BINNENLAND. Buitenlamfscb Overzicht. stoutigheden, waarin by optreedt, geheel an dere zijn dan YÓÓr de invoering der nieuwe wet. Hg is gebonden door de beloften van zijn voorganger en de verklaringen namens de Regeering in de beide Kamers afgelegd. Verliest hg djt uit het oog, dau zal de Eerste Kamer hem, eer wg een jaar verder zgn, wel eens aan zgn plicht herinneren. Niet te ver geeft heeft de heer Van de Putten verleden jaar gezegd'. »de Eerste Kamer zal de school wet aannemen in het volle vertrouwen, datde Regeering haar uit zal voeren in deu geest, waarin zg hier verdedigd is; mocht daaraan iets ontbreken en blijken, dat de liberalen, die thans vópr zullen stemmen, misleid zgn, dan zal de meerderheid als één man stemmen tegen de Regeering, die haar woord niet heeft ge houden." Dé minister Lohman kan het zich voor gezegd houden. Gaat bij buiten het ac- coord, doet hij niet de toezeggingen gestand van zijn ambtsvoorganger, de Eerste Kamer zal hem zonder genade afmaken en zjjn val zal grooter zgn dan die van Keuchenius. GOUDA, 19 Februari 1890. Heden wordt de verjaardag van Z. M. den Koning hier ter" stede op de gewone wijze herdaoht. Uit de openbare on vele partiouliere woningen wap pert de Vaderlandsohe vlag en om 12 uur werd een parade door het Garnizoen gehouden. De StaaUcourant meldt Het heeft den Koning behaagd, bij Hoogstdeszelfs besluit van 17 Februari 1890 no. 28, met ingang van 24 daaraanvolgende, aan den heer mr. L. W. C.Keuchonius, op het daartoe door hem' gedaan verzoek, om eervol ontslag te verloenen als Hoogst deszelfs Minister van Koloniën, onder dankbetuiging voor do vele en gewichtige diensten, door hem als zoodanig aan den Koning en aan den lande be wezen alsmede bij Hoogstdeszelfs besluit van 17 Februari 1890 no. 29, met ingang van den 24sten daaraan volgende lo. een eervol ontslag te verloenen aan den heer mr. M. baron Mackay als Hoogstdeszelfs Minister van Binnenlandsche Zaken, ouder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, door hem als zoo danig aan den Koning en aan den lande bewezen; 2o. te benoemen n. tot Hoogstdeszelfs Minister van Koloniën den heer mr. St. baron Mackay, b. ttó Hoogstdeszelfs Minister van Binnenlandsche Zaken Oen heer j&r. mr. A. F. de Savornin Lohman, lrd van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Héden middag w»rd ten Baadhuize dezer Gemeente aanbesteed1 A. Het 'dempen en rioleeren van 275 strekk. Meter, "tusschen de Turfmarkt en de Nieuwe Hareif. Ingeschreven werd doorP. A. Burghout te Gouda voor 7 9700.—J. de Jong Wz. te Gouda fluisterde „Gisteren avond heeft die akelige Sarah mama doen schreien. Ik boorde bet dóór de deur. Mama is bang voor haar. Stil! Daar staat altijd iemand bij de deur te luisteren!" Maar geen luisteraar zou haar zacht, gedempt stemmetje hebben kunnen hooren. Violet moest het oor vlak bij den mond van Haidee brengen om haar te verstaan. Zij stelde haar gerust, verzekerde haar dat Sarah noch aan „mama", nóch aan haar eenig leed zou doen zij was er intusschen zoo zeker niet van! en bleef bij hht kind totdat het in slaap viel. Nu deed Violet een warmen doek om en ging haar „nestje" in het plantsoen opzoeken. Daar zag zij Laurence staan, met den rug tegen den boom waar onder de bank stond. Met een uitroep van blijde verrassing snelde zij. naar te plek waar hij stond, maar hij nam beleefd den hoed af en zeide: „Goeden avond, juffrouw Howart." Zij ontstelde. Laurence,zeide zij zacht: „waarom die toon? Ben je dan niet verheugd mij terug te zien?" I „Hoe zou