Bultenlaodsch Overzicht.
niets te doen en zelfs niets te beloven zijne partij in
den lande in hooge mate benadeelt.
De Regeering beeft bet afdeelingsverslag der Tweede
Kamer beantwoord omtrent bet wetsontwerp hou
dende nadere wijziging dor wet van 1866 op de
inkwartieringen enz.
Aan ben die tegen een partieele regeling bezwaar
hadden, geeft de Reg. te kennen, dat de regeling
van de wijze waarop de voorbereiding en de uit
voering van een eventueole vordering van paarden
zullen geschieden, geheel op zicbzelve staat, omdat
voorziening in een groote behoefte aan paarden steeds
een dringende eisch zal zijn, zoodat deze zaak ge
heel buiten verband kan behandeld worden met de
nieuwe organisatie der levende strijdkrachten, en
zelfs met een eventueele wijziging in de organisatie
van het wapen der cavalerie.
De bedoeling is ora na het tot stand komen van
eene wet het kon. besl. van 1867 te wijzigen en
aan to vullen met betrekking tpt het onderbrengen
en huisvesten van troepen, waarbij de verplichtingen
der gemeenten en van de ingezetenen nauwkeurig
zullen worden omschreven.
De beoogde maatregel van ^algem. best. met be
trekking tot de verplichting der ingezetenen om
eventueel paarden te leveren, zal in hoofdzaak zich
aansluiten bij de bepalingen van 1867 en 1875, hou
dende dat de levering der paarden moet plaats
hebben tegen de prijzen door een commissie van
deskundigen te bepalen. Het overige betreft voor
namelijk de voorbereidende maatregelen om de be
hoorlijke uitvoering van de wettelijke voorschriften
nopens hot vorderen van paarden te verzekeren,
en dit wel, met het oog vooral op de omstandigheid,
om, bq mobiliseering van het leger, de aanvulling
van de sterkte aan dienstpaarden met ongeveer 4000
binnen den kortst mogelijken tijd uit het binnenland
voor het leger beschikbaar te kunnen stellen. Hierbij
neemt de Reg. volstrekt niet zonder bewijs aan de
beweerde, //onwaarschijnlijkheid van eene mobilisatie
ten behoeve van een eigen oorlog." Zoolang deze
niet met zekerheid en juistheid is aangetoond, mag
zq niet als grondslag van Regeeringshandelingen
worden aangenomen in eene zoo gewichtige aange
legenheid. Gelet op de omstandigheid, die bij mobi
lisatie de aanvulling der paarden slechts uit het
binnenland kan plaats hebben, is het voor het dept.
van oorlog volstrekt niet onverschillig, of ons land
al dan niet voor den dienst geschikte paarden op
levert en omdat het in alle opzichten voordeel en
gemak zou geven, als het remonteeren in het bin
nenland kan plaats hebben, ligt het wel degelijk
op den weg van de Regeering om het fokken en
kweeken van deugdelijke paarden te bevorderen.
De volgende punten acht de Reg. wenschelijk voor
de regeling tot voorbereiding en uitvoering van een
eventueele vordering van paarden;
1. de taxatieprijs kan gevoegelijk tot grondslag
worden genomen voor den prijs van overname, omdat
de paarden minstens éénmaal in de drie jaren worden
gekeurd en getaxeerd
2. de wijze van die taxatie maakt hertaxatie
onnoodig
3. voor de vordering aangewezen paarden zouden
na overneming door het Rijk, kunnen worden afge
staan aan officieren die bij mobilisatie bereden worden
en de verrekening met het Rijk zou op de gewone
wqzo kunnen geschieden
Oostenrijk bemerkte eindelijk in welke moeielijk-
heden de slimme staatkunde van zijn machtigen na
buur het had gebracht; de bondgenoot van gisteren,
zou morgen een vijand zijn. Wat beteekenen de be
loften der diplomaten? Een van hen, heeft het ons
duidelijk gemaakt, toen hij zeide, dat de spraak ons
gegeven was, om onze gedachten te verbergen. Be
loften van onzijdigheid, erkende rechten, telegrammen
in cijferschrift, en geheime depêches in de portefeuilles
van buitengewone gezanten, en kabinetscouriers, laten
gewoonlijk de dingen zooals zij zijn, indien zij geene
spoedig op handen zijnde losbarsting van het onweer
aankondigen. Men verhaalt dat, op den vijftienden
Juni van datzelfde jaar, de minister van koning
Wühelm, toen de Italiaansche gezant zijn kabinet
verliet, tot dezen zou gezegd hebben; //Aanstaanden
Dinsdag zullen wij den oorlog hebben; wij moeten
vertrouwen, maar toch niet vergeten, dat de almach
tige God soms grillig is!" Negen dagen gingen
voorbij, en het kanon donderde in de velden van
Boherae, en langs de oevers van de Mincio. Oos
tenrijk zag zich, op hetzelfde oogenblik, door twee
vijanden aanvallen.
