Brieven uit de Hoofdstads
Buitenlantlsch Overzicht.
Staten-generaal. Enun Kim zitting
van Maandag V December.
digden, wunchynlijk echter wel, un lu»t en ijver
ree chefs en dienstpersoneel.
Er is teoh geen werkstaking onder de heeren
uitgebroken Onder de stroopers, helaas I niet.
Gisteren nacht om half rijf ia er in de Kalreistraat
te Amsterdam in het kleermagazqn ran den heer
Kattenburg een brand uitgebroken, die eerst ont
dekt werd toen hij sich aan het geheele beneden
gedeelte ran het huis had medegedeeld en zich
weldra soo zeer uitbreidde, dat hij de grootste ver
woesting veroorzaakte. De bewoners van het per
ceel, uit hun slaap gewekt, konden zich slechts met
moeite redden en ongelukkigerwijze bleef een knaapje
van 8 jaar achter. Toen de dochter van den heer
K. dit bemerkte, ijlde zij moedig terug doch mocht
er niet in slagen tot de kamér waar de knaap zich
bevond door te dringen en hem te redden. Het
kind kwam jammerlijk om en zij zelve moest met
brandwonden overladen, naar het Gasthuis vervoerd
worden. Naar wordt gemeld, is haar opneming
aldaar evenwel door den dienstdoenden assistent
geweigerd, op grond dat de jonge vrouw, als van
Israelietische familie, in het gasthuis harer gemeente
thuis behoorde. Men heeft haar daarop naar familie
in de Warmoosstraat gebracht, Waar dr. Quanjer
haar de eersto hulp verleende.
Inmiddels was de brand, ondanks de werking der
brandspuiten in heftigheid toegenomen. Het naast
gelegen pand der firma Schruvendijk en het daaraan
belendend hotel Suisse werden aangetast. De sneeuw
storm werkte de brandweer tegen en zoo is het huis
der firma Schravendijk geheel en van hotel Suisse
het bovendeel uitgebrand. De bewoners en gasten
waren gelukkig inmiddels allen ontkomen en opge
nomen in het overgelegen Poolsche koffiehuis, waar
alles in rep en roer is.
De aanblik van dat gedeelte der Kalverstraat is
allertreurigst. Het middenhuis is op dit oogenblik
geheel aan den grond gelijk; het eerst in brand
geraakte perceel is volkomen uitgehold en het hotel
Suisse gelijkt een echte ruine, met zijn afgebrokkel-
den voorgevel, waaruit de holle vensteropeningen
ons tegen gapen met al de naargeeetigheidL van een
doodshoofd. Van de overgelegen huizen, o. a. ,van
het restaurant De Karseboom zijn al de ruiten gespron
gen en is de gevel geblakerd. Gisteren is in den
avond leek dit deel der straat een somber kerkhof,
daar verschillende andore huizen eveneens gesloten
zijn en het eleotrisoh licht, door het versmelten der
geleiding, die boven Hotel 8uisse lag, er niet kan
branden. Er wordt inmiddels ijverig aan het op
ruimen van hot puin gearbeid eri de muren, die
gevaar op leverden, zijn omver gehaald.
Het Vliegend blad te Amsterdam meldt het vol-
gendp
Gisteren avond moet een hoogst belangrijke arres
tatie zijn geschied.
In eene tapperij, gelogen nabij den hoek van de
Keguliersiwarsstraat en de Geelvincksteeg zaten
gisteren op den middag een viertal lieden een kaartje
te spelen, toen het gesprek kwam op de helsche
machines, verleden jaar op 8t.-Nieolaas aan den
burgemeester, den proourenr-generaal en den politie
commissaris Stork gezonden,
„Toch knap gedaan", meende een hunner.
„Janooit ontdekt», was 't bescheid, Toen scheen
Op verwijtenden toon sprak zij de laatste woorden
uit. Toen wees zij trotaeh naar de deur, ten teeken,
dat hij kon vertrekken en keerde zich van hem af.
Zoo jaagt men een valschaard weg, wiens bedoelin
gen men doorzien heeft 1 1
De wangen van den advocaat werden vuurrood.
