Bultenlandsch Overzicht. Kantongerecht te Gouda TOOFBBL. a ft •rottige grief tegen ken, die indertijd eene belang rijke uitgestrektheid kostbaren rivieroerer afstonden, ul rijn weggenomen. In de kroniek ran de Raagtckt Ct. wordt gewe zen op lie leemte in onze hedendaagsche geschied- beschrijving, die het gemis doet ontstaan van de kwistig vloeiende bron van beoordeeling van perso nen en toestanden, van de kleine oorzaken der groote gevolgen, die vorige geslachten ons nalieten in «Mémoires' en «gedenkschriften,* wel partjjdig en eenzijdig, als alle oordeel van den tijdgenoot, maar toch kostbaar materiaal om, door vergelijking en toetsing aan do officieele, een levend beeld te recon- strueereu van voorbijgegane toestanden. «Hoe vraagt de schr., naast de geschiedenis van ons parlement en de «archieven van het huisje van (bozige,* ons ook een gesohiedenis te verzekeren van ons volk en ons volksleven «Het dunkt mij eenvoudiger dan 't oppervlakkig schijnen mag. Waar provinciën eu steden zich, met prijzenswaardige belangstelling voor het verledene, de kosten gaarne getroosten om wetenschappelijke mannen te belasten met de zorg voor hare oude arsohieven, zou het daar onmogelijk zijn of te veel gevergd, dat de Staat aan zijne vele ambtenaren er nog een toevoegde, belast met het aanieekenen en het vastleggen van het hedeneen historieschrijver dn Bijks, evenals oudtijds «dos graven clerc» die tot taak zou hebben, een kroniek te maken en daaruit met behulp dan van de vele hulpbron nen, die de overheid ten dienste staan, «Neder- landsche Jaarboeken* op te stellen, welke bv. om de tien jaren uitgegeven, een beeld zouden leveren van den toestand van land en volk, hunne lotgeval len en historische gebeurtenissen? »'t Is zeker waar, dat er niet altijd een Gerri- nus, een Hooft, een Taiue of een Carlylo te vinden zal zjjn in staat om zich bij dien arbeid op een zóó hoog standpunt te plaatsen, dat zjjn «Jaarboek* het objectieve karakter zou kunnen verliezen en op het gebied der philosofie van de historie overgaan. Doch dit ware ook onnoodig. Wanneer zulk een historie-wysgeer «bij Gods genade* opstaat en de objectieve „Jaarboeken» van nederiger arbeiders ge reed vond, hjj zou gemakkelijk zijnen blik dan ook over het verledene kunnen laten weiden; én gelijk voor de 18e eeuw 'één Gervinus genoeg is, zoo zou ook voor andere tijdvakken een enkele ziener nu en dan volstaan kunnen.» Er waren in Transvaal 9 sollicitanten voor twee vacante studie-beurzen. De beurzen zijn toegekend aan den jongeheer De Beer, wiens vader den hel dendood stierf in den vrijheidsoorlog op het slagveld bjj Zwartkoppies, waar 15 burgers 6 uur lang streden tegen 350 Engelschen. Twee onzer burgers vielen daar en 37 Engelschenen aan den jonge heer Van Graan, zoon van Daantje van Graan, die tweemaal ernstig gekwetst werd in den vrijheids oorlog te Mooirivier en zich buitengewoon dapper gedragen heeft den geheeien oorlog door. In de lucht vliegen ot overgeven, zoo sprak hij tot den vijand, terwijl hij het kantoor in brand stak en de vijand gaf over «onvoorwaardelijk." In het Belgische blad Le Bien Public wordt mel ding gemaakt van valsche verklaringen welke te Gent zouden zijn afgegeven aan personen, die zich wilden laten aanwerven voor ons koloniaal leger. De vrij willigers moeten een getuigschrift van goed gedrag en zedelijkheid overleggen, p. a. vermeldende dat degenen die dienst willen nemen in het Indiech leger, geene veroordeeling ondergaan hebben. „Welnu, de minister der Nederlanden, zegt de Bim Public, heeft ontdekt dat er te Gent getuigschriften zijn afgeleverd aan kerels die reeds verscheidene veroor deelingen oudergaan hebben.' De Nederlandsohe regeering had zioh daorover be klaagd en de offioier van justitie heeft daarop den oommissaris van politie ontboden, die de onnauwkeu rige getuigschriften had afgeleverd. Deze