ik daarvoor reden hebben? Ik mag taij niet vleien nog iets in uwe oogen te beteekenen, na den aanzienlijken en vermakblijken kring dien u hebt verlaten. Ik meet mij niet met dat gezelschap." tl? „Wat bedoel je toch? Welk gezelschap zou'ik aangenamer vinden dan het uwe?" „U is zeer vriendetijk. Nu ja, als een aanvulling, voor ƒ9589.M. Bot te Vlaardingen voor ƒ9190. K. Hollander te Gouda voor 8120.C. P. W. Dessiug te Gouda voor 7990.W. Bokhoven te Gouda voor 7988.H. Jongenburger te Wad- dinxveen voor 7980.W. do Jong Wz. te Gouda voor 7839.P. Vermeer Jz. te Gouda voor 7821.L. Brouwer te Gouda voor 7742. D. de Lange te Vlaardingen voor 7610.en H. J. Nederhorst te Gouda voor 7493. B. Het dempen en rioleeren van 82 strekk. M. sloot langs de Boelekade. Ingeschreven werd doort M. Bot voor 3050.K. Hollander voor 2600. P. A. Burghout voor 2580.D. de Lange voor 2480.W. Bokhoven voor 2472.—, P. Ver meer voor 2456.J. de Jong Wz. voor 2440, H. Jongonburger voor 2400.W. de Jong Wz. voor 2394.H. J. Nederhorst voor 2826. en C. P. W. Dessing vooi2240. C. Het maken en leveren van eene roeiboot in de zwem- en badinrichtiug. Ingeschreven werd door: A. Kwinkelenberg te Gouda voor 176.26 en H. van Vlaardingen te Gouda voor 178. In de zitting der Botterdamsche Arr. Bechtbank van gistereh werden veroordeeld K. B., oud 18 jaar, en H. v. V., oud 16 jaar, arbeiders, wonende te Waddinxveen, beklaagd van diefstal van konijnen, tot 2 maanden gev. ieder. D. B., arbeider te Gouderak, wegeus oplichting; tot 6 maanden gev. E. M. Czn., oud 24 jaar, schippor te Lekkerkerk, bek!, van mishandeling, tot 10 dagen gev. A. V., oud 33 jaar, bouwman te Haaatreoht, bekl. van mishandeling, tot 10 boete. M. K., oud 26 jaar, boerenkneoht, wonendo te Vlist, wegens schriftelijke bedreiging met brandstich ting, tot 3 maanden ger. met korting van dei^ tijd sedert 21 Dee. in voorarrest doorgebracht. Vervolgens werd door h|t O. M. zeven dagen ge vangenisstraf geëiscut tegen Al. v. E., huisvrouw vau K. de J., 38 jaar, zonder beroep, te Heetiwijk, we gens diefstal op den 23sten Januari jl. van ongeveer 200 turven, ten nadeele van den eigenaar, welke zij met eene roeiboot had vervoerd. Bekl. gaf toe eonige turven te hebben opgevischt, maar boweerde dat die haar eigendom waren. Dit werd tegengesproken door de getuigen, die gezien hadden dat bekl. ze had weggenomen. Uitspraak Zaterdag a. s. Bij deze komen wjj nog eveu terug op de dis- cussien, gisteren in den gemeenteraad gevoerd over de Plannen tot inrichting van het Damesgesticht op de Oosthaven. Naar men weet bestond er in den boezem van het Collegie van B. en W. verschil van gevoelen, de meerderheid stelde voor eene inrichting vau het gebouw voor een achttal dames, die een 7 a 8000 zou kosten en de minderheid eene, die een uitgaaf van 20000 zou eisehen, doch waarbij bedoeld pand gedeeltelijk zou worden afgebroken en in do plaats daarvan een nieuw opgetrokken. De Voorzitter en de heer Koning (die de min derheid in het Collegie vormde) begonnen met medé te deelen, dat jieide plannen eene kleine wijziging hadden ondergaan en wel deze. In het eerste plan is deze wijziging gekomen, dat de gang wordt door getrokken "n het privaat, zoowel beneden als boven, aan het einde van den gang wordt gebracht. Het oorspronkelijk ontworpen privaat wordt dan hang kast. Voorts wordt de zaal, bestemd voor regenten kamer, gesplitst zoodat daar twee kamers komen, waardoor eéne dame meer kan worden opgenomen. De regentenkamer wordt vervolgens overgebracht naar de 2e