Bultenlandsch Overzicht.
..J*
<3*
I
ctoulchoucboomcnvoeilerplanten en variëteiten van
den koiïiohoom uit Brazilië; oliehoudende en andere
nuttige planten van do Gaboes enz. enz., doordat de
plantentuin, dank zij den rijkdom, vele merkwaar
dige of nuttige planten in ruil kan aanbieden.
Wel een bewijs, dat de plantentuin ook nuttig moet
genoemd worden door hen, die er dadelijk en tast
baar voordeel van voor de practijk wensohen.
Onze meester-schaatsenrijder G. Jurrjens heeft zich
eergisteren te Berlijn zoo goed gehouden als maar
verwacht kon worden. In de beide wedstrijden,
waaraan door ons land werd doelgenomen (1000 M
en 2000 M.), heeft hij den prijs behaald.
Op de baan van 4000 M. was Jurrjens' tijd 8
min. 34 sec. De tweede aangekomene was de Noor
Olsen in 8 min. 34»/6 sec. De 2000 M. baan legde
onze kampioen het eerst af in 4 min. 5 sec. Bij
den laatsten spurt viel Olsen.
De prijzen waren prachtige kunstvoorwerpen.
Dit Botterdam schrijft menDe avond van Zondag
was in de opera een feestavond. Een nieuw werk
werd voor het voetlicht gebracht, waaraan een drie
tal Rotterdammers hadden gearbeid en wel de heeren
Joh. C. Visser als componist, E, Blumontritt als
instrumentalist en F. Michelssohn als librettist.
Een tamelijk bezet huis desd van de belangstelling
blijken en dc aanwezigen betoonden zich dankbaar;
elk bedrijf van Caruela (zoo is de naam der opera)
werd levendig toegejuicht, terwijl na afloop van het
tweede bedrijf componist en librettist voor het voet
licht verschenen en daar met lauweren in allerlei
vorm werden overladen. Zeer de aandacht trok een
krans van reusachtige afmetingen, die den heer
Visser ten deel viel, maar men wil van Amsterdam-
sche studenten uit dankbaarheid voor de hulp hun
bij de uitvoering van Die Rache des Regiments, een
van des heeren Vissers compositiën, betoond.
Ook de heer Jeral, kapelmeester en de verschillen
de hoofdpersonen werden niot vergeten, terwijl de
heer Blumentritt in het orkest als cellist Werkzaam,
van den heer Visser persoonlijk een krans ontving
en niet ten onrechte, daar een groot gedeelte van
het welslagen der opera mag worden toegeschreven
aan de instrumentatie.
De componist had aan Curmela den naam van
romantische opera gegeven, doch bij nader inzien
zal hij misschen daarop terugkomen en haar den
titel schenken van operette of opera-comiquo, waarop
zij meer aanspraak heeft.
Natuurlijk hebben vele geleerden na het verschij
nen der influenza zich ingespannen jacht te maken op
een bacterie, welke bij die ziekte in het spel is.
Dr. Jollens te Weenen is, blijkens zijn mededeeling
aan den geneeskundigen kring aldaar, het monster
op het spoor gekomen. Het gelijkt veel op de
«capsel-coccen," die dr. Friedlander b j lijders aan
pneumonie heeft ontdekt. Dr. Jolles heeft dezelfde
bacterie ook in het drinkwater te Weenen gevonden,
dat in 't eind van December was onderzocht, maar
zij ontbrak in water, dat op 3 dagen ia Januari
onder het mikroskoop werd gebracht. Andere ge
leerden zjjn door die ontdekking niet overtuigd;
prof. Pasteur o. a. acht nader onderzoek zeer noodig.
