Buitenlandsch Overzicht.
.1
Door ile regeering is aan Dr. Snouok Hurgonje
opgedragen, te onderzoeken of en zoo ja, welke
regelen zouden knnnen gesteld worden voor het
toezicht op de Mohamedaansche geestelijken en op
het Moh. godsdienstig onderwijs, en de resultaten
van dat onderzoek, waarrun ook aihankelyk zal zijn
bet antwoord op de mag aan wie o. q. het toezicht
zon zijn op te dragon, aan de regeeriag mede te
deelen.
In het Sociaal Weekblad wordt aan de openbare
school en de taak harer vrienden een artikel gewgd.
Wat haren vrienden van stonde aan te doen staat
is, zegt het S. W.de uitvoering en de werking
der nieuwe wet allerwege nauwlettehd gade te slaan,
daaromtrent gegeveos te verzamelen en openbaar te
maken, dio dienst kunnen doen om veler, thans nog
heel of half gesloten oogen te openen voor het kwaad
dat gebrouwen is. En dit niet enkul ter voorbe
reiding van hetgeen, vroeg of laat, tot uitwissching
van dat kwaad door den wetgever zal moeten worden
verricht,; maar ook, voorshands zelfs in de eerste
plaats, om zooveel mogelijk te koeren wat in tal
van gemeenten, met of zonder de hulp van 's lands
regeering, zal worden beproefd ten eind* do open
bare school afbreuk te doen en de bijzondere te
bevoordeelon. Het bekende manifest der anti-revo-
lutiouaire «Kamerjclub» wees haar volgelingen reeds
der. wegen voor zoover nog noodig, heeft haar
parlementaire leider, in een onlangs te Amsterdam
gehouden redevoering, met volkomen duidelijkheid
de vergaderzalen der gemeenteraden aangewezen als
de plaatsen, waar de zege, aanvankelijk op het
Binnenhof behaald, moef worden voltooid. Men kan
er zeker van zijn, dat de r.-katholieken, waar het
in hun belang past, niet in gebreke zullen blijven,
daarbij hon bondgenooten een handje te helpen. Of
lieverzij bovenal z<4)en wel zorgen, dat voorzoover
het aan hen staat, de vruchten, die de te zamen ge
plante boom hun in nog grooter mate kan opleveren,
hun niet ontgaan. Hier zal bet de opheffing gelden
van eene openbare school, hoezeer dientengevolgo of
het genieten van onderwijs bemoeielijkt üf het kind
van menigeen tegen diens zin en'wensch, tot het be
zoeken eener bijzondere feitelijk genoodzaakt zal
worden. Ginds zal de toeleg zijn, de onderwijs
krachten te beperken en met het verlaagde minimum
der wet om te springen, als ware het een maxi
mum. Overal, waar men er de macht toe heeft, zal
vrijwat meer nog dan tot heden, zoowel verhooging
van het schoolgeld als karigheid met het vrijstellen
ervan het parool wezen. Eu te vreezen is het helaas,
dat maar al te vaak niet weinigen ooder de zich
toenemende vrienden van het openbaar onderwijs ge
neigd zullen zijn om bij deze en dergelijke pogingen
handlangersdiessten te bewijzen, dewijl er aldus wat
te bezuinigen valt, en dewijl hnn liefde voor de
volksontwikkeling in omgekeerde reden staat tot de
offers, welke zij eischt.
Waar zoodanige naaste toekomst voor de deur
staat, zijn waakzaamheid en werkzaamheid in ver
hoogde mate de plicht dergenen, voor wie de
schoolkwestie slechts bijkomstig een politieken kant
heeft, maar driemaal meer een ouderwijs-vraagstuk
is en een hoog maatschappelijk belang vertegen
woordigt.
Onder opmerking, dat het plan, aarnaar de krijgs
macht ter bescherming van de openbare school in
het veld trekt, moet beantwoorden aan dezen eersten
eisoh, dat er eenheid xy van leiding en van hande
len, betoogt het S. Wdat de vereeniging Volka-
onderwjja aangewezen is om de handen aan den ploeg
te slaan, maar dat ook de Maatschappij tot nut van
't algemeen daartoe geroepen is en hare geschiedenis
zou verloochenen, zoo z|j het naliet.
