Bultenlandsch Overzicht. d en laten maar wij achten het niet geheel overbodig aan te stippen, dat art. 17 der wet op het hooger onderwijs slechts vordert, dat de gemeenteraad vóór de benoeming, eene «aanbevelingslijst van benoem baren ontvangt, door curatoren, na verhoor van den inspecteur, wiens advies aan dén gemeenteraad wordt overgelegd, opgemaakt". Daaruit volgt, dat de Raad niet alleen het recht heeft een ander dan no. 1 der aanbevolenen te benoemen, maar dat zijne keuze zelfs mag vallen op iemand, die door curatoren de eer niet is waard gekeurd om op de aanbevelingslijst te worden geplaatst (1). Voorts werd zooals gezegd is nog door een der verdedigers van 's Rfin. be slissing beweerd, dat curatoren slechts één candidaat zouden hebben aanbevolen, indien zij niet door de wet gebonden waren om meer dan één persoon op de //voordracht" te plaatsen. Deze laatste meening zouden wy niet onderschrijven. Het is waar dat de wet spreekt van benoembare, maar waar zij het getal der aan te bevelen candidaten geheel aan het goedvinden van curatoren overliet, raag worden aan genomen, dat deze kunnen volstaan met slechts één aan te bevelen, indien er niet meer zijn die hun aanbevelenswaard voorkomen. Wij zouden meenon dat de bedoeling van de wet hierdoor veel beter tot haar recht komt dan door in de tweede plaats iemand aan te bevelen dien men niet geschikt acht. En wat nu aaugaat de beslissing van den Mi nister, wenschen wij vooraf in herinnering te bren gen, dat in 1876, bij de vaststelling der wet op het hooger onderwijs, diens goedkeuring op de benoeming van leeraren aan gesubsidieerde gymnasia niet was voorgeschreven. Toen echter een paar jaren later de noodzakelijkheid was gebleken om den ontwerper van het leerplan voor de gymnasia los te make* van de «al te knellende banden" welke de wet hem in dit opzicht aanlegde, w erd dezelfde gelegenheid te baat genomen en aan art. 17 der wet als tweede lid te doen toevoegen de bepaling, dat «de benoemingen bij scholen, welke door het Rijk worden gesubsidieerd, de goedkeuring behoeven van den Min. van Binnenl. Zaken". Het voorstel tot deze aanvulling werd door den Minister Kappeyne verdedigd met de opmerking, dat bij snelle uitvoering de^ wet da aanvrage naar goede docenten plotseling groot dreigde te zullen worden, en dat dus op verstandige keuze veel zou aankomen. Hij noemde het eene ernstige fout, indien aan dfe Regoering, tot scherp toezicht ver plicht, alle invloed op die keuze werd geweigerd, zelfs daar waar het Rijk een aanzienlijk deel in de kosten draagt, eene fout, die huiverig zou moeten maken om sommige inrichtingen, welke men on gaarne zou zien te niet gaan, te helpen in stand houden. Blijkens het V. V. van de afdeelingen der Tweede Kamer toonden //verscheidene leden" zich niet inge nomen met deze wijziging, «waardoor alweder op de autonomie der gemeentebesturen inbreuk wordt ge- (1) Blijkens het bericht in de N. R. Ct. werd door een der raadsleden ook gewezen op het advies van den inspecteur, dat eene sterke voorkeur ademde voor No. 1. Onze mcening over de beteekenis van het verhoor van dien ambtenaar bij de benoeming van leeraren voor het middelbaar onderwijs gaven wij te kennen in het 2e hoofdart. van ons No. 1814. De wetten op het middelbaar en het hooger onderwijs ver schillen op dit punt alleen in zoover, dat de eerstgenoemde wet zelfs de overlegging van 's inspecteurs advies aan den gemeenteraad niet voorschrijft. gaat weer voor den Penningja, dat weten