Bultenlandsch Overzicht. De expeditie van Stanley. 4* eommitsie toot de Kanaalbrug b|j de Fransche Mgeering i» gedaas, wordt o. a. de mag beant woord of de brug stork genoeg kan worden gemaakt om herige atomen in bet Kanaal te waeratasa. Volgens het varslag hebben de ingeniean aoowal met den kraohtigaten wind alt ipet den sterksten stroom rekening gehouden. Er wordt gewezen op de hangbruggen, die over de dalen der Ehone, der Durance en elders zgn gebouwd en die door stormen niot gedeerd worden. Wat de soheepvaart betreft, deze tal door het aanbrengen van vuur- torens en electriaohe bakens in verband met de brug zeer worden gediend. De doorgang tuaschen de pijlers van S tot 500 meters wijdte kan, bg welk weder ook, voor geen enkel schip bezwaar opleveren. De eenige moeilijkheid is het verkrij gen van Engelands toestemming. De kotten worden op 412,800,000 begroot, en men berekent, dat de brug jaarlijks 118,250,000 frs. zal opbrengen. Den 23sten Maart 1860 kwamen de landloopers August en Josef Leden», Frans Hubinon en Babet met den nachttrein te Charleroi en gingen te voet naar Couillet om bij de weduwe Dubois roof te plegen. Het wat «echt dievenweer" zooals een hun ner zich uitgedrukt had, bet stortregende en het was pikdonker. Daar het nog te vroeg was, ver borgen zg zich in een schuur, waaruit zij twee ploegijzers meenamen. Hiermee versohaften zg zich toegang tot de woning en terwijl Babet op den uilkjjk stond, stalen de anderen eerst beneden 750 fr. aan geld en gingen toen naar de slaapkamer der weduwe. Deze verdedigde zich wanhopig tot een vreeseljjke slag met het ploegijzer haar in een bloedplas deed ineenzinken. Nu roofden de moor denaars alles wat waarde had en verdeelden het voor de oogen van hun slachtoffer, dat nog leefde en ondanks de ontzettende wond haar bewustzijn had herkregen, doch bewegingloos bleef liggen. Op het geraas, dat de dienstbode maakte, vluchtten zij. De weduwe overleed spoedig daarop, nadat zjj nog eenige inlichtingen omtrent de inbre kers had gegeven, o. a. dat twee hunner Vlaamsch spraken. Vsn dezen moord werden verdacht Coucke en Goethals, twee individuen met een slecht verleden, die dienzelfden nacht in de «Tamboer" bier had den zitten drinken (meer dan 33 halve liters), be schonken waren weggegaan en in den omtrek om licht hadden aangeklopt, daar Goethals bij een strui keling zijn muts had verloren. Dit alles was ge schied omstreeks den tijd, dat de moord had plaats gehadGoethals was met bloed bevlekt, dat hij niet verklaren kon, vandaar de verdenking. En zij kon den zich hierin niet zuiveren, ook niet door het getuigen van oen onbetrouwbaar persoon, die met hen de kroeg verlaten had. Om fkort te gaan, na een «vernietigende" rede van den procureur-generaal maakte men korte metten. In November van het zelfde jaar werden zij in het openbaar onthoofd de terechtstelling werd door de ware moordenaars bijgewoond. Intusschen, deze werden om andere vergrijpen later gevat en legden toen eene volledige bekenteuis af van den moord op de weduwe Dubois gepleegd. Hoewel zij Walen waren hadden zij het zich tot gewoonte gemaakt onder elkaar ook een enkel woord Vlaamsch te spreken, en de aanwijzing hieromtrent door de weduwe gedaan, had vooral Coucke en Goethals, die als Vlamingen bekènd stonden, in zware verdenking gebracht. Deze moordgeschiedenis zal binnenkort in Hene gouwen voor 't gerecht komen. Een zekere Peeters uit Antwerpen heeft zich 't lot der onschuldig ver oordeelden