te roepen.
{Wordt vervolgd.)
om> liever dan elke overeenkomst, hoe goed ook
de handen ineen te slaan met de Holl. IJzeren Spoor
wegmaatschappij, opdat de associatie beiden ten goede
zou komen, werd terstond door den voorzitter onaan
nemelijk geacht, omdat dit idee zou uitloopen op
staatsexploitatie, die juist door (1© Maatschappij tot
exploitatie van staatsspoorwegen niet wordt gewild.
De vergadering keurde bij acclamatie de ontwerp
overeenkomst met den Staat goed.
Gelijk reeds met een enkel woord is gemeld, heeft
in het noorden wan Engeland en in Schotland Vrij
dag een hevige storm gewoed. To Glasgow stortte
daardoor de weverij in van de hoeren Terapleton,
welke in aanbouw was, met dit gevolg, dat de puin
hopen neervielen op een aangrenzende werkplaats,
waarin 150 vrouwen aan den arbeid waren.
De meeste metselaars, die aan het gebouw
werkten, waren juist naar huis gegaan, toen de
muren bezweken, maar de werksters konden zich
alleen niet meer redden. Do brandweer was spoe
dig ter plaatse en ruimde het puin op, terwijl het
geheele terrein electriseh werd verlicht. Zoo gelukte
het nog eenigen der werksters levend te voorschijn
to brengen. Velen .echter waren or reeds in geslaagd
bij het eerste alarm buiten het gebouw te komen,
maar toch waren er nog minstens vijftig, die dqor
de invallende muren waren bedolven. Ondanks de
spoedig verleende hulp zijn deze vijftig vrouwen
bijna allen omgekomen.
Natuurlijk Verspreidde de tijding van het onge-
Kik groote onsteltenis in de geheele stad. Een
talrijke menigte verzamelde zich tersfond in do
nabijheid der fabriek, maar de politif zorgde, dat
de nieuwsgierigen op behoorlijken afstand werden
gehouden. Wat eigenlijk de oorzaak is van heton-
W geluk, is nog niet uitgemaakt. Er woei een vrij
hevige storm, maar men beweert dat het ongeluk
niet zou geschied zijn, indien de noodige voorzorgs
maatregelen, welke noodig zijn bij het oprichten van
groote gebouwen, behoorlijk in acht waren genomen.
Ook wordt het ongeluk toegeschreven aan de zwakke
fondamenten, doch, wat de oorzaak ook zijn moge,
weer zijn daardoor vijftig menschenlevens verloren
gegaan. Volgens de laatste berichten zijn reeds 20
lijken gevonden, maar or bestaat niet de minste hoop,
dat de overige werksters, die nog vermist worden,
levend uit de puinhoopeu zullen worden te voorschijn
gebracht.
De potloodenfabrikant Lothar baron v. Faber, te
Stoin, bij Neurenberg, heeft sinds verscheidene jaren
op zijne landgoederen proeven laten nemen met het
aanplanten van roode ceders (Juniperus Virginiana).
Het fijne en kostbare hout van die hoornen wordt
voor potlooden gebruikt. Do proeven zyn zeer goed
geslaagd. «De cederen van Faber" beslaan eene
oppervlakte van 5 hektaren en groeien goed. Waar
schijnlijk zal men ook elders deze uit Florida en
Alabama afkomstige ceders, die geen anderen grond
behoeven dan dennen en sparren, wel inheemsch
maken.
Onder de takken van «sport", welke in Engeland
bloeien, neemt de wielryderssport zeker niet do laatste
plaats in. De beoefening van het vélocipèderijden
is om zoo te zeggon algemeen en vele dochteren
Albion's zyn haar wiel evengoed meester als de beste
«sports'men".
