80 ES' Ei? eo - t 1 ADV er Openbare Openbare op Woeni op VrVdai S.van PI 9 I met H< met het eeuv den grond, t kade, beneve TUINGRON] Kadaster i te A WA] BEI HEE bojti in A. v. OS j Burgerlijke stand. zekeren. (B w i m van felicitaties en post* eerherstel zal willed bekronen met het een pensioen, om de zwaar lieproetde -u-Ver- Jai Betaling o, Informatiei bg KOÜi op de Heere AJ ten Nadere infi NAAR te Gouda. Den H Rolleed Binnenland soorten vastei na iets verbet» varia tién. NIEÜW JOHANi hunne 4 EEND I Op grond van verscheidene gevallen, waarin be smettelijke ziekten door de instrumenten van kappers waren overgebracht op gezonden, heeft de politie te Nordhausen (Duitschl.) na rapport van den Kreisp- hysipus, een voorschrift uitgevaardigd, waarbij do barbiers en kappers, of straf van boete, verplicht worden, hunne instrumenten na gebruik steeds in eene oplossing van karbolzuur of van creoline te desinfecteeren. Q. N. GEBOREN 21 Nov. Johannes Franciscu», oudeY» F. H. Wildenburg en M, L. Piket. 22. Jen, onder» O, Koog en W. »an Bekeren. Evert, oudera II. van Kooij en J. Wakkier. OVERLEDEN 22 Nov. W. P. van Hoorn, 7 j. ONDERTfcOI hoorn, 24 j. en 19 j. en J. Dm E. van Barling hiermede voldoe ik aan dien plicht. Zie deze docu menten in, onderzoek ze en laten wij er verder over spreken, als ge wat kalmer zijt geworden." Het begon in Koerts hoofd te duizelen. Als in een droom zag hij, hoe mynheer Morris de akten vluchtig telde, zijn hoed greep en voor heden afscheid wilde nemen. „Blijf hier, mijnheer! ik bid u,” sprak Koert met bevende stem, „zeg mij alles!” Mijnheer Morris maakte een buiging. „Goed bezien, mijnheer Von Berghaupt, is mijn taak eigenlyk afgeloopen. Ik geloof niet, dat bij deze akten nog eenige opheldering noodig ismocht dit echter toch het geval zijn, dan ben ik tot uw dienst. Het doet mij leed, mijnheer, dat ik u met deze onaangename zaak heb moeten bekend maken doch ge zult wel begrijpen, dat ik niet mocht na laten, nu miss Jane uwe echtgenoote is geworden. Er blijft mij nog over u mede te deelen, dat James Gray weinige uren vóór mijn vertrek uit Londen ter dood is gebracht. Hij ging den dood te gemoet als een dapper man, zijn laatste woorden golden zijn kind. Laten wij rechtvaardig zijn, mynheer Von Berghaupt; wij eeren ons zelven, als wij erkennen, dat hij ook zijn deugden gehad heeft. Hij was een goed vader voor zijn kind en zou zeker een waardig lid der maatschappy gebleven zijn, als hij niet in zulke moeilyke omstandigheden was geraakt. Hij werd waanzinnig, toen hij zag, dat zijn ondergang nabij was, en in zijn waanzin pleegde hij den moord. liefde E ondere P alleen verplicht zijn geweest, aan den Duitscher met wien hij gespeeld had, 35 te betalen. Het O. M. requireerde bevestiging van het vonnis a quo, waarbij oekl. veroordeeld was tot eene ge vangenisstraf van 3 jaar. Hij was bovendien voor den hove een oude bekende, gelijk de president zich wel bleek te herinneren. Ik waag het niet den moord op twee monschen ge pleegd, te verontschuldigen j neen, het vergoten bloed moest gewroken worden, maar dat behoeft ons niet terug te houden om met nog meer ijver zijn deugden op te sporen en te prijzen, te zwaarder de misdaad was, die hij beging. De schuld werd geboet en ik geloof, dat wij ons met de nagedachtenis van James Gray kunnen verzoenen. Koert verzamelde zijn krachten en stond op. Hij liep in de kamer heen en weer en scheen tot kalmte te komen. Toen bleef hij voor den advocaat