Biiitenlandsch Overzicht. l' 3323toStaats-loterij te gelijk den caiuon verlaten. De meesterknecht riep te midden van de algemeene ontsteltenis luid keels, dat men de kleinsten sou laten voorgaan, daar de anderen langer zonden kunnen ademhalen. De mannen gehoorzaamden en bezegelden met den meesterknecht hunne zelfverloochening door den dood. Het onbrandbaar maken van tponeeldecoratiën is ook maar betrekkelijk. In het „Theatre de la Bour se' te Brussel waren al de decoratiën van het stuk, dat er gespeeld werd, „onbrandbaar' gemaakt, en toch is in de puinhoopen van den schouwburg niets er van terug te vinden. Men meldt het overlijden van den heer Arthur Kavanagh, een gewezen lid van het Ëngelsche La gerhuis. De Ëngelsche bladen deelen o. a. de volgen de belangwekkende bijzonderheden omtrent hem mede De heer Kavanagh, die zondor armen en beenen ter wereld gekomen was, wist zich ondanks dat een der meest gewichtigste posities in zijn land te ver werven, werd lid, van het Lagerhuis, was een bekend rniter en vossenjager en een dor meest gevierde catueur» in de salons der beau-monde. Om te kunnen paardrijden had hij een zadel vafl^, eigen vinding la ten maken; daarop gezeten bestuurde hij zijn paard, door den teugel met de tanden vast te houden. Wan neer hij sohreef, hield hij eveneens de pen mot zijn tanden vast. Toen hij tot lid van het Lagerhuis gekozen was, moest het reglement van dit lichaam veranderd war den, daar het het verbodinhield, dat iemand, die geen lid er van was, de zittingszaal binnentrad. Daar de heel; Kavanagh zijn plaats niet kón bereiken aan in een rolstoel of op den rug van zijn knecht, be sloot het parlement, dat het den bediende van den nieuwen afgevaardigde vergund zou zijn in dé zaal te komen om zijn meester op diens plaats te bren gen of hem weer naar zijn rijtuig te dragen. Te Béziers heeft een dierentemmer, zijne kunsten in een beestenspel vertoonende, het publiek door heel wat nieuws willen, lokken. Hij bracht namelijk in het hok van een leeuw een gehypnotiseerd meisje, dat plat op den grond lag en waarover de leeuw, aangespoord door slagen met de karwats, moest heen- springen. De leeuw greep evenwel het meisje in den bek en wondde het vrij zwaar. Wel verre van nu. die gevaarlijke kunst te staken, herhaalde hij die op edt volgenden dag, en hei publiek, zoo het scheen nog meer dan vroeger op vertooning belust, kwam in nog grooter getale op. Het jonge meisje lag daar weergehypnotiseerd, en de leeuw werd aangespoord over haar heen te springen. Ditmaal greep hy haar hij het been en sleepte haar rond in het hok. De dierentemmer sprong 10e, en na een hevigen strijd gelukte het hem dén leeuw er toe te brengen het meisje los te laten. Het kind is echter in een deerlijken toestandhet been moest afgezet worden en men gelooft niet dat het meisje er het leren zal afbrengen. Het Journal de» Debat» vraagt, hoe het mogelyk is dat in een beschaafd land, waar het bij stieren gevechten verboden is de stieren te dooden, zulke dingen gebeuren kunnen. Het parket, zegt men, heeft een onderzoek bevolen. Thans een onderzoek? Waar om dergelijke gevaarlijke en barbaafltche kunsten niet vooraf verboden? Indien 'de dierentemmer schuldig is aan doodslag door onvoorzichtigheid, is de politie, die heeft laten begaan, zelfs nadat het eerste geval zich had voorgedaan, dan niet me- depliohtig Wil iemand, om zijn brood te ver dienen, zyn leven eiken dag in gevaar brengen, het zij zoo 1 Dat is zijne zaak. Maar het leven van anderen, nog wel van een