Buitenlandsch Overzicht. .1 Door ile regeering is aan Dr. Snouok Hurgonje opgedragen, te onderzoeken of en zoo ja, welke regelen zouden knnnen gesteld worden voor het toezicht op de Mohamedaansche geestelijken en op het Moh. godsdienstig onderwijs, en de resultaten van dat onderzoek, waarrun ook aihankelyk zal zijn bet antwoord op de mag aan wie o. q. het toezicht zon zijn op te dragon, aan de regeeriag mede te deelen. In het Sociaal Weekblad wordt aan de openbare school en de taak harer vrienden een artikel gewgd. Wat haren vrienden van stonde aan te doen staat is, zegt het S. W.de uitvoering en de werking der nieuwe wet allerwege nauwlettehd gade te slaan, daaromtrent gegeveos te verzamelen en openbaar te maken, dio dienst kunnen doen om veler, thans nog heel of half gesloten oogen te openen voor het kwaad dat gebrouwen is. En dit niet enkul ter voorbe reiding van hetgeen, vroeg of laat, tot uitwissching van dat kwaad door den wetgever zal moeten worden verricht,; maar ook, voorshands zelfs in de eerste plaats, om zooveel mogelijk te koeren wat in tal van gemeenten, met of zonder de hulp van 's lands regeering, zal worden beproefd ten eind* do open bare school afbreuk te doen en de bijzondere te bevoordeelon. Het bekende manifest der anti-revo- lutiouaire «Kamerjclub» wees haar volgelingen reeds der. wegen voor zoover nog noodig, heeft haar parlementaire leider, in een onlangs te Amsterdam gehouden redevoering, met volkomen duidelijkheid de vergaderzalen der gemeenteraden aangewezen als de plaatsen, waar de zege, aanvankelijk op het Binnenhof behaald, moef worden voltooid. Men kan er zeker van zijn, dat de r.-katholieken, waar het in hun belang past, niet in gebreke zullen blijven, daarbij hon bondgenooten een handje te helpen. Of lieverzij bovenal z<4)en wel zorgen, dat voorzoover het aan hen staat, de vruchten, die de te zamen ge plante boom hun in nog grooter mate kan opleveren, hun niet ontgaan. Hier zal bet de opheffing gelden van eene openbare school, hoezeer dientengevolgo of het genieten van onderwijs bemoeielijkt üf het kind van menigeen tegen diens zin en'wensch, tot het be zoeken eener bijzondere feitelijk genoodzaakt zal worden. Ginds zal de toeleg zijn, de onderwijs krachten te beperken en met het verlaagde minimum der wet om te springen, als ware het een maxi mum. Overal, waar men er de macht toe heeft, zal vrijwat meer nog dan tot heden, zoowel verhooging van het schoolgeld als karigheid met het vrijstellen ervan het parool wezen. Eu te vreezen is het helaas, dat maar al te vaak niet weinigen ooder de zich toenemende vrienden van het openbaar onderwijs ge neigd zullen zijn om bij deze en dergelijke pogingen handlangersdiessten te bewijzen, dewijl er aldus wat te bezuinigen valt, en dewijl hnn liefde voor de volksontwikkeling in omgekeerde reden staat tot de offers, welke zij eischt. Waar zoodanige naaste toekomst voor de deur staat, zijn waakzaamheid en werkzaamheid in ver hoogde mate de plicht dergenen, voor wie de schoolkwestie slechts bijkomstig een politieken kant heeft, maar driemaal meer een ouderwijs-vraagstuk is en een hoog maatschappelijk belang vertegen woordigt. Onder opmerking, dat het plan, aarnaar de krijgs macht ter bescherming van de openbare school in het veld trekt, moet beantwoorden aan dezen eersten eisoh, dat er eenheid xy van leiding en van hande len, betoogt het S. Wdat de vereeniging Volka- onderwjja aangewezen is om de handen aan den ploeg te slaan, maar dat ook de Maatschappij tot nut van 't algemeen