Baltenlaodsch Overzicht. wijl uit den foyur de vlammen reeds naar baited aioegen, gingen in de zaal de bezoekers bedaarn uiteen en namen als gewoonlijk bij de garderobes de overjassen enz. in ontvangst. Berst toen zjj buiten kwamen vernamen z|j waarom do voorstel ling was gestaakt. In den Oranje-Vrijstaat schjjnt petroleum ontdekt te zjjn, en wel op de farm Waterval, in hetdistriot Heilbron. De eigenaar, de beer Heugh, kreeg, door bet graven van een gat in den grond, eenig water, waarin de reuk van parafine duidelijk merkbaar was, zoowel als andere aanwijzingen, zooals olieaohtige ■tof op de oppervlakte van het water, vettig aljjk, enz. Hjj verzamelde eenig slijk in een blik, hetwelk door den Mjjncommissaris van Keitzburg verzegeld en medegenomen werd naar Johannesburg ter onder zoeking. Het rapport van dit onderzoek was alleszins be vredigend te noemen, en daarin wordt onder meer gezegd: Op de aangewezen plaats gravende, werden we een sterken reuk naar petroleum gewaar, waarop wij beneden deze plek een gat maakten. Het scheen bu dat de olieachtige reuk afkomstig was van oen zekere zandbedding tusschen kleilagen gelegen. Deze zandlaag was niet zeer breed en scheen vervolgd te worden op den bodem van een vroegeren loop der spruit. We groeven in een der oevers tot aan het water; doch bemerkten geen reuk van olie in de klei, waarna wij ons onderzoek instelden in den oever op onze eerste plek, en we ontdekten toen een ge ringe bron in de zandlaag, waardoor de olie vloeide. Daar ons nu omtrent de zaak geen tw|jfel overbleef, ver zamelden wij in twee flesschen eenig water, hetwelk on miskenbare teekenen droeg van de aanwezigheid van petroleum. De nabijheid van de oude rotsen van Blauwboechberg en Zwartkoppies maken het waar schijnlijk dat de petroleum, die onder in den grond aanwezig mocht zijn, niet tot de oppervlakte kan doordringen, en de hoogte van de omliggende landen doet veronderstellen, dat juist in de diepte petroleum- bronnen zullen worden gevonden. Een belangwekkend proces over de uitlegging van eon huurovereenkomst werd onlangs b|j de rechtbank te Amsterdam behandeld. In die huur overeenkomst kwam de volgende bepaling voor ,om de thans aangegaan wordende huur noch gehqcl noch gedeeltelijk aan iemand anders af te staan of over te dragen dan met schriftelijke toe stemming van den verhuurder». Niettegenstaande dit vond de huurder goed om bet door hem gehuurde hui» gedeeltelijk aan ande ren te verhuren. Op grond van deze wanpraestatie dagvaardde hom de verhuurder tot ontbinding der huurovereenkomst met schadevergoeding. Hoewel de feiten-zelven niet betwist konden worde, verzette zich de huurder tegen de ingestelde vordering, op grond van art. 1595 B. W. Het eerste lid van dat artikel bepaalt, wel dat do huur der het gehuurde niet weder verhuren mag, op straf van vernietiging der huurovereenkomst, doch bet tweede lid van dit artikel bevat die straf niet op overtreding van het verbod eener gedeeltelijke verhuring. De tweede verwering van den huurder, was dezedat het niet-nakomen van de bij de hoofdovereenkomst gevoegde voorwaarden (bedingen) geen ontbinding dier overeenkomst kan ten gevolge hebben, doch alleen recht geeft op vergoeding van eventueel geleden sohade. De reohtbank vereenigde zioh met het stelsel van den verhuurder, overwoog dat het bewuste beding een essentieel gedeelte van de overeenkomst vormde, en dat, nu de wanpraostatio gebleken was, ontbinding van de huur diende uitgesproken te worden, met veroordeeling van den huurder in de kosten van het geding. Voor den verhuurder was opgetreden mr. Mau- rits R. Cohen, en voor den huurder mr. D. Simons, beiden advocaten te Amsterdam. In Noord-Amerika is de melaatschheid waarge nomen, vermoedelijk overgebracht uit de Hawaii- eilanden. Officieel is geconstateerd, dat te San Francisco eene Chineesche vrouw aan de ziekte is gestorven. Naar het sch(jnt, zijn in het ziekenhuis