Hij begreep nu, hoe weinig geloof zij aan zijn woor
den hechtte, zelfs het schrijven van haar man had
aan gewicht verloren, omdat het door zijne handen
was gegaan. Zij was zoo schoon en nu juist was
zij zoo onbereikbaar ver van hem verwijderd. Meer
dan ooit haatte hij den man, aan wien zij met hart
en ziel toebehoorde.
„Mevrouw von Berghaupt, ge wenscht dat ik
heenga en dat op het oogenblik, dat ge mij meer
nopdig hebt dan ge kunt vermoeden. Ik zal gaan,
maar ik zal tèrugkeeren als een trouw soldaat om
aan uwe zijde mijn post te bezetteudie post is mij
aangewezen door een man, aan wien ik alles te dan
ken heb, wat ik bezit en wat ik ben. Bij het af
scheid, toen hij het ongelukkige schip betrad, liet
ik hem in mijn hart lezen en hij zag daarin niets
dan onwankelbare liefde en trouw. „Ik ga gerust
heen, want ik- laat mijn kind niet alleen achter,"
zeide hij. Hoe zwaar Jane Gray ook lijden moge,
omdat zij den man verstiet, die den zegen haars va
ders reeds had, ik zal in de ure der droefheid haar
ter zijde staan om met haar te lijden en te strijden,
ja desnoods zal ik met haar ten onder gaan."
Mijnherg Morris stond op en ging naar de deur.
een hunner de jjdelheid te groot te worden. H.
wist 't wel wie 't was geweest. „Neen, dat wist
bjj niet 1 Wat, »s< niet
En of 't borreltje wat poot is geweest, dan wel
of 't grootspraak was, toen riep de kerel met zekeren
trotaeh: „Wat, zou ik 't niet weten P Daar danik
tel/ iet ie helsche machinet gemaakt en mijne vrome
heeft te hetorgi.
Toen was 't lieve leven gaande Eenige omstanders
die 't vernamen, keken elkander aan. Een paar
hunner wipten de deur uit en ook de kastelein
durfde 't misschien niet onder zich te houden.
Eenige minuten later was er tenminste al 'n
politie—man in 't lokaal, die den babbelaar verzooht
meê te gaan. Aan het nabijgelegen politie-bureau
op den 8ingel (voormalig Gymnasium) gebracht, moet
de man ondervraagd, door de mand zijn gevallen en
bekend hebben de dader geweest te zijn van de veel
besproken helsche presentjes.
Dit gerucht komt ons zooeren bjj het afdrukken
van het blad ter oore.
De tjjd ontbreekt om het nauwkeurig te onder
zoeken, daar de politie elke inlichting weigert. Of
't waar is, zal nader blijken. Wij meenden 't niet
te mogen verzwijgen.
Men schrjjft uit 't Weatland aan de W. Ct.
Sommige tuinders hebben dit jaar eene proef
genomen met het vroeg snoeien van de druive-
boomen, waartoe de forsche ontwikkeling van dit
seizoen aanleiding heeft gegeven. De eerste druiven
konden reeds vroegtijdig gesneden worden, lang
voor het eindigen van den groei. Men houdt dit
zeer natuurjjk vóór een gunstig verschijnsel met
het oog op 't volgende teeltjaar, aangezien de groei
kracht van 'het najaar dan geruimen tjjd de knop
ten goede komt, waardoor deze forsch en zwaar
kan worden. Dit overwegende ligt de reden van
't vroeg snoeien voor de hand door immers vele
loten geheel of gedeeltelijk weg te nemen en dé
bladeren af te slaan, hebben de sappen maar weinig
plantdeelen meer te voeden en kunnen de knoppen,
die in 't volgende jaar de vrucht moeten leveren,
zich krachtig ontwikkelen. Of deze alleszins na
tuurlijke redeneering steek zal houden, moet dp
ondervinding leeren. Bij de druif vooral zal het
vroeg snoeien van invloed moeten zijn, naar ons oor
deel, wjjl hierbij zoo'n groot gedeelte van de plant
wordt weggenomen, wat bjj 't snoeien der gewone
vruchtboomen niet het geval is. Toch hebben de
proefnemers maar enkele boomen reeds in den aan
vang van October gesnoeid, eerstens, omdat de
voorzichtigheid bij proefnemingen altijd in acht ge
nomen moet worden, maar ten andere omdat het
bekend is, dat van een goed gewas het hout van
de druif flink uitgegroeid of „rijp" moet zijn.
