Bultenlandsch Overzicht.
De expeditie van Stanley.
4* eommitsie toot de Kanaalbrug b|j de Fransche
Mgeering i» gedaas, wordt o. a. de mag beant
woord of de brug stork genoeg kan worden gemaakt
om herige atomen in bet Kanaal te waeratasa.
Volgens het varslag hebben de ingeniean aoowal
met den kraohtigaten wind alt ipet den sterksten
stroom rekening gehouden. Er wordt gewezen
op de hangbruggen, die over de dalen der Ehone,
der Durance en elders zgn gebouwd en die door
stormen niot gedeerd worden. Wat de soheepvaart
betreft, deze tal door het aanbrengen van vuur-
torens en electriaohe bakens in verband met de
brug zeer worden gediend. De doorgang tuaschen
de pijlers van S tot 500 meters wijdte kan, bg
welk weder ook, voor geen enkel schip bezwaar
opleveren. De eenige moeilijkheid is het verkrij
gen van Engelands toestemming. De kotten worden
op 412,800,000 begroot, en men berekent, dat de
brug jaarlijks 118,250,000 frs. zal opbrengen.
Den 23sten Maart 1860 kwamen de landloopers
August en Josef Leden», Frans Hubinon en Babet
met den nachttrein te Charleroi en gingen te voet
naar Couillet om bij de weduwe Dubois roof te
plegen. Het wat «echt dievenweer" zooals een hun
ner zich uitgedrukt had, bet stortregende en het
was pikdonker. Daar het nog te vroeg was, ver
borgen zg zich in een schuur, waaruit zij twee
ploegijzers meenamen. Hiermee versohaften zg zich
toegang tot de woning en terwijl Babet op den
uilkjjk stond, stalen de anderen eerst beneden 750
fr. aan geld en gingen toen naar de slaapkamer der
weduwe. Deze verdedigde zich wanhopig tot een
vreeseljjke slag met het ploegijzer haar in een
bloedplas deed ineenzinken. Nu roofden de moor
denaars alles wat waarde had en verdeelden het
voor de oogen van hun slachtoffer, dat nog leefde
en ondanks de ontzettende wond haar bewustzijn
had herkregen, doch bewegingloos bleef liggen.
Op het geraas, dat de dienstbode maakte,
vluchtten zij. De weduwe overleed spoedig daarop,
nadat zjj nog eenige inlichtingen omtrent de inbre
kers had gegeven, o. a. dat twee hunner Vlaamsch
spraken.
Vsn dezen moord werden verdacht Coucke en
Goethals, twee individuen met een slecht verleden,
die dienzelfden nacht in de «Tamboer" bier had
den zitten drinken (meer dan 33 halve liters), be
schonken waren weggegaan en in den omtrek om
licht hadden aangeklopt, daar Goethals bij een strui
keling zijn muts had verloren. Dit alles was ge
schied omstreeks den tijd, dat de moord had plaats
gehadGoethals was met bloed bevlekt, dat hij niet
verklaren kon, vandaar de verdenking. En zij kon
den zich hierin niet zuiveren, ook niet door het
getuigen van oen onbetrouwbaar persoon, die met
hen de kroeg verlaten had. Om fkort te gaan, na
een «vernietigende" rede van den procureur-generaal
maakte men korte metten. In November van het
zelfde jaar werden zij in het openbaar onthoofd
de terechtstelling werd door de ware moordenaars
bijgewoond.
Intusschen, deze werden om andere vergrijpen
later gevat en legden toen eene volledige bekenteuis
af van den moord op de weduwe Dubois gepleegd.
Hoewel zij Walen waren hadden zij het zich tot
gewoonte gemaakt onder elkaar ook een enkel woord
Vlaamsch te spreken, en de aanwijzing hieromtrent
door de weduwe gedaan, had vooral Coucke en
Goethals, die als Vlamingen bekènd stonden, in
zware verdenking gebracht.