aldaar nog een tiental lepral|jders opgenomen, ter wijl de gezondheidsraad gewezen heeft op de uit breiding der ziekte in de stad. Van de 10 van lepra verdachte personen, die thans ter verpleging in het ziekenhuis zijn opge nomen, s|jn drie uit Honolulu aangeroerd. Men vreest, dat vele gevallen, vooral in de Chineesche wjjken, verzwegen worden, en dat daarvan verspreiding der ziekte het gevolg zal z|jn. Te Tokio in Japan verscheen onlangs eene brochure van professor Milne over de werking van aardbevingen op dieren. In besohrqvingen van de meeste groote aardbevingen wordt over den angst gesproken, dien honden, paarden, run deren en andere huisdieren daarbij aan den dag legden. Ook bjj visschen ia do invloed van aard bevingen dikwijls merkbaar geweest. B|j de aard beving te Londen in het jaar 1749 toonden rog gen en andere visschen duidelijke teekenen van vrees en verwarring. Somtijds komen na eene aardbeving doode en stervende visschen in het water naar boren. Tjjdens de aardbeving te Tokio in 1880 gingeo in één huis de katten op de vlucht, blaften de honden en poogden de paar den in den stal de beschotten om te werpen. De dieren begrijpen dus zonder tw(jfel, dat er iets on gewoons en verschrikkelijks gebeurt. Nog belang wekkender z|jn de waarnemingen, waaruit bljjkt, dat dieren kort véór eene aardbeving onrustig worden. Het is gebeurd, dat de paarden dan aan de krib ben steigerden, de fazanten schreeuwden en de kikvorschvn daarentegen ophielden met kwaken. De Japanners beweren, dat de mollen dan hunne onrust door Ijverig graven te kennen geven. Na de verwoestende aardbeving in Calabrië was het hinniken van een paard, bet balken van een ezel of het snateren van een gans voldoende om de menschen vol angst uit hunne huizen te veijagen. Vele vogels toonen vóór zulk een natuurverschijnsel hunne angstige stemming door den kop onder de vleugels te verbergen en zonderlinge bewegingen te maken. Professor Milne verklaart deze ver schijnselen door aan te nomen, dat sommige dieren, vooralhonden, zwijnen en ganzen, bijzonder gevoe lig z|ju voor de lichte trillingen, die vóór het werkelijk begin eener aardschudding plaats hebben. Dientengevolge zou dus de onrust dezer dieren voortspruiten uit hunne eigene ervaring, die hun geleerd heeft, dat op de lichte schokken meer ge vaarlijke volgen. Een nieuwigheid voor dames. Een Engelsoh blad geeft eene beschrijving van eene bjj uitstek praotisohe nieuwigheid, voor welker uitvinding patent is aangevraagd door eene dame. Het is een parapluiehouder, bestaande uit een meta len bus, zonder bodem, ongeveer 10 oM. lang. Daarin steekt men de parapluie; het boveneinde van het busje sluit juist tegen het elastiek, waarmede de parapluie is opgerold. Aan het buajö is een ket tinkje bevestigd, dat met een haak is voorzien, welke men in de ceintuur of op,andere wjjze om het midden kan bevestigen. Verder is het geheel nog van een veiligheidskettinkje voorzien, dat om het handvat van de parapluie wordt gesloten en tevens aan den grooten kettiuk is verbonden. Als men op deze wijze de parapluie niet al te ver naar voren draagt, zal men er b|j het loopen niet de minste belemmering door ondervinden, terwijl men b|j gebruik der parapluie het busje gemakkelijk in den zak kan laten glqdeu. In de meeste modemagazijnen in Londen z|jn deze handige voorwerpen te verkrijgen; missohienhebben z|j reeds hunne intrede ook in Nederland gedaan, of zullen z|j dit anders zeker spoedig doen. De Landbouw Cf. slaat, nu w|j aan den ingang staan van een nieuw jaar, een blik op het stand punt waarop de landbouw zich thans bevindt, in verband met de vraag of wij van vooruitgang kunneö spreken, of tot vooruitgang kunnen komen. Let men uitsluitend op stoffelijke welvaart en op de winsten uit het bedrijf getrokken, dan z|jn or onge twijfeld voordeeliger tijdperken geweest dan het tegen woordige. Let men echter ook op de wqze, waarop de landbouw