Blijkens achterstaande advertentie zal binnen kort
de bekende komiek Abr. de Winter in „Ons Ge
noegen" optreden. Tal van bladen spreken met
grooten lof van zijn geestige voordracht en comische
gaven. -
De Amliemsch/e Ct. getuigde o. a. van hem, dat
hij zich niet alleen deed kennen als een uitstekend
komiek, maar ook in het dramatische genre goed
op zijn plaats is. In verschillende steden had hij
dan ook groot succes en het zal zeker onzen stadge-
Zyn oogen waren vochtig, zijn lippen trilden. Toen
hij bij de deur was, keerde hij zich nog eens om
en zeide
„Het is mogelijk, dat minnares van mijnheer
von Berghaupt, die hem te Wiesbaden in haar strik
ken gevangen houdt, hem aanzet tot° een brutale be
jegening van zijn vrouw, omdat deze geen ja en amen
zegt op het voorstel tot een vrijwillige scheiding.
In dat gevaj zal ik met mijn borst de slagen opvan
gen, die bestemd zijn om het hart te treffen van de
engel mijns levens."
Met een stijve buiging en een diepen zucht ver
liet mijnheer Morris de kamer.
Eindelijk scheen de advocaat het rechte middel
gevonden te hebben om de liefde en het vertrouwen
in Jane's hart aan het wankelen te brengen. -
„Zijn minnares!" riep zij uit. „Kgert's minnares!
"O, God, Koert, Roert, hoe zwaar wordt je belasterd
Maar waarom kom je niet, Koert? Waarom kom jc
niet tot je vrouw?" Zij begon te schreien en zonk
op een stoel neer.
Toen mijnheer Morris den tuin doorliep, kwamen
hem drie dames tegemoet, waarvan mevrouw von
Keidersdorf zich onderscheidde door haar vorstelijk
voorkomen. De advocaat sloeg schpw een bewonde-
renden blik op haar en tfad ter zijde om beleefd te
groeten. Als versteend hieven de drie dames staan,
toen zij den Engelschman bemerkten-, Mevrouw von
Beidersdorf liep op hem toe en keek hem scherp aan.
„Is u mjjnheer Morris uit Londen?" vroeg zy.
nooten aangenaam zijn eens met hem kennis te kun
nen maken of deze te hernieuwen.
De vragen en wenschen aan het adres van den
minister van justitie zijn weder belangrijk vermeer
derd, zoadat deze eene geheele lijst te beantwoorden
had. De meeste zaken werden afgemaakt met de
belofte van nadere overwegingenkele echter ont
moetten eene besliste weigering. Daaronder behoort
ook de gevraagde strafvermindering voor den veroor
deelden sooiaaldemocraat Geel. De heeren Heldt
en Ketdyk hadden op eenigszins andere gronden
het verzoek om gratie, door Domela Nieuwenhuijs
gedaan, ondersteund. De minister echter acht den
tyd daarvoor nog niet gekomen. De heer Lucasse
wees op den last, dien de boeren hebben van de
jachtwet. De heer Kerdyk behandelde weder den
arbeid van de gevangenen, een moeilijk onderwerp,
zooals ook de minister erkende. Het door hem
byna onoplosbaar genoemde probleem is, naar 't ons
voorkomt, ook door zyn rede de oplossing nog niet
nabijgekomen. Dat men de gevangenen alleen voor
werpen laat maken, die door den 8taat woTden ge
bruikt, baat niet, want ook door 't gebruik van den
8taat wordt de vraag naar de voorwerpen voor juist
zooveel beperkt. Het door de Eegeering aanbevo
len stelsel, om exportartikelen te vervaardigen, werd
door den spr. niet ten onrechte veroordeeld, omdat
dit een benadeeling wordt van onzen exporthandel.
