Bultenlaodsch Overzicht. niets te doen en zelfs niets te beloven zijne partij in den lande in hooge mate benadeelt. De Regeering beeft bet afdeelingsverslag der Tweede Kamer beantwoord omtrent bet wetsontwerp hou dende nadere wijziging dor wet van 1866 op de inkwartieringen enz. Aan ben die tegen een partieele regeling bezwaar hadden, geeft de Reg. te kennen, dat de regeling van de wijze waarop de voorbereiding en de uit voering van een eventueole vordering van paarden zullen geschieden, geheel op zicbzelve staat, omdat voorziening in een groote behoefte aan paarden steeds een dringende eisch zal zijn, zoodat deze zaak ge heel buiten verband kan behandeld worden met de nieuwe organisatie der levende strijdkrachten, en zelfs met een eventueele wijziging in de organisatie van het wapen der cavalerie. De bedoeling is ora na het tot stand komen van eene wet het kon. besl. van 1867 te wijzigen en aan to vullen met betrekking tpt het onderbrengen en huisvesten van troepen, waarbij de verplichtingen der gemeenten en van de ingezetenen nauwkeurig zullen worden omschreven. De beoogde maatregel van ^algem. best. met be trekking tot de verplichting der ingezetenen om eventueel paarden te leveren, zal in hoofdzaak zich aansluiten bij de bepalingen van 1867 en 1875, hou dende dat de levering der paarden moet plaats hebben tegen de prijzen door een commissie van deskundigen te bepalen. Het overige betreft voor namelijk de voorbereidende maatregelen om de be hoorlijke uitvoering van de wettelijke voorschriften nopens hot vorderen van paarden te verzekeren, en dit wel, met het oog vooral op de omstandigheid, om, bq mobiliseering van het leger, de aanvulling van de sterkte aan dienstpaarden met ongeveer 4000 binnen den kortst mogelijken tijd uit het binnenland voor het leger beschikbaar te kunnen stellen. Hierbij neemt de Reg. volstrekt niet zonder bewijs aan de beweerde, //onwaarschijnlijkheid van eene mobilisatie ten behoeve van een eigen oorlog." Zoolang deze niet met zekerheid en juistheid is aangetoond, mag zq niet als grondslag van Regeeringshandelingen worden aangenomen in eene zoo gewichtige aange legenheid. Gelet op de omstandigheid, die bij mobi lisatie de aanvulling der paarden slechts uit het binnenland kan plaats hebben, is het voor het dept. van oorlog volstrekt niet onverschillig, of ons land al dan niet voor den dienst geschikte paarden op levert en omdat het in alle opzichten voordeel en gemak zou geven, als het remonteeren in het bin nenland kan plaats hebben, ligt het wel degelijk op den weg van de Regeering om het fokken en kweeken van deugdelijke paarden te bevorderen. De volgende punten acht de Reg. wenschelijk voor de regeling tot voorbereiding en uitvoering van een eventueele vordering van paarden; 1. de taxatieprijs kan gevoegelijk tot grondslag worden genomen voor den prijs van overname, omdat de paarden minstens éénmaal in de drie jaren worden gekeurd en getaxeerd 2. de wijze van die taxatie maakt hertaxatie onnoodig 3. voor de vordering aangewezen paarden zouden na overneming door het Rijk, kunnen worden afge staan aan officieren die bij mobilisatie bereden worden en de verrekening met het Rijk zou op de gewone wqzo kunnen geschieden Oostenrijk bemerkte eindelijk in welke moeielijk- heden de slimme staatkunde van zijn machtigen na buur het had gebracht; de bondgenoot van gisteren, zou morgen een vijand zijn. Wat beteekenen de be loften der diplomaten? Een van hen, heeft het ons duidelijk gemaakt, toen hij zeide, dat de spraak ons gegeven was, om onze gedachten te verbergen. Be loften van onzijdigheid, erkende rechten, telegrammen in cijferschrift, en geheime depêches in de portefeuilles van buitengewone gezanten, en kabinetscouriers, laten gewoonlijk de dingen zooals zij zijn, indien zij geene spoedig op handen zijnde losbarsting van het onweer aankondigen. Men verhaalt dat, op den vijftienden Juni van datzelfde jaar, de