gedreven wordt, op de hoeveelheid en de hoedanigheid zijner voortbrengselen, dan zou men hier of daar wellicht van achteruitgang kunnen spreken wegens vermindering van het per vlakteëenheid aan gewende bedrijfskapitaal, veroorzaakt door lageren pr|js der producten of ook door mindere behoed zaamheid, tengevolge van scherpe mededinging, in het aanvaarden van een bedrijf; uver het algemeen evenwel zijn de pogingen om door toepassing van meer beredeneerde handelwijzen terug te winnen wat door algemeen werkende oorzaken verloren wordt, zeer toegenomen. In dit opzicht bestaat er ten minste vooruitgang. Tegenover de bewering die niet zelden vernomen wordt, dat wat de landbouw in de eerste plaats noodig heeft, niet is wetenschappelijke kennis, maar kapitaal om voeder en mest te koopen en een hooge prijs voor z|jne producten, merkt de Laadb. Cl. op, dat juist het tegendeel waar is. Hoe ongunstiger do algemeene verhoudingen z|jn, hoe meer het er op eankpmt het eigen hui» zóó in te richten, dat daarin eenige vergoeding voor het geleden nadeel gevonden wordt. Veredeling van dier en plant, verhooging van de opbrengst bjj geljjke of verminderde onkosten, zij nemen wel is waar de algemeene malaise niet weg, doch zij maken wel, dat de strjjd daartegen beter kan worden volgehouden. «Het ligt dus allerminst in onze bedoeling, zegt de Landb. Cl., de beweging niet alleen in Nederland doch zelfs in een groot gedeelte der wereld ontstaan, om de vragen die het hart van den landbouw raken onder de oogen te zien, aan te zien, als iets van ge ringe beteekenis. Het omgekeerde is waar. Wq noemen het vooruitgang. De meeste rqken wapenen zich op verschillende wijzen oir hun landbouw te beschermen. Het moderne wereldverkeer, de ton- een vreemden heer, dien h|j nog niet had opgemerkt. Erik nam zijn hand en bracht hem bij deze groep met de woorden: «Koert, zie, hier ia de man. Dit is James Gray, de ontzettend belasterde James Gray! De grootste schurk dezer eeuw is echter hier in huis, en bjj God! wjj zullen hem vastnemen!" Erik snelde de villa binnen. Eerst na verloop van eenige minuten kwam de consul met zjjn kinderen in hnis. God had hem bij het wederzien van zjjn kind bjjgestaan. Jane, de zwaarbeproefde, was sterk gebleven. Ale een dolle stormde Erik de kamer van den advooaat binnen. Mijnheer Morris zat gekleed aan tafel te schrjjven. «Mjjnheer Morris, het spijt mij zeor u te moeten storen." Bedaard legde de advocaat de pen neder en greep naar een glas, dat met een geelachtig vocht gevuld was. Hij dronk het glas ledig en zeide toen zoo kalm mogelijk: «Mjjnheer 1 wat u mij in uw opgewondenheid wilt mededeelen, is m|j reeds bekend; alle opheldering is overbodig. Ik heb den consul gezien, ik heb Koert von Berghaupt en zijn vrouw gezion, ik meen, dat deze mededeeling genoeg zegt. Het was voor mij gemakkelijk, ik behoefde slechts de gordijnen ter zjjde te schuiven en door het venster te kijken." {Wordt vervolgd.) het rijtuig, verzekerde nogmaals, dat hij tegenover den heer Morris met overleg en voorzichtig zou te werk gaan en keerde daarop naar Koert'» mama in de villa terug. Den volgenden morgen omstreeks acht uur wan delde Erik in den tuin. Het was een bij uitstek mooie morgen, die meer dan ooit tot een wandeling nitnoodigde. De gordijnen van de kamer, waar mijnheer Morris sliep, waren nog dicht; blijkbaar rustte hij dus nog in de armen van Morpheus. Daar hield een rijtuig voor het hek stil. Erik, denkende, dat Koert en zijn vrouw er in zaten, snelde naar den inrij om het hek open te doen, doch hij werd teleurgesteld in z|jn verwachting. Een lang, flink gebouwd heer, in het zwart ge kleed, met een ridderorde op de borst en een rouw band om den hoed, stapte uit het rijtuig, bleef een oogenblik opgetogen voor den officier staan en strekte toen beide handen naar hem uit. «D is Koert von Berghaupt mijn zoonl Ik ben James Gray, de vader van uw vrouw!" Als door