Buiteolandsch Overzicht.
De expeditie van Stanley.
(Slót.)
nu tra om aan de gevaren van een verdeeld koloniaal
beiit op hetzelfde eiland een eind te maken, en net
vond geen reden het op te nemen voor Atjeh, dat
door zeeroof en menschenroof bet verkeer onveilig
maakte en door regeeringloosheid een gevaar werd
voor de omgeving.
Geen der latere Engelsche ministeries heeft het
anders ingesien, gelijk de heer Bowles dan ook moet
erkennen. Zjjn aansporing, tot lord Salisbury ge
richt, om nu als kampioen voor Atjeh op te treden,
sal dan ook wel niets uitwerken. Evenmin sijn be
dreiging, <lat als Engeland nu niet zijn diplomatie
in den Haag aan het werk stelt, het later berouw
zal hebben, omdat het dan tevergeefs te Berlijn stap
pen zal hebben te doen.
Zulk een sohrikbeeld van den Duitschen boeman
zal op de Engelsche regeering wel weinig inbreuk
maken.
Wat wij uit dezen aanval van den heer Bowles
echter leeren kunnen, is dat men in het buitenland
het oog gevestigd houdt op Ajjeh, dat ook om die
reden het hoogst gewenscht is, geen weifelende hou
ding te volgen, maar het vraagstuk flink aan te vatten
en tot oplossing te brengen. [HU.)
De Minister van Oorlog in Frankrijk hoeft (blij
kens het dagblad Le Tempi), naar aanleiding der
influenza, aan de opperbevelhebbers der verschillende
Fransche legercorpsen de volgende voorschriften go-
geven:
De oefeningen der soldaten in de open lucht,
vooral des ochtends, moeten zoo kort zijn, als de
eischen van het onderricht dit slechts eenigszins
toelaten.
Zij moeten zoodanig worden geregeld, dat de oogen-
blikken van stilstand en rust, zoo weinig mogelijk
worden verlengd en de manschappen nagenoeg voort
durend worden in boweging gehouden.
Men mag daarbij echter niet uit het oog verlie
zen, dat eene toenemende en gematigde beweging
(entrainement progressif et modéró) een der midde
len is, om het weerstandsvermogen tegen de influenza
te versterken van de personen, die daardoor nog niet
zijn aangetast.
Indien daarvoor geschikte lokalen kunnen worden
gevonden (maneges, magazijnen, markten enz.) moe
ten de oefeningen in overdekte en gesloten zalen
worden gehouden.
De wachtposten en corveeën moeten tot het strikt
noodige worden beperkt.
De schildwachten moeten elk uur worden afgelost
en er moet op worden gelet, dat zij hun mantel mot
kap dragen.
Buiten het kwartier moet de kavallerie den mantel,
de infanterie het mouwvest onder den kapotjas dra
gen, JSrwijl een ceintuur van flanel op het bloote
lijf verplichtend is.
Indien de ziekte zich bij een korps uitbreidt, kan
de opperbevelhebber, op raad van den eerstaanwezend
officier van gezondheid, een kleine hoeveelheid thee
met suiker'toestaan, (3 gram thee en 10 gram sui
ker per man en per dag), welke aan de troepen zal
worden uitgereikt tusschen de maaltijden des mor
gens en des avonds.
De uitgaaf voor deze warme en tonische drank
zal van wege den geneeskundigen dienst aan het
corps worden terug betaald.
In elke kazerne zullen voldoende lokalen worden
in gereedheid gebracht, om zoo noodig de licht aan-
dat mr. Bayner zong. Hij hielp haar in het jacht-
rijtuigje, pakte haar zorgvuldig in een reisdeken en
zette een kussen achter haar rug. In plaats van zelf
in te stappen bleef hij bij het paard staan, streelde
den nek der bruine merrie, die, zich omkeerende,
haar neus in de hand van haren meoster wreef.
Violet deed haar best, zoo kalm mogelijk te zijn.
