Biiitenlandsch Overzicht. l'
3323toStaats-loterij
te gelijk den caiuon verlaten. De meesterknecht
riep te midden van de algemeene ontsteltenis luid
keels, dat men de kleinsten sou laten voorgaan,
daar de anderen langer zonden kunnen ademhalen.
De mannen gehoorzaamden en bezegelden met den
meesterknecht hunne zelfverloochening door den dood.
Het onbrandbaar maken van tponeeldecoratiën is
ook maar betrekkelijk. In het „Theatre de la Bour
se' te Brussel waren al de decoratiën van het stuk,
dat er gespeeld werd, „onbrandbaar' gemaakt, en
toch is in de puinhoopen van den schouwburg niets
er van terug te vinden.
Men meldt het overlijden van den heer Arthur
Kavanagh, een gewezen lid van het Ëngelsche La
gerhuis. De Ëngelsche bladen deelen o. a. de volgen
de belangwekkende bijzonderheden omtrent hem mede
De heer Kavanagh, die zondor armen en beenen
ter wereld gekomen was, wist zich ondanks dat een
der meest gewichtigste posities in zijn land te ver
werven, werd lid, van het Lagerhuis, was een bekend
rniter en vossenjager en een dor meest gevierde
catueur» in de salons der beau-monde. Om te kunnen
paardrijden had hij een zadel vafl^, eigen vinding la
ten maken; daarop gezeten bestuurde hij zijn paard,
door den teugel met de tanden vast te houden. Wan
neer hij sohreef, hield hij eveneens de pen mot zijn
tanden vast.
Toen hij tot lid van het Lagerhuis gekozen was,
moest het reglement van dit lichaam veranderd war
den, daar het het verbodinhield, dat iemand, die
geen lid er van was, de zittingszaal binnentrad. Daar
de heel; Kavanagh zijn plaats niet kón bereiken aan
in een rolstoel of op den rug van zijn knecht, be
sloot het parlement, dat het den bediende van den
nieuwen afgevaardigde vergund zou zijn in dé zaal
te komen om zijn meester op diens plaats te bren
gen of hem weer naar zijn rijtuig te dragen.
Te Béziers heeft een dierentemmer, zijne kunsten
in een beestenspel vertoonende, het publiek door heel
wat nieuws willen, lokken. Hij bracht namelijk in
het hok van een leeuw een gehypnotiseerd meisje,
dat plat op den grond lag en waarover de leeuw,
aangespoord door slagen met de karwats, moest heen-
springen. De leeuw greep evenwel het meisje in den
bek en wondde het vrij zwaar. Wel verre van nu.
die gevaarlijke kunst te staken, herhaalde hij die op
edt volgenden dag, en hei publiek, zoo het scheen
nog meer dan vroeger op vertooning belust, kwam
in nog grooter getale op. Het jonge meisje lag daar
weergehypnotiseerd, en de leeuw werd aangespoord
over haar heen te springen. Ditmaal greep hy haar
hij het been en sleepte haar rond in het hok. De
dierentemmer sprong 10e, en na een hevigen strijd
gelukte het hem dén leeuw er toe te brengen
het meisje los te laten. Het kind is echter in een
deerlijken toestandhet been moest afgezet worden
en men gelooft niet dat het meisje er het leren zal
afbrengen.
Het Journal de» Debat» vraagt, hoe het mogelyk
is dat in een beschaafd land, waar het bij stieren
gevechten verboden is de stieren te dooden, zulke
dingen gebeuren kunnen. Het parket, zegt men, heeft
een onderzoek bevolen. Thans een onderzoek? Waar
om dergelijke gevaarlijke en barbaafltche kunsten
niet vooraf verboden? Indien 'de dierentemmer
schuldig is aan doodslag door onvoorzichtigheid,
is de politie, die heeft laten begaan, zelfs nadat
het eerste geval zich had voorgedaan, dan niet me-
depliohtig Wil iemand, om zijn brood te ver
dienen, zyn leven eiken dag in gevaar brengen, het
zij zoo 1 Dat is zijne zaak. Maar het leven van
anderen, nog wel van een gehypnotiseerd persoon,
die zonder eenige verdediging is, in gevaar brengen
dat gaat alle maat te buiten. Hiertegen moet de
openbare meening ten krachtigste opkomen.