een kogel getroffen deinsde Wambold terug; met geweld trachtte hij zichzelven tot kalmte te dwingen. «Pardon, mijnheer," zeide hij eindelijk, «ik ben Koert von Berghaupt niet, ik ben zijn vriend. Koert maakt met zjjn vrouw een uitstapje, maar ik ver wacht hem ieder oogenblik terug." „Des te beter; dan heb ik tijd om mij op het wederzien voor te bereiden. Hoe prachtig woon mijn kind hier, 'tis een paradjjs! Ik zond den heer Morris vooruit om mjjn dochter op mijn komst voor te bereiden. Ik beloofde, dat ik zou wachten, tot hjj bij mij terugkeerde, maar' ik kon het niet langer uithouden. Hjj zal mij in dit geval moeten excuseeren." „Mjjnheer Morris heeft hier rijn intrek genomen, sprak Erik dof, terwjjl hjj met den consul den tuin in wandelde. Plotseling bleef Sir James staan om te luisteren. „Hoort u daar in de verte geen rijtuig aankomen? Zie, mjjnheer! men gelooft zoo gaarne hetgeen men hoopt! Het zou niet zoo onmogeljjk zjjn, dat mjja kind en mijn schoonzoon op dit uur van hun reis terugkeerden. Het rijtuig kqmt nader!" „Het zou niet onmogelijk zijn en toch wat een wonder! Mijnheer, ik zou mijn vermogen willen geven om op dit oogenblik de gepaste be woordingen te vinden maar het is onmogelijk!" Den consul bleef geen tjjd om van deze woorden verklaring te vragen. Zjjn geheele aandacht was op het rjjtuig gevestigd, dat in ijlende vaart naderde. „God beware mij en mijn kind!" bad de consul terwijl hij naar het inrijhek snelde. Erik volgde hem op den voet. Het rijtuig hield stil, het portier ging open en Koert sprong er uit. Met open armen naderde Erik en drukte zijn vriend aan de borst, hij sohreide als een kind. Toen Koert uit de omhelzing van zijn vriend los kwam, trof hem een ongewoon tooneel, Jane omhelsde zettende uitbreiding der vervoermiddelen heeft de oude verhoudingen omgekeerd. De hekken zijn ver hangen, ook in Nederland, maar hier nog niet genoeg. Er z|jn ook b|j ons vragen aan de orde gesteld, die de aandacht op den landbouw vestigen. De invoering van graanrechten en de zoogenaamde landnationalisatie aohten wij daarvan de belangrijkste. De eerste omdat zjj een praktisch bolangrijke zjjde heeft, die de landbou wers wakker schudt en de kooplieden te wapen roept, de tweede omdat zjj zich een wetenschappe lijk kleed aanhangt, dat iets nevelaohtigs er aan mededeelt, waardoor de wetenschappelijke wereld en de vrienden of leiders der arbeidersbeweging er 'e meer nota van nemen. Wij spreken hier geen oor deel over deze vragen uit, doch wjjzen er slechts op als versohqnselen, die aan den eenen kant onze be stuurders en leiders noodzaken een plaats aau land- bouwaangelegenheden in te ruimen, en aan den an deren kant de landbouwers zelf opwekken tot het verkrijgen van een helderder inzicht in hun bedrijf, waar dit raakt aan de belangen van het algemeen. W|j zien daarin vooruitgang, vooral ook omdat er een drang in ligt voor den denkonden landbouwer naar meer voorliohting en meer ontwikkeling, want de 4yrees is zeker niet ongegrond, dat men te eeni- ger tijd bjj die vragen zou beschikken over den landbouwer, bjj hem en zonder hem." De Landb. Cl. doet uitkomen, dat onze landbouwers zioh zeer weinig laten gelden. De landhouw heeft niet alleen recht op een evenredig aandeel in de zorgen van den staat, maar behoort daarbij een eerste plaats in te nemen. Tan dat standpunt zjjn wij nog ver verwqderd, doch van de landbouwers zelf zal het voor een groot deel afhangen, of men ook hierbjj spoedig tot meer vooruitgang komt. In de eerste plaats echter behoort do landbouw aan eigen ont wikkeling te arbeiden. „Het is niet voldoende met klachten te komen bjj den Staat en zjjn hulp te vragen in den nood. Er moet eerbied worden afge dwongen voor de kracht der argumenten, steunende op waarneming in ruimen kring, en er moeten voor bereidingen worden gemaakt, om die klachten te brengen tot ooren die niet lijden aan Oost-Indische doofheid. Voor de