verdieping vóór aan de straat. Verder krijgt iedere slaapgelegenheid (zooals het in art. 12 van het Beglement genoemd wordt) een afzonderlijke toegang tot den gang. In het tweede plan wordt deze wijziging gobracht dat de ontworpen badkamer regentenkamer wordt en de regentenkamer badkamer. Daardoor komt de badkamer vlak naast de zieken kamer. De heer Fortujjn Droogleever betoogde daarop de wensohetijkhoid om op den zolder van het ge bouw nog eenige kamertjes te doen maken, die als de andere kamers bezet warm ook nog zouden te gebruiken zijn, doch daar de Voorzitter opmerkte dat deze (evengoed later te maken zouden zjjn (zonder veel grootere kosten) maakt apr. geen voorstel daarvan. De heer Straver veroenigde zich met dat denkbeeld doch wilde de dames, welke die bovenkamers be woonden, 50 minder laten betalen en het recht geven als er beneden kamers open kwamen, die te betrekken. De heer van Veen vroeg of volgens het goedkoopste plan slechts 8 of 9 dames zouden opgenomen kunnon worden. De Voorzitter beant woordde dit bevestigend, waarop de heer van Veen verklaarde zich dan niet inet dat plan te zullen kunnon vereenigen, daar hjj de voorkeur gaf aan opneming van een 12tal dames. De heer Hoogen- boom vroeg of hot idee van den beer Droogleever het plan niet duurder zou maken, welke vraag de Voorzitter ontkennond beantwoordde. De hger van Itersou zou gaarne willen weten of er een onderzoek was gedaan naar de kosten van een „centrale verwarming" van het gebouw. De Voorzitter antwoordde tegen eene „centrale verwarming" te zjjn, doch meende dat dit 4 a 6000 zou kosten. Een onderzook was echter niet inge steld. De heer Fortujjn Droogleever meende dat die in het Oudemannenhuis 6 a 6000 had ge kost. De heer van Iterson meende dat de kosten voor centrale verwarming in het Oudemannenhuis niet als maatstaf konden dienen voor dit gebouw. Het eerstgenoemde gesticht was om een binnen plaats beun gebouwd, wat een groot verschil maakte. De Voorzitter vond dat een verwar ming met kachels óf haarden voor de dames ver kieslijker was. Jn het Oudemaunenhuis was een verwarming van 40 vertrekjes met kachels niet doenlijk, maar in het dameigesticht kon dit zeer good. De heer van der Garden heeft naar de cen trale verwarming van een gesticht aan de KinderfllJK eon onderzoek ingesteld, de kosten waren 2500, en het voldeed zeer. Wat de beide aan de orde zjjnde plannon betreft, het duurste heeft spr.'s sympathie het meest. Daarop voerde de heer IJssel de Schepper het woord, die rich eveneens voor het voorstel van de minderheid uit het Collegie van B. on W. verklaart. Spr. wil niet ontkennen, dat ook dat der meerderheid groote verdiensten beeft, werkeljjk wordt daardoor voor een mjnimum van kosten een gelegenheid open gesteld om eenige dames huisvesting te verleenen doch als spr. let op de bedoeling van mej Hoffman, die sprak van „verpleging van daaraan behoefte hebbende meisjes of vrouwen uit deu fatsoenlijken stand" dau gelooft spr. dat dpor het plan van de als er geen belangwekkender onderhoud te vinden is; ben ik desnoods tegebruiken!" „Foei Laurence, welk eene taal! Ben je nu waar lijk boos, omdat ik naar Denliamcourt ben gegaan en bet daar prettig heb gevonden? Het kon niet andersiedereen was zoo vriendelijk voor mjj. Maar toch heb ik gedurig aan je gedacht en hoe vaak heb ik niet gewenscht ook jou daar te zien!" „Heb je aan mij gedacht, terwjjl de heer Carru- thers in de «erre met je fluisterde? O, ik yiod het natuurljjk dat je schrikt! Heb je aan mij gedacht, toen je den