Brieven uit de Hoofdstads Buitenlantlsch Overzicht. Staten-generaal. Enun Kim zitting van Maandag V December. digden, wunchynlijk echter wel, un lu»t en ijver ree chefs en dienstpersoneel. Er is teoh geen werkstaking onder de heeren uitgebroken Onder de stroopers, helaas I niet. Gisteren nacht om half rijf ia er in de Kalreistraat te Amsterdam in het kleermagazqn ran den heer Kattenburg een brand uitgebroken, die eerst ont dekt werd toen hij sich aan het geheele beneden gedeelte ran het huis had medegedeeld en zich weldra soo zeer uitbreidde, dat hij de grootste ver woesting veroorzaakte. De bewoners van het per ceel, uit hun slaap gewekt, konden zich slechts met moeite redden en ongelukkigerwijze bleef een knaapje van 8 jaar achter. Toen de dochter van den heer K. dit bemerkte, ijlde zij moedig terug doch mocht er niet in slagen tot de kamér waar de knaap zich bevond door te dringen en hem te redden. Het kind kwam jammerlijk om en zij zelve moest met brandwonden overladen, naar het Gasthuis vervoerd worden. Naar wordt gemeld, is haar opneming aldaar evenwel door den dienstdoenden assistent geweigerd, op grond dat de jonge vrouw, als van Israelietische familie, in het gasthuis harer gemeente thuis behoorde. Men heeft haar daarop naar familie in de Warmoosstraat gebracht, Waar dr. Quanjer haar de eersto hulp verleende. Inmiddels was de brand, ondanks de werking der brandspuiten in heftigheid toegenomen. Het naast gelegen pand der firma Schruvendijk en het daaraan belendend hotel Suisse werden aangetast. De sneeuw storm werkte de brandweer tegen en zoo is het huis der firma Schravendijk geheel en van hotel Suisse het bovendeel uitgebrand. De bewoners en gasten waren gelukkig inmiddels allen ontkomen en opge nomen in het overgelegen Poolsche koffiehuis, waar alles in rep en roer is. De aanblik van dat gedeelte der Kalverstraat is allertreurigst. Het middenhuis is op dit oogenblik geheel aan den grond gelijk; het eerst in brand geraakte perceel is volkomen uitgehold en het hotel Suisse gelijkt een echte ruine, met zijn afgebrokkel- den voorgevel, waaruit de holle vensteropeningen ons tegen gapen met al de naargeeetigheidL van een doodshoofd. Van de overgelegen huizen, o. a. ,van het restaurant De Karseboom zijn al de ruiten gespron gen en is de gevel geblakerd. Gisteren is in den avond leek dit deel der straat een somber kerkhof, daar verschillende andore huizen eveneens gesloten zijn en het eleotrisoh licht, door het versmelten der geleiding, die boven Hotel 8uisse lag, er niet kan branden. Er wordt inmiddels ijverig aan het op ruimen van hot puin gearbeid eri de muren, die gevaar op leverden, zijn omver gehaald. Het Vliegend blad te Amsterdam meldt het vol- gendp Gisteren avond moet een hoogst belangrijke arres tatie zijn geschied. In eene tapperij, gelogen nabij den hoek van de Keguliersiwarsstraat en de Geelvincksteeg zaten gisteren op den middag een viertal lieden een kaartje te spelen, toen het gesprek kwam op de helsche machines, verleden jaar op 8t.-Nieolaas aan den burgemeester, den proourenr-generaal en den politie commissaris Stork gezonden, „Toch knap gedaan", meende een hunner. „Janooit ontdekt», was 't bescheid, Toen scheen Op verwijtenden toon sprak zij de laatste woorden uit. Toen wees zij trotaeh naar de deur, ten teeken, dat hij kon vertrekken en keerde zich van hem af. Zoo jaagt men een valschaard weg, wiens bedoelin gen men doorzien heeft 1 1 De wangen van den advocaat werden vuurrood. Hij begreep nu, hoe weinig geloof zij aan zijn woor den hechtte, zelfs het schrijven van haar man had aan gewicht verloren, omdat het door zijne handen was gegaan. Zij was zoo schoon en nu juist was zij zoo onbereikbaar ver van hem verwijderd. Meer dan ooit haatte hij den man, aan wien zij met hart en ziel toebehoorde. „Mevrouw von Berghaupt, ge wenscht dat ik heenga en dat op het oogenblik, dat ge mij meer nopdig hebt dan ge kunt vermoeden. Ik zal gaan, maar ik zal