gehypnotiseerd persoon, die zonder eenige verdediging is, in gevaar brengen dat gaat alle maat te buiten. Hiertegen moet de openbare meening ten krachtigste opkomen. Men heeft zóó dikwijls gehoord, dat het eigenlijk de Duitsche schoolmeester is, die den slag van Sadowa heeft gewonnen, en da' eigenlyk aan hem het Duitsche leger zyn voortreffelijkheid te danken heeft, dat men met grond zou mogen verwachten, dat in het Dnitsche leger-zelf de schoolmeester met bijzondere onderscheiding zou behandeld worden. Merkwaardig genoeg is juist het tegenovergestelde het geval. In den duitschen Rijksdag is den 13n Januari 11. de zaak ter sprake gebracht, en daarbij zijn bijzonderheden aan het licht gekomen, die ook vau een meer algemeen standpunt de aandacht verdienen. De afgevaardigde, die deze zaak ter sprake bracht, was Richter. Reeds dikwijls was in de dag bladen geklaagd over mishandelingen en beleedi- gingen, waaraan Duitsche onderwijzers, die voor herhalingsoefeningen waren opgeroepen, omdat zij onderwijzer» waren, van de zijde van officieren en onderofficieren hadden blootgestaan. Dit had Richter aanleiding gegeven tot het instellen van een onder zoek als vrucht daarvan legde hij aan den Rijksdag over negentien brieven, welke allen betrekking had den op de najaarsoefeningen in October 11. en allen geschreven waren door onderwijzers, die het recht meenden te hebben, zich ernstig te beklagen over beschimpingen en mishandelingen, welke óf zij-zelven van hoogeren in rang ondergaan hadden, of wel waarvan zy bij ambtgenooten getuigen waren ge weest. De feiten bleken te hebben plaats gehad in alle streken van Dnitsehlanddie waaromtrent aan Richter nauwkeurige mededeelingen v aren verstrekt, kwamen voor in de garnizoensplaatsenKonings bergen, Gumbinnen, Danzig, Stralsund, Graudenz, Cottbus, Breslau, Erfurt, Hamburg, Brunswijk, Celle en Trier. r Het uitschelden en beschimpen van de onderwij zers op het exercitieveld door officieren en onder officieren schijnt eigenlijk algemeen te zijn geweest. „En ik spreek hier niet van Caeernenkofbliilhen," zeide Richter, „van zeker soort ruwe scherts, die op het exercitieveld vergeeflijk moet geacht worden, maar van uitdrukkingen, die zoowel hen die ze be zigen als hen ten opzichte van wie zij gebezigd worden volkomen onwaardig zijn." Richter noemde vervolgens een geheele litanie van scheidwpordeé op, die den onderwyzers naar het hoofd «%ren ge worpen, en eindigde met te zeggen dat hem nog veel andere waren medegedeeld, zóó gemeen, dat hij ze zelfs niet in 'een particulier gesprek zou willen herhalen, laat staan ze in het publiek mededeelen. Ook was het niet altyd bij woorden gebleven: te Trier bijv. had een onderwijzer bij het exerceereu van een luitenant twee zoo geduchte oorvegen ont vangen (Richter noemde den naam van den onder wijzer en van den officier), dat eerstgenoemde twee dagen lang met een gezwollen gezicht in de kazerne had moeton blijven. Volgens mededeelingen in on derwijsbladen en locale couranten waren elders, ook- in Beieren, onderwijzers wegens geringe fouten, bjy het exerceeren begaan, formeel op stokslagen ont haald. En wat by dit alles hat sterkste iseen en ander uit afkeer van hun stand en beroep. Telkens en overal werden de schoolmeesters in het byzijn van den geheelen troep, waaronder zich in de meeste gevallen stad- of dorpsgenooten bevonden, die even eens als Ilei&nnsten waren opgekomen, uitgemaakt voor al wat leelijk was. De bloemlezing, door Richter in den Ryksdag ten beste gegeven, wekte