Natuurlijk zou rij het aangenamer hebben gevonden,
als de vader barer zesjarige leerlinge iemand van
middelbaren leeftijd met grijzend haar ware geweest,
in plaats van een joogmensch, die niet ouder dan
drie- of vier-en-twintig jaar scheen. Het beviel
haar .ook maar half, hem zoo verlegen en zoo vol
attenties voor haar te zien; dat kwam in de verhou
ding tegenover elkander minder te pas. Hij was
groot en breed, hij had donker haar en knevel en
een paar groote grijze oogen, wier eenvoudige, vrien
delijke uitdrukking, gevoegd bij zijn gedurig blozen,
hem misschien een jeugdiger uitzien gaven. Hij liet
het paard staan en kwam weer bij haar praten.
,4 vrees, dat u het hier buiten vervelend zult
vinden, juffrouw Howart; u zult de afwisseling van
Londen missen."
„Ik heb geen vroolijk leven te Londen geleid.
Menschen zonder middelen leven nergens vroolijk,
zou ik donken," antwoordde zij.
„U is toch niet in eene schoolkamer opgesloten
geweest? Ik begrijp niet, hoe u dat zou hebben
uitgehouden. Ik heb schoolkamers mijn levenlang
gehaat; het is een feit, dat ik geene enkele die ik
getaste zieken na te gaan en de reconvalescenten te
verplegen, zonder de hospitalen te overvullen.
Deze lokalen zullen behoorlijk worden verwarmd,
daar de ondervinding heeft bewezen, dat het grootste
gevaar voor de griep outstaat door den invloed van
doordringende koude op reeds geïnfluenceerde adem
halingsorganen.
De officieren van gezondheid moeten zeer nauw
keurig acht slaan op de zieken, die, al is het ook
slechts in lichten graad, door eene aandoening der
ademhalingsorganen zijn aangetast, alsmede op de
personeu wier zwak gestel of wier antecedenten min
der weerstand aan de ziekte schijnen te zullen kun
nen bieden.
Alle voorzorgsmaatregdleu moeten worden genomen,
dat de zieken, bij het Vervoer naar het hospitaal,
niet aan het gevaar van kodde vatten zijn blootgesteld.
Voor zoover de eischen van den dienst zulks toe
laten kunnen verloven worden uitgereikt, echter bij
voorkeur aan mannen van zwak lichaamsgestel.
Ah-Sing, de Chinees, die in oostel jk Londen eene
inrichting bezat, waar zjne landgenootCD opium
kwamen schuiven, is dezer dagen overleden. Alge
meen wordt gezegd, dat hjj tot model heeft gediend
voor een der personen in Dickens' Mytlery of Rd-
win Drood Eeu onderzoek van den oflioieelen lijk
schouwer bracht aan het licht, dat Ah-Sing van
gobrek was gestorven.
In zijn omgeving was mij intusschen herhaalde
lijk verteld, dat Ah-Sing, of «Old John," zooals hij bij
zjjno buren bekend stond, een aardige som gehls
had bijeengespaard. Po man had het grootste ge
deelte van zijn leven in Engeland doorgebracht.
Te New-York heoft een ondernemend Amerikaan,
de Heer R. Timby, uitvinder van de draaibare
torens op oorlogschepen, eene maatschappij in het
leven geroepen, welke zich ten doel heeft gesteld,
iedereen van frische en gezonde lucht te voorzien.
Voor eene stad als New-York is dit natuurlijk eone
weldaad, en het deukboeld is er dan ook zeer gun
stig opgenomen. Deze maatschappij heeft een eeu-
traal-deöt ingericht, vanwaaruit zuivere, 's-winters
verwarmde en 's-zomers afgekoelde lucht geleverd
kan worden voor 50,000 personen. Deze lucht wordt
door buizen io don grond door de stad geleid en
op dezelfde wijze als het gas verder verdeeld. In
de hoofdhuizen, welke onder het vriespeil liggen
bevinden zich nog andere vau kleineren diameter, die
's-winters als verwarmingsbuizen dienen en even
zeer 's-zomers het middel zgn om het artikel koel>
te houden. Zeer eenvoudig en goedkoop kan men
dus in den winter tegelijk ventilatie en verwarming
bekomen. De geleverde lucht word dosverlangd
van ontsmettingsmiddelen voorzien.
