Bulteolaiidsch OvërzïchÏL
JAARLIJKSCH VERSLAG
westen. In de laatste vier maanden hebben wel
stormen gewoed, maar hun kracht was veel minder
dan gewoonlijk het geval is, en op het oogenblik is
er volkomen stilstand in de luchtlagen. Er heerscht
dus nu gebrek aan zuivere lucht, daar de krachtige
zuidwesten winden, die de weldadige en gezonde
zeelucht aanvoeren, achterwege zijn gebleven.
Uit Brussel wordt van don 17 en dezer geschreven:
«De ^Influenza" heet natuurlijk ook hier voor te
komen. Men heeft, wel is waar, met uitzondering
van enkele gevallen onder schepelingen in de haven,
slechts met hevige verkoudheid te doen, welke bij
het vochtige, mistige weer natuurlijk aan do orde
van den dag is, maar elkeen houdt het er voor,
dat hy de beroemde ziekte heeft. Gisteren nu werd
hier een geval van radicale, spoedige genezing van
de algemeene kwaal geconstateerd. Een bankier
hier ter stede is nauwelijks zijn bureau binnenge
treden, of vier jongelieden melden zich bij hem aan
met de gelijkluidende verklaring't Spijt me, maar
ik heb de influenza, in zoo hevigen graad, dat het
mij onmogelijk is, enz." De chef: „U wilt dus
verlof, heeren! U wilt dus naar huis gaan? dat
gaat niet." //Maar u begrijpt toch we kunnen
niet werken besmettelijk een dag thuis om
te genezen enz." //Met uw verlof, juist daarom
gaat het niet. Ik kan onmogelijk veroorloven, dat
u, ziek, als u blijkbaar in den hoogsten graad zijfc,
uitgaat en nog wellicht anderen aansteekt. Neon,
neen tk ben de verantwoordelijke persoon U
blijft hier!" //Maar mijnheer //Ik zal u
geheel afzonderen, zeker U blyft hier op het
bureau, we "zullen flink laten stoken voor den
Doodigen zieke ukost zal *mijn vrouw zorgen
Ge kunt, zoo goed en kwaad het gaat. werken
en uw collega's zal ik terstond wegzenden, opdat
de ziekte, in de door u besmette lucht niet op hen
overslaat De chef verdween. Tegenpruttelen
hielp niets. Des avonds vroeg de "chef door 't sleutel
gat naar hun bevinden. Zij hadden den geheelen
dag in een smoorkeet vertrek zitten werken voor
ie anderen, die vrijaf hadden en waren allo
vier genezen. Er bestaat gegronde hoop, dat geen
van hen ooit de influenza weer krijgt.
Volgens Der Mïlitcirarzt heeft dr. Thurnwald
aangetoond dat in het algemeen de sterfte aan pokken
bij niet ingeën^en 20 maal grooter is dan bij
ingeënten.
Vooral put hij zijne statistiek uit de bijdragen
van den militairen geneeskundigen dienst. Zoo
stierven b.v. tijdens de pokken-epidemie op Malta
in 1838/39 van Me burgerlijke bevolking groot
102,000 zielen vele duizenden, terwijl van het
garnizoen, 4000 man sterk, dat ingeënt was, slechts
2 stierven.
In 1870/71 verloor het goed ingeënte Duitsche
leger slechts 316 man aan de pokken, terwijl van
het slecht ingeënte Fransche leger 23,000 man
daaraan stierven. Van de krijgsgevangen Fransehen
werden in Duitschland 37.8-per 1000 aangetast en
stierven 5.2 per 1000. Van C do goed ingeënte
Duitsche troepen, die hen bewaakten en verzorgden
werden slechts 11.6 per duizend door pokken aan
getast en stierven slechts 0.54 per 1000.