Dat men dus ook in het leger e©ne ruime toe
passing van dit vaardige transportmiddel zooveel
mogelijk bevordert, ligt voor de hand. Men streeft
er naar om op zoo oorspronkelijk en tevens zoo
nuttig on practisch raogelijto wijze te velde van
het rijwiel voordeel te trekkem»
In vele regimenten zijn sectiën wielryders opge-
rioht, die na korte oefening als de beste cavaleristen
manoeuvreeren. Men heeft 15 tot 20 vélocipèdisten
vereenigd, wier rywielen aan elkander bevestigd
kunnen worden en die zoodoende een «Vielrad"
vormen. Op deze wyze kunnen verbazend groote
afstanden worden afgelegd. Het achterste wiel is
bestemd voor het medevoeren van een licht kastje,
waario bagage en levensmiddelen geborgen worden.
Elk vélocipèdist kan desverlangd ook afzonderlyk
optreden.
Zulke eene sectie wielryders heeft by de laatste
manoeuvres uitnomonde diensten bewezen, en het is
gebleken, dat ze achter de rywielen zóó goed gedekt
is als ze stolling heeft gekozen, dat cavalerie-attaques
nimmer konden gelukken.
Kwam het al eens een enkele maal voor, dat
een als «éclaireur" uitgezonden vélocipèdist moeilijk
en doorsneden terrein véor zich kreeg, dit leverde
geen bezwaar, omdat de machines zoo lioht zyn, dat
zo gemakkelijk op sleeptouw kunnen genomen worden.
Afstanden van 100 K.M. werden in betrekkelyk
korten tijd zonder uenigo inspanning door patrouilles
of onkole verkennende onderoflioieron afgelegd, en
wat vooral veel waarde had, in den reo-el brachten
zo dan gewichtige tijdingen van 's vijands zijde mede-
Bij een der hier bedoelde manoeuvres was onder
steld, dat een sectie wielrijders den terugtocht moest
dekken van een detachement, dat door eene andere
partij vervolgd werd. De vervolger beschikte even
eens over eene sectie vélocipèdisten, welke natuurlijk
de voorhoede uitmaakte.
De achterhoede van den vervolgde had tot taak
den aanvaller op te houden, om het te beschermen
detachement de gelegenheid te verschaffen een voor
sprong te krijgen en zoo den terugtocht te doen
slagen. Daartoe werd door deze sectie op een gunstig
gelegen punt telkens stelling achter de rijwielen
genomen en van daar uit een welgericht vuur op
den aanvaller gezonden.
Deze kwam daardoor in de noodzakelijkheid zijn
stalen ros te verlaten, om te trachten zijn tegen
stander met kogel en bajonet uit zijne bijna onneem
bare positie te verdrijven.
Een gezelschap jongelieden bevond zich dezer da
gen in een koffiehuis te Parijs, toen een van hen,
een architect, op do gedachte kwam, de buffetjuf
frouw in een hypnotischen slaap te brengen. Niemand
geloofde dat de proefneming gelukken zou, doch tot
aller verbazing was de jonge vrouw weldra in een
diepen slaap zoodat haar te wekken,vruchteloos bleek.
ledereen in het café trachtte de schoone slaapster
te doen ontwaken. Sommigen besproeiden haar het
gelaat, andereu trokken haar aan de armen, maar
allen vergeefs. Ten laatste deed de waard politie
agenten halen en dezen brachten de slapende naar
eene apothekerswinkel in de buurt, waar men haar
op allerlei wijzen trachtte bij te brengen.
Eindelijk, na twee uren keerde tot groote verade
ming van den «hypnotiseur" en zijn gezelschap het
leven terug. Reeds wilde men zich vol vreugde
verwijderen, toen de politie tusschen beide kwam en
hen allen tot hun niet geringe ontsteltenis naar den
dichtst bijzijaden hulppost bracht.
Nadat de zaak daar zoo goed en zoo kwaad als
't ging, was opgehelderd, werd het gezelschap weder
op vrije voeten gesteld.
Sempermrens schrijtt over de Japansche Andoorn.
(Stachys tuberifera):
«Dat dit nieuwe knolgewas hier te lande eene goede
toekomst heeft, daaraan valt niet meer te twijfelen,
want het komt thans reeds voor op do menu vau het
«Restaurant Riche" te Amsterdam eu daar weet men
wat smullen is, zoodat dit gerecht weldra toegang
zal verkrijgen tot ieders tafel
«De teelt daarvan blijft dus onzen tuinlieden en
warmoeziers ten zeerste aanbevolen, te meer, omdat
de cultuur van dit gewas zeer weinig moeite noch
zorg vereischt en de opbrengst er van buitengewoon
groot is.