aangetrokken, den procureur-generaal van «strafbare lichtzinnigheid» beschuldigd en een bloed verwant van dezen inmiddels overledene, heeft tegen Peetere een aanklacht wegens laster ingediend. Bij het proces, dat hieruit zal volgen, zal den onschuldig veroordeelden maar wat te laat gerechtigheid geschieden. De reis- en verblijfkosten, welke voor 's Bijks dienst mogen worden in rekening gebracht, zijn in 1884 nader vastgesteld. Deze regeling beeft tot menige klacht aanleiding gegeven over onbillijke beknibbeling. In het Weekblad van het Recht van 23 Deo. jl. zijn daarvan enkele voorbeelden mede gedeeld. De vergoeding is O. a. afhankelijk van den tijd, nl. of men 12 dan wel 24 uren in reke ning mag brengen. Van enkele minuten vroeger of later aankomen van een spoortrein hangt het af, of men al dan niet voor gelijke diensten enkel of dubbel ontvangt. Een ambtenaar, die vroegtijdig op een plaats wil zijn en zich er den vorigen avond heeft begeeft, krijgt geen nachtverblijf vergoed, als hij gelegenheid heeft gehad op den dag zelf, zij 'took zeer vroeg in den ochtend, zich op reis te begeven, op 't gevaar af zich te verslapen of een aansluiting te missen, nog gezwegen van de groote vermoeienis welke «en lange dienstverrichting wel licht brengen zal. Een ander merkwaardig staaltje geeft het Weelk- hUd van jl. Vrijdag. Voor een declaratie van reiz en verblijfkosten boven 10 moet een aegetreeht van 22>/i cent worden voldaan en het mandaat van betaling is met 75 centen zegeireoht bezwaard. Nu bad een ambtenaar 9 verblijfkosten en 1.50 reiskosten gemaakt, te zamen dus 10.50. Braoht hg dit in rekening, dan werd hem aan zegelrecht 0.9 7 Va gekort en sou hjj dus ongeveer 1 niet vergoed krijgen. Daarom gaf bij sleohta 1 voor reiskosten op en bleef aldus op 10 in het ge heel, vrij Tan regel. Daarmede werd echter geen genoegen genomen, omdat men voor reiskoiten in rekening moet brengen de werkelijk uitgegeven vraoht voor de gebezigde vervoermiddelen. De bedoeling van dit voorschrift is, dat wie toevallig met een ander kosteloos kan mederijden, niet een post mag opschrijven voor een spoorwegkaartje, dat hij wel had kunnen gebruiken, maar inderdaad niet gebruikt heeft. De Minister vatte de bepaling echter zoo op, dat men geen recht beeft minder te declareeren dan werkelqk betaald is, en anders de zegelwet zou ontduiken. Het baatte niet, of de declarant aanvoerde dat niemand verplicht is eenige vergoeding aan te vra gen, en hg dus ook minder mag vorderen dan in derdaad is uitgegevenhjj werd gedwongen 10.50 in rekening te brengen en bjjna 1 zich te laten korten voor zegelrecht. Toonen zulke kleingoestige toepassingen niet in derdaad dat de regeling herziening noodig heeft? Uit Ierseke schrijft men aan de Midd. Ot.: Dat de oestorhandelaars hier gaarne het gevaar, dat in het zaaien van Fransche oesters in Zeeland gelegen is, afgewend zagen, is alleszins begrijpelijk. De oeslerteelt heeft toch al met zooveel moeilijkheden te kampen, dat de vraag, of zjj zich op don duur zal kunnen staanden houden, niet misplaatst is. En als daar nu nog nieuwe mededinging bijkomt met een soort, die het Zeeuwsche product in het buitenland allergemakkelijkst in een slechten reuk kan bren gen, dan wordt do toestand nog moeieljjker. De verwarring van Zeeuwsche met Fransche oesters zal in dit geval te gemakkelijker in de hand geworkt kunnen worden, omdat de Belgische ondernemer het oog moet hebben op oesters van de kust van Bretagne die