Van 187580 werden op 100,000 man door
pokken aaugetast in het Oostenrijksche leger 566 en
stierven daarvan 35. In het Fransche leger bedroeg
die verhouding 129 en 14, in het Duitsche lege
12 en 0.6. In Oostenrijk werd in dat tijdperk de
vaccinatie op zeer onvoldoende wijze toegepast, in
Frankrijk werd de toepassing verbeterd, in het Duit
sche leger was de entplicht ingevoerd.
In Praag heerschten in 1883 de pokken en stierven
van het garnizoen 13 personen. Op het einde des
jaars werden alle manschappeu gevaccineerd of
gorevaccineerd, en sinds dat tijdstip stierf er niet
één soldaat meer aan de pokkon, terwijl in 1884)
nog 439 burgers daaraan te Praag overleden.
In 1886 werd ook in Oostenrijk bij het leger do
inenting verplichtend gesteld. Sinds dien tijd nam
de sterfte aan pokken belangrijk af.
Zoven maanden geleden had op de reede van Sa-
raarang muitery plaats aan boord van het Amori-
kaansche schip Lewis, gezagvoerder Lewis. Drie
matrozen werden naar aanleiding daarvan gearres
teerd en in de centrale gevangenis in hechtenis
gestold. Na een vrij langdurige preventieve gevan
genschap werd één van hen in vrijheid gesteld en
werden twee ieder tot zes dagen gevangenisstraf
veroordeeld. Na ommekomst van die straf werden de
beide gewezen verpordeelden, genaamd Pearson en
Nelson welke namen aan zeop en veldslagen doen
denken op vrije voeten gesteld en voorloopig ge
logeerd bij den schout Van der Plas op Pengapon
dio, volgens de bestaande bepalingen, zulke zee
vaarders zonder schip moet huisvesten tot over hen
zal zijn beschikt. Hij moet hun, behalve eten en
logies, per dag één halve gulden per persoon uit-
keeren.
To Batavia en te Soerabaja bedraagt die uitkeering,
volgens staatsblad, één gulden, dus het dubbele van
hier. Dit schijnen de twee genoemde raatrozen te
hebben geweten en daaruit een onjuiste gevolgtrek
king te hebben gemaakt, tenminste dezer dagep
vroegen zij een der oppassers om den schout to
spreken en toen deze naar buiton kwam, begonnen
zij dadelijk hem te verwijten dat hij hen dagelijks
voor een halve gulden bestal. De schout zoide hun,
dat hij geheel handelde volgens do bepalingen en
hun dus niet meer kon geven. Als bewijs van erken
telijkheid voor die verstrekte inlichting grepen zij
beide onverwachts den schout aan, wierpen hem
op den grond en sleurden hem van zijn woning op
Pengapon tot nabij de brug op Gedangan, zoodat het
lichaam van den schout op vele plaatsen is gekneusd
en ontveld.
Intusschen waren een paar politie-oppassers en zelfs
een paar dwangarbeiders, die nabij het erf van den
schout werkten, toegeschoten met bamboes en stokken,
waarmede zij beide matrozen zoo bewerkten, dat dezen
aan den haal gingen. Hoe gekneusd en geschaafd
ook, ging de schout Van der Plas hen onmiddellijk
na en kreeg een van hen op Pekodjan te pakken.
De andere werd door tusschenkomst van den stads-
schout ingerekend, terwijl de waterschout de beide
onruststokers, op last van den Officier vao Justitie,
in de centrale gevangenis in arrest bracht.
De schout Van der Plas, die na thuiskomst onmid
dellijk een dokter liet roepen ligt thans op negen
plaatsen verbonden, te bed en kan zich niet verroeren
Daar hij, als schout, een inkomen geniet van 200
's maands, heeft hij geen recht op vrije geneeskundige
behandeling. De vraag doet zich thans voor wie de
rekening van dokter en apotheker voor de door hen
in de uitoefening zijner functiën opgedane verwon
dingen moet betalen. Hom de kosten daarvan te laten
dragen, zou niet billyk zijn.