daartoe geroepen is en hare geschiedenis zou verloochenen, zoo z|j het naliet. De Haagsche kroniekschrijver der Jf. Oron. Ct. schrijft, dat het zoeken naar een opvolger voor den heer Keuchenius geen gemakkelijke taak zal zjjn. «Want het Kabinet heeft behalve met de zeer ver schillende wenschen in eigen boezem, ook met de eischen der partijen te rekènen. Het is niet onop gemerkt gebleven hoe de heer Schaepman dezer dagen in de weer ia, nu eens confereerende, uren hng, met den voorzitter van de Tweede Kamer, jhr. Beelaerts, dan met den minister van binnenl. zaken, vervolgens met de Indische specialiteiten van z|jne part|j. Want de groote moeiel|jkheid voor hot ministerie zat weer hierin gelegen zijn, dat de r.- katholieken een der hunnen in het ministerie ver- langon te zien opgenomen, omdat z|j daarop, naar verhouding van de sterkte hunner club in de Tweede Kamer en dat is juist reoht Bieenen te heb ben, terw|jl het kabinet irr doodangst verkeert om aan dit verlangen toe te geren, en de plaats van den christen-staatsman b|j uitnemendheid aan een godsdienstigen tegenvoeter over te leveren. Liet men Keuchenius los om hem door een r. katholiek te vervangen, dan ware het met den steun van de Standaard-partij, en misschien zelfs van heel de anti-revolutionaire fractie gedaan. Doch daartegen over staat 't verlangen der r. katholieken. En deze zijn nog niet eenmaal eensgezind, als 't er al op aan komt, dat zjj de vacature zullen mogen «aanvullen.» De fractie Schaapman bijv. wil den hetprtsu Nuaen niet, die zich veel te kras tegen den persoonlijken dienstplicht heeft uitgelaten, en de partij Bahlman c. s. zou niemand liever wenschen. Op den heer des Amorie van der Hoeven zou aller keuze vallen, maar deze wil er niet veel van hooren z|jn rustig zitje in den raad van stato vaarwel te zeggen. Het zelfde geval doet zich trouwens b|j do anti-revolu tionairen ook voor. De gauche en de droite werken reeds tegen elkander in, eenerzjjds wil men Keu chenius slechts voor Dr. Wijnmalen verwisselen anderzijds zweert men bij den heer Groeneveldt, lid van den Raad van Indie. «Waarschijnlijk zal de beer Makay, als het er toe mocht komen, aan beide partijen toonen dat er nog altijd veel waarheid is in het oude spreekwoord van de twee om een been vechtende honden. Wellieht zal het gematigd-liberale element worden versterkt met een minister van koloniën, die evengoed in een mi nisterie Heemskerk zou kunnen zitting nemen. Men heeft zelfs baron van Goltstein en don gouverneur- generaal Pjjnscker-Hordjjk al van eenige zijden als aanstaand minister van koloniën gedoodverfd. Ik voor mij hecht er geen oogenblik geloof aan. Trou wens alles wat ik u hierboven schreef, gaf ik ten beste i tilre de «o» dit»" en als opmerkingen. In den nacht van j. 1. Vrijdag op-Zaterdag heeft men diefstal met braak gepleegd ten nadeele van een houder van een huis van koop met recht van weder- inkoop te Leiden. De man, die z|jne zaak drijft aan de Haarlemmerstraat, beeft in eene steeg die schuins tegenover hem is een pakhuisje, waarin hij zijne goe- I deren bergt, welke bergplaats, onbewoond, behoorlijk gesloten wordt, terwijl slechts ééa gezin in do steeg woont. In den ochtend van Zaterdag ontdekte hij dat de voor- of straatdeur geforceerd was, en wel zoo danig dat de slotplaat zioh begeven had, waardoor de deur te openen was, terwijl h|j verder tot de ont dekking kwam dat behalve enkele gouden en zilve ren voorwerpen, ruim 300 horlogier. waren ontvreemd. De politie doet ijverig onderzoek, niettegenstaande