Bultenlandsch Overzicht.
Kantongerecht te Gouda
TOOFBBL.
a ft
•rottige grief tegen ken, die indertijd eene belang
rijke uitgestrektheid kostbaren rivieroerer afstonden,
ul rijn weggenomen.
In de kroniek ran de Raagtckt Ct. wordt gewe
zen op lie leemte in onze hedendaagsche geschied-
beschrijving, die het gemis doet ontstaan van de
kwistig vloeiende bron van beoordeeling van perso
nen en toestanden, van de kleine oorzaken der groote
gevolgen, die vorige geslachten ons nalieten in
«Mémoires' en «gedenkschriften,* wel partjjdig en
eenzijdig, als alle oordeel van den tijdgenoot, maar
toch kostbaar materiaal om, door vergelijking en
toetsing aan do officieele, een levend beeld te recon-
strueereu van voorbijgegane toestanden.
«Hoe vraagt de schr., naast de geschiedenis van
ons parlement en de «archieven van het huisje van
(bozige,* ons ook een gesohiedenis te verzekeren van
ons volk en ons volksleven
«Het dunkt mij eenvoudiger dan 't oppervlakkig
schijnen mag. Waar provinciën eu steden zich, met
prijzenswaardige belangstelling voor het verledene,
de kosten gaarne getroosten om wetenschappelijke
mannen te belasten met de zorg voor hare oude
arsohieven, zou het daar onmogelijk zijn of te veel
gevergd, dat de Staat aan zijne vele ambtenaren er
nog een toevoegde, belast met het aanieekenen en
het vastleggen van het hedeneen historieschrijver
dn Bijks, evenals oudtijds «dos graven clerc» die
tot taak zou hebben, een kroniek te maken
en daaruit met behulp dan van de vele hulpbron
nen, die de overheid ten dienste staan, «Neder-
landsche Jaarboeken* op te stellen, welke bv. om
de tien jaren uitgegeven, een beeld zouden leveren
van den toestand van land en volk, hunne lotgeval
len en historische gebeurtenissen?
»'t Is zeker waar, dat er niet altijd een Gerri-
nus, een Hooft, een Taiue of een Carlylo te vinden
zal zjjn in staat om zich bij dien arbeid op een
zóó hoog standpunt te plaatsen, dat zjjn «Jaarboek*
het objectieve karakter zou kunnen verliezen en op
het gebied der philosofie van de historie overgaan.
Doch dit ware ook onnoodig. Wanneer zulk een
historie-wysgeer «bij Gods genade* opstaat en de
objectieve „Jaarboeken» van nederiger arbeiders ge
reed vond, hjj zou gemakkelijk zijnen blik dan ook
over het verledene kunnen laten weiden; én gelijk
voor de 18e eeuw 'één Gervinus genoeg is, zoo zou
ook voor andere tijdvakken een enkele ziener nu en
dan volstaan kunnen.»
Er waren in Transvaal 9 sollicitanten voor twee
vacante studie-beurzen. De beurzen zijn toegekend
aan den jongeheer De Beer, wiens vader den hel
dendood stierf in den vrijheidsoorlog op het slagveld
bjj Zwartkoppies, waar 15 burgers 6 uur lang
streden tegen 350 Engelschen. Twee onzer burgers
vielen daar en 37 Engelschenen aan den jonge
heer Van Graan, zoon van Daantje van Graan, die
tweemaal ernstig gekwetst werd in den vrijheids
oorlog te Mooirivier en zich buitengewoon dapper
gedragen heeft den geheeien oorlog door. In de
lucht vliegen ot overgeven, zoo sprak hij tot den
vijand, terwijl hij het kantoor in brand stak
en de vijand gaf over «onvoorwaardelijk."