nu en dan groote hilariteit, maar wees toch inderdaad óp toe standen, die diep treurig moeten genoemd worden. „Vervloekte schoolmeesters, Fihelhelden (a-b-c- helden), ik heb liever met honderd Kamaroen- negers te doen dan met een van jolui 1" schreeuwde een luitenant. Te Hamburg dreigde een andere een stok te laten halen, om de schoolmeesters van zijn compagnie te behandelen gelijk zy de school knapen doen. Een sergeant te Cottbus legde aan een schoolmeester de straf op, honderd maal voor hem te schrijven„Wij schoolmeesters zyn allen ossen." In dezelfde garnizoensplaats geschiedde het volgende. Een onderwijzer vergiste zich bij eender handgrepen van het geweer. „Bataljon halt ("com mandeerde de luitenant. „Wat ben je?" „Onder wijzer." „Veel harder," zei de officier, „dat iedereen het hoort„Onderwijzer," riep de mau zoo hard als hij kon. „Ja wel, onderwijzer," hernam de luitenant, het woord richtende tot de overige manschappen, „kykt mo dat varken eens aanhij is onderwijzer, en omdat hij een paar examens gednan heeft, gelooft hij dat hij veel knap per is dan jeluimaar hy is even dom en nog dommer dan éóu van allen." In tegenwoordigheid van de slachtoffers-zelven en van den geheelen troep werden op vele plaatsen de onderofficieren door de officieren openlijk aangespoord, om de onderwijzers toch maar te „negeren" zooveel zy konden. In Stralsund bijv. zeide eon officier tot de onderoffi cieren „De schoolmeesters zyn de brutaalsten, nekmen Sie die Leute hock, »o dat» sie am Leben ver zagen." In Silezië zeide een officier tot don Eeld- weber, vau de onderwijzers sprekende «Jagen »ie doch die Hun de bi» tie verrecken." „De onder wijzers zyn de vloek der natie." liet zich een andere officier uit ten aanhooren van zijn ondergeschikten „zij zyn het, die de revolutionnaire beginselen uit strooien onder het volk." Weder een ander vér- klaarde doodeenvoudig, dat een schoolmeester eigen lijk geen mensch is. Bij deze en nog een groot getal andere door hem medegedeelde feiten noemde Richter nauwkeurig namen en plaatsen. Ook verzuimde hij niet te doen opmerken, dat de personen, die aldus toegesproken en behandeld werden, mannen waren van gemiddeld vijf-en-twintigjarigen leeftijd, (sommige ook van 27 en 29 jaar) van welke velen reeds aan het hoofd van een school stonden, en dat zy al deze beleedi- gingen van hun persoon en hun ambt te verduren' hadden dikwijls in tegenwoordigheid van school knapen onder het publiek en bijna altyd van bekenden en jongere landslieden van veel minder beschaving. Door niemand in de ^vergadering,'ook niet door den minister van Oorlog, generaal Von Verdy du Vernois, werd de waarheid der door Richter mede gedeelde feiten in twijfel getrokken. Allen, ook de minister, namen als een algemeen befende en niet te loochenen waarheid aan, dat de onderwyzer in het duitsche leger blootstaat aan veel beleedigingen zy nu tusschen de beide heoren, zeer weinig aan zooveel oplettendheden gewoon, tamelijk verlegen naar den regen te zien, die eindelijk eenigszins min der Werd, waarvan zij dadelijk gebruik maakte om verder te gaan. Toen zij het parkhek genaderd waren, nam Laurence Reade afscheid en de anderen gingen door. „Een aardige, beste jongen," begon mijnheer, zoo dra ^j uit het gezicht was„juist iemand zooals ik over eenige jaren myn zoon zou hebben gewenscht: eerlijk en openhartig, en daarbij een knappe vrooMjke kerel. In de geheele buurt'is geen jong meisje, dat voor Laurence geen blosje en glimlachte zou overhebben." r Dit achtte