Deze moordgeschiedenis zal binnenkort in Hene
gouwen voor 't gerecht komen. Een zekere Peeters
uit Antwerpen heeft zich 't lot der onschuldig ver
oordeelden aangetrokken, den procureur-generaal van
«strafbare lichtzinnigheid» beschuldigd en een bloed
verwant van dezen inmiddels overledene, heeft tegen
Peetere een aanklacht wegens laster ingediend. Bij
het proces, dat hieruit zal volgen, zal den onschuldig
veroordeelden maar wat te laat gerechtigheid
geschieden.
De reis- en verblijfkosten, welke voor 's Bijks
dienst mogen worden in rekening gebracht, zijn in
1884 nader vastgesteld. Deze regeling beeft tot
menige klacht aanleiding gegeven over onbillijke
beknibbeling. In het Weekblad van het Recht van
23 Deo. jl. zijn daarvan enkele voorbeelden mede
gedeeld. De vergoeding is O. a. afhankelijk van
den tijd, nl. of men 12 dan wel 24 uren in reke
ning mag brengen. Van enkele minuten vroeger of
later aankomen van een spoortrein hangt het af, of
men al dan niet voor gelijke diensten enkel of
dubbel ontvangt. Een ambtenaar, die vroegtijdig
op een plaats wil zijn en zich er den vorigen avond
heeft begeeft, krijgt geen nachtverblijf vergoed, als
hij gelegenheid heeft gehad op den dag zelf, zij
'took zeer vroeg in den ochtend, zich op reis te
begeven, op 't gevaar af zich te verslapen of een
aansluiting te missen, nog gezwegen van de groote
vermoeienis welke «en lange dienstverrichting wel
licht brengen zal.
Een ander merkwaardig staaltje geeft het Weelk-
hUd van jl. Vrijdag. Voor een declaratie van reiz
en verblijfkosten boven 10 moet een aegetreeht
van 22>/i cent worden voldaan en het mandaat
van betaling is met 75 centen zegeireoht bezwaard.
Nu bad een ambtenaar 9 verblijfkosten en 1.50
reiskosten gemaakt, te zamen dus 10.50. Braoht
hg dit in rekening, dan werd hem aan zegelrecht
0.9 7 Va gekort en sou hjj dus ongeveer 1 niet
vergoed krijgen. Daarom gaf bij sleohta 1 voor
reiskosten op en bleef aldus op 10 in het ge
heel, vrij Tan regel. Daarmede werd echter geen
genoegen genomen, omdat men voor reiskoiten in
rekening moet brengen de werkelijk uitgegeven vraoht
voor de gebezigde vervoermiddelen. De bedoeling
van dit voorschrift is, dat wie toevallig met een
ander kosteloos kan mederijden, niet een post mag
opschrijven voor een spoorwegkaartje, dat hij wel
had kunnen gebruiken, maar inderdaad niet gebruikt
heeft. De Minister vatte de bepaling echter zoo op,
dat men geen recht beeft minder te declareeren
dan werkelqk betaald is, en anders de zegelwet zou
ontduiken.
Het baatte niet, of de declarant aanvoerde dat
niemand verplicht is eenige vergoeding aan te vra
gen, en hg dus ook minder mag vorderen dan in
derdaad is uitgegevenhjj werd gedwongen 10.50
in rekening te brengen en bjjna 1 zich te laten
korten voor zegelrecht.
Toonen zulke kleingoestige toepassingen niet in
derdaad dat de regeling herziening noodig heeft?
Uit Ierseke schrijft men aan de Midd. Ot.:
Dat de oestorhandelaars hier gaarne het gevaar,
dat in het zaaien van Fransche oesters in Zeeland
gelegen is, afgewend zagen, is alleszins begrijpelijk.
De oeslerteelt heeft toch al met zooveel moeilijkheden
te kampen, dat de vraag, of zjj zich op don duur zal
kunnen staanden houden, niet misplaatst is. En als
daar nu nog nieuwe mededinging bijkomt met een
soort, die het Zeeuwsche product in het buitenland
allergemakkelijkst in een slechten reuk kan bren
gen, dan wordt do toestand nog moeieljjker.