Men heeft zóó dikwijls gehoord, dat het eigenlijk
de Duitsche schoolmeester is, die den slag van
Sadowa heeft gewonnen, en da' eigenlyk aan hem
het Duitsche leger zyn voortreffelijkheid te danken
heeft, dat men met grond zou mogen verwachten,
dat in het Dnitsche leger-zelf de schoolmeester met
bijzondere onderscheiding zou behandeld worden.
Merkwaardig genoeg is juist het tegenovergestelde
het geval. In den duitschen Rijksdag is den 13n
Januari 11. de zaak ter sprake gebracht, en daarbij
zijn bijzonderheden aan het licht gekomen, die ook
vau een meer algemeen standpunt de aandacht
verdienen.
De afgevaardigde, die deze zaak ter sprake bracht,
was Richter. Reeds dikwijls was in de dag
bladen geklaagd over mishandelingen en beleedi-
gingen, waaraan Duitsche onderwijzers, die voor
herhalingsoefeningen waren opgeroepen, omdat zij
onderwijzer» waren, van de zijde van officieren en
onderofficieren hadden blootgestaan. Dit had Richter
aanleiding gegeven tot het instellen van een onder
zoek als vrucht daarvan legde hij aan den Rijksdag
over negentien brieven, welke allen betrekking had
den op de najaarsoefeningen in October 11. en allen
geschreven waren door onderwijzers, die het recht
meenden te hebben, zich ernstig te beklagen over
beschimpingen en mishandelingen, welke óf zij-zelven
van hoogeren in rang ondergaan hadden, of wel
waarvan zy bij ambtgenooten getuigen waren ge
weest. De feiten bleken te hebben plaats gehad in
alle streken van Dnitsehlanddie waaromtrent aan
Richter nauwkeurige mededeelingen v aren verstrekt,
kwamen voor in de garnizoensplaatsenKonings
bergen, Gumbinnen, Danzig, Stralsund, Graudenz,
Cottbus, Breslau, Erfurt, Hamburg, Brunswijk, Celle
en Trier. r
Het uitschelden en beschimpen van de onderwij
zers op het exercitieveld door officieren en onder
officieren schijnt eigenlijk algemeen te zijn geweest.
„En ik spreek hier niet van Caeernenkofbliilhen,"
zeide Richter, „van zeker soort ruwe scherts, die op
het exercitieveld vergeeflijk moet geacht worden,
maar van uitdrukkingen, die zoowel hen die ze be
zigen als hen ten opzichte van wie zij gebezigd
worden volkomen onwaardig zijn." Richter noemde
vervolgens een geheele litanie van scheidwpordeé
op, die den onderwyzers naar het hoofd «%ren ge
worpen, en eindigde met te zeggen dat hem nog
veel andere waren medegedeeld, zóó gemeen, dat hij
ze zelfs niet in 'een particulier gesprek zou willen
herhalen, laat staan ze in het publiek mededeelen.
Ook was het niet altyd bij woorden gebleven: te
Trier bijv. had een onderwijzer bij het exerceereu
van een luitenant twee zoo geduchte oorvegen ont
vangen (Richter noemde den naam van den onder
wijzer en van den officier), dat eerstgenoemde twee
dagen lang met een gezwollen gezicht in de kazerne
had moeton blijven. Volgens mededeelingen in on
derwijsbladen en locale couranten waren elders, ook-
in Beieren, onderwijzers wegens geringe fouten, bjy
het exerceeren begaan, formeel op stokslagen ont
haald. En wat by dit alles hat sterkste iseen en
ander uit afkeer van hun stand en beroep. Telkens
en overal werden de schoolmeesters in het byzijn
van den geheelen troep, waaronder zich in de meeste
gevallen stad- of dorpsgenooten bevonden, die even
eens als Ilei&nnsten waren opgekomen, uitgemaakt
voor al wat leelijk was. De bloemlezing, door Richter
in den Ryksdag ten beste gegeven, wekte nu en dan
groote hilariteit, maar wees toch inderdaad óp toe
standen, die diep treurig moeten genoemd worden.