Naar men uit Yerseke aan het Vaderland bericht,
is jhr. J. L. C. Pompe van Moerdervoort, te Ber-
gen-op-Zoom, bezig om een zeer groote maatschappij
op te richten voor de kunstmatige oesterteelt, een
maatschappij van zulk een omvang, dat een geheele
ommekeer in de oester-industrie daarvan te ver
wachten is. Zijn de mededeelingen, welke het blad
ontving, juist, dan zou deze grootsche onderneming
omvatten een half dozijn zeer goed werkende kleinere
ondernemingen, waaronder er zjjn, welke thans reeds
zeer bolangrjjke zaken doen, en zou men op deze
wijze iidtfón hand krijgen ruim een derde deel van
do gehOTle oesterproductie op de Schelde en, de
Zeeuwsche stroomen. Men verzekert, dat het be-
noodigde kapitaal gSvonden is. Het geheele opper
beheer en de leiding dezer kolossale zaak zou toe
vertrouwd lijn aan jhr. Pompe van Meerdervoort.
Men zegt, dat het hier gaat om een productie van
twaalf millioen oesters 's jaars. Niet alleen de 8chelde,
maar ook de Zuiderzee zou in deze exploitatie be
trokken zijn, zoodat het voor velen een bron van
welvaart kan worden.
Het jongste weekblaadje van de Algemeene Maat
schappij van Levensverzekering en Lijfrente bevat een
belangwekkend staatje betreffende de sterfte in de
vorige maand, in verschillende steden van Europa.
De opgaven voor de eerste 3 en voor de eerste 4
weken van Januari zijn te zamen genomen en daaruit
is bet sterftecijfer per jaar berekend, zooals dit wor
den zou, als een dergelijke sterfte bleef voortduren.
Voor eenige Europeesche hoofdsteden verkrijgt men
daar per 1000 inwoners do volgende cijfers:
Jaarsterfte op grond der uitkomsten van
de eerste 3 weken: de eerste 4 weken:
Amsterdam. 62.1 38.6
Berlijn 23.4 23.2
Brussel 62.4 31.0
Budapest 51.4 48.1
Christiania31.3 33.8
Edinburg 34.2 24.6
Kopenhagen 21.0 w 21.5
Londen 32.1 26.3
Parqs 34.3 26.4
Petersburg29.5 26.3
Borne 23.2 21.5
Stocholm 20.9 20.5
Weenen34.4 26.1
Dit dit lijstje blijkt dus, dat de sterfte in de 4é
week veel geringer was dan in de voorafgaande weken
on dat Amsterdam, waar het normaal jaarlijksch sterf
tecijfer op 28 per duizend wordt geschat, in de eerste
3 weken van 1890 de grootste sterfte heeft gehad
van alia groote Europeesche steden, een sterfte bijna
2maal zoo groot als de nonuale.
Een melkverkooper te Londen werd dezer dagen
vervolgd krachtens hel wetteljjk voorschrift, volgens
hetwelk niemand opzettelijk aan een voedings-artikel
zulk een gedeelte mag ontnemen, dat een nadeelige
invloed op de boedanigheid of den aard wordt uit
geoefend. Hel bleek, dat de melk, die de man had
verkocht, 28 percent aan vetgehalte miste, maar
tevens, dat de verkooper van deze verandering van
het artikel niets wist. De magistraat ontsloeg den
melkslqter daarom van rechtsvervolging, De inspec
teur van voedingsmiddelen, die de vervolging instelde,
kwam echter in appèl, en toen werd uitgemaakt,
dat de melkslijter moest veroordeeld worden, daar
kennis van de verandering niet noodig was om de
veroordeeling mogeljjk te maken. De rechter merkte
op, dat de melkslijters zich tegen schade konden
vrijwaren door waarborgen te eischon van de lieden
van wie zij hunne melk koopen.
Hoe heilzpam dit resultaat ook moge zijn, er
staat tegenover, dat de boeten, die opgelegd worden,
belachelijk gering zijn. Do maximum-boete is 20,
maar meestal wordt slechts een bedrag van eenigo
weinige shillings geëisout, hetgeen de vorvalsohers
geenszins afschrikt. De moesten vinden het in hun
belang de boeten eenvoudig te betalen en toch met
het vervalsehen door te gaan.