er niet de minste aanwijzing tegen de dader of daders gevonden wordt. Zaterdag middag heersohte ter Farqsohe handels beurs groote ontsteltenis op het bericht, dat b|j een der grootste handelaars in raapolie een aanzienlijk tekort was ontdekt. De heer Eugène Dumont heeft een entrepot te Saint-Orien. In dit entrepot, toegestaan door de regeering en derhalve onder toezicht staauue van de regie, werd de olie, welke in fusten word ontvangen, bewaard in ijzeren raten tot op het oogenblik, dat de waar naar de afnemers moest verzonden worden. Nu had de heer Dumont een aanzienlijke som geld opgenomen, waarvour deze olie als Onderpand, maar de olie was niet meer voorhanden. Eindelijk ongerust geworden over het groote aantal ceelen, dat door den heer Dumont werd uitgegeven, verzocht de commissie van toezicht voor handel en nijverheid den koopman eens na te gaan, hoe groot de roor- raad olie in zijn depot nog was en deze te verge lijken met de sommen, waarvoor de olie als onder pand moest dienen. De heer Dumont weigerde dit, waarop de oommi»- sio zich richtte tot de rechtbank voor handelszaken. De rechtbank liet door den heer Pjprot, een regee- ringsambtenasr, den staat van zafsn onderzoeken. Toon bleek, dat de heer Dumont ceêlen had uitge geven voor 8,000,000 kilogrammen raapolie, terw|jl hij uiet meer dan 750,000 kilogrammen in voorraad had. Het tekort bedraagt dus, 7,250,000 kil., die tegen eeu gemiddelden pr|js van 85 francs een waarde van 6,000,000 francs vertegenwoordigen. Het Parqsche syndicaat voor den olie-handel hield terstond een vergadering, ten einde den toestand te bespreken. Men besloot voorioopig geen besluit te nemen, maar eerst af te wachten, totdat de ge heels inventaris van bet depot nauwkeurig is opge maakt. Eenigen tijd geleden werd een oud, vertrouwd bediende van een kantoor te weenen, die naar eene kasvereeniging was geweest om er 86,700 gulden te halen, deze gansohe som ontstolen, terwijl hjj in een der corridors een oogenblik onwel werd en daarom op eene bank ging zitten. Alle moeite om den dief op 't spoor te komen mislukte. Dit vooral heeft nu nog een tragisch eiode genomen. De besto lene, een gewezen millitair, Leiner genaamd, bad b|j zijn patroon nog zoo weinig het vertrouwen verloren, dat deze hem na het ongeval nog de meeste achting bleef bewijzen, maar ging toch er onder gedrukt, en toen hem eens ter oore kwam, dat het publiek niet zoo volkomen van zjjne onschuld overtuigd was, ging de ongelukkige op zekeren avond naar het kerkhof en schoot zich daar dood. Gevoelden zich hierdoor de kwaadsprekenden en wantrouwenden het hart wel wat beklemd, nog meer'was dit het geval, toen bijna terzelfder t|jd dat men zjjn ljjk vond, z|jn chef door middel der post het ontstolene terug ontving, verminderd met 6700 gulden. De chef had kocht de goedkoopste van de twee. Toen Laurence terugkwam, vertelde z|j het hem lachende, maar hjj lachte volstrekt niet en noemde het eene laffe vertooning. De heeren kwamen gedurig weder terug. Ten laatste kwam hij die er het eerst geweest was, nog eens en zeide dat men hem een souverein had toevertrouwd onder voorwaarde dat h|j dit geld zoo nuttig mogelijk voor een jong paar, dat z|jn huishouden oprichtte, zou besteden. Zij had in haar stsliatje niet meer voor een sou verein aan hout- en Ijzerwaren over. Hjj kocht alles wat er waa; twee paar strijkijzers en een aan tal muizenvallen, en verder vulde h|j de som met katoenen boezelaars aan. Hjj bracht zjjne inkoopen weg en kwam een oogenblik later