In het Belgische blad Le Bien Public wordt mel
ding gemaakt van valsche verklaringen welke te Gent
zouden zijn afgegeven aan personen, die zich wilden
laten aanwerven voor ons koloniaal leger. De vrij
willigers moeten een getuigschrift van goed gedrag
en zedelijkheid overleggen, p. a. vermeldende dat
degenen die dienst willen nemen in het Indiech
leger, geene veroordeeling ondergaan hebben. „Welnu,
de minister der Nederlanden, zegt de Bim Public,
heeft ontdekt dat er te Gent getuigschriften zijn
afgeleverd aan kerels die reeds verscheidene veroor
deelingen oudergaan hebben.'
De Nederlandsohe regeering had zioh daorover be
klaagd en de offioier van justitie heeft daarop den
oommissaris van politie ontboden, die de onnauwkeu
rige getuigschriften had afgeleverd. Deze verklaarde
dat hij op bevel gehandeld had en legde, verzekert
men, het geschreven bewijs van zjjne bewering voor.
De stukken zjjn daarna in handen gesteld van den
gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen en door
dezen aan de Belgische regeering medegedeeld.
De Bien Public, deze feiten bekend makende, voegt
er bjj: «Indien ons verhaal eenige onnauwkeurigheid
bevat, zijn wij gereed het terecht te wjjzen.'
Het Hof van Assises te Luxemburg houdt zich
sedert eenigen tijd bezig met een geding tegen een ge
wezen substituut-griffier hjj de rechtbank, zekereSchiltz,
beschuldigd van valschhoid in geschrifte en geldvar-
duisteringen ten nadeele van den Staat, tot een bedrag
van ongeveer 10,000 frcs. De geploegde vervalschin-
gen waren 999 ia getal. Als griffier kreeg Schiltz de
stukken van den rechter van instructie, zocht in de
dossiers de namen van personen, voorkomende in de
procescen-verbaal die men niet noodig had geacht
als getuigen op te roepen, en vulde met die namen
formulieren van oproeping in, welke hij onder andere
stukken mengden en zoo ongelozen door den presi
dent of den rechter van instructie deed teekenon.
Ook maakte hjj hunne hapdteekeuing wel na. De
vergoeding, aan deze quasi-getuigen uit te koeren,
stak hij dan in deu zak. In 1886 betrapt, wist hjj
naar Frankrijk te outvluohten en eerst twee jaar
later werd hjj gevat. De aan de gezworen voorge
legde vragen zijn 3684 in getal. Het beantwoorden
daarvan duurt dagen en daar gedurende dien tijd
de heeren het paleis van justitie niet mogen verlaten
heeft men eene slaap- en eene eetzaal voor hen
ingericht.
Volgens de Luxemburgache wetgeving hebben in
deze zaak de zeven loden van het hof van assises
zitting als juryleden, zoodat ditmaal loden der ma
gistratuur het ongewone genoegen zulleu hebben ge
durende meer dan een week in hun eigen paleis
van justitie te worden opgesloten.
„Volgens „the Fall Mall Gazette" is hot volgende
denkbeeld bjj de levensverzekeringmaatschappij „the
Sun" in ernstige overweging
Eene verzekering van een kapitaal, op een bepaald
tijdstip of bjj vroeger overlijden vsn den verzekerde
uit te keeren, zal voortaan geen verklaring van een
geneeskundige meer veroischen, maar de maatschappij
zal genoegen nemen met eene verklaring, tegenover
een verantwoordelijk ambtenaar der maatschappij
afgelogd. De eerste vjjf jaren is de verzekering
geheel en ai spaarmiddel, met samengestelden interest
tegen 5 pCt„; d. w. z. sterft de verzekerde binnen
die vijf jaren, dan worden alleen de betaalde
premiên, vermeerderd met 5 pCt. samengestelden
interest teruggegeven. Aan het einde van dit 5jarig
proef tijdperk begint eerst de eigenlijke verzekering,
de premiebetaling voor eene verzekerd* som, -uit t*
keeren op een bepaald tjjdstip of bjj vroeger over
lijden. M. a. w.in de plaats van bet genees
kundig ondenoek treedt een vijfjarig proeftijdvak,
en de weigering Tan aangeboden verzekeringen op
grond dat de betrokken persoon niet gezond van
gestel i», vervalt.