Uit Paramaribo wordt aan de IV. R. Ct. geschre
ven, dat, na de petitie aan den Koning van een groot
getal kiezers (geen ambtenaren), hierop neerkomende,
dat Z. M. zou willen kennisnemen van de verkorting
der rechten van de Surinaamsche bevolking door den
heer Lohman, thans een verzoekschrift nan den Ko
ning gezonden wordt, waarin geprotesteerd wordt tegen
het eerste, op grond dat de «lagere bevolking" in
tegendeel zeer ingenomen is met het beleid van den
gouverneur. Op die ljjst staan 400 a 600 handtee-
keningen van negers en Chineezen, die, indien ze al
hunne namen kunnen teekenen, wat van allen niet
aan te nemen is ~zckor voor hot grootste deel niet
lezen kunnen.
Een der personen die met een exemplaar van het
verzoekschrift rondgaan, is een beambte van politie
die onder den gouverneur Van Hoerdt of Van Sijpe-
steijn uit 's lands dionst ontslagen is en wien door
den tegenwoordigon gouvernour, op welken grond
weet nog niemand, pensioen is verleend. De andere
lijsten worden medo in groot geheim rondgebracht,
naar men zegt, door bedienden van de Moravische
broeders.
Welke waarde aan zulk een rekest om een gou
verneur te mogen behouden moet worden toegekend,
zal ieder practiach man begrijpen.
Onder het eerste rekest aan den Koniog komen
de namen voor van verscheidene personen, die niet
alleen aanhangers zijn van oir. Lobman's politieke
richting in Nederland, maar ook tot voor eenige
maanden zeer ingenomen waren met den gouverneur,
doch nu inzien dat het belang dor kolonie niet raag
worden opgeofferd aan dat van een persoon, al si)
hij een geestverwant, wanneer deze den wettigen
weg verlaat.
Wat in deze zaak noodlottig is, is niet dat uit de
minder beschaafden, of liever uit hen die niet lezen
en schrijven kunnen, stemmen opgaan om tegen dé
andere uiting te reageeren (dat dit niet achterwege
zou blijven was te voorzien). Doch wat een gevaarlijk
antecendent is, is dat de gouverneur zelf er op uit
is, negers, die steeds het beschaafdere gedeelte der
bevolking als hunne meerderen in ontwikkeling heb
ben beschouwd en zich van inmenging in dergelijke
zaken onthouden, in het strijdperk te brengen tegen
het andere deel der bevolking, en hen doet gelooven
dat hunne belangen met die der blanke bevolking
in strijd zijn; wat afkeuring verdient is dat mr.
Lohman de Moravische broeders, die zich vroeger"
steeds bij hjinne zending hielden, zij het ook na
haar over te spreken. Geen der andere dames zou
zulk een ongewonen tocht hebben gedaan als gij in
uwe onschuld. Ik ben bang, dat sir Jones boos zal
njn over uwe onbedaohtzaamheid en zeggen, dat u
op het water zeker koudo zal hebben gevat."
„Het zou toch eene onwaarheid zijn te vertellen,
dat ik in het geheel niet uit ben "jreweest. Ik was
ook niet alleen buiten. Ik waimjt u en dus was
alles goed. Ik denk dat lady SWpnog wel op zal
zijn. Ik ga even zien."
Vóór hij haar kon tegenhouden liep zij weg, naar
de huiskamer, en daar vond zij lady Mills met me
vrouw Clowes, de eerste met een ernstig en bezorgd
gelaat, de andore haar boos en verontwaardigd aan-
enue.
„Meisje-lief, waar ben je toch geweest? Wij
dhchten al dat je verdwaald of verongelukt waart."
Hare stem trilde.
„Wat spijt het mij, lady Mills! Ik heb met den
heer Carruthers een zeiltochtje gedaan. Hij zeide,
dat u het zeker, goed zoudt keuren, maar ik had
behooren to bedenken dat het al zoo laat was."
„Hoe later, hoe beter, lieve 1" zeide mevrouw Clo
wes scherp en spotiond als géwöonlijk.