De stoomboot Rotlin Cattle, te Plymouth uit
Kaapstad aangekomen, brengt berichten over een
verschrikkelijke ramp, die de bark Briüth Monarch
van Liverpool heeft getroffen.
De Britith Monarch vertrok uit Hamburg naar
Sydney met een lading bestaande uit 610 ton dyna-<
miet in ZOO kisten, 8000 kisten jenever en een
grooten voorraad Zweedache lucifers. Deze lucifers
waren echter nivt zoo zorgvuldig ingepakt, als de
gevaarlijke waar wel noodig maakte. Wat daarvan
ook de reden moge geweest zijn, er ontstond een
heb bezocht, tot eer heb verstrekt."
Mijnheer Rayner scheen in deze bekentenis vol
strekt niets treurigs te vinden.
«Ik denk, dat u dan sterk zult geweest zijn in
cricketspel, roeien en schermen," merkte zij op, om
dat zij meende iets te moeten zeggen.
«Neen, toch niet. Ik herinner mjj, ééns een jongen
een blauw oog te hebben geslagen omdat hij mij voor
een wezel uitschold. Ik weet nog zeer goed, hoe
verbaasd ik was hem zoo erg te hebben geraakt;
want over het algemeen kwam ik er bij eene vecht
partij kaal af. De jongens zeiden dat er veel toe
noodig was om mij kwaad te maken en ik deed
niet eens veel kwaad als zjj mij boos hadden ge
maakt," voegde hij er lachende bij.
«Het is te hopen, dat uw dochtertje niet dien
afkeer van de schoolkamer niet haar papa deelt,"
zeide zij.
Hij zette oen paar groote oogen, kreeg een kleur
en zeide met iets vreemds in zijne stem:
«Hield n mij voor mjjnheer Rayner?" Dadelijk
na die woorden scheen hg met hare verlegenheid
medeljjden te gevoelen en, een anderen kant uit
ziende, vervolgde hij: «Mijn naam is Reade. Me
vrouw Rayner had u haar rijtuig gestuurd, maar eene
kar reed er tegen aan en brak het wiel. Daarom
stelde ik mijn jachtrjjtuigje ter uwer beschikking.
U heeft er, hoop ik, niets tegen om in zulk een
ding te rijden?"
«O neen," zeide zij.
ontploffing en den 2 8 sten Nov. vloog de Britith
Monarch is de lucht. Het schip was gebouwd in
1865 en had een inhoud Van 1262 ton.
De Rotlin Cattle brengt mede den kapitein van
het schip, William Morrow, twee passagiers, den
kok en den hofmeester. 'Deze verklaarden, dat de
jenever eerst was geladen, benevens 150 kisten an
dere alcoholsoorten, de lucifers en 400 piano's. Daar
boven kwam het dynamiet in 200 kisten.
Don 29sten Nov. rook een der matrozen 's mid
dags brandlucht, maar niemand kon iets ontdekken.
Er woei eeu flinke Z. Z. W. wind en de kapitein
overlegde met de officieren, of het niet raadzaam zou
wezen zeil te minderen. Terwijl zjj daarmede bezig
waren, kwam de stuurman zeggtu, dat er rook te
zien was. Mot een veiligheidslamp daalden de kapitein
en de eerste officier naar het vooronder, maar toen
konden zjj nog niets vinden en Jjok de rook ver
dween weer.
Toen de kapitein weer boven kwam, zag men
dikke rookwolken opstijgen naast don grooten mast,
waaronder een godeelte van de lucifers lag. Onmid
dellijk beproefde men nu de dynamiet te bereiken
en deze over boord te werpen. De rook verhinderde
dit echter, en toen bleef geen ander middel tot
redding over dan den braud te blussohon. Dit
bleek onmogelijk cn toen ging do kapitein met zgn
22 matrozen in drie booten en liet het schip in
den steek. Op twoe mijlen afstand bleven de booten
waohten, totdat het schip in de luoht vloog, hetgeen
reeds spoedig na den brand gebeurde.