tèrugkeeren als een trouw soldaat om aan uwe zijde mijn post te bezetteudie post is mij aangewezen door een man, aan wien ik alles te dan ken heb, wat ik bezit en wat ik ben. Bij het af scheid, toen hij het ongelukkige schip betrad, liet ik hem in mijn hart lezen en hij zag daarin niets dan onwankelbare liefde en trouw. „Ik ga gerust heen, want ik- laat mijn kind niet alleen achter," zeide hij. Hoe zwaar Jane Gray ook lijden moge, omdat zij den man verstiet, die den zegen haars va ders reeds had, ik zal in de ure der droefheid haar ter zijde staan om met haar te lijden en te strijden, ja desnoods zal ik met haar ten onder gaan." Mijnherg Morris stond op en ging naar de deur. een hunner de jjdelheid te groot te worden. H. wist 't wel wie 't was geweest. „Neen, dat wist bjj niet 1 Wat, »s< niet En of 't borreltje wat poot is geweest, dan wel of 't grootspraak was, toen riep de kerel met zekeren trotaeh: „Wat, zou ik 't niet weten P Daar danik tel/ iet ie helsche machinet gemaakt en mijne vrome heeft te hetorgi. Toen was 't lieve leven gaande Eenige omstanders die 't vernamen, keken elkander aan. Een paar hunner wipten de deur uit en ook de kastelein durfde 't misschien niet onder zich te houden. Eenige minuten later was er tenminste al 'n politie—man in 't lokaal, die den babbelaar verzooht meê te gaan. Aan het nabijgelegen politie-bureau op den 8ingel (voormalig Gymnasium) gebracht, moet de man ondervraagd, door de mand zijn gevallen en bekend hebben de dader geweest te zijn van de veel besproken helsche presentjes. Dit gerucht komt ons zooeren bjj het afdrukken van het blad ter oore. De tjjd ontbreekt om het nauwkeurig te onder zoeken, daar de politie elke inlichting weigert. Of 't waar is, zal nader blijken. Wij meenden 't niet te mogen verzwijgen. Men schrjjft uit 't Weatland aan de W. Ct. Sommige tuinders hebben dit jaar eene proef genomen met het vroeg snoeien van de druive- boomen, waartoe de forsche ontwikkeling van dit seizoen aanleiding heeft gegeven. De eerste druiven konden reeds vroegtijdig gesneden worden, lang voor het eindigen van den groei. Men houdt dit zeer natuurjjk vóór een gunstig verschijnsel met het oog op 't volgende teeltjaar, aangezien de groei kracht van 'het najaar dan geruimen tjjd de knop ten goede komt, waardoor deze forsch en zwaar kan worden. Dit overwegende ligt de reden van 't vroeg snoeien voor de hand door immers vele loten geheel of gedeeltelijk weg te nemen en dé bladeren af te slaan, hebben de sappen maar weinig plantdeelen meer te voeden en kunnen de knoppen, die in 't volgende jaar de vrucht moeten leveren, zich krachtig ontwikkelen. Of deze alleszins na tuurlijke redeneering steek zal houden, moet dp ondervinding leeren. Bij de druif vooral zal het vroeg snoeien van invloed moeten zijn, naar ons oor deel, wjjl hierbij zoo'n groot gedeelte van de plant wordt weggenomen, wat bjj 't snoeien der gewone vruchtboomen niet het geval is. Toch hebben de proefnemers maar enkele boomen reeds in den aan vang van October gesnoeid, eerstens, omdat de voorzichtigheid bij proefnemingen altijd in acht ge nomen moet worden, maar ten andere omdat het bekend is, dat van een goed gewas het hout van de druif flink uitgegroeid of „rijp" moet zijn. Blijkens achterstaande advertentie zal binnen kort de bekende komiek Abr. de Winter in „Ons Ge noegen" optreden. Tal van bladen spreken met grooten lof van zijn geestige voordracht en comische gaven. - De Amliemsch/e Ct. getuigde o. a. van hem, dat hij zich niet alleen deed kennen als een uitstekend komiek, maar ook in het dramatische genre goed op zijn plaats is. In verschillende steden had hij dan ook groot succes en het zal zeker onzen stadge- Zyn oogen waren vochtig, zijn lippen trilden. Toen hij bij de deur was, keerde hij zich nog eens om en zeide „Het is mogelijk, dat minnares van mijnheer von Berghaupt, die hem te Wiesbaden in haar strik ken gevangen houdt, hem aanzet tot° een brutale be jegening van zijn