Lady Mills' gelaat was geheel opgehelderd; maar
thans vroeg zij met gefronste wenkbrauwen:
„Weet je niet kindlief, dat mijnheer Carruthers
een zeer gevaarlijk mensch is en
Zij hield op, want de persoon in quaestie was on
gemerkt binnengekomen. Zij keerde zich tot hem
en zóó ernstig, dat Violet er van ontroerde, zeide zij
„Tom, schaamt gij je niet?" Ën hij antwoordde
even ernstig:
„Misschien wel; maar dat doet hier niets ter zake.
Deze scène is overbodig, want iedereen kan zien dat
voor dit kind dag en nacht geen verschil maken.
Als ik mijn hooggeachte vader in persoon ware, dan
zou zij zich waarschijnlijk niet minder „in mijn ge
zelschap hebben vermaakt. Het was heel verstandig
van u, kindlief, dadelijk naar lady Mills te gaan,"
voegde hij er, Violet vriendelijk toeknikkend bij.
Hij <gaf haar de hand; lady Mills kuste haar en
mevrouw Clowes boog even, toen Violet naar hare
kamer ging, zonder nog ten volle te beseffen, hoe
zwaar zij tegen de vormen had gezondigd.
Den volgenden morgen zou sir Jonas haar naar
Elzenhof brengen en dan naar het station van Bea-
consburgh doorrijden. Iedereeii nam hartelijk afscheid
van haar iedereen, want mevrouw Clowes kwam
niet te voorschijn. Violet had reeds hare plaats in
den „phaëton" ingenomen en wachtte alleen nog op
sir Jonas, "toen Gordon, de geheimzinnige bediende
van den heer Garruthers, met een zeer onderdanige
buiging bij haar aan het rijtuig kwam.
„Ik geloof, mejuffrouw, dat dit iets van u is. U
hebt het waarschijnlijk verloren, want ik heb het op
de trap gevonden en ik vrees dat het beschadigd zal
W"
Bij deze woorden stelde hij haar het verloren me
daillon wer hand.
Zij was zoo verbaasd,'dat hy verdwenen was eer
zij hem had kunften bedanken. Tóen zij het me
daillon van de eene hand in de andere nam, zag zij
dat het plaatje^ waarop de naamcijfers stonden, was
weggebroken.
Was Gordon de dief en had hij berouw? Of was
de persoon die het gestolen had, met 0 zaak ver
legen? Of had zij bret werkelijk verloren en slechts
gedroomd dat zij het wegborg? Dan was het plaatje
er zeker door den een of ander bij ongeluk afge
trapt.
Toen sir Jonas 'haar aan het hek van Elzenhöf lj#t
uitstappen overviel haar een gevoel van treurigheid.
Sarah, die haar koffertje droeg, zag er uit als een
cipier, die een ontvluchten gevangene weer naar zijne
cel brengt.
Het kort bezoek ginds had nieuwe vermoedens in
Violet wakker geroepen; zij herinnerde zich ver
schillende uitdrukkingen, die zy van hare nieuwe vrien
den op Elzenhof en zijne bewoners had gehoord. Was
mevrouw Itayners inderdaad krankzinnig? Dan was
het toch vreemd, dat geen vermoeden van dit feit
tot het gezelschap dat zij juist had verlaten, was
doorgedrongen. Zij wisten daar anders alle» en deden
niets liever dan over de buren praten. En waarom
hadden zij den heer Bayner //een slecht man" ge
noemd? Zij achtten het geene zonde viool te spelen
en aan wedrennen deel te nemen.
{Wordt vervolgd.)
lange aarzeling, er eindelijk toe gekregen heeft zich i
in de politiek te begeven eh voor hem propaganda
to maken; evenzeer als het eene onwaardige poging I
is geweest, om eenige roomsche hnndteekeningen te
winnen, het te doen voorkomen alsof de burgerij
tegen mr. Lobman's bestuur te velde trekt, omdat
hij een gedeelte van het terrein der kolonie aan de
B. K. geestelijkheid heett afgestaan voor eene kerk.
Als iemand zou willen ontkennen, dat het kappen
een kunst is, zend hem dan even naar de kappers-
echool, 'die, Dinsdagsavonds, van zeven tot negen
uur, in de achterzaal van een koffiehuis op het Bem-
brandtplein te Amsterdam wordt gehouden. Trouwens
het is niet aan te nomen, dat iemand de groote
stoutmoedigheid zou bezitten, dat te ontkennen.