„Vervloekte schoolmeesters, Fihelhelden (a-b-c-
helden), ik heb liever met honderd Kamaroen-
negers te doen dan met een van jolui 1" schreeuwde
een luitenant. Te Hamburg dreigde een andere
een stok te laten halen, om de schoolmeesters van
zijn compagnie te behandelen gelijk zy de school
knapen doen. Een sergeant te Cottbus legde aan
een schoolmeester de straf op, honderd maal voor
hem te schrijven„Wij schoolmeesters zyn allen
ossen." In dezelfde garnizoensplaats geschiedde het
volgende. Een onderwijzer vergiste zich bij eender
handgrepen van het geweer. „Bataljon halt ("com
mandeerde de luitenant. „Wat ben je?" „Onder
wijzer." „Veel harder," zei de officier, „dat
iedereen het hoort„Onderwijzer," riep de mau
zoo hard als hij kon. „Ja wel, onderwijzer,"
hernam de luitenant, het woord richtende tot de
overige manschappen, „kykt mo dat varken eens
aanhij is onderwijzer, en omdat hij een paar
examens gednan heeft, gelooft hij dat hij veel knap
per is dan jeluimaar hy is even dom en nog
dommer dan éóu van allen." In tegenwoordigheid
van de slachtoffers-zelven en van den geheelen troep
werden op vele plaatsen de onderofficieren door de
officieren openlijk aangespoord, om de onderwijzers
toch maar te „negeren" zooveel zy konden. In
Stralsund bijv. zeide eon officier tot de onderoffi
cieren „De schoolmeesters zyn de brutaalsten,
nekmen Sie die Leute hock, »o dat» sie am Leben ver
zagen." In Silezië zeide een officier tot don Eeld-
weber, vau de onderwijzers sprekende «Jagen »ie
doch die Hun de bi» tie verrecken." „De onder
wijzers zyn de vloek der natie." liet zich een andere
officier uit ten aanhooren van zijn ondergeschikten
„zij zyn het, die de revolutionnaire beginselen uit
strooien onder het volk." Weder een ander vér-
klaarde doodeenvoudig, dat een schoolmeester eigen
lijk geen mensch is.
Bij deze en nog een groot getal andere door hem
medegedeelde feiten noemde Richter nauwkeurig
namen en plaatsen. Ook verzuimde hij niet te doen
opmerken, dat de personen, die aldus toegesproken
en behandeld werden, mannen waren van gemiddeld
vijf-en-twintigjarigen leeftijd, (sommige ook van 27
en 29 jaar) van welke velen reeds aan het hoofd
van een school stonden, en dat zy al deze beleedi-
gingen van hun persoon en hun ambt te verduren'
hadden dikwijls in tegenwoordigheid van school
knapen onder het publiek en bijna altyd van bekenden
en jongere landslieden van veel minder beschaving.
Door niemand in de ^vergadering,'ook niet door
den minister van Oorlog, generaal Von Verdy du
Vernois, werd de waarheid der door Richter mede
gedeelde feiten in twijfel getrokken. Allen, ook de
minister, namen als een algemeen befende en niet
te loochenen waarheid aan, dat de onderwyzer in
het duitsche leger blootstaat aan veel beleedigingen
zy nu tusschen de beide heoren, zeer weinig aan
zooveel oplettendheden gewoon, tamelijk verlegen
naar den regen te zien, die eindelijk eenigszins min
der Werd, waarvan zij dadelijk gebruik maakte om
verder te gaan. Toen zij het parkhek genaderd
waren, nam Laurence Reade afscheid en de anderen
gingen door.