Violet juist niet zulk eene aanbeveling als het in de oogen van mijnheer was, maar zij zeide niets en hij vervolgde: „Hy is zooveel waard ak de geheele overige familie te zamen. De oude heer een verwaande, kleingeestige nulzijne moeder een slecht gekleed wezen, (lat alleen wordt staande gehouden door hét besef harer hooge waardigheid als arme dochter ven een graaf; zijne zusters domme schepseltjes; zijn jongste broer een gek te meer. Maar zij hebben Laurence met hun allen niet kunnen bederven. Het kan zijn dat hij ook met enkele hunner vooroordeelen is behept, maar vanhunne kleingeestige, dwaze ^genschappen heeft hij er geene. U kunt dien een- voudigen jongen nog niet waardeeren, juffrouw, maar de menschen oqrdeelen soms geheel verkeerd. Ik verzeker u, door een aantal menschen hier in den omtrek word ik veroordeeld, eenvoudig omdat ik gaarne te paard rijd en, wat het ergste van allés is, viool speel." „Speelt u viooj? O, dat vind ik heerlijk!" „Houdt u daar zooveel van? Arm kind, laat ik u raden die voorliefde niet te bekennen zoolang u in dit gezegend oord leeft; zij stellen vioolspelen hier op ééne lijn met de zwarte kunst. Men heeft mij bepaald verdacht, 'Elzenhof met mijne viool te hebben betooverd. Sommigen van .de boeren be weren ronduit, dat de heesters bij den vijver van zelf op het middernachtelijk uur beginnen te spelen als zij dan toevallig worden aangeraakt". i,0 mijnheer, maakt u het niet wat al te erg met de boeren?" „Volstrekt nietu zult dit zelf spoedig genoeg ondervinden. Maar als u niet bang zijt voor hekserij en kwade praktijken, wil ik u met mijne viool gaarne eens kennis laten maken; u moet mij dan zeggen hoe u haar klank vindt." Zij waren al pratende het hek van de plaats inge wandeld, en' toep zij nu het grindpad tervolgden, zag zij eene vrouwelijke gedaante tusschen de boomen. De storm had den avondhemel zoo donker gelatenj dat Violet zonder haar scherp gezicht het niet zou hebben kuipten zien. Zelfs hu kon zij haar niet herkennen, maar slechts gissen dat' het mevrouw Rajrner was. De gedachte, ook thans weder die groote grijze oogen op haar te tien gericht, juist zooals od den avond van hare aankomst, was haar zeer onaangenaam. Het verheugde haar dat mijnheer dien kant niet opzag, maar bedaard bleef voort- praten tot zij aan het huis waren. Voor Violet naar boven ging om hoed en mantel af té leggen, bracht zij haar kerkboek in het kastje op de leerkamer. Het raam stond nog open en zij ging even zien,' of het ook had ingeregend. Het was donker in de kamer en hierdoor kon zij de vrouw, die zij tusschen de boomen had gezien en die thans met groote stappen en over de bloembedden heen koers zette naar de groote laan, duidelyk zien, zonder gezien te worden. Toen zij dichterby kwam herkende Violet haar. Het was Sarah, de meid. Waarom wist Violet niet recht, maar zij wps een weinig bang voor haarzij was zoo lang ep zoo sterk, en zij had zulke scherpe oogen en zulxe vreemde manieren. Zij was nog slechts een paar schreden van de kamer verwijderd, waar Violet in het donker en achter de gordijn verscholen bij het raam stond, toen mijnheer aankwam vliegen en Sarah van achturen bij haar mouw greep. Zij keerde zich niet om, deed ook geen uitroep, maar- stoyd als met een. schok stil. „Wat hadt je daar straks tusscffen-de heesters- te doen, Sarah?" vroeg hij bedaard. „Als jé aan frissche lucht behoefte hebt, dan "rijn de pinden en de groote laan beter tot wandelengeschikt. Door zulk kruipen tusschen de heestoj-s <j<Jor, dwars over de bloembedden, beschadig je de bloemen en jezel/." e* Wordt vervvolgt 4 en mishandelingen. Maar, zeide de minister, waarom beklagen zy zich niet dadelijk Natuurlijk keurde hij de scheldwoorden en beleedigingen af. Ook waren reeds nu en dan offlciereD daarvoor gestraft elke aanklacht, bij de bevoegde autoriteit ingediend, zou streng onderzocht worden. In de Ned. Sport wordt over eene voetreis van Amsterdam naar Jerusalem, door den Amerikaan mr. William Edwin Millor, het volgende geschreven Den 3n November 11. 