terug met lady Mills, die aan mevrouw Mannen vroeg of zjj haar ook nog eene heipeter kon afstaan, en ziende dat dat Violet nog slechts een paar kinderjurken en eenige schortjes over had, voegde zij er bij, dat die jonge dame in het wit, daar san het einde, mis schien wel zou kunnen komen. Mevrouw Mannen zag Violet bekommerd aan, alsof zjj haar in het hol van een leeuw liet gaan, maar zjj kon natuurlijk niet weigeren, al vonden de andere dames van den bazaar het volstrekt niet naar haar zin. Die andere afdeeling was als uit een teover- sprookje. Wordt vervolgd.) je spreken. Zie onder een of ander voorwendsel weg te komen; ik zal op je wachten. Ik breng slechte tijding ik weet eigenljjk niet of je het een slecht bericht zult vinden," klonk zijne stem zóó treurig, dat zij niets liever zou hebben gedaan dan naast hem op den grond neder te knielen, haar arm om zijn hals te slaan en te zeggen, dat hjj het zich niet moest aantrekken. Maar zij mocht alleen vriendelijk fluisteren, terwijl zij over een pak slaapmutsen ge bogen stond: «Zeker is het voor mij slecht als het slecht voor jou is.' Hjj zag met een onbeschrijfelijken blik tot haar op onder het opstaan raakte hij met zijne lippen even haar hand aan en zij dacht toen, dat het slechte be richt niet zóó erg was als het had kunnen zjjn. Er ontstond eenige drukte door de komst van lady Mills en hare gasten. Zij kwamen in de tent. Violet had nog nooit zulk een innemende en schoone dame gezien als lady Mills, die, in haar even smaakvol als kostbaar kostuum, eene echte dame was. Ook de andere dames van haar gezelschap maakten een voor namen indruk. Mevrouw Manners had geljjk: men zag dadeljjk dat zij niet van de soort waren welke men op Geldham gewoonlijk ontmoette. Bij de zes of zeven dames waren slechts twee heeren. Violet hoorde lady Mills tot mevrouw Manners zeggen, dat de overige heeren tegen het schemeruur kwamen, en dat zij hun verzocht had alles wat in de kraampjes over was gebleven, te koopen. Na een poosje vernam men echter dat het jacht- rijtuig met de heeren reeds gekomen was, en dit veroorzaakte onder de jonge meisjes vrjj wat opschud ding. Violet begreep dat in haar kraampje niets was, dat die heeren gebruiken konden, en hield zich bedaard met eenige oude vrouwtjes bezig; zij had heel aardig verkocht en goede zaken gedaan. Maar daar kwam een der heeren, een groot, knap man met een langen knevel, langs haar stalletje, keek naar de dingen die waren tentoongesteld en vroeg naar den prjjs van een trekpot. Z|j dacht dat hij het uit een grapje vroeg, maar jawel: hjj kocht den trekpot en nam dien zelf mede. Daarna kwamen twee anderen, en de een kocht een soepketel en de ander een zeepbakje en z|j pakten die dingen ook mede. Toen kwam de eerste terug en vroeg naar zoo veel dat zij niet in voorraad had, dat zij hem moest zeggen dat h|j, een weinig verder op, man- chettenknoopen, dasjes, sigarenkokers en andere hee renartikelen in ruime keuze kon vinden. H|j zette zijn lorgnet op en zeide met een zeer ernstig gelaat, dat h|j zjjn geld niet voor nesterijen wilde uitgeven, maar iets nuttigs wenschte te koopen. Of zjj hem niet aan een vleeschvork of aan een vork om brood te roosteren zou kunnen helpen? Hij kon zoo moei lijk eene kenze doen tusechen een vork van vier stuiven en een van zes, dat zij hem aanraadde ze beiden te koopen, en als h|j dan had gezien welke hem het best voegde, de andere weg te geven. Maar hij zeide, dat dit al te verkwistend was en dl. laten annodcaeren, dat als' «de vinder" der