De Haagsche kroniekschrijver der Jf. Oron. Ct.
schrijft, dat het zoeken naar een opvolger voor den
heer Keuchenius geen gemakkelijke taak zal zjjn.
«Want het Kabinet heeft behalve met de zeer ver
schillende wenschen in eigen boezem, ook met de
eischen der partijen te rekènen. Het is niet onop
gemerkt gebleven hoe de heer Schaepman dezer
dagen in de weer ia, nu eens confereerende, uren
hng, met den voorzitter van de Tweede Kamer, jhr.
Beelaerts, dan met den minister van binnenl. zaken,
vervolgens met de Indische specialiteiten van z|jne
part|j. Want de groote moeiel|jkheid voor hot
ministerie zat weer hierin gelegen zijn, dat de r.-
katholieken een der hunnen in het ministerie ver-
langon te zien opgenomen, omdat z|j daarop, naar
verhouding van de sterkte hunner club in de Tweede
Kamer en dat is juist reoht Bieenen te heb
ben, terw|jl het kabinet irr doodangst verkeert om
aan dit verlangen toe te geren, en de plaats van
den christen-staatsman b|j uitnemendheid aan een
godsdienstigen tegenvoeter over te leveren. Liet
men Keuchenius los om hem door een r. katholiek
te vervangen, dan ware het met den steun van de
Standaard-partij, en misschien zelfs van heel de
anti-revolutionaire fractie gedaan. Doch daartegen
over staat 't verlangen der r. katholieken. En deze
zijn nog niet eenmaal eensgezind, als 't er al op aan
komt, dat zjj de vacature zullen mogen «aanvullen.»
De fractie Schaapman bijv. wil den hetprtsu Nuaen
niet, die zich veel te kras tegen den persoonlijken
dienstplicht heeft uitgelaten, en de partij Bahlman
c. s. zou niemand liever wenschen. Op den heer
des Amorie van der Hoeven zou aller keuze vallen,
maar deze wil er niet veel van hooren z|jn rustig
zitje in den raad van stato vaarwel te zeggen. Het
zelfde geval doet zich trouwens b|j do anti-revolu
tionairen ook voor. De gauche en de droite werken
reeds tegen elkander in, eenerzjjds wil men Keu
chenius slechts voor Dr. Wijnmalen verwisselen
anderzijds zweert men bij den heer Groeneveldt, lid
van den Raad van Indie.
«Waarschijnlijk zal de beer Makay, als het er toe
mocht komen, aan beide partijen toonen dat er nog
altijd veel waarheid is in het oude spreekwoord van
de twee om een been vechtende honden. Wellieht zal
het gematigd-liberale element worden versterkt met
een minister van koloniën, die evengoed in een mi
nisterie Heemskerk zou kunnen zitting nemen. Men
heeft zelfs baron van Goltstein en don gouverneur-
generaal Pjjnscker-Hordjjk al van eenige zijden als
aanstaand minister van koloniën gedoodverfd. Ik
voor mij hecht er geen oogenblik geloof aan. Trou
wens alles wat ik u hierboven schreef, gaf ik ten
beste i tilre de «o» dit»" en als opmerkingen.
In den nacht van j. 1. Vrijdag op-Zaterdag heeft
men diefstal met braak gepleegd ten nadeele van een
houder van een huis van koop met recht van weder-
inkoop te Leiden. De man, die z|jne zaak drijft aan
de Haarlemmerstraat, beeft in eene steeg die schuins
tegenover hem is een pakhuisje, waarin hij zijne goe-
I deren bergt, welke bergplaats, onbewoond, behoorlijk
gesloten wordt, terwijl slechts ééa gezin in do steeg
woont. In den ochtend van Zaterdag ontdekte hij dat
de voor- of straatdeur geforceerd was, en wel zoo
danig dat de slotplaat zioh begeven had, waardoor
de deur te openen was, terwijl h|j verder tot de ont
dekking kwam dat behalve enkele gouden en zilve
ren voorwerpen, ruim 300 horlogier. waren ontvreemd.
