Bulteolaiidsch OvërzïchÏL JAARLIJKSCH VERSLAG westen. In de laatste vier maanden hebben wel stormen gewoed, maar hun kracht was veel minder dan gewoonlijk het geval is, en op het oogenblik is er volkomen stilstand in de luchtlagen. Er heerscht dus nu gebrek aan zuivere lucht, daar de krachtige zuidwesten winden, die de weldadige en gezonde zeelucht aanvoeren, achterwege zijn gebleven. Uit Brussel wordt van don 17 en dezer geschreven: «De ^Influenza" heet natuurlijk ook hier voor te komen. Men heeft, wel is waar, met uitzondering van enkele gevallen onder schepelingen in de haven, slechts met hevige verkoudheid te doen, welke bij het vochtige, mistige weer natuurlijk aan do orde van den dag is, maar elkeen houdt het er voor, dat hy de beroemde ziekte heeft. Gisteren nu werd hier een geval van radicale, spoedige genezing van de algemeene kwaal geconstateerd. Een bankier hier ter stede is nauwelijks zijn bureau binnenge treden, of vier jongelieden melden zich bij hem aan met de gelijkluidende verklaring't Spijt me, maar ik heb de influenza, in zoo hevigen graad, dat het mij onmogelijk is, enz." De chef: „U wilt dus verlof, heeren! U wilt dus naar huis gaan? dat gaat niet." //Maar u begrijpt toch we kunnen niet werken besmettelijk een dag thuis om te genezen enz." //Met uw verlof, juist daarom gaat het niet. Ik kan onmogelijk veroorloven, dat u, ziek, als u blijkbaar in den hoogsten graad zijfc, uitgaat en nog wellicht anderen aansteekt. Neon, neen tk ben de verantwoordelijke persoon U blijft hier!" //Maar mijnheer //Ik zal u geheel afzonderen, zeker U blyft hier op het bureau, we "zullen flink laten stoken voor den Doodigen zieke ukost zal *mijn vrouw zorgen Ge kunt, zoo goed en kwaad het gaat. werken en uw collega's zal ik terstond wegzenden, opdat de ziekte, in de door u besmette lucht niet op hen overslaat De chef verdween. Tegenpruttelen hielp niets. Des avonds vroeg de "chef door 't sleutel gat naar hun bevinden. Zij hadden den geheelen dag in een smoorkeet vertrek zitten werken voor ie anderen, die vrijaf hadden en waren allo vier genezen. Er bestaat gegronde hoop, dat geen van hen ooit de influenza weer krijgt. Volgens Der Mïlitcirarzt heeft dr. Thurnwald aangetoond dat in het algemeen de sterfte aan pokken bij niet ingeën^en 20 maal grooter is dan bij ingeënten. Vooral put hij zijne statistiek uit de bijdragen van den militairen geneeskundigen dienst. Zoo stierven b.v. tijdens de pokken-epidemie op Malta in 1838/39 van Me burgerlijke bevolking groot 102,000 zielen vele duizenden, terwijl van het garnizoen, 4000 man sterk, dat ingeënt was, slechts 2 stierven. In 1870/71 verloor het goed ingeënte Duitsche leger slechts 316 man aan de pokken, terwijl van het slecht ingeënte Fransche leger 23,000 man daaraan stierven. Van de krijgsgevangen Fransehen werden in Duitschland 37.8-per 1000 aangetast en stierven 5.2 per 1000. Van C do goed ingeënte Duitsche troepen, die hen bewaakten en verzorgden werden slechts 11.6 per duizend door pokken aan getast en stierven slechts 0.54 per 1000. Van 187580 werden op 100,000 man door pokken aaugetast in het Oostenrijksche leger 566 en stierven daarvan 35. In het Fransche leger bedroeg die verhouding 129 en 14, in het Duitsche lege 12 en 0.6. In Oostenrijk werd in dat tijdperk de vaccinatie op zeer onvoldoende wijze toegepast, in Frankrijk werd de toepassing verbeterd, in het Duit sche leger was de entplicht ingevoerd. In Praag heerschten in 1883 de pokken en stierven van het garnizoen 13 personen. Op het einde des jaars werden alle manschappeu gevaccineerd of gorevaccineerd, en sinds dat tijdstip stierf er niet één soldaat meer aan de pokkon, terwijl in 1884) nog 439 burgers daaraan te Praag overleden. In 1886 werd ook in Oostenrijk bij het leger do inenting verplichtend gesteld. Sinds dien tijd nam de sterfte aan pokken belangrijk