Komt men veel verder door zyn denkbeeld, om
importartikelen, die door onze nijverheid niet ver
vaardigd worden, te laten maken? In de eerste
plaats kan dit leiden tot beperking van invoer, maar
daardoor ook indirect tot vermindering van invoer.
Maar bovendien, zoo die artikelen niet door debin-
nenlandsche nijverheid vervaardigd worden, is het
of omdat grondstof en middelen ontbreken en dan
zal 't ook wel in de gevangenissen onmogelijk zijn
of omdat het buitenland ze veel goedkooper
levert en wat hebben de gevangenen er dan in
hun later leven aan
In het algemeen was de Minister in zijne belof
ten niet erg toeschietelijk. De verzamelstaten van
testamenten, waarop door de heeren Hartogh,
Borret en Dijckmeester was aangedrongen, blijft
hij Weigeren; eene regeling van schadeloosstelling
stan preventieve gevangenen wordt verwezen naar
de algomeene herziening van het Wetb. v. Strv.,
eene herziening van de bepaling van ons Burg.
Wetb., dat bjj huur van diensten de meester in
vele gevallen op zijn woord geloofd wordt, verwezen
naar de horziening van het Burg. Wetb. Ook op
de meeste andere punten werden tameljjk ontwijkende
antwoorden gegeven. Of de bepaling der wet op
de kerkgenootschappen, volgens welke de oprichting
van een kerkgebouw op 200 M. afstand van eene
bestaande kerk een onderzoek omtrent de plaats van
vestiging vordert, met de bestaande toestanden nog
noodig is, zulks zal een onderwerp van onderzoek
uitmaken. Den heer Van Gjjn is toegezegd dat
zijne wenschen omtrent de opheffing van formali
teiten bij publieke verkoopingen aan den minister
van financiën zullen worden medegedeeld.
Als fde discussiën niet betor worden, dan zal het,
niettegenstaande langgerekte vergaderingen en avond-
„Om u te dienen Toby Morris."
„Hebt ge misschien mynheer von Berghaupt naar
huis gebracht?"
De advocaat haalde de schouders op op zeide:
„Ik kon mijnheer von Berghaupt niet bewegen om
naar huis terug te keeren. Ik behoor tot de goede
bekenden van dien heer, maar ik zou nooit kunnen
besluiten om hem in zijn intieme familie-aangelegen
heden raad te geven."
Bij deze woorden maakte hij een buiging, groette
beleefd met zijn hoed en verliet den.tuin.
„Wat een mensch," fluisterde mevrouw von Bei
dersdorf, terwijl zij den wegsluipenden aflvocaat nakeek.
„Het is, geloof ik, de tweede maal, dat hij hier
komt, maar zijn verschijning voorspelt niets goeds.
De overige dames deelden in die vrees van de
barones en opperden de vraag of het niet mogelqk
zou zijn zulk een onwelkomen gast van de deur te
houden. Koert's mama kwam de dames in de ves
tibule tegemoet, zij was zeer opgewonden, haar oogen
drukten bitterheid en smart uit. Zij hield den on-
heil-brengénden brief van haar. zoon in de hand.
„Waarde dames," zeide zij, „door het venster zag
ik, dat die man u is tegengekomen. Hij heeft het
nu gewaagd, mijd schoondochter een bezoek te bren
gen. Ik kwam helaas te laat om hem voor altijd
te verjagen."
(Wordt vervolgd.)
zittingen, zeker hoogst moeilijk tjjn in de kleine
twee weken de geheele Staatebegrooting nog af te
handelen.
Zulk triesterig winterweer als wij heden hebbent
De straten zjjn grijsgrauw van wegwaterende sneeuw,
morsig, breidik. Hier en daar ligt nog een plak
wittige sneeuw, die zich byeen heeft weten te hou
den en schel uitspreekt in zjjn opdringende tint.