Te Utrecht hield de geneeskundige Raad dezer
dagen zijne wintervergadering onder voorzitterschap
van den inspecteur van het geneeskundig staatstoe
zicht, den heer H. Verspijck. O. a. kwam in be
handeling het rapport van eene commissie, bestaande
uit de heeren prof. van Overbeek de Meijer, prof,
Wefers Bettink en dr. van Embden, door den voor
zitter benoemd om middelen aan te geven, waardoor
het oprichten van bureau's voor het onderzoek van
•levensmiddelen, zooals de Maatschappij tot nut van
het algemeen zulks bedoelt, zou kunnen worden be
vorderd.
De commissio is eenstemmig vau oordeel, dat het
hier een ernstig volksbelang-geldt. Werkelijk bestaat
de behoefte aan de hier bedoelde gelegenheden, want
talrijk zijn tegenwoordig de gevallen, waarin levens
middelen van minder goede hoedanigheid of met
schadelijke stoffen bedeeld, in den handel voorkomen,
hetzij doordat opzettelijke toevoeging van vreemde
stoffen heeft plaats gehad, of dat de wijze van be
reiding, zonder opzettelijke slechte bedoeling, daartoe
aanleiding geeft. De commissie doet verschillende
opgaven omtrent verontreinigingen en vervalschingen,
die in den laatsten tijd in de stad Utrecht werden
geconstateerd. In die opgaven komen stoffen voor,
die zonder eeuigen twijfel bij voortdurend gebruik
aan de gezondheid nadeelig zijn; niettemin worden
zij door een groot deel der bevolking gebruikt, zon
der dat deze bewust is van het nadeel dat daardoor
ontstaan kan.
Dit acht de commissie eene voldoende reden, om
aan het geneeskundig staatstoezicht aanleiding te ge
ven, naar middelen om te zien, die dat kwaad kun
nen voorkomen of althans verminderen. En wetgeving
èn het bestaan eener openbare gelegenheid tot onder
zoek kunnen daartoe medewerken. Bij het onderzoek
van de vraag, hoe het laatste, wat aan de commissie
meer bepaald ter overweging is opgedragen, is te
bereiken of althans te bevorderen, dient in het oog
gehouden te worden:
a. dat het een plicht der overheid moet worden
genoemd, de vervalsching van eet- en drinkwaren
niet alleen te straffen, wanneer schade is toegebracht,
maar ook zooveel mogelijk de vervalsching te ver
hoeden door het instellen van een doelmatig preven
tief toezicht, en dat het wenschelijk is, het publiek
in kennis te stellen met de in een bepaalden kring
voorkomende vervalschingen
b. dat er van overheidswege personen worden
aangewezen, bevoegd en bereid om het onderzoek te
doen, dat voor minvermogenden de gelegenheid open
moet zijn om in de eerste plaats levensmiddolen
tegen geringe vergoeding (desnoods kosteloos) te laten
onderzoeken. De gelegenheid daartoe zou door tus
schenkomst van de overheid kunnen worden gegeven
c. dat rekening moet worden gehouden met de
omstandigheid, dat in een zeer groot aantal der
kleinere gemeenten geen personen te vinden zijn,
geschikt of bereid om bedoelde onderzoekingen te
verrichten.
In overeenstemming met deze beschouwingen, doet
de commissie Jet voorstel, dat van wege den genees
kundigen Raad een schrijven zal worden gericht aan
de regeering, inhoudende:
i. Een betoog van de wenschelijkheid, dat elke
grootere gemeente eetwaren en dranken (en wat zij
was al het mogelijke te doen om de zaak weer on
gedaan te maken, althans zijn vriend te bevrijden
van eene vrouw, waarmee hij onmogelijk verder kon
sameaflevon.
Wij weten, dat mijnheer Morris voor zyn vertrek
naar Parijs een afscheidsbezoek bij den heer Von
Wambold bracht met het doel hem mede te deelen,
dat Jane Gray dienzelfden dag nog naar Parijs zou
vertrekken.