De verwarring van Zeeuwsche met Fransche
oesters zal in dit geval te gemakkelijker in de
hand geworkt kunnen worden, omdat de Belgische
ondernemer het oog moet hebben op oesters van
de kust van Bretagne die uiterlijk nog al over
eenkomst hebben met Zeeuwscho, maar inwendig van
veel minder hoedanigheid zijn.
Als hem zijn toeleg gelukt, dan ligt het voor de
hand, dat zijn voorbeeld navolging zal vinden, want
er zal ongetwijfeld aardig wat aan verdiend worden.
Maar zal het hem gelukken
Er staan hem slechts twee wogen open. Vooreerst
kan hjj een reeds bestaanden put trachten meester
te worden, waarop het verbod van oesters, afkom
stig uit wateren bezuiden de lijn Duinkerken-Dover
niet van toepassing is (zoodanige zijn er) en ten
andere kan hjj zelf een put aanleggen op grond,
die niet aan den staat toebehoort. Daar het eerste
tot heden mis geloopen is, heeft hij zich op den
tweeden weg begeven en zal aan het bestuur van
den Wilhelminapolder eed stuk van de slikken
vragen, welke, krachtens een arrest van den Hoogen
Baad, dien polder in eigendom toebohooren. Op
dit particulier terrein zal de minister het verbod
van plaatsing van vreemde oesters wel niot toe
passelijk maken, want dit zou met algeheel verbod
van invoer gelijk staan.
Maar voor den aanlog van een put op dezen
grond is toch altijd nog goedkeuring van Ged.
Staten noodig, die voor de waterstaatsbelangen te
waken hebben. De vraag is nu maar mogen zjj
ook vergunning weigeren op grond van strijd met
het algemeen belang f Hierop is de hoop gevestigd.
In de voorgenomen bijeenkomst zal men waar
schijnlijk eene zending naar Ged. Staten trachten
uit te lokken om, voor zoover noodig, die heeren
op het groote nadeel te wijzen, dat aan de Zeeuw
sche oesterteeelt door dergelijke practijken dreigt
toegebracht te worden.
In de Standaard leest men:
Wij hebben nog geen afgedane zaak met de mee-
deeling van onderscheidene bedroevende feiten, die
ons omtrent de volkstelling worden medegedeeld. En
wat het laatste komt, blijkt nog niet het minst be
droevende te zijn.
Men weet wat Minister Mackay zelf in de Kamer
uitdrukkelijk heeft verklaard omtrent de volkomen
vrijheid, die men had voor de invulling van de ru
briek «kerkgenootschap". Maar ziehier nu met welk
een brutale onbeschaamdheid enkele plattelandsdes-
pootjes die vrijheid, door den Minister gegeven, tot
totale leugen maken.
Uit Exmorra (Fr.) schrijft men ons:
«De doleerenden te Exmorra en Allingawier had
den rubriek 8 ingevuld: «behoort tot geen kerkge
nootschap, maar u van Gereformeerde gezindheid."
Nu is echter de brenger dezer kaarten, een politie
agent, zoo vrij geweest om dat door te balen, en er
voor in de plaats te zetten: doleerend. De man had
een gedrukt stuk bjj zioh van dea hoofdteUer, den
heer Jansen, secretaris te Witmareum. En het hielp
niets, toen met ernst tegen deze handelwijze weid
geprotesteerd."
En uit Ooetwoud (een onderdeel van de gemeente
Midwoud, waar de burgemeester woont), wordt ons
gemeld, dat de dorpe-veldwaohter, die daar door den
Burgemeester met de teUing belast was, de kaarten
heel gemoedelijk thuis had ingevuld. De man vond
het natuurlijk in zgn stoel bjj den kachel veel ge
zelliger dan op straat met dat gure weer; en toen
men dien eoht huiseljjken volksteller, om rekenschap
van zjjn doen vroeg, antwoordde de man brutaalweg:
ja, dat doe ik etnet goedvinden der ingezetenen" terwijl
bij onderzoek gebleken is, dat natuurlijk niemand
van de ingezetenen tot zulk een absurditeit zijn toe
stemming had gegeven.