geld som er 30000 gulden van terugzond, hij de overige 6700 galden kon behouden, zonder vrees voor eenige vervolging. Hierop was de „vinder» ingegaan, had de 6700 gulden teruggehouden en de overige 30000 franco aan den ohef gezonden, helaas I zoo laat, dat hij nu een meuschenleven op zijn geweten heeft. Het adres op 't oouvert had hjj, om zich niet door zijn schrift te verraden, uit gedrukte letters saam- gesteld. De ongelukkigs Leiner had vóór zijn dood aan zjjn ohef, aan zjjne vrouw en kinderen gerichte brieven achter golaten, waarin hij van allen afscheid nam en in de roerenste bewoordingen zijne onschuld te kennen gaf. Of zijne beschuldigers zonder grond, die de indirecte oorzaak van zjjn dood zijn, nu nog zullen volhouden, dat zij zioh „tot hun spijt nog maar niet van zjjne onschuld kunnen overtuigen» t De speld, dat zoo hoogst nuttige instrumentje, waarvan men om zijne eenvoudigheid bijna gelooVen zou Eva het reeds uitgevonden ffioest hebben, dateert eerst uit de vijftiende eeuw. Eerst in het jaar 1410 kwamen zij in gebruik en verdrong do tot nu toe gebruikelijke doornen der armen en do zilveren of gouden stiften, waarmede de aanzienlijken hunne kleederen vastmaakten. De uitvinder der spelden was eOTraHjsche draad trekker, Tourangeau genaamd, die, door winstbejag gedreven, dag én nacht er over nadacht om zijn handwerk tot de grootst mogelijke volkomenheid te brengen. De zwarigheden, aan de fabricatie der spel den verbonden, maakten ze in den beginne tot zeldzame en kostbare voorwerpen en men vond ze gewoonlijk alleen op de toilettafels van koninginnen en prinsessen. Zoo bijv. bevond zich een doosje mei spelden onder de geschenken, welke de dochter van Lodewjjk IX b|j haar huwelijk ontving, en de nog in onze dagon gebruikelijke benaming: tpeldegeld wjjst er reeds op, hoe dit thans bijna waardeloos artikel vroeger een bijzondere en steeds zeer kost bare rubriek vormde op de lijst van uilgaven eener huisvrouw. In Engeland bleef de speld tot aan de regeering van Hendrik VIII onbekend. Ongeveer in dezen tijd bracht de schoone en later zoo ongelnkkigo Anna Boleyn ze mede uit Frankrijk, en het is nu onwaar schijnlijk, dat het nog heden ten dage b|j het volk in zwang zijnde bijgeloof, als zou men iemand onge luk aanbreugen door hem een speld te geven, want deze „steekt de liefde af», iu die betreurenswaardige vorstin z|jn oorsprong vindt. Zondagtbl Het oogenblik waarop geen aardbèwoner meer dan een vierkanten meter grond ter betehikking zal heb ben, schqnt nog niet zoo nab|j als sommigen willen doen gelooven. In verscheidene landen blijkt in de laatste jaren dat het verschil tusschen het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen langzamerhand kleiner wordt. Ook in Engelaud is dit zoo, en het Verschil dat in verhouding met andere jaren in 1889 389.423 had moeten wezen, bedroeg in dat jaar niet meer dan 367.224, dns zoowat 22000 minder. Het geboortecijfer bleef 21/, p. m. beneden dat in het voorgaande tijdperk, en het sterfteoqfor was se dert 1888 met 0,1 per duizend gestegen. In no. VII der „Indische schetsen" door Van Blommen (F. G. Van Bloemen Waauders) vinden wij het volgende verhaal omtrent Javaansche goo chelaars, dat dubbel de aandacht verdient, nu voor stellingen, welker verklaring voor den leol| in 't vak niet te vinden is, velen de vraag doen opperen, of z|j te maken hebben met nog niet bekende krachten. De troep kunstenmakers vertelt de heer Waan- ders zette zich op een mat neder en na eenige gewone toeren met ballen, slangen, het