af. Zoven maanden geleden had op de reede van Sa- raarang muitery plaats aan boord van het Amori- kaansche schip Lewis, gezagvoerder Lewis. Drie matrozen werden naar aanleiding daarvan gearres teerd en in de centrale gevangenis in hechtenis gestold. Na een vrij langdurige preventieve gevan genschap werd één van hen in vrijheid gesteld en werden twee ieder tot zes dagen gevangenisstraf veroordeeld. Na ommekomst van die straf werden de beide gewezen verpordeelden, genaamd Pearson en Nelson welke namen aan zeop en veldslagen doen denken op vrije voeten gesteld en voorloopig ge logeerd bij den schout Van der Plas op Pengapon dio, volgens de bestaande bepalingen, zulke zee vaarders zonder schip moet huisvesten tot over hen zal zijn beschikt. Hij moet hun, behalve eten en logies, per dag één halve gulden per persoon uit- keeren. To Batavia en te Soerabaja bedraagt die uitkeering, volgens staatsblad, één gulden, dus het dubbele van hier. Dit schijnen de twee genoemde raatrozen te hebben geweten en daaruit een onjuiste gevolgtrek king te hebben gemaakt, tenminste dezer dagep vroegen zij een der oppassers om den schout to spreken en toen deze naar buiton kwam, begonnen zij dadelijk hem te verwijten dat hij hen dagelijks voor een halve gulden bestal. De schout zoide hun, dat hij geheel handelde volgens do bepalingen en hun dus niet meer kon geven. Als bewijs van erken telijkheid voor die verstrekte inlichting grepen zij beide onverwachts den schout aan, wierpen hem op den grond en sleurden hem van zijn woning op Pengapon tot nabij de brug op Gedangan, zoodat het lichaam van den schout op vele plaatsen is gekneusd en ontveld. Intusschen waren een paar politie-oppassers en zelfs een paar dwangarbeiders, die nabij het erf van den schout werkten, toegeschoten met bamboes en stokken, waarmede zij beide matrozen zoo bewerkten, dat dezen aan den haal gingen. Hoe gekneusd en geschaafd ook, ging de schout Van der Plas hen onmiddellijk na en kreeg een van hen op Pekodjan te pakken. De andere werd door tusschenkomst van den stads- schout ingerekend, terwijl de waterschout de beide onruststokers, op last van den Officier vao Justitie, in de centrale gevangenis in arrest bracht. De schout Van der Plas, die na thuiskomst onmid dellijk een dokter liet roepen ligt thans op negen plaatsen verbonden, te bed en kan zich niet verroeren Daar hij, als schout, een inkomen geniet van 200 's maands, heeft hij geen recht op vrije geneeskundige behandeling. De vraag doet zich thans voor wie de rekening van dokter en apotheker voor de door hen in de uitoefening zijner functiën opgedane verwon dingen moet betalen. Hom de kosten daarvan te laten dragen, zou niet billyk zijn. Te Utrecht hield de geneeskundige Raad dezer dagen zijne wintervergadering onder voorzitterschap van den inspecteur van het geneeskundig staatstoe zicht, den heer H. Verspijck. O. a. kwam in be handeling het rapport van eene commissie, bestaande uit de heeren prof. van Overbeek de Meijer, prof, Wefers Bettink en dr. van Embden, door den voor zitter benoemd om middelen aan te geven, waardoor het oprichten van bureau's voor het onderzoek van •levensmiddelen, zooals de Maatschappij tot nut van het algemeen zulks bedoelt, zou kunnen worden be vorderd. De commissio is eenstemmig vau oordeel, dat het hier een ernstig volksbelang-geldt. Werkelijk bestaat de behoefte aan de hier bedoelde gelegenheden, want talrijk zijn tegenwoordig de gevallen, waarin levens middelen van minder goede hoedanigheid of met schadelijke stoffen bedeeld, in den handel voorkomen, hetzij doordat opzettelijke toevoeging van vreemde stoffen heeft plaats gehad, of dat de wijze van be reiding, zonder opzettelijke slechte bedoeling, daartoe aanleiding geeft. De commissie doet verschillende opgaven omtrent verontreinigingen en vervalschingen, die in den laatsten tijd