De straatjongens, tuk op sneeuwbal gooien, zoeken
by deze plekjes hun voorraad, maar de klonterige
massa dooit weg uit hun vingers. Mot scherp ge
schraap krassen de ijzeren schoppen der stadsreini
gers aan tegen de steenen, waarvan zij de brei af
schrobben, in de vuilte schoons plekken makend,
die glimmerig lijken van nattigheid. Het begint te
regenenEn de druppels vallen van boven neer, dik,
half verstijfd, kletsend tegen de verklontcrde, vast-
geetampte sneeuwlaag hier en spattend in de glibbe
rig wegsmeltende massa daar. Het water in de
grachten is bedekt door een smerig grijze, vlekkige
laag soeeuwgelei, alleen hier en daar verbroken door
een schuitenbaan, waaruit bet groezelig bruine wa
ter met vies gezicht op komt kjjken. Én de groen
bruine lakken der boomen, leeg van blaren, spook
achtig in hun magerte zich uitstrekkend als de dunne
pooten van een reusachtig fosseel, staan loom heen
en weer te wiegen bjj het schudden van den wind,
allerlei grimassen makend tegen de ingebruinde hui
zen achter hen, op wier daken nog een gescheurd
dun overkleed van een verdacht wit zichtbaar is.
Daar boven een diffuus lichtuitstralende, witgrauwe,
langzaam vergrijzende lucht in haar vlakke toon
loosheid haar verveling langzaam neerwerpend op
de ontkleurde, stervende aarde.
Kn die loome verveling dringt ook door tot in
de huizen, waar niet meer dan een flauwe, gansch
ontgeelde bundel licht in de kamers zjjgt: zij hangt,
als een schaduwmassa van de zoldering af, het ach
tergedeelte der kamers vullend als een scherm tegen
het licht, dat maar heel vaag mag doordringen, en
zich hechten aan het oppervlak van enkele schelge-
tinte voorwerpen. Om twee uur in den middag zit
ik aan mjjn lessenaar in het halfdonker en ik heb
moeite mijn oogen te bewaren voor toevallen.
In zulk eene triesterige stemming zich verkniezend,
kan men niet dan na zelfoverwinning schrijven met
opgewektheid. Alles om ons heen schijnt weg te
kwijnen. Er U sterven in de natuur, geen leven.
Droomen komen over ons en maken zich van ons
meester. Soms nog somberder gekleurd; soms ook
vroofijk, bljjstralend van het licht. Dat hangt af
van de spijsvertering.
In een van die droomen heb ik een schitterend.
Paleis zien verrijzen tot herberg voor onze justities
Het ouwe grijze gebouw scheen weg te dooien als
eene groote klomp sneeuw. Ik zag het duidelijk
Eerst de bovenverdieping, hoog in de lucht, waar
men ten koste van veel ademhaling komt om er al
,de kamers te vinden voor onze kantongerechten.
Toen deze boel van ongerechtigheid was weggesmol
ten, daalde de vernieling neer. Zij slokte langzaam
de groote zaal van ons gerechtshof in, waar do
raadsheeren wegduiken in de armen van het groene
halfronde gordijn, waar het geluid in de hoogte
weggolft en niet terugkaatst in de richting der pu
blieke tribunes. En toen de muren hiervan waren
woggeteerd, zette de vernieling haar wandeling voort
tot san do vertrekken, waar onze rechtbank haar
openbare strafzittingen houdt. Een treurig kleine
zaal, zoo klein, dat toen verledeu week in eene zaak
vjjftig getuigen moesten binnenstaan er voor de ver
tegenwoordigers der pers in het schip geen ruimte
was. Een zaaltje, waarin de benauwde uitwaseming
van het volk op de publieke tribune bljjft hangen
met eene kinderlijke hardnekkigheid en waarbij een
getuigenkamer zich bevindt, die den menscheu, als
zij lang moeten wachten, moe maakt van het staan,
koud van tochtigheid en ziek van onfrisohheid. En
dit alles vaagde de vernieling in mijn droom weg,
tot zij gelukkig eindeljjk ook kwam in het lot,
want anders is het niet, waar de strafzittingen van
ons Kantongerecht gehouden worden. Een laag,
uitgerekt vertrek, zonder wachtkamer voor getuigen
of beklaagden, die hier de dusgenoemde tribune
komen vullen en daar elkander in de kleine ruimte
verdringen Een groot hondenhok, wat ik u zeg.