Eindelijk was het oogenblik gekomen, om onze
laatste provincie van de Oostenrijkers te bevrijden.
Uit alle deelen van Italië kwamen de vrijwilligers
oq duizenden aansnellen, op de roepstem huns ko-
nings; gelijk ook voor zeven jaren het geval was
geweest; even als toen, zwegen de partijschappen,
en werden persoonlijke meeningen vergeten. De
4. het belang van de gemeentebesturen en de
onderlinge controle van de paardenhouders zqn vol
doende tot wering van misbruiken, voor 't geval dat
de eigenaars der paarden niet in 't bezit daarvan
blijven
6. de loting zal aan de keuring voorafgaan, om
te voorkomen dat alle ingeschreven paarden moeten
worden gekeurd
6. de paarden, belast naar de le kl. zullen da&rom
niet ter keuring worden opgeroepen, om niet onnoo
dig laston op de eigenaars te leggen
7. ook onder paarden voor den landbouw bestemd
zijn er velen geschikt voor den dienst bq de treinen;
8. eerst de practqk zal kunnen aanwijzen de
kosten aan het keuren enz. der paarden verbonden,
omdat na do eerste keuring vele paarden vanzelf
uitvallen.
Te Brisbana, de hoofdplaats van Queensland in
Australië, is de eerste opera in het Volapük gege
ven. De schouwburg-directeur Nickolson hield vooraf
voor het opera-personeel een cursus van tien lessen
in het Volapük; daarna werd Meyerbeer's Profeet
door Nickolson in Volapük overgebracht, ingestudeerd,
en weldra verkondigden reusachtige plakkaten de
eerste voorstelling van De Profeet in het Volapük,
tegen verhoogden toegangsprijs. De schouwburg was
overvol en de bijval zoo groot, dat de voorstelling
nog tienmaal moest herhaald worden.
Het Neue Zeitschrift für Musik, waaraan Caecilia
hot bovenstaande ontleent, voegt hieraan toe: Het
zij ze in Volapük zingen of in eene andere taal, van
vele zangers verstaat men meestal niets.
Een millioenen-erfenis uit Zuid-Afrika is onlangs
aan eenige arme inwoners van Berlijn ten deel ge
vallen. In 't begin dezer eeuw was een bloedverwant
van de 2 broeders Plocke, schoenmakers te Berlijn,
een grootvader of oudoom, naar Engeland en van
daar naar Kaapland verhuisd en had zich daar een
vermogen van honderdduizend thalers verworven.
Deze landverhuizer stierf in 1835 in Kaapland en
zijne kleinkinderen maakten aanspraak op de erfenis.
Langen tijd bestreed het Engelscho ministerie van
koloniën deze aanspraken, en toen eindelijk het recht
bewezen was, kwam men met het voorwendsel, dat
de aanspraken verjaard waren en dat daarom de er
fenis aan de Eugelsche kroon verviel.