vrouw, omdat deze geen ja en amen zegt op het voorstel tot een vrijwillige scheiding. In dat gevaj zal ik met mijn borst de slagen opvan gen, die bestemd zijn om het hart te treffen van de engel mijns levens." Met een stijve buiging en een diepen zucht ver liet mijnheer Morris de kamer. Eindelijk scheen de advocaat het rechte middel gevonden te hebben om de liefde en het vertrouwen in Jane's hart aan het wankelen te brengen. - „Zijn minnares!" riep zij uit. „Kgert's minnares! "O, God, Koert, Roert, hoe zwaar wordt je belasterd Maar waarom kom je niet, Koert? Waarom kom jc niet tot je vrouw?" Zij begon te schreien en zonk op een stoel neer. Toen mijnheer Morris den tuin doorliep, kwamen hem drie dames tegemoet, waarvan mevrouw von Keidersdorf zich onderscheidde door haar vorstelijk voorkomen. De advocaat sloeg schpw een bewonde- renden blik op haar en tfad ter zijde om beleefd te groeten. Als versteend hieven de drie dames staan, toen zij den Engelschman bemerkten-, Mevrouw von Beidersdorf liep op hem toe en keek hem scherp aan. „Is u mjjnheer Morris uit Londen?" vroeg zy. nooten aangenaam zijn eens met hem kennis te kun nen maken of deze te hernieuwen. De vragen en wenschen aan het adres van den minister van justitie zijn weder belangrijk vermeer derd, zoadat deze eene geheele lijst te beantwoorden had. De meeste zaken werden afgemaakt met de belofte van nadere overwegingenkele echter ont moetten eene besliste weigering. Daaronder behoort ook de gevraagde strafvermindering voor den veroor deelden sooiaaldemocraat Geel. De heeren Heldt en Ketdyk hadden op eenigszins andere gronden het verzoek om gratie, door Domela Nieuwenhuijs gedaan, ondersteund. De minister echter acht den tyd daarvoor nog niet gekomen. De heer Lucasse wees op den last, dien de boeren hebben van de jachtwet. De heer Kerdyk behandelde weder den arbeid van de gevangenen, een moeilijk onderwerp, zooals ook de minister erkende. Het door hem byna onoplosbaar genoemde probleem is, naar 't ons voorkomt, ook door zyn rede de oplossing nog niet nabijgekomen. Dat men de gevangenen alleen voor werpen laat maken, die door den 8taat woTden ge bruikt, baat niet, want ook door 't gebruik van den 8taat wordt de vraag naar de voorwerpen voor juist zooveel beperkt. Het door de Eegeering aanbevo len stelsel, om exportartikelen te vervaardigen, werd door den spr. niet ten onrechte veroordeeld, omdat dit een benadeeling wordt van onzen exporthandel. Komt men veel verder door zyn denkbeeld, om importartikelen, die door onze nijverheid niet ver vaardigd worden, te laten maken? In de eerste plaats kan dit leiden tot beperking van invoer, maar daardoor ook indirect tot vermindering van invoer. Maar bovendien, zoo die artikelen niet door debin- nenlandsche nijverheid vervaardigd worden, is het of omdat grondstof en middelen ontbreken en dan zal 't ook wel in de gevangenissen onmogelijk zijn of omdat het buitenland ze veel goedkooper levert en wat hebben de gevangenen er dan in hun later leven aan In het algemeen was de Minister in zijne belof ten niet erg toeschietelijk. De verzamelstaten van testamenten, waarop door de heeren Hartogh, Borret en Dijckmeester was aangedrongen, blijft hij Weigeren; eene regeling van schadeloosstelling stan preventieve gevangenen wordt verwezen naar de algomeene herziening van het Wetb. v. Strv., eene herziening van de bepaling van ons Burg. Wetb., dat bjj huur van diensten de meester in vele gevallen op zijn woord geloofd wordt, verwezen naar de horziening van het Burg. Wetb. Ook op de meeste andere punten werden tameljjk ontwijkende antwoorden gegeven. Of de bepaling der wet op de kerkgenootschappen, volgens welke de oprichting van een kerkgebouw op 200 M. afstand van eene bestaande kerk een onderzoek omtrent de plaats van vestiging vordert, met de bestaande toestanden nog noodig is, zulks zal een onderwerp van onderzoek uitmaken. Den heer Van Gjjn is toegezegd dat zijne wenschen omtrent de