«Het is eene smakelijke groente, die zeer gemak
kelijk is schoon te maken, want de knollefjes moe
ten eenvoudig afgewasschen worden en zijn binnen
weinige minuten gaar gekookt. De smaak komt over
een met dien vau achorseneeren, maar toch is hij
fijner en zachter. Men kan ze den geheelen winter
door eten, want deze knolletjes bevriezen niet en
kunnen iu den open grond overblijven of in den kel
der in vochtig zand bewaard worden.
«Onzen geachten mede-redacteur den heer H. Witte,
te Leiden, komt de eer toe en het zal hem thans zeker
tot gTOote voldoening verstrekken, dat hij in No. 1
van den jaargang 1888 van Sempermrens de eerste
was, die op deze nieuwe moesgroente hier te lande
de aandacht vestigde en de eerste knolletjes daarvan
gratis verspreidde."
Een jongman uit Australië ging uaar Texas en
werd daar cowboy. Hij gewendde zich spoedig aan
de ruwe manieren, welke met deze betrekking samen
gaan, en was weldra de wildste onder de wilden.
Op zekeren dag reed hij over eene prairie in ge
zelschap van een vreemdeling. Hij reed iets vooruit
eu zag den vreemdeling in diens heupzak naar iets
grijpen; fluks had hij zyn revolver aangelegd eu
de vreemdeling viel morsdood van zijn paard. De
cowboy ging eens kijken in hoever zijn vermoeden,
dat de vreemdeling hem dooden wilde juist kon ge
weest zyn, en hy vond diens hand geklemd om een
flesch whiskey. «Arme duivel!" riep hij uit -—
«daar heb ik hem doodgeschoten, zonder dat hij
het verdiende en hy was nog wel een gentleman, die
mij een slok whiskey wilde aanbieden. Enfin, zijn
laatste wensch zal geëerbiedigd worden," en daarop
dronk de cowboy de flosch whiskey leeg.
Uit den studententijd van vorst Bismarck. Aan de
onlangs verschenen briefwisseling van John Lotbrop
Motley ontleenen wy nog het volgende omtrent
de studenten-duellen, die plaats hadden toen Bis
marck te Göttingen lid van het corps der Hano-
vereanen was. Hy schryft aan zyn ouders
«Duellen mogen in de stad niet gehouden worden,
waarom is een logement «Zum Kaiser" vlak voor de
poort, het beroemde rendez-vous. Zij vinden ge
woonlijk plaats tusschen leden van verschillende
«Landsmannschaften" («Landsmannschaft" beteekent
club of vereeniging vau studenten, die uit dezelfde
streek of provincie afkomstig zijn), waarvan er bijna
zoovele bestaan als er verschillende 9taten in Duitsch-
land zijn. De voornaamste zijn de «Hanoveraner"
de Lüneburger de Bremenser de Westfalen.
Behalve de «Landsmannschaften" bestaat er ook een
vereeniging der «Burschenschafter", die in werke
lijkheid uit het schuim der Hoogeschool bestaat.
De wapenen tot den aanval en de verdediging wor
den den duellanten door hunne respectieve «Lands
mannschaften" geleverd. Deze wapenen bestaan uit
eeh rapier, een soort sabel van vier voet lengte, met
stompe punt, maar zeer scherpe kling en bovendien
uit een pak van gevoerd leer, om het lichaam te be
schermen; alleen de borst en het gezicht blijven on
bedekt. De laatste maal, dat ik invden Kaiser"
was, werden er in derf loop van den dag zestien
duels gehouden en was ik er hij tien tegenwoordig.