Thans is het eindelijk de familie Plocke gelukt,
de regeoring der Kaapkolonio tot erkenning van hun
recht te bewegen, zoodat het kapitaal, waarvan de
Kaapregeering de rente behoudt, maar dat toch nog
omstreeks 1,000,000 mark bedraagt, weldra aan de
erven zal worden uitgekeerd.
Omtrent de werkzaamheden der naar Babyion
gezonden Amerikaansche expeditie wordt het volgende
medegedeeld. Men is te Nippor het oude Nipur,
een middelpunt van oud—Chaldesche beschaving—
beginnen te -graven en heeft den grooten Baaistempel
aldaar reeds vrijgemaakt. Terwijl vroeger werd
aangenomen, dat deze omstreeks 3000 voor Christus,
*door Ur-Bau, koning van Ur, gebouwd werd, blijkt
nu, dat die koning den tempel onkel gerestaureerd
heeft. Voorhanden tegelstempels voeren den bouw
terug tot Naran-Sin, zoon van Sargon I (3750 v.
Chr.) Bij het opgraven werd ook de tempel
bibliotheek ontdekt met meer dan 2000 leemtafels,
republikeinen schaarden zich vroolijk in de gelede
ren van het leger; en Garibaldi verliet zijne kluis
te Caprera, en ontblootte opnieuw zijn zwaard, dat
in zoo menigen roemrijken slag, in de zon geflikkerd
had. Wie zou gezegd hebben, dat Custoza, zoo be
kend in de geschiedenis; dat reeds zoo noodlottig
geweest was voor Italië, op den veijaardag van den
roemrijken slag van San Martino, weder het tooneel
zou zijn van een nationale ramp; en dat, tot schande
van de moedige wapenfeiten van dien dag Venetië
niet aan Italië, maar aan Frankrijk zou afgestaan
worden? In dien dag wist het leger te strijden en
te sterven maar de hoofden wisten niet te overwinnen.
Wij zullen de groote en edele daden van dien
korten oorlog, aan den huiselijken haard vertellon;
niet alleen om de go vallen helden te verheerlijken,
maar om daaruit leering en voorbeeld te trekken.
Hier zullen wij alleen eenige morkwaardige datums
in herinnering brengen.
In den avond van den 24sten Juni zou geene der
beide partijen, dio gestreden hadden op het slagveld
waar koning Karei Albert, achttien jaren geleden,
te vergeefs voor Italië gestreden had, hebben kunnen
zeggen, dat zij overwonnen had. De Italianen han
delden alsof zij den slag verloren hadden; de Oos
tenrijkers hadden zich binnen Verona terug getrok
ken. De oorlog was nauwelijks verklaard; een
gedeelte slechts van het jeugdige Italiaansche leger
was in het veld geweest; het zou den onzen gemak-
kelijk geweest zijn, om aanvallenderwijs te werk te
van welke echter vele gebroken waren, loopende
van 2000 v. Chr. tot op Artaxerxes Longimanu».
Daaronder zqn godsdienstige gezangen, tooverfor-
mules, astronomische geschriften, koningslijsten, ge-
sohiedkundige en taalkundige werken gevonden.
Circa een eeuw geleden stierf iemand te Delft, die
een vrij aanzienlijk kapitaal moet hebben nagelaten
waarvan een groot deel nog zou berusten in handen
van de Weeskamer te Batavia. Een zekere zaak
waarnemer kwam dit te weten; hij wist verschillende
waarschijnlijke erfgenamen op te sporen, en deze
van harte geneigd om zich zoo'n buitenkansje niet
te laten ontglippen, waren spoedig bereid om aan
gemelden zaakwaarnemer volmacht te geven om deze
erfenis-quaestie voor hen uit te pluizen, en hem-te
geven 10 pCt. van het te verwerven kapitaal voor
zijn moeite en te betalen de verschotten.
Nu, dit laatste bleef niet uit, verschotten moesten
betaald worden maarde verwachte erfenis
kwam nog niet opdagen.
Dit begon sommigen van de lastgevers te verdrie
ten en 't verdroot blijkbaar den zaakwaarnemer óék.