In het genootschap „Nuttige kennis" te Utrecht
hield de bekende meteoroloog dr. M. Snellen dezor
dagen eene voordracht over de nieuwste waarne
mingen en denkbeelden omtrent den bliksemafleider.
De bliksemslag ia het gevolg van ophooping van
elektriciteit in eeu wolk, welke zioh verbindt met
elektriciteit van de tegenovergestelde soort, die
opgehoopt is in eene andere wolk of in de aarde.
Hét beginsel nu van den bliksemafleider rustte
volgens de oudere beschouwing grootendeels hierop,
dat daardoor een langzame ontlading van de elek
trische wolk plaats beeft, waardoor het overspringen
van de elektrische vonk voorkomen wordt. Daarom
plaegt men een afleider aan gebouwen aan te brengen,
waarvan de spits boven het gebouw uitsteekt; de
ontlading heeft dan plaats langs die spits.
Niet altjjd echter is deze werking der spits oen
voorbehoedmiddel tegen het inslaan van den bliksem.
Bjj de uitkomsten van hot onderzoek naar de
omstandigheden, waaronder de spits als zoodanig
geen beveiling aanbiedt, stond spreker voornamelijk
stil, zegt het „Utr. Dbl." Hjj deed uitkomen, dat
men twee soorten van ontladingen kan onderscheiden
een na langzame en oen na plotselinge lading van
de wolk. In het laatste geval kan de spits het
inslaan van den bliksem niet beletten, omdat, als de
lading van de wolk plotseling plaats heeft, er geen
tjjd is voor langzame ontlading.
Om dan tooh oen goeden afleider voor den blik
sem te hebben, moet men er op letten, dat die
zoodanig langs het huis is aangebracht, dat de
elektriciteit beter gelegenheid heeft om te gaan langs
den afleider dan langs het gebouw. Het komt er
dus niet zoozeer op aan of de afleider spits of stomp
eindigt, als hjj maar over do geheele lengte van het
gebouw een gemakkelijkeu weg aan den bliksem
aanbiedt. Van groot belang is het verder, te zorgen
dat de afleider in goede verbinding wordt gebracht
met den grond. Door eon slechte aardverbinding
ontstaat de kans van eene zjjdelingsche ontlading
van den bliksem, in dior voege dat eerst de afleider
getroffen wordt en dan de bliksem overslaat op een
gedeelte van het gebouw, dat beter met den grond
in verbinding staat. Derhalve de afleider moet,
behalve geleidend (waaronder ook is te verstaan van
voldoende dikte, omdat, als eene sterke ontlading
plaats heeft door een dunne draad, deze daardoor
kan smelten en zelfs vervluchtigen,) ook en vooral
op de best mogelijk manier met den grond ver
bonden z|jn, zoo men togen brandgevaar beveiligd
zal zjjD.
Voor eenige dagen drong een dief in de villa
van den heer X. te Colombes, bij afwezigheid van
den eigenaar.
Daar deze veel aan hoofdpijn lijdt, had hjj ge
woonlijk een geneesmiddel daarvoor in huis om goed
te kunnen slapen, en de flescb, dat geneesmidddel
bevattende, stond dien nacht op den schoorsteen
der eetzaal. Toen de dief al de voorwerpen van
waarde die hjj kon meedragen had bijeen; ezameld>
allen verbaasde blikken op wierpen, terwijl de heeren
meer op haar zelve letten. Sir Jonas, een vriende
lijk oud heer met grijs haar, die best lady Mill's
vader had kunnen zijn, geleidde Violet aan tafel,
Hjj sprak niet veel, maar hij wist haar op zulk eene
aardige manier aan het praten te brengen en hij liet
haar zooveel van het schoolfeest vertellen, en daarbij
schonk hij zoo ijverig in, dat zij veel meer wijn dronk
dan zij gewoon was aan tafel te gebruiken.