„Een aardige, beste jongen," begon mijnheer, zoo
dra ^j uit het gezicht was„juist iemand zooals
ik over eenige jaren myn zoon zou hebben gewenscht:
eerlijk en openhartig, en daarbij een knappe vrooMjke
kerel. In de geheele buurt'is geen jong meisje,
dat voor Laurence geen blosje en glimlachte zou
overhebben." r
Dit achtte Violet juist niet zulk eene aanbeveling
als het in de oogen van mijnheer was, maar zij
zeide niets en hij vervolgde:
„Hy is zooveel waard ak de geheele overige
familie te zamen. De oude heer een verwaande,
kleingeestige nulzijne moeder een slecht gekleed
wezen, (lat alleen wordt staande gehouden door hét
besef harer hooge waardigheid als arme dochter ven
een graaf; zijne zusters domme schepseltjes; zijn
jongste broer een gek te meer. Maar zij hebben
Laurence met hun allen niet kunnen bederven. Het
kan zijn dat hij ook met enkele hunner vooroordeelen
is behept, maar vanhunne kleingeestige, dwaze
^genschappen heeft hij er geene. U kunt dien een-
voudigen jongen nog niet waardeeren, juffrouw, maar
de menschen oqrdeelen soms geheel verkeerd. Ik
verzeker u, door een aantal menschen hier in den
omtrek word ik veroordeeld, eenvoudig omdat ik
gaarne te paard rijd en, wat het ergste van allés is,
viool speel."
„Speelt u viooj? O, dat vind ik heerlijk!"
„Houdt u daar zooveel van? Arm kind, laat ik
u raden die voorliefde niet te bekennen zoolang u
in dit gezegend oord leeft; zij stellen vioolspelen
hier op ééne lijn met de zwarte kunst. Men heeft
mij bepaald verdacht, 'Elzenhof met mijne viool te
hebben betooverd. Sommigen van .de boeren be
weren ronduit, dat de heesters bij den vijver van
zelf op het middernachtelijk uur beginnen te spelen
als zij dan toevallig worden aangeraakt".
i,0 mijnheer, maakt u het niet wat al te erg met
de boeren?"
„Volstrekt nietu zult dit zelf spoedig genoeg
ondervinden. Maar als u niet bang zijt voor hekserij
en kwade praktijken, wil ik u met mijne viool
gaarne eens kennis laten maken; u moet mij dan
zeggen hoe u haar klank vindt."
Zij waren al pratende het hek van de plaats inge
wandeld, en' toep zij nu het grindpad tervolgden,
zag zij eene vrouwelijke gedaante tusschen de boomen.
De storm had den avondhemel zoo donker gelatenj
dat Violet zonder haar scherp gezicht het niet zou
hebben kuipten zien. Zelfs hu kon zij haar niet
herkennen, maar slechts gissen dat' het mevrouw
Rajrner was. De gedachte, ook thans weder die
groote grijze oogen op haar te tien gericht, juist
zooals od den avond van hare aankomst, was haar
zeer onaangenaam. Het verheugde haar dat mijnheer
dien kant niet opzag, maar bedaard bleef voort-
praten tot zij aan het huis waren. Voor Violet
naar boven ging om hoed en mantel af té leggen,
bracht zij haar kerkboek in het kastje op de leerkamer.
Het raam stond nog open en zij ging even zien,'
of het ook had ingeregend. Het was donker in de
kamer en hierdoor kon zij de vrouw, die zij tusschen
de boomen had gezien en die thans met groote
stappen en over de bloembedden heen koers zette
naar de groote laan, duidelyk zien, zonder gezien
te worden. Toen zij dichterby kwam herkende
Violet haar. Het was Sarah, de meid. Waarom
wist Violet niet recht, maar zij wps een weinig bang
voor haarzij was zoo lang ep zoo sterk, en zij had
zulke scherpe oogen en zulxe vreemde manieren.
Zij was nog slechts een paar schreden van de kamer
verwijderd, waar Violet in het donker en achter de
gordijn verscholen bij het raam stond, toen mijnheer
aankwam vliegen en Sarah van achturen bij haar
mouw greep. Zij keerde zich niet om, deed ook
geen uitroep, maar- stoyd als met een. schok stil.
„Wat hadt je daar straks tusscffen-de heesters-
te doen, Sarah?" vroeg hij bedaard. „Als jé aan
frissche lucht behoefte hebt, dan "rijn de pinden en
de groote laan beter tot wandelengeschikt. Door
zulk kruipen tusschen de heestoj-s <j<Jor, dwars over
de bloembedden, beschadig je de bloemen en jezel/."
e* Wordt vervvolgt
4
en mishandelingen. Maar, zeide de minister, waarom
beklagen zy zich niet dadelijk Natuurlijk keurde
hij de scheldwoorden en beleedigingen af. Ook
waren reeds nu en dan offlciereD daarvoor gestraft
elke aanklacht, bij de bevoegde autoriteit ingediend,
zou streng onderzocht worden.