verklaarde dat hij op bevel gehandeld had en legde, verzekert men, het geschreven bewijs van zjjne bewering voor. De stukken zjjn daarna in handen gesteld van den gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen en door dezen aan de Belgische regeering medegedeeld. De Bien Public, deze feiten bekend makende, voegt er bjj: «Indien ons verhaal eenige onnauwkeurigheid bevat, zijn wij gereed het terecht te wjjzen.' Het Hof van Assises te Luxemburg houdt zich sedert eenigen tijd bezig met een geding tegen een ge wezen substituut-griffier hjj de rechtbank, zekereSchiltz, beschuldigd van valschhoid in geschrifte en geldvar- duisteringen ten nadeele van den Staat, tot een bedrag van ongeveer 10,000 frcs. De geploegde vervalschin- gen waren 999 ia getal. Als griffier kreeg Schiltz de stukken van den rechter van instructie, zocht in de dossiers de namen van personen, voorkomende in de procescen-verbaal die men niet noodig had geacht als getuigen op te roepen, en vulde met die namen formulieren van oproeping in, welke hij onder andere stukken mengden en zoo ongelozen door den presi dent of den rechter van instructie deed teekenon. Ook maakte hjj hunne hapdteekeuing wel na. De vergoeding, aan deze quasi-getuigen uit te koeren, stak hij dan in deu zak. In 1886 betrapt, wist hjj naar Frankrijk te outvluohten en eerst twee jaar later werd hjj gevat. De aan de gezworen voorge legde vragen zijn 3684 in getal. Het beantwoorden daarvan duurt dagen en daar gedurende dien tijd de heeren het paleis van justitie niet mogen verlaten heeft men eene slaap- en eene eetzaal voor hen ingericht. Volgens de Luxemburgache wetgeving hebben in deze zaak de zeven loden van het hof van assises zitting als juryleden, zoodat ditmaal loden der ma gistratuur het ongewone genoegen zulleu hebben ge durende meer dan een week in hun eigen paleis van justitie te worden opgesloten. „Volgens „the Fall Mall Gazette" is hot volgende denkbeeld bjj de levensverzekeringmaatschappij „the Sun" in ernstige overweging Eene verzekering van een kapitaal, op een bepaald tijdstip of bjj vroeger overlijden vsn den verzekerde uit te keeren, zal voortaan geen verklaring van een geneeskundige meer veroischen, maar de maatschappij zal genoegen nemen met eene verklaring, tegenover een verantwoordelijk ambtenaar der maatschappij afgelogd. De eerste vjjf jaren is de verzekering geheel en ai spaarmiddel, met samengestelden interest tegen 5 pCt„; d. w. z. sterft de verzekerde binnen die vijf jaren, dan worden alleen de betaalde premiên, vermeerderd met 5 pCt. samengestelden interest teruggegeven. Aan het einde van dit 5jarig proef tijdperk begint eerst de eigenlijke verzekering, de premiebetaling voor eene verzekerd* som, -uit t* keeren op een bepaald tjjdstip of bjj vroeger over lijden. M. a. w.in de plaats van bet genees kundig ondenoek treedt een vijfjarig proeftijdvak, en de weigering Tan aangeboden verzekeringen op grond dat de betrokken persoon niet gezond van gestel i», vervalt. In het genootschap „Nuttige kennis" te Utrecht hield de bekende meteoroloog dr. M. Snellen dezor dagen eene voordracht over de nieuwste waarne mingen en denkbeelden omtrent den bliksemafleider. De bliksemslag ia het gevolg van ophooping van elektriciteit in eeu wolk, welke zioh verbindt met elektriciteit van de tegenovergestelde soort, die opgehoopt is in eene andere wolk of in de aarde. Hét beginsel nu van den bliksemafleider rustte volgens de oudere beschouwing grootendeels hierop, dat daardoor een langzame ontlading van de elek trische wolk plaats beeft, waardoor het overspringen van de elektrische vonk voorkomen wordt. Daarom plaegt men een afleider aan gebouwen aan te brengen, waarvan de spits boven het gebouw uitsteekt; de ontlading heeft dan plaats langs die spits. Niet altjjd echter is deze werking der spits oen voorbehoedmiddel tegen het