arbeidsbeweging hebben zich enkele leiders het zwaard aangegord. Zjj hebben ge wezen op hunne nooden en zij hebben het arbeiders vraagstuk verhevon tot de sociale quaestie. Dat moet immers met den landbouw zoo niet gaan? De landbouw behoeft immers niet te bedelen om zjjn recht als een aal moes? Hij is werkgever, geen arbeider. En zjjn bedijjt heeft gelukkig reeds nu van het begin tot het einde een wetenschappeljjkon grondslag. De landbouwer moge het weten en hjj mag er trotsch op zjjn, dat de grootste geleerden hebben gearbeid en nog arbeiden aan de ontwikkeling van zjjn bedrijf. De levensleer zoowel van plant als dier, dankt hare meeste vorde ringen aan hen, die landbouw-onderzoekingen deden. Als deze kennis meer het eigendom is van het al gemeen, zal ook meer het besef levendig worden, dat leniging van den landbouwnood in de eerste plaats moet worden verkregen door het streven naar verbetering van het eigen bedrjjf, om daarmede te beter te kunnen wachten op de beslissing van econo mische vragen, en dat voor het een zoowel als voor het ander moet worden gearbeid aan eigen ontwik keling als onmisbaar voor eiken vooruitgang.» „Een geding, dat 470 jaren geduurd heeft werd deze woek te Neutra, in Hongarije, ten eindo ge bracht. Het liep over de nalatenschap van een in 1419 overleden bissohop van Neutra, waarover meu toen al gestreden had. Zjjne bezittingen vielen ech ter in handen van de Turken, doch toon dezen uit het land verdreven werden, gingen de .erfgenamen van den bissohop elkander de nalatenschap opnieuw betwisten. Deze bedroeg aanvankelijk ettelijke mil- lioenen, maar door versohillende omstandigheden in den loop der eeuwen, vooral door de proceskosten, viel er thans nog maar 22000 gulden te verdeelen, die aan 2000 erfgenamen werden toegewezen. Engeland is nog steeds een der landen van groote erfenissen. Dit bleek weêr in 1889. Er stierven 9 personen die ieder meer dan 6.000,000 na lieten, 27 die meer dan 8,000,000 „waard* waren, en verder een groot aantal edelen, land eigenaars, kooplieden en fabrikanten, wier erfenis meer dan 100,000 p. st. bedroeg. De bankier Charles K. Norman (van Baring Brs.) liet 10,896,000, sir Daniel Goooh, voorzitter van den Great Western- spoorweg ruim 7,840,000 na. De rjjkste der overledene pairs was de graaf van Leven and Melville voor een bedrag van 6,310,692. Op hem volgen de graaf van Radnor met 3,462,576 graaf Portman met 2,929,204 enz. Bovenaan de ljjst van andere landeigenaars stond lady Ossington, die f 4,928,000 naliet, kolonel Tomline, met 4,243,116 en nog een 6-tal anderen, wier erf genamen allen meer dan 200,000 p. st. te verdeelen hadden Van de fabrikanten lieten Wm. J. Cookson ruim f 7,000,000, Julius Behrens te Manchester f 5,043,804, mevr. Piatt J 4,944,000 en anderen ruim 3,0000,000 na. James Jamison, een brouwer te Dublin, verblijdde zijne erfgenamen met bijna 6 millioen gld. De voorbeeldigsten van alle erflaters warm intusschen John Rylands en sir William Pearce, millionnairs, d. w. z. in ponden sterling. Z|j vermaakten onder scheidenlijk aan de erven 80,898,064 en 12,828,000 gulden. Tot de groote erfenissen behoorde ook die van kolonel Mac Murdo, don bekenden ondernemer van den Dolagoa spoorweg4,779,360. Zes erflatingen van buitenlanders in Engeland waren van belang. De voornaamste daarvan waren graaf Greffulhe met bijna 8,000,000 en Theodora Üarthez met bjjna 4 millioen. Onder de kunstschatten, dieteLaeken in de vlammen zjjn opgegaan, moeten vermeld worden een prachtige schilderq van Hobbema en kostbare doeken van Van Djjck. De gobelins, die een waarde van twee millioen vertegenwoordigen, zijn niet verbrand; maar overigens zjjn alle kostbaarheden door het vuur vernield, waaronder ook de boekerij, welke door Napoleon in het Palois to Laeken was bijeen gebracht, vóór zjjn veldtocht naar Rusland. Tjjdens de receptie in het koninklijk Palois te Brussel kwam daar een telegram