Dergelijke feiten sullen naar we hopen niet te ver-
geels ter algemeene kennis worden gebracht. Ons
dunkt dat vooral de afgevaardigden der Tweede Kamer
wel zullen doen, wat zij van deze stuitende abnor
maliteiten uit hun district te hooren krijgen goed in
de ooren te knoopen. Het is trouwens ook wel te
verwachten, dat Minister Mackay niet zoo maar on
gestraft een loopje zal laten nemen, met den door
hemzelf gegeven officieele en zeer duidelijke inter
pretatie van een voorechrift.
De Londensche correspondent van de Haarl, Ct.
vlecht in een belangwekkend schrijven over de vee
markt van Londen het volgend schrijven in vaneen
Hollander aldaar over de maatregelen tegen den han
del uit ons land genomen.
Laat mg u in weinige woorden vertellen waarom
Hollandsoh ree, dat sedert 1 September nog in En
geland mocht komen, zoo goed als verboden is. De
heer Chaplin, minister van Landbouw, was onbillijk
genoeg om te weigeren het verbod van invoer uit
Sleeswijk Holstein op te heffen. De invoer gaf werk
san honderden arbeiders aan de markt te Deptford.
Natuurlijk volgde er ontevredenheid van dien kant
en werden er te Deptford en elders domonstratien
gehouden; zelfs liepen de afgevaardigden voor die
wjjk, de heeren Boord en Darling, gevaar bjj een
volgende verkiezing niet te worden herkozen. Om
dus alle belangen te vorzoenen, moest er iets gevon
den worden. Het Hollandsche vee moest de kastaiges
uit het vuur halen en daar de regeering toch moeilijk
den invoer uit Nederland geheel kon verbieden zon
der een schijn van reden, zonder tevens den invoer
uit Denemarken te verbieden, was de eenige weg
om de Hollandsche beesten weder naar Deptford te
drijven, het instellen van zulke belemmerende maat
regelen, dat zjj, die hun vee willen bljjven zenden,
wel gedwongen waron het rechtstreeks naar Deptford
te zenden, waar dus weder werk gemaakt werd voor
de ontslagen en hongerlijdende werklieden, zooals de
heer Chaplin hen voorstelde.
In waarheid waren zij, die te Deptford in ver
band met den invoer uit Nederland werk vonden,
reeds elders, te Thames Haven, Islington of Harwich,
san het werk. Zelfs hadden daar meer in plaats van
minder personen werk. Zij die door het verbod van
het Duitsche vee buiten werk geraakten zullen dit wel
blijven totdat het verbod opgeheven wordt. De han
delwijze van den heer Chaplin zal natuurlijk goed
gekeurd worden door allen die er belang bij hebben
dat de beesten weder near Deptford gaan in plaats
van naar een open en vrije markt. De Engelsche
maatschappij van landbouw zal ongetwijfeld den laat-
sten maatregel goedkeuren. Kamers van Landbouw
en de Smithfield-Club zullen het voorbeeld volgen
en zelfs nog krachtiger maatregelen aanbevelen on
sir Edward Birkbeck en andere parlementaire wapen
broeders van den heer Chaplin zullen dan een krijgs
dans kunnen uitvoeren rond het grat van den Hol-
landschen veehandel.
Influenza. 'tGaat er hoe langer hoe ongunstiger
uitzien met den gezondheidstoestand in Amsterdam;
het aantal ziektegevallen vermeerdert dagelijks; de
geneesheeren weten letterlijk geen raad.
"Er zijn er, die hun maaltijd in het rijtuig ge
bruiken en van 's morgens tot 's avonds hun eigen
patiënten en die van een paar collega's bezoeken,
want ook verscheiden geneesheeren lijden aan de
ziekte.
De kwaal treedt op verschillende wijzen op. Het
grootste deel dor aangetasten krijgt een soort zware
verkoudheid, die met hevige pijn, vooral in rug en
beenen, gepaard gaat. Bjj anderen echter komt de
kwaal plotseling voor; een hevige koorts neemt de
krachten Weg en dwingt tot tehuis blijven.