we.... maar kunnen zij nu op 't kasteel, niet beter besteden, wat zij overhouden? Maar de man was een heethoofd, de roodste en vurigste democraat van de geheele streek. Het weder optreden van deze geheime, en daarom juist gevaarlijke macht is voldoende, om te doen zien, waarom de hoop van Camilla zoo spoedig verijdeld werd, en eene nieuwe en onoverkomelijker slagboom, tusschen moeder en dochter werd opgericht. Deze had geen moed, om nog eene poging te wagen. De oude marchese, die, na de treurige verande ringen in zijne familie, alles langzamerhand weer in orde had zien komen, die bemerkte, dat onder het nieuwe gouvernement nergens die onrechtvaardigheid of goddeloosheid heerschto, waarvan de dagbladen zijner vrouw vol waren, had hoop gekoesterd om zijne dagen vreedzaam bij zijne kinderen te eindigen; hij gevoelde diepe smart over die plotselinge omkee ring. Dien huiselijken oorlog moede, welke reeds zoo lang geduurd had, en waarin hy steeds het on derspit had moeten delven, verviel de grijsaard weer in zijne sombere afgetrokkenheid, en was meest in de vertrekken, welke hij in den laatsten tijd steeds had bewoond. Door zijne treurige herinneringen ge kweld, kwijnde hij den ganschen zomer in eenzaam heid, terwijl niemand zijner huisgenooten merkte dat hy ziek was. Als men hem naar zijne gezondheid vroeg, dan schudde hij het hoofd, en zeide met een half treurigen, half spottenden glimlach. Erger dan maakt." Men wees op de gesubsidieerde hoogero burgerscholen en op het toen juist voorgedragen wetsontwerp op het lager onderwys om te do6n uit komen, dat het hier geen tot dusver algemeen gevolgd beginsel gold. Het ging niet aan, meende men, hoewel het maar al te 'dikwijls gebeurde, dat het centraal gezag de grondwettelijke autonomie der gemeente besturen als 't ware op- of afkocht. In het Rijks- toezicht op de keuzen door het advies van den in specteur en in de omstaudigheid, dat niemand gekozen kan worden die het radicaal mist, zag men voldoende waarborgen voor geschikte keuzen en, waar in den aanvang ten gevolge van gebrek aan personeel, evenals bij de eerste oprichting dor hoogere burgerscholen, minder goede keuzen onvermijdelijk zouden blijken, betwijfelde men of de goedkeuring der Regeering daarin verbetering zou kunnen brengen. Door «andere ledon" werd de zaak niet zoo be denkelijk geacht en werd o. a. het afzien van het vragen van subsidie aan de hand gedaan als een middel een duur middel voorwaarvoor de gemeentebesturen om hunne vrijheid te behouden. De Minister toonde zich in zijn antwoord van het maken van inbreuk op de autonomie der ge meentebesturen «ten hoogste afkeerig" maar daar van kon, meende hij, «hier in ernst niet de rede zijn". Wanneer de gemeenteraad benoemt, en de Min. slechts goedkeurt, staat niet het gemeente bestuur onder voogdij, maar «is het meest doel treffend raiddol gegeven om te voorkomen dat de hand gelicht worde met de wettelijke voorwaarden van benoembaarheid. (1) Liever dan de Min. in de noodzakelijkheid te brengen, het subsidie in te trek ken of te verminderen, stelle men hem in do ge legenheid om op het gepaste oogenblik zijne bezwaren in te brengen. Bat een Min. eene op zich zelf goede benoemingwillekeurig zou weigerenis in ons land en met onze zeden eene niet zeer aannemelijke veronder stelling.