Bultenlandsch Overzicht. ..J* <3* I ctoulchoucboomcnvoeilerplanten en variëteiten van den koiïiohoom uit Brazilië; oliehoudende en andere nuttige planten van do Gaboes enz. enz., doordat de plantentuin, dank zij den rijkdom, vele merkwaar dige of nuttige planten in ruil kan aanbieden. Wel een bewijs, dat de plantentuin ook nuttig moet genoemd worden door hen, die er dadelijk en tast baar voordeel van voor de practijk wensohen. Onze meester-schaatsenrijder G. Jurrjens heeft zich eergisteren te Berlijn zoo goed gehouden als maar verwacht kon worden. In de beide wedstrijden, waaraan door ons land werd doelgenomen (1000 M en 2000 M.), heeft hij den prijs behaald. Op de baan van 4000 M. was Jurrjens' tijd 8 min. 34 sec. De tweede aangekomene was de Noor Olsen in 8 min. 34»/6 sec. De 2000 M. baan legde onze kampioen het eerst af in 4 min. 5 sec. Bij den laatsten spurt viel Olsen. De prijzen waren prachtige kunstvoorwerpen. Dit Botterdam schrijft menDe avond van Zondag was in de opera een feestavond. Een nieuw werk werd voor het voetlicht gebracht, waaraan een drie tal Rotterdammers hadden gearbeid en wel de heeren Joh. C. Visser als componist, E, Blumontritt als instrumentalist en F. Michelssohn als librettist. Een tamelijk bezet huis desd van de belangstelling blijken en dc aanwezigen betoonden zich dankbaar; elk bedrijf van Caruela (zoo is de naam der opera) werd levendig toegejuicht, terwijl na afloop van het tweede bedrijf componist en librettist voor het voet licht verschenen en daar met lauweren in allerlei vorm werden overladen. Zeer de aandacht trok een krans van reusachtige afmetingen, die den heer Visser ten deel viel, maar men wil van Amsterdam- sche studenten uit dankbaarheid voor de hulp hun bij de uitvoering van Die Rache des Regiments, een van des heeren Vissers compositiën, betoond. Ook de heer Jeral, kapelmeester en de verschillen de hoofdpersonen werden niot vergeten, terwijl de heer Blumentritt in het orkest als cellist Werkzaam, van den heer Visser persoonlijk een krans ontving en niet ten onrechte, daar een groot gedeelte van het welslagen der opera mag worden toegeschreven aan de instrumentatie. De componist had aan Curmela den naam van romantische opera gegeven, doch bij nader inzien zal hij misschen daarop terugkomen en haar den titel schenken van operette of opera-comiquo, waarop zij meer aanspraak heeft. Natuurlijk hebben vele geleerden na het verschij nen der influenza zich ingespannen jacht te maken op een bacterie, welke bij die ziekte in het spel is. Dr. Jollens te Weenen is, blijkens zijn mededeeling aan den geneeskundigen kring aldaar, het monster op het spoor gekomen. Het gelijkt veel op de «capsel-coccen," die dr. Friedlander b j lijders aan pneumonie heeft ontdekt. Dr. Jolles heeft dezelfde bacterie ook in het drinkwater te Weenen gevonden, dat in 't eind van December was onderzocht, maar zij ontbrak in water, dat op 3 dagen ia Januari onder het mikroskoop werd gebracht. Andere ge leerden zjjn door die ontdekking niet overtuigd; prof. Pasteur o. a. acht nader onderzoek zeer noodig. Naar men uit Yerseke aan het Vaderland bericht, is jhr. J. L. C. Pompe van Moerdervoort, te Ber- gen-op-Zoom, bezig om een zeer groote maatschappij op te richten voor de kunstmatige oesterteelt, een maatschappij van zulk een omvang, dat een geheele ommekeer in de oester-industrie daarvan te ver wachten is. Zijn de mededeelingen, welke het blad ontving, juist, dan zou deze grootsche onderneming omvatten een half dozijn zeer goed werkende kleinere ondernemingen, waaronder er zjjn, welke thans reeds zeer bolangrjjke zaken doen, en zou men op deze wijze iidtfón hand krijgen ruim een derde deel van do gehOTle oesterproductie op de Schelde en, de Zeeuwsche stroomen. Men verzekert, dat het be- noodigde kapitaal gSvonden is. Het geheele opper beheer en de leiding dezer kolossale zaak zou toe vertrouwd lijn aan