Althans aan een paar der erfgenamen deed hij zijn
last opzeggen en ook van die zijde werd hem opzeg
ging gedaan.
Evenwel tegen dezen laatsten stelde de zaakwaar
nemer eene vordering in tot betaling van 5000.—
op grond van een bepaling in 't contract van lastge
ving: Dat wanneer de lastgevers hun lastgeving
introkken, zij aan den zaakwaarnemer voor zijne be
moeiingen zouden betalen dat bedrag.
Gisteren werd voor de Haagsche rechtbank in deze
zaak gepleit.
Mr. Th. G. van Eek trad op voor den eischer en
mr. G. van Rossem voor den gedaagde.
De laatste erkende de lastgeving, maar ontkende
de schuld, terwijl, waar alleen de handteekening van
gedaagde onder het bewuste geschrift voorkwam,
waar het die 5000 betrof, slechts begin van bewijs
was geleverd, dat niet was aangevuld bq het geding.
Namens den eischer werd beweerd, dat die bepa
ling was een onderdeol van deze overeenkomst van
lastgeving.
Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald
over 14 dagen.
Eene nieuwe inrichting voor het verzenden der
brieven, welke tot nog toe nergens bestaat, trad sinds
1 November te Berlijn in werking.
Ten behoeve van een snelle verzending en bestel
ling van brieven, wordt op werkdagen tusschen 10
uur 's morgens en 7 uur 's avonds een bijzondere
straatpostdienst in het leven geroepen. De invoering
van dezen dienst heeft ten doel, den tijd die noodig
is om van de verschillende hulpbrievenbussen naar
het hoofdkantoor te rijden, te besteden aan het stem
pelen en sorteeren der brieven. Daarmede wordt te
Berlijn eene bespoediging verkregon van gemiddeld
een uur.
Voor den straatpostdienst zijn bij zonde wagens ge
bouwd, ingericht als oen postkantoor in het klein,
met stempels, sorteerkasten, enz. De ritten van de
straatpostwagens zijn zoo geregeld, dat zij van 11
verschillende standplaatsen aan de stadgrens ieder
uur afrijden, onderweg de hulpbrievenbussen ledigen
en verwerken, en aan het hoofdkantoor de reed»
verwerkte brieven afgeven. De richting, welke de
straatpostwagen neemt, is boven de aan den wagen
gaan, en den veldtocht met beter succes voort te
zetten. Van den geringsten soldaat, tot de generaals,
en de beide zonen des konings toe, hadden allen
bewijzen gegeven van moed en geestkracht; in het
eerst waren de vijanden zeiven niet zeker, dat zy
üiet overwonnen waren; en toen, daags na den slag,
de generaal Lamarmora, zijn soldateuhart geweld
aandoende, onze divisies liet terugtrekken, om te
Volta, Goito en Solferino dapper wederstand te bie
den, dachten allen aan de eer van Italië. De vluch
telingen keerden terug, in de gelederen, die zij ver
laten haddende weer voltallig getaaakte regimenten
en divisies bezetten het slagveld; en de koning zelf
kon, uit Cerlungo, den 26sten aan Rascoli, den toen-
maligen eersten minister, schrijven, dat hij goods-
moeds kon zijn, omdat: „die eerste veldslag noch
gewonnen, noch verloren was." Weinige dagen later
begon de strijd opnieuw. Den vijfden Juli hoorde
men de kanonnen, die Borgoforte beschoten; bijna
op hetzelfde oogenblik trok generaal Cialdini, met
vijf afdeolingen, op drie plaatsen de Po over. Toen
de Oostenrijkers llovigo ontruimden, lieten zij de
forten springen, verbrandden de bruggen over de
Adige, en trokken zich tot over de Livenza terug;
intusschen waren eenige van onze regimenten, door
de vallei van de Brenta, voortgerukt tot Levico. Dit
was de wraak der Italianen, die zich, door verschei
dene kleine overwinningen, wisten schadeloos te
stellon, voor dien eersten, noodlottigen veldslag.