In de Ned. Sport wordt over eene voetreis van
Amsterdam naar Jerusalem, door den Amerikaan mr.
William Edwin Millor, het volgende geschreven
Den 3n November 11. 's morgens ging hij op weg.
Zyn uitrusting bestond in een ransel, voorzien van
een gekleed pak, een paar schoenen, toiletartikelen
en twee verschooningenverder had hy een com
pleet photographietoestel bij zich, benevens een wan
delstok, die tevens als parapluie dienst deed.
Op dit oogenblik te Venetie, zond hij aan den
heer L. C. Dudok de Wit een schrijven, bevattende
het eerste gedeelte van zijne reis, hetwelk in hoofd
taak als volgt lnjdt:
„Ik verliet Amsterdam op den morgen van den
3n November 11. en>bpreikte binnen 54 dagen Ve
netie (den 27n December), waar ik tot heden 3 Jan.
vertoef. Gij zult ongetwijfeld zeggen, dat ik het
op mijn gomak heb aangelegd, doch de dagen waren
kort en aanhoudende regens, die de wegen nagenoeg
onbegaanbaar maakten, vertraagden mijnen voortgang.
In eenige steden, die ik doortrok, bracht ik een ge
heelen dag door en bezichtigde de merkwaardigheden,
vertoefde 4 dagen te Zurich en liet mij daar eon
mantel en lederen beenstukked maken voor mijn
tocht Över de Alpen, en in aanmerking nemende de
vele uitstapjes (altijd te voet), die ik buiten den
gekozen weg maakte, geloof ik, dat ik don afstand
over het vastenland in 25 a 80 werkelijke wandel-
dagen aflegde, en bepaald den dubbelen afstand
tusschen Amsterdam en Venetië gemaakt heb. Ik
verzeker u echter, dat ik het den geheelon weg
alles behalve gemakkelijk gehad heb. Waarschijn
lijk hebt gij het verhaal gelezen, dat ik ter nau-
wernood den dood ontsnapt ben in den St. Gothard-
pas. Uitgezonderd een paar weken gedurende de
zomermaanden, is de St. Gothard-pas, sinds de ope
ning van den St. Gothard-tunnel in 1882, gesloten,
en iedereen zeide ray, dat, om te trachten de Alpen
door den St. Gothard-pas in dit jaargetijde over te
trekken, boven menschelijken krachten ging. Te
Zurich bevestigden eenige leden van de AlpencluJ#
al hetgeen ik reeds over den toestand vaneen
pas gehoord had. De boeren zagen mij medelijdend
aan, toen ik hun mededeelde, dat ik het toch zou
beproeven deu pas door te trekken. Ondanks dit
alles sukkelde ik voort door wind en sneeuw tot
Hospicethal, een stadje gelegen juist beneden den
ingang tot den pas, en bereikte dit den 10 December.
De postdirecteur, by wien ik vertoefde, vertelde mij,
dat zooverre hem bekend was, niemand sinds den
1 October beproefd had den pas door te gaan. Dit
ontnam my echter den moed niet, en den volgenden
morgen te 6 ure 45 min. verliet ik Hospicethal en
ving de* beklimming aan. Ik zal niet beproeven
alles te beschrijven wat ik ondervondik zou het
werkelijk niet kunnen. Wanneer de pas in goeden
toestand is, wordt de afstand op 5 uren stevig wan
delen geschat. Toen ik omstreeks twee uren gereisd
had, kwam mij verblindende sneeuw- en wind
storm tegemoet, om myn toestand nog ellendiger
te maken, bevond ik dat de sneeuw steeds in hoogte
toenam. Maar ik waadde en strompelde steeds
voort, enkel nu en dan een oogenblik pauseerende,
om de kennis te hernieuwen met den inhoud van
myne veldflesch. Ten langeu leste nagenoeg geheel
uitgeput, bereikte ik het Hospitium, lfe tweeman
nen, die er vertoeven, zorgden gedurende den nacht
voor my en toen des morgens de sneeuwstorm mat
bedaarde, geleidde een hunner mij tot Airola.
