BINNENLAND.
N° 4091.
Maandag 9 December.
1889.
omen
t)ON.
AP
België.
re.
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken*
FEUILLETON.
>nts.
EGEN,”
ïnj.
5IX
r'
De insending van advertentifin kan geschieden tot één uur des namiddags van den dag der uitgave.
ZEVENDE HOOFDSTUK.
zen.
l
cman Zoon.
CR 1889.
oneelisten.
nde Kunsten
lirecteur der
Utrecht.
IR1NKMAN.
De uitgave dezer Courant geschiedt dagelgks
met uitzondering Tan Zon- en Feestdagen.
De prjje per drie maanden is 1.25, franco
per post 1.70.
A^onderlgke Nommers VIJF CENTEN.
I kilog*.
t,
rs.
geschilderde
Janskerk te
snia der 8t
mingen ens
rljjk lerene-
Gebroeders
ibcth.
(Uü lui Etu/eUch.)
goudschecourant
or huiseljjk
pannen- en
jen mits er
t
int de
ÏT
Jrijs-
port
wm-
Juitsch tan
J. B.
j 71/, uur.
AD VERTENTIEN worden geplaatst
▼an 15 regels a 50 Centen; iedere rege
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
Bovendien worden alle Ad verten tien gratis
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD
't welk des Maandags verschynt.
Dr. J. H. Gunning JHzn., zal Dinsdag a. st een
volksvoordracht houden in de Vereeniging Oranje en
Nederland alhier. Als onderwerp is aangekondigd:
«Rome en het Evangelie.”
Zij, die geen lid of begunstiger zijn van genoemde
vereeniging, kunnen deze voordracht tegen betaling
van 10 ets. by wonen.
Onze voormalige stadgenoot, de Heer P. Meijer,
thans wonende te Amsterdam, is gisteren geslaagd
▼oor de akte Fransch B. M. O.
In het jaar 1883 heeft de directeur der Rijks-
postspaarbank, de heer A. Sassen, een overzicht (in
de Frausche taal) van die nuttige instelling gegeven
ten behoeve van de bezoekers der koloniale tentoon
stelling en van de buiten land sche regeeringen,
die om inlichtingen vroegen. Sedert dat jaar heeft
de Spaarbank al meer en meer aan hare roeping
voldaan de inlagen zijn van ruim 3 tot over de
40 millioen gestegen en is menige verbetering
aangebracht. Toen nu dezen zomer te Parijs het
voor de /pinstellingen van voorzorg" weder
Gisterenavond bad in de zaal „Nut en Vermaak”
de jaarlijksche algemeens vergadering plaats van de
Kamer van navraag. Deze werd geopend met een
korte toespraak van den voorzitter, den heer H. P.
Schim van dor Jioeff, die daarin mededeelde dat
deze vergadering door bijzondere omstandigheden
niet in November zooals het Reglement voor
schreef was gehoudentrouwens de 6e December
was geen ongeschikte datum voor eene vereeniging
als deze om te vergaderen, wier doel was „het op
verstandigs wijze weldoen” te bevorderen. Spr
wijdde een woord aan den St. Nicolaasavond, waarop
ieder Nederlander in weldoen zijn genoegen zocht
wees op den naderenden Oudejaarsavond, waarop de
vraag: hebt gij genoeg welgedaan? tot ons komt om
Zij zochten den advocaat in zijn hotel op. Deze
zat juist aan zijn ontbijt en hij hield niet op voordat
de beide heeren ook een en ander met hem nuttig
den. Wambold had nu een goede gelegenheid om
den advocaat te bestudeeren, die hem met groote
vriendelijkheid had ontvangen. Hij vond vandaag
volstrekt niets komieks in mijnheer Morris.
„Het doet mij genoegen, dat ge uw intiemsten
vriend met het proces-Gray hebt bekend gemaakt,”
sprak Morris tot Koert. „Wat mij in het bijzonder
aangaat, mijnheer Von Berghaupt, ik moet u zeggen,
dat ik weder brieven uit Londen ontvangen heb, die
mijn tegenwoordigheid aldaar, dringend noodzakelijk
maken. Alleen de belofte, die ik u gegeven heb,
houdt mij terug, anders zou ik dadelijk afreizen.”