uiterlijk nog al over eenkomst hebben met Zeeuwscho, maar inwendig van veel minder hoedanigheid zijn. Als hem zijn toeleg gelukt, dan ligt het voor de hand, dat zijn voorbeeld navolging zal vinden, want er zal ongetwijfeld aardig wat aan verdiend worden. Maar zal het hem gelukken Er staan hem slechts twee wogen open. Vooreerst kan hjj een reeds bestaanden put trachten meester te worden, waarop het verbod van oesters, afkom stig uit wateren bezuiden de lijn Duinkerken-Dover niet van toepassing is (zoodanige zijn er) en ten andere kan hjj zelf een put aanleggen op grond, die niet aan den staat toebehoort. Daar het eerste tot heden mis geloopen is, heeft hij zich op den tweeden weg begeven en zal aan het bestuur van den Wilhelminapolder eed stuk van de slikken vragen, welke, krachtens een arrest van den Hoogen Baad, dien polder in eigendom toebohooren. Op dit particulier terrein zal de minister het verbod van plaatsing van vreemde oesters wel niot toe passelijk maken, want dit zou met algeheel verbod van invoer gelijk staan. Maar voor den aanlog van een put op dezen grond is toch altijd nog goedkeuring van Ged. Staten noodig, die voor de waterstaatsbelangen te waken hebben. De vraag is nu maar mogen zjj ook vergunning weigeren op grond van strijd met het algemeen belang f Hierop is de hoop gevestigd. In de voorgenomen bijeenkomst zal men waar schijnlijk eene zending naar Ged. Staten trachten uit te lokken om, voor zoover noodig, die heeren op het groote nadeel te wijzen, dat aan de Zeeuw sche oesterteeelt door dergelijke practijken dreigt toegebracht te worden. In de Standaard leest men: Wij hebben nog geen afgedane zaak met de mee- deeling van onderscheidene bedroevende feiten, die ons omtrent de volkstelling worden medegedeeld. En wat het laatste komt, blijkt nog niet het minst be droevende te zijn. Men weet wat Minister Mackay zelf in de Kamer uitdrukkelijk heeft verklaard omtrent de volkomen vrijheid, die men had voor de invulling van de ru briek «kerkgenootschap". Maar ziehier nu met welk een brutale onbeschaamdheid enkele plattelandsdes- pootjes die vrijheid, door den Minister gegeven, tot totale leugen maken. Uit Exmorra (Fr.) schrijft men ons: «De doleerenden te Exmorra en Allingawier had den rubriek 8 ingevuld: «behoort tot geen kerkge nootschap, maar u van Gereformeerde gezindheid." Nu is echter de brenger dezer kaarten, een politie agent, zoo vrij geweest om dat door te balen, en er voor in de plaats te zetten: doleerend. De man had een gedrukt stuk bjj zioh van dea hoofdteUer, den heer Jansen, secretaris te Witmareum. En het hielp niets, toen met ernst tegen deze handelwijze weid geprotesteerd." En uit Ooetwoud (een onderdeel van de gemeente Midwoud, waar de burgemeester woont), wordt ons gemeld, dat de dorpe-veldwaohter, die daar door den Burgemeester met de teUing belast was, de kaarten heel gemoedelijk thuis had ingevuld. De man vond het natuurlijk in zgn stoel bjj den kachel veel ge zelliger dan op straat met dat gure weer; en toen men dien eoht huiseljjken volksteller, om rekenschap van zjjn doen vroeg, antwoordde de man brutaalweg: ja, dat doe ik etnet goedvinden der ingezetenen" terwijl bij onderzoek gebleken is, dat natuurlijk niemand van de ingezetenen tot zulk een absurditeit zijn toe stemming had gegeven. Dergelijke feiten sullen naar we hopen niet te ver- geels ter algemeene kennis worden gebracht. Ons dunkt dat vooral de afgevaardigden der Tweede Kamer wel zullen doen, wat