De politie doet ijverig onderzoek, niettegenstaande
er niet de minste aanwijzing tegen de dader of daders
gevonden wordt.
Zaterdag middag heersohte ter Farqsohe handels
beurs groote ontsteltenis op het bericht, dat b|j een
der grootste handelaars in raapolie een aanzienlijk
tekort was ontdekt.
De heer Eugène Dumont heeft een entrepot te
Saint-Orien. In dit entrepot, toegestaan door de
regeering en derhalve onder toezicht staauue van de
regie, werd de olie, welke in fusten word ontvangen,
bewaard in ijzeren raten tot op het oogenblik, dat
de waar naar de afnemers moest verzonden worden.
Nu had de heer Dumont een aanzienlijke som
geld opgenomen, waarvour deze olie als Onderpand,
maar de olie was niet meer voorhanden. Eindelijk
ongerust geworden over het groote aantal ceelen, dat
door den heer Dumont werd uitgegeven, verzocht de
commissie van toezicht voor handel en nijverheid
den koopman eens na te gaan, hoe groot de roor-
raad olie in zijn depot nog was en deze te verge
lijken met de sommen, waarvoor de olie als onder
pand moest dienen.
De heer Dumont weigerde dit, waarop de oommi»-
sio zich richtte tot de rechtbank voor handelszaken.
De rechtbank liet door den heer Pjprot, een regee-
ringsambtenasr, den staat van zafsn onderzoeken.
Toon bleek, dat de heer Dumont ceêlen had uitge
geven voor 8,000,000 kilogrammen raapolie, terw|jl
hij uiet meer dan 750,000 kilogrammen in voorraad
had. Het tekort bedraagt dus, 7,250,000 kil., die
tegen eeu gemiddelden pr|js van 85 francs een waarde
van 6,000,000 francs vertegenwoordigen.
Het Parqsche syndicaat voor den olie-handel hield
terstond een vergadering, ten einde den toestand
te bespreken. Men besloot voorioopig geen besluit
te nemen, maar eerst af te wachten, totdat de ge
heels inventaris van bet depot nauwkeurig is opge
maakt.
Eenigen tijd geleden werd een oud, vertrouwd
bediende van een kantoor te weenen, die naar eene
kasvereeniging was geweest om er 86,700 gulden
te halen, deze gansohe som ontstolen, terwijl hjj in
een der corridors een oogenblik onwel werd en
daarom op eene bank ging zitten. Alle moeite om
den dief op 't spoor te komen mislukte. Dit vooral
heeft nu nog een tragisch eiode genomen. De besto
lene, een gewezen millitair, Leiner genaamd, bad b|j
zijn patroon nog zoo weinig het vertrouwen verloren,
dat deze hem na het ongeval nog de meeste achting
bleef bewijzen, maar ging toch er onder gedrukt,
en toen hem eens ter oore kwam, dat het publiek
niet zoo volkomen van zjjne onschuld overtuigd was,
ging de ongelukkige op zekeren avond naar het
kerkhof en schoot zich daar dood. Gevoelden zich
hierdoor de kwaadsprekenden en wantrouwenden het
hart wel wat beklemd, nog meer'was dit het geval,
toen bijna terzelfder t|jd dat men zjjn ljjk vond,
z|jn chef door middel der post het ontstolene terug
ontving, verminderd met 6700 gulden. De chef had
kocht de goedkoopste van de twee.
Toen Laurence terugkwam, vertelde z|j het hem
lachende, maar hjj lachte volstrekt niet en noemde
het eene laffe vertooning.
De heeren kwamen gedurig weder terug.
Ten laatste kwam hij die er het eerst geweest
was, nog eens en zeide dat men hem een souverein
had toevertrouwd onder voorwaarde dat h|j dit geld
zoo nuttig mogelijk voor een jong paar, dat z|jn
huishouden oprichtte, zou besteden.