opheffing van formali teiten bij publieke verkoopingen aan den minister van financiën zullen worden medegedeeld. Als fde discussiën niet betor worden, dan zal het, niettegenstaande langgerekte vergaderingen en avond- „Om u te dienen Toby Morris." „Hebt ge misschien mynheer von Berghaupt naar huis gebracht?" De advocaat haalde de schouders op op zeide: „Ik kon mijnheer von Berghaupt niet bewegen om naar huis terug te keeren. Ik behoor tot de goede bekenden van dien heer, maar ik zou nooit kunnen besluiten om hem in zijn intieme familie-aangelegen heden raad te geven." Bij deze woorden maakte hij een buiging, groette beleefd met zijn hoed en verliet den.tuin. „Wat een mensch," fluisterde mevrouw von Bei dersdorf, terwijl zij den wegsluipenden aflvocaat nakeek. „Het is, geloof ik, de tweede maal, dat hij hier komt, maar zijn verschijning voorspelt niets goeds. De overige dames deelden in die vrees van de barones en opperden de vraag of het niet mogelqk zou zijn zulk een onwelkomen gast van de deur te houden. Koert's mama kwam de dames in de ves tibule tegemoet, zij was zeer opgewonden, haar oogen drukten bitterheid en smart uit. Zij hield den on- heil-brengénden brief van haar. zoon in de hand. „Waarde dames," zeide zij, „door het venster zag ik, dat die man u is tegengekomen. Hij heeft het nu gewaagd, mijd schoondochter een bezoek te bren gen. Ik kwam helaas te laat om hem voor altijd te verjagen." (Wordt vervolgd.) zittingen, zeker hoogst moeilijk tjjn in de kleine twee weken de geheele Staatebegrooting nog af te handelen. Zulk triesterig winterweer als wij heden hebbent De straten zjjn grijsgrauw van wegwaterende sneeuw, morsig, breidik. Hier en daar ligt nog een plak wittige sneeuw, die zich byeen heeft weten te hou den en schel uitspreekt in zjjn opdringende tint. De straatjongens, tuk op sneeuwbal gooien, zoeken by deze plekjes hun voorraad, maar de klonterige massa dooit weg uit hun vingers. Mot scherp ge schraap krassen de ijzeren schoppen der stadsreini gers aan tegen de steenen, waarvan zij de brei af schrobben, in de vuilte schoons plekken makend, die glimmerig lijken van nattigheid. Het begint te regenenEn de druppels vallen van boven neer, dik, half verstijfd, kletsend tegen de verklontcrde, vast- geetampte sneeuwlaag hier en spattend in de glibbe rig wegsmeltende massa daar. Het water in de grachten is bedekt door een smerig grijze, vlekkige laag soeeuwgelei, alleen hier en daar verbroken door een schuitenbaan, waaruit bet groezelig bruine wa ter met vies gezicht op komt kjjken. Én de groen bruine lakken der boomen, leeg van blaren, spook achtig in hun magerte zich uitstrekkend als de dunne pooten van een reusachtig fosseel, staan loom heen en weer te wiegen bjj het schudden van den wind, allerlei grimassen makend tegen de ingebruinde hui zen achter hen, op wier daken nog een gescheurd dun overkleed van een verdacht wit zichtbaar is. Daar boven een diffuus lichtuitstralende, witgrauwe, langzaam vergrijzende lucht in haar vlakke toon loosheid haar verveling langzaam neerwerpend op de ontkleurde, stervende aarde. Kn die loome verveling dringt ook door tot in de huizen, waar niet meer dan een flauwe, gansch ontgeelde bundel licht in de kamers zjjgt: zij hangt, als een schaduwmassa van de zoldering af, het ach tergedeelte der kamers vullend als een scherm tegen het licht, dat maar heel vaag mag doordringen, en zich hechten aan het oppervlak van enkele schelge- tinte voorwerpen. Om twee uur in den middag zit ik aan mjjn lessenaar in het halfdonker en ik heb moeite mijn oogen te bewaren voor toevallen. In zulk eene triesterige stemming zich verkniezend, kan men niet dan na zelfoverwinning schrijven met opgewektheid. Alles om ons heen schijnt weg te kwijnen. Er U sterven in de natuur, geen leven. Droomen komen over ons en maken zich van ons meester. Soms nog somberder gekleurd; soms ook vroofijk, bljjstralend van het licht. Dat hangt af van de spijsvertering. In een