zij van deze stuitende abnor maliteiten uit hun district te hooren krijgen goed in de ooren te knoopen. Het is trouwens ook wel te verwachten, dat Minister Mackay niet zoo maar on gestraft een loopje zal laten nemen, met den door hemzelf gegeven officieele en zeer duidelijke inter pretatie van een voorechrift. De Londensche correspondent van de Haarl, Ct. vlecht in een belangwekkend schrijven over de vee markt van Londen het volgend schrijven in vaneen Hollander aldaar over de maatregelen tegen den han del uit ons land genomen. Laat mg u in weinige woorden vertellen waarom Hollandsoh ree, dat sedert 1 September nog in En geland mocht komen, zoo goed als verboden is. De heer Chaplin, minister van Landbouw, was onbillijk genoeg om te weigeren het verbod van invoer uit Sleeswijk Holstein op te heffen. De invoer gaf werk san honderden arbeiders aan de markt te Deptford. Natuurlijk volgde er ontevredenheid van dien kant en werden er te Deptford en elders domonstratien gehouden; zelfs liepen de afgevaardigden voor die wjjk, de heeren Boord en Darling, gevaar bjj een volgende verkiezing niet te worden herkozen. Om dus alle belangen te vorzoenen, moest er iets gevon den worden. Het Hollandsche vee moest de kastaiges uit het vuur halen en daar de regeering toch moeilijk den invoer uit Nederland geheel kon verbieden zon der een schijn van reden, zonder tevens den invoer uit Denemarken te verbieden, was de eenige weg om de Hollandsche beesten weder naar Deptford te drijven, het instellen van zulke belemmerende maat regelen, dat zjj, die hun vee willen bljjven zenden, wel gedwongen waron het rechtstreeks naar Deptford te zenden, waar dus weder werk gemaakt werd voor de ontslagen en hongerlijdende werklieden, zooals de heer Chaplin hen voorstelde. In waarheid waren zij, die te Deptford in ver band met den invoer uit Nederland werk vonden, reeds elders, te Thames Haven, Islington of Harwich, san het werk. Zelfs hadden daar meer in plaats van minder personen werk. Zij die door het verbod van het Duitsche vee buiten werk geraakten zullen dit wel blijven totdat het verbod opgeheven wordt. De han delwijze van den heer Chaplin zal natuurlijk goed gekeurd worden door allen die er belang bij hebben dat de beesten weder near Deptford gaan in plaats van naar een open en vrije markt. De Engelsche maatschappij van landbouw zal ongetwijfeld den laat- sten maatregel goedkeuren. Kamers van Landbouw en de Smithfield-Club zullen het voorbeeld volgen en zelfs nog krachtiger maatregelen aanbevelen on sir Edward Birkbeck en andere parlementaire wapen broeders van den heer Chaplin zullen dan een krijgs dans kunnen uitvoeren rond het grat van den Hol- landschen veehandel. Influenza. 'tGaat er hoe langer hoe ongunstiger uitzien met den gezondheidstoestand in Amsterdam; het aantal ziektegevallen vermeerdert dagelijks; de geneesheeren weten letterlijk geen raad. "Er zijn er, die hun maaltijd in het rijtuig ge bruiken en van 's morgens tot 's avonds hun eigen patiënten en die van een paar collega's bezoeken, want ook verscheiden geneesheeren lijden aan de ziekte. De kwaal treedt op verschillende wijzen op. Het grootste deel dor aangetasten krijgt een soort zware verkoudheid, die met hevige pijn, vooral in rug en beenen, gepaard gaat. Bjj anderen echter komt de kwaal plotseling voor; een hevige koorts neemt de krachten Weg en dwingt tot tehuis blijven. «Niet er mee voortloopen, als ge u onwel gevoelt" is de raad, dien de geneesheeren brengen, maar die nad is vooral nu zoo moeilijk op te volgen; want wie nog even voortkan wordt naar kantoor of werk plaats geroepen, waar in den regel velen ontbreken. 