Over het geheel is het oen dwaas gebruik, dat slechts
in Duitscbland mogelijk is. Het is toch geen klei
nigheid, te duelleeren, zij het dan ook dat er zelden
het leven bij verloren of een ernstige wond ontvan
gen wordt. Möar het gezicht wordt dikwijls op
een barbaarsche wijze toegetakeld en inderdaad
is het bijna onmogelijk, een student te vinden,
die niet minstens een of twee litteekeas in het
g^icht heeft. Bij een van de duels, waarby ik
onlangs tegenwoordig was, kreeg een der duel
lanten een niet zeer diepe wond in de borst,
maar de andere kreeg een houw, waardoor zijn
gezicht van het oog tot aan den mond openge
spleten werd en die waarschijnlijk voor de rest
van zijn leven de schoonheid van zijn gelaat niet
bepaald verhoogen zal. Het was een «Landsmann-
schaftsduel", want de Hanoveranen en de Bremen-
sers, de Lüneburgers en de Westfalen zijn «los"
d. w. z. dat iedere Lüneburger met een Westfaal
moet vechten, evenals iedere Hannoveraan met
een Bremenser, totdat ieder lid van elke «Lands
mannschaft" gevochten heeft. Deze vier «Lands
mannschaften" bestaan uit ongeveer tachtig a honderd
leden. Dientengevolge moeten er nu zoo vele
duellen tegelijkertijd gehouden worden. Bovendien
heeft één Westfaal alle Lüneburgers uitgedaagd,
welke uitdaging is aangenomen en eveneens één
Lüneburger alle Westfalen. Zooals gij dus ziet, zijn
hier twee mannen, die ieder binnen een bepaalden
tijd, vijfentwintig maal moeten duelleeren. De
Lüneburger, die alle Westfalen heeft uitgedaagd,
geniet een zekere beroemdheid wegens het groot
aantal malen, dat hij geduelleerd heeft. Hij heeft
reeds vijfentwintig duels gehad en is bij ongeveer
tweehonderd secondant geweestnu staan er hem
nog twintig te wachten. Bovendien heeft hij,
gisteren een student, die zijn «Landsmannschaft"
beleedigd heeft, uitgedaagd op het pistool, op tien
pas, totdat een van beiden gewond is. Bovendien is
de uitgedaagde student door elk der leden van de
beleedigde „Landraannschaft," op een „Gang" op
het rapier uitgedaagd. Deze uitdrukking beteekent
een duel, dat zoolang voortgezet wordt, totdat een
der partijen valt of niet in staat is, het gevecht
voort te zetten. Deze duels ontstaan op alle moge
lijke wyzen; een der meest gewone is die, welke
door Dwight wordt aangegevenin de goot stooten
of gestooten worden. De meest gewone en minst
beleedigende beschimping is ,.Dumme Junge"
zij vereischt een duel met twaaf «Gangen". Een
"Gang" kan ik niet nauwkeurig beschrijvenhij
bestaat uit een zeker aantal uitvallen en parades.
Elke partij heeft zijn secondant naast zich staan,
die het rapier in de hoogte slaat, zoodra er een
wond ontvangen is. Dan treedt de dokter op,
onderzoekt de woud, en blijkt zij een „Anschisz"
lang en diep te zyn, wordt het diA verder
uitgesteld. Wees maar niet bang, dat ilMnet een
misvormd gezicht naar huis zal terugkeeren, wagt
een vreemdeling wordt zelden of nooit beleeoiga
en wanneer dat gebeurt, heeft hy de keus der
wapenen, in welk geval ik pistool of buks zou
kiezendq Jj^Üifitóhers hebben echter een afkeer
van kruitr &fjtóöp,in zullen dan liever huone ver-
ontschuldig^É^^^ttën en zich terugtrekken. Of
schoon he^^tó^pfcld een zeer verkeerd gebruik
is, moet ik ?fS«?bekennen, dat die .jduels ook hun
nut hebben. Vele studenten bijvoorbeeld zyn be
paald dolende ridders en wanneer zij hooren, dat
een dame beleedigd weid het is toch niets on-
gewoons, dat een Duitscli student, om zijn onafhan
kelijkheid te toonen, een dame van de kleine steentjes
loopt zoeken zy den beleediger op, noemen hem
een «dumme Junge" en twaalf «Gange" met het
rapier zijn daarvan het onvermijdelijk govolg.
Heden hervat de Duitsche Rijksdag den arbeid.
Aan de orde komen dan de algemeene beschou-