{Wordt vervolgd.)
f.
hangende brievenbus aangewezen. Door deze bus is
het publiek in de gelegenheid gedurende den rit
nog brieven te verzenden.
Het volgend antwoord, dat onlangs de leden der
commissie uit den Parijschen gemeenteraad, belast
met het onderzoek naar de wqze van proviandeeren1
te Amsterdam, ontvingen van een niet-offioieel, doch
welingelicht persoon, wordt door de Tagl. Rundschau
medegedeeld.
Op de vraag van den voorzitter der commissie,
waarmede men, in geval Amsterdam, het middelpunt
der verdediging, ingesloten en belegerd werd, de
500,000 menschen, die er zich zouden bergen,
dacht te voeden, kreeg hij tot antwoord //Met
papier, mijnheerWij hebben, moot u weten,
stapels brochures, couranten, open brieven en geleerde
en niet-geleerde werken over de mogelqkheid om
onze stad van proviand te voorzienaan de ver
wezenlijking dezer plannen denkt niemand, maar
telkens als ons Ministerie van Oorlog op dit gebrek
in onze landsverdediging opmerkzaam werd gemaakt,
antwoordde het met een opsomming van maatre
gelen waardoor in belangrijke mate de papier-
voorraad werd vermeerderd. Wat zouden de Pruisen
het toch slecht bq ons treffen eerst bijna verdrinken
door de //papieren" vijf voet water en dan, als ze
daarover gezwommen zijn, in Amsterdam stikken in
de papierproppen".
In het Tjdsch. v. Geneeskunde geeft dr. Van
Dooremaal een belangrijk opstel over de blindheid
in Nederland. Terwijl thans in Europa ongeveer
300,000 blinden zijn, waarvan 100,000 niet blind
haddon behoeven te worden, is de toestand in
Nederland gunstiger dan ergens elders. Dit bewijzen
de volgende cijfers;
In 1869 waren in ons vaderland 1593 blinden,
of 4,46 op de 10,000 inwoners; tegon 7.61 in
Zwitserland, 8,11 in België, 8.36 in Frankrijk, 8,79
in üuitschland, 9,84 in Engeland, 10.15 in Italië,
12,01 iu Hongarije en 22,45 in Finland. Deze
gunstigo verhouding nu bestond een tiental jaren
vroeger, in 1859, nog niethet aantal blinden was
toen 1992 en Nederland stond toen onder de landen
volstrekt niet vooraan. Juist in dit tijdvak ligt
echter de groote werkzaamheid van Donders voor
het oogheelkundig onderwijs en de behandeling
van onvermogende lijders. Merkwaardig is het dat
deze vooruitgang niet is gevolgd door Brabant en
Limburg; doch daar integendeel het aantal blinden
toenam van 213 op 302 en van 177 op 209. De
oorzaak van deze hooge cijfers zoekt schrijver in
het verzuimen van de voorzorgsmaatregelen tegen
oogontsteking der zuigelingen, waardoor elders veel
blindheid wordt voorkomen. Eene tweede oorzaak
van verbetering schuilt in de organisatie van den
oogheelkundigen dienst in de gestichten te Ommer-
schan8 en Veenhuizen, op voorstel van prof. Snellen,
die daar in 1860 op 5213 verpleegden 822 ooglijders
vond. Eene derde oorzaak zoekt schrijver in de
verbeterde weezenverpleging, in de vacautiekolonies
en dergl. In hoever de fabriekshygicoe op de blind
heid invloed uitoefent is bq gebrek aan statistiek
nog niet te zeggontoch zou, meent schrqver, een
geneeskundig fabrieksinspecteur ruim werk vinden.