(1) Het schijnt dat door deze, dan ook tamelijk onom wonden, verklaringen de tegenstanders voldoende waren gerustgesteld; althans by de openbare behan deling werd niet op de'zaak teruggekomen en ook in de Eerste Kamer werden tegen de voorgestelde aanvulling geene bezwaren ingebracht. De vraag is nu, of in de Goudsche benoemings- quaestie de Min. verder is gegaan dan de ontwerper van het voorschrift van de 2de alinea van art. 17 der wet op het hooger onderwys bedoelde. Doch het is juist deze vraag, de vraag of de benoeming van no. 2 der aanbevolenen //eene op zich zelf goede benoemingwas, welke voor iemand, die buiten de quaestie staat, moeilijk, zoo niet onmogelijk, is te beantwoorden. Dat ook no. 2 aan «de wettelijke voorwaarden van benoembaarheid" voldeed, mag wor den aangenomen. Dit gedeelte van het boven aan gehaald betoog van minister Kappeyne schijnt ons dan ook het zwakst. Om te voorkomen, dat met die voorwaarden de hand gelicht werd, wa9 de aan vulling van art. 17 niet noodigdaarvoor toch doet art. 153 der gemeentewet nog altijd het middel aan do hand. Maar de geschiedenis der aanvulling toont, naar het ons voorkomt, genoegzaam aandat de Re geering zich daarmede slechts de bevoegdheid wilde zien toegekond om in de uiterste noodzakelijkheid van haar recht van «veto" gebruik te maken. Wij (1) De corsiveering ie van ons. [Red. Gemeente-item). oud kan men niet worden, en ik, die mijn weg bijna heb afgelegd, ik merk nu dat die al te lang is goweest. Tegen het einde van den herfst, kwam ook het einde van zijn leven. Op zekeren morgen kreeg Camilla een dringenden brief van het kasteel; hij was geschreven door den pastoor van het dorp, die haar meldde, dat haar vader gevaarlijk ziek was, en haar wenschte te zien, om haar zijn laatsten zegen te geven. Zij verloor geen oogenblik, bracht haar kind bij Paolina, en ging alleen op reis. Dienzelfden avond kwam zij op het kasteel aan, snelde naar haars vaders bed, en kuste weenend zijne koude hand. De oude man herkende haar, vestigde zijne oogen strak op haar,trachtte te spreken en haren naam, met een anderen vereenigd te stamelen, maar, te midden van deze poging sloten zijne oogen zich voor altijd. Buiten haar en den pastoor, was niemand tegenwoordig. De marchesa was, op aandringen van den dokter, een oogenblik te voren naar eene andere kamer gegaan, om een weinig uit te rusten. En Galeazzo, de laatste erf genaam van dien ouden naam, was reeds driejaren, ver van daar, in de woeste bosschen en rotskloven van Abbruzzo, en nam deel aan don geheimzinnigen en roemloozen oorlog tegen de roovers. XXIX. NOG EENMAAL ITALIË. En heilig en beweend zij 't bloed «Voor 't vaderland gestort." Foscolo. Weder was een jaar voorbij gegaan. De jaren gaan gelooven niet te veel te beweren, indien we als onze opinie uitsprekon, dat in het vertrouwen op een «bescheiden" gebruik de «verscheidene loden" van het V. V. zich niet verder tegen de bepaling hebben verzet. Of in dit geval nu die «uitersto noodzake lijkheid" bestond, valt voor ons niot uit te maken. Het bericht in de N. R. C. vermeldt niet de gron den van 's Min. weigeringzeer waarschijnlijk om de afdoende reden dat die niet zijn opgegeven. Dit toch meenen wij hieruit te mogen afleiden, dat een der leden in overweging gaf, den Minister naar -de redenon zijner beslissing te vragen. Wèl heeft de beslissing den schijn maar, wij erkennen, ook niet meer dan den schijn dat de wensch van den Min, om de betrekking te combi neeren met die van leeraar aan de Rijks hoogere burgerschool, op de weigering niet geheel zonder invloed zal- zijn geweest. Hoe dit zij, het ware te wenschen dat is de wetgever niet geneigd de verplichting om benoemingsbesluiten