inslaan van den bliksem. Bjj de uitkomsten van hot onderzoek naar de omstandigheden, waaronder de spits als zoodanig geen beveiling aanbiedt, stond spreker voornamelijk stil, zegt het „Utr. Dbl." Hjj deed uitkomen, dat men twee soorten van ontladingen kan onderscheiden een na langzame en oen na plotselinge lading van de wolk. In het laatste geval kan de spits het inslaan van den bliksem niet beletten, omdat, als de lading van de wolk plotseling plaats heeft, er geen tjjd is voor langzame ontlading. Om dan tooh oen goeden afleider voor den blik sem te hebben, moet men er op letten, dat die zoodanig langs het huis is aangebracht, dat de elektriciteit beter gelegenheid heeft om te gaan langs den afleider dan langs het gebouw. Het komt er dus niet zoozeer op aan of de afleider spits of stomp eindigt, als hjj maar over do geheele lengte van het gebouw een gemakkelijkeu weg aan den bliksem aanbiedt. Van groot belang is het verder, te zorgen dat de afleider in goede verbinding wordt gebracht met den grond. Door eon slechte aardverbinding ontstaat de kans van eene zjjdelingsche ontlading van den bliksem, in dior voege dat eerst de afleider getroffen wordt en dan de bliksem overslaat op een gedeelte van het gebouw, dat beter met den grond in verbinding staat. Derhalve de afleider moet, behalve geleidend (waaronder ook is te verstaan van voldoende dikte, omdat, als eene sterke ontlading plaats heeft door een dunne draad, deze daardoor kan smelten en zelfs vervluchtigen,) ook en vooral op de best mogelijk manier met den grond ver bonden z|jn, zoo men togen brandgevaar beveiligd zal zjjD. Voor eenige dagen drong een dief in de villa van den heer X. te Colombes, bij afwezigheid van den eigenaar. Daar deze veel aan hoofdpijn lijdt, had hjj ge woonlijk een geneesmiddel daarvoor in huis om goed te kunnen slapen, en de flescb, dat geneesmidddel bevattende, stond dien nacht op den schoorsteen der eetzaal. Toen de dief al de voorwerpen van waarde die hjj kon meedragen had bijeen; ezameld> allen verbaasde blikken op wierpen, terwijl de heeren meer op haar zelve letten. Sir Jonas, een vriende lijk oud heer met grijs haar, die best lady Mill's vader had kunnen zijn, geleidde Violet aan tafel, Hjj sprak niet veel, maar hij wist haar op zulk eene aardige manier aan het praten te brengen en hij liet haar zooveel van het schoolfeest vertellen, en daarbij schonk hij zoo ijverig in, dat zij veel meer wijn dronk dan zij gewoon was aan tafel te gebruiken. Na het eten, toen zij met de andere dames in de zijkamer zat, maakten zij veel werk van haar. Zij behandelden haar als een aardige speelpop en be gonnen haar over wat op Elzenhof voorviel en over dien „mooien mijnheer Èayner" uit te vragen." „Is het waar dat hij zulk een afschuwelijk slecht men8ch is, juffrouw?" „Ja, ,het is zeker waar; zie maar, zij krijgt eene kleur!" Violet kreeg volstrekt geen kleur; er was niets om over te blozen en zij antwoordde vroolijk: „Neen. De menschen in den omtrek houden hem voor een toovenaar, omdat hjj viool speelt. Hjj is integendeel zeer goed en vriendelijk." „Daaraan twijfelen wjj niet, lieve," zeide mevrouw Clowes op gehuichelden toon. „U denkt dat ik van mijnheer houd omdat hij goed voor mij is; maar dat is toch zoo niet. Als hij slecht was, dan zou ik niet van hem houden, al was hij nog zoo lief jegens mij," zeide Violet dapper. „En is mevrouw Bayner ook zoo lief voor u?" „O ja; zij is even vriendelijk en goed als mijnheer." Dit was niet de strikte waarheid, maar zjj had deze dames reeds genoeg leeren kennen om te be grijpen, dat zij lachen zouden als zij zeide, dat me vrouw niet zoo aardig voor haar was als haar echt genoot, en de arme mevrouw Bayuer kon het toch niet helpen dat zij zoo was. Kort na dit gesprek nam mevrouw Cunningham haar mede naar het an dere einde van de zaal waar een portret van lady Mills