Na het eten, toen zij met de andere dames in de
zijkamer zat, maakten zij veel werk van haar. Zij
behandelden haar als een aardige speelpop en be
gonnen haar over wat op Elzenhof voorviel en over
dien „mooien mijnheer Èayner" uit te vragen."
„Is het waar dat hij zulk een afschuwelijk slecht
men8ch is, juffrouw?"
„Ja, ,het is zeker waar; zie maar, zij krijgt eene
kleur!"
Violet kreeg volstrekt geen kleur; er was niets
om over te blozen en zij antwoordde vroolijk:
„Neen. De menschen in den omtrek houden hem
voor een toovenaar, omdat hjj viool speelt. Hjj is
integendeel zeer goed en vriendelijk."
„Daaraan twijfelen wjj niet, lieve," zeide mevrouw
Clowes op gehuichelden toon.
„U denkt dat ik van mijnheer houd omdat hij
goed voor mij is; maar dat is toch zoo niet. Als
hij slecht was, dan zou ik niet van hem houden,
al was hij nog zoo lief jegens mij," zeide Violet
dapper.
„En is mevrouw Bayner ook zoo lief voor u?"
„O ja; zij is even vriendelijk en goed als mijnheer."
Dit was niet de strikte waarheid, maar zjj had
deze dames reeds genoeg leeren kennen om te be
grijpen, dat zij lachen zouden als zij zeide, dat me
vrouw niet zoo aardig voor haar was als haar echt
genoot, en de arme mevrouw Bayuer kon het toch
niet helpen dat zij zoo was. Kort na dit gesprek
nam mevrouw Cunningham haar mede naar het an
dere einde van de zaal waar een portret van lady
Mills stond.
„Natuurlijk gaat het mij niet aan, kindlief, van
wien je dat medaillon hebt gekregen, maar ik moet
je toch eens vragen of je meer kostbaarheden bezit,
en zoo ja waar je ie dan bergt?"
„Neenik heb niets anders en die leg ik 's avonds
in een oud doosje ergens in een hoek van mijn les
senaar," gaf Violet niet weinig verbaasd ten antwoord.
„Dat dacht ik al, te oordeelen naar de onachtzame
manier waarop je het in den zak wildet steken toen
wij in de serre kwamen. Luister eensik heb ook
een stel diamanten van groote waarde, hoewel niet
kostbaarder dau de uwe, en ik leg ze 's nachts onder
mijn hoofdkussen. Mijne kamenier weet niet eens
waar ik ze overdag berg."
„Nu, ik zal zooveel zorg voor mijne bergkristallen
niet hebben."
De andere glimlachte en herhaalde hoofdschud
dend Zulke bergkristallen zou ik zeer zorgvuldig
wegbergen."
De heeren kwamen weer binnen. Eén hunner
had een boek met nieuwe walsen medegebracht en
verzocht de dames die te willen spelenmaar niemand
durfde er zich aan te wagen. Dit scheen eene groote
teleurstelling, en nadat Violet het boek had doorge
bladerd en zich had overtuigd dat het zeer gemak
kelijke muziek was, bood zij in alle bescheidenheid
hare diensten aan. Zij begonnen, bljjde met haar
voorstel, dadelijk te dansen. Het waren lieve stukjes
en zij oogstte veel lof in voor haar prima vista.
Spoedig werd er niet meer gedanst, maar stond het
gezelschap naar het pianospel te luisteren. De heeren
maakten haar zooveel complimenten, dat zjj ten laatste
zeide
„U wist toch wel dat ik gouvernante ben?"
„Jawel," zeide mevrouw Clowes: „maar wij dachten
dat u het slechts voor de pronk was."
Violet speelde de overige walsen; maar nu kwam
de heer „Tom" zij had gehoord dat hjj Carruthers
heette bjj haar. Hij zag niet in waarom zij zich
den geheeien avond voor het genoegen van anderen
zou opofferen, en na de opmerking dat hij met haar
een ernstig onderhoud moest hebben, waarin hij ver
zocht niet te worden gestoord, geleidde hij haar naar
een diepe nis, waar stoeltjes stonden. Hier liet hij
haar plaats nemen.