jhr. Pompe van Meerdervoort. Men zegt, dat het hier gaat om een productie van twaalf millioen oesters 's jaars. Niet alleen de 8chelde, maar ook de Zuiderzee zou in deze exploitatie be trokken zijn, zoodat het voor velen een bron van welvaart kan worden. Het jongste weekblaadje van de Algemeene Maat schappij van Levensverzekering en Lijfrente bevat een belangwekkend staatje betreffende de sterfte in de vorige maand, in verschillende steden van Europa. De opgaven voor de eerste 3 en voor de eerste 4 weken van Januari zijn te zamen genomen en daaruit is bet sterftecijfer per jaar berekend, zooals dit wor den zou, als een dergelijke sterfte bleef voortduren. Voor eenige Europeesche hoofdsteden verkrijgt men daar per 1000 inwoners do volgende cijfers: Jaarsterfte op grond der uitkomsten van de eerste 3 weken: de eerste 4 weken: Amsterdam. 62.1 38.6 Berlijn 23.4 23.2 Brussel 62.4 31.0 Budapest 51.4 48.1 Christiania31.3 33.8 Edinburg 34.2 24.6 Kopenhagen 21.0 w 21.5 Londen 32.1 26.3 Parqs 34.3 26.4 Petersburg29.5 26.3 Borne 23.2 21.5 Stocholm 20.9 20.5 Weenen34.4 26.1 Dit dit lijstje blijkt dus, dat de sterfte in de 4é week veel geringer was dan in de voorafgaande weken on dat Amsterdam, waar het normaal jaarlijksch sterf tecijfer op 28 per duizend wordt geschat, in de eerste 3 weken van 1890 de grootste sterfte heeft gehad van alia groote Europeesche steden, een sterfte bijna 2maal zoo groot als de nonuale. Een melkverkooper te Londen werd dezer dagen vervolgd krachtens hel wetteljjk voorschrift, volgens hetwelk niemand opzettelijk aan een voedings-artikel zulk een gedeelte mag ontnemen, dat een nadeelige invloed op de boedanigheid of den aard wordt uit geoefend. Hel bleek, dat de melk, die de man had verkocht, 28 percent aan vetgehalte miste, maar tevens, dat de verkooper van deze verandering van het artikel niets wist. De magistraat ontsloeg den melkslqter daarom van rechtsvervolging, De inspec teur van voedingsmiddelen, die de vervolging instelde, kwam echter in appèl, en toen werd uitgemaakt, dat de melkslijter moest veroordeeld worden, daar kennis van de verandering niet noodig was om de veroordeeling mogeljjk te maken. De rechter merkte op, dat de melkslijters zich tegen schade konden vrijwaren door waarborgen te eischon van de lieden van wie zij hunne melk koopen. Hoe heilzpam dit resultaat ook moge zijn, er staat tegenover, dat de boeten, die opgelegd worden, belachelijk gering zijn. Do maximum-boete is 20, maar meestal wordt slechts een bedrag van eenigo weinige shillings geëisout, hetgeen de vorvalsohers geenszins afschrikt. De moesten vinden het in hun belang de boeten eenvoudig te betalen en toch met het vervalsehen door te gaan. Uit Paramaribo wordt aan de IV. R. Ct. geschre ven, dat, na de petitie aan den Koning van een groot getal kiezers (geen ambtenaren), hierop neerkomende, dat Z. M. zou willen kennisnemen van de verkorting der rechten van de Surinaamsche bevolking door den heer Lohman, thans een verzoekschrift nan den Ko ning gezonden wordt, waarin geprotesteerd wordt tegen het eerste, op grond dat de «lagere bevolking" in tegendeel zeer ingenomen is met het beleid van den gouverneur. Op die ljjst staan 400 a 600 handtee- keningen van negers en Chineezen, die, indien ze al hunne namen kunnen teekenen, wat van allen niet aan te nemen is ~zckor voor hot grootste deel niet lezen kunnen. Een der personen die met een exemplaar van het verzoekschrift rondgaan, is een beambte van politie die onder den gouverneur Van Hoerdt of Van Sijpe- steijn uit 's lands dionst ontslagen is en wien door den tegenwoordigon gouvernour, op welken grond weet nog niemand, pensioen is verleend. De andere lijsten worden medo in groot geheim rondgebracht, naar men zegt, door bedienden van de Moravische broeders. Welke waarde aan zulk een rekest om een gou verneur te mogen behouden moet worden toegekend, zal ieder practiach man