«Niet er mee voortloopen, als ge u onwel gevoelt"
is de raad, dien de geneesheeren brengen, maar die
nad is vooral nu zoo moeilijk op te volgen; want
wie nog even voortkan wordt naar kantoor of werk
plaats geroepen, waar in den regel velen ontbreken.
'tls haast een uitzondering als men iemand spreekt,
die geheel gezond is, en seker wordt er in gansch
Amsterdam geen pesprek gevoerd, waarin de naam
der ziekte niet wonlt genoemd.
In de laatste dagen hoort men ook van enkele
sterfgevallen, die met de heersohende epidemie in
verband wonden gebracht; doeh over 't algemeen zgn
de geneesheeren nog al optimistisch in hun oordeel
en verzekeren zjj, dat de ziekte hier al bijzonder
zaohtaardig optreedt.
Intnssohen lijdt er veel onder de ziekte. De post,
de telegraaf, en aUe mogelijke andere diensten on
dervinden haar invloed. De Amsterdamsche Omnibus-
Maatschappij laat hier en daar al minder wagens
loopen, daar zestig koetsiers en conducteurs zijn
aangetast.
De kranten komen uit maar het kost inspanning;
op de zetter jen ontbraken vele personen.
De hoofdcommissaris van politie Steenkamp ljjdt
mede aan de kwaal.
De «markthaUen" zijn voorloopig gesloten, daar
al de beambten ziek zjjn. Een vierde telegraafkan
toor, dat op den Haarlemmerdijk, treedt morgen
buiten dienst. Het aantal aangetaste beambten be
draagt 70, dat der bestellers 31.
En zoo is 't overal naar verhouding.
Uit den Haag meldt men:
De influenza-epidemie begint hier ook grooter pro
perties aan te nemen.
Behalve dat bjj den post- en telegraafdienst het
personeel incompleet is (nog gisteren meldden zich
opnieuw 5 telegraafbestellers ziek) ontbreekt ook op
een aantal kantoren of magazijnen het personeel ten
deele of geheel, zoodat Zaterdag enkele winkels in
de hoofdstraten verplicht waren te sluiten.
Aan het tramwegpersoneel ontbrak j.l. Zaterdag
een dertigtal.
Op bijna aUe scholen is het aantal absentiën aan
merkelijk vermeerderd; op enkele openbare scholen
bedraagt het aantal zieke kinderen 60 en meer.
De heeren geneeskundigen (van wie er eenigen
zelf door de ziekte z|jn aangetast) hebben 't dan ook
zeer druk, dezer dagen moest een hunner, met de
armenpractijk belast, de hulp der politie inroepen om
de orde te handhaven, in en buiten zijno woning,
onder hen die in 't morgenuur zijn hulp kwamen
inroepen.
Gelukkig dat het verloop der ongesteldheid in
Amsterdam zeer gunstig is; in twee of drie dagen
zijn do lijders in den regel weder in staat hunne
werkzaamheden te hervatten.
De invoering van de arbeidswet op 1 Januari
aohijnt niet te zijn voorbereid gelijk behoorde.
In de N. Or. Ct. wordt daaromtrent een voor
beeld medegedeeld.
Een industrieel begeeft zich deze week naar de
secretarie der gemeente zjjuer inwoning en vraagt
de voor zijn werkpersoneel gevorderde kaarten
men stelt ze hem ter hand en te hui» komende ziet
hij, dat de werktijd daarop voor jongens is beperkt
tot des avonds 7 uur. Aangezien echter zjjn onder
neming behoorde tot die onder de bekende uitzon
deringen van 't bekende koninklijk besluit opge
nomen, gaat hij terug naar het stadhuis en verzoekt
verandering van het uur Jvan werken. «Dat kan
niet, meneer," zegt men hem. «We hebbeu strikt
order om geen kaarten af te geven voor een later
uur dan 7 in den avond.» «Maar meneer," zegt
de man, «ik ben dit en dat" (hoofd van een bedrijf,
in de uitzonderingen begrepen)«ik mag dus de
jongens tot 10 uur te werk houdenhet staat dui
delijk in het kon. besluit van zooveel December,
Staatsblad no. zooveel.». «Best mogelijk, meneer,
maar daar weten wij niets vanwe kennen alleen de
wet, en wij volgen hier de instruction van den secre
taris." «Ja, maar het kon. besluit, dat u in de
Staatscourant van dien en dien dag vindt, zegt uit
drukkelijk" «Meneer, of u nu al praat als
Brugman, het helpt niet. Wij weten hier van geen
uitzonderingenwij hebben de wet voor ons en 't
kon. besluit kennen we nietwe lezen hier geen
Staatscourant of StaatsbladEn de industrieel moest
heengaan en elders herstel zoeken.