„Wat speelt u prachtig, juffrouw Howart," begon
hjj, over haar stoel leunend. „Ik heb nog nooit zulk
een mooi meisje als u gezien, dat de moeite nam al
die dingen te leeren." (IPorit vervolgd.)
kreeg bij dorst. Hjj zag de fleaeh staan, proefde
eens, het smaakte en h|j dronk er een geheel glas
van. Toen wilde hjj zijne pakken opnemen, maar
hij voelde zioh door enoverwinnelijken alaaplust
overvallen, bjj legde zioh op eene rustbank en toen
hjj wakker werd zat hij in de gevangenis.
De heor X. was tehuis gekomen, had den dief
slapende gevonden en de gendurmen gehaald, die
den slaper ongehinderd naar «de gevangenis over
brachten.
De influenza. Door een ljjder in hot Se stadium:
Ze neemt je in de lurven en sm|jt je in 't bed,
Bezet je met jicht in de beenen;
Zjj pakt je in de keel als een lastig sujet
En stelt je een dag of vier vjjf braaf de wet;
Dan sloft ze (maar zachtjes) weer henen.
Dan ben je versuft door 'tonwelkom bezoek;
Je lust en je vlijt zjjn gaan loopen;
Dan plaag je de vrouw, of je smijt met een boek,
Je schopt naar de kat, of je bromt soms een vloek,
En durft op geen beterschap hopen.
Dat duurt weer een week, en in spijt van je klacht
Begin je, zoo waar, te genezen;
Dan merk je, dat weg is je macht en je kracht,
Dan moet er wel biefstuk bjj kilo's gebraoht.
Zoo komt er weer vuur in de pezen.
(Tijd.)
Geen profeet is geëerd in zjjn eigen land. Geen
sterker voorbeeld zagen wij hiervan dan in Maarten
Maartens, den sohrijver van de Zonde van Joost
Avelingh.
Wjj durven beweren, dat geen Nederlander hem
kent en tooh is hjj een auteur, die volgens de Bir
mingham Daily Post de Engelsche schrijvers moet
beducht makeo voor het behoud hunner eigen lau
weren. De Manchester Examiner zegt, dat zjjn boek
eene verbeeldingskracht openbaart, die op Holland-
scho schilderijen nauwlijks wordt aangetroffen, be
halve op de doeken van Bembrandt. De Academy
verklaart: Zoo verscheidene Hollandsche schrijvers
werken leverden, geljjk aan dat van Maarten, zou de
onbekendheid (met het Hollandsch) van ons Eilan
ders te betreuren zjjn, en zoo spoedig mogeljjk moe
ten worden verbeterd." De Figaro zegt evenoeus:
„Indien alle Hollansche romans even belangrijk en
even goed geschreven waren als deze, zouden zij in
Frankrjjk groot debiot hebben."
En zie! Wjj Hollanders weten niet, dat het werk
bestaat en zelfs de naam van den schrijver is ons
onbekend.
Misschien zou het ook kunnen zijn, dat de Engel
sche schrjjver zijn oorspronkelijk werk, hetwelk in
Holland speelt, slechts voor een vertaling uit het
Hollandsch doet doorgaan. Dan ware alles gevonden
en bleef er slechtB een onschuldige mystificatie over.
De heer Bobbers heoft eone vertaling er van aan
gekondigd en dit versterkt ons wel in het vermoe
den, dat deze gissing juist is.
ArnhCt.)
Als men den naam „Alphonse Daudet" noemt,
rijzen aanstonds tal van liefelijke figuren uit de heden
daagsche Fransche literatuur ons voor den geest.