„Mijnheer von Wambold," zeide de ^dvocaat, «het
is nu uw plicht als vriend, naar het hotel in het
bosch te gaan en onzen vriend Von Berghaupt op
het hart te drukken, dat hij nu naar de villa moet
terugkeeren, aangezien zijn vroüw de woning gaat
verlaten en naar het buitenland vertrekt. Hét terug
keeren zal onzen vriend zeker smartelijk vallen, maar
gij, mijnheer, zult hem dien terugkeer minder pijnlijk
maken."
„Die geheele zaak is een bron van jammer en el-
lendo," riep Wambold uit. „Men zou dc wereld en
alles gaan haten, aan alles gaan twijfelen. Ik zal
Koert gaan opzoeken en hem trachteu te bewegen om
naar de villa terug te keeren. Ik zal 's nachts met
hem in één kamer slapen, want hij mag geen minuut
alleen blyven.^lk zal mij opgeruimd en vroolijk
aanstellen, hem kwiukslagen en grappen uit het kazer
neleven vertellen, al breekt er myn hart bij. Maar
troosten kan ik hem niet, voor heip is geen troost
te vinden!"
„Ge hebt gelijk, mijnheer von Wambold, in dit
geval is geen troost le vinden, de bittere kelk moet
tot den laatsten droppel geledigd worden. Laat Jane
Gray eenmaal haar daad verantwoorden, als zij kan.
Het is nu onze taak het lot van ouzen vriend zooveel
mogelijk te verzachten. Misschien zou de mama van
onzen vriend wel te bewegen zijn om bij haar zoon
op de villa haar intrek te nemen:"
„Daar heb ik juist aan gedacht, mijnheer Morris,
ik denk, dat ik het wel gedaan zal krijgen. Zij vindt
misschien de rechte woorden om hem te trooston,
want ondanks alles bemint Koert zyn vrouw boven
alles, hij zal den slag nooit geheel te boven komen.
Eu kan het wel anders, mijnheer Morris? Wie zou
zich van een vrouw als Jane Gray kunnen losrukken
zonder dat het hart er van bloedde?"
„Ja, mijnheer von Wambold, Jane Gray behoort
tot die vrouwen, voor wie een man tot in de hel
zou willen gaan."
De vreemde nadruk, waarmede de advocaat deze
woorden uitsprak, trokken de aandacht van den offi
cier. Hij dacht daarover na, nog lang nadat de
advoeaat afscheid had genomen om zijn voorgewende
reis naar Londeu te aanvaarden.
De strenge dienst liet Erik von Wambold eerst
den volgenden dag vrij. Tegen den avond ging hij
naar mevrouw von Reidefsdorf. Hij vernam daar,
dat Jane werkelyk naar Parys was vertrokken om
haar man te zien en te spreken. Hy trof daar ook
Koeri's mama, die veel geweend scheen te hebben,
benevens de jonkvrouw von Lauterer, die juist haar
bezoek bij Jane had verhaald.
Erik bracht het gesurek op de noodzakelijkheid,
dat Koert naar de echtelijke woning moest terug
keeren, nu zijn vrouw naar het buitenland was ver
trokken. Hij was bereid, zeide hij, dadelyk naar het
hotel in het bosch te gaan om daarover te spreken.
„Doe dat, mijnheer von Wambold," zeide mevrouw
von Reidersdorf. „Het beste is dat wij zonder be
denkingen op het doel afgaan, dat wij toch moeten
bereiken. Wij bevinden ons in de positie van een
dokter, die een moeilijke operatie moet verrichten en
daarbij geen acht mag slaan op de pijnen van den pa
tient, omdat hij het leven van den lijder moet redden."
„Voor ik ga, wensch ik u nog een dringend ver
zoek te doen, mevrouw von Berghaupt."
De treurig gestemde dame keek Erik aan.
„Als Koert te bewegen is, om naar de villa terug
te keeren, verzoek ik u bij hem te komen inwonen."
„Daar heb ik reeds over gesproken," zeide de
jonkvrouw von Lauterer, „maar ik geloof, dat mevrouw
von Berghaupt ook zonder mijn verzoek haar zoon te
hulp gekomen zou zijn."