Twee dagen zwierven de schipbreukelingen in de
open booten, maar toen werden zjj gevonden door
den Amerikaansoben-walvischvaarder Canton, die allen
opnam. Zoo bereikte kapitein Morrow en zgn volk
den 6 Dec. Kaapstad. Na onderzoek sprak de
rechtbank den gezagvoerder vrjj, doch voegde er
bjj, dat het nu weer is gebleken, hoe dringend noo
dig ook is lucifers zoo voor de hand te pakken
dat zg ingeval van brand terstond bereikt en over
boord geworpen kunnen worden.
Aan eene Atjeh-kroniek in de Sumatra Ct., loo-
pende tot 25 November, is het volgende ontleend:
De kroniek kan kort zijn, omdat sedert de laatste
geen belangrijke ontmoetingen tusschen onzo troepen
en de vijandelijke Atjehers hebben plaats gehad. De
aanhoudende zware regens en het onder water staan
van een groot gedöelto van het gebied binnen de
linie, hebben het hunne daartoe bijgedragen.
Toekoe Neq is nog niet van Samalangan terugge
keerd, zoodat van de vredesonderhandelingen nog
niets naders bekend is geworden.
In den nacht van den 12en op den 13en dezer
werd door ons het lastige blokhuis Lamsajoen met
betrachting van de grootst mogelijke stilte afgebroken.
Toch hebben de Atjehers dien arbeid bemerkt.. Er
werd aanhoudend op de onzen geschoten.
Bij die gelegenheid werd de adjudant-onderofficier
Buter gewond: ook een dwangarbeider werd ge
kwetst.
Tusschen den 17en en 18en dezer werden de rails
van de spoorbaan Boekit KaraugBoempit door
vijandelijk volk opgebroken. De waterstaatsambte
naar Weasels ging de schade onmiddellijk herstellen,
alweder onder hevig Atjehsch vuur. Het is hem
gelukt, met de zijnen heelhuids naar huis terug te
keeren.
In den ochtend van den 20 dezer, op het oogen-
«De heer die straks op het perron bg mjj stond,
was mijnheer Rayner," ging hij voort. «Zjjn hond
liep weg juist op het oogenblik dat de trein kwam
aansnorren, en na den hond te hebben gefloten, ver
zocht hij mij voor uwe koffers te zorgen, terwjjl hjj
het dier vasthield. Ik begrijp niet, waar hij zoo
lang bljjft."
Daar kwam de heer Rayner aan, met den grooten
hond, dien hij nu losliet.
Ik zag dadelijk, dat hjj eenige jaren ouder was
dan de heer Reade. Beiden droegen ronde hoeden
en een Norfolkjacquet, maar hjj gaf haar den indruk
van een in de stad opgevoed man, terwijl uit den
jongen Reade duidelijk den buitenman sprak. De
heer Reade was tenger en welgemaakt; hij had fijne
trekken en een vollen, goudblonden baard en knevel.
Zjjn hoed afnemend, reikte hij haar de hand.
»U is zeker in ééoe verbazing over de barbaar-
sche manieren der Norfolkers, juffrouw Howart! Mis
schien heeft u reeds gevraagd, wanneer de eerst
volgende trein naar Londen vertrekt? Maar ik heb
lnijne vrouw moeten beloven, niet weer over onzen
drempel te komen zonder het zooveelste deeltje uit
de roman-bibliotheek. Dat boek is tien dagen get
leden aan haar adres aan het station gezondea, maar
nog niet aangekomen. Maar van iets anders
Ik hoop, dat mijn jonge vriend u inmiddels goed
heeft beziggehouden?"
(Wordt vervolgd.)
blik dat de spoortrein van Kota-Radja te Lambaroe
aankwam stond een menigte vijandelijk volk op en
achter den ouden spoorwegdijk op de onzen te vuren,
in die mate zelfs, aat uit Lambaroe en Lamrong met
het geschut moest worden gewerkt en een peloton
infanteristen van achter den kogelvanger ter eorst-
genoemde plaats moest uitrukken om den vijand te
verdrijven.