„Ik zou u gaarne van die belofte ontslaan,” ant
woordde Koert, „maar op het oogenblik kan ik uw
bijstand het allerminst missen.”
„Het compliment, dat in deze woorden ligt, brengt
mij wel eenigszins in verlegenheid, mijnheer Von
Berghaupt, daar ik onderstel, dat zulk een geacht
en edel mensch als mijnheer Von Wambold beter
geschikt is om deze zaak af te wikkelen dan ik» die
te veel hnrt en gemoed heb om met de noodige
kalmte te kunnen handelen.”
Bij deze woorden rolde de advocaat zijn servet op
en legde het naast zijn bord. Wambold had een
glas wjjn gedronken en zette zyn glas ook op de
'i naar mijnheer Morris en
I keek dezen een poos onderzoekend aan. De advo
caat scheen de gedachten van dezen jongen officier
te lezen en dadelijk was hij bereid elke verkeerde
wending te voorkomen. Met een fijn glimlachje
keek hij Wambold aan en vervolgde:
„Mynheer, de tijd, waarin wij leven, is een tijd
van ontkenning. Het ligt in den geest van onzen
tijd te twijfelen aan de zachtere gevoelens van man
nen, die een scherpzinnig verstand hebben. Veront
schuldig u niet, mijnheer von Wambold, ik ben de
laatste, die daartegen wil opkomen. Doch dit weer
houdt mij niet om u en uw vriend het bewijs te
leveren, dat ik zeer bijzondere redenen heb om in
dit geval van mijn gevoelens te spreken. Ik heb
Jane Gray reeds gekehd, toen zij nog een kind van
vijf jaar was. Met innigen trots durf ik zeggen, dat
ik mij verdienstelijk heb gemaakt door deel te ne
men aan de zorg voor haar uitstekende opvoeding.
Op haar tienden veijaardag zond ik haar een ruiker
bloemen, welk geschenk zij beantwoordde met oen
gedicht, dat verstand en gevoel toonde. Als ik u
daarmede een genoegen kan doen, wil ik u het ge
dicht dadelijk voorlezen.”
Koert maakte een afwijzend gebaar met de hand.
„Goed, wellicht stelt u daar later wel belang
in. Ik heb aizoo miss Gray zien opgroeien en haar
zien ontwikkelen tot een bloeiende maagd. Als ik
niet zooveel rekening had behoeven te houden met
de maatschappij, waarin ik verkeer, dan had ik haar
zeker mijn hart en hand aangeboden. Doch ik zou
mijzelven als advocaat onmógelijk gemaakt hebben
kiezing van nieuwe bestuursleden. 1
die herkiesbaar waren, n.l. dft hh. E. S. Cats en
C. D. Julius werden herkozen en gekozen de hh.
A. H. van 9 Dillen, A. W. Roes, J. W. Vorster,
G. J. F. Steijnen, J. C. Geelhuizen, H. J. Krieger,
en C. H. Harderwijk.
Vervolgens werden de volgende twee punten be
sproken. 1. De wenschelykheid dat ingezetenen, die
ten behoeve van een of ander arm gezin of persoon
lijsten doen circuleeren deze vooraf stollen in handen
van het bestuur der Kamer van navraag, om te
onderzoeken in hoeverre bedoeld gezin of persoon
ondersteuning verdient. Imme||jtele goedgeefsche
ingezetenen teekenen op zulke TrjSfen uit beleefdheid
voor hem of haar, die ze r .w.w.8-
TMk bljjkt dat de giften «lecbt be.teed worden. Het dèTeer SMson“'beijrerd”èen tweede
-l* 4.» - uitgaaf van zijn Menoire te bewerken, waarin de
geschiedenis en de toestand dor Postspaarbank tot
het begin van dit jaar wordt geschetst.
