Baltenlaodsch Overzicht.
wijl uit den foyur de vlammen reeds naar baited
aioegen, gingen in de zaal de bezoekers bedaarn
uiteen en namen als gewoonlijk bij de garderobes
de overjassen enz. in ontvangst. Berst toen zjj
buiten kwamen vernamen z|j waarom do voorstel
ling was gestaakt.
In den Oranje-Vrijstaat schjjnt petroleum ontdekt
te zjjn, en wel op de farm Waterval, in hetdistriot
Heilbron. De eigenaar, de beer Heugh, kreeg, door
bet graven van een gat in den grond, eenig water,
waarin de reuk van parafine duidelijk merkbaar was,
zoowel als andere aanwijzingen, zooals olieaohtige
■tof op de oppervlakte van het water, vettig aljjk,
enz. Hjj verzamelde eenig slijk in een blik, hetwelk
door den Mjjncommissaris van Keitzburg verzegeld
en medegenomen werd naar Johannesburg ter onder
zoeking.
Het rapport van dit onderzoek was alleszins be
vredigend te noemen, en daarin wordt onder meer
gezegd: Op de aangewezen plaats gravende, werden
we een sterken reuk naar petroleum gewaar, waarop
wij beneden deze plek een gat maakten. Het scheen
bu dat de olieachtige reuk afkomstig was van oen
zekere zandbedding tusschen kleilagen gelegen. Deze
zandlaag was niet zeer breed en scheen vervolgd te
worden op den bodem van een vroegeren loop der
spruit. We groeven in een der oevers tot aan het
water; doch bemerkten geen reuk van olie in de
klei, waarna wij ons onderzoek instelden in den oever
op onze eerste plek, en we ontdekten toen een ge
ringe bron in de zandlaag, waardoor de olie vloeide.
Daar ons nu omtrent de zaak geen tw|jfel overbleef, ver
zamelden wij in twee flesschen eenig water, hetwelk on
miskenbare teekenen droeg van de aanwezigheid van
petroleum. De nabijheid van de oude rotsen van
Blauwboechberg en Zwartkoppies maken het waar
schijnlijk dat de petroleum, die onder in den grond
aanwezig mocht zijn, niet tot de oppervlakte kan
doordringen, en de hoogte van de omliggende landen
doet veronderstellen, dat juist in de diepte petroleum-
bronnen zullen worden gevonden.
Een belangwekkend proces over de uitlegging
van eon huurovereenkomst werd onlangs b|j de
rechtbank te Amsterdam behandeld. In die huur
overeenkomst kwam de volgende bepaling voor
,om de thans aangegaan wordende huur noch
gehqcl noch gedeeltelijk aan iemand anders af te
staan of over te dragen dan met schriftelijke toe
stemming van den verhuurder».
Niettegenstaande dit vond de huurder goed om
bet door hem gehuurde hui» gedeeltelijk aan ande
ren te verhuren. Op grond van deze wanpraestatie
dagvaardde hom de verhuurder tot ontbinding der
huurovereenkomst met schadevergoeding.
Hoewel de feiten-zelven niet betwist konden
worde, verzette zich de huurder tegen de ingestelde
vordering, op grond van art. 1595 B. W. Het
eerste lid van dat artikel bepaalt, wel dat do huur
der het gehuurde niet weder verhuren mag, op
straf van vernietiging der huurovereenkomst, doch
bet tweede lid van dit artikel bevat die straf niet
op overtreding van het verbod eener gedeeltelijke
verhuring. De tweede verwering van den huurder,
was dezedat het niet-nakomen van de bij de
hoofdovereenkomst gevoegde voorwaarden (bedingen)
geen ontbinding dier overeenkomst kan ten gevolge
hebben, doch alleen recht geeft op vergoeding
van eventueel geleden sohade.
De reohtbank vereenigde zioh met het stelsel
van den verhuurder, overwoog dat het bewuste
beding een essentieel gedeelte van de overeenkomst
vormde, en dat, nu de wanpraostatio gebleken was,
ontbinding van de huur diende uitgesproken te
worden, met veroordeeling van den huurder in de
kosten van het geding.