stond. „Natuurlijk gaat het mij niet aan, kindlief, van wien je dat medaillon hebt gekregen, maar ik moet je toch eens vragen of je meer kostbaarheden bezit, en zoo ja waar je ie dan bergt?" „Neenik heb niets anders en die leg ik 's avonds in een oud doosje ergens in een hoek van mijn les senaar," gaf Violet niet weinig verbaasd ten antwoord. „Dat dacht ik al, te oordeelen naar de onachtzame manier waarop je het in den zak wildet steken toen wij in de serre kwamen. Luister eensik heb ook een stel diamanten van groote waarde, hoewel niet kostbaarder dau de uwe, en ik leg ze 's nachts onder mijn hoofdkussen. Mijne kamenier weet niet eens waar ik ze overdag berg." „Nu, ik zal zooveel zorg voor mijne bergkristallen niet hebben." De andere glimlachte en herhaalde hoofdschud dend Zulke bergkristallen zou ik zeer zorgvuldig wegbergen." De heeren kwamen weer binnen. Eén hunner had een boek met nieuwe walsen medegebracht en verzocht de dames die te willen spelenmaar niemand durfde er zich aan te wagen. Dit scheen eene groote teleurstelling, en nadat Violet het boek had doorge bladerd en zich had overtuigd dat het zeer gemak kelijke muziek was, bood zij in alle bescheidenheid hare diensten aan. Zij begonnen, bljjde met haar voorstel, dadelijk te dansen. Het waren lieve stukjes en zij oogstte veel lof in voor haar prima vista. Spoedig werd er niet meer gedanst, maar stond het gezelschap naar het pianospel te luisteren. De heeren maakten haar zooveel complimenten, dat zjj ten laatste zeide „U wist toch wel dat ik gouvernante ben?" „Jawel," zeide mevrouw Clowes: „maar wij dachten dat u het slechts voor de pronk was." Violet speelde de overige walsen; maar nu kwam de heer „Tom" zij had gehoord dat hjj Carruthers heette bjj haar. Hij zag niet in waarom zij zich den geheeien avond voor het genoegen van anderen zou opofferen, en na de opmerking dat hij met haar een ernstig onderhoud moest hebben, waarin hij ver zocht niet te worden gestoord, geleidde hij haar naar een diepe nis, waar stoeltjes stonden. Hier liet hij haar plaats nemen. „Wat speelt u prachtig, juffrouw Howart," begon hjj, over haar stoel leunend. „Ik heb nog nooit zulk een mooi meisje als u gezien, dat de moeite nam al die dingen te leeren." (IPorit vervolgd.) kreeg bij dorst. Hjj zag de fleaeh staan, proefde eens, het smaakte en h|j dronk er een geheel glas van. Toen wilde hjj zijne pakken opnemen, maar hij voelde zioh door enoverwinnelijken alaaplust overvallen, bjj legde zioh op eene rustbank en toen hjj wakker werd zat hij in de gevangenis. De heor X. was tehuis gekomen, had den dief slapende gevonden en de gendurmen gehaald, die den slaper ongehinderd naar «de gevangenis over brachten. De influenza. Door een ljjder in hot Se stadium: Ze neemt je in de lurven en sm|jt je in 't bed, Bezet je met jicht in de beenen; Zjj pakt je in de keel als een lastig sujet En stelt je een dag of vier vjjf braaf de wet; Dan sloft ze (maar zachtjes) weer henen. Dan ben je versuft door 'tonwelkom bezoek; Je lust en je vlijt zjjn gaan loopen; Dan plaag je de vrouw, of je smijt met een boek, Je schopt naar de kat, of je bromt soms een vloek, En durft op geen beterschap hopen. Dat duurt weer een week, en in spijt van je klacht Begin je, zoo waar, te genezen; Dan merk je, dat weg is je macht en je kracht, Dan moet er wel biefstuk bjj kilo's gebraoht. Zoo komt er weer vuur in de pezen. (Tijd.) Geen profeet is geëerd in zjjn eigen land. Geen sterker voorbeeld zagen wij hiervan dan in Maarten Maartens, den sohrijver van de Zonde van Joost Avelingh. Wjj durven beweren, dat geen Nederlander hem kent en tooh is hjj een auteur, die volgens de Bir mingham Daily Post de Engelsche schrijvers moet beducht makeo voor het behoud hunner eigen lau weren. De Manchester Examiner zegt, dat zjjn boek eene verbeeldingskracht openbaart, die op Holland- scho schilderijen