minister van koning Wühelm, toen de Italiaansche gezant zijn kabinet verliet, tot dezen zou gezegd hebben; //Aanstaanden Dinsdag zullen wij den oorlog hebben; wij moeten vertrouwen, maar toch niet vergeten, dat de almach tige God soms grillig is!" Negen dagen gingen voorbij, en het kanon donderde in de velden van Boherae, en langs de oevers van de Mincio. Oos tenrijk zag zich, op hetzelfde oogenblik, door twee vijanden aanvallen. Eindelijk was het oogenblik gekomen, om onze laatste provincie van de Oostenrijkers te bevrijden. Uit alle deelen van Italië kwamen de vrijwilligers oq duizenden aansnellen, op de roepstem huns ko- nings; gelijk ook voor zeven jaren het geval was geweest; even als toen, zwegen de partijschappen, en werden persoonlijke meeningen vergeten. De 4. het belang van de gemeentebesturen en de onderlinge controle van de paardenhouders zqn vol doende tot wering van misbruiken, voor 't geval dat de eigenaars der paarden niet in 't bezit daarvan blijven 6. de loting zal aan de keuring voorafgaan, om te voorkomen dat alle ingeschreven paarden moeten worden gekeurd 6. de paarden, belast naar de le kl. zullen da&rom niet ter keuring worden opgeroepen, om niet onnoo dig laston op de eigenaars te leggen 7. ook onder paarden voor den landbouw bestemd zijn er velen geschikt voor den dienst bq de treinen; 8. eerst de practqk zal kunnen aanwijzen de kosten aan het keuren enz. der paarden verbonden, omdat na do eerste keuring vele paarden vanzelf uitvallen. Te Brisbana, de hoofdplaats van Queensland in Australië, is de eerste opera in het Volapük gege ven. De schouwburg-directeur Nickolson hield vooraf voor het opera-personeel een cursus van tien lessen in het Volapük; daarna werd Meyerbeer's Profeet door Nickolson in Volapük overgebracht, ingestudeerd, en weldra verkondigden reusachtige plakkaten de eerste voorstelling van De Profeet in het Volapük, tegen verhoogden toegangsprijs. De schouwburg was overvol en de bijval zoo groot, dat de voorstelling nog tienmaal moest herhaald worden. Het Neue Zeitschrift für Musik, waaraan Caecilia hot bovenstaande ontleent, voegt hieraan toe: Het zij ze in Volapük zingen of in eene andere taal, van vele zangers verstaat men meestal niets. Een millioenen-erfenis uit Zuid-Afrika is onlangs aan eenige arme inwoners van Berlijn ten deel ge vallen. In 't begin dezer eeuw was een bloedverwant van de 2 broeders Plocke, schoenmakers te Berlijn, een grootvader of oudoom, naar Engeland en van daar naar Kaapland verhuisd en had zich daar een vermogen van honderdduizend thalers verworven. Deze landverhuizer stierf in 1835 in Kaapland en zijne kleinkinderen maakten aanspraak op de erfenis. Langen tijd bestreed het Engelscho ministerie van koloniën deze aanspraken, en toen eindelijk het recht bewezen was, kwam men met het voorwendsel, dat de aanspraken verjaard waren en dat daarom de er fenis aan de Eugelsche kroon verviel. Thans is het eindelijk de familie Plocke gelukt, de regeoring der Kaapkolonio tot erkenning van hun recht te bewegen, zoodat het kapitaal, waarvan de Kaapregeering de rente behoudt, maar dat toch nog omstreeks 1,000,000 mark bedraagt, weldra aan de erven zal worden uitgekeerd. Omtrent de werkzaamheden der naar Babyion gezonden Amerikaansche expeditie wordt het volgende medegedeeld. Men is te Nippor het oude Nipur, een middelpunt van oud—Chaldesche beschaving— beginnen te -graven en heeft den grooten Baaistempel aldaar reeds vrijgemaakt. Terwijl vroeger werd aangenomen, dat deze omstreeks 3000 voor Christus, *door Ur-Bau, koning van Ur, gebouwd werd, blijkt nu, dat die koning den tempel onkel gerestaureerd heeft. Voorhanden tegelstempels voeren den bouw terug tot Naran-Sin, zoon van Sargon I (3750 v. Chr.) Bij het opgraven werd ook de tempel bibliotheek ontdekt met meer dan 2000 leemtafels, republikeinen schaarden zich vroolijk in de gelede ren van het leger; en Garibaldi verliet zijne