Maar ook dit word weggevreten en er bleef van
heel het gebouw niets over.
Waar het nieuwe verrees,, weet ik niet te zeggen.
Ik kan mij niet herinneren of het was aan de We
teringschans bij het Fredoriksplein, op de vroegere
terreinen' van de Bruwn's gasfabriek een plek
die ruimte te over aanbiedt ,voor het stichten van
een behoorlijk Paleis vgn Justitie. Of wel oj» de
zelfde plek, waar het oude stond, maar nu vergroot
met de ruimte van eenige aangelegen huizen. Het
eerste komt mij het best, he$ laatste, in deze duren
tijden, het waarschynlykate voor. Men zal wat gaan
oplappen en opknappen en daarmee uit tot over
tien jaren. Dan zal men weer moeten beginnen en
nieuwe kotten maken. Toch zal naar ik vrees, bjj
onze Tweede Kamer de zuinigheid de wijsheid wel
weer bedriegen.
Wij zelf, wy Amsterdammers, moeten anders ook
aan net bezuinigen. Niet zoozeer persoonlijk, nu
we pas dien duren Sint-Nicolaastjjd achter den rug
hebben, ofschoon die toch ook meêtelt; ik bedoel
wij Amsterdammers in collectieven zin, als leden der
gemeenschap. We zijn zoo erg grootscheeps te werk
gegaan in de eerste plaats met onze universiteit.
We zijn daar zoo trotaeh op geworden, dat we haar
behandeld hebben als one troetelkind; al haar eischen
en de wetenschap eischt tegenwoordig steeds meer
en meer, moesten wij tegemoetkomen, ons fatsoen
was er mee gemoeid. En nu zyn we, met al onze
gulheid, nog niet waar we wezen moeten. Dit heeft
een 18-tal ingezetenen aanleiding gegeven tot het
stichten van eene universiteits-vereeniging, die zich
ten doel stelt door particuliere bydragen te voorzien
in de buitengewone behoefte van ons troetelkind:
een apart spaarpotje. Maar nn is het dagblad De
Amsterdammer in verzet gekomen tegen dit plan, op
grond dat er eerst nog zooveel andere dingen te
doen zijn voor het misdeelde part onzer bevolking;
voor kinderen, die in hft geheel geen onderwijs ge
nieten, voor haveloozen, voor kinderen, die behoefte
hebben aan herhalingsonderwijs en boven alles
aan eten en drinken. En dit blad wil do bedoelde
vereeniging gewijzigd zien in eene algemeene onder-
wijsvereeniging, die zich ten doel zou stellen de
miadeelden te helpen. Voor het troetelkind onzer
weelde wenscht het de hulp in te roepen van den
staat, die van het bestaan onzer eigen universiteit
indirect profijt trekt.
Naar het mij voorkomt heeft bedoeld blad in me
nig opzicht wel gelyk, in zooverre het 't noodige
stelt boven het nuttige. Maar ik zou toch ook ge
neigd zijn te meenen, dat taen in onze maatschappij
gerust eene verdeeling van arbeid toe kan laten ook
bij de persoonlyke bemoeiingen. Wij allen moeten
in deze dagen aan den arbeid ter wille van de ge
meenschap; de tyd om zich zelfzuchtig op te sluiten
in het huis onzer bezittingen en ons gelnk is voorbij.
Maar die gemeenschap is een wezen van zoo saam-
gestelde behoefte geworden. Waarom zouden niet
met hetzelfde recht dezen aan de eene, als genen
aan andere behoeften kunnen trachten te voldoen?