Als laatste oorzaak zqn te noemen de pokken. Van
de 34 blinden in do statistiek van Magnus, dio
hunne blindheid aan de pokken hadden te wqten,
was geen enkele gej-evaccineerd10 waren niet ge
vaccineerd. Zooals men weet moest vroeger tyj deel
der blinden op rekening van de pokken gesteld
worden. Zooals raeu ziet, kan, voor het meerendeel
dezer oorzaken van blindheid, tqdige geneeskundige
hulp den droevigen afloop voorkomen. Aau Donders
is het te danken, dat die hulp meer en meer onder
ieders bereik komt. Donders heeft vroeger eens
gezegd„De statistiek zal uitwijzen, dat het aantal
blinden in do laatste 20 jaar is afgenomen." AaD
een dankbaar volk de plicht ora dat woord te
bevestigen.
De Gelderlander deelt als waur gebeurd het vol
gende mede
Hot volgende voorval uit het leven van een ge
neesheer kan aantoonen, hoe moeilijk het dikwijls
is, om te bepalen of de dood is ingetreden, vooral
bq groote epidemieën, in hoofdzaak bij cholera. Te
vens zal er uit blijken hoe moed en tegenwoordig
heid van geest oen mensch het leven redden.
Het was Juli van het jaar 18toen Groningen
geteisterd werd door een verschrikkelijke cholera-
epidemie. De doodgravers hadden druk werk. Nu
eens groeven zij een grafkuil voor een lijk der eerste
«lasso, dan weer bevonden zijzich op de plek waar
de armen hun laatste rustplaats vindon. Niemand,
rqk of arm, kind of grijsaard, niemand werd ge
spaard door den ontzettenden vijand, die als alver-
nielend monster uit Azië tot ons was gekomen,
romngen was toen nog een vesting en had een
sterk garnizoen. Weldra was het militair hospitaal
opgevuld met lijders, van welke de raeesten stier
ven. Zoodra een soldaat gestorven was, werd het
lqk naar een groote, daartoe ingerichte zaal ge
bracht, in een kist gelegd en met een laken over
dekt, waar het dan bleef staan totdat er zekerheid
bestond, dat van schqndood geen sprake meer kon
zqn. Des nachts werd in dit vertrek steeds gewaakt
door een geneesheer, die dan tevens den dienst waar
nam in het hospitaal.
De nacht was warm, maar in de zaal der dooden
werd het kunstmatig koud gehouden. In twee lange
rijen stonden een dertigtal kisten in het ruime ver
trek, de witte lakens maakten eeu huiveringwekken-
den indruk. De droefgeestige stilte werd slechts
gestoord door het knabbelen van muizen achter het
houten beschot, en toch was er onder al die dooden
een levende.
Bij het raam aan een klein tafeltje, opgestapeld
met boeken, zat een jonge man. Hij werkte kalm
en bedaard door, zonder er aan te denken, dai hij
zich in een grooten grafkelder bevond. Het licht
van een half afgebrande kaars viel op zijn schoon,
verstandig gelaat, de groote blauwe oogen teekenden
moed en zelfvertrouwen en het zware, krullende bruine
haar schonk den gebeelen persoon iets aantrekkelijks.
Hq waakte.
Het was stil, doodstilZelfs de ademhaling van
don lezenden geneesheer kon men niet hooren. Plot
seling echter was 't alsof iemand zuchtte. De jonge
man hief luisterend het hoofd omhoog, maar hoorde
nietshij moest zich vergist hebben.
Nauwelijks had hij zijn gemakkolijke houding weder
aangenomen, toen nogmaals, maar iets duidelijker
dan te voren, een zucht werd geslaakt. De doktor
sprong op en blies zoo snel mogelijk de kaars uit.
Daarop ging hq op zijn teenen van de eene kist naar
de andere, voelende en tastende.
Neen, neen, allen waren wel degelijk dood. Zou
hq zich dan toch vergist hebben Maar toch
Daar hoorde hij een geluid alsof iemand rilde, hij
legde zijn hand op het laken, en de man er onder
trachtte zich in zijn nauwe ligplaats te bewegen.
Met een kalme stem, alsof hq aan een ziekbed stond,
vroeg de jonge man„Wel vriend, hoe gaat 't er
nu mee
ft Is koud, ik bevries."