Wij zien opnieuw de kleine Desirée Delobelle en
haar vader, die maar steeds geen afstand wou doen
van het tooneel; de ongelukkige mevr. Ebsen en
hare dochter; de verbannen koningin Frédérique en
haar zwakken echtgenoot 'benevens meer andere per
sonen, wier droeve lotgevallen eeh blij venden indruk
op ons maakten dank zij de meesterhand die ze
schetste. Allen, die Daudet als Frankrijk's eersten
romancier hoogschatten was het zeker welkom gis
terenavond eens met hem als tooneelschrijver te kun
nen kennis maken. Onmiddelijk moet echter, tot óns
leedwezen, worden geconstateerd dat deze kennismaking
tevens een teleurstelling was. Welk een onderscheid
tusschen den geestigen schepper van zoovele bemin-
nelijk, sympathieke personen, die hij voor ons wist
te doen leven en voor wie hij ons innige belang
stelling afdwong en den man die ons een tooneel-
stuk gaf, waarvan de held, ronduit gezegd, slechts
een weerzinwekkende persoonlijkheid is, die ons be-
aalt afkeer inboezemt. Tot juiste beoordeeling van
et stuk moet men eigenlijk de voorrede lezen die
Daudet aan de uitgave van „La lutte pour la vie
toevoegde, maar is dit niet reeds op zichzelf eene
veroordeeling Als men een tooneelstuk doet op
voeren, dient het geheel voor zichzelf te spreken, de
toeschouwer gaat af op hetgeen hij ziet en ophelde
rende speechen moeten overbodig zijn. Intusschen
de voorrede bestaat nu eemaal en nu valt het al
dadelijk in het oog vooreerst dat Paul Astier üoor,
den schrijver anders bedoeld is dan hij op het tooneel
komt en ten tweede dat men hem voor Hollandsche
ooren wat mindor cynisch heeft gemaakt, dat wel
met uitstekende bedoeling geschiedde, maar waardoor
ons de misdaad tegenover zijne vrouw minder verkla&r-
baar wordt. In Paul Astier wórdt ons het type
geschetst van den man, die de oude denkbeelden
van plicht, oer en geweten als vooroordeelen heeft
in den ban gedaan. Hoewel wij voor ons nu wel
gelooven dat er enkele zulke mannen zijn, hebben
wij toch een te goed denkbeeld van onze mede-
menschen om te kunnen aannemen dat er vele zoo
zjjn, zoodat het schetsen van bedoeld type een mis
vatting was. Dergelijke verkeerde greep is zeer te
verwonderen in een man van smaak en talent als
Daudet.
Wellicht kwam bij sommige toeschouwers gisteren
avond de vraag op de lippenbevat het répertoire
van de vereeniging Het Nederlandsck Tooneel geen
beter stuk P En dan moeten wij tot ons leedwezen
constateeren, dat bedoeld répertoire schraal voorzien
is. Zoo oppervlakkig zou men denken dat het eerste
tooneelgezelschap van ons land voor een drietal
abonnements-voorstellingen in onze stad een zoo
rijke keuze moest hebben, dat men eigenlijk uit
overvloed niet zou weten wat te kiezen, toch is dit
niet het geval, vooral als men in aanmerking neemt
dat verscheidene stukken op ons tooneel niet op voer
baar zjjn, zooals o. a. het stuk, dat thans avond op
avond volle zalen trekt, met Bouwmeester in den
titelrol.
Het spel viel ook ditmaal zeer te roemen. De
heer Bouwmeester was uitstekend, niet het minst in
het 3e tafereel, waar hij het goedige ambtenaartje
weêrgaf, die zich schaamde kwade vermoedens te
hebben opgevat omtrent het gedrag van zijne dochter.
Mevrouw de Vries had ook goede oogenblikken, zoo
nu en dan scheen het echter alsof zij er niet bjj was,
wat niet geldt voor de hoofdscène, die zij geheel tot
haar recht deed komen. Met veel genoegen zagen
wij Mevr. Holtropvan Gelder weder optreden.
Deze liove verschijning is een groote aanwinst voor
het gezelschap. De heer Clous hebben wij nog
zelden zoo goed gezien als gisteren. De heer de
Jong had een rol die van Antonin Caussade
welke weinig geschikt voor hem was.