's morgens ging hij op weg. Zyn uitrusting bestond in een ransel, voorzien van een gekleed pak, een paar schoenen, toiletartikelen en twee verschooningenverder had hy een com pleet photographietoestel bij zich, benevens een wan delstok, die tevens als parapluie dienst deed. Op dit oogenblik te Venetie, zond hij aan den heer L. C. Dudok de Wit een schrijven, bevattende het eerste gedeelte van zijne reis, hetwelk in hoofd taak als volgt lnjdt: „Ik verliet Amsterdam op den morgen van den 3n November 11. en>bpreikte binnen 54 dagen Ve netie (den 27n December), waar ik tot heden 3 Jan. vertoef. Gij zult ongetwijfeld zeggen, dat ik het op mijn gomak heb aangelegd, doch de dagen waren kort en aanhoudende regens, die de wegen nagenoeg onbegaanbaar maakten, vertraagden mijnen voortgang. In eenige steden, die ik doortrok, bracht ik een ge heelen dag door en bezichtigde de merkwaardigheden, vertoefde 4 dagen te Zurich en liet mij daar eon mantel en lederen beenstukked maken voor mijn tocht Över de Alpen, en in aanmerking nemende de vele uitstapjes (altijd te voet), die ik buiten den gekozen weg maakte, geloof ik, dat ik don afstand over het vastenland in 25 a 80 werkelijke wandel- dagen aflegde, en bepaald den dubbelen afstand tusschen Amsterdam en Venetië gemaakt heb. Ik verzeker u echter, dat ik het den geheelon weg alles behalve gemakkelijk gehad heb. Waarschijn lijk hebt gij het verhaal gelezen, dat ik ter nau- wernood den dood ontsnapt ben in den St. Gothard- pas. Uitgezonderd een paar weken gedurende de zomermaanden, is de St. Gothard-pas, sinds de ope ning van den St. Gothard-tunnel in 1882, gesloten, en iedereen zeide ray, dat, om te trachten de Alpen door den St. Gothard-pas in dit jaargetijde over te trekken, boven menschelijken krachten ging. Te Zurich bevestigden eenige leden van de AlpencluJ# al hetgeen ik reeds over den toestand vaneen pas gehoord had. De boeren zagen mij medelijdend aan, toen ik hun mededeelde, dat ik het toch zou beproeven deu pas door te trekken. Ondanks dit alles sukkelde ik voort door wind en sneeuw tot Hospicethal, een stadje gelegen juist beneden den ingang tot den pas, en bereikte dit den 10 December. De postdirecteur, by wien ik vertoefde, vertelde mij, dat zooverre hem bekend was, niemand sinds den 1 October beproefd had den pas door te gaan. Dit ontnam my echter den moed niet, en den volgenden morgen te 6 ure 45 min. verliet ik Hospicethal en ving de* beklimming aan. Ik zal niet beproeven alles te beschrijven wat ik ondervondik zou het werkelijk niet kunnen. Wanneer de pas in goeden toestand is, wordt de afstand op 5 uren stevig wan delen geschat. Toen ik omstreeks twee uren gereisd had, kwam mij verblindende sneeuw- en wind storm tegemoet, om myn toestand nog ellendiger te maken, bevond ik dat de sneeuw steeds in hoogte toenam. Maar ik waadde en strompelde steeds voort, enkel nu en dan een oogenblik pauseerende, om de kennis te hernieuwen met den inhoud van myne veldflesch. Ten langeu leste nagenoeg