Zij had in haar stsliatje niet meer voor een sou
verein aan hout- en Ijzerwaren over. Hjj kocht
alles wat er waa; twee paar strijkijzers en een aan
tal muizenvallen, en verder vulde h|j de som met
katoenen boezelaars aan. Hjj bracht zjjne inkoopen
weg en kwam een oogenblik later terug met lady
Mills, die aan mevrouw Mannen vroeg of zjj haar
ook nog eene heipeter kon afstaan, en ziende dat
dat Violet nog slechts een paar kinderjurken en
eenige schortjes over had, voegde zij er bij, dat die
jonge dame in het wit, daar san het einde, mis
schien wel zou kunnen komen. Mevrouw Mannen
zag Violet bekommerd aan, alsof zjj haar in het hol
van een leeuw liet gaan, maar zjj kon natuurlijk niet
weigeren, al vonden de andere dames van den bazaar
het volstrekt niet naar haar zin.
Die andere afdeeling was als uit een teover-
sprookje.
Wordt vervolgd.)
je spreken. Zie onder een of ander voorwendsel weg
te komen; ik zal op je wachten. Ik breng slechte
tijding ik weet eigenljjk niet of je het een slecht
bericht zult vinden," klonk zijne stem zóó treurig,
dat zij niets liever zou hebben gedaan dan naast
hem op den grond neder te knielen, haar arm om
zijn hals te slaan en te zeggen, dat hjj het zich niet
moest aantrekken. Maar zij mocht alleen vriendelijk
fluisteren, terwijl zij over een pak slaapmutsen ge
bogen stond:
«Zeker is het voor mij slecht als het slecht voor
jou is.'
Hjj zag met een onbeschrijfelijken blik tot haar op
onder het opstaan raakte hij met zijne lippen even
haar hand aan en zij dacht toen, dat het slechte be
richt niet zóó erg was als het had kunnen zjjn.
Er ontstond eenige drukte door de komst van lady
Mills en hare gasten. Zij kwamen in de tent. Violet
had nog nooit zulk een innemende en schoone dame
gezien als lady Mills, die, in haar even smaakvol als
kostbaar kostuum, eene echte dame was. Ook de
andere dames van haar gezelschap maakten een voor
namen indruk. Mevrouw Manners had geljjk: men
zag dadeljjk dat zij niet van de soort waren welke
men op Geldham gewoonlijk ontmoette. Bij de zes
of zeven dames waren slechts twee heeren. Violet
hoorde lady Mills tot mevrouw Manners zeggen, dat
de overige heeren tegen het schemeruur kwamen, en
dat zij hun verzocht had alles wat in de kraampjes
over was gebleven, te koopen.
Na een poosje vernam men echter dat het jacht-
rijtuig met de heeren reeds gekomen was, en dit
veroorzaakte onder de jonge meisjes vrjj wat opschud
ding. Violet begreep dat in haar kraampje niets
was, dat die heeren gebruiken konden, en hield zich
bedaard met eenige oude vrouwtjes bezig; zij had
heel aardig verkocht en goede zaken gedaan. Maar
daar kwam een der heeren, een groot, knap man
met een langen knevel, langs haar stalletje, keek naar
de dingen die waren tentoongesteld en vroeg naar
den prjjs van een trekpot. Z|j dacht dat hij het
uit een grapje vroeg, maar jawel: hjj kocht den
trekpot en nam dien zelf mede. Daarna kwamen
twee anderen, en de een kocht een soepketel en de
ander een zeepbakje en z|j pakten die dingen ook
mede. Toen kwam de eerste terug en vroeg naar
zoo veel dat zij niet in voorraad had, dat zij hem
moest zeggen dat h|j, een weinig verder op, man-
chettenknoopen, dasjes, sigarenkokers en andere hee
renartikelen in ruime keuze kon vinden. H|j zette
zijn lorgnet op en zeide met een zeer ernstig gelaat,
dat h|j zjjn geld niet voor nesterijen wilde uitgeven,
maar iets nuttigs wenschte te koopen. Of zjj hem
niet aan een vleeschvork of aan een vork om brood
te roosteren zou kunnen helpen? Hij kon zoo moei
lijk eene kenze doen tusechen een vork van vier
stuiven en een van zes, dat zij hem aanraadde ze
beiden te koopen, en als h|j dan had gezien welke
hem het best voegde, de andere weg te geven.