heer Carruthers in de kerk uit hetzelfde boek met je liet lezen, en toen je in de vensternis zat terwijl hij over je stoel gebogen stond, en toen hij bloemen voor je plukte en vruchfcujvoor je "*af- sneed, en toen je mot hem te samen de kuikens voederde hoe liet eu hoe landelijk! -en toen je met hem over poëzie hebt gesproken en Houd op, Laurence! Het is niet waar, al wat je daar zegt. Die bloemen plukte de heer Cole voor mij en de vruchten ook, en hij heeft met mij de kuikens gevoerd volstrekt niet de heer Car ruthers. En ik heb den heer Stanley geaccompagneerd en met hem over verzen gesproken, niet met „Stanley? Nog een andere „beau?" Ik moet zeggen, juffrouw, u houdt er fijn gezelschap op na. He begrijp volkomen dat ik niet waardig ben langer daaronder te behooren. Ik ben al te eenvoudig." „Je bent al te onbeleefd! Ik weet niet wat je bedoelt met die uitdrukking „bead"; maar zooveel weet ik, dat geen der heeren waarover je zoo min achtend spreekt, er aan zou hebben gedacht, mij op die manier të beleedigen en mij zulke nare dingen te zeggen, alleen omdat ik van t(jd tot tjjd met iemand anders heb gesproken." „Zeker! Je hebt ten minste niet met al de heeren van het gezelschap 's nachts tusschen twaalven en tweeën schuitje gevaren, heb je wel?" „Neen," zeide zij, door zijne scherpe woorden buiten zichzelf van verontwaardiging: „want ik was niét lang genoeg op Denhamcourt." „O zoo!" lieurence was woedend. Hij poogde een paar maal iets te zeggen, maar zijne lippen trilden zoo van drift, dat hij niet kon spreken. Eindelijk siste hij: i '„Jé, bent daar niet lang geweest o neen maar je hebt je'den tijd kostelijk ten nutte gemaakt! Althans, van morgen liep het verhaal van jé helden feiten reeds, door de geheele buurt, of, als je dat liever hoort, het verhaal vau je avonturen." „Van mijne heldenfeiten? Van mijne avonturen?" „Ja, van morgen vó3l j» thuiskomst, heeft de heer Bayner daayvan gehoord."- „De heer Baynerf Dat verwondert mij niet." Laurence keerde zich snel om. „Er was op Denhamcourt oen vriend van den heer Bayner," vervolgde zij voorzichtig. Zij mocht niet over familiebetrekkingen spreken van de menschen wier brood zij at, terwijl zij wist dat zij die niet -bekend wenschten te hebben. Wordt vervolgd.) meerderheid niet aan die bedoeling wordt voldaan. Wel zal voor die 7 a 8000 een „bergplaats» worden gemaakt voor een getal dames, maar een fatsochlijk verblijf voor dames uit den fatsoenleken stand komt er niet. Spr. gelooft dat de ontwerpers van dat plan zich hebben laten leiden door zekere zucht tot zuinigheid, die in deze overdreven was daar de nalatenschap van mej. Hoffman groot genoog was om de kosten van een Dames-gesticht, goed doch zonder weelde ingerioht, te bestrijden. Het plan van de minderheid voldoet volgens apr. aan billijke eisohen van licht en lucht, ook daar is alle weelde uitgesloten, er is een binnenplaats en tuin, een goede gelogenheid voor ventilatie, ziekenzaal enz. Zeker had men op een geheel vrjj terrein een nog beter gebouw kunnen maken, maar het voldoet aan bil lijke eischeu. Spr. behoudt zich voor over bijzonder heden van verlichting, ventilatie, verwarming enz. enz. later te spreken als hot bestek is ingediend. De Voorzitter zegt zich zeer goed te kunnen be grijpen dat men bij een oppervlakkige beschouwing der beide plannen aan dat van de minderheid de voor keur geeft. Men zegt zoo licht: wat zal men nu gaan knoeien aan een oud gebouwEen nieuw schijnt zoo gauw fraaier. Dooh bij aandachtige beschouwing valt het in 't