kluis te Caprera, en ontblootte opnieuw zijn zwaard, dat in zoo menigen roemrijken slag, in de zon geflikkerd had. Wie zou gezegd hebben, dat Custoza, zoo be kend in de geschiedenis; dat reeds zoo noodlottig geweest was voor Italië, op den veijaardag van den roemrijken slag van San Martino, weder het tooneel zou zijn van een nationale ramp; en dat, tot schande van de moedige wapenfeiten van dien dag Venetië niet aan Italië, maar aan Frankrijk zou afgestaan worden? In dien dag wist het leger te strijden en te sterven maar de hoofden wisten niet te overwinnen. Wij zullen de groote en edele daden van dien korten oorlog, aan den huiselijken haard vertellon; niet alleen om de go vallen helden te verheerlijken, maar om daaruit leering en voorbeeld te trekken. Hier zullen wij alleen eenige morkwaardige datums in herinnering brengen. In den avond van den 24sten Juni zou geene der beide partijen, dio gestreden hadden op het slagveld waar koning Karei Albert, achttien jaren geleden, te vergeefs voor Italië gestreden had, hebben kunnen zeggen, dat zij overwonnen had. De Italianen han delden alsof zij den slag verloren hadden; de Oos tenrijkers hadden zich binnen Verona terug getrok ken. De oorlog was nauwelijks verklaard; een gedeelte slechts van het jeugdige Italiaansche leger was in het veld geweest; het zou den onzen gemak- kelijk geweest zijn, om aanvallenderwijs te werk te van welke echter vele gebroken waren, loopende van 2000 v. Chr. tot op Artaxerxes Longimanu». Daaronder zqn godsdienstige gezangen, tooverfor- mules, astronomische geschriften, koningslijsten, ge- sohiedkundige en taalkundige werken gevonden. Circa een eeuw geleden stierf iemand te Delft, die een vrij aanzienlijk kapitaal moet hebben nagelaten waarvan een groot deel nog zou berusten in handen van de Weeskamer te Batavia. Een zekere zaak waarnemer kwam dit te weten; hij wist verschillende waarschijnlijke erfgenamen op te sporen, en deze van harte geneigd om zich zoo'n buitenkansje niet te laten ontglippen, waren spoedig bereid om aan gemelden zaakwaarnemer volmacht te geven om deze erfenis-quaestie voor hen uit te pluizen, en hem-te geven 10 pCt. van het te verwerven kapitaal voor zijn moeite en te betalen de verschotten. Nu, dit laatste bleef niet uit, verschotten moesten betaald worden maarde verwachte erfenis kwam nog niet opdagen. Dit begon sommigen van de lastgevers te verdrie ten en 't verdroot blijkbaar den zaakwaarnemer óék. Althans aan een paar der erfgenamen deed hij zijn last opzeggen en ook van die zijde werd hem opzeg ging gedaan. Evenwel tegen dezen laatsten stelde de zaakwaar nemer eene vordering in tot betaling van 5000.— op grond van een bepaling in 't contract van lastge ving: Dat wanneer de lastgevers hun lastgeving introkken, zij aan den zaakwaarnemer voor zijne be moeiingen zouden betalen dat bedrag. Gisteren werd voor de Haagsche rechtbank in deze zaak gepleit. Mr. Th. G. van Eek trad op voor den eischer en mr. G. van Rossem voor den gedaagde. De laatste erkende de lastgeving, maar ontkende de schuld, terwijl, waar alleen de handteekening van gedaagde onder het bewuste geschrift voorkwam, waar het die 5000 betrof, slechts begin van bewijs was geleverd, dat niet was aangevuld bq het geding. Namens den eischer werd beweerd, dat die bepa ling was een onderdeol van deze overeenkomst van lastgeving. Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald over 14 dagen. Eene nieuwe inrichting voor het verzenden der brieven, welke tot nog toe nergens bestaat, trad sinds 1 November te Berlijn in werking. Ten behoeve van een snelle verzending en bestel ling van brieven, wordt op werkdagen tusschen 10 uur 's morgens en 7 uur 's avonds een bijzondere straatpostdienst in het leven geroepen. De invoering van dezen dienst heeft ten doel, den tijd die noodig is om van de verschillende hulpbrievenbussen naar het hoofdkantoor te rijden, te besteden aan het stem pelen en sorteeren der brieven. Daarmede wordt te Berlijn eene bespoediging verkregon van gemiddeld een uur. Voor den straatpostdienst zijn bij zonde wagens ge bouwd, ingericht als oen postkantoor in het klein, met stempels, sorteerkasten, enz. De ritten van de straatpostwagens zijn zoo geregeld, dat zij van 11 verschillende standplaatsen aan de stadgrens ieder uur afrijden, onderweg de hulpbrievenbussen ledigen en verwerken, en aan het hoofdkantoor de reed» verwerkte brieven afgeven. De richting, welke de straatpostwagen neemt, is boven de aan den wagen gaan, en den veldtocht met beter succes voort te zetten. Van den geringsten soldaat, tot de generaals, en de beide zonen des konings toe, hadden allen bewijzen gegeven van moed en geestkracht; in het eerst waren de vijanden zeiven niet zeker, dat zy üiet overwonnen waren; en toen, daags na den slag, de generaal Lamarmora, zijn soldateuhart geweld aandoende, onze divisies liet terugtrekken, om te Volta, Goito en Solferino dapper wederstand te bie den, dachten allen aan de eer van Italië. De vluch telingen keerden terug, in de gelederen, die zij ver laten haddende weer voltallig getaaakte regimenten en divisies bezetten het slagveld; en de koning zelf kon, uit Cerlungo, den 26sten aan Rascoli, den toen- maligen eersten minister, schrijven, dat hij goods- moeds kon zijn, omdat: „die eerste veldslag noch gewonnen, noch verloren was." Weinige dagen later begon de strijd opnieuw. Den vijfden Juli hoorde men de kanonnen, die Borgoforte beschoten; bijna op hetzelfde oogenblik trok generaal Cialdini, met vijf afdeolingen, op drie plaatsen de Po over. Toen de Oostenrijkers llovigo ontruimden, lieten zij de forten springen, verbrandden de bruggen over de Adige, en trokken zich tot over de Livenza terug; intusschen waren eenige van onze regimenten, door de vallei van de Brenta, voortgerukt tot Levico. Dit was de wraak der Italianen, die zich, door verschei dene kleine overwinningen, wisten schadeloos te stellon, voor dien eersten, noodlottigen veldslag. {Wordt vervolgd.) f. hangende brievenbus aangewezen. Door deze bus is het publiek in de gelegenheid gedurende den rit nog brieven te verzenden. Het volgend antwoord, dat onlangs de leden der commissie uit den Parijschen gemeenteraad, belast met het onderzoek naar de wqze van proviandeeren1 te Amsterdam, ontvingen van een niet-offioieel, doch welingelicht persoon, wordt door de Tagl. Rundschau medegedeeld. Op de vraag van den voorzitter der commissie, waarmede men, in geval Amsterdam, het middelpunt der verdediging, ingesloten en belegerd werd, de 500,000 menschen, die er zich zouden bergen, dacht te voeden, kreeg hij tot antwoord //Met papier, mijnheerWij hebben, moot u weten, stapels brochures, couranten, open brieven en geleerde en niet-geleerde werken over de mogelqkheid om onze stad van proviand te voorzienaan de ver wezenlijking dezer plannen denkt niemand, maar telkens als ons Ministerie van Oorlog op dit gebrek in onze landsverdediging opmerkzaam werd gemaakt, antwoordde het met een opsomming van maatre gelen waardoor in belangrijke mate de papier- voorraad werd vermeerderd. Wat zouden de Pruisen het toch slecht bq ons treffen eerst bijna verdrinken door de //papieren" vijf voet water en dan, als ze daarover gezwommen zijn, in Amsterdam stikken in de papierproppen". In het Tjdsch. v. Geneeskunde geeft dr. Van Dooremaal een belangrijk opstel over de blindheid in Nederland. Terwijl thans in Europa ongeveer 300,000 blinden zijn, waarvan 100,000 niet blind haddon behoeven te worden, is de toestand in Nederland gunstiger dan ergens elders. Dit bewijzen de volgende cijfers; In 1869 waren in ons vaderland 1593 blinden, of 4,46 op de 10,000 inwoners; tegon 7.61 in Zwitserland, 8,11 in België, 8.36 in Frankrijk, 8,79 in üuitschland, 9,84 in Engeland, 10.15 in Italië, 12,01 iu Hongarije en 22,45 in Finland. Deze gunstigo verhouding nu bestond een