Wij zien daaruit, dat op 1 Juli 1889 het getal
hoofdkantoren en hulpkantoren, waar inbreng kan
geschieden, was gestegen tot 1185. Op 31 Maart
1889 was het getal inlagen (sedert 1 April 1881)
gestegen tot 2,368,988, voor een bedrag van
f 41,440,724 op 277,714 boekjes, dat der uitbeta
lingen tot 562,952 voor een brdrag van 27,587,124
(waarbij 52,062 rente). Het tegoed bedroeg op
dien dag ruim 14,910,000 op 213,902 boekjes.
1 onverstandige van aalmoezen geven aan onbekenden,
toch steeds daarmede voortgaan, hen gaven. Men
meende echter dat de zaak meer lag op den weg
der Werkinrichting tot wering van bedelarij dan op
dien der Kamer. Er werd besloten daarover in
overleg te treden met het bestuur van de Werk
inrichting.
GOUDA, 7 December 188».
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD.
Diuedag den 10 December 1889, de. namiddag,
ten 1 ure, ten einde te behandelen:
De Ontwerp-Verordening op bet rijden in de
Korte Groenend>al.
Het voorstel tot openbare verpachting van den
Stoombeukmolen.
17)
«Ik moest dien heer natuurlijk mijn vertrouwen
schenken en Ap sprak het gewichtige woord: het ia
onverantwoordelijk van Jane en haar tante u te ver
zwijgen, dat James Gray te Londen in de gevange
nis smachtte, beschuldigd van moord en roof!
Wij zijn dus het slachtoffer van een ongehoord be
drog geworden! Al beminde ik haar tot waanzin
nig wordens toe, mag ik dan terugkeeren tot een
vrouw, die zoo met de eer van haar man speelde?
Die
Wambold scheen zeer opgewonden te zijn. Hij
viel Koert in de reden met de woorden:
«Koert, ik blijf bij je tot de zaak is opgehelderd.
Als het er op aankomt iemand het masker af te
ruiken, dan ken ik geen toegevendheid, dan spaar
ik niemand, daarop geef ik je mijn woord I Maar
nu het hoofd opgeheven. Koert, ik zal je steunen,
zoolang ik daartoe zelf de kracht zal hebben. Toon
je een man, die door geen ramp wordt terneerge
slagen! Kom, laten wjj nu naar mijnheer Morris tafel. Hij keerde zich
gaan!” I
Aan den te Zevenhuizen gehouden kolfwedstrqd
De twee leden behaald door S. Bos te Zevenhu zen, de premiën
en W. F. Cording te
rondzendt, terwyl later congres
werd wenschelyk geacht dat dergelijko lijsten eerst
dan rondgingen nadat de Kamer als *t ware haar
cachet daarop had gedrukt. Er werd besloten dezen
wensch per circulaire aan de leden der Kamer mede
te deelen. 2. De vraag werd gedaan of het niet
aanbevelenswaardig zou zijn om in navolging van
Duitschland ook hier de leden van de Kamer van
navraag in de gelegenheid te stellen aan hunne
huizen een bordje of plaatje te bevestigen, waaruit
bleek dat men lid was der Kamer en dus bedelaars
aan de deur niet gaf. Hierdoor zou worden voor
komen dat deze belden on derhalve ook dat de
dienstboden, die hoe dikwijls ook gewezen op *t
vervolgens het doel der Kamer van navraag uiteen
te zetten, die ons vraagtDoet gij op de rechte wyze
wel Geeft gij daar, waar *i bet meest noodig is,
geeft gij hem, die het ’t meest verdient?
Nadat vervolgens door den secretaris, den heer
H. Groenendaal, verslag was uitgebracht over het
afgeloopen jaar en door den Penningmeester, den
heer J. A. P. Montijn, rekening en verantwoording
was afgelegd, waaruit bleek dat de toestand alles-
zins bevredigend was, werd overgegaan tot de ver- werd door 35 personen deelgenomen. De prijs werd
door J. De Vos, te Lopik
Gouda.