Voor den verhuurder was opgetreden mr. Mau-
rits R. Cohen, en voor den huurder mr. D. Simons,
beiden advocaten te Amsterdam.
In Noord-Amerika is de melaatschheid waarge
nomen, vermoedelijk overgebracht uit de Hawaii-
eilanden. Officieel is geconstateerd, dat te San
Francisco eene Chineesche vrouw aan de ziekte is
gestorven. Naar het sch(jnt, zijn in het ziekenhuis
aldaar nog een tiental lepral|jders opgenomen, ter
wijl de gezondheidsraad gewezen heeft op de uit
breiding der ziekte in de stad.
Van de 10 van lepra verdachte personen, die
thans ter verpleging in het ziekenhuis zijn opge
nomen, s|jn drie uit Honolulu aangeroerd.
Men vreest, dat vele gevallen, vooral in de
Chineesche wjjken, verzwegen worden, en dat
daarvan verspreiding der ziekte het gevolg zal z|jn.
Te Tokio in Japan verscheen onlangs eene
brochure van professor Milne over de werking
van aardbevingen op dieren. In besohrqvingen
van de meeste groote aardbevingen wordt over
den angst gesproken, dien honden, paarden, run
deren en andere huisdieren daarbij aan den dag
legden. Ook bjj visschen ia do invloed van aard
bevingen dikwijls merkbaar geweest. B|j de aard
beving te Londen in het jaar 1749 toonden rog
gen en andere visschen duidelijke teekenen van
vrees en verwarring. Somtijds komen na eene
aardbeving doode en stervende visschen in het
water naar boren. Tjjdens de aardbeving te
Tokio in 1880 gingeo in één huis de katten op
de vlucht, blaften de honden en poogden de paar
den in den stal de beschotten om te werpen. De
dieren begrijpen dus zonder tw(jfel, dat er iets on
gewoons en verschrikkelijks gebeurt. Nog belang
wekkender z|jn de waarnemingen, waaruit bljjkt, dat
dieren kort véór eene aardbeving onrustig worden.
Het is gebeurd, dat de paarden dan aan de krib
ben steigerden, de fazanten schreeuwden en de
kikvorschvn daarentegen ophielden met kwaken.
De Japanners beweren, dat de mollen dan hunne
onrust door Ijverig graven te kennen geven. Na
de verwoestende aardbeving in Calabrië was het
hinniken van een paard, bet balken van een ezel
of het snateren van een gans voldoende om de
menschen vol angst uit hunne huizen te veijagen.
Vele vogels toonen vóór zulk een natuurverschijnsel
hunne angstige stemming door den kop onder de
vleugels te verbergen en zonderlinge bewegingen
te maken. Professor Milne verklaart deze ver
schijnselen door aan te nomen, dat sommige dieren,
vooralhonden, zwijnen en ganzen, bijzonder gevoe
lig z|ju voor de lichte trillingen, die vóór het
werkelijk begin eener aardschudding plaats hebben.
Dientengevolge zou dus de onrust dezer dieren
voortspruiten uit hunne eigene ervaring, die hun
geleerd heeft, dat op de lichte schokken meer ge
vaarlijke volgen.
Een nieuwigheid voor dames.
Een Engelsoh blad geeft eene beschrijving van
eene bjj uitstek praotisohe nieuwigheid, voor welker
uitvinding patent is aangevraagd door eene dame.
Het is een parapluiehouder, bestaande uit een meta
len bus, zonder bodem, ongeveer 10 oM. lang. Daarin
steekt men de parapluie; het boveneinde van het
busje sluit juist tegen het elastiek, waarmede de
parapluie is opgerold. Aan het buajö is een ket
tinkje bevestigd, dat met een haak is voorzien, welke
men in de ceintuur of op,andere wjjze om het midden
kan bevestigen. Verder is het geheel nog van een
veiligheidskettinkje voorzien, dat om het handvat van
de parapluie wordt gesloten en tevens aan den grooten
kettiuk is verbonden. Als men op deze wijze de
parapluie niet al te ver naar voren draagt, zal men
er b|j het loopen niet de minste belemmering door
ondervinden, terwijl men b|j gebruik der parapluie
het busje gemakkelijk in den zak kan laten glqdeu.