in de stad Utrecht werden geconstateerd. In die opgaven komen stoffen voor, die zonder eeuigen twijfel bij voortdurend gebruik aan de gezondheid nadeelig zijn; niettemin worden zij door een groot deel der bevolking gebruikt, zon der dat deze bewust is van het nadeel dat daardoor ontstaan kan. Dit acht de commissie eene voldoende reden, om aan het geneeskundig staatstoezicht aanleiding te ge ven, naar middelen om te zien, die dat kwaad kun nen voorkomen of althans verminderen. En wetgeving èn het bestaan eener openbare gelegenheid tot onder zoek kunnen daartoe medewerken. Bij het onderzoek van de vraag, hoe het laatste, wat aan de commissie meer bepaald ter overweging is opgedragen, is te bereiken of althans te bevorderen, dient in het oog gehouden te worden: a. dat het een plicht der overheid moet worden genoemd, de vervalsching van eet- en drinkwaren niet alleen te straffen, wanneer schade is toegebracht, maar ook zooveel mogelijk de vervalsching te ver hoeden door het instellen van een doelmatig preven tief toezicht, en dat het wenschelijk is, het publiek in kennis te stellen met de in een bepaalden kring voorkomende vervalschingen b. dat er van overheidswege personen worden aangewezen, bevoegd en bereid om het onderzoek te doen, dat voor minvermogenden de gelegenheid open moet zijn om in de eerste plaats levensmiddolen tegen geringe vergoeding (desnoods kosteloos) te laten onderzoeken. De gelegenheid daartoe zou door tus schenkomst van de overheid kunnen worden gegeven c. dat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid, dat in een zeer groot aantal der kleinere gemeenten geen personen te vinden zijn, geschikt of bereid om bedoelde onderzoekingen te verrichten. In overeenstemming met deze beschouwingen, doet de commissie Jet voorstel, dat van wege den genees kundigen Raad een schrijven zal worden gericht aan de regeering, inhoudende: i. Een betoog van de wenschelijkheid, dat elke grootere gemeente eetwaren en dranken (en wat zij was al het mogelijke te doen om de zaak weer on gedaan te maken, althans zijn vriend te bevrijden van eene vrouw, waarmee hij onmogelijk verder kon sameaflevon. Wij weten, dat mijnheer Morris voor zyn vertrek naar Parijs een afscheidsbezoek bij den heer Von Wambold bracht met het doel hem mede te deelen, dat Jane Gray dienzelfden dag nog naar Parijs zou vertrekken. „Mijnheer von Wambold," zeide de ^dvocaat, «het is nu uw plicht als vriend, naar het hotel in het bosch te gaan en onzen vriend Von Berghaupt op het hart te drukken, dat hij nu naar de villa moet terugkeeren, aangezien zijn vroüw de woning gaat verlaten en naar het buitenland vertrekt. Hét terug keeren zal onzen vriend zeker smartelijk vallen, maar gij, mijnheer, zult hem dien terugkeer minder pijnlijk maken." „Die geheele zaak is een bron van jammer en el- lendo," riep Wambold uit. „Men zou dc wereld en alles gaan haten, aan alles gaan twijfelen. Ik zal Koert gaan opzoeken en hem trachteu te bewegen om naar de villa terug te keeren. Ik zal 's nachts met hem in één kamer slapen, want hij mag geen minuut alleen blyven.^lk zal mij opgeruimd en vroolijk aanstellen, hem kwiukslagen en grappen uit het kazer neleven vertellen, al breekt er myn hart bij. Maar troosten kan ik hem niet, voor heip is geen troost te vinden!" „Ge hebt gelijk, mijnheer von Wambold, in dit geval is geen troost le vinden, de bittere kelk moet tot den laatsten droppel geledigd worden. Laat Jane Gray eenmaal haar daad verantwoorden, als zij kan. Het is nu onze taak het lot van ouzen vriend zooveel mogelijk te verzachten. Misschien zou de mama van onzen vriend wel te bewegen zijn om bij haar zoon op de villa haar intrek te nemen:" „Daar heb ik juist aan gedacht, mijnheer Morris, ik denk, dat ik het wel gedaan zal krijgen. Zij vindt misschien de rechte woorden om hem te trooston, want ondanks alles