Gelyk heeft het blad evenwel in zooverre als het
in herinnering brengt, dat de universiteitsbehoeften
behooren tot de artikelen van weelde, welke uit de
kas der ryke ouders, wier zonen er van genieten,
moeten voldaan worden.
Natuurlijk sluit dit alles de gelegenheid niet uit
voor velen, om zich te bekommeren om nog andere
dingen. Al doet de roep naar brood! zich in enze
dagen nog zoo gelden we moeten, op gevaar van
verwildering der maatschappij, er tegen waken dat
de v etenschap en de kunst niet verloren gaan. En
daarom is het goed, dat er menschen zijn, die zich
aan beide laten gelegen zyn. Onmiskenbaar is er
één kunstuiting, die in onze dagen meer de aandacht
van velen trekt: het tooneel. Er ontstaat eene
behoefte bij velen om iets anders te zien, dan hot
altijd oude; oene behoefte naar meer artistieke in
drukken, dan onze gewone tooneelvertooningen bie
den. En tegelijkertijd het besef, dat men, voor de
toekomst, de jongere artisten moet vormen en trach
ten meer van hen te maken dan hun voorgangers
in dien zin, dat hun artistiek gevoel fijner en inten
siever worden mag en zij niet alleer. aan routine zich
hechten. In dien zin is men bezig in het Salon des
Variétés alhier te werken met eenige jongelui van
talent, door middel van een zestal extra-voorstellin
gen voor abonnés. De eerste heeft plaats gehad, zij
bestoud uit de vertooning van een uit het Bussisch
vertaald stuk Het Onweer. Wèl heeft dit drama bij
de vertooning niet dien indruk gemaakt, dien de
lezing ervan had doen verwachten en was de ver-
tolking eene teleurstelling voor wie gerekend had
eerste artisten te zullen zien. Maar voor wie wist
te onderscheiden en niet van een eerste pogen een
welslagen verwachtte leverde de vertooning menig
oogenblik- van werkelijk genot en het geheel een in
teressanten avond op.
Ghijsbr. v. Aemstel.
De Fransche Kamer van Afgevaardigden beraad
slaagde heden over de verkiezing van den heer Jof-
frin. Na een langdurig debat werd zijne verkiezing
met 311 tegen 243 stemmen goedgekeurd en bijge
volg die van Boulanger afgewezen.
Keizer Wilhelm is gisteren onder jhot gelui der
klokken te Frankfort aangekomen. |)e stad was
prachtig vorsierd. Op eene aanspraak van den op
perburgemeester, die o. a. wees op den bloei en de
ontwikkeling van Frankfort, sedert deze stad tot
Pruisen behoort en sedert de wederoprichting van
het keizerrijk, antwoordde de keizer, dat zij haren
buitengewone voorspoed voornamelijk te danken
heeft aan zijn grootvader, die de stad bijzonder
genegen was en dikwijls verzekerde hoe gaarne
hij er vertoefde.
By zijn tocht door de stad werd de keizer overal
met geestdrift begroet.
Blijkens de ontvangen telegrammen is het met de
gevreesde kolen werkstaking in Westfalen nog al
goed afgeloopen. Zondag is op de werklieden ver
gadering besloten nog niet tot de werkstaking over
te gaan maar eerst over 8 dagen een beslissing te
nemen. Intusschen worden van verschillende zijden,
zoowel van wege de autoriteiten als particulieren
pogingen aangewend om het geschil uit den weg te
ruimen en daarop bestaat uitzicht. In de eerste
plaats is aan bijna al de weggezonden werklieden
werk verschaft buiten de mijnen en wil men ten
opzichte aan de zoogenaamde Sperre trachten tot
een schikking geraken. De ontevredenheid der
arbeiders richt zich niet alleen tegen hel wegzenden
van werklieden, maar ook tegen het besluit van de
gezamenlijke mijnbesturen om van elkander geen
werklieden in dienst te nemen. Waar de autori
teiten zelf medewerken om de ontslagen werklieden
aan een betrekking te helpen, wordt 't voor de myn*
bosturen moeilijk bij zulk een strenge bepaling te
volharden. Er komt bij, dat de arbeiders 't onder
elkander niet eens zijn en de meerderheid van een
werkstaking afkeerig is. Op de Vrijdag gehouden
vergadering, waarin werd overeengekomen Zondag
het werkstakingsbf sluit te nemen, wanneer de mijn-
besturen niet hadden toegegeven, waren stechts 35
van de 150 mijnwerkersvereenigingen vertegen
woordigd. In sommige vereenigingen waren afge
vaardigden, die voor hun mandaat bedankten, omdac
zij tegen de werkstaking waren. Schijnbaar is het
wegzendeli der arbeiders, omdat zij bij de vroegere
werkstaking aan het hoofd stonden, zeer hard, maar
niet om die reden werden zij weggezonden, wat
op zich zelf reeds kan blijken uit het feit, dat er
nog 97 arbeiders aan het werk zijn in de mijnen,
die eveneens tot de leiders der vroegere werkstaking
behoorden. Voor de wegzending bestond dus wel
degelijk een andere reden. Vele arbeiders zijn nu
tegen een werkstaking, omdat de organisatie te
wenschen overlaat en er geen geld in de kassen is.