Maar hij zeide, dat dit al te verkwistend was en
dl. laten annodcaeren, dat als' «de vinder" der geld
som er 30000 gulden van terugzond, hij de overige
6700 galden kon behouden, zonder vrees voor eenige
vervolging. Hierop was de „vinder» ingegaan, had
de 6700 gulden teruggehouden en de overige 30000
franco aan den ohef gezonden, helaas I zoo laat, dat
hij nu een meuschenleven op zijn geweten heeft.
Het adres op 't oouvert had hjj, om zich niet door
zijn schrift te verraden, uit gedrukte letters saam-
gesteld. De ongelukkigs Leiner had vóór zijn dood
aan zjjn ohef, aan zjjne vrouw en kinderen gerichte
brieven achter golaten, waarin hij van allen afscheid
nam en in de roerenste bewoordingen zijne onschuld
te kennen gaf. Of zijne beschuldigers zonder grond,
die de indirecte oorzaak van zjjn dood zijn, nu nog
zullen volhouden, dat zij zioh „tot hun spijt nog
maar niet van zjjne onschuld kunnen overtuigen» t
De speld, dat zoo hoogst nuttige instrumentje,
waarvan men om zijne eenvoudigheid bijna gelooVen
zou Eva het reeds uitgevonden ffioest hebben, dateert
eerst uit de vijftiende eeuw. Eerst in het jaar 1410
kwamen zij in gebruik en verdrong do tot nu toe
gebruikelijke doornen der armen en do zilveren of
gouden stiften, waarmede de aanzienlijken hunne
kleederen vastmaakten.
De uitvinder der spelden was eOTraHjsche draad
trekker, Tourangeau genaamd, die, door winstbejag
gedreven, dag én nacht er over nadacht om zijn
handwerk tot de grootst mogelijke volkomenheid te
brengen. De zwarigheden, aan de fabricatie der spel
den verbonden, maakten ze in den beginne tot
zeldzame en kostbare voorwerpen en men vond ze
gewoonlijk alleen op de toilettafels van koninginnen
en prinsessen. Zoo bijv. bevond zich een doosje mei
spelden onder de geschenken, welke de dochter van
Lodewjjk IX b|j haar huwelijk ontving, en de nog
in onze dagon gebruikelijke benaming: tpeldegeld
wjjst er reeds op, hoe dit thans bijna waardeloos
artikel vroeger een bijzondere en steeds zeer kost
bare rubriek vormde op de lijst van uilgaven eener
huisvrouw.
In Engeland bleef de speld tot aan de regeering
van Hendrik VIII onbekend. Ongeveer in dezen tijd
bracht de schoone en later zoo ongelnkkigo Anna
Boleyn ze mede uit Frankrijk, en het is nu onwaar
schijnlijk, dat het nog heden ten dage b|j het volk
in zwang zijnde bijgeloof, als zou men iemand onge
luk aanbreugen door hem een speld te geven, want
deze „steekt de liefde af», iu die betreurenswaardige
vorstin z|jn oorsprong vindt. Zondagtbl
Het oogenblik waarop geen aardbèwoner meer dan
een vierkanten meter grond ter betehikking zal heb
ben, schqnt nog niet zoo nab|j als sommigen willen
doen gelooven. In verscheidene landen blijkt in de
laatste jaren dat het verschil tusschen het aantal
geboorten en het aantal sterfgevallen langzamerhand
kleiner wordt. Ook in Engelaud is dit zoo, en het
Verschil dat in verhouding met andere jaren in 1889
389.423 had moeten wezen, bedroeg in dat jaar
niet meer dan 367.224, dns zoowat 22000 minder.
Het geboortecijfer bleef 21/, p. m. beneden dat in
het voorgaande tijdperk, en het sterfteoqfor was se
dert 1888 met 0,1 per duizend gestegen.
In no. VII der „Indische schetsen" door Van
Blommen (F. G. Van Bloemen Waauders) vinden
wij het volgende verhaal omtrent Javaansche goo
chelaars, dat dubbel de aandacht verdient, nu voor
stellingen, welker verklaring voor den leol| in 't vak
niet te vinden is, velen de vraag doen opperen, of
z|j te maken hebben met nog niet bekende krachten.