bemint Koert zyn vrouw boven alles, hij zal den slag nooit geheel te boven komen. Eu kan het wel anders, mijnheer Morris? Wie zou zich van een vrouw als Jane Gray kunnen losrukken zonder dat het hart er van bloedde?" „Ja, mijnheer von Wambold, Jane Gray behoort tot die vrouwen, voor wie een man tot in de hel zou willen gaan." De vreemde nadruk, waarmede de advocaat deze woorden uitsprak, trokken de aandacht van den offi cier. Hij dacht daarover na, nog lang nadat de advoeaat afscheid had genomen om zijn voorgewende reis naar Londeu te aanvaarden. De strenge dienst liet Erik von Wambold eerst den volgenden dag vrij. Tegen den avond ging hij naar mevrouw von Reidefsdorf. Hij vernam daar, dat Jane werkelyk naar Parys was vertrokken om haar man te zien en te spreken. Hy trof daar ook Koeri's mama, die veel geweend scheen te hebben, benevens de jonkvrouw von Lauterer, die juist haar bezoek bij Jane had verhaald. Erik bracht het gesurek op de noodzakelijkheid, dat Koert naar de echtelijke woning moest terug keeren, nu zijn vrouw naar het buitenland was ver trokken. Hij was bereid, zeide hij, dadelyk naar het hotel in het bosch te gaan om daarover te spreken. „Doe dat, mijnheer von Wambold," zeide mevrouw von Reidersdorf. „Het beste is dat wij zonder be denkingen op het doel afgaan, dat wij toch moeten bereiken. Wij bevinden ons in de positie van een dokter, die een moeilijke operatie moet verrichten en daarbij geen acht mag slaan op de pijnen van den pa tient, omdat hij het leven van den lijder moet redden." „Voor ik ga, wensch ik u nog een dringend ver zoek te doen, mevrouw von Berghaupt." De treurig gestemde dame keek Erik aan. „Als Koert te bewegen is, om naar de villa terug te keeren, verzoek ik u bij hem te komen inwonen." „Daar heb ik reeds over gesproken," zeide de jonkvrouw von Lauterer, „maar ik geloof, dat mevrouw von Berghaupt ook zonder mijn verzoek haar zoon te hulp gekomen zou zijn." „Wij zullen nog meer doen," voegde mevrouw von Reidersdorf er bij. „Wij zullen alles, wat aan uw vriend aan zyn vrouw kan herinneren, uit de woning verwijderen. Wij hebben zooeven een plan besproken, dat wy zonder uitstel zullen ten uitvoer brengen. De meubelmaker is reeds besteld om zoo spoedig mogelijk de villa geheel anders te meubileeren." Wordt vervolgd.) t 0 vorder in het belang der gezondheid harer leden 0 noodig oordeelt) kunne laten onderzoeken, dat zulks geschiede door van harentwege daartoe aangestelde deskundigen, en dat zij ook aan de ingezetenen on der bepaalde voorwaarden gelegenheid geve tot zoo danig onderzoek. 2. De nanbeveling, dat de gemeenten, die zeiven geen afzonderlijke inrichting tot onderzoek van eet waren en dranken hebben of in het leven kunnen roepen (natuurlijk verreweg de meeste), zich toet eene naburige grootere gemeente in betrekking stellen, ter verkrijging van de vergunning om van de in laatst bedoelde gemeente bestaande gelegenheid tot onder zoek mede gebruik te maken, tegen eene overeen te komen vergoeding als bijdrage in de kosten. 3. De aanbeveling om bij het ontbreken der sub. 3 bedoelde vergunning en bij het gemis van elke openbare inrichting tot het onderzoek van eetwaren en dranken ter plaatse, te trachten het doel toch te bereiken door het aangaan van eene overeenkomst met een of meer deskundigen, die bevoegd zyn tot het onderzoek, ofschoon zij van gemeente- of regee- riugswege geene aanstelling als onderzoeker hebben ontvangen. De beraadslagingen over dit rapport werden inge leid met de mededeeling vdn den voorzitter, dat het geneeskundig staatstoezicht zich deze zaak reeds lang heeft aangetrokken maar zonder gevolg. In 1870 heeft de vergadering van inspecteurs aan den minister van binnenlandsche zaken gezonden eene complete regeling om het vervalschen van levensmiddelen tegen te gaan. Het onderzoek naar vervalschingen werd in dit