geheel uitgeput, bereikte ik het Hospitium, lfe tweeman nen, die er vertoeven, zorgden gedurende den nacht voor my en toen des morgens de sneeuwstorm mat bedaarde, geleidde een hunner mij tot Airola. i/Gy zult dit wel eene tamolijk zwakke beschrij ving vinden van hetgeen ik ondervond bij het over dekken der Alpen. Daar het Iaat wordt, ben ik genoodzaakt dit onbeduidend verhaal te eindigen, ïhdien de pers het waardig acht om mijne helden daad te vermelden, wees dan zoo vriendelijk een nummer,, waarin het voorkomt, aan de New-York World te zenden. Morgen ochtend 4 Jan. vertrek ik naar Alexandrië, Egypte, en ben dan voornemens de Nyloevers te volgen (altijd te voet), hoe ver weet ik nog niet. Van Egypte ga ik naar Palestina. Indien gij lust gevoelt my te schrijn en gij zult mij daarmede een bijzonder groot genoegen doen adresseer dan uw brief naar Jerusalem (Palestina)." ïDe kinderen in de Tilden-school te Detroit wa ren reeds sedert eenige weken vol verlangen omdat men hun een feestje beloofd had. Miss Sanders be steedde voel moeite aan het oefenen der kinderen in het zingen van een bij die# gelegenheid voor te •ragen lied met begeleiding van piano. Donderdag- WjljpfJdag na de schooluren werd er door de kinde- rp een algemeene Repetitie gehouden in costuum waarbij de onderwijzeressen Dora Wodsworth en 1 Lucy Priest ook hare hulp verleenden. Even na 4 uur waren omtrent vierhonderd kinderen, gekleed in van watten vervaardigde kleederen Om sneeuw af te beelden en geleid door Edward Wheeler, die als Sint-Nikolaas verkleed was met langen baard en lange jas, ook van watten gemaakt, rondom de pianor, geschaard om hot lied te zingen. Toen ze het tweede vers zouden beginnen, was 't in het vertrek zoo duister geworden, dat miss Sanders een der kinderen uitzond om eene kaars te balen. Het kind liep met de brandende kaars naar de piano en op een wenk van miss Sanders hief het koor weer het lied aan. Hunne gedachten waren zoo ingespannen op het zingen gevestigd, dat niemand bespeurde, dat Edua Holland, een der kinderen, zoo dicht bij de vlam der kaars kwam, dat haar jurk in brand geraakte. In een oogenblik was het kind geheel in vlammen gehuld. Voordat iemand haar kon aanraken, vloog ze door de opeengedrongen kinderschaar heen naar een waterbak aan het eind van het vertrek, waar ze insprong, de waterkraan opende en de vlammen bluschte, nadat ze ernstige wonden aan hoofd en schouders ontvangen had. Terwijl ze door de kinderen heendrong, deelden de vlamiüen zich ook aan de kleederen van velen dezer mede, zoodat in een ongelooflijk korten tijd zij, die rondom de piano stonden, in vlammeü ge huld waren. Zoodra hij het gevaar zag, wierp Ed ward Wheeler zijn valschen baard en zijn lange jas af, spoedde zich naar de audere zijdo van het vertrok, haalde de vlaggen, waarmede de muur aldaar was versierd, naar beneden en de kinderen een voor een opnemende, doofde hij de vlammen uit door er de vlaggen stijf omheen te drukken. Hij werd hierin dapper geholpen door Alexander Mc. Millan, die spoedig zijn voorbeeld volgde. Beide knapen kregen ernstige brandwonden aan hoofd en aangezicht. Ondertusschen heerschte er de grootste verwar ring. Hals over hoofd vlogen de kinderen naar de trap, waar verscheidene werden vertreden en ver drukt. Zoodra de eerste kinderen de straat bereik ten, riepen ze «brand" en er werd terstond alarm gemaakt. Dicht achter degenen, die ongedeerd op straat gekomen waren, snelden drie kinderen met brandende kleederen do straat op. J. H. Hooper, die