De driedaagsche strijd in de Belgische Kamer is
geëindigd, gelijk alle vorige gevechten, welke de
liberale minderheid het ministerie Beernaert leverde.
De clericalen bezitten nog steeds in de Kamer een
verpletterende meerderheid en zoo werd ook nu de
strijd besloteü met een motie van vertrouwen in de
regeering, welke met 76 tegen 34 stemmen werd
aangenomen.
De liberalen zijn toch tevreden over den uitslag,
dien zij tevens vooruit kenden. De Etoile Beige acht
het ministerie veroordeeld en gelooft, dat dit, te
gelijk met de meerderheid, bij de eerste verkiezin
gen zal verdwijnen. Deze onderstelling moge wel wat
al te optimistisch zyn, maar toch is het niet te ont
kennen, dat de telkens herhaalde aanvallen der oppo
sitie, op grond van het socialisten-proces te Bergen,
het ministerie meer en meer verzwakken.
Hetzij de ministers Beernaert en Devolder, hetzij
de directeur der geheime politie of de ambtenaar van
het openbaar ministerie de meeste sehuld hebben,
een feit is het, dat door den verklikker Pourbaix met
medeweten zijner chefs handelingen zyn verricht,
waardoor men de leiders der werkstaking in Hene
gouwen door een proces onschadelijk wilde maken,
maar welke door de rechtbank met twee jaren ge
vangenis zijn gestraft. Dit geschiedde, terwijl het
ministerie-Beernaert aan het bewind is en natuurlijk
ondervindt het kabinet daarvan de nadeelige ge-,
volgen.
In de pers woedt de storm nog na. De clericale
bladen, het officieuze Journal de Bruxelles aan bet
hoofd, gaan heftigste keer tegen den opgewonden
Brus8elschen afgevaardigde den volkstribuun" Jan-
son, die met den heer Bara de hoofdrol vervulde,
en betoogt dat alles «laster» is, wat het ministerie
in zake Pourbaix wordt verweten. De Etoile en de
Indépendance daarentegen vallen de ministers Beer
naert en Devolder niet minder heftig aan en zijn vol
lof voor de heeren Barn en Janson, die niet nalaten
steeds de feilen der clericale regeering in het licht
te stellen.
Het Journal de Bruxelle» gelooft niet, dat het
ministerie iets zal lyden van deze canaüleries poli-
tig nes, de Etoile daarentegen ziet in «het getier van
de Derwischen der meerderheid, die de Kamer ver
anderden in een menagerie en délire" het bewijs, dat
de clericalen zelf gevoelen, dat het einde hunner
heerschappij nadert. Wie van beiden gelyk heeft,
kan eerst bij de eerste algemeene verkiezingen blij
ken, want het clericale ministerie is natuurlijk aller
minst van plan voor dien tijd het veld te ruimen.
Thans zijn eindelijk berichten uit Kio Janeiro
ontvangen over de juiste toedracht der omwenteling.