i/Gy zult dit wel eene tamolijk zwakke beschrij
ving vinden van hetgeen ik ondervond bij het over
dekken der Alpen. Daar het Iaat wordt, ben ik
genoodzaakt dit onbeduidend verhaal te eindigen,
ïhdien de pers het waardig acht om mijne helden
daad te vermelden, wees dan zoo vriendelijk
een nummer,, waarin het voorkomt, aan de New-York
World te zenden. Morgen ochtend 4 Jan. vertrek
ik naar Alexandrië, Egypte, en ben dan voornemens
de Nyloevers te volgen (altijd te voet), hoe ver
weet ik nog niet. Van Egypte ga ik naar Palestina.
Indien gij lust gevoelt my te schrijn en gij
zult mij daarmede een bijzonder groot genoegen
doen adresseer dan uw brief naar Jerusalem
(Palestina)."
ïDe kinderen in de Tilden-school te Detroit wa
ren reeds sedert eenige weken vol verlangen omdat
men hun een feestje beloofd had. Miss Sanders be
steedde voel moeite aan het oefenen der kinderen
in het zingen van een bij die# gelegenheid voor te
•ragen lied met begeleiding van piano. Donderdag-
WjljpfJdag na de schooluren werd er door de kinde-
rp een algemeene Repetitie gehouden in costuum
waarbij de onderwijzeressen Dora Wodsworth en 1
Lucy Priest ook hare hulp verleenden. Even na 4
uur waren omtrent vierhonderd kinderen, gekleed
in van watten vervaardigde kleederen Om sneeuw af
te beelden en geleid door Edward Wheeler, die als
Sint-Nikolaas verkleed was met langen baard en
lange jas, ook van watten gemaakt, rondom de pianor,
geschaard om hot lied te zingen. Toen ze het tweede
vers zouden beginnen, was 't in het vertrek zoo
duister geworden, dat miss Sanders een der kinderen
uitzond om eene kaars te balen. Het kind liep met
de brandende kaars naar de piano en op een wenk
van miss Sanders hief het koor weer het lied aan.
Hunne gedachten waren zoo ingespannen op het
zingen gevestigd, dat niemand bespeurde, dat Edua
Holland, een der kinderen, zoo dicht bij de vlam
der kaars kwam, dat haar jurk in brand geraakte.
In een oogenblik was het kind geheel in vlammen
gehuld. Voordat iemand haar kon aanraken, vloog
ze door de opeengedrongen kinderschaar heen naar
een waterbak aan het eind van het vertrek, waar ze
insprong, de waterkraan opende en de vlammen
bluschte, nadat ze ernstige wonden aan hoofd en
schouders ontvangen had.
Terwijl ze door de kinderen heendrong, deelden
de vlamiüen zich ook aan de kleederen van velen
dezer mede, zoodat in een ongelooflijk korten tijd
zij, die rondom de piano stonden, in vlammeü ge
huld waren. Zoodra hij het gevaar zag, wierp Ed
ward Wheeler zijn valschen baard en zijn lange
jas af, spoedde zich naar de audere zijdo van het
vertrok, haalde de vlaggen, waarmede de muur
aldaar was versierd, naar beneden en de kinderen
een voor een opnemende, doofde hij de vlammen
uit door er de vlaggen stijf omheen te drukken. Hij
werd hierin dapper geholpen door Alexander Mc.
Millan, die spoedig zijn voorbeeld volgde. Beide
knapen kregen ernstige brandwonden aan hoofd en
aangezicht.
Ondertusschen heerschte er de grootste verwar
ring. Hals over hoofd vlogen de kinderen naar de
trap, waar verscheidene werden vertreden en ver
drukt. Zoodra de eerste kinderen de straat bereik
ten, riepen ze «brand" en er werd terstond alarm
gemaakt. Dicht achter degenen, die ongedeerd op
straat gekomen waren, snelden drie kinderen met
brandende kleederen do straat op. J. H. Hooper,
die juist voorbij de school kwam, vri*ok zijn jas uit
en bluschte de vlammen bij twee der kinderen,
terwijl het leven van het dorde waarschijnlijk gered
werd door mr. Dudley, die zijn jas om de brandende
kinderen sloeg en ze zoo uitdoofde.