nauwlijks wordt aangetroffen, be halve op de doeken van Bembrandt. De Academy verklaart: Zoo verscheidene Hollandsche schrijvers werken leverden, geljjk aan dat van Maarten, zou de onbekendheid (met het Hollandsch) van ons Eilan ders te betreuren zjjn, en zoo spoedig mogeljjk moe ten worden verbeterd." De Figaro zegt evenoeus: „Indien alle Hollansche romans even belangrijk en even goed geschreven waren als deze, zouden zij in Frankrjjk groot debiot hebben." En zie! Wjj Hollanders weten niet, dat het werk bestaat en zelfs de naam van den schrijver is ons onbekend. Misschien zou het ook kunnen zijn, dat de Engel sche schrjjver zijn oorspronkelijk werk, hetwelk in Holland speelt, slechts voor een vertaling uit het Hollandsch doet doorgaan. Dan ware alles gevonden en bleef er slechtB een onschuldige mystificatie over. De heer Bobbers heoft eone vertaling er van aan gekondigd en dit versterkt ons wel in het vermoe den, dat deze gissing juist is. ArnhCt.) Als men den naam „Alphonse Daudet" noemt, rijzen aanstonds tal van liefelijke figuren uit de heden daagsche Fransche literatuur ons voor den geest. Wij zien opnieuw de kleine Desirée Delobelle en haar vader, die maar steeds geen afstand wou doen van het tooneel; de ongelukkige mevr. Ebsen en hare dochter; de verbannen koningin Frédérique en haar zwakken echtgenoot 'benevens meer andere per sonen, wier droeve lotgevallen eeh blij venden indruk op ons maakten dank zij de meesterhand die ze schetste. Allen, die Daudet als Frankrijk's eersten romancier hoogschatten was het zeker welkom gis terenavond eens met hem als tooneelschrijver te kun nen kennis maken. Onmiddelijk moet echter, tot óns leedwezen, worden geconstateerd dat deze kennismaking tevens een teleurstelling was. Welk een onderscheid tusschen den geestigen schepper van zoovele bemin- nelijk, sympathieke personen, die hij voor ons wist te doen leven en voor wie hij ons innige belang stelling afdwong en den man die ons een tooneel- stuk gaf, waarvan de held, ronduit gezegd, slechts een weerzinwekkende persoonlijkheid is, die ons be- aalt afkeer inboezemt. Tot juiste beoordeeling van et stuk moet men eigenlijk de voorrede lezen die Daudet aan de uitgave van „La lutte pour la vie toevoegde, maar is dit niet reeds op zichzelf eene veroordeeling Als men een tooneelstuk doet op voeren, dient het geheel voor zichzelf te spreken, de toeschouwer gaat af op hetgeen hij ziet en ophelde rende speechen moeten overbodig zijn. Intusschen de voorrede bestaat nu eemaal en nu valt het al dadelijk in het oog vooreerst dat Paul Astier üoor, den schrijver anders bedoeld is dan hij op het tooneel komt en ten tweede dat men hem voor Hollandsche ooren wat mindor cynisch heeft gemaakt, dat wel met uitstekende bedoeling geschiedde, maar waardoor ons de misdaad tegenover zijne vrouw minder verkla&r- baar wordt. In Paul Astier wórdt ons het type geschetst van den man, die de oude denkbeelden van plicht, oer en geweten als vooroordeelen heeft in den ban gedaan. Hoewel wij voor ons nu wel gelooven dat er enkele zulke mannen zijn, hebben wij toch een te goed denkbeeld van onze mede- menschen om te kunnen aannemen dat er vele zoo zjjn, zoodat het schetsen van bedoeld type een mis vatting was. Dergelijke verkeerde greep is zeer te verwonderen in een man van smaak en talent als Daudet. Wellicht kwam bij sommige toeschouwers gisteren avond de vraag op de lippenbevat het répertoire van de vereeniging Het Nederlandsck Tooneel geen beter stuk P En dan moeten wij tot ons leedwezen constateeren, dat bedoeld répertoire schraal voorzien is. Zoo oppervlakkig zou men denken dat het eerste tooneelgezelschap van ons land voor een drietal abonnements-voorstellingen in onze stad een zoo rijke keuze moest hebben, dat men eigenlijk uit overvloed niet zou weten wat te kiezen, toch is dit niet het geval, vooral als