In de meeste modemagazijnen in Londen z|jn deze
handige voorwerpen te verkrijgen; missohienhebben
z|j reeds hunne intrede ook in Nederland gedaan, of
zullen z|j dit anders zeker spoedig doen.
De Landbouw Cf. slaat, nu w|j aan den ingang
staan van een nieuw jaar, een blik op het stand
punt waarop de landbouw zich thans bevindt, in
verband met de vraag of wij van vooruitgang kunneö
spreken, of tot vooruitgang kunnen komen. Let
men uitsluitend op stoffelijke welvaart en op de
winsten uit het bedrijf getrokken, dan z|jn or onge
twijfeld voordeeliger tijdperken geweest dan het tegen
woordige. Let men echter ook op de wqze, waarop
de landbouw gedreven wordt, op de hoeveelheid en
de hoedanigheid zijner voortbrengselen, dan zou men
hier of daar wellicht van achteruitgang kunnen spreken
wegens vermindering van het per vlakteëenheid aan
gewende bedrijfskapitaal, veroorzaakt door lageren
pr|js der producten of ook door mindere behoed
zaamheid, tengevolge van scherpe mededinging, in
het aanvaarden van een bedrijf; uver het algemeen
evenwel zijn de pogingen om door toepassing van
meer beredeneerde handelwijzen terug te winnen wat
door algemeen werkende oorzaken verloren wordt,
zeer toegenomen.
In dit opzicht bestaat er ten minste vooruitgang.
Tegenover de bewering die niet zelden vernomen
wordt, dat wat de landbouw in de eerste plaats noodig
heeft, niet is wetenschappelijke kennis, maar kapitaal
om voeder en mest te koopen en een hooge prijs
voor z|jne producten, merkt de Laadb. Cl. op, dat
juist het tegendeel waar is. Hoe ongunstiger do
algemeene verhoudingen z|jn, hoe meer het er op
eankpmt het eigen hui» zóó in te richten, dat daarin
eenige vergoeding voor het geleden nadeel gevonden
wordt. Veredeling van dier en plant, verhooging van
de opbrengst bjj geljjke of verminderde onkosten, zij
nemen wel is waar de algemeene malaise niet weg,
doch zij maken wel, dat de strjjd daartegen beter kan
worden volgehouden.
«Het ligt dus allerminst in onze bedoeling, zegt
de Landb. Cl., de beweging niet alleen in Nederland
doch zelfs in een groot gedeelte der wereld ontstaan,
om de vragen die het hart van den landbouw raken
onder de oogen te zien, aan te zien, als iets van ge
ringe beteekenis. Het omgekeerde is waar. Wq
noemen het vooruitgang. De meeste rqken wapenen
zich op verschillende wijzen oir hun landbouw te
beschermen. Het moderne wereldverkeer, de ton-
een vreemden heer, dien h|j nog niet had opgemerkt.
Erik nam zijn hand en bracht hem bij deze groep
met de woorden:
«Koert, zie, hier ia de man. Dit is James Gray,
de ontzettend belasterde James Gray! De grootste
schurk dezer eeuw is echter hier in huis, en bjj
God! wjj zullen hem vastnemen!"
Erik snelde de villa binnen.
Eerst na verloop van eenige minuten kwam de
consul met zjjn kinderen in hnis. God had hem
bij het wederzien van zjjn kind bjjgestaan. Jane, de
zwaarbeproefde, was sterk gebleven.
Ale een dolle stormde Erik de kamer van den
advooaat binnen. Mijnheer Morris zat gekleed aan
tafel te schrjjven.
«Mjjnheer Morris, het spijt mij zeor u te moeten
storen."