'tls haast een uitzondering als men iemand spreekt, die geheel gezond is, en seker wordt er in gansch Amsterdam geen pesprek gevoerd, waarin de naam der ziekte niet wonlt genoemd. In de laatste dagen hoort men ook van enkele sterfgevallen, die met de heersohende epidemie in verband wonden gebracht; doeh over 't algemeen zgn de geneesheeren nog al optimistisch in hun oordeel en verzekeren zjj, dat de ziekte hier al bijzonder zaohtaardig optreedt. Intnssohen lijdt er veel onder de ziekte. De post, de telegraaf, en aUe mogelijke andere diensten on dervinden haar invloed. De Amsterdamsche Omnibus- Maatschappij laat hier en daar al minder wagens loopen, daar zestig koetsiers en conducteurs zijn aangetast. De kranten komen uit maar het kost inspanning; op de zetter jen ontbraken vele personen. De hoofdcommissaris van politie Steenkamp ljjdt mede aan de kwaal. De «markthaUen" zijn voorloopig gesloten, daar al de beambten ziek zjjn. Een vierde telegraafkan toor, dat op den Haarlemmerdijk, treedt morgen buiten dienst. Het aantal aangetaste beambten be draagt 70, dat der bestellers 31. En zoo is 't overal naar verhouding. Uit den Haag meldt men: De influenza-epidemie begint hier ook grooter pro perties aan te nemen. Behalve dat bjj den post- en telegraafdienst het personeel incompleet is (nog gisteren meldden zich opnieuw 5 telegraafbestellers ziek) ontbreekt ook op een aantal kantoren of magazijnen het personeel ten deele of geheel, zoodat Zaterdag enkele winkels in de hoofdstraten verplicht waren te sluiten. Aan het tramwegpersoneel ontbrak j.l. Zaterdag een dertigtal. Op bijna aUe scholen is het aantal absentiën aan merkelijk vermeerderd; op enkele openbare scholen bedraagt het aantal zieke kinderen 60 en meer. De heeren geneeskundigen (van wie er eenigen zelf door de ziekte z|jn aangetast) hebben 't dan ook zeer druk, dezer dagen moest een hunner, met de armenpractijk belast, de hulp der politie inroepen om de orde te handhaven, in en buiten zijno woning, onder hen die in 't morgenuur zijn hulp kwamen inroepen. Gelukkig dat het verloop der ongesteldheid in Amsterdam zeer gunstig is; in twee of drie dagen zijn do lijders in den regel weder in staat hunne werkzaamheden te hervatten. De invoering van de arbeidswet op 1 Januari aohijnt niet te zijn voorbereid gelijk behoorde. In de N. Or. Ct. wordt daaromtrent een voor beeld medegedeeld. Een industrieel begeeft zich deze week naar de secretarie der gemeente zjjuer inwoning en vraagt de voor zijn werkpersoneel gevorderde kaarten men stelt ze hem ter hand en te hui» komende ziet hij, dat de werktijd daarop voor jongens is beperkt tot des avonds 7 uur. Aangezien echter zjjn onder neming behoorde tot die onder de bekende uitzon deringen van 't bekende koninklijk besluit opge nomen, gaat hij terug naar het stadhuis en verzoekt verandering van het uur Jvan werken. «Dat kan niet, meneer," zegt men hem. «We hebbeu strikt order om geen kaarten af te geven voor een later uur dan 7 in den avond.» «Maar meneer," zegt de man, «ik ben dit en dat" (hoofd van een bedrijf, in de uitzonderingen begrepen)«ik mag dus de jongens tot 10 uur te werk houdenhet staat dui delijk in het kon. besluit van zooveel December, Staatsblad no. zooveel.». «Best mogelijk, meneer, maar daar weten wij niets vanwe kennen