begrijpen. Onder het eerste rekest aan den Koniog komen de namen voor van verscheidene personen, die niet alleen aanhangers zijn van oir. Lobman's politieke richting in Nederland, maar ook tot voor eenige maanden zeer ingenomen waren met den gouverneur, doch nu inzien dat het belang dor kolonie niet raag worden opgeofferd aan dat van een persoon, al si) hij een geestverwant, wanneer deze den wettigen weg verlaat. Wat in deze zaak noodlottig is, is niet dat uit de minder beschaafden, of liever uit hen die niet lezen en schrijven kunnen, stemmen opgaan om tegen dé andere uiting te reageeren (dat dit niet achterwege zou blijven was te voorzien). Doch wat een gevaarlijk antecendent is, is dat de gouverneur zelf er op uit is, negers, die steeds het beschaafdere gedeelte der bevolking als hunne meerderen in ontwikkeling heb ben beschouwd en zich van inmenging in dergelijke zaken onthouden, in het strijdperk te brengen tegen het andere deel der bevolking, en hen doet gelooven dat hunne belangen met die der blanke bevolking in strijd zijn; wat afkeuring verdient is dat mr. Lohman de Moravische broeders, die zich vroeger" steeds bij hjinne zending hielden, zij het ook na haar over te spreken. Geen der andere dames zou zulk een ongewonen tocht hebben gedaan als gij in uwe onschuld. Ik ben bang, dat sir Jones boos zal njn over uwe onbedaohtzaamheid en zeggen, dat u op het water zeker koudo zal hebben gevat." „Het zou toch eene onwaarheid zijn te vertellen, dat ik in het geheel niet uit ben "jreweest. Ik was ook niet alleen buiten. Ik waimjt u en dus was alles goed. Ik denk dat lady SWpnog wel op zal zijn. Ik ga even zien." Vóór hij haar kon tegenhouden liep zij weg, naar de huiskamer, en daar vond zij lady Mills met me vrouw Clowes, de eerste met een ernstig en bezorgd gelaat, de andore haar boos en verontwaardigd aan- enue. „Meisje-lief, waar ben je toch geweest? Wij dhchten al dat je verdwaald of verongelukt waart." Hare stem trilde. „Wat spijt het mij, lady Mills! Ik heb met den heer Carruthers een zeiltochtje gedaan. Hij zeide, dat u het zeker, goed zoudt keuren, maar ik had behooren to bedenken dat het al zoo laat was." „Hoe later, hoe beter, lieve 1" zeide mevrouw Clo wes scherp en spotiond als géwöonlijk. Lady Mills' gelaat was geheel opgehelderd; maar thans vroeg zij met gefronste wenkbrauwen: „Weet je niet kindlief, dat mijnheer Carruthers een zeer gevaarlijk mensch is en Zij hield op, want de persoon in quaestie was on gemerkt binnengekomen. Zij keerde zich tot hem en zóó ernstig, dat Violet er van ontroerde, zeide zij „Tom, schaamt gij je niet?" Ën hij antwoordde even ernstig: „Misschien wel; maar dat doet hier niets ter zake. Deze scène is overbodig, want iedereen kan zien dat voor dit kind dag en nacht geen verschil maken. Als ik mijn hooggeachte vader in persoon ware, dan zou zij zich waarschijnlijk niet minder „in mijn ge zelschap hebben vermaakt. Het was heel verstandig van u, kindlief, dadelijk naar lady Mills te gaan," voegde hij er, Violet vriendelijk toeknikkend bij. Hij <gaf haar de hand; lady Mills kuste haar en mevrouw Clowes boog even, toen Violet naar hare kamer ging, zonder nog ten volle te beseffen, hoe zwaar zij tegen de vormen had gezondigd. Den volgenden morgen zou sir Jonas haar naar Elzenhof brengen en dan naar het station van Bea- consburgh doorrijden. Iedereeii nam hartelijk afscheid van haar iedereen, want mevrouw Clowes kwam niet te voorschijn. Violet had reeds hare plaats in den „phaëton" ingenomen en wachtte alleen nog op sir Jonas, "toen Gordon, de geheimzinnige bediende van den heer Garruthers, met een zeer onderdanige buiging bij haar aan het rijtuig kwam. „Ik geloof, mejuffrouw, dat dit iets van u is. U hebt het waarschijnlijk verloren, want ik heb het op de trap gevonden en ik vrees dat het beschadigd zal W" Bij deze woorden stelde hij haar het verloren me daillon wer hand. Zij