Het kappen is een kunst en niet van vandaag of
gisteren. De Boraeinsche dames en heeren wisten
er partij van te trekken en Aspasia kende er even
goed de verfijning van als de koketste elegantjes van
vandaag en Alcibiades evengoed als de fatterigste
swell. En wat het „valsche haar" betreft, o, over
dat „valsche haar" zou men een boekje kunnen open
doen, dat al begint van eenige eeuwen vóór de chris
telijke jaartelling; een bewijs, dat onze vrouwen, die
zich aan het dragen van valsche vlechten „schuldig
maken," oude papieren bezitten. Er is niets nieuws
onder de zon; ook de tegenwoordige voorliefde voor
blond haar niet. De raafzwarte patriciae tooide zich
't liefst niet de goudblonde lokken van do Gerraaan-
sche schoonen.
Maar ik ben hier niet om uilen naar Athene te
brengen, dat wil zeggep om een cursus te geven in
de „haarkloverij". Alleen wil ik hierbij wijzen op
oen aaidige reclame, bedacht door de firma Perry
Co., voor haar scheerartikelen, waaraan ik h6t
volgende stukje over den handel in menschenhaar
ontleen.
Wat deze handel beteekent, kan duidelijk worden
zoo men weet, dat door Engeland alleen jaarlijks
voor 800 tot 400 duizend pond sterling wordt ge
kocht en meer dan 100,000 KG. haar's jaars wordt
aangevoerd. Het komt daar uit Duitschland, Italië
en Frankrijk, on somtijds, maar slechts weinig, uit
Zweden en Sptnjo. In Engeland zelf wordt geen
haar opgekocht. Het Duitsche heeft een zeer goeden
naam in den handel. Het is gewoonlijk 60 tot 75
M. lang en heeft verschillende tint, van lichtblond
tot donkerbruin. Hot haar uit Italië is langer dan
het Duitsche door het warmer klimaat, maar het is
bros en heeft niet den zachten roodachtigen ot gou
den weerschijn, die het Duitsche zoo gewild maakt.
Fransch haar is kort en onsterk en wordt voor valsche
vlechten gebruikt. Het is bijna altijd zwart van
kleur. Het Duitsche haar is het zwaarst van de
drie; een Duitsoh hoofd heeft gemiddeld 280 gram,
een Fransch 200, een Italiaansch slechts 170 gram.
Een onaangenaam artikel is het zoogenaamd# „doode
haar," d. i. haar van lijken geknipt. Het is niet
zoo goed als dat bij lijken is afgenomen en in den
handel niet hoog genoteerd. De engr'os-prijs van
haar wisselt tusschen 30 sh. en 400 sh. per pond.
Lichtblond en goudblond haar doet meer dan de ge
wone soorten, maar het allerduurste is wit haar,
want dat is zeer moeielijk te krijgen tot eenige lengte.
Mea hoeft het kunstmatig trachten te verkrijgen door
het bleeken van. andere haarsoorten m«t waterstof-
peroxyde, maar dat proces gelukt niet altijd.
De reizigers der groote Engelsche huizen in haar,
reizen het vasteland af met zijde, fluweel, linten en
strikjes en goedkoope juweelen als ruilartikeleu voor
het haar der vrouwen op het platteland. Wanneer
de reiziger het haar heeft geknipt, brengt hij de uit
einden netjes bijeen en bindt er een lintje om. De
groothandelaars ontvangen voortdurend geheele pak
ken met zulke haarbundels.
Afgesneden haar, ook wanneer het verwerkt wordt
tot vlechten, chignons enz., wordt gaandeweg bleeker
onder den invloed van licht en lucht. Dat komt
omdat het dood is en geen nieuwen aanvoer van
kleurstof meer krijgt.