van die droomen heb ik een schitterend. Paleis zien verrijzen tot herberg voor onze justities Het ouwe grijze gebouw scheen weg te dooien als eene groote klomp sneeuw. Ik zag het duidelijk Eerst de bovenverdieping, hoog in de lucht, waar men ten koste van veel ademhaling komt om er al ,de kamers te vinden voor onze kantongerechten. Toen deze boel van ongerechtigheid was weggesmol ten, daalde de vernieling neer. Zij slokte langzaam de groote zaal van ons gerechtshof in, waar do raadsheeren wegduiken in de armen van het groene halfronde gordijn, waar het geluid in de hoogte weggolft en niet terugkaatst in de richting der pu blieke tribunes. En toen de muren hiervan waren woggeteerd, zette de vernieling haar wandeling voort tot san do vertrekken, waar onze rechtbank haar openbare strafzittingen houdt. Een treurig kleine zaal, zoo klein, dat toen verledeu week in eene zaak vjjftig getuigen moesten binnenstaan er voor de ver tegenwoordigers der pers in het schip geen ruimte was. Een zaaltje, waarin de benauwde uitwaseming van het volk op de publieke tribune bljjft hangen met eene kinderlijke hardnekkigheid en waarbij een getuigenkamer zich bevindt, die den menscheu, als zij lang moeten wachten, moe maakt van het staan, koud van tochtigheid en ziek van onfrisohheid. En dit alles vaagde de vernieling in mijn droom weg, tot zij gelukkig eindeljjk ook kwam in het lot, want anders is het niet, waar de strafzittingen van ons Kantongerecht gehouden worden. Een laag, uitgerekt vertrek, zonder wachtkamer voor getuigen of beklaagden, die hier de dusgenoemde tribune komen vullen en daar elkander in de kleine ruimte verdringen Een groot hondenhok, wat ik u zeg. Maar ook dit word weggevreten en er bleef van heel het gebouw niets over. Waar het nieuwe verrees,, weet ik niet te zeggen. Ik kan mij niet herinneren of het was aan de We teringschans bij het Fredoriksplein, op de vroegere terreinen' van de Bruwn's gasfabriek een plek die ruimte te over aanbiedt ,voor het stichten van een behoorlijk Paleis vgn Justitie. Of wel oj» de zelfde plek, waar het oude stond, maar nu vergroot met de ruimte van eenige aangelegen huizen. Het eerste komt mij het best, he$ laatste, in deze duren tijden, het waarschynlykate voor. Men zal wat gaan oplappen en opknappen en daarmee uit tot over tien jaren. Dan zal men weer moeten beginnen en nieuwe kotten maken. Toch zal naar ik vrees, bjj onze Tweede Kamer de zuinigheid de wijsheid wel weer bedriegen. Wij zelf, wy Amsterdammers, moeten anders ook aan net bezuinigen. Niet zoozeer persoonlijk, nu we pas dien duren Sint-Nicolaastjjd achter den rug hebben, ofschoon die toch ook meêtelt; ik bedoel wij Amsterdammers in collectieven zin, als leden der gemeenschap. We zijn zoo erg grootscheeps te werk gegaan in de eerste plaats met onze universiteit. We zijn daar zoo trotaeh op geworden, dat we haar behandeld hebben als one troetelkind; al haar eischen en de wetenschap eischt tegenwoordig steeds meer en meer, moesten wij tegemoetkomen, ons fatsoen was er mee gemoeid. En nu zyn we, met al onze gulheid, nog niet waar we wezen moeten. Dit heeft een 18-tal ingezetenen aanleiding gegeven tot het stichten van eene universiteits-vereeniging, die zich ten doel stelt door particuliere bydragen te voorzien in de buitengewone behoefte van ons troetelkind: een apart spaarpotje. Maar nn is het dagblad De Amsterdammer in verzet gekomen tegen dit plan, op grond dat er eerst nog zooveel andere dingen te doen zijn voor het misdeelde part onzer bevolking; voor kinderen, die in hft geheel geen onderwijs ge nieten, voor haveloozen, voor kinderen, die behoefte hebben aan herhalingsonderwijs en boven alles aan eten en drinken. En dit blad wil do bedoelde vereeniging gewijzigd zien in eene algemeene onder- wijsvereeniging, die zich ten doel zou stellen de miadeelden te helpen. Voor het troetelkind onzer weelde wenscht het de hulp in te roepen van den staat, die van het bestaan onzer eigen