was zoo verbaasd,'dat hy verdwenen was eer zij hem had kunften bedanken. Tóen zij het me daillon van de eene hand in de andere nam, zag zij dat het plaatje^ waarop de naamcijfers stonden, was weggebroken. Was Gordon de dief en had hij berouw? Of was de persoon die het gestolen had, met 0 zaak ver legen? Of had zij bret werkelijk verloren en slechts gedroomd dat zij het wegborg? Dan was het plaatje er zeker door den een of ander bij ongeluk afge trapt. Toen sir Jonas 'haar aan het hek van Elzenhöf lj#t uitstappen overviel haar een gevoel van treurigheid. Sarah, die haar koffertje droeg, zag er uit als een cipier, die een ontvluchten gevangene weer naar zijne cel brengt. Het kort bezoek ginds had nieuwe vermoedens in Violet wakker geroepen; zij herinnerde zich ver schillende uitdrukkingen, die zy van hare nieuwe vrien den op Elzenhof en zijne bewoners had gehoord. Was mevrouw Itayners inderdaad krankzinnig? Dan was het toch vreemd, dat geen vermoeden van dit feit tot het gezelschap dat zij juist had verlaten, was doorgedrongen. Zij wisten daar anders alle» en deden niets liever dan over de buren praten. En waarom hadden zij den heer Bayner //een slecht man" ge noemd? Zij achtten het geene zonde viool te spelen en aan wedrennen deel te nemen. {Wordt vervolgd.) lange aarzeling, er eindelijk toe gekregen heeft zich i in de politiek te begeven eh voor hem propaganda to maken; evenzeer als het eene onwaardige poging I is geweest, om eenige roomsche hnndteekeningen te winnen, het te doen voorkomen alsof de burgerij tegen mr. Lobman's bestuur te velde trekt, omdat hij een gedeelte van het terrein der kolonie aan de B. K. geestelijkheid heett afgestaan voor eene kerk. Als iemand zou willen ontkennen, dat het kappen een kunst is, zend hem dan even naar de kappers- echool, 'die, Dinsdagsavonds, van zeven tot negen uur, in de achterzaal van een koffiehuis op het Bem- brandtplein te Amsterdam wordt gehouden. Trouwens het is niet aan te nomen, dat iemand de groote stoutmoedigheid zou bezitten, dat te ontkennen. Het kappen is een kunst en niet van vandaag of gisteren. De Boraeinsche dames en heeren wisten er partij van te trekken en Aspasia kende er even goed de verfijning van als de koketste elegantjes van vandaag en Alcibiades evengoed als de fatterigste swell. En wat het „valsche haar" betreft, o, over dat „valsche haar" zou men een boekje kunnen open doen, dat al begint van eenige eeuwen vóór de chris telijke jaartelling; een bewijs, dat onze vrouwen, die zich aan het dragen van valsche vlechten „schuldig maken," oude papieren bezitten. Er is niets nieuws onder de zon; ook de tegenwoordige voorliefde voor blond haar niet. De raafzwarte patriciae tooide zich 't liefst niet de goudblonde lokken van do Gerraaan- sche schoonen. Maar ik ben hier niet om uilen naar Athene te brengen, dat wil zeggep om een cursus te geven in de „haarkloverij". Alleen wil ik hierbij wijzen op oen aaidige reclame, bedacht door de firma Perry Co., voor haar scheerartikelen, waaraan ik h6t volgende stukje over den handel in menschenhaar ontleen. Wat deze handel beteekent, kan duidelijk worden zoo men weet, dat door Engeland alleen jaarlijks voor 800 tot 400 duizend pond sterling wordt ge kocht en meer dan 100,000 KG. haar's jaars wordt aangevoerd. Het komt daar uit Duitschland, Italië en Frankrijk, on somtijds, maar slechts weinig, uit Zweden en Sptnjo. In Engeland zelf wordt geen haar opgekocht. Het Duitsche heeft een zeer goeden naam in den handel. Het is gewoonlijk 60 tot 75 M. lang en heeft verschillende tint, van lichtblond tot donkerbruin. Hot haar uit Italië is langer dan het Duitsche door het warmer klimaat, maar het is bros en heeft niet den zachten roodachtigen ot gou den weerschijn, die het Duitsche zoo gewild maakt. Fransch haar is kort en onsterk en wordt voor valsche vlechten gebruikt. Het is bijna altijd zwart van kleur. Het Duitsche