oog, dat do voordeelen van bot duurdere plan weinig betoe kenen. Het eenige is dat men daarbij een afzonderlijke eetzaal en con versatiezaal beeft, doch is dat nu een 13000 meer waard? In geef: enkel fatsoenlijk burgerhuis heeft men een afzonderlijke eet- en conversatiezaal, waarom is die dan hior noodig Do testatrice heeft omtrent het getal dames, dat zij wenschte opgenomen te zien in het gesticht, niets bepaald in haar testament, dat is zoo, maar waar wij at niet met zoovele woor den dat zien uitgedrukt, mogen wij, meent spr., uit de omstandigkeden toch wel hare bedoeling trachten op te maken. Toen mej. Hoffman het bedoelde huis kocht, verbaasde zich iedereen er over, dat een alleen wonende dame nog een tweede huis ging koopen, doch wat bleek Dat zij de bedoeling had dit latei^ voor een gesticht te bestemmen. Welnu, uit het feit dat zjj dit huis daarvoor bestemde is op te maken dat zij ongeveer zocveel dames daaréfl wilde doen opnemen als waarvoor daar ruimte wife. Zij had zeker niet de bedoeling dat dit' grootoi\ deels zou worden afgebroken en een nieuw gebouw zou worden gezet. Spr. meent voorts dat de raad over een uitgnaf van 18000 niet zoo gemakkelijk moet heenstappen met het oog op den tinantioelen toestand onzer gemeente. Meende de heer IJssel de Schepper dat B. en W. zich bij hun voorstel hadden laten leiden door zekere zucht totzuinighoid.spr. erkent dat dit zoo ia. Eerstdaags zal weder eon aanzion- lijke som moeten worden besteed tot verbouwing van een der gemoeqj||ftkalen en over 't algemeen moeten wg voorziebfig zgn bij het doen van uit gaven in deze gemeente. De heer IJssel de Schepper zegt dat 't hem leed doet door den Voorzitter min of meer beschuldigd te zgn van geoordeeld te hebben na een «oppervlak- kige" beschouwing van het plan der minderheid. Spr. is er van overtuigd dit zeer nauwkeurig nage gaan te hebben en ook na hetgeen de Voorzitter in het midden bracht blijft spr. zich vereenigen met ge noemd plan. Dit heeft niet alleen het voordeel dat de dames dan een afzonderlijke eet-en receptiekamer zullen hebben, maar ook een ziekenkamer en badkamer, deze laatste zal komen naast de eerste en daarmede coramu- niceeren zoodat bij ernstige ziekte van een der dames de badkamer voor eene verpleegster kan worden inge richt9. Dat Mej. Hoffman zou bedoeld hebben een achttal dames te doon opnemen, zooals de Vodrzitter meende, blijkt nergcnB uit, tenzij de Voorzitter papieren of stukken onder zich mocht hebben, wier inhoud den raad niet bekend is. .Is dat het geval dab houdt spr. zich voor mededeeling aanbevolen. Dat voorts de aanstaande verbouwing van een gemeente-lokaal als argument diënst kan doen om in deze zuinig heid te betrachten ontkent spr. daar Mej. I^pffraan do gemeente erfgenaam maakte onder voorwaarde een dames-gesticht op te richten. Op den raad rust nu de zedelijke verplichting dit zoo goed mogelijk te doen, waarbij natuurlijk alle weelde dient uitgesloten te zijn. De Voorzitter zegt daarop volstrekt niet de bedoeling gehad te hebben den vorigen spr. van oppervlakkigheid te beschuldigen by zgn oordeel over het plan der minderheid, alleen meetje spr. dat slechts bij een opper vlakkige beschouwing dit, naar zgn meening, de voorkeur zou verdienen. Ook op het goedkoopere plan kan een badkamer en ook een ziekenkamer worden ingericht. Aanvankelijk was dit laatste niet het geval, ook omdat Dr. van Iterson indertijd, toen hier het vooritel behandeld werd om^in het Bestedelingenhuis een ziekonkamor te maken, had betoogd dat in der