universiteit indirect profijt trekt. Naar het mij voorkomt heeft bedoeld blad in me nig opzicht wel gelyk, in zooverre het 't noodige stelt boven het nuttige. Maar ik zou toch ook ge neigd zijn te meenen, dat taen in onze maatschappij gerust eene verdeeling van arbeid toe kan laten ook bij de persoonlyke bemoeiingen. Wij allen moeten in deze dagen aan den arbeid ter wille van de ge meenschap; de tyd om zich zelfzuchtig op te sluiten in het huis onzer bezittingen en ons gelnk is voorbij. Maar die gemeenschap is een wezen van zoo saam- gestelde behoefte geworden. Waarom zouden niet met hetzelfde recht dezen aan de eene, als genen aan andere behoeften kunnen trachten te voldoen? Gelyk heeft het blad evenwel in zooverre als het in herinnering brengt, dat de universiteitsbehoeften behooren tot de artikelen van weelde, welke uit de kas der ryke ouders, wier zonen er van genieten, moeten voldaan worden. Natuurlijk sluit dit alles de gelegenheid niet uit voor velen, om zich te bekommeren om nog andere dingen. Al doet de roep naar brood! zich in enze dagen nog zoo gelden we moeten, op gevaar van verwildering der maatschappij, er tegen waken dat de v etenschap en de kunst niet verloren gaan. En daarom is het goed, dat er menschen zijn, die zich aan beide laten gelegen zyn. Onmiskenbaar is er één kunstuiting, die in onze dagen meer de aandacht van velen trekt: het tooneel. Er ontstaat eene behoefte bij velen om iets anders te zien, dan hot altijd oude; oene behoefte naar meer artistieke in drukken, dan onze gewone tooneelvertooningen bie den. En tegelijkertijd het besef, dat men, voor de toekomst, de jongere artisten moet vormen en trach ten meer van hen te maken dan hun voorgangers in dien zin, dat hun artistiek gevoel fijner en inten siever worden mag en zij niet alleer. aan routine zich hechten. In dien zin is men bezig in het Salon des Variétés alhier te werken met eenige jongelui van talent, door middel van een zestal extra-voorstellin gen voor abonnés. De eerste heeft plaats gehad, zij bestoud uit de vertooning van een uit het Bussisch vertaald stuk Het Onweer. Wèl heeft dit drama bij de vertooning niet dien indruk gemaakt, dien de lezing ervan had doen verwachten en was de ver- tolking eene teleurstelling voor wie gerekend had eerste artisten te zullen zien. Maar voor wie wist te onderscheiden en niet van een eerste pogen een welslagen verwachtte leverde de vertooning menig oogenblik- van werkelijk genot en het geheel een in teressanten avond op. Ghijsbr. v. Aemstel. De Fransche Kamer van Afgevaardigden beraad slaagde heden over de verkiezing van den heer Jof- frin. Na een langdurig debat werd zijne verkiezing met 311 tegen 243 stemmen goedgekeurd en bijge volg die van Boulanger afgewezen. Keizer Wilhelm is gisteren onder jhot gelui der klokken te Frankfort aangekomen. |)e stad was prachtig vorsierd. Op eene aanspraak van den op perburgemeester, die o. a. wees op den bloei en de ontwikkeling van Frankfort, sedert deze stad tot Pruisen behoort en sedert de wederoprichting van het keizerrijk, antwoordde de keizer, dat zij haren buitengewone voorspoed voornamelijk te danken heeft aan zijn grootvader, die de stad bijzonder genegen was en dikwijls verzekerde hoe gaarne hij er vertoefde. By zijn tocht door de stad werd de keizer overal met geestdrift begroet. Blijkens de ontvangen telegrammen is het met de gevreesde kolen werkstaking in Westfalen nog al goed afgeloopen. Zondag is op de werklieden ver gadering besloten nog niet tot de werkstaking over te gaan maar eerst over 8 dagen een beslissing te nemen. Intusschen worden van verschillende zijden, zoowel van wege de autoriteiten als particulieren pogingen aangewend om het geschil uit den weg te ruimen en daarop bestaat uitzicht. In de eerste plaats is aan bijna al de weggezonden werklieden werk verschaft buiten de mijnen en wil men ten opzichte aan de zoogenaamde Sperre trachten tot een schikking geraken. De ontevredenheid der