Bedaard legde de advocaat de pen neder en greep
naar een glas, dat met een geelachtig vocht gevuld
was. Hij dronk het glas ledig en zeide toen zoo
kalm mogelijk:
«Mjjnheer 1 wat u mij in uw opgewondenheid wilt
mededeelen, is m|j reeds bekend; alle opheldering
is overbodig. Ik heb den consul gezien, ik heb
Koert von Berghaupt en zijn vrouw gezion, ik meen, dat
deze mededeeling genoeg zegt. Het was voor mij
gemakkelijk, ik behoefde slechts de gordijnen ter
zjjde te schuiven en door het venster te kijken."
{Wordt vervolgd.)
het rijtuig, verzekerde nogmaals, dat hij tegenover
den heer Morris met overleg en voorzichtig zou te
werk gaan en keerde daarop naar Koert'» mama in
de villa terug.
Den volgenden morgen omstreeks acht uur wan
delde Erik in den tuin. Het was een bij uitstek
mooie morgen, die meer dan ooit tot een wandeling
nitnoodigde. De gordijnen van de kamer, waar
mijnheer Morris sliep, waren nog dicht; blijkbaar
rustte hij dus nog in de armen van Morpheus.
Daar hield een rijtuig voor het hek stil. Erik,
denkende, dat Koert en zijn vrouw er in zaten,
snelde naar den inrij om het hek open te doen,
doch hij werd teleurgesteld in z|jn verwachting.
Een lang, flink gebouwd heer, in het zwart ge
kleed, met een ridderorde op de borst en een rouw
band om den hoed, stapte uit het rijtuig, bleef een
oogenblik opgetogen voor den officier staan en strekte
toen beide handen naar hem uit.
«D is Koert von Berghaupt mijn zoonl Ik
ben James Gray, de vader van uw vrouw!"
Als door een kogel getroffen deinsde Wambold
terug; met geweld trachtte hij zichzelven tot kalmte
te dwingen.
«Pardon, mijnheer," zeide hij eindelijk, «ik ben
Koert von Berghaupt niet, ik ben zijn vriend. Koert
maakt met zjjn vrouw een uitstapje, maar ik ver
wacht hem ieder oogenblik terug."
„Des te beter; dan heb ik tijd om mij op het
wederzien voor te bereiden. Hoe prachtig woon
mijn kind hier, 'tis een paradjjs! Ik zond den heer
Morris vooruit om mjjn dochter op mijn komst voor
te bereiden. Ik beloofde, dat ik zou wachten, tot
hjj bij mij terugkeerde, maar' ik kon het niet langer
uithouden. Hjj zal mij in dit geval moeten excuseeren."
„Mjjnheer Morris heeft hier rijn intrek genomen,
sprak Erik dof, terwjjl hjj met den consul den tuin
in wandelde.
Plotseling bleef Sir James staan om te luisteren.
„Hoort u daar in de verte geen rijtuig aankomen?
Zie, mjjnheer! men gelooft zoo gaarne hetgeen men
hoopt! Het zou niet zoo onmogeljjk zjjn, dat mjja
kind en mijn schoonzoon op dit uur van hun reis
terugkeerden. Het rijtuig kqmt nader!"
„Het zou niet onmogelijk zijn en toch wat
een wonder! Mijnheer, ik zou mijn vermogen
willen geven om op dit oogenblik de gepaste be
woordingen te vinden maar het is onmogelijk!"
Den consul bleef geen tjjd om van deze woorden
verklaring te vragen. Zjjn geheele aandacht was op
het rjjtuig gevestigd, dat in ijlende vaart naderde.
„God beware mij en mijn kind!" bad de consul
terwijl hij naar het inrijhek snelde. Erik volgde hem
op den voet.
Het rijtuig hield stil, het portier ging open en
Koert sprong er uit. Met open armen naderde
Erik en drukte zijn vriend aan de borst, hij sohreide
als een kind.
Toen Koert uit de omhelzing van zijn vriend los
kwam, trof hem een ongewoon tooneel, Jane omhelsde
zettende uitbreiding der vervoermiddelen heeft de
oude verhoudingen omgekeerd. De hekken zijn ver
hangen, ook in Nederland, maar hier nog niet genoeg.