De troep kunstenmakers vertelt de heer Waan-
ders zette zich op een mat neder en na eenige
gewone toeren met ballen, slangen, het steken van
een zwaard in de keel en dergelijke vertoond te
hebben, deed de hoofdpersoon een toer a la Daven
port.
Er werd een koeroengan zonder bodem, doch van
binnen bekleed met sarongs op den grond gezet; de
kunstenmaker ontblootte het bovenlijf en verzocht de
omstanders, z|jne armen en handen stevig op den
rug vast te binden met een lang en vr|j dik touw,
dat hji in de hand hield.
Bosnert, die officier b|j de marine was geweest,
gaf den wensch te kennen, dat hij d6n kunstenaar
zou binden, waartegen b|j dezen geene bedenkingen
bestonden. Bosbert bond nn, nadat een lus om den
hals was gelegd, de armen en polsen zóó sterk op
den rug vaat, dat naast hel bindsel het bloed opliep
en armen en polsen op die plaatsen geheel waren
opgezwollen.
«H|j is een knappe jongen zeide h|j als h|j
die los krijgt; ik heb er eenige knoopen ingelegd
uit mijn tjjd van het Koninklijk Instituut."
De kunstenaar werd, op die w|jze op het naakte
bovenlijf gebonden, in zittende houding onder de
koeroengan geplaatst en zjjn badjoe (buisje) vóór
hem neergelegd. Nu begonnen zjjne metgezellen
rond de Koeroeng»n wierook te branden, op de tam-
bourin te slaan en te zingen en schreeuwen, dat
hooren en zien verging.
Na verloop van eenigen tijd werd de koeroengan
"opgetild en nu zat de kunstomaker, evenals te voren
gebonden, op den grond, maar met zijn badjoe, on
der het bindsel door, aangetrokken. Allen stonden
verbaasd; doch hiermede was deze toer uiet afgeloopen.
Toen hij eenigszins tot verademing was gekomen
en zich wat water in de keel had laten gieten, werd
hij weder, zooals hij daar zat, onder de koeroengan
geplaatst.
Weder werd gezongen ên doepah (wierook) ge
brand, en toen nu na verloop van eenigen tijd de
koeroengan weder werd opgetild, zat de kunstemaker,
geheel vrij van banden, netjes gekleed op den grond.
Het touw waarmede hij gebonden was geweest, lag
vóór hem, met alle knoopen (er nog inhjj had het
bindsel uitgetrokken zooals men een kleedingstuk
uittrekt, en Boshert, die weinig eer had van zijn
werk, vorklaarde dat alle knoopen nog waren, zooals
hij ze gelegd had.
Onder het gezelschap kunstenmakers bevond zich
een allerliefst klein meisje van ongeveer zevenjarigen
leeftijd. Dit werd onder de koeroengan geplaatst
en nu richtte de hoofdpersoon zich tot de omstan
ders, zeggende, dat zij hem slechts vragen hadden
te doen zoo zacht, dat het meisje onder de koeroen
gan ze niet kon hooren en dat zij "ze dan zou be
antwoorden.
Aldra deden zich vele vragers op. De eerste
antwoorden van bet meisje waren zeer juist, doch
bij de vierde of vjjfde vraag ging het niet vlot meer.
De kunstenmaker kroeg daarom: „Hoe is het, ant
woordt ge niet?" „Ik wil niet," zeide zij. „Zult
ge wel eens antwoorden?" riep hij boos uit. „Ik
wil niet meer antwoorden." „Waarom niet?" vroeg
hij in drift. „Breng mij naar mijne dessa en mijne
ouders terug van wie go mij gestolen hebt." zeide
zij. Nu werd de kunstenmaker woedend en riep
uit: „Wanneer ge mij niet onmiddellijk gehoorzaamt,
dan vermoord ik U." „Vermoord mij maar, dan
is het uit, maar antwoorden doe ik niet meer."
Hierop vloog de kunstenmaker, schuimbekkende van
razernij, naar de koeroengan, trok zijn kris en stak
daarmede links ep reoht door de koeroengan heen.
Het meisje gilde en schreeuwde om hulp en het
bloed liep met stralen onder de koeroengan uit.