„Wij zullen nog meer doen," voegde mevrouw von
Reidersdorf er bij. „Wij zullen alles, wat aan uw
vriend aan zyn vrouw kan herinneren, uit de woning
verwijderen. Wij hebben zooeven een plan besproken,
dat wy zonder uitstel zullen ten uitvoer brengen.
De meubelmaker is reeds besteld om zoo spoedig
mogelijk de villa geheel anders te meubileeren."
Wordt vervolgd.)
t
0
vorder in het belang der gezondheid harer leden
0 noodig oordeelt) kunne laten onderzoeken, dat zulks
geschiede door van harentwege daartoe aangestelde
deskundigen, en dat zij ook aan de ingezetenen on
der bepaalde voorwaarden gelegenheid geve tot zoo
danig onderzoek.
2. De nanbeveling, dat de gemeenten, die zeiven
geen afzonderlijke inrichting tot onderzoek van eet
waren en dranken hebben of in het leven kunnen
roepen (natuurlijk verreweg de meeste), zich toet eene
naburige grootere gemeente in betrekking stellen, ter
verkrijging van de vergunning om van de in laatst
bedoelde gemeente bestaande gelegenheid tot onder
zoek mede gebruik te maken, tegen eene overeen te
komen vergoeding als bijdrage in de kosten.
3. De aanbeveling om bij het ontbreken der sub.
3 bedoelde vergunning en bij het gemis van elke
openbare inrichting tot het onderzoek van eetwaren
en dranken ter plaatse, te trachten het doel toch te
bereiken door het aangaan van eene overeenkomst
met een of meer deskundigen, die bevoegd zyn tot
het onderzoek, ofschoon zij van gemeente- of regee-
riugswege geene aanstelling als onderzoeker hebben
ontvangen.
De beraadslagingen over dit rapport werden inge
leid met de mededeeling vdn den voorzitter, dat het
geneeskundig staatstoezicht zich deze zaak reeds lang
heeft aangetrokken maar zonder gevolg. In 1870
heeft de vergadering van inspecteurs aan den minister
van binnenlandsche zaken gezonden eene complete
regeling om het vervalschen van levensmiddelen tegen
te gaan. Het onderzoek naar vervalschingen werd
in dit ontwerp opgedragen aan deskundigen, uit de
leden van de geneeskundige raden te benoemen en
die zich van regeoringswege daarmee zouden bezig
houden tegsfc eene vergoeding, waarvan de kosten
over het geTOele land op f 6000 werden begroot.
Dat voorstel is aan het ministerie van binnenlandsche
zaken blijven rusteii.
De heer v. Overbeek de Meijer zette uiteen, waarom
dit rnpport een anderen weg uitgaat. De omvang
van het kwaad is in de laatste jaren veel grooter
geworden; wat in 1870 voldoende was, is dat nu
niet meer. De commissie heeft in hare voorstellen
ook rekening gehouden met de neiging, die er aan
het departement van binnenl. zaken-bestaat om de
inrichting van het geneeskundig staatstoezicht te
wyzigen.
Den adjunct-inspecteur, dr. Post, kwam het voor,
dat hier te veel overgedragen wordt'aan de ge
meenten. De grootste vervalschingen komen voorin
hetgeen ons uit het buitenland gezonden wordt. Op
hetgeen in ons land ingevoerd wordt, behoort van
Tegeering9wege een streng toezicht gehouden te wor
den in de entrepots, die in de groote handelsplaatsen
gevestigd zijn. De gemeentezorg moet op den achter
grond gesteld worden, meende dr. Post, enderegee-
ring8zorg op den voorgrond.