staan en staarde in zijn zeegroene oogen, wier diepte on peilbaar was. „Ge zult wel kunnen begrijpen, dat ik in mijn gemoedsgesteldheid op dit oogenblik niet in staat ben om mij zelven rekenschap te geven van den indruk der monsterachtige mededeelingen, die u mij gedaan hebt. Bij mij staat echter vast, dat uwe beweringen, ondanks die documenten en ondanks de „Timet” onmogelijk waarheid kunnen bevatten, mijn heer de advocaat! De vader mijner vrouw was een geëerd koopman; hij genoot het vertrouwen van ver schillende staten, die hem tot hun consul benoemden, ik heb de benoemings-akten gezien. Hij verloor met zijn vrouw het leven bij de schipbreuk der „King Richard." „Mijnheer von Berghaupt,” antwoordde mijnheer Morris ernstig, „het is voor mij een gewetenszaak u niet opzettelijk op een dwaalweg te laten gaan. Voor ons eigen bestwil is het plicht de feiten stout INGEZOND E N. 1 Mijnheer de Redacteur! Het deed mij genoegen onder het ingezonden schrijven van G. B. in Uw vorig Nr. geen aantee- kening Uwerzyds te vinden, gelijk veelal Uwe ge woonte is, wanneer door een Uwer lezen opmerkin gen over Uw blad worden openbaar gemaakt. Terecht hebt gij geoordeeld, dat het schryven van G. B. geen antwoord behoefde. Maar vergun my, als een Uwer getrouwste lezers, U dank te zeggen voor het feuilleton „Een Engelsche familie te gast" (oen volkomen juiste uitdrukking, mits men haar niet ia letterlijken zin neme), waardoor gij ons met een gedeelte van een aardig boek hebt doen kennis maken. Natuurlyk stemt men niet met alles in, wat de schrijver ons te lezen geeft (gij zelf hebt dit reeds opgemerkt), maar men moet wel nauw verwant zijn met zekeren heer Nurks, om lust te hebben tot een kritiek als die van G. B. Zoo U daartegen geene bezwaren hebt, zult U met de plaatsing dezer regelen verplichten. in bet gelaat te zien, ware het alleen om elkander te verstaan omtrent de wegen, die wij moeten inslaah. Wat de „King Richard” betreft, ik verzeker u, dat dit schip nog even als vroeger zijn reizen tusschen Sidney en Londen doet en nooit schipbreuk heeft geleden. James Gray wilde met dat schip naar het buitenland vluchten en nog op dit oogenblik wensch ik, dat het hem gelukt ware. Maar hij gebruikte niet de noodige voorzichtigheid, hij nam zijn vrouw en zijn dochter, mitt Jane, mede. Dit moest de aandacht wel trekken en was daarom een bepaalde fout. Het was niet anders te verwachten.- hy werd gevat nog voor het schip de monding van de Theems bereikt had. Zijn ongelukkige vrouw zocht de dood in de golven. Ge zult vragen, hoe het gerucht van de schipbreuk in de wereld kwam. Het antwoord hierop is eenvoudig. Ik zelf verzon het verhaal vaa de schipbreuk der „King Richard" en wel om de meest humane redenen. Toen ik eenmaal de zaak van James Gray op mij had genomen, begreep ik, dat vader en dochter elkander niet mochten wederzien. Het was voor my een moeilijk oogenblik, toen ik de schoone mitt Jane en haar geachte tante moest mededeelen, dat de „King Richard” gestrand was en haar vader en moeder de dood in de golven hadden gevonden. Het gelukte mij de beide dames over te halen om op reis te gaan. (Wordt vervolgd). Het vraagstuk van de hervorming der begrafenis- wijze blijft in Engeland aan de orde van den dag. De bisschop van Marlborough heeft in Westminster te Londen weer eene vergadering van kerkelijke en geneeskundige autoriteiten gepresideerd, waarop door verschillende sprekers de tegenwoordige wyze van ter-aarde-bestelling