haar is het zwaarst van de drie; een Duitsoh hoofd heeft gemiddeld 280 gram, een Fransch 200, een Italiaansch slechts 170 gram. Een onaangenaam artikel is het zoogenaamd# „doode haar," d. i. haar van lijken geknipt. Het is niet zoo goed als dat bij lijken is afgenomen en in den handel niet hoog genoteerd. De engr'os-prijs van haar wisselt tusschen 30 sh. en 400 sh. per pond. Lichtblond en goudblond haar doet meer dan de ge wone soorten, maar het allerduurste is wit haar, want dat is zeer moeielijk te krijgen tot eenige lengte. Mea hoeft het kunstmatig trachten te verkrijgen door het bleeken van. andere haarsoorten m«t waterstof- peroxyde, maar dat proces gelukt niet altijd. De reizigers der groote Engelsche huizen in haar, reizen het vasteland af met zijde, fluweel, linten en strikjes en goedkoope juweelen als ruilartikeleu voor het haar der vrouwen op het platteland. Wanneer de reiziger het haar heeft geknipt, brengt hij de uit einden netjes bijeen en bindt er een lintje om. De groothandelaars ontvangen voortdurend geheele pak ken met zulke haarbundels. Afgesneden haar, ook wanneer het verwerkt wordt tot vlechten, chignons enz., wordt gaandeweg bleeker onder den invloed van licht en lucht. Dat komt omdat het dood is en geen nieuwen aanvoer van kleurstof meer krijgt. De arme vrouwen, die het haar verkoopen willen, hebben daarvoor natuurlijk weinig zorg, zoodat het dikwijls zeer vuil is. Daarom moet de inhoud der bedoelde pakken, die bij den haai koopman aankomen, gewoonlijk gezuiverd worden, en die bewerking vooral brengt groote kosten met zich. Niemand ontkent dus dat het kappen een kunst, en een oude kunst is, en dit zoo zijnde was het te verwonderen, dat men in Amsterdam nog geen school had, die daarin onderwijs gaf, temeer omdat wij hier barbiers en kappers hebben, die voor den vooruitgang zijn, die niet stilzitten. Nu is er den len Februari van het vorig jaar een kappersschool geopend, en nu bestaat zij en bloeit zij, dank zij het kloeke bestuur, gevormd door de heeren Menke president, Snelle secretaris, en vooral Th. Sikkema1, secretaris en tevens onderwijzer. Al dadelijk bleek, «lat de school noodig was. Een vrij groot aantal leerlingen liet zich inschrijven en de veertien oprichters droegen de kosten van aankoop der noodige onderwijsmiddelen. Het schoolgeld is zeer gering. Een lokaliteit in de Marnixstraat bleek al dadelijk te klein te zijn voor de negentien leer- liugen die den cursus begonnen, zoodat men spoedig verhuisde naar het tegenwoordige schoollokaal in het koffiehuis naast het uitgebouwde perceel van Van Herpen, Bembrandtplein, De twintig teerlingen, die thans het onderwijs van den heer Sikkema (Marnixstraat), die geroemd wordt als een degelijk en met smaak begaafd man in zijn vak, ontvangen, worden onderwezen in al de gehei men van het edele vak: van het eenvoudige „trensen" af haarvlokjei samenschikken die moeten dienen voor de vlechten tot bet maken van de meest ingewikkelde en nauwkeurigst gemaakte pruik. En het is aardig hen te zjen werken, allen om een lange tafel gezeten, soms een lied zingende of een grap vertellende, maar werken, werken, werken, met vlugge \ingers in alle haarkleuren en haarsoorten, enkelen voor zich de houten koppen, die moeten dienen om de pruik er op vast te hechten. En niet alleen het pruikenmaken leeren zij, maar ook het eigenlijk kap pen, het haarsnijden, het friseeren, waarvoor zij el- kaars hoofden verhoffen tot „levende" onderwijsmid delen. Dat alles gaat onder het oog van den meester, dus het gaat goed. De leerlingen hebben achting en sympathie voor den heer Sikkema en gaven hem deze week, toen de school een jaar bestond, een fraai geschenk. Trouwens de kapperschool verdient den steun van alle vakmannen en erlangt dien ook gaan deweg. Men kan haar begunstigen door als donateur toe te treden, en misschien nog meer, door met de daad te zorgen, dat zij kan "blijven bestaan. De barbiers- vereeniging Standvastige hulp in tegenspoed, wier leden haar oprichtten, deden daarmede een goed werk, dat waardeering verdient. Het is ons een genoegen de kappersschool, die Vooruitgang genoemd is on ook inderdaad toont van den vooruitgang te houden, hiermede aan het publiek te kunnen voorstellen en aan te bevelen. Dikte van het hoofdhaar en aantal haren op een vrouwenhoofd. Ongeveor 160 haren van gemiddelde dikte zouden genoeg zijn om, zonder tusschenruimte naastf^ilkander gelegd, één centimeter „te bedekken. Een blondine heeft ongeveer 140,000 haren te ver zorgen, maar „la beauté rousse" of a la Makart slechts 88,000; de brunette zal er zoowat 109,000 bezitten, de zwarte schoonheid slechts 102,000. Weinig dames beseffen, dat zij 60 tot 80 KM. haar op het hoofd hebbende blondlokkige juffrouw heeft zelfs eiken morgen 100 of 110 KM. haar op te maken. Een Duitsch onderzoek heeft gevonden, dat één enkel haar zonder te breken een gewicht van ruim 11 gram kan dragen, en dat het onder dien last uitrekt. Maar het haar, dat zulk een zwaren last kan dragen, moet donkerbruin zijn, want oen blond haar zal reeds breken wanneer ei zeven gram wordt aangehangen. Zondag zijn in Frankrijk de verkiezingen gehou den in die districten, waar de verkiezingen door de Kamer waren vernietigd. De Boulangisten, onder wie de heoren Naquët, Laur en Méry, werden allen herkozen, en zelfs in enkele plaatsen met aanzienlijke meerderheid. De gewezen radicale minister Goblet verkreeg zelfs te Sceaux niet meer dan 9800 stemmen, terwijl'de Boulangist, die tegen hem over stond, 8000 stem men meer verkreeg. Op de verhouding tusschen de partijen in de Kamer kan natuurlijk de uitslag van deze verkiezin gen geen invloed oefenen. De Ministerraad zal morgen beslissen naar welke gevangenis de Hertog van Orleans zal worden over gebracht. De gratie zal, ook ongevraagd, eerst verleend worden, wanneer de monarchalen, ook in de pers geheel tot rust zijn gekomen. Dat de Prins zijn gratie weigert en zijn twee jaar blijft uitdienen, schijnt niet te worden gevreesd. De bekende bis schop Freppel, lid der Kamer, verzocht toegang tot den Prins, wat hem geweigerd werd op groud dat hij niet behoord# tot de door den Prins opgegeven personen. De heer Freppel zeide, dat hij als gees telijke den Prins verlangde te zien, waarop het antwoord luidde, dat 't de zaak van den Prins was een geestelijke vragen, niet van de Begooring er hem een te zendon. In verscheidene voorname Duitsche bladen wordt gesproken over de mogelijkheid dat prins Bismarck den wensch koest ëVt öok zijn ambt als Pruisisch minister-president peer te leggen. Dë meeningen loopen echter uiteen? of dit geschieden zou tengovolge van werkelijke behoefte aan rust, dan wel dewijl Bismarck met de verdere uitbreiding der wetgeving op den arbeid, die spoedig in Pruisen aan de orde zal komen, zoo weinig mogelijk te maken wil hebben. Deze geruchten worden tot dusver door niets be vestigd en door sommigen ook alleen als verkiezings. manoeuvres beschouwd. Met het oog op de verkiezingen is ook een hoofdartikel in de Nordd. Allgèmeine Zeitung van gisteren geschreven, waarin andermaal verzekerd wordt dat er in 1887 van de zijde van Frankrijk gevaar voor oorlog dreigde, welk gevaar alleen af gewend is geworden doc^r de toenmalige verkiezingen voor den rijksdag, waaruit de Franschen zien konden hoe krachtig het bewustzijn der nationale eenheid in Duitschland was. Bij de ophanden zijnde ver kiezingen, heet het, moet het Duitsche volk daaraan indachtig zijn. Gisteren hebben overal in het rijk ontelbare voor bereidende kiezersvergaderingen plaats gehad voor de verkiezing op Donderdag. Over het geheel is de beweging eohter veel kalmer dan anders. Te Berlijn bijvoorbeeld is er nauwelijks iets van te be merken. Er wordt veel meer over de verschillende jongste bekendmakingen des keizers gesproken dan over