men in aanmerking neemt dat verscheidene stukken op ons tooneel niet op voer baar zjjn, zooals o. a. het stuk, dat thans avond op avond volle zalen trekt, met Bouwmeester in den titelrol. Het spel viel ook ditmaal zeer te roemen. De heer Bouwmeester was uitstekend, niet het minst in het 3e tafereel, waar hij het goedige ambtenaartje weêrgaf, die zich schaamde kwade vermoedens te hebben opgevat omtrent het gedrag van zijne dochter. Mevrouw de Vries had ook goede oogenblikken, zoo nu en dan scheen het echter alsof zij er niet bjj was, wat niet geldt voor de hoofdscène, die zij geheel tot haar recht deed komen. Met veel genoegen zagen wij Mevr. Holtropvan Gelder weder optreden. Deze liove verschijning is een groote aanwinst voor het gezelschap. De heer Clous hebben wij nog zelden zoo goed gezien als gisteren. De heer de Jong had een rol die van Antonin Caussade welke weinig geschikt voor hem was. De dames Chr. Poolman en Marie Lorjé deden Mevr. de Sélény en hare nicht Esther recht weder varen. i i De Norddeutsche Allgemeine Zeituwj maakt zich vroolijk over de behandeling van de zaak van den hertog van Orleans voor de Parijsche rechtbank, bij welke gelegenheid de hertog zijn rol, als stond hij geheel buiten de zaak, uitstekend speelde. Prins Bismaroks blad drijft den spot. met het martelaar schap van den Prins, die in de gevangenis lekker eet en door bezoeken van zijn verloofde wordt getroost. Bijzonder trekt hot ook do aaudacht, dat het officieele orgaan der concervatieve partij waarschuwt tegen overijling bij de behandeling van de voorstel len des keizers betreffende de arbeids-wetgeving. Milloenen werklieden, die tot dusver tevreden waren met hun lot, hebben eerst] door de decreten van den keizer vernomen, dat zjj reden hebben tot ontevre denheid. Het arbeiders-vraagstuk vereischt voorzich tig en met kalm overleg behandeld te worden en kan niet, als het ware met storm, door enkele groote woorden worden opgelost. Den eersten aanval der oppositie in het Lagerhuis heeft het ministerie-Salisbury met goed gevolg weer staan, evenwel niet dan na een vrij vinnig debat, hetwelk vijf uren duurde. De heer William Harcourt, eqn van Gladstone's medestrijders, bracht het proces van de „Times" tegen den heer Parnell ter sprake. Volgens hem geschiedde de openbaarmaking van den onechten brief van 8 April 1887, om het Lagerhuis gunstig te stemmen voor een strengere Iersche strafwet, welke toen juist in behandeling was, en dit achtte hij een inbreuk op de privilegiën van het Lagërhuis. De heeren Gladstone, Labouchère, Bradlaugh en Parnell ondersteunden het voorstel van den heer Harcourt, dat namens de regeering door de minis ters Gorst, Balfour en Smith werd bestreden. De heer Smith legde toen de verklaring af, dat de regee ring de openbaarmaking van den onechten brief af keurde en haar ingenomenheid betuigt, dat de heer Parnell heeft bewezen niets met de brieven te maken te hebben. Ten slotte werd het voorstel van den heer Har court met 260 tegen 212 stemmen verworpen. Te Lissabon hadden weer ongeregeldheden plaats. De Regeejring had het houden eener meeting ver boden? maar niettemin bewoog zich een talrijke menigte door de straten, om te zien wat er zou gebeuren. De republikeinen wilden een krans neer leggen op het standbeeld van den dichter Camoens, maar de politie verhinderde dit en nam een dertig tal weerspannigen in hechtenis. Intusschen gaat de regeering voort maatregelen te nemen tot verster king der weerkracht. Ten einde de onkosten daar voor te bestrjjden is den minister van financiën machtiging gegeven, schatkistbiljetten uit te geven. Dit geld zal hoofdzakeljjk besteed worden tot ver sterking der marine. Volgens de „Züricher Zeitung* heeft de Engelsche regeering de uitnoodiging der Zwitschersche regee ring aangenomen om op de door haar gestelde grqndslagen aan de internationaale