De beschietingen onzer wegwerkers nemen toe, naar
mate de nieuw aan te leggen spoorstraalbaan hare
voltooiing nadert en in het minder beschermde open
veil gearbeid moet worden.
Weleer werden die vijandelijkheden door den aan
nemer der bouwwerken afgekocht door aan de bende-
hoofden 600 a 1000 dollars ton geschenke aan te
bieden, die uit de aannemingssommen werden ge
vonden en dus ten laste onzer koloniale begrooting
kwamen. Het is ons niet bekend of die gewoonte
bg den aanleg van den nieuwen spoorweg al dan
niet gevolgd is geworden, zeker is het, dat de tegen
woordige aannemer aan groote schade blootstaat.
Nu reeds wil ie helft zijner koelies niet meer aan
den arbeid gaan, en hij zal hooger loon moeten uit
loven om werkvolk te bekomen. Ook de Chineezen
willen niet langer werken voor een betrekkelijk hoog
loon op gevaar af van doodgeschoten of verminkt te
worden, zonder aanspraak te kunnen maken op scha
deloosstelling of onderstand.
Den 23en dezer werd door dwangarbeiders-éclai-
reurs eene warnsteinsche granaat onder de rails tus
schen Blang en Lamdjamoe gevonden.
De cholera, die hier zooveel slachtoffers heeft ge
maakt, is voor de vele in den laatsten gevallen regens
op de vlucht geslagen.
Fotjoet Hassan, weleer bendehoofd in het Makische
ter Westkust en zeesohuimer in de wateren aldaar,
heeft zich aan het bestuur onderworpen en zijn op
wachting alhier gemaakt. Geruimen tijd was hg eeu
geduchte tegenstander van den Radja van Troemon;
de bevolking van het eiland Si Maloer is meermalen
door hem beroofd geworden.
Toekoe Njaq Banta, hoeloebalang van Oleh-Karang,
die geen deel heeft genomen of willen nemen aan den
paciflcatietocht naar Kemala, is van het kuststaatje
Simpang Olim alhier teruggekeerd, vergezeld van
Toekoe Njaq Oesee, een zoon van den Radja van dat
staatje, die zich in de XXVI Moekims komt neder
zetten.
Nu de pogingen ter voorkoming van railsbescha
digingen en telephoondraaddiefstallen door middel
van dwangarbeiders, militaire hinderlagen, schijnbaar
automatische waggons, enz. mislukt zijn, is men er
op bedacht, eeu korps inlandsche maréchaussees op
te richten, welks taak zal zjjn, die nachtelijke be
drijven tegen te gaan en vijandig volk uit de linie
te houden.
De Atjehers en wel de ons bevriende of liever
gezegd, de ons minder vjjandig gezinde, hebben we
der reden tot klagen.
Vroeger, tijdens het bestuur van den resident Sol,
werd hun gelast, op Javaansche wijze op hun hur
ken te zitten als zg oen gegalouneerden ambtenaar
naderden of deze hen voorbijreed. Dit bevel heeft
groote verontwaardiging onder den Atjeher gewekt
en werd mitsdien wijseljjk spoedig ingetrokken.
De Atjehsche gewoonte brengt mede, dat de kleine
man, als hg vóór zgn Sultan versohg'nt, vóór dezen
blgft staan, de polsen over elkander geslagen en de
oogen naar beneden gewend. Moet hij slechts een
hoofd naderen, dan doet hg de gewone sembah en
spreekt met dezen, behoudens jn achtneming dor ge
bruikelijke beleefdheidsvormen,,als met zijns gelijken
en gaat verder zitten als zich in zijn nabijheid een
zitplaats bevindt.
Nu ergert het een Atjehsch hoofd als hij een amb
tenaar te spreken heoft, dat hij vóór dezen moet
blijven staan ten aanschouwe zijner onderhoorigen,
terwgl de ambtenaar zitten blijft en hem geen stoel
doet presenteeren, vooral als de afwikkeling der dienst
zaken uren lang kan duren. Deze wijze van beje
genen der hoofden van ten deelo onderworpen At
jehers dient in ons eigen welbegrepen belan" te worden
nagelaten.