in gesloten stevige kisten, gewelven en overvulde grafkelders hoogelijk wordt afgekeurd, en alle geestelijke, geneeskundige, stads en graafschapsautoriteiten worden opgeroepen hunnen invloed aan te wenden om eene afgeheele hervor ming tot stand te brengen, opdat de zorg voor de overledenen geen gevaar van besmetting oplevere voor de levenden, en het aanwenden van scheikun dige middelen ter ontsmetting, welke tegenwoordig goedkoop en gemakkelijk verkrijgbaar zijn, meer algemeen te maken. Bovendien zal weldra bij de bevoegde macht op wijziging en aanvulling van de wottelijke bepalingen in dit opzicht worden aan gedrongen. De bisschop van Marlborough achtte zich ver plicht aan het einde der vergadering te verklaren, dat hij door het voorzitten daarvan niet wilde hebben gezegd met al het aangevoerde in te stemmen, hoewel hij het in hoofdzaak met despre kers eens was. Het schijnt dan ook werkelyk, dat in Engeland op dit stuk nog zeer verouderde bepa lingen heerschen. Uit Warfum schrijft men aan de N. Gron. Ct.: Een zeer gelukkig man is de oude K. Palmer, ex-brievenbesteller alhier, sedert de minister van waterstaat enz. hem zijn eervol ontslag gezonden en dus in zijne eer hersteld heeft. Vier jaren is het geleden, dat aan het postkantoor te Warfum een diefstal werd gepleegd. De verden king viel op den besteller Palmer, en ofschoon vele ingezetenen hem niet in staat achtten tot het plegen van zulk een misdrijf, en de justitie, wegens gebrek aan bewijs, van rechtsvervolging moest afzien, werd hij toch ontslagen. H5j kreeg zijn ontslag, op grond, „dat de post-administratie geen voldoend vertrouwen meer in hem kon stollen.” Deze slag trof vreeselijk. Wat zou de oude man met zijne eveneens oude vrouw beginnen, om aan den kost te komen, en hoe zouden zij de schande dragen, die er nu kleefde op zijn naam? In het eerste werd, zoo goed en kwaad als het kon, voor zien. Door geldelijke bijdragen van zyne medebur gers werd Palmer in staat gesteld, eene kleine ne gotie te beginnen. Voortaan kon men hem langs de huizen zien venten met kruidenierswaren. Een treurig gezicht bood die oude, vermagerde gestalte met zijn sleependen gang en schuwen; ontwijkenden blik. Zijne vrouw verdiende nog eenige stuivers met veldarbeid, en op deze wijze moesten zij in hun schamel onder houd voorzien. Maar, de schande was nog moeielyker te dragen dan de armoede. De menschen te overtuigen van De heer Hugo Leknert zegt in zijn laatste maandrapport over den toestand van den veehandel o. a. het volgende: In de kustlanden der Noord- en der Oostzee (Wilstermarsch, Breitenburg, Oost-Friesland, Olden burg en Holland) waren de prijzen zoo hoog, dat velen, die er geen volstrekte behoefte aan hadden, besloten af te wachten wat het volgende jaar brengen «ou. Er bestaat nochtans voor de naaste toekomst nog geen uitzicht op lager veeprijzen. (Wij merken hierbij op, dat de heer Leknert, wanneer hij van Holland spreekt, daarmee Groningerland bedoelt; daar alleen beweert hij „secuur" te kunnen koopen.) Tegen redelyken prijs kan men nu in genoemde streken thans drachtige vaarzen hebben, om in Fe bruari en Maart af te kalven; de winterkoeien, die in deze en de volgeade maand kalven, zijn begrijpe- lykerwijs schaarsch geworden en stefk uitgezocht. Kalveren van 6 tot 7 maanden zijn ook in menigte verkocht geworden, vooral in Holland, van waar er velen uit „de provincie West-Friesland” (sic.) naar Duitschland en Oostenrijk trokken. Ik geloof