als deze aan hoogere goedkeuring te onderwerpen, te laten ver vallen het voorschrift aangevuld wierd met eene soortgelijke bepaling als in art. 46 van de wet op het 1. o. thans is vastgesteld. Indien de goedkeuring der benoeming niet kon worden onthouden dan bij een met redenen omkleed besluit, zou reeds een niet te versmaden waarborg zijn gegeven voor de steeds meer en meer op prijs gestelde zelfstandigheid der plaat selijke besturen, die het valt niet te ontkennen door het voorgevallene met de benoeming te Gouda weder een knak heeft gekregen. Toen de «arme bedelaars" te 's Hage Zaterdag uit hun woning aan het lloogezand waren.gezet, werden in de woning nog geheele pakken nieuwe onder-en bovenkleederen en in een trekpot, onder vuil en schimmel, nog een vrij belangrijke som gelds ge vonden. Alles bleek afkomstig van weldadigen, die aan de oudjes een vaste bedeeling gaven, men zegt zelfs van 5 in de week. Maar de menschen leef den, gelijk ze zelfs verklaarden, «van één guides in de week". Gisteren kon men hen, goed in de kleeren, het vrouwtje netjes gekapt en het half idiote ventje.in een warmen chambre-oloack, in de vroeger door. hen bewoonde buurt zien rondgaan om, onder geleide van een politiedienaar, bij verschillende winkeliers en bij den huisheer de schulden te betalen, die ze hadden gemaakt. De lieden zyn thans behoorlyk geherbergd. De begrooting der gemeente Zevenhuizen voor het jaar 1890 is door den Raad in ontvang en uitgaaf vastgesteld op 15392.91». In de gisteren, onder leiding van prof. Quack ge houden buitengewone vergadering van aandeelhouders in de Maatsch. tot expl. van Staatsspoorwegen'werd de ontworpen overeenkomst met den staat behandeld. Volgens dq toelichting zijn de voordeelen daarvan: een flinker net, grooter vrijheid van beweging, en het vestigen van arbeidsverdeeling met den concurrent, voorts wat de balans betreft, een evenredige gelde lijke belooning van den arbeid der Mij. Verschillende vragen welden door den Voorzitter aan den heer Secretaris-Generaal van het Mi nisterie van Binnenland8che Zaken beantwoord. Diens denkbeeld, «spiksplinternieuw" zoo 't heette snel, gelijk de dooden in die fantastisch© Duiteche legende. Toen Gabrio van zijne reis terugkwam, omhelsde hij blijde zijn zoon, die verheugd was over zijne terugkomst, en Camilla, die, in zwaren rouw gekleed, nog treurde over haar verlies. In dien tusschentijd waren de politieke gebeurtenissen zoo belangrijk geweest, dat elke andere, vroolijke of treu rige gebeurtenis, elko persoonlijke zorg, alle huiselijke vreugde of droefheid, moest achterstaan voor het gevaar, dat het vaderland dreigde. Het jaar 1866, waarin ons eenvoudig verhaal ein digt, zal merkwaardig blijven, in de geschiedenis van Europa en van de wereld. Pruisen gaf teekenen van een nieuw en krachtig leven, en stelde pogingen in het werk, om het ver brokkelde en verdeelde Duischland tot ééne krachtige natie te hervormen. De feiten, die over het lot der volkeren beslissen, hebben verborgen oorzaken, waar van de sluier slechts bij toeval opgelicht wordt. wie zal dat durven doen? Kort geleden was de overeenkomst van September 1865 tusschen Italië en Frankrijk gesloten, waarbij Victor Emanuel, na afstand gedaan te hebben van den ouden zetel zijner vaderen, er in toestemde, om Florence te maken tot den zetel van zijn bestuur, on Napoleon de belofte teekende van het kleine aantal fransche soldaten, die Rome nog bewaakten» terug te roepen. {Wordt vervolgd.) om> liever