arbeiders richt zich niet alleen tegen hel wegzenden van werklieden, maar ook tegen het besluit van de gezamenlijke mijnbesturen om van elkander geen werklieden in dienst te nemen. Waar de autori teiten zelf medewerken om de ontslagen werklieden aan een betrekking te helpen, wordt 't voor de myn* bosturen moeilijk bij zulk een strenge bepaling te volharden. Er komt bij, dat de arbeiders 't onder elkander niet eens zijn en de meerderheid van een werkstaking afkeerig is. Op de Vrijdag gehouden vergadering, waarin werd overeengekomen Zondag het werkstakingsbf sluit te nemen, wanneer de mijn- besturen niet hadden toegegeven, waren stechts 35 van de 150 mijnwerkersvereenigingen vertegen woordigd. In sommige vereenigingen waren afge vaardigden, die voor hun mandaat bedankten, omdac zij tegen de werkstaking waren. Schijnbaar is het wegzendeli der arbeiders, omdat zij bij de vroegere werkstaking aan het hoofd stonden, zeer hard, maar niet om die reden werden zij weggezonden, wat op zich zelf reeds kan blijken uit het feit, dat er nog 97 arbeiders aan het werk zijn in de mijnen, die eveneens tot de leiders der vroegere werkstaking behoorden. Voor de wegzending bestond dus wel degelijk een andere reden. Vele arbeiders zijn nu tegen een werkstaking, omdat de organisatie te wenschen overlaat en er geen geld in de kassen is. De driedaagsche strijd in de Belgische Kamer is geëindigd, gelijk alle vorige gevechten, welke de liberale minderheid het ministerie Beernaert leverde. De clericalen bezitten nog steeds in de Kamer een verpletterende meerderheid en zoo werd ook nu de strijd besloteü met een motie van vertrouwen in de regeering, welke met 76 tegen 34 stemmen werd aangenomen. De liberalen zijn toch tevreden over den uitslag, dien zij tevens vooruit kenden. De Etoile Beige acht het ministerie veroordeeld en gelooft, dat dit, te gelijk met de meerderheid, bij de eerste verkiezin gen zal verdwijnen. Deze onderstelling moge wel wat al te optimistisch zyn, maar toch is het niet te ont kennen, dat de telkens herhaalde aanvallen der oppo sitie, op grond van het socialisten-proces te Bergen, het ministerie meer en meer verzwakken. Hetzij de ministers Beernaert en Devolder, hetzij de directeur der geheime politie of de ambtenaar van het openbaar ministerie de meeste sehuld hebben, een feit is het, dat door den verklikker Pourbaix met medeweten zijner chefs handelingen zyn verricht, waardoor men de leiders der werkstaking in Hene gouwen door een proces onschadelijk wilde maken, maar welke door de rechtbank met twee jaren ge vangenis zijn gestraft. Dit geschiedde, terwijl het ministerie-Beernaert aan het bewind is en natuurlijk ondervindt het kabinet daarvan de nadeelige ge-, volgen. In de pers woedt de storm nog na. De clericale bladen, het officieuze Journal de Bruxelles aan bet hoofd, gaan heftigste keer tegen den opgewonden Brus8elschen afgevaardigde den volkstribuun" Jan- son, die met den heer Bara de hoofdrol vervulde, en betoogt dat alles «laster» is, wat het ministerie in zake Pourbaix wordt verweten. De Etoile en de Indépendance daarentegen vallen de ministers Beer naert en Devolder niet minder heftig aan en zijn vol lof voor de heeren Barn en Janson, die niet nalaten steeds de feilen der clericale regeering in het licht te stellen. Het Journal de Bruxelle» gelooft niet, dat het ministerie iets zal lyden van deze canaüleries poli- tig nes, de Etoile daarentegen ziet in «het getier van de Derwischen der meerderheid, die de Kamer ver anderden in een menagerie en délire" het bewijs, dat de clericalen zelf gevoelen, dat het einde hunner heerschappij nadert. Wie van beiden gelyk heeft, kan eerst bij de eerste algemeene verkiezingen blij ken, want het clericale ministerie is natuurlijk aller minst van plan voor dien tijd het veld te ruimen. Thans zijn eindelijk berichten uit Kio Janeiro ontvangen over de juiste toedracht der omwenteling.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2