„Ja ventje, we hebben je in een koude kamer ge
bracht, omdat je zoo'n hevige koorts hadfc. Je moet
nog vijf minuten stil blijven liggen, zonder je te be
wegen. Beloof je mij dat, 't is voor je bestwil."
De soldaat beloofde het, en de geneesheer snelde
weg in de duisternis, met moeite zqn weg vindende
tusschen de kisten. Hq haalde met den grootsten
spoed een paar ziekenoppassers en ging met dezen
terug naar het lijkenvertrok. De uit den doode
herrezene werd opgenomen en naar een der zalen
gebracht, waar de dokter hem dadelijk opwekkende
middelen toediende, terwijl hij hem warm deed toe
stoppen, zonder dat tie man vermoedde van waar hij
kwam.
Wij kunnen verder kort zijn* De zieke, die tus
schen dood en leven gezweefd had, herstelde vrij
spoedig en verliet het hospitaal, zonder te vermoe
den dat hij reeds eenmaal in het kleine huisje van
zes planken had gerust. Eerst later, veel later
hoorde hij het geval en bogreep toen aau welk ont
zettend gevaar hij was ontsnapt.
Algemeen werd het gedrag van den geneesheer
bij deze gelegenheid geroemd. Indien hij de tegen
woordigheid van geest niet gehad had, om het licht
uit te blazen, zou de man, als hij het laken van zich
had afgeworpen, waarschijnlijk van schrik gestorven
zijn, zoodfa hij bemerkt had dat hij in een grooten
grafkelder lag te midden vau lijken. Menigeen zou
ook eerst hulp gehaald hebben vóór hij de griezelige
taak aanvaardde om in de diepste duisternis den
levende onder de dooden te gaan zoeken. Ware
zulks in dit geval geschied, dan zou de hulp waar
schijnlijk te laat gekomen zijn, want hier was in de
eerste plaats een goruststellend woord noodzakelijk.
De Bchijndoode, die nog leeft en een welgesteld
landbouwer in Overijsel geworden is, spreekt nog
steeds met dankbaarheid over den man, die hem
door zijn groote tegenwoordigheid van geest het
leven redde.
Te Christiania hebben de meisjes uit de lucifers
fabrieken verleden week het werk gestaakt en een
bekend socialistisch woordvoerder tot hun leidsman
gekozen. De dichter Björnstjerne Björnson verzocht
den bisschop Essenstrop om als bemiddelaar op te
treden, doch deze weigerde dit met het oog op
zijn officieele positie. Vrqdag volgden de werkstaak-
sters het elders gegeven voorbeeld en werd er een
groote optocht door de straten der hoofdstad ge
houden.
Voor de inzending van vee uit Nederland naar
de tentoonstelling in Argentinië had zich een com
missie gevormd, aan wie de Minister uitzicht op
f 24,000 Rijks-subsidie gaf, indien provinciën, maat
schappijen en particulieren toezegging deden voor
de verdere, eventueel te lqden schade. Op aanvraag
van de commissie hebben toen verschillende pro
vinciën Friesland o. a. voor 4000 deelge
nomen in een waarborgfonds; doch toen de com
missie daarop aau den Minister vroeg waarop zij
definitief kon rekenen, kon de Minister niet verder
gaan dan f 12,000 om in de helft der schade te
deelenhot overige moest op andere wijze gevon
den worden.
De commissie heeft zich nu opnieuw tot de pro
vinciën en maatschappijen gewond en op haar oor
spronkelijk bedrag bezuinigd, o. a. door het paviljoen
van 10,000 te schrappen. Het hoofdbestuurder
Fr. Mij. van Landbouw, gesteund door particulieren
met geldelijke toezeggingen tot p. m. 1000, heeft
besloten voor 1500 in het waarborgfonds deel
te nemen, mits bij het koopen van-het te zenden
vee worde gelet op maat en melkrijkheid.