De arme vrouwen, die het haar verkoopen willen,
hebben daarvoor natuurlijk weinig zorg, zoodat het
dikwijls zeer vuil is. Daarom moet de inhoud der
bedoelde pakken, die bij den haai koopman aankomen,
gewoonlijk gezuiverd worden, en die bewerking vooral
brengt groote kosten met zich.
Niemand ontkent dus dat het kappen een kunst,
en een oude kunst is, en dit zoo zijnde was het te
verwonderen, dat men in Amsterdam nog geen school
had, die daarin onderwijs gaf, temeer omdat wij hier
barbiers en kappers hebben, die voor den vooruitgang
zijn, die niet stilzitten.
Nu is er den len Februari van het vorig jaar
een kappersschool geopend, en nu bestaat zij en bloeit
zij, dank zij het kloeke bestuur, gevormd door de
heeren Menke president, Snelle secretaris, en vooral
Th. Sikkema1, secretaris en tevens onderwijzer.
Al dadelijk bleek, «lat de school noodig was. Een
vrij groot aantal leerlingen liet zich inschrijven en
de veertien oprichters droegen de kosten van aankoop
der noodige onderwijsmiddelen. Het schoolgeld is
zeer gering. Een lokaliteit in de Marnixstraat bleek
al dadelijk te klein te zijn voor de negentien leer-
liugen die den cursus begonnen, zoodat men spoedig
verhuisde naar het tegenwoordige schoollokaal in
het koffiehuis naast het uitgebouwde perceel van
Van Herpen, Bembrandtplein,
De twintig teerlingen, die thans het onderwijs van
den heer Sikkema (Marnixstraat), die geroemd wordt
als een degelijk en met smaak begaafd man in zijn
vak, ontvangen, worden onderwezen in al de gehei
men van het edele vak: van het eenvoudige „trensen"
af haarvlokjei samenschikken die moeten dienen
voor de vlechten tot bet maken van de meest
ingewikkelde en nauwkeurigst gemaakte pruik. En
het is aardig hen te zjen werken, allen om een lange
tafel gezeten, soms een lied zingende of een grap
vertellende, maar werken, werken, werken, met vlugge
\ingers in alle haarkleuren en haarsoorten, enkelen
voor zich de houten koppen, die moeten dienen om
de pruik er op vast te hechten. En niet alleen het
pruikenmaken leeren zij, maar ook het eigenlijk kap
pen, het haarsnijden, het friseeren, waarvoor zij el-
kaars hoofden verhoffen tot „levende" onderwijsmid
delen. Dat alles gaat onder het oog van den meester,
dus het gaat goed. De leerlingen hebben achting
en sympathie voor den heer Sikkema en gaven hem
deze week, toen de school een jaar bestond, een fraai
geschenk. Trouwens de kapperschool verdient den
steun van alle vakmannen en erlangt dien ook gaan
deweg.
Men kan haar begunstigen door als donateur toe
te treden, en misschien nog meer, door met de daad
te zorgen, dat zij kan "blijven bestaan. De barbiers-
vereeniging Standvastige hulp in tegenspoed, wier leden
haar oprichtten, deden daarmede een goed werk, dat
waardeering verdient. Het is ons een genoegen de
kappersschool, die Vooruitgang genoemd is on ook
inderdaad toont van den vooruitgang te houden,
hiermede aan het publiek te kunnen voorstellen en
aan te bevelen.
Dikte van het hoofdhaar en aantal haren op een
vrouwenhoofd. Ongeveor 160 haren van gemiddelde
dikte zouden genoeg zijn om, zonder tusschenruimte
naastf^ilkander gelegd, één centimeter „te bedekken.
Een blondine heeft ongeveer 140,000 haren te ver
zorgen, maar „la beauté rousse" of a la Makart
slechts 88,000; de brunette zal er zoowat 109,000
bezitten, de zwarte schoonheid slechts 102,000.