Prof. Wefers Bettink stelde daartegenover, dat ver
valsching wel degelijk ook plaats heeft in het bin
nenland; daartegen is geen hulp te verkrijgen bij een
regeerings-bureau in een paar handelsplaatsen. De
zaak moet plaatselijk aangevat worden. Dit was
ook het gevoelen van dr. v. Embden, die vreesde,
dat als de regeering de zaak aanvat, de gemeente-
zorg verslappen zal; de nadruk moet op de bemoei
ingen der gemeentebesturen gelegd worden, die het
best in staat zijn de plaatselijke omstandigheden te
beoordeelen. Dr. van Eeten sloot zich daar by aan,
maar verwachtte, op grond van de ervaringen te
Utrecht opgedaan, weinig succes van pogingen in
deze richting. Het best zou zijn, dat de aandrang
tot dit onderzoek van de belanghebbenden zeiven
uitging.
Prof. Wefers Bettink beschouwde de strafwet als
volkomen ontoereikend om de vervalsching van voe
dingsmiddelen te beteugelen. Als bewijzen hoever
de brutaliteit van vervalschers gaat, haalde spr. aan,
dat ondor koffiestroop gemalen cokes wordt vermengd
en dat aan de winkeliers een stof om meel te ver
valschen wordt te koop aangeboden tegen 7,20
de 100 KG.
Het rechtsgeleerde lid mr. van Ittersum, achtte
hiertegenover de bestaande strafwetgeving vrij volle
dig, maar zij is uit haren aard repressief. Op dit
punt kan geen strafwet volkomen volledig zijn. Voor
iedere strafbare daad moet er zijn of opzet of schuld.
Wanneer door de vervalsching gevaarlijke bestand-
deelen zijn bijgevoegd, dan is de verkooper strafbaar;
in andere gevallen ook, wanneer het bewijs te leve-
ren is, dat de verkooper de vervalsching heeft kun
nen weten en in zijne betrekking moéten weten.
Wat in het rapport wordt verlangd, zijn preventieve
maatregelen, waarvan spr. do wenschelijkheid toegaf,
doch waarbij men toch ook in het oog heeft te hbu-
den, dat al te veel maatregelen om ieder te vrijwa
ren tegen bedrog, den handel onmogelijk zouden
maken.
De heer Wefers Bettink antwoordde, dat hier niet
alleen schadelijkheid het criterium moet zyn, maar
ook de vraag of er bedrog is gepleegd. Spr. achtte
ook uit een moreel oogpunt preventieve maatregelen
wenschelyk, omdat een vervalscher aan den eerlijken
winkelier hot leven onmogelijk maakt. De heer
Van Ittersum merkte nog op, dat zoodra er sprake
is van bedrog, de zaak altijd strafbaar is. Opzette
lijke vervalsching is verder strafbaar, als door de
bijmenging van vreemde bestanddeelen de waarde of
de bruikbaarheid der stoffen is vermiuderd.
Prof. v. Overbeek de Meijer achtte het standpunt
niet juist, om slechts dan te straffen, wanneer de
Verkooper met de vervalsching bekend is. Wie ver
koopt, moet weten of zijne waar vervalscht is. Om
het hun gemakkelijk te maken die wetenschap op te
doen, moet hun daartoe de gelegenheid verschaft
worden door het instellen vau een bureau van on
derzoek.
De drie onderdeelen van het voorstel der commissie
werden alle aangenomen, waarna besloten werd, het
rapport namens den raad aan de regeering op te
zenden en afschriften van het rapport te zenden aan
de Maatschappij tot nut van 't algemeen, alsmede
aan de overige geneeskundige raden, met uitnoodi-
ging mede stappen in deze richting te doen. (U. D.)
Tengevolge 7an de feestdagen is het buiienlandsch
nieuws «cnaarsch.
Do Novidades te Lissabon berichten, dat er den
18den dezer te Rio de Janeiro eene contra—revolu
tionaire beweging in monarchalen zin is uitgebar
sten, waar een aantal soldaten en vele lieden uit
het volk deel aan namen, die bij troepen door de
straten liepen. De regeering liet eenigè regimenten
uitrukken, die na ernstige botsingen den opstand
onderdrukten. Vele personen zijn gevangen genomen.