ontwerp opgedragen aan deskundigen, uit de leden van de geneeskundige raden te benoemen en die zich van regeoringswege daarmee zouden bezig houden tegsfc eene vergoeding, waarvan de kosten over het geTOele land op f 6000 werden begroot. Dat voorstel is aan het ministerie van binnenlandsche zaken blijven rusteii. De heer v. Overbeek de Meijer zette uiteen, waarom dit rnpport een anderen weg uitgaat. De omvang van het kwaad is in de laatste jaren veel grooter geworden; wat in 1870 voldoende was, is dat nu niet meer. De commissie heeft in hare voorstellen ook rekening gehouden met de neiging, die er aan het departement van binnenl. zaken-bestaat om de inrichting van het geneeskundig staatstoezicht te wyzigen. Den adjunct-inspecteur, dr. Post, kwam het voor, dat hier te veel overgedragen wordt'aan de ge meenten. De grootste vervalschingen komen voorin hetgeen ons uit het buitenland gezonden wordt. Op hetgeen in ons land ingevoerd wordt, behoort van Tegeering9wege een streng toezicht gehouden te wor den in de entrepots, die in de groote handelsplaatsen gevestigd zijn. De gemeentezorg moet op den achter grond gesteld worden, meende dr. Post, enderegee- ring8zorg op den voorgrond. Prof. Wefers Bettink stelde daartegenover, dat ver valsching wel degelijk ook plaats heeft in het bin nenland; daartegen is geen hulp te verkrijgen bij een regeerings-bureau in een paar handelsplaatsen. De zaak moet plaatselijk aangevat worden. Dit was ook het gevoelen van dr. v. Embden, die vreesde, dat als de regeering de zaak aanvat, de gemeente- zorg verslappen zal; de nadruk moet op de bemoei ingen der gemeentebesturen gelegd worden, die het best in staat zijn de plaatselijke omstandigheden te beoordeelen. Dr. van Eeten sloot zich daar by aan, maar verwachtte, op grond van de ervaringen te Utrecht opgedaan, weinig succes van pogingen in deze richting. Het best zou zijn, dat de aandrang tot dit onderzoek van de belanghebbenden zeiven uitging. Prof. Wefers Bettink beschouwde de strafwet als volkomen ontoereikend om de vervalsching van voe dingsmiddelen te beteugelen. Als bewijzen hoever de brutaliteit van vervalschers gaat, haalde spr. aan, dat ondor koffiestroop gemalen cokes wordt vermengd en dat aan de winkeliers een stof om meel te ver valschen wordt te koop aangeboden tegen 7,20 de 100 KG. Het rechtsgeleerde lid mr. van Ittersum, achtte hiertegenover de bestaande strafwetgeving vrij volle dig, maar zij is uit haren aard repressief. Op dit punt kan geen strafwet volkomen volledig zijn. Voor iedere strafbare daad moet er zijn of opzet of schuld. Wanneer door de vervalsching gevaarlijke bestand- deelen zijn bijgevoegd, dan is de verkooper strafbaar; in andere gevallen ook, wanneer het bewijs te leve- ren is, dat de verkooper de vervalsching heeft kun nen weten en in zijne betrekking moéten weten. Wat in het rapport wordt verlangd, zijn preventieve maatregelen, waarvan spr. do wenschelijkheid toegaf, doch waarbij men toch ook in het oog heeft te hbu- den, dat al te veel maatregelen om ieder te vrijwa ren tegen bedrog, den handel onmogelijk zouden maken. De heer Wefers Bettink antwoordde, dat hier niet alleen schadelijkheid het criterium moet zyn, maar ook de vraag of er bedrog is gepleegd. Spr. achtte ook uit een moreel oogpunt preventieve maatregelen wenschelyk, omdat een vervalscher aan den eerlijken winkelier hot leven onmogelijk maakt. De heer Van Ittersum merkte nog op, dat zoodra er sprake is van bedrog, de zaak altijd strafbaar is. Opzette lijke vervalsching is verder strafbaar, als door de bijmenging van vreemde bestanddeelen de waarde of de bruikbaarheid der stoffen is vermiuderd. Prof. v. Overbeek de Meijer achtte het standpunt niet juist, om slechts dan te straffen, wanneer de Verkooper met de vervalsching bekend is. Wie ver koopt, moet weten of zijne waar vervalscht is. Om het hun