de stembus, ofschoon bijna iedere partij de mogelijkheid voorziet van onberekenbare verrassingen. Zaterdag hield het bestuur van de vereeniging van mijneigenaren te Essen weer een bijeenkomst, waar in de eerste plaats over de nieuwo eischen der werklieden in de districten Kecklinghausen en Gelsen- kirchen word gesproken. Behalve de bekende eischen van het bestuur, verlangen deze werklieden nog, dat de directeuren de lokalen hunner mijnen ter besohikking zullen stellen van de werklieden, tot het houden van vergóderingen en dat zij bovendien aan de werklieden-commissie het recht zullen toe kennen bij geschillen met de werkgevers terstond namens alle werklieden een werkstaking te kunnen proclameeren. De directeuren besloten deze eischen evenmin in overweging te nemen als de vorige. Voorts werd besloten tot oprichting van een ver zekeringskas tegen werkstakingen, opdat, indien eenige mynen door werkstaking lijden, deze gesteund kunnen worden. Het kapitaal werd vastgesteld op 1,200,000 Mark. Volgens de statuten hebben de mijneigenaars aanspraak op schadeloosstelling. I. Indien het bestuur erkent, dat de eischen der werklieden te recht werden geweigerd. II. Indien het aantal der werkstakers grooter is dan oen derde van het aantal werklieden, die eiken dag in de mijn werken, of indien een geheele klasse van werklieden, welke onontbeerlijk is voor het bedrijf, het werk staakt. Elke mijn draagt voor dit fonds bij 4 pfennig van elke ton kolen, gerekend naar hetgeen in 1889 door ioder werd voortgebracht en ontvangt een uit- keeriug van ll/9 Mark voor elke ton kolen, welke ten gevolge van de werkstaking minder wordt voort gebracht. In geval van nood wordt de bijdrage verhoogd. Het fonds wordt beheerd door het bestuur der vereoniging, geholpen door commission die door de zeven districten Dortmund, Witten, Bochum, Gelsenkirchen, Essen, Oberhausen en Altendorf worden gekozen. Deze commissies bestaan uit zooveel maal drie leden, als het district onder- districten be^vat. Voor elke 50,000 ton kolen, welko worden voortgebracht, heeft elke mijn één stem, maar in elk geval heeft iedere mijn een stem. Tot leden dezer commissies kunuen gekozen wor den mijneigenaars en directeuren, die met volmacht van de eigenaars het werk besturen. De commis sies moeten beslissen, of het verzet der directie tegen de eischen der werklieden gerechtvaardigd is, of niet. Binnen drio dagen kan men in hooger beroep komen bij het bestuur der mijnwerkers- vereeniging. Men verbindt zich voor een jaar, te beginnen met 1 Februari 1890. Èerst dan zal het plan door gaan, indien zich zoovele mijnen hebben aangesloten, dat ten minste de helft van de kolen, welke in elk district worden voortgebracht, vertegenwoordigd is. Ook betreffende het stijgen der looneu in verband met het stijgen van de steenkoolprijzen werden in de vergadering eenige belangrijke mededeelingen gedaan. In de mijn Clerget bij Becklinghausen kostte de productie der kolen in December 1889 aan loon 24 pCt. racer dan in Maart, terwijl toch de kolenprijzen slechts met 26 en de cokes-prijzen met 22 pCt. waren gestegen. Daar tevens de prijzen van alle andere benoodigdheden voor het werk in dezelfde evenredigheid hooger werden en de loonen 60 a 70 pCt. dor geheele productiekosten uitmaken, is dus in deze mijn, hotgeen meer werd ontvangen voor de kolen, bijna geheel den werklieden ten goede gekomen. De couranten uit Brazilië van 16 tot 18 Januari, die dezer dagen te Lissabon aankwamen, klagen «eer over het militaire despotisme, waarmee de re; publlkeinsche regeering het land bestuurt. Maarschalk Da Fonseca heeft reeds het voorbeeld gevolgd van de hoofden der overige Zuidamerikaanscbe republieken door zich tot „generalissimo" van het Brazil iapnsche leger te laten benoemen Daar deze benoeming ge paard ging met een versterking van het leger met C

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2