Particuliere berichten uit Montevideo over Gal
veston bevestigen, dat er in de jongste dagen onge
regeldheden en opstanden in Brazilië hebben plaats
gehad. Er wordt bijgevoegd dat de toestand van
het Voorloopig Bewind hachelijk is.
Dom Pedro, de gewezen keizer, heeft Lissabon
verlaten en is over Coïmbra en Oporto, waar hy
eenige dagen zal vertoeven, naar Pau vertrokken.
Op last van de geneesheeren werden den Keizer de
laatste berichten uit Rio de Janeiro niet medege
deeld, want men wilde den Keizer niet ontstemmen
door de mededeeliug, dat het voorloopig bewind
niet alleen hem en zijn familie het verblijf in
Brazilië heeft ontzegd, maar ook de 5000 contos,
die hem waren toegestaan, heeft teruggenomen.
Dit laatste echter zal den keizer, ofschoon hij
niet rijk is, weinig deren, want deze som werd
reeds bij zijn vertrek uit Rio de Janeiro terstond
door den keizer geweigerd.
De correspondent der Daily News te Lissabon
geeft verslag van een gesprek met den heer Barros
Gomez, den Portugeeschen minister van buiten-
landsche zaken, betreffende het geschil tusschen
Engeland en Portugal in Afrika. Uit de mede-
deelingen van den minister bleek, dat er geen grond
bestaat voor de vrees, dat Portugal in eenig opzicht
eene vijandige houding tegenover Engeland zal aan
nemen. Het wenscht integendeel ernstig, de handels
betrekkingen met Groot-Brittanuië te onderhouden.
De minister hield intusschen vol, dat Portugal over
het geheele Zambesi-gebied tot Samhati gezag mag
voeren, wat trouwens reeds algemeen erkend werd,
voor de South Africa Comp. zich in het gebied van
den bovenloop kwam vestigen en door de Engelsche
regeering zelf werd aangenomen bij het verdrag met
Portugal in 1879, waarbij aan laatstgenoemd land
do vrye vaart op de rivier werd verzekerd. Bij
de overeenkomst van 1884 werden de aanspraken
van Portugal op de Shiré beperkt tot het gedeelte
dier rivier voorby hare samenvloeiing met de Ruo.
De vrije vaart op de Zambesi kan, volgens don
minister, niet dan met Portugal's toestemming wor
den afgekondigd.
De Paryzenaars hebben een slechte Kerstmis
in de laatste jaren leefde men tegen Nieuwjaar
steeds in ongerustheid over den onzekeren poli-
tieken toestand, die minder gunstig terugwerkte
op den handel en, nu men voor 't eerst weder
een Kamer heeft, die eenig vertrouwen inboezemt,
maakt de griep 'tnog veel erger dan de politiek,
't Schynt dat Parys geheel moet doorgriepen,
de epidemie blyft langer hangen dan in nndere
groete steden en is ook tengevolge van nog
onbekende oorzaken, heviger; de ziekte is thans
over geheel Parys vrij regelmatig verspreid en
men begrypt, dat do winkeliers steen en been
klagen. Waar griep is, denkt men niet aan het
geven van surprises.
Er zijn achttien afgevaardigden, over wier toela
ting de Fransche Kamer bij het sluiten der buiten
gewone zitting nog niet beslist heeft, zoodat de
beraadslagiug over dezen zal plaats hebben by de
weder-bijeenkomst der Kamer. Onder deze achttien
zijn eirtwee, omtrent wier verkiezing do Kamer een
nader onderzoek heeft bevolen.
Te Leuven is voor de Kamer de clericale candi"
daat, de heer Detrooz, met eene meerderheid van
648 stemmen gekozen. By de vorige verkiezing
behaalden de clericalen de meerderheid met 1300
stemmen.
Volgens gebruik heeft de paus den 24sten dezor
ter gelegenheid van het Kerstfeest de gelukwenschen
van het Heilig College ontvangen. De kardinaal
Monaco la Yaletta, doken van het college, bood
aan Leo XII een adres aan. Uwe wenschen, ant
woordde deze, passen alleszins voor den tegen woor-
digen tijd, die er een is van vervolging en strijd.