De Pinang-Oazette van 29 Nov. bevat een hoofd
artikel waarin de toestand op Atjeh besproken
wordt en de redactie als hare meening te kennen
geeft,dat de lange duur van den oorlog geweten
moet worden aan de moeilijkheid om de Atjehers
in het binnenland te vervolgen, aan het slechts bjj
tusschenpoozen optreden van ons leger en de onvol
ledige blokkade door de vl.sot. Het blad gelooft
flat eene -werkelijke blokkade der geheele kust een
hoofdvereisohte is om de Atjehers tot onderwerping
te dwingende gedeeltelijke blokkades leiden tot
niets, daar door het opongebleven kustgebied al het
noodige, ook voor het geblokkeerde gedeelte, wordt
ingevoerd en binnengesmokkeld.
Hoe allernadeeligst zulk eene totale blokkade voor
den handel te Penang ook moge zgn, ja zelfs den
ondergang van verscheidene handelaars, die zaken
doen met Atjeh, ten gevolge zou hebben, is het
blad toch van meening dat zulk een doortastende
maatregel te verkiezen is boven de tegenwoordige
wijze van handelen, daar Penang er ten slotte wèl
hij zou varen, en fle handel zich daarna levendiger
en onder betero omstandigheden zon kunnen ont
wikkelen dan ooit te voren.
Blijkens telegram uit Berlijn was de toestand der
hoogbejaarde keizerin-weduwe Augusta zoodanig ver
ergerd, dat de Keizer ijlings van zijne jachtpar'ij
naar Berlijn is teruggekomen, om haar nog 's nachts
te bezoeken. Volgens nadere berichten waren de
leden der keizerlijke familie in den loop van den
dag herhaaldelijk bij haar geweest en is hare dochter,
de groothertogin van Baden, voortdurend bij haar
gebleven. De ochtendbladen vermelden thans den
dood der vorstin.
Ook prinses Bismarck, die zich op Friedriöhsruh
bevindt, lijdt aan een hevigen aanval van influenza,
zoodat prins Bismarck zijne terugreis naar Berlijn heeft
uitgesteld.
De ministerieele crisis in Spanje is nog niet op
gelost. De heer Sagasta is nog niet gereed met zijn
ministerie, maar men gelooft toch dat de liberale
leider zal slagen. De onderhandelingen met den
gewezen minister van oorlog, generaal Cassola zijn
mislukt, omdat deze officier een zeer kostbare leger-
hervorming verlangde, welke Sagasta niet kon toestaan.
Daarentegen schijnt het zeker dat generaal Lopez
Dominguo8 als minister van oorlog en de heer Ga-
mazo als minister van financiën zul optreden. In
dit geval zouden de protectionisten zegevieren.
Onder voorzitterschap van graaf Taaffe, den nu
weer geheel herstelden Oostenrijkschen minister
president, hield de Duitsch-Czechische commissie te
Weenen haar tweede bijeenkomst.
De heer Rieger, de leider der Oud-Czechen, was
nu aan het woord. Evenals de heer Von Plener,
de leider der Duitsch-liberalen in de eerste zittinjf
voor zijn partij had gedaan, lichtte nu dr. Rieger
uitvoerig het standpunt der Czechen in Boheme toe.
Evenwel voegde Rieger er bij, dat hij, bij het be
spreken van de wenschen der Czechen, alleen sprak
namens de conservatieve Oud-Czechen.
De mededeelingen van den heer Rieger werden
uitvoerig besproken, doch de ministers, die de bij
eenkomst bijwoonden, lieten zich nog niet uit over
de houding, welke de regeering bij dit geschil zal
aannemen.