Gij denkt misschien, zegt de Haagsche correspon
dent die dit mededeelt, dat dit in 't een of ander
uithoekje van Noord-Brabant of Limburg is ga-
beurd Vergis u niet, het kwam voor ten stadhnize
der gemeente 's-Gravenhage I
Beuter seinde over den stand der Spaansche mi-
nistercrisis het volgende: «Sagasta is nog altijd
niet geslaagd in het vinden van een minister van
financiën, die het midden weet te houden tusschen
de voorstanders van den vrijen handel en de protec-
tioniaten. Ook de keus van een minister van oorlog
is moeilgk. De generaals der liberale rechterzijde
in den Senaat zouden gaarne zien, dat de portefeuille
werd toevertrouwd aan generaal Lopez Dominguez;
generaal Caaeola komt hun te eerzuchtig voor. Lopez
Dominguez heeft de portefeuille nog niet aangeno
men en het is zelfs nog niet zeker, of h|j daartoe
zal overgaan. De crisis zal zeker tot Maandag du
ren. De andere ministerieele zetels z|jn vervuld,
onder anderen door drie protectionisten."
De berichten omtrent de werkstaking der Belgi
sche mijnwerkers luiden sedert Zaterdag gunstiger.
In het bekken van Charleroi wel ia waar was het
aantal der werkstakers onveranderd, en in het Luik-
sche land, in de mjjnen te Seraing, was zelfs het
aantal vermeerderd en duchtte men voor heden eene
veel grootere uitbreiding nog, terwijl daarentegen in
het bekken van Bergen, de Borinage, het c|jfer der
werkstakenaen op nauwelijks 1200 was gedaald. Maar
de toostand is dan ook slechts in zoover gunstiger,
dat er meer dan eenigen dag te voren op een ver-
e tusschen de m|jnbesturen en de werkstakers
bestaat. De gouverneur der provincie Hene
gouwen namelijk, graaf d'Ursel, heeft Zaterdag eene
samenkomst gehad van 5 gedelegeerden der mijn
werkers, en in die samenkomst is besloten, dat de
gouverneur trachten zal de patroons, en de gedele
geerden hunne kameraden over te halen, de volgende
grondslagen voor een vergelijk aan te nemen:
lo. Vermindering van den arbeidsdag op 10 uur;
dus met édn uur;
2o. Verhooging van het loon in verhouding tot
den gemiddelden verkoopsprijs der steenkool, uitslui
tend 'er beoordeeling van de patroons;
3o. Bjj aanneming dezer twee voorwaarden door
beide partjjen, algemeene hervatting van den arbeid
op Dinsdag, 7 Januari.
Dit is, zegt de lndépendance, het eerste voorstel
dat kans op verzoening biedt; dat men nu ook van
beide zijden iets toegeve.
Oostenrijk heeft weer een der staatslieden verloren,
die een groote rol speelden bij de politioke gebeur
tenissen en de Oostenijjk-Hongaareche monarchie in
de tweede helft dezer eeuw. Te Praag is op 76-
jarigen leeftijd overleden prins Carlos Auersperg,
een van de weinige leden van den hoogen Oosten-
rijkschen adel, die zioh bij de liberale partij aansloot
en haar steeds getrouw bleef.