Er z|jn ook b|j ons vragen aan de orde gesteld, die
de aandacht op den landbouw vestigen. De invoering
van graanrechten en de zoogenaamde landnationalisatie
aohten wij daarvan de belangrijkste. De eerste omdat
zjj een praktisch bolangrijke zjjde heeft, die de landbou
wers wakker schudt en de kooplieden te wapen
roept, de tweede omdat zjj zich een wetenschappe
lijk kleed aanhangt, dat iets nevelaohtigs er aan
mededeelt, waardoor de wetenschappelijke wereld en
de vrienden of leiders der arbeidersbeweging er 'e
meer nota van nemen. Wij spreken hier geen oor
deel over deze vragen uit, doch wjjzen er slechts op
als versohqnselen, die aan den eenen kant onze be
stuurders en leiders noodzaken een plaats aau land-
bouwaangelegenheden in te ruimen, en aan den an
deren kant de landbouwers zelf opwekken tot het
verkrijgen van een helderder inzicht in hun bedrijf,
waar dit raakt aan de belangen van het algemeen.
W|j zien daarin vooruitgang, vooral ook omdat er
een drang in ligt voor den denkonden landbouwer
naar meer voorliohting en meer ontwikkeling, want
de 4yrees is zeker niet ongegrond, dat men te eeni-
ger tijd bjj die vragen zou beschikken over den
landbouwer, bjj hem en zonder hem."
De Landb. Cl. doet uitkomen, dat onze landbouwers
zioh zeer weinig laten gelden. De landhouw heeft
niet alleen recht op een evenredig aandeel in de
zorgen van den staat, maar behoort daarbij een eerste
plaats in te nemen. Tan dat standpunt zjjn wij nog
ver verwqderd, doch van de landbouwers zelf zal
het voor een groot deel afhangen, of men ook hierbjj
spoedig tot meer vooruitgang komt. In de eerste
plaats echter behoort do landbouw aan eigen ont
wikkeling te arbeiden. „Het is niet voldoende met
klachten te komen bjj den Staat en zjjn hulp te
vragen in den nood. Er moet eerbied worden afge
dwongen voor de kracht der argumenten, steunende
op waarneming in ruimen kring, en er moeten voor
bereidingen worden gemaakt, om die klachten te
brengen tot ooren die niet lijden aan Oost-Indische
doofheid. Voor de arbeidsbeweging hebben zich
enkele leiders het zwaard aangegord. Zjj hebben ge
wezen op hunne nooden en zij hebben het arbeiders
vraagstuk verhevon tot de sociale quaestie. Dat moet
immers met den landbouw zoo niet gaan? De landbouw
behoeft immers niet te bedelen om zjjn recht als een aal
moes? Hij is werkgever, geen arbeider. En zjjn bedijjt
heeft gelukkig reeds nu van het begin tot het einde
een wetenschappeljjkon grondslag. De landbouwer
moge het weten en hjj mag er trotsch op zjjn, dat de
grootste geleerden hebben gearbeid en nog arbeiden
aan de ontwikkeling van zjjn bedrijf. De levensleer
zoowel van plant als dier, dankt hare meeste vorde
ringen aan hen, die landbouw-onderzoekingen deden.
Als deze kennis meer het eigendom is van het al
gemeen, zal ook meer het besef levendig worden,
dat leniging van den landbouwnood in de eerste
plaats moet worden verkregen door het streven naar
verbetering van het eigen bedrjjf, om daarmede te
beter te kunnen wachten op de beslissing van econo
mische vragen, en dat voor het een zoowel als voor
het ander moet worden gearbeid aan eigen ontwik
keling als onmisbaar voor eiken vooruitgang.»