Het overlqden van den Franschen letterkundige
Emile Augier, breng de volgende anecdote in her
innering. Op zekeren dag bezocht Augier zijn
medewerker Jules Sauduau. Juist hield onder het
venster een orgeldraaier stil en begon met zijn
(nuziek. Sandeau, die zeer zenuwachtig was, wist
niet hoe spoedig hij een stuk kleingeld uit het
raam zou werpen, terwijl hij den man toeriep. „Zie
daar goede man maak als je-blieft, dat je weg komt."
„Weet je geen beter middel, om je van die plaag
te verlossen?" vroeg Augier. „Die man komt
natuurlijk terug." „Helaas neon," was het ant
woord. „Dan zal ik je er een aan de hand doen,"
hernam Augier. „Ik woon in de Rue des Martyrs
een buurt die door virtuozen op het draaiorgel druk
wordt bezocht. Nauwelijks had ik deze woning
betrokken en het venster geopend, of een orgel
draaier vertoonde zich op het trottoir en begon het
Miserere uit Verdi's Troubadour te spelen. Terstond
gaf ik de levendigste blijken van belangstelling.
Nu begon hij een wals van Strauss te spelen. Ik
nam een stoel en ging op het balkon zitten. De
man speelde vervolgens Partant pour la Syrië en
ik applaudisseerde uil alle macht. Daarop weer
klonk Void le sabre uit Offenbach's operrette La
Grand duchesse de Gerolstein. Nu riep ik mijn
medebewoners, dat allen toch aan het muzikale
genot zouden deelnemen. „Nog meer riep ik
den straatmuzikant toe. Hij begon opnieuw, om ten
slotte zqn muts af te nemen, met de bedoeling, dat
ik hem een belooning zou toewerpen. Nu verdween
ik evenwel bliksemsnel en sloeg achter de raamgor
dijnen een tooneeltje gade, dat op elk ander, dan
mij, een tragischen indruk zou hebben gemaakt.
De man wierp een wanhopigen blik naar mijn bal
kon. Eindelijk hing hij zijn orgel over den rug,
sloeg de vouwstoel, waarop hij zijn orgel had neer
gezet toe en, na zich blijkbaar mijn huisnuuqner in
het geheugen gepreht te hebben, strompelde hij
verder.
Vijf of zesmaal herhaalde ik dezelfde manoeuvre
met zqn kunstbroeders en nooit heeft sedert een
orgeldraaier voor mijn deur stilgestaan, om mijn ooron
kosteloos op zijn muziek te vergasten.
Aan het feestmaal, dat door den sultan ter eere
van het Duitsche keizerlijk paar in Yildiz-Kiosk
werd gegeven, namen 120 personen deel. De sultan
ontving zijne gasten aan de stoep, hielp de keizerin
uit het rijtuig en geleidde haar in het paleis.
Nadat de buitenlandsehe gezanten en hooge Turk-
sche staatsambtenaren met hunne echtgenooten aa»
den keizer en do keizerin waren voorgesteld, begaf
men zich naar de tafels, die in twee naast elkaar
gelegen zalen waren aangericht. Aan de eeretafel
zat de keizer links, de keizerin rechts van den sultan.
Aan de rechterhand der keizerin was prins Hendrik
gezeten, dan volgde graaf Herbert Bismarck. Ook
den gezanten was aan de eeretafel plaats aangewezen.
Keizer Wilhelm droeg de roode uniform der
lijfwacht.
Het maal bestond uit twaalf gerechten en jverd
aan de hoftafel in gouden schotels, aan de tweede
tafel in zilver opgedragen. Bovendien werd de
maaltijd door muziek opgeluisterd.
Na afloop onderhield de keizer zich geruimen
tijd mot do gezanten en vervolgens werd de alge-
meene verlichting van het park in oogenschouw
genomen, die met een vuurwerk eindigde.
De keizer en de keizerin zijn zeer tevreden over
de gastvrijheid des sultans, die geen kosten heeft
gespaard om zijn gaston zoo feestelijk mogelqk te
ontvangen. Waar het geld vandaan moet komen,
deze zorg laat de sultan over aan zijn minister van 1
financiën. Op uitdrukkelijk verlangen van den