alleen de wet, en wij volgen hier de instruction van den secre taris." «Ja, maar het kon. besluit, dat u in de Staatscourant van dien en dien dag vindt, zegt uit drukkelijk" «Meneer, of u nu al praat als Brugman, het helpt niet. Wij weten hier van geen uitzonderingenwij hebben de wet voor ons en 't kon. besluit kennen we nietwe lezen hier geen Staatscourant of StaatsbladEn de industrieel moest heengaan en elders herstel zoeken. Gij denkt misschien, zegt de Haagsche correspon dent die dit mededeelt, dat dit in 't een of ander uithoekje van Noord-Brabant of Limburg is ga- beurd Vergis u niet, het kwam voor ten stadhnize der gemeente 's-Gravenhage I Beuter seinde over den stand der Spaansche mi- nistercrisis het volgende: «Sagasta is nog altijd niet geslaagd in het vinden van een minister van financiën, die het midden weet te houden tusschen de voorstanders van den vrijen handel en de protec- tioniaten. Ook de keus van een minister van oorlog is moeilgk. De generaals der liberale rechterzijde in den Senaat zouden gaarne zien, dat de portefeuille werd toevertrouwd aan generaal Lopez Dominguez; generaal Caaeola komt hun te eerzuchtig voor. Lopez Dominguez heeft de portefeuille nog niet aangeno men en het is zelfs nog niet zeker, of h|j daartoe zal overgaan. De crisis zal zeker tot Maandag du ren. De andere ministerieele zetels z|jn vervuld, onder anderen door drie protectionisten." De berichten omtrent de werkstaking der Belgi sche mijnwerkers luiden sedert Zaterdag gunstiger. In het bekken van Charleroi wel ia waar was het aantal der werkstakers onveranderd, en in het Luik- sche land, in de mjjnen te Seraing, was zelfs het aantal vermeerderd en duchtte men voor heden eene veel grootere uitbreiding nog, terwijl daarentegen in het bekken van Bergen, de Borinage, het c|jfer der werkstakenaen op nauwelijks 1200 was gedaald. Maar de toostand is dan ook slechts in zoover gunstiger, dat er meer dan eenigen dag te voren op een ver- e tusschen de m|jnbesturen en de werkstakers bestaat. De gouverneur der provincie Hene gouwen namelijk, graaf d'Ursel, heeft Zaterdag eene samenkomst gehad van 5 gedelegeerden der mijn werkers, en in die samenkomst is besloten, dat de gouverneur trachten zal de patroons, en de gedele geerden hunne kameraden over te halen, de volgende grondslagen voor een vergelijk aan te nemen: lo. Vermindering van den arbeidsdag op 10 uur; dus met édn uur; 2o. Verhooging van het loon in verhouding tot den gemiddelden verkoopsprijs der steenkool, uitslui tend 'er beoordeeling van de patroons; 3o. Bjj aanneming dezer twee voorwaarden door beide partjjen, algemeene hervatting van den arbeid op Dinsdag, 7 Januari. Dit is, zegt de lndépendance, het eerste voorstel dat kans op verzoening biedt; dat men nu ook van beide zijden iets toegeve. Oostenrijk heeft weer een der staatslieden verloren, die een groote rol speelden bij de politioke gebeur tenissen en de Oostenijjk-Hongaareche monarchie in de tweede helft dezer eeuw. Te Praag is op 76- jarigen leeftijd overleden prins Carlos Auersperg, een van de weinige leden van den hoogen Oosten- rijkschen adel, die zioh bij de liberale partij aansloot en haar steeds getrouw bleef. In 1846, dus toen hij 32 jaren oud was, werd prins Auersperg lid van den Boheemschen Landdag, maar z|ju politieke loopbaan begon eerst in 1861, toen de liberale leider voor Sehmerling na afkondi ging der constitutiën een ministerie vormde en begon met «den eersten kavalier van