dan elke overeenkomst, hoe goed ook de handen ineen te slaan met de Holl. IJzeren Spoor wegmaatschappij, opdat de associatie beiden ten goede zou komen, werd terstond door den voorzitter onaan nemelijk geacht, omdat dit idee zou uitloopen op staatsexploitatie, die juist door (1© Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen niet wordt gewild. De vergadering keurde bij acclamatie de ontwerp overeenkomst met den Staat goed. Gelijk reeds met een enkel woord is gemeld, heeft in het noorden wan Engeland en in Schotland Vrij dag een hevige storm gewoed. To Glasgow stortte daardoor de weverij in van de hoeren Terapleton, welke in aanbouw was, met dit gevolg, dat de puin hopen neervielen op een aangrenzende werkplaats, waarin 150 vrouwen aan den arbeid waren. De meeste metselaars, die aan het gebouw werkten, waren juist naar huis gegaan, toen de muren bezweken, maar de werksters konden zich alleen niet meer redden. Do brandweer was spoe dig ter plaatse en ruimde het puin op, terwijl het geheele terrein electriseh werd verlicht. Zoo gelukte het nog eenigen der werksters levend te voorschijn to brengen. Velen .echter waren or reeds in geslaagd bij het eerste alarm buiten het gebouw te komen, maar toch waren er nog minstens vijftig, die dqor de invallende muren waren bedolven. Ondanks de spoedig verleende hulp zijn deze vijftig vrouwen bijna allen omgekomen. Natuurlijk Verspreidde de tijding van het onge- Kik groote onsteltenis in de geheele stad. Een talrijke menigte verzamelde zich tersfond in do nabijheid der fabriek, maar de politif zorgde, dat de nieuwsgierigen op behoorlijken afstand werden gehouden. Wat eigenlijk de oorzaak is van heton- W geluk, is nog niet uitgemaakt. Er woei een vrij hevige storm, maar men beweert dat het ongeluk niet zou geschied zijn, indien de noodige voorzorgs maatregelen, welke noodig zijn bij het oprichten van groote gebouwen, behoorlijk in acht waren genomen. Ook wordt het ongeluk toegeschreven aan de zwakke fondamenten, doch, wat de oorzaak ook zijn moge, weer zijn daardoor vijftig menschenlevens verloren gegaan. Volgens de laatste berichten zijn reeds 20 lijken gevonden, maar or bestaat niet de minste hoop, dat de overige werksters, die nog vermist worden, levend uit de puinhoopeu zullen worden te voorschijn gebracht. De potloodenfabrikant Lothar baron v. Faber, te Stoin, bij Neurenberg, heeft sinds verscheidene jaren op zijne landgoederen proeven laten nemen met het aanplanten van roode ceders (Juniperus Virginiana). Het fijne en kostbare hout van die hoornen wordt voor potlooden gebruikt. Do proeven zyn zeer goed geslaagd. «De cederen van Faber" beslaan eene oppervlakte van 5 hektaren en groeien goed. Waar schijnlijk zal men ook elders deze uit Florida en Alabama afkomstige ceders, die geen anderen grond behoeven dan dennen en sparren, wel inheemsch maken. Onder de takken van «sport", welke in Engeland bloeien, neemt de wielryderssport zeker niet do laatste plaats in. De beoefening van het vélocipèderijden is om zoo te zeggon algemeen en vele dochteren Albion's zyn haar wiel evengoed meester als de beste «sports'men". Dat men dus ook in het leger e©ne ruime toe passing van dit vaardige transportmiddel zooveel mogelijk bevordert, ligt voor de hand. Men streeft er naar om op zoo oorspronkelijk en tevens zoo nuttig on practisch raogelijto wijze te velde van het rijwiel voordeel te trekkem» In vele regimenten zijn sectiën wielryders opge- rioht, die na korte oefening als de beste