„Een geding, dat 470 jaren geduurd heeft werd
deze woek te Neutra, in Hongarije, ten eindo ge
bracht. Het liep over de nalatenschap van een in
1419 overleden bissohop van Neutra, waarover meu
toen al gestreden had. Zjjne bezittingen vielen ech
ter in handen van de Turken, doch toon dezen uit
het land verdreven werden, gingen de .erfgenamen
van den bissohop elkander de nalatenschap opnieuw
betwisten. Deze bedroeg aanvankelijk ettelijke mil-
lioenen, maar door versohillende omstandigheden in
den loop der eeuwen, vooral door de proceskosten,
viel er thans nog maar 22000 gulden te verdeelen,
die aan 2000 erfgenamen werden toegewezen.
Engeland is nog steeds een der landen van groote
erfenissen. Dit bleek weêr in 1889. Er stierven
9 personen die ieder meer dan 6.000,000 na
lieten, 27 die meer dan 8,000,000 „waard*
waren, en verder een groot aantal edelen, land
eigenaars, kooplieden en fabrikanten, wier erfenis
meer dan 100,000 p. st. bedroeg. De bankier Charles
K. Norman (van Baring Brs.) liet 10,896,000,
sir Daniel Goooh, voorzitter van den Great Western-
spoorweg ruim 7,840,000 na.
De rjjkste der overledene pairs was de graaf van
Leven and Melville voor een bedrag van 6,310,692.
Op hem volgen de graaf van Radnor met 3,462,576
graaf Portman met 2,929,204 enz. Bovenaan de
ljjst van andere landeigenaars stond lady Ossington,
die f 4,928,000 naliet, kolonel Tomline, met
4,243,116 en nog een 6-tal anderen, wier erf
genamen allen meer dan 200,000 p. st. te verdeelen
hadden
Van de fabrikanten lieten Wm. J. Cookson ruim
f 7,000,000, Julius Behrens te Manchester
f 5,043,804, mevr. Piatt J 4,944,000 en anderen
ruim 3,0000,000 na.
James Jamison, een brouwer te Dublin, verblijdde
zijne erfgenamen met bijna 6 millioen gld. De
voorbeeldigsten van alle erflaters warm intusschen
John Rylands en sir William Pearce, millionnairs,
d. w. z. in ponden sterling. Z|j vermaakten onder
scheidenlijk aan de erven 80,898,064 en 12,828,000
gulden.
Tot de groote erfenissen behoorde ook die van
kolonel Mac Murdo, don bekenden ondernemer van
den Dolagoa spoorweg4,779,360.
Zes erflatingen van buitenlanders in Engeland
waren van belang. De voornaamste daarvan waren
graaf Greffulhe met bijna 8,000,000 en Theodora
Üarthez met bjjna 4 millioen.
Onder de kunstschatten, dieteLaeken in de vlammen
zjjn opgegaan, moeten vermeld worden een prachtige
schilderq van Hobbema en kostbare doeken van
Van Djjck.
De gobelins, die een waarde van twee millioen
vertegenwoordigen, zijn niet verbrand; maar overigens
zjjn alle kostbaarheden door het vuur vernield,
waaronder ook de boekerij, welke door Napoleon
in het Palois to Laeken was bijeen gebracht, vóór
zjjn veldtocht naar Rusland. Tjjdens de receptie in
het koninklijk Palois te Brussel kwam daar een
telegram aan, omstreeks te een uur, sleohts melding
makendo van een schoorsteenbrand. Maar nog geen
half uur later was het onheil in al zijn omvang te
Brussel bekend en de genoodigden op de receptie
begonnen, op gedempten toon, er elkander over te
onderhouden. De koning bleef evenwel met de
receptie voortgaan, terwjjl de koningin zich naar
Laeken spoedde. Na daar de verwoesting in oogen-
schouw te hebben genomen in hare vertrekken
was niets gered kunnen worden en op dat oogenblik
bezat zjj zelfs niet het geringste stuk kleeding of
linnengoed, buiten het toillet, dat zjj aan had
kwam de koningin in haar poney-wagentje naar
Brussel terug en kwam onderweg den koning tegen,
die, na afloop zjjner receptie, naar Laeken snelde,
zonder hoop te hebben, dat van zijn geliefkoosd
verbljjf, waarvan hjj de vlammen boven de boomen
van het koninklijk park zag uitslaan, iets gered
zou worden.