Oostenrijk," gelijk Auersperg algemeen werd genoemd, tot voorzitter van het toen opgerichte Heerenhuis te benoemen. Steeds stond prins Auersperg den liberalen leider wakker ter zijde en ook bleef hij op zjjn post toen von 'Sehmerling in 18(56 moest aftreden en het reactionaire ministerie van graaf Belcredi aan het bewind kwam. Ook tijdens het ministerie Von Beust, dat na den oorlog van 1866 optrad, bleef de voorzitter van het Heerenhuis steeds de voornaamste steunpilaar der liberale part|j. Na do schikking met Hongarije in 1866 kwamen de reactionairen in de minderheid. Natuurlijk was Auersperg toen de aangewezen man om aan de spits op te treden van het liberale ministerie, dat toon optrad. Graaf von Beust maakte het den minister president door zijne geheime tegenwerking echter zoo lastig, dat Auersperg in 1868 zjjn ontslag nam en naar zijn landgoed in Bohemen terugkeerde. Eerst in 1870 verscheen de liberale kampioen weer op het politiek tooneel. Als lid van den Bjjksraad verzette hij zich zoo hevig tegen het reactionaire ministerio- Potocki, dat dit moest aftreden en prins Adolf van Auersperg, zijn jongere broeder, met het vormen van een ministerie werd belast. In 1872 trad prins Carlos weer op als voorzitter van het Hoogerhuis, maar na den val van het minis terie van zijn broeder begaf hij zich, en nu voorgoed, weer naar zjjn bezittingen in Bohemen. Evenwel bleef hij ook daar tot zijn dood steeds een hechte steunpilaar voor de Duitsch-liberale partij, zoodat zijn dood vooral voor de Duitsohers in Bohemen, die hij in hun strijd tegen de Czechen steeds steunde, een zwaar verlies is. Zelfs de politieke tegenstanders van prins Auers perg, die in hem steeds een zoo geduchten vijand vonden, brengen hulde aan het edel en onbaatzuchtig karakter van den «eersten kavalier van Oostenrijk," aan wien de Duitsoh-liberale partij voor een groot deel haar opkomst en invloed te danken heeft. Wanneer over eenigen t|jd Stanley de herinne ringen van zijn laatsten tocht door het zwarte wereld deel zal te boek gesteld hebben en wij geregeld zullen hooren verhalen wat de kloeke reiziger ge- durende twee jaren in het onbekende Afrika gezien en doorleefd heeft, zal het ons z|jn of wg naar een van de phantestische vertelsels van een Alexander Dumas of een Julee Verne luisteren. Voor hen, die niet trouw den Amerikaanschen reiziger op zjjn tocht hebben gevolgd, is het waar schijnlijk niet onaangenaam te voren nog in vluch tige trekken een geschiedenis van de aanleiding en het doel t|jner jongste expeditie te vernemen. Wg ontleenen deze aan een schets van de hand van den heer Gerard Harry in de lndépendance beige. Beeds de aanleiding tot Stanley's expeditie geeft misschien later den muzelmannen stof tot een legende van den nieuwen profeet, die op aarde neerdaalde. Deze nieuwe profeet of mahdi Mohamed-Ahmed was de zoon van een timmerman te Dongola, en wellicht zal na twee duizend jaar een Turksehe Strausz of een Arabische Benan het Leven van den Mahdi beschrijven en de goddelijkheid ook van dezen timmermanszoon bestrijden. Maar zjj zullen dan tevens moeten verhalen, hoe hjj in 1881, na een lang leren van boetedoening en gebeden, Soedan doortrok, aUen oproepend met hem te gaan om de wereld te veroveren, met hem, den aangekondigden Messias van den Islam. Voor alles zocht hij zjjn land te bevrijden van het juk van den treuwenloozen Egyptenaar, den khedive Ismaël, die in 1866 den stouten droom droomde, om het onmetelijke Soedan