cavaleristen manoeuvreeren. Men heeft 15 tot 20 vélocipèdisten vereenigd, wier rywielen aan elkander bevestigd kunnen worden en die zoodoende een «Vielrad" vormen. Op deze wyze kunnen verbazend groote afstanden worden afgelegd. Het achterste wiel is bestemd voor het medevoeren van een licht kastje, waario bagage en levensmiddelen geborgen worden. Elk vélocipèdist kan desverlangd ook afzonderlyk optreden. Zulke eene sectie wielryders heeft by de laatste manoeuvres uitnomonde diensten bewezen, en het is gebleken, dat ze achter de rywielen zóó goed gedekt is als ze stolling heeft gekozen, dat cavalerie-attaques nimmer konden gelukken. Kwam het al eens een enkele maal voor, dat een als «éclaireur" uitgezonden vélocipèdist moeilijk en doorsneden terrein véor zich kreeg, dit leverde geen bezwaar, omdat de machines zoo lioht zyn, dat zo gemakkelijk op sleeptouw kunnen genomen worden. Afstanden van 100 K.M. werden in betrekkelyk korten tijd zonder uenigo inspanning door patrouilles of onkole verkennende onderoflioieron afgelegd, en wat vooral veel waarde had, in den reo-el brachten zo dan gewichtige tijdingen van 's vijands zijde mede- Bij een der hier bedoelde manoeuvres was onder steld, dat een sectie wielrijders den terugtocht moest dekken van een detachement, dat door eene andere partij vervolgd werd. De vervolger beschikte even eens over eene sectie vélocipèdisten, welke natuurlijk de voorhoede uitmaakte. De achterhoede van den vervolgde had tot taak den aanvaller op te houden, om het te beschermen detachement de gelegenheid te verschaffen een voor sprong te krijgen en zoo den terugtocht te doen slagen. Daartoe werd door deze sectie op een gunstig gelegen punt telkens stelling achter de rijwielen genomen en van daar uit een welgericht vuur op den aanvaller gezonden. Deze kwam daardoor in de noodzakelijkheid zijn stalen ros te verlaten, om te trachten zijn tegen stander met kogel en bajonet uit zijne bijna onneem bare positie te verdrijven. Een gezelschap jongelieden bevond zich dezer da gen in een koffiehuis te Parijs, toen een van hen, een architect, op do gedachte kwam, de buffetjuf frouw in een hypnotischen slaap te brengen. Niemand geloofde dat de proefneming gelukken zou, doch tot aller verbazing was de jonge vrouw weldra in een diepen slaap zoodat haar te wekken,vruchteloos bleek. ledereen in het café trachtte de schoone slaapster te doen ontwaken. Sommigen besproeiden haar het gelaat, andereu trokken haar aan de armen, maar allen vergeefs. Ten laatste deed de waard politie agenten halen en dezen brachten de slapende naar eene apothekerswinkel in de buurt, waar men haar op allerlei wijzen trachtte bij te brengen. Eindelijk, na twee uren keerde tot groote verade ming van den «hypnotiseur" en zijn gezelschap het leven terug. Reeds wilde men zich vol vreugde verwijderen, toen de politie tusschen beide kwam en hen allen tot hun niet geringe ontsteltenis naar den dichtst bijzijaden hulppost bracht. Nadat de zaak daar zoo goed en zoo kwaad als 't ging, was opgehelderd, werd het gezelschap weder op vrije voeten gesteld. Sempermrens schrijtt over de Japansche Andoorn. (Stachys tuberifera): «Dat dit nieuwe knolgewas hier te lande eene goede toekomst heeft, daaraan valt niet meer te twijfelen, want het komt thans reeds voor op do menu vau het «Restaurant Riche" te Amsterdam eu daar weet men wat smullen is, zoodat dit gerecht weldra toegang zal verkrijgen tot ieders tafel «De teelt daarvan blijft dus onzen tuinlieden en