gemakkelijk te maken die wetenschap op te doen, moet hun daartoe de gelegenheid verschaft worden door het instellen vau een bureau van on derzoek. De drie onderdeelen van het voorstel der commissie werden alle aangenomen, waarna besloten werd, het rapport namens den raad aan de regeering op te zenden en afschriften van het rapport te zenden aan de Maatschappij tot nut van 't algemeen, alsmede aan de overige geneeskundige raden, met uitnoodi- ging mede stappen in deze richting te doen. (U. D.) Tengevolge 7an de feestdagen is het buiienlandsch nieuws «cnaarsch. Do Novidades te Lissabon berichten, dat er den 18den dezer te Rio de Janeiro eene contra—revolu tionaire beweging in monarchalen zin is uitgebar sten, waar een aantal soldaten en vele lieden uit het volk deel aan namen, die bij troepen door de straten liepen. De regeering liet eenigè regimenten uitrukken, die na ernstige botsingen den opstand onderdrukten. Vele personen zijn gevangen genomen. Particuliere berichten uit Montevideo over Gal veston bevestigen, dat er in de jongste dagen onge regeldheden en opstanden in Brazilië hebben plaats gehad. Er wordt bijgevoegd dat de toestand van het Voorloopig Bewind hachelijk is. Dom Pedro, de gewezen keizer, heeft Lissabon verlaten en is over Coïmbra en Oporto, waar hy eenige dagen zal vertoeven, naar Pau vertrokken. Op last van de geneesheeren werden den Keizer de laatste berichten uit Rio de Janeiro niet medege deeld, want men wilde den Keizer niet ontstemmen door de mededeeliug, dat het voorloopig bewind niet alleen hem en zijn familie het verblijf in Brazilië heeft ontzegd, maar ook de 5000 contos, die hem waren toegestaan, heeft teruggenomen. Dit laatste echter zal den keizer, ofschoon hij niet rijk is, weinig deren, want deze som werd reeds bij zijn vertrek uit Rio de Janeiro terstond door den keizer geweigerd. De correspondent der Daily News te Lissabon geeft verslag van een gesprek met den heer Barros Gomez, den Portugeeschen minister van buiten- landsche zaken, betreffende het geschil tusschen Engeland en Portugal in Afrika. Uit de mede- deelingen van den minister bleek, dat er geen grond bestaat voor de vrees, dat Portugal in eenig opzicht eene vijandige houding tegenover Engeland zal aan nemen. Het wenscht integendeel ernstig, de handels betrekkingen met Groot-Brittanuië te onderhouden. De minister hield intusschen vol, dat Portugal over het geheele Zambesi-gebied tot Samhati gezag mag voeren, wat trouwens reeds algemeen erkend werd, voor de South Africa Comp. zich in het gebied van den bovenloop kwam vestigen en door de Engelsche regeering zelf werd aangenomen bij het verdrag met Portugal in 1879, waarbij aan laatstgenoemd land do vrye vaart op de rivier werd verzekerd. Bij de overeenkomst van 1884 werden de aanspraken van Portugal op de Shiré beperkt tot het gedeelte dier rivier voorby hare samenvloeiing met de Ruo. De vrije vaart op de Zambesi kan, volgens don minister, niet dan met Portugal's toestemming wor den afgekondigd. De Paryzenaars hebben een slechte Kerstmis in de laatste jaren leefde men tegen Nieuwjaar steeds in ongerustheid over den onzekeren poli- tieken toestand, die minder gunstig terugwerkte op den handel en, nu men voor 't eerst weder een Kamer heeft, die eenig vertrouwen inboezemt, maakt de griep 'tnog veel erger dan de politiek, 't Schynt dat Parys geheel moet doorgriepen, de epidemie blyft langer hangen dan in nndere groete steden en is ook tengevolge van nog onbekende oorzaken, heviger; de ziekte is thans over geheel Parys vrij regelmatig verspreid en men begrypt, dat do winkeliers steen en been klagen. Waar griep is, denkt men niet aan het geven van surprises. Er zijn achttien afgevaardigden, over wier toela ting de Fransche Kamer bij het sluiten der buiten gewone zitting nog niet beslist heeft, zoodat de beraadslagiug over dezen