steken van een zwaard in de keel en dergelijke vertoond te hebben, deed de hoofdpersoon een toer a la Daven port. Er werd een koeroengan zonder bodem, doch van binnen bekleed met sarongs op den grond gezet; de kunstenmaker ontblootte het bovenlijf en verzocht de omstanders, z|jne armen en handen stevig op den rug vast te binden met een lang en vr|j dik touw, dat hji in de hand hield. Bosnert, die officier b|j de marine was geweest, gaf den wensch te kennen, dat hij d6n kunstenaar zou binden, waartegen b|j dezen geene bedenkingen bestonden. Bosbert bond nn, nadat een lus om den hals was gelegd, de armen en polsen zóó sterk op den rug vaat, dat naast hel bindsel het bloed opliep en armen en polsen op die plaatsen geheel waren opgezwollen. «H|j is een knappe jongen zeide h|j als h|j die los krijgt; ik heb er eenige knoopen ingelegd uit mijn tjjd van het Koninklijk Instituut." De kunstenaar werd, op die w|jze op het naakte bovenlijf gebonden, in zittende houding onder de koeroengan geplaatst en zjjn badjoe (buisje) vóór hem neergelegd. Nu begonnen zjjne metgezellen rond de Koeroeng»n wierook te branden, op de tam- bourin te slaan en te zingen en schreeuwen, dat hooren en zien verging. Na verloop van eenigen tijd werd de koeroengan "opgetild en nu zat de kunstomaker, evenals te voren gebonden, op den grond, maar met zijn badjoe, on der het bindsel door, aangetrokken. Allen stonden verbaasd; doch hiermede was deze toer uiet afgeloopen. Toen hij eenigszins tot verademing was gekomen en zich wat water in de keel had laten gieten, werd hij weder, zooals hij daar zat, onder de koeroengan geplaatst. Weder werd gezongen ên doepah (wierook) ge brand, en toen nu na verloop van eenigen tijd de koeroengan weder werd opgetild, zat de kunstemaker, geheel vrij van banden, netjes gekleed op den grond. Het touw waarmede hij gebonden was geweest, lag vóór hem, met alle knoopen (er nog inhjj had het bindsel uitgetrokken zooals men een kleedingstuk uittrekt, en Boshert, die weinig eer had van zijn werk, vorklaarde dat alle knoopen nog waren, zooals hij ze gelegd had. Onder het gezelschap kunstenmakers bevond zich een allerliefst klein meisje van ongeveer zevenjarigen leeftijd. Dit werd onder de koeroengan geplaatst en nu richtte de hoofdpersoon zich tot de omstan ders, zeggende, dat zij hem slechts vragen hadden te doen zoo zacht, dat het meisje onder de koeroen gan ze niet kon hooren en dat zij "ze dan zou be antwoorden. Aldra deden zich vele vragers op. De eerste antwoorden van bet meisje waren zeer juist, doch bij de vierde of vjjfde vraag ging het niet vlot meer. De kunstenmaker kroeg daarom: „Hoe is het, ant woordt ge niet?" „Ik wil niet," zeide zij. „Zult ge wel eens antwoorden?" riep hij boos uit. „Ik wil niet meer antwoorden." „Waarom niet?" vroeg hij in drift. „Breng mij naar mijne dessa en mijne ouders terug van wie go mij gestolen hebt." zeide zij. Nu werd de kunstenmaker woedend en riep uit: „Wanneer ge mij niet onmiddellijk gehoorzaamt, dan vermoord ik U." „Vermoord mij maar, dan is het uit, maar antwoorden doe ik niet meer." Hierop vloog de kunstenmaker, schuimbekkende van razernij, naar de koeroengan, trok zijn kris en stak daarmede links ep reoht door de koeroengan heen. Het meisje gilde en schreeuwde om hulp en het bloed liep met stralen onder de koeroengan uit. Eindelijk gaf het kind een rochelend geluid als van een stervende. De omstanders, die allen ontzet wardh over deze gebeurtenis, wisten aanvankelijk niet wat zjj doen zouden, maar