echter niet, dat het voordeelig uitkomt zulke kalveren in den herfst te koopen: men stelle dit liever uit tot in Februari en Maart of April: ze zijn dan 4 of 5 maanden ouder geworden en kosten wellicht 36 meer, maar dit is niet te veel om ze den winter door te houdenmen koopt ze m. i. eigenlyk, tegen ietwat hooger prys, goedkooper n£, dan vóór den winter en, wat van nog‘meer belang is, men kan, wanneer zij jarig zijn geworden, beter beoordeelen wat er van groeien zal. Er is steeds beweging in den handel van versche melkte beesten voor de mel kerijen, maar zij die prijs stellen op eene combinatie van melkrijkheid en aanleg tot vleesch en vetgroei in hetzelfde beest (für Milch- und Maetwirthechafteri) mochten wat meer aandacht schenken aan het Nor- derditmarscher vee. De fokkers dier streek hebben uitstekend gewerkt, en steeds kruisende met Durham-stieren (van het melkras, trouwens) zijn zij er toch in geslaagd de melkafscheiding bij hunne koeien in stand te houden. Het mond- en klauwzeer heerscht in een groot ge deelte van Zwitserland, vooral in de oostolyke kan tons, Graubünden, Appenzell etf St. Gallen. Het kanton Bern is vrij gebleven. Daarentegen is Bo- hemen dermate besmet, dat de grens tusschen het koninkrijk en Vorarlberg en Tyrol streng bewaakt moet worden en voor rundvee en varkens gesloten is. Holstein is nu wel wederom van het klauwzeer bevrijd, maar het heerscht toch nog in vele andere Duitsche streken. De heer Leknert verwacht dat de Duitsche vet mesters ook den strijd met Amerika zullen moeten aanvaardende ladingen vet vee, welke te Hamburg aankomen, schijnen resultaten op te leveren, waarover zoowel de Hamburgsche slagers tevreden zijn als de Amerikaansche vetmesters en de importeurs, zooals trouwens de vorige week reeds in dit blad werd vermeld. Palmer’s onschuld, was moeilijk, te meer, daar er altijd velen zijn, die gaarne het slechtste willen ge- 1 ooven van hun evenmenschen. Doch, eindelijk na vier lange jaren kwam ook hierin uitredding. De wensch ging in vervul ling van vrouw Palmer, „dat de Lieve Heer nog I eens mocht geven, dat de ware dader bekend werd I en de onschuld van haren man aan het licht werd gebracht.” In de maand Juli van dezen zomer werd door den heer Talens, kassier te Uithuizen, een pakket van aanzienlijke geldswaarde verzonden. Dit pakket raakte zoek, en het onderzoek bracht aan het licht, dat de postbode van Warfum op Onderdendam schuldig was aan dit feit. Deswege werd hij ontslagen en tot gevangenisstraf veroordeeld. Dit vonnis was eene blijde gebeurtenis in Palmer’s leven. Nu kon hij weer de hoop koesteren, dat zijne zaak tot klaarheid zou komen en de waarheid zou bekend worden aangaande den diefstal op het post kantoor. Want, de veroordeelde postbode was vóór vier jaren ook reeds in functie en had, even goed als Palmar, toegang tot het kantoor. Te Warfum werd de zaak druk besproken en ve len uitten den wensch, dat de zaak-Palmer nu ook weer ter sprake zou komen. Dit is gebeurd, blijkens het eervol ontslag, door Palmer gekregen. Dat de oude luidjes opgetogen waren van vreugde, laat zich denken; ook dat Palmer nu weer fier zijn hoofd omhoog steekt en de menschen eens weer flink in de oogen durft zien. Van alle kanton ontving hij sedert bewijzen deelneming in den vorm i wisseltjes, terwijl er hoop bestaat, dat de minister zijn werk van toekennen van a r bude lui nog een onbezorgden levensavond te

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 4