Eindelijk gaf het kind een rochelend geluid als van
een stervende.
De omstanders, die allen ontzet wardh over deze
gebeurtenis, wisten aanvankelijk niet wat zjj doen
zouden, maar al spoedig werd de verontwaardiging
algemeen; men wilde den razendeq kunstenaar te l|jf,
waarschijnlijk om hem te lynchen, en drong naar
hem op.
Nu was het oogenblik voor den kunstenmaker ge
komen; de uitdrukking vun zijn gelaat veranderde
eensklaps tot een vroolqken lach; hij tilde de koe
roengan op, en deze was leeg. Inmiddels had
het meisje zich door de menigte baan weten te maken
en kwam vriendelijk en lieftallig in het midden, met
een bakje in de hand tot het inzamelen van giften.
Op dit gezioht hoorde men een algemeenen kreet
van verlichting.»
Tot deelneming aan de tentoonstelling tot bevor
dering van veiligheid en gezondheid in fabrieken en
werkplaatsen hebben zich reeds een aantal fabrikan
ten, maatschappijen en vereenigingen hier te lande
aangemeld, terwjjl verschillende mioisteriën van hunne
belangstelling blijk gaven en ook uit het buitenland
belangrijke inzendingen zijn toegezegd.
De groote vluoht, welke de tentoonstelling neemt,
brengt echter ook groote geldelijke lasten meê. Aan
de regeering en het gemeentebestunr van Amsterdam
werd subsidie aangevraagd en van enkele leden van
het comitó kwamen reeds belangrijke giften in, o. a.
een van 500 en eenige van 200. Maar het
uitvoerend comitó rekent nog 10,000 a 15,000
te zullen noodig hebben om de zaak behoorljjk te
regelen, waartoe het zich gaarne bijdragen zal zien
toegezegd.
Het blijkt meer en meer, dat het uitstapje van
den hertog van Orleans naar Parijs geenerlei poli
tieke beteekenis heeft. Z\jn doel was alleen, zich
bereid te verklaren, nu hij 21 jaar was geworden,
zijn land als gewoon soldaat te dienen. Als Fransch-
man wilde hy dien wettelijken termijn niet onop
gemerkt laten voorbijgaan. Welk resultaat hij
van dezen stap, waarvan geen andere leden zijuer
familie kennis droegen, zich voorstelde, is niet recht
duidelijk. Het eind zal moeten zijn, dat hij ten
gevolge der verbanningswet van de prinsen, hetzij
met hetzij zonder gevangenisstraf over de grenzen
wordt teruggeleid. Wellicht was het alleen een
middel om de aandacht op zich te vestigen. Hoe
het zij, onguustig is de indruk niet op de Parijze-
naars geweest. Bij de groote massa van het publeik
heeft de daad van den jeugdigen prins van Orleans
onmiskenbaar een zeer gunstig onthaal gevonden.
In Frankrijk houdt men van zulke daden van los
zinnigheid, die getuigen van persoonleken moed.
En die heeft er ongetwijfeld bij den jeugdigen hertog
van Orleans bestaan. Hij waagt er eene gevange
nisstraf van twee jaar aan, om zich te komen aan
melden als soldaat. Dit is flink tegenover menig
een, die er een paar jaar gevangenisstraf aan waagt,
om zich niet aan te melden als soldaat.
Morgen Zal de rechtbank een oordeel uitspreken.
Hoe dit zal uitvallen, is nu reeds vrij zeker bekend.
Men zal in overweging nemen, dat de hertog van
Orleans nauwelijks meerderjarig is geworden; dat
hij het besluit om naar Frankrijk terug te keeren
heeft genomen, zonder voorkennis van zijn vader,
die op reis naar Amerika was of van zyn gouver
neur of een zijner andere raadgevers, maar dat hij
geheel op eigen hand heeft gehandeld.
Deze verzachtende omstandigheden in aanmerking
«nemende, zullen de rechters velmoedelyk de preten-
dentenwet niet toepassen, maar zich bepalen tot het
bevel om den prins weer ten spoedigste over de
grenzen te brengen. Dit is in de gegeven omstandig
heden, nu de republikeinsche regeering eenmaal de
vorbanningswet heeft uitgevaardigd, dan ook het
beste wat zij zou kunnen doen.