aan, omstreeks te een uur, sleohts melding makendo van een schoorsteenbrand. Maar nog geen half uur later was het onheil in al zijn omvang te Brussel bekend en de genoodigden op de receptie begonnen, op gedempten toon, er elkander over te onderhouden. De koning bleef evenwel met de receptie voortgaan, terwjjl de koningin zich naar Laeken spoedde. Na daar de verwoesting in oogen- schouw te hebben genomen in hare vertrekken was niets gered kunnen worden en op dat oogenblik bezat zjj zelfs niet het geringste stuk kleeding of linnengoed, buiten het toillet, dat zjj aan had kwam de koningin in haar poney-wagentje naar Brussel terug en kwam onderweg den koning tegen, die, na afloop zjjner receptie, naar Laeken snelde, zonder hoop te hebben, dat van zijn geliefkoosd verbljjf, waarvan hjj de vlammen boven de boomen van het koninklijk park zag uitslaan, iets gered zou worden. De koning wandelde om de vuurzee, gevolgd door zjja officieren; vervolgens ziende, dat hij er niets aan veranderen kon, keerde hjj te vier uur naar het paleis te Brussel terug. Omtrent do eerste pogingen, tot redding in het werk gesteld, deelt de Re/orme het volgende mede Twee bewoners van Laekenj die op den straatweg voorbijgingen, ontdekten het vuur; zij waarschuwden onmiddellijk de wacht der grenadiers. De man, die in het paleié belast was met den dienst der bluschmiddelen, trachtte, in vereeniging met de heeren Reper, Nagels, Roels en een redacteur van den Reveil du Laeken, de eerste hulp te ver- leenen. Genoemde heeren drongen in het kabinet des konings door, aan het uiteinde van den rechter vleugel gelegen, en uitziende op den straatweg, waaruit zij de correspondentie van Zjjne Majesteit, zijn kleine bibliotheek en het zilverwerk van het paleis,dat in houten koffers geborgen was, in veiligheid brachten. Over de oorzaak van het ongeval is nog weinig te zeggen. Het verwarmingstoestel, dat naar sommiger meening den brand veroorzaakte, stond boven de vertrekken waar Leopold I stierf en waar later prins Rudolf van Oostenrijk, de bruidegom van prinses Stefanie logeerde. Deze vertrekken waren in den laatsten tjjd onbewoond, wegens de droeve herin neringen daaraan verbonden. Het verwarmingstoestel diende voor verwarming van badwater voor een badkamer op de rez-de- chaussée; de schoorsteen ging door de vertrekken van prinses Clementine naar het dak. Het paleis verkeerde in zeer slechten toestand; inwendig waren slechts twee steenen muren; het overige was alles planken beschot. Er was juist begonnen met een belangrijke restauratie van sommigen gedeelten. De koning had reeds langer dan tien jaren op verbetering van den toestand aangedrongen. TeLaeken waren wel eenige handspuiten, maar men bemerkte al spoedig, dat kun vermogen niet groot genoeg was, om het dak van het paleis te be reiken. Bovendien waren de brandweermannen zeer ongeoefend en de Brusselsche brandweer werd zeer last gewaarschuwd. De brandweer uit de voorsteden van Brussel kwam ook met troepjes aanzetten. De brandweer van Koekelberg werd gedurende drie kwar tier door den grenadiers opgehouden aan het hek van het paleis. De Re/orme is zeer ontevreden over'de handelingen van de militaire autoriteiten, die zeer spoedig de iding van de brandweer op zich namenTerwjj 1 het kasteel branddewerden de toegangen door soldaten afgezet en moesten de karabiniera in werkkostuum de perken bewaken, opdat hel publiek niet op het gras zou loopen, De militaire hulp heeft het blusschen meer belet, dan meegewerkt om iets te behouden. Het kasteel te Laeken was niet verzekerd. Het geheele verlies is niet te begrooten, maar bedraagt verscheidene millioenen. Volgens eene mededeeling in een wetenschappe lijk tijdschrift heeft een Eranschman, de heer A. Rommier, een ontdekking gedaan, die voor de ver betering van wjjn groote gevolgen hebben kau. Pas teur wist reeds, dat men aan bier den smaak van wijn kan geven, als men het laat gisten