conferentie te Bern over de arbeidsquaestie deel te nemen. De paus moet zeer gunstig gezind zjjn ten opzichte van keizer Wilhelms bemoeiingen tot inter nationale regeling der arbeidersquaestie en zal gaarne oen uitnoodiging tot medewerking aannemen. Dit zou ongetwijfeld een gunstige uitwerking voor de Duitsche regeering bjj de algemeene verkiezingen hebbenMaar ongelukkig schjjnt de paus als voor waarde voor zjjn medewerking te stellen, dat de keizer niet het Italiaansche gouvernement tot deel neming aan de internationale conferentie uitnoodigt. Het is meer dan twijfelachtig, dat de keizer deze voorwaarde zal inwilligen. In de Luxeraburgsche kamer kondigde de voor zitter eene interpellatie aan over de leerstukken, door den minister van siaat beleden in zjjne ver handeling over het openbaar recht van het groot hertogdom leerstukken, die hem strijdig dunken met de waarachtige constitutioneels beginselen en inzonderheid met de constitutie van 1868. Bedoelde leerstukken konden eventueel den politieken toestand van Luxemburg in ongelegenheid brengen. Het debat hierover is vastgesteld op heden. De heer Simons klaagde over do misbruiken, welke er voortspruiten uit de machtiging tot het tolvrij invoeren van kleine hoeveelheden meel, waarop de directeur van financiën antwoordde, dat deze zaak onderzocht wordt. In de Belgische Kamer is weer de persoonlijke dienstplicht ter sprake gekomen. De minister-president, de heer Beernaert, voerde gisteren zelf het woord om het kabinet te verdedigen tegen de beschuldiging, dat het de landsverdediging verwaarloosde. De heer Beernaert wees op de ver sterking der Maasoevers en de reorgauisatie der reserve, waardoor in tjjd van nood 130,000 soldaten ter beschikking komen. De minister verklaarde verder, dat het kabinet zich wel in beginsel kon vereenigen met de afschaffing der plaatsvervanging, maar dat de vrienden der regee ring daarvoor nu den tjjd nog niet gekomen achtten. Teneinde derhalve een ministerieole crisis te voor komen en het land do daaraan verbonden moeilijk heden te sparen, had het ministerie 'de ten uitvoer legging van zijn plannen voorioopig uitgesteld. De heer Bara, de liberale leider, protesteerde ter stond tegen deze verontschuldiging en betoogde, dat het ministerie-Beeruaert alleen hierom het tegen woordige stelsel handhaafde, omdat de machtige lei der der clericale partij, de heer Woeste, niets van persoonlijken dienstplicht wil weten. De radicale Brusselsche afgevaardigde, de heer Janson, voerde daarna het woord ten gunste van het voorstel van den heer d'Oultremont, die benooming verlangt van een bijzondere commissie om de vraag van den persoonlijken dienstplicht te bestudeeren. Op raad. van den heer Janson wijzigde de heer d'Oultremont echter zijn voorstel in zooverre, dat hij, in plaats van een gemengde commissie, uitsluitend een parlementaire commissie verlangt. Zitting van 12 Februari 1890. De volgende personen zijn veroordeeld: Jachtovertreding. J. T., te Nieuwerkerk a/d IJssel, tot 5 of 3 da gen hechtenis; J. van den B., te Moordrecht, tot 3 of 2 dagen hechtenis. Rijden met een kar bespannen met honden niet voorzien van muilkorven. W. V., te Bergschenhoek, tot 1 of 1 dag hechtenis; A. B., te Bergschenhoek 2 X 1 of 2 X 1 dag hechtenis. Openbare dronkenschap. N. van der K., te Gouda, tot 2 x 2 of 2 X 1 dag hechtenis; W. B., te Gouderak, tot 3 of 2 dagen hechtenis; C. S., te Gouda, tot 1 of 2 dagen hechtenis; W. E., te Ouderkerk a/d IJssel, tot 2 of 2 da gen hechtenis. IJkwetovertreding. M. B., te Zevenhuizen, A. V., te Moordrecht, A. B., te Gouda, W. F., te Gouderak, ieder tot 1 of 1 dag hechtenis; B. van den B., te Gouderak, tot 2 X X 1 dag hechtenis; N. van der K., te Gouda, tot 5 of 3 dagen hechtenis Als machinist op een stoomtram binnen de stad Gouda stoom uitlaten.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2