al spoedig werd de verontwaardiging algemeen; men wilde den razendeq kunstenaar te l|jf, waarschijnlijk om hem te lynchen, en drong naar hem op. Nu was het oogenblik voor den kunstenmaker ge komen; de uitdrukking vun zijn gelaat veranderde eensklaps tot een vroolqken lach; hij tilde de koe roengan op, en deze was leeg. Inmiddels had het meisje zich door de menigte baan weten te maken en kwam vriendelijk en lieftallig in het midden, met een bakje in de hand tot het inzamelen van giften. Op dit gezioht hoorde men een algemeenen kreet van verlichting.» Tot deelneming aan de tentoonstelling tot bevor dering van veiligheid en gezondheid in fabrieken en werkplaatsen hebben zich reeds een aantal fabrikan ten, maatschappijen en vereenigingen hier te lande aangemeld, terwjjl verschillende mioisteriën van hunne belangstelling blijk gaven en ook uit het buitenland belangrijke inzendingen zijn toegezegd. De groote vluoht, welke de tentoonstelling neemt, brengt echter ook groote geldelijke lasten meê. Aan de regeering en het gemeentebestunr van Amsterdam werd subsidie aangevraagd en van enkele leden van het comitó kwamen reeds belangrijke giften in, o. a. een van 500 en eenige van 200. Maar het uitvoerend comitó rekent nog 10,000 a 15,000 te zullen noodig hebben om de zaak behoorljjk te regelen, waartoe het zich gaarne bijdragen zal zien toegezegd. Het blijkt meer en meer, dat het uitstapje van den hertog van Orleans naar Parijs geenerlei poli tieke beteekenis heeft. Z\jn doel was alleen, zich bereid te verklaren, nu hij 21 jaar was geworden, zijn land als gewoon soldaat te dienen. Als Fransch- man wilde hy dien wettelijken termijn niet onop gemerkt laten voorbijgaan. Welk resultaat hij van dezen stap, waarvan geen andere leden zijuer familie kennis droegen, zich voorstelde, is niet recht duidelijk. Het eind zal moeten zijn, dat hij ten gevolge der verbanningswet van de prinsen, hetzij met hetzij zonder gevangenisstraf over de grenzen wordt teruggeleid. Wellicht was het alleen een middel om de aandacht op zich te vestigen. Hoe het zij, onguustig is de indruk niet op de Parijze- naars geweest. Bij de groote massa van het publeik heeft de daad van den jeugdigen prins van Orleans onmiskenbaar een zeer gunstig onthaal gevonden. In Frankrijk houdt men van zulke daden van los zinnigheid, die getuigen van persoonleken moed. En die heeft er ongetwijfeld bij den jeugdigen hertog van Orleans bestaan. Hij waagt er eene gevange nisstraf van twee jaar aan, om zich te komen aan melden als soldaat. Dit is flink tegenover menig een, die er een paar jaar gevangenisstraf aan waagt, om zich niet aan te melden als soldaat. Morgen Zal de rechtbank een oordeel uitspreken. Hoe dit zal uitvallen, is nu reeds vrij zeker bekend. Men zal in overweging nemen, dat de hertog van Orleans nauwelijks meerderjarig is geworden; dat hij het besluit om naar Frankrijk terug te keeren heeft genomen, zonder voorkennis van zijn vader, die op reis naar Amerika was of van zyn gouver neur of een zijner andere raadgevers, maar dat hij geheel op eigen hand heeft gehandeld. Deze verzachtende omstandigheden in aanmerking «nemende, zullen de rechters velmoedelyk de preten- dentenwet niet toepassen, maar zich bepalen tot het bevel om den prins weer ten spoedigste over de grenzen te brengen. Dit is in de gegeven omstandig heden, nu de republikeinsche regeering eenmaal de vorbanningswet heeft uitgevaardigd, dan ook het beste wat zij zou kunnen doen. De Duitsche Bondsraad heeft met buitengewonen spoed zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel, hetwelk door het centrum is ingediend en door den Rijksdag werd goedgekeurdf waardoor katho lieke studenten in de theologie feitelijk worden vrijgesteld van den actieven krijgsdienst. Heden reeds wordt dit ontwerp als wet in den JReichtanzeiger openbaar gemaakt. Iu verschillende plaatsen van Westfalen zijn gis teren weer vergaderingen gehouden van mijnwerkers. Overal werd instemming betuigd met de bekende eischen, welke door het bestuur der vereeniging van mijnwerkers zjjn gesteld. De mijnwerkers in de Rijnstreken zijn voornemens tot den keizer het verzoek te richten dat, indien de Staatsraad de ontwerpen des keizers betreffende do regeling van den arbeid overweegt, dan iemand, die op do hoogte is van den arbeid in do steenkolen mijnen, tot de beraadslagingen zal worden toegelaten. De mijnwerker Diokmaun, die, naar men weet, heeft deelgenomen aan het socialisten-congres te Parijs, is heden in hechtenis genomeu. In Duitsche diplomatieke kringen wordt er op gerekend, dat Duitschland zich met Zwitserland zal verstaan omtrent de internationale conferentie over beschermende wetgeving aangaande de werklieden. Ten opzichte van dig zaak heersoht er in de bladen velerlei misverstand. Dat er eerst onder handelingen met Frankrijk, Engeland, België en Zwitserland zullen plaats hebben, ligt eenvoudig hieraan, dat men van een paar dezer staten de meeste moeilijkheden verwacht en zij het meest bij de zaak betrokken zijn. Er zullen echter waarschijnlijk te gelijker tijd vertrouwelijke en voorbereidende ge- daohtenwisselingen met andera staten plaats hebben. Daaromtrent zal men vermoedelijk zelfs reeds zeer spoedig nadere mededeelingen kunnen ontvangen. Intusschen zal het zeker den geruimen tjjd aan houden, eer de conferentie bijeenkomt. Vooral^noet eerst het programma worden afgewacht, waaromtrent men eerst eene principieele overeenstemming tusschen de vier genoemde staten zal trachten te verkrygen. Het grootste bezwaar zal wel zijn, middelen te vinden om er voor te kunnen waken, dat niet de een of andere staat, die de besluiten der conferentie nauwkeurig ten uitvoer brengt, grootelij ks benadeeld wordt door de concurrentie van een anderen staat, die anders te werk gaat, waaronder ook de werk man zelf zou hebben te lijden. Officieel wordt nu uit Bern bevestigd, dat de uitnoodigingen van Zwitserland tot deelneming aan de aldaar voorgenomen conferentie eerst in het mid den der vorige week waren verzondenzoodat zij niet reeds vóór het einde dier week bij de regee ringen zyn ter tafel gebracht. Daarmede vervalt dus het bericht van de Parijsche Tempt, dat alle regeeringen, met uitzondering van Duitschland, de uitnoodiging van Zwitserland reeds hadden aange nomen. Aan de internationale hoffelijkheid is dus ook niets te kort gedaan door het feit dat de beide keizerlijke aanschrijvingen Woensdagavond in den Rcichsanzeiger zijn verschenen, toen de uitnoodiging van Zwitserland nog niet was ontvangen. De toestand in de Londensche dokken, geeft nog steeds aanleiding tot ongerustheid. Het comité der werkstakers hield weer een bij eenkomst. De uitkomst der langdurige beraadsla gingen was dat voorioopig het verbod is ingetrok ken, waarbij de sjouwerlieden verboden werd goederen te ontladen uit voertuigen, toebehoorende aan niet- leden der Carmen üni)h. De directeuren wildtn ieder, die dit bevel opvolgde, terstond ontslaan zoodat een algemeene werkstaking werd verwacht

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2