met wjjn- gist en dat wjjn, die met biergist gistte een biersmaak krijgt. Hieruit zou af te leiden zijn, dat de smaak afhankelijk is van de gebruikte gist, waar uit men de gevolgtrekking kan maken, dat iedere wijnsoort den smaak eener betere soort kan krqgen als men bij het gisten gist van eene betere soort gebruikt. Doch hierbij stuit men op het bezwaar, dat eerst de eigen gist gedood moet worden, om de werking der bijgevoegde gist niet te hinderen; en elk middel, dat men hiertoe beproefde, werkte nadeelig op den wijn. Nu heeft Rommier ontdekt, dat gist, die reeds aan het gisten is, voort blijft gaan, zelfs als ze in zulk een lage temperatuur ge bracht wordt, dat de zaden van de in den wijn aanwezige gist-en schimmelplantjes niet ontkiemen kunnen. Als dus versch druivensap bij eene zoo lage temperatuur in aanraking gebracht wordt met reeds gistende gistkiemen van een betere wjjnsoort, komt deze gist alleen tot groei en bljjft de eigen gist werkeloos. Proeven, door Rommier in deze richting genomen, gaven een gunstig resultaat. Hjj bracht gewone chasselas in aanraking met gist van fijnen, witten wijn uit champagne en die van rooden wiju uit Cote d' Or, bjj een temperatuur van 22o. Celsius, met het gevolg, dat de mindere wijn na een gisttjjd van 1014 dagen geheel den geur der fijne wijnon had gekregen. Nog beter was het resultaat bij een proef, waaraan hij na drie dagen gistens zoo veel suiker bad toegevoegd, dat de chasselas, die arm aan alcohol is, na geëindigde gisting ook in alcoholgehalte met de fijne wijnen gelijk stond. Harts verscheurende tooneelen zijn iederen Woens dag aan het station te St. Petersburg te zien. Dan worden de bannelingen naar Siberië met den Nicolai-spoorweg over Moskou naar de verzamelplaat sen gevoerd, waar de groote transporten worden samengesteld. Verleden Woensdag werdeu 208 bannelingen verzonden. Een hoop schreiende vrou wen en grijsaards waren aan het station en maak ten den indruk, dien deze bende gladgeschoren, in grijslinnen gokleedo en met zware kettinzeu ge boeide ongelukkigen maakte nog verschrikkelijker. Het was pijnlijk om te zien, hoe de vrouwen langs het perron den vertrekkende trein naliepen, om nog eens de mannen en vaders te zien, die daar voor altijd van hen heengingen. En dat is eiken Woensdag weder hetzelfde; en eiken Woensdag kau men daar het volgende, roe rende tooneel waarnemen. Een grijsaard staat dan aan het station en deelt aan de bannelingen en aan de soldaten-geleiders wittebrood uit. Vroeger gaf hij aan eiken gevangene 10 kopeken mede, maar dat is thans verboden. Geen Woensdag gaat voor- bij, dat de oude man daar niet is, met zijn grooten broodmand. Niemand weet wat hem daartoe aan zet en waarschqnlqk zal de roman, die het leven Van dezen weideenden grijsaard omhult, wel nooit geschreven worden. Ia Spanje is dan ten slotte de ministerieele crisis, welke zoo lang dreigde, een feit geworden. Hoe ook Sagasta getracht heeft zijn collega's tot zijn denkbeelden over te halen, het heeft hem niet mogen gelukken hen te overreden. Men is het onderling niet eens kunneh worden en Sagasta heeft de koningin-regentes het ontslag van het geheele ministerie aangeboden.Koningin Christina, die het ontslag der ministers heeft aangenomen, verzocht daarop Sagasta ten paleize te verschijnen teneinde met haar over deze crisis in oterleg te treden. Bovendien verzekerde zij hem dat zij het volste vertrouwen blijft stellen in de liberale partij. Iu 't algemeen gelooft men ook niet, dat de koningin Sagasta zal laten vallen. Waarschijnlijk wordt het geacht, dat zij den aftrederden minister-president met de vorming van een geheel nieuw kabinet zal belasten. Hoe dit zal saamgesteld zijn, of eenige der ontevredenen van de groote groep Martos-Lopez- Dominguez een zetel in het nieuwe ministerie zullen vinden, blijft nu de groote vraag. Indien het hem

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2