warmoeziers ten zeerste aanbevolen, te meer, omdat de cultuur van dit gewas zeer weinig moeite noch zorg vereischt en de opbrengst er van buitengewoon groot is. «Het is eene smakelijke groente, die zeer gemak kelijk is schoon te maken, want de knollefjes moe ten eenvoudig afgewasschen worden en zijn binnen weinige minuten gaar gekookt. De smaak komt over een met dien vau achorseneeren, maar toch is hij fijner en zachter. Men kan ze den geheelen winter door eten, want deze knolletjes bevriezen niet en kunnen iu den open grond overblijven of in den kel der in vochtig zand bewaard worden. «Onzen geachten mede-redacteur den heer H. Witte, te Leiden, komt de eer toe en het zal hem thans zeker tot gTOote voldoening verstrekken, dat hij in No. 1 van den jaargang 1888 van Sempermrens de eerste was, die op deze nieuwe moesgroente hier te lande de aandacht vestigde en de eerste knolletjes daarvan gratis verspreidde." Een jongman uit Australië ging uaar Texas en werd daar cowboy. Hij gewendde zich spoedig aan de ruwe manieren, welke met deze betrekking samen gaan, en was weldra de wildste onder de wilden. Op zekeren dag reed hij over eene prairie in ge zelschap van een vreemdeling. Hij reed iets vooruit eu zag den vreemdeling in diens heupzak naar iets grijpen; fluks had hij zyn revolver aangelegd eu de vreemdeling viel morsdood van zijn paard. De cowboy ging eens kijken in hoever zijn vermoeden, dat de vreemdeling hem dooden wilde juist kon ge weest zyn, en hy vond diens hand geklemd om een flesch whiskey. «Arme duivel!" riep hij uit -— «daar heb ik hem doodgeschoten, zonder dat hij het verdiende en hy was nog wel een gentleman, die mij een slok whiskey wilde aanbieden. Enfin, zijn laatste wensch zal geëerbiedigd worden," en daarop dronk de cowboy de flosch whiskey leeg. Uit den studententijd van vorst Bismarck. Aan de onlangs verschenen briefwisseling van John Lotbrop Motley ontleenen wy nog het volgende omtrent de studenten-duellen, die plaats hadden toen Bis marck te Göttingen lid van het corps der Hano- vereanen was. Hy schryft aan zyn ouders «Duellen mogen in de stad niet gehouden worden, waarom is een logement «Zum Kaiser" vlak voor de poort, het beroemde rendez-vous. Zij vinden ge woonlijk plaats tusschen leden van verschillende «Landsmannschaften" («Landsmannschaft" beteekent club of vereeniging vau studenten, die uit dezelfde streek of provincie afkomstig zijn), waarvan er bijna zoovele bestaan als er verschillende 9taten in Duitsch- land zijn. De voornaamste zijn de «Hanoveraner" de Lüneburger de Bremenser de Westfalen. Behalve de «Landsmannschaften" bestaat er ook een vereeniging der «Burschenschafter", die in werke lijkheid uit het schuim der Hoogeschool bestaat. De wapenen tot den aanval en de verdediging wor den den duellanten door hunne respectieve «Lands mannschaften" geleverd. Deze wapenen bestaan uit eeh rapier, een soort sabel van vier voet lengte, met stompe punt, maar zeer scherpe kling en bovendien uit een pak van gevoerd leer, om het lichaam te be schermen; alleen de borst en het gezicht blijven on bedekt. De laatste maal, dat ik invden Kaiser" was, werden er in derf loop van den dag zestien duels gehouden en was ik er hij tien tegenwoordig. Over het geheel is het oen dwaas gebruik, dat slechts in Duitscbland mogelijk is. Het is toch geen klei nigheid, te duelleeren, zij het dan ook dat er zelden het leven bij verloren of een ernstige wond ontvan gen wordt. Möar het gezicht wordt dikwijls op een barbaarsche