Weinig dames beseffen, dat zij 60 tot 80 KM. haar
op het hoofd hebbende blondlokkige juffrouw heeft
zelfs eiken morgen 100 of 110 KM. haar op te maken.
Een Duitsch onderzoek heeft gevonden, dat één
enkel haar zonder te breken een gewicht van ruim
11 gram kan dragen, en dat het onder dien last
uitrekt. Maar het haar, dat zulk een zwaren last
kan dragen, moet donkerbruin zijn, want oen blond
haar zal reeds breken wanneer ei zeven gram wordt
aangehangen.
Zondag zijn in Frankrijk de verkiezingen gehou
den in die districten, waar de verkiezingen door de
Kamer waren vernietigd.
De Boulangisten, onder wie de heoren Naquët,
Laur en Méry, werden allen herkozen, en zelfs in
enkele plaatsen met aanzienlijke meerderheid. De
gewezen radicale minister Goblet verkreeg zelfs te
Sceaux niet meer dan 9800 stemmen, terwijl'de
Boulangist, die tegen hem over stond, 8000 stem
men meer verkreeg.
Op de verhouding tusschen de partijen in de
Kamer kan natuurlijk de uitslag van deze verkiezin
gen geen invloed oefenen.
De Ministerraad zal morgen beslissen naar welke
gevangenis de Hertog van Orleans zal worden over
gebracht. De gratie zal, ook ongevraagd, eerst
verleend worden, wanneer de monarchalen, ook in
de pers geheel tot rust zijn gekomen. Dat de Prins
zijn gratie weigert en zijn twee jaar blijft uitdienen,
schijnt niet te worden gevreesd. De bekende bis
schop Freppel, lid der Kamer, verzocht toegang tot
den Prins, wat hem geweigerd werd op groud dat
hij niet behoord# tot de door den Prins opgegeven
personen. De heer Freppel zeide, dat hij als gees
telijke den Prins verlangde te zien, waarop het
antwoord luidde, dat 't de zaak van den Prins was
een geestelijke vragen, niet van de Begooring er
hem een te zendon.
In verscheidene voorname Duitsche bladen wordt
gesproken over de mogelijkheid dat prins Bismarck
den wensch koest ëVt öok zijn ambt als Pruisisch
minister-president peer te leggen. Dë meeningen
loopen echter uiteen? of dit geschieden zou tengovolge
van werkelijke behoefte aan rust, dan wel dewijl
Bismarck met de verdere uitbreiding der wetgeving
op den arbeid, die spoedig in Pruisen aan de orde
zal komen, zoo weinig mogelijk te maken wil hebben.
Deze geruchten worden tot dusver door niets be
vestigd en door sommigen ook alleen als verkiezings.
manoeuvres beschouwd.
Met het oog op de verkiezingen is ook een
hoofdartikel in de Nordd. Allgèmeine Zeitung van
gisteren geschreven, waarin andermaal verzekerd
wordt dat er in 1887 van de zijde van Frankrijk
gevaar voor oorlog dreigde, welk gevaar alleen af
gewend is geworden doc^r de toenmalige verkiezingen
voor den rijksdag, waaruit de Franschen zien konden
hoe krachtig het bewustzijn der nationale eenheid
in Duitschland was. Bij de ophanden zijnde ver
kiezingen, heet het, moet het Duitsche volk daaraan
indachtig zijn.
Gisteren hebben overal in het rijk ontelbare voor
bereidende kiezersvergaderingen plaats gehad voor
de verkiezing op Donderdag. Over het geheel is
de beweging eohter veel kalmer dan anders. Te
Berlijn bijvoorbeeld is er nauwelijks iets van te be
merken. Er wordt veel meer over de verschillende
jongste bekendmakingen des keizers gesproken dan
over de stembus, ofschoon bijna iedere partij de
mogelijkheid voorziet van onberekenbare verrassingen.