tiental jaren vroeger, in 1859, nog niethet aantal blinden was toen 1992 en Nederland stond toen onder de landen volstrekt niet vooraan. Juist in dit tijdvak ligt echter de groote werkzaamheid van Donders voor het oogheelkundig onderwijs en de behandeling van onvermogende lijders. Merkwaardig is het dat deze vooruitgang niet is gevolgd door Brabant en Limburg; doch daar integendeel het aantal blinden toenam van 213 op 302 en van 177 op 209. De oorzaak van deze hooge cijfers zoekt schrijver in het verzuimen van de voorzorgsmaatregelen tegen oogontsteking der zuigelingen, waardoor elders veel blindheid wordt voorkomen. Eene tweede oorzaak van verbetering schuilt in de organisatie van den oogheelkundigen dienst in de gestichten te Ommer- schan8 en Veenhuizen, op voorstel van prof. Snellen, die daar in 1860 op 5213 verpleegden 822 ooglijders vond. Eene derde oorzaak zoekt schrijver in de verbeterde weezenverpleging, in de vacautiekolonies en dergl. In hoever de fabriekshygicoe op de blind heid invloed uitoefent is bq gebrek aan statistiek nog niet te zeggontoch zou, meent schrqver, een geneeskundig fabrieksinspecteur ruim werk vinden. Als laatste oorzaak zqn te noemen de pokken. Van de 34 blinden in do statistiek van Magnus, dio hunne blindheid aan de pokken hadden te wqten, was geen enkele gej-evaccineerd10 waren niet ge vaccineerd. Zooals men weet moest vroeger tyj deel der blinden op rekening van de pokken gesteld worden. Zooals raeu ziet, kan, voor het meerendeel dezer oorzaken van blindheid, tqdige geneeskundige hulp den droevigen afloop voorkomen. Aau Donders is het te danken, dat die hulp meer en meer onder ieders bereik komt. Donders heeft vroeger eens gezegd„De statistiek zal uitwijzen, dat het aantal blinden in do laatste 20 jaar is afgenomen." AaD een dankbaar volk de plicht ora dat woord te bevestigen. De Gelderlander deelt als waur gebeurd het vol gende mede Hot volgende voorval uit het leven van een ge neesheer kan aantoonen, hoe moeilijk het dikwijls is, om te bepalen of de dood is ingetreden, vooral bq groote epidemieën, in hoofdzaak bij cholera. Te vens zal er uit blijken hoe moed en tegenwoordig heid van geest oen mensch het leven redden. Het was Juli van het jaar 18toen Groningen geteisterd werd door een verschrikkelijke cholera- epidemie. De doodgravers hadden druk werk. Nu eens groeven zij een grafkuil voor een lijk der eerste «lasso, dan weer bevonden zijzich op de plek waar de armen hun laatste rustplaats vindon. Niemand, rqk of arm, kind of grijsaard, niemand werd ge spaard door den ontzettenden vijand, die als alver- nielend monster uit Azië tot ons was gekomen, romngen was toen nog een vesting en had een sterk garnizoen. Weldra was het militair hospitaal opgevuld met lijders, van welke de raeesten stier ven. Zoodra een soldaat gestorven was, werd het lqk naar een groote, daartoe ingerichte zaal ge bracht, in een kist gelegd en met een laken over dekt, waar het dan bleef staan totdat er zekerheid bestond, dat van schqndood geen sprake meer kon zqn. Des nachts werd in dit vertrek steeds gewaakt door een geneesheer, die dan tevens den dienst waar nam in het hospitaal. De nacht was warm, maar in de zaal der dooden werd het kunstmatig koud gehouden. In twee lange rijen stonden een dertigtal kisten in het ruime ver trek, de witte lakens maakten eeu huiveringwekken- den indruk. De droefgeestige stilte werd slechts gestoord door het knabbelen van muizen achter het houten beschot, en toch was er onder al die dooden een levende. Bij het raam aan een klein tafeltje, opgestapeld met boeken, zat een jonge man. Hij werkte kalm en bedaard door, zonder er aan te denken, dai hij zich in een grooten grafkelder bevond. Het licht van een half afgebrande kaars viel op zijn schoon, verstandig gelaat, de groote blauwe oogen teekenden moed en zelfvertrouwen en het zware, krullende bruine haar schonk den gebeelen persoon iets