wijze toegetakeld en inderdaad is het bijna onmogelijk, een student te vinden, die niet minstens een of twee litteekeas in het g^icht heeft. Bij een van de duels, waarby ik onlangs tegenwoordig was, kreeg een der duel lanten een niet zeer diepe wond in de borst, maar de andere kreeg een houw, waardoor zijn gezicht van het oog tot aan den mond openge spleten werd en die waarschijnlijk voor de rest van zijn leven de schoonheid van zijn gelaat niet bepaald verhoogen zal. Het was een «Landsmann- schaftsduel", want de Hanoveranen en de Bremen- sers, de Lüneburgers en de Westfalen zijn «los" d. w. z. dat iedere Lüneburger met een Westfaal moet vechten, evenals iedere Hannoveraan met een Bremenser, totdat ieder lid van elke «Lands mannschaft" gevochten heeft. Deze vier «Lands mannschaften" bestaan uit ongeveer tachtig a honderd leden. Dientengevolge moeten er nu zoo vele duellen tegelijkertijd gehouden worden. Bovendien heeft één Westfaal alle Lüneburgers uitgedaagd, welke uitdaging is aangenomen en eveneens één Lüneburger alle Westfalen. Zooals gij dus ziet, zijn hier twee mannen, die ieder binnen een bepaalden tijd, vijfentwintig maal moeten duelleeren. De Lüneburger, die alle Westfalen heeft uitgedaagd, geniet een zekere beroemdheid wegens het groot aantal malen, dat hij geduelleerd heeft. Hij heeft reeds vijfentwintig duels gehad en is bij ongeveer tweehonderd secondant geweestnu staan er hem nog twintig te wachten. Bovendien heeft hij, gisteren een student, die zijn «Landsmannschaft" beleedigd heeft, uitgedaagd op het pistool, op tien pas, totdat een van beiden gewond is. Bovendien is de uitgedaagde student door elk der leden van de beleedigde „Landraannschaft," op een „Gang" op het rapier uitgedaagd. Deze uitdrukking beteekent een duel, dat zoolang voortgezet wordt, totdat een der partijen valt of niet in staat is, het gevecht voort te zetten. Deze duels ontstaan op alle moge lijke wyzen; een der meest gewone is die, welke door Dwight wordt aangegevenin de goot stooten of gestooten worden. De meest gewone en minst beleedigende beschimping is ,.Dumme Junge" zij vereischt een duel met twaaf «Gangen". Een "Gang" kan ik niet nauwkeurig beschrijvenhij bestaat uit een zeker aantal uitvallen en parades. Elke partij heeft zijn secondant naast zich staan, die het rapier in de hoogte slaat, zoodra er een wond ontvangen is. Dan treedt de dokter op, onderzoekt de woud, en blijkt zij een „Anschisz" lang en diep te zyn, wordt het diA verder uitgesteld. Wees maar niet bang, dat ilMnet een misvormd gezicht naar huis zal terugkeeren, wagt een vreemdeling wordt zelden of nooit beleeoiga en wanneer dat gebeurt, heeft hy de keus der wapenen, in welk geval ik pistool of buks zou kiezendq Jj^Üifitóhers hebben echter een afkeer van kruitr &fjtóöp,in zullen dan liever huone ver- ontschuldig^É^^^ttën en zich terugtrekken. Of schoon he^^tó^pfcld een zeer verkeerd gebruik is, moet ik ?fS«?bekennen, dat die .jduels ook hun nut hebben. Vele studenten bijvoorbeeld zyn be paald dolende ridders en wanneer zij hooren, dat een dame beleedigd weid het is toch niets on- gewoons, dat een Duitscli student, om zijn onafhan kelijkheid te toonen, een dame van de kleine steentjes loopt zoeken zy den beleediger op, noemen hem een «dumme Junge" en twaalf «Gange" met het rapier zijn daarvan het onvermijdelijk govolg. Heden hervat de Duitsche Rijksdag den arbeid. Aan de orde komen dan de algemeene beschou-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2