De Duitsche Bondsraad heeft met buitengewonen
spoed zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel,
hetwelk door het centrum is ingediend en door
den Rijksdag werd goedgekeurdf waardoor katho
lieke studenten in de theologie feitelijk worden
vrijgesteld van den actieven krijgsdienst. Heden
reeds wordt dit ontwerp als wet in den JReichtanzeiger
openbaar gemaakt.
Iu verschillende plaatsen van Westfalen zijn gis
teren weer vergaderingen gehouden van mijnwerkers.
Overal werd instemming betuigd met de bekende
eischen, welke door het bestuur der vereeniging van
mijnwerkers zjjn gesteld.
De mijnwerkers in de Rijnstreken zijn voornemens
tot den keizer het verzoek te richten dat, indien de
Staatsraad de ontwerpen des keizers betreffende do
regeling van den arbeid overweegt, dan iemand, die
op do hoogte is van den arbeid in do steenkolen
mijnen, tot de beraadslagingen zal worden toegelaten.
De mijnwerker Diokmaun, die, naar men weet,
heeft deelgenomen aan het socialisten-congres te
Parijs, is heden in hechtenis genomeu.
In Duitsche diplomatieke kringen wordt er op
gerekend, dat Duitschland zich met Zwitserland zal
verstaan omtrent de internationale conferentie over
beschermende wetgeving aangaande de werklieden.
Ten opzichte van dig zaak heersoht er in de
bladen velerlei misverstand. Dat er eerst onder
handelingen met Frankrijk, Engeland, België en
Zwitserland zullen plaats hebben, ligt eenvoudig
hieraan, dat men van een paar dezer staten de meeste
moeilijkheden verwacht en zij het meest bij de zaak
betrokken zijn. Er zullen echter waarschijnlijk te
gelijker tijd vertrouwelijke en voorbereidende ge-
daohtenwisselingen met andera staten plaats hebben.
Daaromtrent zal men vermoedelijk zelfs reeds zeer
spoedig nadere mededeelingen kunnen ontvangen.
Intusschen zal het zeker den geruimen tjjd aan
houden, eer de conferentie bijeenkomt. Vooral^noet
eerst het programma worden afgewacht, waaromtrent
men eerst eene principieele overeenstemming tusschen
de vier genoemde staten zal trachten te verkrygen.
Het grootste bezwaar zal wel zijn, middelen te
vinden om er voor te kunnen waken, dat niet de
een of andere staat, die de besluiten der conferentie
nauwkeurig ten uitvoer brengt, grootelij ks benadeeld
wordt door de concurrentie van een anderen staat,
die anders te werk gaat, waaronder ook de werk
man zelf zou hebben te lijden.
Officieel wordt nu uit Bern bevestigd, dat de
uitnoodigingen van Zwitserland tot deelneming aan
de aldaar voorgenomen conferentie eerst in het mid
den der vorige week waren verzondenzoodat zij
niet reeds vóór het einde dier week bij de regee
ringen zyn ter tafel gebracht. Daarmede vervalt
dus het bericht van de Parijsche Tempt, dat alle
regeeringen, met uitzondering van Duitschland, de
uitnoodiging van Zwitserland reeds hadden aange
nomen. Aan de internationale hoffelijkheid is dus
ook niets te kort gedaan door het feit dat de beide
keizerlijke aanschrijvingen Woensdagavond in den
Rcichsanzeiger zijn verschenen, toen de uitnoodiging
van Zwitserland nog niet was ontvangen.
De toestand in de Londensche dokken, geeft nog
steeds aanleiding tot ongerustheid.
Het comité der werkstakers hield weer een bij
eenkomst. De uitkomst der langdurige beraadsla
gingen was dat voorioopig het verbod is ingetrok
ken, waarbij de sjouwerlieden verboden werd goederen
te ontladen uit voertuigen, toebehoorende aan niet-
leden der Carmen üni)h. De directeuren wildtn
ieder, die dit bevel opvolgde, terstond ontslaan
zoodat een algemeene werkstaking werd verwacht