De algemeene toestand in de Belgische kolendis-
tricten was gisteren onveranderd. Hier viel er eone
vermindering in het aantal werkstakers, zooals in het
Luiksche land, in de mijnen van Cockerül en Marihaye
ginds eene uitbreiding der werkstaking waar te nemen,
als in enkele mijnen in de Borinage. Gisteren na
middag te 4 uur moest er overigens, als gevolg der
voorloopige onderhandelingen door den gouverneur
der provincie, graaf d'CJrsel, Zaterdag 1.1. gevoerd,
te Charleroi eene samenkomt plaats hebben tusschen
de gedelegeerden van patroons en arbeiders, en men
achtte het niet onwaarschijnlijk, dat deze tot een
vergelijk en derhalve tot de hervatting van den arbeid,
althans in het bekken van Charleroi, zou leiden.
De vroegere ItaliaaDsehe Minister van Financiën
Magliani heeft in de Nuova Antologia een scherpe
critiek gegeven van het beleid van zijn opvolger, den
tegenwoordige^ Minister Giolitti. Het voor de be
grooting van 18891890 geraamde tekort van 55
millioen zal volgens hem zonder eenigen twijfel 81
miilioon beloopen wegens de uitgaven voor leger en
vloot. Voor de volgende begrooting schat hij het
tekort op ten minste 50, in plaats van 43 millioen.
Zulk een begrooting alleen met bezuinigingen in
evenwicht te willen brengen acht hij ongerijmd en
nieuwe belastingen alleen doeltreffend.
Zevenhonderd inboorlingen uit Zanzibar, Somali's
en Nubiëreen tien Europeanen vormden de expeditie,
waarmede Stanley zgn tocht ter bevrjjding van
Emin ondernam. Tevens was de expeditie vergezeld
van een man, wiens persoonlijkheid haar bij het
begin van onschatbare waarde beloofde te zgn, nl.
Tippo, Tip, het bekende Arabische hoofd en be
rucht slaven- en ivoorhandelaar.
Reeds in den beginne, nog in het gebied van
den Congo, had de expeditie met tegenspoed te
kampen: men leed honger en was gedwongen door
de avarjj aan een der schepen voor de Congo-
rivier bij Stanley-Pool zich lang op te houden.
Men zal zich nog het verhaal van den zendeling
Billington herinneren, die ofschoon over drie stoom
schepen beschikkend, alle hulp weigerde. Lange
overdenkingen en opmerkzame lezing van den bijbel
hadden hem, zeide hij overtuigd, van de onmoge-
lgkheid om te helpen. Bovendien had, hjj zelf ee»
zijner stoomers noodig om men weet niet waar een
vrouw te huwen, wier photographisch portret men
hem had getoond. Do naam Billington is bewaard
gebleven voor de nakomelingschap.
Te Yamboya, waar de Aroewiwi, een zijtak van
den Congo, ophoudt bevaarbaar te zijn, liet Stan
ley een vast kamp met majoor Barttelot achter,
die later in Mei 1888 meedoogenloos door de inboor
lingen werd vermoord. Van dat oogenblik af begint
voor Stanley een tjjdperk van tegenspoeden en
avonturen zonder voorbeeld, voor zjjn vrienden een
tjjd van angst en vrees. Tegen het einde van Aug.
1887 kon hij aan het Albert-Nyanza meer zijn.
De wereld echter bleef zonder tijding van hem
sedert den 18 Juni 1887 tot den 29 Dec. 1888,
meer dan 18 maanden of 551 dagen. Hij scheen
voor altijd verzwolgen door deze Afrikaansche terra
incognita, nog meedoogenloozer dan de zee, wjjl zjj
niet haar dooden weergeeft.
Gedurende dezen tijd werd tienmaal de onder
gang en de moord der expeditie gemeld.
Het was gedurende de Kerstdagen van het vorige
jaar, dat oen bjjna nog verschrikkelijker bericht
dan van Stanley's dood Europa ontzette. Emin en
Stanley, zoo verklaarde de veldheer yan den Mahdi,
Osman Digma, voor Soeakim staande en dit tot
de overgave willende dwingen, waren de gevange
nen van den Mahdi. De provincie van Emin was
in handen van den profeet gevallen en als bewjjs
van de gevangenschap der beide kloeken mannen
legde Osman Digma stukken van brieven, door
Emin en Stanley onderteekend, over. Thans weet
men dat Osman Digma slechts ten deele waarheid
sprak. De Mahdisten deden een i„val in de
Equatoriaal-provincie, maar Stanley is op het juiste
oogenblik verschenen om Emin te behoeden voor
het lot van Gordon.