aantrekkelijks. Hq waakte. Het was stil, doodstilZelfs de ademhaling van don lezenden geneesheer kon men niet hooren. Plot seling echter was 't alsof iemand zuchtte. De jonge man hief luisterend het hoofd omhoog, maar hoorde nietshij moest zich vergist hebben. Nauwelijks had hij zijn gemakkolijke houding weder aangenomen, toen nogmaals, maar iets duidelijker dan te voren, een zucht werd geslaakt. De doktor sprong op en blies zoo snel mogelijk de kaars uit. Daarop ging hq op zijn teenen van de eene kist naar de andere, voelende en tastende. Neen, neen, allen waren wel degelijk dood. Zou hq zich dan toch vergist hebben Maar toch Daar hoorde hij een geluid alsof iemand rilde, hij legde zijn hand op het laken, en de man er onder trachtte zich in zijn nauwe ligplaats te bewegen. Met een kalme stem, alsof hq aan een ziekbed stond, vroeg de jonge man„Wel vriend, hoe gaat 't er nu mee ft Is koud, ik bevries." „Ja ventje, we hebben je in een koude kamer ge bracht, omdat je zoo'n hevige koorts hadfc. Je moet nog vijf minuten stil blijven liggen, zonder je te be wegen. Beloof je mij dat, 't is voor je bestwil." De soldaat beloofde het, en de geneesheer snelde weg in de duisternis, met moeite zqn weg vindende tusschen de kisten. Hq haalde met den grootsten spoed een paar ziekenoppassers en ging met dezen terug naar het lijkenvertrok. De uit den doode herrezene werd opgenomen en naar een der zalen gebracht, waar de dokter hem dadelijk opwekkende middelen toediende, terwijl hij hem warm deed toe stoppen, zonder dat tie man vermoedde van waar hij kwam. Wij kunnen verder kort zijn* De zieke, die tus schen dood en leven gezweefd had, herstelde vrij spoedig en verliet het hospitaal, zonder te vermoe den dat hij reeds eenmaal in het kleine huisje van zes planken had gerust. Eerst later, veel later hoorde hij het geval en bogreep toen aau welk ont zettend gevaar hij was ontsnapt. Algemeen werd het gedrag van den geneesheer bij deze gelegenheid geroemd. Indien hij de tegen woordigheid van geest niet gehad had, om het licht uit te blazen, zou de man, als hij het laken van zich had afgeworpen, waarschijnlijk van schrik gestorven zijn, zoodfa hij bemerkt had dat hij in een grooten grafkelder lag te midden vau lijken. Menigeen zou ook eerst hulp gehaald hebben vóór hij de griezelige taak aanvaardde om in de diepste duisternis den levende onder de dooden te gaan zoeken. Ware zulks in dit geval geschied, dan zou de hulp waar schijnlijk te laat gekomen zijn, want hier was in de eerste plaats een goruststellend woord noodzakelijk. De Bchijndoode, die nog leeft en een welgesteld landbouwer in Overijsel geworden is, spreekt nog steeds met dankbaarheid over den man, die hem door zijn groote tegenwoordigheid van geest het leven redde. Te Christiania hebben de meisjes uit de lucifers fabrieken verleden week het werk gestaakt en een bekend socialistisch woordvoerder tot hun leidsman gekozen. De dichter Björnstjerne Björnson verzocht den bisschop Essenstrop om als bemiddelaar op te treden, doch deze weigerde dit met het oog op zijn officieele positie. Vrqdag volgden de werkstaak- sters het elders gegeven voorbeeld en werd er een groote optocht door de straten der hoofdstad ge houden. Voor de inzending van vee uit Nederland naar de tentoonstelling in Argentinië had zich een com missie gevormd, aan wie de Minister uitzicht op f 24,000 Rijks-subsidie gaf, indien provinciën, maat schappijen en particulieren toezegging deden voor de verdere, eventueel te lqden schade. Op aanvraag van de commissie hebben toen verschillende pro vinciën Friesland o. a. voor 4000 deelge nomen in een waarborgfonds; doch toen de com missie daarop aau den Minister vroeg waarop zij definitief kon rekenen, kon de Minister niet verder gaan dan f 12,000 om in de helft der schade te deelenhot overige moest op andere wijze gevon den worden. De commissie heeft zich nu opnieuw tot de pro vinciën en maatschappijen