In 1846, dus toen hij 32 jaren oud was, werd
prins Auersperg lid van den Boheemschen Landdag,
maar z|ju politieke loopbaan begon eerst in 1861,
toen de liberale leider voor Sehmerling na afkondi
ging der constitutiën een ministerie vormde en begon
met «den eersten kavalier van Oostenrijk," gelijk
Auersperg algemeen werd genoemd, tot voorzitter van
het toen opgerichte Heerenhuis te benoemen. Steeds
stond prins Auersperg den liberalen leider wakker
ter zijde en ook bleef hij op zjjn post toen von
'Sehmerling in 18(56 moest aftreden en het reactionaire
ministerie van graaf Belcredi aan het bewind kwam.
Ook tijdens het ministerie Von Beust, dat na den
oorlog van 1866 optrad, bleef de voorzitter van het
Heerenhuis steeds de voornaamste steunpilaar der
liberale part|j.
Na do schikking met Hongarije in 1866 kwamen
de reactionairen in de minderheid. Natuurlijk was
Auersperg toen de aangewezen man om aan de spits
op te treden van het liberale ministerie, dat toon
optrad. Graaf von Beust maakte het den minister
president door zijne geheime tegenwerking echter zoo
lastig, dat Auersperg in 1868 zjjn ontslag nam en
naar zijn landgoed in Bohemen terugkeerde. Eerst
in 1870 verscheen de liberale kampioen weer op het
politiek tooneel. Als lid van den Bjjksraad verzette
hij zich zoo hevig tegen het reactionaire ministerio-
Potocki, dat dit moest aftreden en prins Adolf van
Auersperg, zijn jongere broeder, met het vormen van
een ministerie werd belast.
In 1872 trad prins Carlos weer op als voorzitter
van het Hoogerhuis, maar na den val van het minis
terie van zijn broeder begaf hij zich, en nu voorgoed,
weer naar zjjn bezittingen in Bohemen. Evenwel
bleef hij ook daar tot zijn dood steeds een hechte
steunpilaar voor de Duitsch-liberale partij, zoodat zijn
dood vooral voor de Duitsohers in Bohemen, die hij
in hun strijd tegen de Czechen steeds steunde, een
zwaar verlies is.
Zelfs de politieke tegenstanders van prins Auers
perg, die in hem steeds een zoo geduchten vijand
vonden, brengen hulde aan het edel en onbaatzuchtig
karakter van den «eersten kavalier van Oostenrijk,"
aan wien de Duitsoh-liberale partij voor een groot
deel haar opkomst en invloed te danken heeft.
Wanneer over eenigen t|jd Stanley de herinne
ringen van zijn laatsten tocht door het zwarte wereld
deel zal te boek gesteld hebben en wij geregeld
zullen hooren verhalen wat de kloeke reiziger ge-
durende twee jaren in het onbekende Afrika gezien
en doorleefd heeft, zal het ons z|jn of wg naar een
van de phantestische vertelsels van een Alexander
Dumas of een Julee Verne luisteren.
Voor hen, die niet trouw den Amerikaanschen
reiziger op zjjn tocht hebben gevolgd, is het waar
schijnlijk niet onaangenaam te voren nog in vluch
tige trekken een geschiedenis van de aanleiding en
het doel t|jner jongste expeditie te vernemen. Wg
ontleenen deze aan een schets van de hand van den
heer Gerard Harry in de lndépendance beige.
Beeds de aanleiding tot Stanley's expeditie geeft
misschien later den muzelmannen stof tot een legende
van den nieuwen profeet, die op aarde neerdaalde.
Deze nieuwe profeet of mahdi Mohamed-Ahmed
was de zoon van een timmerman te Dongola, en
wellicht zal na twee duizend jaar een Turksehe
Strausz of een Arabische Benan het Leven van den
Mahdi beschrijven en de goddelijkheid ook van
dezen timmermanszoon bestrijden. Maar zjj zullen
dan tevens moeten verhalen, hoe hjj in 1881, na
een lang leren van boetedoening en gebeden, Soedan
doortrok, aUen oproepend met hem te gaan om de
wereld te veroveren, met hem, den aangekondigden
Messias van den Islam. Voor alles zocht hij zjjn land
te bevrijden van het juk van den treuwenloozen
Egyptenaar, den khedive Ismaël, die in 1866 den
stouten droom droomde, om het onmetelijke Soedan
van zijn fanatieke hoofden en van zijn slavenhan
delaars te zuiveren en er met hulp van wakkere
Europeanen als Sam nel Baker en Gordon een
bloeiende Egyptische provincie van te maken. Men
herinnert zich door welke wonderen de mahdi zjjn
geloovigen wist aan te vuren, hoe hij zijn profetieën
voor hen wist te verwezenlijken. In 1883 versloeg
hij nabij El Obeid hot geheele leger onder aan
voering van den Engelschen generaal Hicks Beaoh.