Ondertussclien was de brandweer gekomen, die
spoedig den brand in de schóól had gebluscht.
Het tooneel om het schoolgebouw was zoo vol
van schrik en verwarring, dat het alle beschrijving
te boven gaat. Een troep kinderen kwam hals over
hoofd de trap afsnellen, terwyl andoren hun hoofd
uit de ramen staken, en oqi hulp riepen. Een be
wegelijke, dicht opeen gedrongen menschenmassa
stond in deftraat, hulpeloos naar het schoolgebouw
ziende, terwijl ze de angstkreten der brandende kin
deren hoorden, totdat ze door de politie uiteen ge-
dreveu werden.
Jennie Lankshear. die aan de piano zat toen het
ongeval plaats had, gekleed id een met watten be-
lekte japon, had zelfs geen tijd om zich te bewe
gen, en werd do r mrs. James Müller op het piano
stoeltje zittende gevonden met nauwiijks een stuk
kleeren aan haar lichaam, dat van het hoofd tot de
voeten gebrand was. Ze was zoo verschrikt, dat ze
zelfs haren naam niet noemen kon noch zeggen waar
ze woonde. Mrs. Miller nam het kind in hare armen
en% droeg het naar beneden en, vandaar naar ifllfe.
Miller's woning. Verscheidene andere kinderen wer
den .haast verstomd van schrik in een hoek der kamer
opeen gedrongen gevonden, sommigen ernstig gebrand.
JennieLankshear, 15 jaren oud, is denzelfden
avond no£ ten huize van mrs. Miller- overleden.
Naar men vreest zullen de volgenden niet van de
bekomen wonden herstellenNellie Westgate, 13
jaren oud; Bertha Moody, 12 jaren oud; "Lucy
Kenshaw, 15 iaren oud en Bessie Bamford, 14 jaar oud.
Nog elf Kinderen zijn ernstig gewond en velen
daarenboven lichter.
Bertha Moody, Edith Wheeler en Nellie West-
gate zijn aan de bekomen brandwonden overleden.
{Grondwet.),
In den Franschen ministerraad heeft gisteren Q&
minister van financiën zijn voornemen te kenneu
gegeven, yog deze week aan zijq ambtgefiooten voor
te leggen een wetsontwerp tot verlaging van de
grondbelasting. De herziening der belastbare opbrengst
van de gebouwde eigendommeu nqeft zulke gunstige
uitkomsten opgeleverd, dat tot bedoelde verlaging
overgegaan kan worden.
De lompe houding van Engeland tegenover het
kleine Portugal is natuurlijk nog het onderwerp, dat
overal besproken wordt. Behalve in de Ëngelsche bla
den lioort men nergens een woord tot verdediging;
de Duitsche kranten laten zich niet zoo heftig uit
als de Fransche, maar in den grond der zaak ver-
oordeelen zij de brutaliteit even sterk. Vrienden
trouwens, die uit neiging de verdediging aauva&rden,
heeft Engeland nooit gehad, 'theeft 'took nooit er
naar gemaakt om ze te krijgen. Ook indien men
de rechtsvraag nog daarlaat, is de wijze van behan
deling zoo stuitend, dat dit alleen reeds genoeg is
om de lompheid van Engeland te karakteriseeren.
Tegen de kleinen durft het groote Engeland, tegen
over de grooteo blaft 't maar bijt niet, omdat 't niet
durft.