gelijke gestichten een ziekenkamer uiet noodig was. Papieren of stukken, als de heer IJssel de Schepper bedoelde, had de Voorzitter üiet onder zich, maar uit tie omstandigheden kon de bedoeling van Mej. Hoffman eenigszins worden nagegaan. Spr. toonde daarop aan dat [de kamers in het gesticht volgens het goedkoope plan grooter zouden zijr. dan volgons het dure plan. De heer van Iterson zegt, in antwoord op hetgeen de Voorzitter opmerkte, dat z. i. bij het Bestedelin genhuis geen ziekenkamer noodig was, doch in dit gesticht wel. Bg iedere armen-inrichting een zie kenzaal te maken is verkeerd, de zieken moeten naar het Gasthuis gebracht en daar verpleegd worden. Doch dit is juist het groote verschil: het gesticht, dat thans aan de orde is, is geen armen-inrichting en dat moet vooral niet uit hot oog worden ver loren. Wat de bedoeling van Mej. Hoffman betreft, spr. gelooft uit het feit dat zij bedoeld huis niet onderhield en daaraan niets deed, de gevolgtrekking te mogen maken dat zij volstrekt niet tegen verbou wing en gedeeltelijke afbreking was. De heer Koning zegt een enkel woord te willen sprekeu tot toelichting van zijn voorstel. Het speet Bpr. in deze niet te kunnen méégaan met de andere leden van het Dagelgksch Bestuur maar 'twas hem onmogelijk. Toen hij het huis zag en over de inrichting nadacht, konden die kamertjes, in den vorm van een pijpenla en met ramen die eer aan een kasteel zouden voegen, hem onmogelijk voldoenhet achter gedeelte van het huis zou liggen op den Oostenwind, zoodat de dames last zouden hebben van de kou de ontworpen aiooven zouden donker zijn en als er een ledikant stond geon voldoende ruimte be vatten de keuken zou uitkomen niet op een bin nenplaats maar op den tuin, zoodat daar gewerkt zou worden door de dienstboden tot ongerief van de dames. Dat alles deed spr. nadenken over iets beters. De kosten van zijn voorstel zijn hooger, dat is zoo, maar met al de ernst, die in hem is moet spr. verklaren dat die hoogere uitgaaf z. i. alleszins gerechtvaardigd is. De heer van der Post verklaart zich voor het goedkoopste plan mits daarin eenige door hem aangeduide wijzigingen kunnen worden gebracht. Na eene opmerking van den Voor zitter dat dit niet mogelijk is, verklaart spr. zijn stem te zullen geven aan het andere plan. De heer Jager verklaart eveneens het moeste sympathie te hebben voor hek plan der minderheid. Naar aan leiding van hetgeen de hoer van Iterson zeide over de ziekenzaal in het Bëstedelingenhuis, meent spr. dat zoowel in een gesticht voor armen als voor anderen een ziekenzaal noodig is. De heer Hoo- genboom zegt zijn stem te zullen geven aan het goedkoopste plan. Het voorstel der minderheid in het Collegie van B. en W. wordt daarop aangenomen met 10 tegen 6 stemmen, die der hh. Lötsy, Hoogenböom, Stra ver, Fortuy n Droogleever, Noothoven van Goor en de Voorzitter. Daarop komt het Beglement voor net Hoffmans- gesticht in behandeling en wordt nagenoeg onver anderd, zooals het door B. en W. was voorgesteld, vastgesteld.' Alleen wordt bepaald dat or 5 Begenten zullen zijn over het gesticht in, plaats van 4. Over één artikel word nog breedvoerig gediscussieerd. B. en W. hadden voorgesteld dat de geneesheer voor het gesticht poor den Gemeenteraad zou worden aangewezen. l)e heer v. Iterson stelde voor dat Begenten dit zouden doen. Dit werd verworpen met 11 tegen 4 stfemmen, die der hh. IJssel de Schepper, v. d. Garden,v. Veen en van Iterson. Een voorstel van den heer f Jssel de Schepper om te bepalen dat de Baad