De Kerk, haar invloed in do wereld, hare leeringen,
de heilige belangen waaYvan zij de hoedster is, wor
den overal bestreden, en vooral in Italië en Rome.
Door alle middelen en met allerlei lagen en listen
vervolgt men haar en wil men haar uit het sociale
leven verdringen.
Op alle katholieke instellingen, zoo rijk in ver
scheidenheid, heeft mon het gemunt om er zich
meester van te maken en haar allo godsdienstig en
christelijk karakter te ontnemon. Dat zijn over
bekende zaken, en het is geen overdry ving als men
er bijvoegt, dat deze oorlog rechtstreeks gericht is
tegen God zelf.
Daar deze duivelsche snoodheid machteloos is
tegen God, zoo richt men met eene sanatische woede
en haat zijne aanvallen tegen de Kerk van Christus
en zijne zonen, te die aanvallen ontziet men niets.
Men tracht Gods werk in do grondvesten te onder
mijnen, en zoo mogelijk te vernietigen.
Daarom is de vrede zoo noodzakelijk, want de
toestand van den Heiligen Stoel is neteliger dan
ooit. Aan zijne vrijheid, aan zijne onafhankelijkheid
worden onduldbare hinderpalen in den weg ge
legd.
Hierna geeft de paus zijn levendig genoegen te
kennen over de eensgezindheid, die allerwegen tus
schen de geloovigen en de herders bestaat, eeno*
eensgezindheid waarvan hij eiken dag nieuwe be
wijzen ontvangt. Om die eensgezindheid te beter
te verzekeren, zal hij weldra eene encycliek aan de
bisschoppen uitvaardigen, opdat dezen aan de ka
tholieken nog dieper hunne plichten inprenten.
van de V•ireeniging tot voortdurende ondersteuning
der nagelaten betrekkingen van verongelukte vis~
sckers der Beederyen te Katwijk aan Zee en
Noordwijk aan Zee.
lil het afgeloopen boekjaar 1888/89 zijn ont
vangen
Aan contributiën van de reeders, die zulks ge
deeltelijk van de inkomsten der visschers afhouden
te Katwijk 59 bomschui
ten a 3 f 177.—
te Noordwijk 15 bom-
schuiten a 3 45.
222.—
Aan bijdragen van stuurlieden en be
manning van bomschuiten112.90
Aan jaarlijksche bijdragen van 50
cents en hooger872.90
Aan giften
Ontvangen door Dr. H.
IJssel de Schepper te Gouda,
van N. N100.
Ontvangen door Mr. S.
Le Poole van M. 1.
101.—
Aan Eenten1753.97
3062.77
Bij^ het einde van dit boekjaar genoten onder
steuning te Katwyk aan Zee 26 weduwen eu 33
weezen, te Noordwyk aan Zee 6 weduwen en 3
weezen.
In het boekjaar is uitgekeerd ƒ2935.55; gedu
rende de zomermaandenper week 1.25 voor
elke weduwe, 0.25 voor elk kind, f 0.877, voor
een bejaarde; gedurende dg,wintermaanden1.60
voor elke weduwe, 0.3S,^jt;4lk kinden/1.05
voor een bejaarde. -
Het kapitaal bedraagt op het
Grootboek der 27, pOt, Natib^V^fifild 66,000.—,
aan belegging in de Leidschê spaarbank 2900.
aan belegging a deposito 1138.32 en aan con
tanten 618.627,.
De Vereeniging betuigt hare erkentelijkheid aan
allen, die hare pogingen hebben ondersteund en
wenscht zeer dat men blijve medewerken om het
fonds door jaarlijksche bijdragen, giften en legaten
te steunen.
De Vereeniging voornoemd
SAMUEL LE POOLE, Voorzitter.
M. J. EIGEMAN, Secr. Penningm.
De SUB-COMMISSIE te COUDA zal binnenkort
over de jaarlyksohe contributiën per kwitantie be-