Engelands handelwijze is zoo vreemd, dat men
reeds gevraagd heeft, of er een bijzondere reden
bestond om zoo plotseling van toon te veranderen
en met een ultimatum voor den dag te komen, waar
voor slechts 24 uren tyd werd gelaten. Men heeft
eerst gedacht, dat er een soort van misverstand ten
grondslag lag en wel ten opzichte van de opvatting
van het status quo. Salisbury zou hieronder verstaan
hebben dat Portugal zoowel uit Sjiréland als uit
Mashonaland alle expeditiën, troepen en ambtenaren
zou terugtrekken en zoo de zaken weer in den toe
stand brengen, waarin zij eenigen tyd geleden waren,
eer er van een conflict sprake was. Portugal daar-^
entegen schijnt de belofte, dat het geen militaire
expeditiën meer zou uitzenden, totdat men het over
de grensbepaling eens geworden was, voldoende ge
acht te hebben en tevens onder het status quo ook
verstaan te hebben, dat Engeland zich zoolang oven-
zeer als Portugal van alle militaire expeditiën in de
betwiste streken onthouden zou. Deze opvatting van
Portugal zou Salisbury zoo aannemelijk gevonden
hebben, dat de overigens verzoeningsgezinde toon
van Portugals antwoord hem niet*van het zenden
van een ultimatum terughouden kon.
Deze reden dunkt ons echter niet zeer steekhou
dend, verklaart althans niet genoegzaam Salisbury's
verandering van toon en houding. Meer waarschijn
lijkheid is er voor de bewering, van de Times, vol
gens welke het ultimatum niet zoo zfcer het gevolg
is van een verschil van opvatting van het status quo,
dan wel van het bericht, dat Salisbury ongeveei*
gelijktijdig met het Portugeesche antwoord ontvifig
van den Engelschen consul in Mozambique, dat de
expeditie van Serpa Pinto bezig was de bezette
punten in Makololo-land te versterken en er be-
zetting in te leggen. Op £#>nd van deze berichton
eischte Engeland onmiddellijke ontruiming van het
Schire-, Makoio- en Mashona land. Deze verklaring
wordt ondersteund door de woorden van het ultima
tum, waarvan de Times den tekst meedeelt.
De New York Herald bevat het verrassende nieuwtje,
dat dje ontbinding van het Ëngelsche parlement en
nieuwe verkiezingen binnen zes maanden zijn te ver
wachten, daar de regeering niet, als eertijds lord
Beaconsfield na zijn terugkomst uit Berlyn, het
gunstig oogenblik ongebruikt willen laten voorbygaan.
De toestand van lord Harrington is gunstiger ge
worden.
Met jde Boheemsche conferentie te Weenen sehynt
het zeer goed te gaan. De leden zijn nu gevorderd
tot de lastigste quaesrie, de regeling van de verhou
ding tusschen de Duitsche en Czechische talen. Of
men het daarover eens zal worden, is zeer te be
twijfelen, maar toch zijn reeds eenige andere punten
van geschil op bevredigende wijze uitgemaakt.
Graaf Taaffe is tot dusver zeer tevreden ovef den
uitslag der beraadslagingen, welke in menig opzicht
de verwachtingen, die trouwens niet hoog waren
gespannen, heeft overtroffen.
5e Klasse. Trekking van Woensdag 15 Januari.
Prijzen van 70.
139 2854 5826 8624 11200 14024 16193 19294
310 3301 6395 8720 11211 14062 16194 19569
393 3691 6492 8843 11252 14188 16196 19619
597 3916 6516 9016 11287 14191 16891 19698
626 3929 6631 9161 11379 14671 1651Ó 19820-
701 3982 6678 9256 11461 14680 16589 19837
898 4172 7278 9266 11784 14748 16599 19860
1093 418EL7358 9416 12277 14753 16974 19935
1386 4249 7408 9436 12362 14826 17120 19973.
1486 4282 7417 9711 12594 14849 17214 19991
1517 4356 749710015 12742 14885 17365 20091
1527 4703 771310031 12768 14899 17508 20201
1664 4787 7798 10293 13083 *15019 17520 20208
1671 4815 792710298 13190 15038 17553 20248
1771 4976 799210327 13351 15097 17688 20428
1787 5076 806710463 13417 15188 17878 20526
1791 5146 8162 1047Ï 13543 15349 18080 20620
1830 5166 3163 10594 13626 15365 18609 20678
1922 5439 829610625 13830 15397 18620 -20697
"2200 5530 8327 10658 13874 15681 1904'8 20791
2209 5650 834210755 13885 15732 19126 20820
2356 5764 8364 11031 13920 15795 19204 20881