De dames Chr. Poolman en Marie Lorjé deden
Mevr. de Sélény en hare nicht Esther recht weder
varen.
i i
De Norddeutsche Allgemeine Zeituwj maakt zich
vroolijk over de behandeling van de zaak van den
hertog van Orleans voor de Parijsche rechtbank, bij
welke gelegenheid de hertog zijn rol, als stond hij
geheel buiten de zaak, uitstekend speelde. Prins
Bismaroks blad drijft den spot. met het martelaar
schap van den Prins, die in de gevangenis lekker
eet en door bezoeken van zijn verloofde wordt getroost.
Bijzonder trekt hot ook do aaudacht, dat het
officieele orgaan der concervatieve partij waarschuwt
tegen overijling bij de behandeling van de voorstel
len des keizers betreffende de arbeids-wetgeving.
Milloenen werklieden, die tot dusver tevreden waren
met hun lot, hebben eerst] door de decreten van den
keizer vernomen, dat zjj reden hebben tot ontevre
denheid. Het arbeiders-vraagstuk vereischt voorzich
tig en met kalm overleg behandeld te worden en
kan niet, als het ware met storm, door enkele
groote woorden worden opgelost.
Den eersten aanval der oppositie in het Lagerhuis
heeft het ministerie-Salisbury met goed gevolg weer
staan, evenwel niet dan na een vrij vinnig debat,
hetwelk vijf uren duurde.
De heer William Harcourt, eqn van Gladstone's
medestrijders, bracht het proces van de „Times" tegen
den heer Parnell ter sprake. Volgens hem geschiedde
de openbaarmaking van den onechten brief van 8
April 1887, om het Lagerhuis gunstig te stemmen
voor een strengere Iersche strafwet, welke toen juist
in behandeling was, en dit achtte hij een inbreuk
op de privilegiën van het Lagërhuis.
De heeren Gladstone, Labouchère, Bradlaugh en
Parnell ondersteunden het voorstel van den heer
Harcourt, dat namens de regeering door de minis
ters Gorst, Balfour en Smith werd bestreden. De
heer Smith legde toen de verklaring af, dat de regee
ring de openbaarmaking van den onechten brief af
keurde en haar ingenomenheid betuigt, dat de heer
Parnell heeft bewezen niets met de brieven te maken
te hebben.
Ten slotte werd het voorstel van den heer Har
court met 260 tegen 212 stemmen verworpen.
Te Lissabon hadden weer ongeregeldheden plaats.
De Regeejring had het houden eener meeting ver
boden? maar niettemin bewoog zich een talrijke
menigte door de straten, om te zien wat er zou
gebeuren. De republikeinen wilden een krans neer
leggen op het standbeeld van den dichter Camoens,
maar de politie verhinderde dit en nam een dertig
tal weerspannigen in hechtenis. Intusschen gaat de
regeering voort maatregelen te nemen tot verster
king der weerkracht. Ten einde de onkosten daar
voor te bestrjjden is den minister van financiën
machtiging gegeven, schatkistbiljetten uit te geven.
Dit geld zal hoofdzakeljjk besteed worden tot ver
sterking der marine.
Volgens de „Züricher Zeitung* heeft de Engelsche
regeering de uitnoodiging der Zwitschersche regee
ring aangenomen om op de door haar gestelde
grqndslagen aan de internationaale conferentie te
Bern over de arbeidsquaestie deel te nemen.
De paus moet zeer gunstig gezind zjjn ten
opzichte van keizer Wilhelms bemoeiingen tot inter
nationale regeling der arbeidersquaestie en zal gaarne
oen uitnoodiging tot medewerking aannemen. Dit
zou ongetwijfeld een gunstige uitwerking voor de
Duitsche regeering bjj de algemeene verkiezingen
hebbenMaar ongelukkig schjjnt de paus als voor
waarde voor zjjn medewerking te stellen, dat de
keizer niet het Italiaansche gouvernement tot deel
neming aan de internationale conferentie uitnoodigt.