De koning wandelde om de vuurzee, gevolgd door
zjja officieren; vervolgens ziende, dat hij er niets
aan veranderen kon, keerde hjj te vier uur naar
het paleis te Brussel terug.
Omtrent do eerste pogingen, tot redding in het
werk gesteld, deelt de Re/orme het volgende mede
Twee bewoners van Laekenj die op den straatweg
voorbijgingen, ontdekten het vuur; zij waarschuwden
onmiddellijk de wacht der grenadiers.
De man, die in het paleié belast was met den
dienst der bluschmiddelen, trachtte, in vereeniging
met de heeren Reper, Nagels, Roels en een redacteur
van den Reveil du Laeken, de eerste hulp te ver-
leenen. Genoemde heeren drongen in het kabinet
des konings door, aan het uiteinde van den rechter
vleugel gelegen, en uitziende op den straatweg,
waaruit zij de correspondentie van Zjjne Majesteit,
zijn kleine bibliotheek en het zilverwerk van het
paleis,dat in houten koffers geborgen was, in
veiligheid brachten.
Over de oorzaak van het ongeval is nog weinig te
zeggen. Het verwarmingstoestel, dat naar sommiger
meening den brand veroorzaakte, stond boven de
vertrekken waar Leopold I stierf en waar later prins
Rudolf van Oostenrijk, de bruidegom van prinses
Stefanie logeerde. Deze vertrekken waren in den
laatsten tjjd onbewoond, wegens de droeve herin
neringen daaraan verbonden.
Het verwarmingstoestel diende voor verwarming
van badwater voor een badkamer op de rez-de-
chaussée; de schoorsteen ging door de vertrekken
van prinses Clementine naar het dak. Het paleis
verkeerde in zeer slechten toestand; inwendig waren
slechts twee steenen muren; het overige was alles
planken beschot. Er was juist begonnen met een
belangrijke restauratie van sommigen gedeelten. De
koning had reeds langer dan tien jaren op verbetering
van den toestand aangedrongen.
TeLaeken waren wel eenige handspuiten, maar
men bemerkte al spoedig, dat kun vermogen niet
groot genoeg was, om het dak van het paleis te be
reiken. Bovendien waren de brandweermannen zeer
ongeoefend en de Brusselsche brandweer werd zeer
last gewaarschuwd. De brandweer uit de voorsteden
van Brussel kwam ook met troepjes aanzetten. De
brandweer van Koekelberg werd gedurende drie kwar
tier door den grenadiers opgehouden aan het hek van
het paleis.
De Re/orme is zeer ontevreden over'de handelingen
van de militaire autoriteiten, die zeer spoedig de
iding van de brandweer op zich namenTerwjj 1
het kasteel branddewerden de toegangen door soldaten
afgezet en moesten de karabiniera in werkkostuum de
perken bewaken, opdat hel publiek niet op het gras
zou loopen, De militaire hulp heeft het blusschen
meer belet, dan meegewerkt om iets te behouden.
Het kasteel te Laeken was niet verzekerd. Het
geheele verlies is niet te begrooten, maar bedraagt
verscheidene millioenen.
Volgens eene mededeeling in een wetenschappe
lijk tijdschrift heeft een Eranschman, de heer A.
Rommier, een ontdekking gedaan, die voor de ver
betering van wjjn groote gevolgen hebben kau. Pas
teur wist reeds, dat men aan bier den smaak van
wijn kan geven, als men het laat gisten met wjjn-
gist en dat wjjn, die met biergist gistte een
biersmaak krijgt. Hieruit zou af te leiden zijn, dat
de smaak afhankelijk is van de gebruikte gist, waar
uit men de gevolgtrekking kan maken, dat iedere
wijnsoort den smaak eener betere soort kan krqgen
als men bij het gisten gist van eene betere soort
gebruikt. Doch hierbij stuit men op het bezwaar,
dat eerst de eigen gist gedood moet worden, om
de werking der bijgevoegde gist niet te hinderen;
en elk middel, dat men hiertoe beproefde, werkte
nadeelig op den wijn. Nu heeft Rommier ontdekt,
dat gist, die reeds aan het gisten is, voort blijft
gaan, zelfs als ze in zulk een lage temperatuur ge
bracht wordt, dat de zaden van de in den wijn
aanwezige gist-en schimmelplantjes niet ontkiemen
kunnen. Als dus versch druivensap bij eene zoo
lage temperatuur in aanraking gebracht wordt met
reeds gistende gistkiemen van een betere wjjnsoort,
komt deze gist alleen tot groei en bljjft de eigen
gist werkeloos.