juist voorbij de school kwam, vri*ok zijn jas uit en bluschte de vlammen bij twee der kinderen, terwijl het leven van het dorde waarschijnlijk gered werd door mr. Dudley, die zijn jas om de brandende kinderen sloeg en ze zoo uitdoofde. Ondertussclien was de brandweer gekomen, die spoedig den brand in de schóól had gebluscht. Het tooneel om het schoolgebouw was zoo vol van schrik en verwarring, dat het alle beschrijving te boven gaat. Een troep kinderen kwam hals over hoofd de trap afsnellen, terwyl andoren hun hoofd uit de ramen staken, en oqi hulp riepen. Een be wegelijke, dicht opeen gedrongen menschenmassa stond in deftraat, hulpeloos naar het schoolgebouw ziende, terwijl ze de angstkreten der brandende kin deren hoorden, totdat ze door de politie uiteen ge- dreveu werden. Jennie Lankshear. die aan de piano zat toen het ongeval plaats had, gekleed id een met watten be- lekte japon, had zelfs geen tijd om zich te bewe gen, en werd do r mrs. James Müller op het piano stoeltje zittende gevonden met nauwiijks een stuk kleeren aan haar lichaam, dat van het hoofd tot de voeten gebrand was. Ze was zoo verschrikt, dat ze zelfs haren naam niet noemen kon noch zeggen waar ze woonde. Mrs. Miller nam het kind in hare armen en% droeg het naar beneden en, vandaar naar ifllfe. Miller's woning. Verscheidene andere kinderen wer den .haast verstomd van schrik in een hoek der kamer opeen gedrongen gevonden, sommigen ernstig gebrand. JennieLankshear, 15 jaren oud, is denzelfden avond no£ ten huize van mrs. Miller- overleden. Naar men vreest zullen de volgenden niet van de bekomen wonden herstellenNellie Westgate, 13 jaren oud; Bertha Moody, 12 jaren oud; "Lucy Kenshaw, 15 iaren oud en Bessie Bamford, 14 jaar oud. Nog elf Kinderen zijn ernstig gewond en velen daarenboven lichter. Bertha Moody, Edith Wheeler en Nellie West- gate zijn aan de bekomen brandwonden overleden. {Grondwet.), In den Franschen ministerraad heeft gisteren Q& minister van financiën zijn voornemen te kenneu gegeven, yog deze week aan zijq ambtgefiooten voor te leggen een wetsontwerp tot verlaging van de grondbelasting. De herziening der belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommeu nqeft zulke gunstige uitkomsten opgeleverd, dat tot bedoelde verlaging overgegaan kan worden. De lompe houding van Engeland tegenover het kleine Portugal is natuurlijk nog het onderwerp, dat overal besproken wordt. Behalve in de Ëngelsche bla den lioort men nergens een woord tot verdediging; de Duitsche kranten laten zich niet zoo heftig uit als de Fransche, maar in den grond der zaak ver- oordeelen zij de brutaliteit even sterk. Vrienden trouwens, die uit neiging de verdediging aauva&rden, heeft Engeland nooit gehad, 'theeft 'took nooit er naar gemaakt om ze te krijgen. Ook indien men de rechtsvraag nog daarlaat, is de wijze van behan deling zoo stuitend, dat dit alleen reeds genoeg is om de lompheid van Engeland te karakteriseeren. Tegen de kleinen durft het groote Engeland, tegen over de grooteo blaft 't maar bijt niet, omdat 't niet durft. Engelands handelwijze is zoo vreemd, dat men reeds gevraagd heeft, of er een bijzondere reden bestond om zoo plotseling van toon te veranderen en met een ultimatum voor den dag te komen, waar voor slechts 24 uren tyd werd gelaten. Men heeft eerst gedacht, dat er een soort van misverstand ten grondslag lag en wel ten opzichte van de opvatting van het status quo. Salisbury zou hieronder verstaan hebben dat Portugal zoowel uit Sjiréland als uit Mashonaland