Van de 16000 man van Hicks bleven slechts 53
in leven. Daarop volgde de verovering van Khar
toem, de dood van Gordon, de eene nederlaag na
de andere vau het Britsche leger, door de beste
der Engelsche generaals aangevoerd. Thans bleef
den Mahdi nog slechts ovor de Egyptenaren te ver
jagen uit het Zuidelijkste deel van Soedan, het
gebied der meren en der olifantstanden, uit do
Equatoriaal provincie, welke sedert twaalf jaar trouw
door Emin pacha geregeerd werd.
Sedert 1885 bestond er geen twjjfel, of Emin
zou vroeg of laat het lot van Hicks en Gordon
ondergaan en door de Madhisten vallen. Bar-
baarsche volksstammen sneden hem den uitweg
naar de kust van Zanzibar af. Hoe lang kon hjj
bovendien op zijn door vrees en uitputting gedemo
raliseerde Egyptisohe troepen vertrouwen? «In
dien gij Emin en zijn dapperen wilt redden is
het meer dan tijd", riep op het einde van Decem
ber 1886 de Bussische reiziger Junker, die Emin
bezocht had en zelf met moeite de kust weder be
reikte.
Henrey Stanley stond gereed Emin te hulp te
snellen en hem te bevrijden. Door eenige rijke
particulieren in Engeland, o. a. sir William Mac-
kinnon, de schatrijke Schotsche handelaar, en ko
lonel sir Francis de Winton, oud gouverneur van
den vrijen staat aan den Congo werd een expe
ditie uitgerust. Indien Stanley er in slaagde Emin
te bevrijden en de massa ivoor, die jaren lang te
Wadelai opgestapeld lag, mede terug te brengen,
zouden de kosten ruimschoots vergoed zijn. Boven
dien welke bijzondere vondsten, welke heerlijke ont
dekkingen kon men niet verwachten van den kloeken
Amerikaan, die als journalist de oorlogen in Abys-
sinië en Aschanti had medegemaakt, dr. Livingstone
op den oever van dé Tanganyka had teruggevonden,
die de bronnen van den Congo had ontdekt!
Op een donkeren wintermorgen, den 16 Januari
1887 kwam Stanley naar Brussel om afscheid te
nemen van den koning van België, zjjn bescherm
heer. Vier dagen later verliet hij Londen, beraad
slaagde van 28 Januari tot 6 Februari met het
Egyptisch gouvernement, kwam den 22 Februari te
Zanzibar aan, waar hij zich den volgenden dag
inscheepte om er Vrijdag 11. den 6 December 1889
terug te koeren, na 1012 dagen gereisd en ver
scheidene daarvan in levensgevaar verkeerd te hebben.
Stanley gaf er de voorkeur aan in plaats direct
van- Zanzibar uit naar Wadelai te trekken, den
Congo te volgen en Afrika middendoor te snijden.
Van de Westkust tot de Aroewimi-rivier, van deze
naar het Albertmeer, van daar naar Bagamoyo is
een afstand van 7000 K, M., wanneer men rekening
houdt met den weg, die herhaaldelijk in zig zag
liep en heen en terug genomen is. Door oerwouden,
door moerassen, waaruit verpestende koortsdampen
opstegen, over bergen, door valleien met vijandelijke
stammen bevolkt, werd deze afstand afgelegd. Men
kan zich eenig denkbeeld van de uitgestrektheid
van Stanley's tocht maken, wanneer men bedenkt
dat Europa van af de Noordkaap tot de uiterste
punt van Griekenland geen 4000 K. M. meet en