Proeven, door Rommier in deze richting genomen,
gaven een gunstig resultaat. Hjj bracht gewone
chasselas in aanraking met gist van fijnen, witten
wijn uit champagne en die van rooden wiju uit Cote
d' Or, bjj een temperatuur van 22o. Celsius, met
het gevolg, dat de mindere wijn na een gisttjjd
van 1014 dagen geheel den geur der fijne wijnon
had gekregen. Nog beter was het resultaat bij
een proef, waaraan hij na drie dagen gistens zoo
veel suiker bad toegevoegd, dat de chasselas, die
arm aan alcohol is, na geëindigde gisting ook in
alcoholgehalte met de fijne wijnen gelijk stond.
Harts verscheurende tooneelen zijn iederen Woens
dag aan het station te St. Petersburg te zien.
Dan worden de bannelingen naar Siberië met den
Nicolai-spoorweg over Moskou naar de verzamelplaat
sen gevoerd, waar de groote transporten worden
samengesteld. Verleden Woensdag werdeu 208
bannelingen verzonden. Een hoop schreiende vrou
wen en grijsaards waren aan het station en maak
ten den indruk, dien deze bende gladgeschoren, in
grijslinnen gokleedo en met zware kettinzeu ge
boeide ongelukkigen maakte nog verschrikkelijker.
Het was pijnlijk om te zien, hoe de vrouwen langs
het perron den vertrekkende trein naliepen, om
nog eens de mannen en vaders te zien, die daar
voor altijd van hen heengingen.
En dat is eiken Woensdag weder hetzelfde; en
eiken Woensdag kau men daar het volgende, roe
rende tooneel waarnemen. Een grijsaard staat dan
aan het station en deelt aan de bannelingen en aan
de soldaten-geleiders wittebrood uit. Vroeger gaf
hij aan eiken gevangene 10 kopeken mede, maar
dat is thans verboden. Geen Woensdag gaat voor-
bij, dat de oude man daar niet is, met zijn grooten
broodmand. Niemand weet wat hem daartoe aan
zet en waarschqnlqk zal de roman, die het leven
Van dezen weideenden grijsaard omhult, wel nooit
geschreven worden.
Ia Spanje is dan ten slotte de ministerieele
crisis, welke zoo lang dreigde, een feit geworden.
Hoe ook Sagasta getracht heeft zijn collega's tot
zijn denkbeelden over te halen, het heeft hem niet
mogen gelukken hen te overreden. Men is het
onderling niet eens kunneh worden en Sagasta
heeft de koningin-regentes het ontslag van het
geheele ministerie aangeboden.Koningin Christina,
die het ontslag der ministers heeft aangenomen,
verzocht daarop Sagasta ten paleize te verschijnen
teneinde met haar over deze crisis in oterleg te
treden. Bovendien verzekerde zij hem dat zij het
volste vertrouwen blijft stellen in de liberale partij.
Iu 't algemeen gelooft men ook niet, dat de koningin
Sagasta zal laten vallen. Waarschijnlijk wordt het
geacht, dat zij den aftrederden minister-president
met de vorming van een geheel nieuw kabinet zal
belasten. Hoe dit zal saamgesteld zijn, of eenige
der ontevredenen van de groote groep Martos-Lopez-
Dominguez een zetel in het nieuwe ministerie zullen
vinden, blijft nu de groote vraag. Indien het hem