Het is meer dan twijfelachtig, dat de keizer deze
voorwaarde zal inwilligen.
In de Luxeraburgsche kamer kondigde de voor
zitter eene interpellatie aan over de leerstukken,
door den minister van siaat beleden in zjjne ver
handeling over het openbaar recht van het groot
hertogdom leerstukken, die hem strijdig dunken
met de waarachtige constitutioneels beginselen en
inzonderheid met de constitutie van 1868. Bedoelde
leerstukken konden eventueel den politieken toestand
van Luxemburg in ongelegenheid brengen. Het
debat hierover is vastgesteld op heden.
De heer Simons klaagde over do misbruiken,
welke er voortspruiten uit de machtiging tot het
tolvrij invoeren van kleine hoeveelheden meel,
waarop de directeur van financiën antwoordde, dat
deze zaak onderzocht wordt.
In de Belgische Kamer is weer de persoonlijke
dienstplicht ter sprake gekomen.
De minister-president, de heer Beernaert, voerde
gisteren zelf het woord om het kabinet te verdedigen
tegen de beschuldiging, dat het de landsverdediging
verwaarloosde. De heer Beernaert wees op de ver
sterking der Maasoevers en de reorgauisatie der
reserve, waardoor in tjjd van nood 130,000 soldaten
ter beschikking komen.
De minister verklaarde verder, dat het kabinet zich
wel in beginsel kon vereenigen met de afschaffing
der plaatsvervanging, maar dat de vrienden der regee
ring daarvoor nu den tjjd nog niet gekomen achtten.
Teneinde derhalve een ministerieole crisis te voor
komen en het land do daaraan verbonden moeilijk
heden te sparen, had het ministerie 'de ten uitvoer
legging van zijn plannen voorioopig uitgesteld.
De heer Bara, de liberale leider, protesteerde ter
stond tegen deze verontschuldiging en betoogde, dat
het ministerie-Beeruaert alleen hierom het tegen
woordige stelsel handhaafde, omdat de machtige lei
der der clericale partij, de heer Woeste, niets van
persoonlijken dienstplicht wil weten.
De radicale Brusselsche afgevaardigde, de heer
Janson, voerde daarna het woord ten gunste van het
voorstel van den heer d'Oultremont, die benooming
verlangt van een bijzondere commissie om de vraag
van den persoonlijken dienstplicht te bestudeeren.
Op raad. van den heer Janson wijzigde de heer
d'Oultremont echter zijn voorstel in zooverre, dat hij,
in plaats van een gemengde commissie, uitsluitend
een parlementaire commissie verlangt.
Zitting van 12 Februari 1890.
De volgende personen zijn veroordeeld:
Jachtovertreding.
J. T., te Nieuwerkerk a/d IJssel, tot 5 of 3 da
gen hechtenis;
J. van den B., te Moordrecht, tot 3 of 2 dagen
hechtenis.
Rijden met een kar bespannen met honden niet
voorzien van muilkorven.
W. V., te Bergschenhoek, tot 1 of 1 dag hechtenis;
A. B., te Bergschenhoek 2 X 1 of 2 X 1
dag hechtenis.
Openbare dronkenschap.
N. van der K., te Gouda, tot 2 x 2 of 2 X 1
dag hechtenis;
W. B., te Gouderak, tot 3 of 2 dagen hechtenis;
C. S., te Gouda, tot 1 of 2 dagen hechtenis;
W. E., te Ouderkerk a/d IJssel, tot 2 of 2 da
gen hechtenis.
IJkwetovertreding.
M. B., te Zevenhuizen, A. V., te Moordrecht, A. B.,
te Gouda, W. F., te Gouderak, ieder tot 1 of
1 dag hechtenis;
B. van den B., te Gouderak, tot 2 X
X 1 dag hechtenis;
N. van der K., te Gouda, tot 5 of 3 dagen hechtenis
Als machinist op een stoomtram binnen de stad
Gouda stoom uitlaten.