Zaterdag hield het bestuur van de vereeniging
van mijneigenaren te Essen weer een bijeenkomst,
waar in de eerste plaats over de nieuwo eischen der
werklieden in de districten Kecklinghausen en Gelsen-
kirchen word gesproken. Behalve de bekende
eischen van het bestuur, verlangen deze werklieden
nog, dat de directeuren de lokalen hunner mijnen
ter besohikking zullen stellen van de werklieden, tot
het houden van vergóderingen en dat zij bovendien
aan de werklieden-commissie het recht zullen toe
kennen bij geschillen met de werkgevers terstond
namens alle werklieden een werkstaking te kunnen
proclameeren. De directeuren besloten deze eischen
evenmin in overweging te nemen als de vorige.
Voorts werd besloten tot oprichting van een ver
zekeringskas tegen werkstakingen, opdat, indien
eenige mynen door werkstaking lijden, deze gesteund
kunnen worden. Het kapitaal werd vastgesteld op
1,200,000 Mark. Volgens de statuten hebben de
mijneigenaars aanspraak op schadeloosstelling.
I. Indien het bestuur erkent, dat de eischen
der werklieden te recht werden geweigerd.
II. Indien het aantal der werkstakers grooter
is dan oen derde van het aantal werklieden, die
eiken dag in de mijn werken, of indien een geheele
klasse van werklieden, welke onontbeerlijk is voor
het bedrijf, het werk staakt.
Elke mijn draagt voor dit fonds bij 4 pfennig
van elke ton kolen, gerekend naar hetgeen in 1889
door ioder werd voortgebracht en ontvangt een uit-
keeriug van ll/9 Mark voor elke ton kolen, welke
ten gevolge van de werkstaking minder wordt voort
gebracht. In geval van nood wordt de bijdrage
verhoogd. Het fonds wordt beheerd door het bestuur
der vereoniging, geholpen door commission die door
de zeven districten Dortmund, Witten, Bochum,
Gelsenkirchen, Essen, Oberhausen en Altendorf
worden gekozen. Deze commissies bestaan uit
zooveel maal drie leden, als het district onder-
districten be^vat. Voor elke 50,000 ton kolen, welko
worden voortgebracht, heeft elke mijn één stem,
maar in elk geval heeft iedere mijn een stem.
Tot leden dezer commissies kunuen gekozen wor
den mijneigenaars en directeuren, die met volmacht
van de eigenaars het werk besturen. De commis
sies moeten beslissen, of het verzet der directie
tegen de eischen der werklieden gerechtvaardigd is,
of niet. Binnen drio dagen kan men in hooger
beroep komen bij het bestuur der mijnwerkers-
vereeniging.
Men verbindt zich voor een jaar, te beginnen
met 1 Februari 1890. Èerst dan zal het plan door
gaan, indien zich zoovele mijnen hebben aangesloten,
dat ten minste de helft van de kolen, welke in elk
district worden voortgebracht, vertegenwoordigd is.
Ook betreffende het stijgen der looneu in verband
met het stijgen van de steenkoolprijzen werden in
de vergadering eenige belangrijke mededeelingen
gedaan. In de mijn Clerget bij Becklinghausen
kostte de productie der kolen in December 1889
aan loon 24 pCt. racer dan in Maart, terwijl toch
de kolenprijzen slechts met 26 en de cokes-prijzen
met 22 pCt. waren gestegen. Daar tevens de prijzen
van alle andere benoodigdheden voor het werk in
dezelfde evenredigheid hooger werden en de loonen
60 a 70 pCt. dor geheele productiekosten uitmaken,
is dus in deze mijn, hotgeen meer werd ontvangen
voor de kolen, bijna geheel den werklieden ten
goede gekomen.
De couranten uit Brazilië van 16 tot 18 Januari,
die dezer dagen te Lissabon aankwamen, klagen
«eer over het militaire despotisme, waarmee de re;
publlkeinsche regeering het land bestuurt. Maarschalk
Da Fonseca heeft reeds het voorbeeld gevolgd van
de hoofden der overige Zuidamerikaanscbe republieken
door zich tot „generalissimo" van het Brazil iapnsche
leger te laten benoemen Daar deze benoeming ge
paard ging met een versterking van het leger met
C