Uit Stanley's brieven over het eerste gedeelte
van den weg, door de expeditie afgelegd, bljjkt dat
de reizigers, zoodra zij Yamboya in Juni 1887
hadden verlaten, reeds met de grootste tegenspoeden
hadden te worstelen. Wilde inlandsche stammen
varsperden hun den weg. Acht dagen lang trok
men een ware woestjjn door. Dyssenterie, honger
of eea afschuweljjk voedsel, dat de honden in
Europa, schrijft Stanley, zouden weigeren, doen de
gelederen dunnen. Luitenant Stairs wordt door een
vergiftige pijl in een schermutseling met inlanders,
die vijf man der expeditie doodden, getroffen.
Jephson, de achterhoedo bevelend, verdwaalt, raakt
Stanley kwijt en vindt hem eerst terug, nadat ook
hij van zjjn manschappen verscheidene heeft verloren.
Men ontmoet een bende Arabische slavenhandelaars
deze plunderen de troep, sleepen 26 man mede en
laten de overige naakt achter. Men is gedwongen
56 zieken achter te laten en de expeditie, van 390
man tot 175 verminderd, vervolgt gedurende 160
dagen haar weg door een uitgestrekt oerwoud, zoo
groot bjjna als Frankrijk en het Pyreneesch schier
eiland te zatnen, ondoordringbaar, waar het licht
van den hemel niet zichtbaar is en waar dwergen-
volkeren de expeditie bij elke schrede belemmeren.
Eindelijk den len Dec. 1887 ligt het duistere woud
achter hen en in het volle zonnelicht danst, huilt
men van vreugde. Nog 126 K. M. tot men Kaval-
lis, aan het Albert-meer, bereikt. Wederom worden
er manschappen verloren, hetzij tengevolge van de
uitgestane vermoeienissen, hetzij in nieuwe gevechten
met vjjandeljjke stammen. Eindelijk, den 15n Dec.
is men aan de plaats der bestemming aangekomen.
Emin, gewaarschuwd, snelt toe om met Stanley
te beraadslagen, maar Emin is besluiteloos of hij
trouw op zjjn post zal volharden dan wel terugkeeren
met Stanley. Deze laatste ongeduldig, bovendien
verontrust over het uitblijven van de achterhoede
der expeditie, te Yamboya achtergebleven, neemt
het heldhaftig besluit op zjjn schreden terng te
keeren en Barttelot tegemoet 4» trekken. Hij geeft
Jephson de opdracht Emin te bewegen zich bjj de
expeditie aan te sluiten.
Niet ver meer van Yamboya verwjjderd, ontmoet
Stanley den bjjna stervenden Bonny met het over
schot van Barttolots afdeeling. Wederom moet
men door de verschrikkelijke wouden trekken,
opnieuw wordt men door den honger en de afschuwe
lijke dwergen gekweld om ten aio'te den 20 De
cember 1888 weder het Albertmeer te bereiken,
waar men verneemt, hoe Emin's eigen troepen tegen
hem in opstand zijn gekomen, hoe zjj hem, bene
vens Jephèon, hebben gevangen genomen en Stanley
in een hinderlaag hopen te lokken. Omtrent de
daarop gevolgde gebeurtenissen, de invrijheidstelling
van Emin en Jephson, den gezamenljjken terug
tocht hebben de jongste brieven van Stanley mel
ding gemaakt
Dit vluohtige overzicht van den wonderbaarljjken
tcoht van den dapperen Amerikaanschen reiziger
schenkt reeds voldoende waarborg, dat het werk,
waarin hjj uitvoerig zjjn lotgevallen zal verhalen
en zijn voor de wetenschap gewichtige ontdekkingen