van zijn fanatieke hoofden en van zijn slavenhan delaars te zuiveren en er met hulp van wakkere Europeanen als Sam nel Baker en Gordon een bloeiende Egyptische provincie van te maken. Men herinnert zich door welke wonderen de mahdi zjjn geloovigen wist aan te vuren, hoe hij zijn profetieën voor hen wist te verwezenlijken. In 1883 versloeg hij nabij El Obeid hot geheele leger onder aan voering van den Engelschen generaal Hicks Beaoh. Van de 16000 man van Hicks bleven slechts 53 in leven. Daarop volgde de verovering van Khar toem, de dood van Gordon, de eene nederlaag na de andere vau het Britsche leger, door de beste der Engelsche generaals aangevoerd. Thans bleef den Mahdi nog slechts ovor de Egyptenaren te ver jagen uit het Zuidelijkste deel van Soedan, het gebied der meren en der olifantstanden, uit do Equatoriaal provincie, welke sedert twaalf jaar trouw door Emin pacha geregeerd werd. Sedert 1885 bestond er geen twjjfel, of Emin zou vroeg of laat het lot van Hicks en Gordon ondergaan en door de Madhisten vallen. Bar- baarsche volksstammen sneden hem den uitweg naar de kust van Zanzibar af. Hoe lang kon hjj bovendien op zijn door vrees en uitputting gedemo raliseerde Egyptisohe troepen vertrouwen? «In dien gij Emin en zijn dapperen wilt redden is het meer dan tijd", riep op het einde van Decem ber 1886 de Bussische reiziger Junker, die Emin bezocht had en zelf met moeite de kust weder be reikte. Henrey Stanley stond gereed Emin te hulp te snellen en hem te bevrijden. Door eenige rijke particulieren in Engeland, o. a. sir William Mac- kinnon, de schatrijke Schotsche handelaar, en ko lonel sir Francis de Winton, oud gouverneur van den vrijen staat aan den Congo werd een expe ditie uitgerust. Indien Stanley er in slaagde Emin te bevrijden en de massa ivoor, die jaren lang te Wadelai opgestapeld lag, mede terug te brengen, zouden de kosten ruimschoots vergoed zijn. Boven dien welke bijzondere vondsten, welke heerlijke ont dekkingen kon men niet verwachten van den kloeken Amerikaan, die als journalist de oorlogen in Abys- sinië en Aschanti had medegemaakt, dr. Livingstone op den oever van dé Tanganyka had teruggevonden, die de bronnen van den Congo had ontdekt! Op een donkeren wintermorgen, den 16 Januari 1887 kwam Stanley naar Brussel om afscheid te nemen van den koning van België, zjjn bescherm heer. Vier dagen later verliet hij Londen, beraad slaagde van 28 Januari tot 6 Februari met het Egyptisch gouvernement, kwam den 22 Februari te Zanzibar aan, waar hij zich den volgenden dag inscheepte om er Vrijdag 11. den 6 December 1889 terug te koeren, na 1012 dagen gereisd en ver scheidene daarvan in levensgevaar verkeerd te hebben. Stanley gaf er de voorkeur aan in plaats direct van- Zanzibar uit naar Wadelai te trekken, den Congo te volgen en Afrika middendoor te snijden. Van de Westkust tot de Aroewimi-rivier, van deze naar het Albertmeer, van daar naar Bagamoyo is een afstand van 7000 K, M., wanneer men rekening houdt met den weg, die herhaaldelijk in zig zag liep en heen en terug genomen is. Door oerwouden, door moerassen, waaruit verpestende koortsdampen opstegen, over bergen, door valleien met vijandelijke stammen bevolkt, werd deze afstand afgelegd. Men kan zich eenig denkbeeld van de uitgestrektheid van Stanley's tocht maken, wanneer men bedenkt dat Europa van af de Noordkaap tot de uiterste punt van Griekenland geen 4000 K. M. meet en

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2