gewond en op haar oor spronkelijk bedrag bezuinigd, o. a. door het paviljoen van 10,000 te schrappen. Het hoofdbestuurder Fr. Mij. van Landbouw, gesteund door particulieren met geldelijke toezeggingen tot p. m. 1000, heeft besloten voor 1500 in het waarborgfonds deel te nemen, mits bij het koopen van-het te zenden vee worde gelet op maat en melkrijkheid. Het overlqden van den Franschen letterkundige Emile Augier, breng de volgende anecdote in her innering. Op zekeren dag bezocht Augier zijn medewerker Jules Sauduau. Juist hield onder het venster een orgeldraaier stil en begon met zijn (nuziek. Sandeau, die zeer zenuwachtig was, wist niet hoe spoedig hij een stuk kleingeld uit het raam zou werpen, terwijl hij den man toeriep. „Zie daar goede man maak als je-blieft, dat je weg komt." „Weet je geen beter middel, om je van die plaag te verlossen?" vroeg Augier. „Die man komt natuurlijk terug." „Helaas neon," was het ant woord. „Dan zal ik je er een aan de hand doen," hernam Augier. „Ik woon in de Rue des Martyrs een buurt die door virtuozen op het draaiorgel druk wordt bezocht. Nauwelijks had ik deze woning betrokken en het venster geopend, of een orgel draaier vertoonde zich op het trottoir en begon het Miserere uit Verdi's Troubadour te spelen. Terstond gaf ik de levendigste blijken van belangstelling. Nu begon hij een wals van Strauss te spelen. Ik nam een stoel en ging op het balkon zitten. De man speelde vervolgens Partant pour la Syrië en ik applaudisseerde uil alle macht. Daarop weer klonk Void le sabre uit Offenbach's operrette La Grand duchesse de Gerolstein. Nu riep ik mijn medebewoners, dat allen toch aan het muzikale genot zouden deelnemen. „Nog meer riep ik den straatmuzikant toe. Hij begon opnieuw, om ten slotte zqn muts af te nemen, met de bedoeling, dat ik hem een belooning zou toewerpen. Nu verdween ik evenwel bliksemsnel en sloeg achter de raamgor dijnen een tooneeltje gade, dat op elk ander, dan mij, een tragischen indruk zou hebben gemaakt. De man wierp een wanhopigen blik naar mijn bal kon. Eindelijk hing hij zijn orgel over den rug, sloeg de vouwstoel, waarop hij zijn orgel had neer gezet toe en, na zich blijkbaar mijn huisnuuqner in het geheugen gepreht te hebben, strompelde hij verder. Vijf of zesmaal herhaalde ik dezelfde manoeuvre met zqn kunstbroeders en nooit heeft sedert een orgeldraaier voor mijn deur stilgestaan, om mijn ooron kosteloos op zijn muziek te vergasten. Aan het feestmaal, dat door den sultan ter eere van het Duitsche keizerlijk paar in Yildiz-Kiosk werd gegeven, namen 120 personen deel. De sultan ontving zijne gasten aan de stoep, hielp de keizerin uit het rijtuig en geleidde haar in het paleis. Nadat de buitenlandsehe gezanten en hooge Turk- sche staatsambtenaren met hunne echtgenooten aa» den keizer en do keizerin waren voorgesteld, begaf men zich naar de tafels, die in twee naast elkaar gelegen zalen waren aangericht. Aan de eeretafel zat de keizer links, de keizerin rechts van den sultan. Aan de rechterhand der keizerin was prins Hendrik gezeten, dan volgde graaf Herbert Bismarck. Ook den gezanten was aan de eeretafel plaats aangewezen. Keizer Wilhelm droeg de roode uniform der lijfwacht. Het maal bestond uit twaalf gerechten en jverd aan de hoftafel in gouden schotels, aan de tweede tafel in zilver opgedragen. Bovendien werd de maaltijd door muziek opgeluisterd. Na afloop onderhield de keizer zich geruimen tijd mot do gezanten en vervolgens werd de alge- meene verlichting van het park in oogenschouw genomen, die met een vuurwerk eindigde. De keizer en de keizerin zijn zeer tevreden over de gastvrijheid des sultans, die geen kosten heeft gespaard om zijn gaston zoo feestelijk mogelqk te ontvangen. Waar het geld vandaan moet komen, deze zorg laat de sultan over aan zijn minister van 1 financiën. Op uitdrukkelijk verlangen van den

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2