alle expeditiën, troepen en ambtenaren zou terugtrekken en zoo de zaken weer in den toe stand brengen, waarin zij eenigen tyd geleden waren, eer er van een conflict sprake was. Portugal daar-^ entegen schijnt de belofte, dat het geen militaire expeditiën meer zou uitzenden, totdat men het over de grensbepaling eens geworden was, voldoende ge acht te hebben en tevens onder het status quo ook verstaan te hebben, dat Engeland zich zoolang oven- zeer als Portugal van alle militaire expeditiën in de betwiste streken onthouden zou. Deze opvatting van Portugal zou Salisbury zoo aannemelijk gevonden hebben, dat de overigens verzoeningsgezinde toon van Portugals antwoord hem niet*van het zenden van een ultimatum terughouden kon. Deze reden dunkt ons echter niet zeer steekhou dend, verklaart althans niet genoegzaam Salisbury's verandering van toon en houding. Meer waarschijn lijkheid is er voor de bewering, van de Times, vol gens welke het ultimatum niet zoo zfcer het gevolg is van een verschil van opvatting van het status quo, dan wel van het bericht, dat Salisbury ongeveei* gelijktijdig met het Portugeesche antwoord ontvifig van den Engelschen consul in Mozambique, dat de expeditie van Serpa Pinto bezig was de bezette punten in Makololo-land te versterken en er be- zetting in te leggen. Op £#>nd van deze berichton eischte Engeland onmiddellijke ontruiming van het Schire-, Makoio- en Mashona land. Deze verklaring wordt ondersteund door de woorden van het ultima tum, waarvan de Times den tekst meedeelt. De New York Herald bevat het verrassende nieuwtje, dat dje ontbinding van het Ëngelsche parlement en nieuwe verkiezingen binnen zes maanden zijn te ver wachten, daar de regeering niet, als eertijds lord Beaconsfield na zijn terugkomst uit Berlyn, het gunstig oogenblik ongebruikt willen laten voorbygaan. De toestand van lord Harrington is gunstiger ge worden. Met jde Boheemsche conferentie te Weenen sehynt het zeer goed te gaan. De leden zijn nu gevorderd tot de lastigste quaesrie, de regeling van de verhou ding tusschen de Duitsche en Czechische talen. Of men het daarover eens zal worden, is zeer te be twijfelen, maar toch zijn reeds eenige andere punten van geschil op bevredigende wijze uitgemaakt. Graaf Taaffe is tot dusver zeer tevreden ovef den uitslag der beraadslagingen, welke in menig opzicht de verwachtingen, die trouwens niet hoog waren gespannen, heeft overtroffen. 5e Klasse. Trekking van Woensdag 15 Januari. Prijzen van 70. 139 2854 5826 8624 11200 14024 16193 19294 310 3301 6395 8720 11211 14062 16194 19569 393 3691 6492 8843 11252 14188 16196 19619 597 3916 6516 9016 11287 14191 16891 19698 626 3929 6631 9161 11379 14671 1651Ó 19820- 701 3982 6678 9256 11461 14680 16589 19837 898 4172 7278 9266 11784 14748 16599 19860 1093 418EL7358 9416 12277 14753 16974 19935 1386 4249 7408 9436 12362 14826 17120 19973. 1486 4282 7417 9711 12594 14849 17214 19991 1517 4356 749710015 12742 14885 17365 20091 1527 4703 771310031 12768 14899 17508 20201 1664 4787 7798 10293 13083 *15019 17520 20208 1671 4815 792710298 13190 15038 17553 20248 1771 4976 799210327 13351 15097 17688 20428 1787 5076 806710463 13417 15188 17878 20526 1791 5146 8162 1047Ï 13543 15349 18080 20620 1830 5166 3163 10594 13626 15365 18609 20678 1922 5439 829610625 13830 15397 18620 -20697 "2200 5530 8327 10658 13874 15681 1904'8 20791 2209 5650 834210755 13885 15732 19126 20820 2356 5764 8364 11031 13920 15795 19204 20881

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2