zal plaats hebben by de weder-bijeenkomst der Kamer. Onder deze achttien zijn eirtwee, omtrent wier verkiezing do Kamer een nader onderzoek heeft bevolen. Te Leuven is voor de Kamer de clericale candi" daat, de heer Detrooz, met eene meerderheid van 648 stemmen gekozen. By de vorige verkiezing behaalden de clericalen de meerderheid met 1300 stemmen. Volgens gebruik heeft de paus den 24sten dezor ter gelegenheid van het Kerstfeest de gelukwenschen van het Heilig College ontvangen. De kardinaal Monaco la Yaletta, doken van het college, bood aan Leo XII een adres aan. Uwe wenschen, ant woordde deze, passen alleszins voor den tegen woor- digen tijd, die er een is van vervolging en strijd. De Kerk, haar invloed in do wereld, hare leeringen, de heilige belangen waaYvan zij de hoedster is, wor den overal bestreden, en vooral in Italië en Rome. Door alle middelen en met allerlei lagen en listen vervolgt men haar en wil men haar uit het sociale leven verdringen. Op alle katholieke instellingen, zoo rijk in ver scheidenheid, heeft mon het gemunt om er zich meester van te maken en haar allo godsdienstig en christelijk karakter te ontnemon. Dat zijn over bekende zaken, en het is geen overdry ving als men er bijvoegt, dat deze oorlog rechtstreeks gericht is tegen God zelf. Daar deze duivelsche snoodheid machteloos is tegen God, zoo richt men met eene sanatische woede en haat zijne aanvallen tegen de Kerk van Christus en zijne zonen, te die aanvallen ontziet men niets. Men tracht Gods werk in do grondvesten te onder mijnen, en zoo mogelijk te vernietigen. Daarom is de vrede zoo noodzakelijk, want de toestand van den Heiligen Stoel is neteliger dan ooit. Aan zijne vrijheid, aan zijne onafhankelijkheid worden onduldbare hinderpalen in den weg ge legd. Hierna geeft de paus zijn levendig genoegen te kennen over de eensgezindheid, die allerwegen tus schen de geloovigen en de herders bestaat, eeno* eensgezindheid waarvan hij eiken dag nieuwe be wijzen ontvangt. Om die eensgezindheid te beter te verzekeren, zal hij weldra eene encycliek aan de bisschoppen uitvaardigen, opdat dezen aan de ka tholieken nog dieper hunne plichten inprenten. van de V•ireeniging tot voortdurende ondersteuning der nagelaten betrekkingen van verongelukte vis~ sckers der Beederyen te Katwijk aan Zee en Noordwijk aan Zee. lil het afgeloopen boekjaar 1888/89 zijn ont vangen Aan contributiën van de reeders, die zulks ge deeltelijk van de inkomsten der visschers afhouden te Katwijk 59 bomschui ten a 3 f 177.— te Noordwijk 15 bom- schuiten a 3 45. 222.— Aan bijdragen van stuurlieden en be manning van bomschuiten112.90 Aan jaarlijksche bijdragen van 50 cents en hooger872.90 Aan giften Ontvangen door Dr. H. IJssel de Schepper te Gouda, van N. N100. Ontvangen door Mr. S. Le Poole van M. 1. 101.— Aan Eenten1753.97 3062.77 Bij^ het einde van dit boekjaar genoten onder steuning te Katwyk aan Zee 26 weduwen eu 33 weezen, te Noordwyk aan Zee 6 weduwen en 3 weezen. In het boekjaar is uitgekeerd ƒ2935.55; gedu rende de zomermaandenper week 1.25 voor elke weduwe, 0.25 voor elk kind, f 0.877, voor een bejaarde; gedurende dg,wintermaanden1.60 voor elke weduwe, 0.3S,^jt;4lk kinden/1.05 voor een bejaarde. - Het kapitaal bedraagt op het Grootboek der 27, pOt, Natib^V^fifild 66,000.—, aan belegging in de Leidschê spaarbank 2900. aan belegging a deposito 1138.32 en aan con tanten 618.627,. De Vereeniging betuigt hare erkentelijkheid aan allen, die hare pogingen hebben ondersteund en wenscht zeer dat men blijve medewerken om het fonds door jaarlijksche bijdragen, giften en legaten te steunen. De Vereeniging voornoemd SAMUEL LE POOLE, Voorzitter. M. J. EIGEMAN, Secr. Penningm. De SUB-COMMISSIE te COUDA zal binnenkort over de jaarlyksohe contributiën per kwitantie be-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1889 | | pagina 2