dien geneesheer zou benoemen op aanbeve ling van Regenten voor den tijd van 4 jaar word aangenomen met II tegen 4 stemmen, die der hh. Fortuijn Droogleever, Hoogenboora, Noothoven van Goor en de Voorzitter. De heer Lotsy nam aan de twee hatste stemmingen geen deel, wijl hij de vergadering had verlaten. Door den heer Hoefhamer werd voorgesteld te bepalen dat bij voorkeur wstadgenooten" in het ge sticht zouden worden opgenomen. Doch de moei- I lijkheid om uit te maken of dames, die in Gouda ge boren waren, moeten voorgaan aan de dames die daar langer of korter tijd woonden, deed den Baad be sluiten daaromtrent niets te bepalen maar dit over te loten4 aan <Je prudentie van heeren Begenten. De Baad behield zich ton slotte, op voorstel van den heer IJssel de Schepper, nadere goedkeuring van het bestek der verbouwing voor. Den 29 November jl. werd de Singel bij de Doorn boomstraat te Utrecht in opschudding gebracht, door dien een gehuwd man zijne vrouw aldaar door messteken had gedood, en hij dooron in 't Singel water sprong. Hg werd bewusteloos opgehaald en daarna naar het politiebureau gebrast. Deze zaak werd Maandagmorgen en middag voor de rechtbank te Utrecht behandeld. De bekl. was H. Michielsen, dagschrijver bij de Exploitatie-Mij., oud 53 jaren, gewezen militair in Ned-Ind. dienst, waaruit hij eervol als adjudant-onderofficier was ontslagen, terwgl de beschuldiging luidde, dat hg in den morgen van 29 Novbr. '89 moedwillig en met voorbedachten rade zgn echtgenoote van 't leven zou hebben beroofd. In deze'zaak werden als deskundigen gehoord de hoogloeraren in de geneeskunde dr, G. van Over- beek de Meijer en dr. C. H. H. Spronck, die de lijkschouwing hadden verricht, terwgl bovendien een 10-tal getuigen werden gehoord. Uit het rapport alsmede uit de verklaringen der deskundigen bleek in hoofdzaak, dat de wonde met een scherp puntig voorwerp en met groote kracht was toegebracht; dat de dood een gevolg was geweest van bloeduitstorting in de borstholte, eu dat uit het toebrengen der wonde niet aan zelfmoord kou wórden gedacht. De deskundigen waren eveneens eenstemmig in hun verklaringen, dat onmiddelijke hulp deu dood niet had kunnen voorkomen. Op den Heerenweg, waar de verslagene woonde, alsmede in de Doornboomstraat, daaraan onmiddellijk grenzende en waar de moord word gepleegd, had bekl. in den morgen van 29 Nov. gedurende ge- ruimen tijd op en neer gewandeld, zooals uit de ver klaringen van enkele getuigen bleek. Ook had hg met een werkman afspraak gemaakt, en dezen daar voor eeue belooning van 1.50 toegezegd, wanneer hij bekl. door eeu te voren overeengekomen treken wilde waarschuwen, wanneer en tflt welke richting zijne vifouw zou aankomen. Toen daarop dit teeken werd gegeven, ging bekl. naar zijne vrouw, sprak eenige oogenblikken, staande onder eene parapluie, met haar, waarop hg haar met een mes een steek in de linkerborst toebracht, wegliep en in de Singel gracht sprong. Ook bleek nog, dat bekl. een paar dagen voor den moord bij den winkelier Huiuck in de Bak kerstraat een mos had gekocht, hetgeen hij erkende. Zijn voornemen om daarmede zijn vrouw te ver moorden, was echter pas kort voor deu moord, dien hij bekende, bij hem opgekomen. Mr. N. de Bidder, subst-officier van justitie, die het O. M. waarnam, toonde aan, dat het bg dag vaarding aan bekl. ten laste gelegde, zoowel uit zijne bekentenis als uit het verhoor der getuigen wettig en overtuigd was bewezen en vroeg veroor deeling tot vijftien jaren gevangenisstraf. De verdediger van bekl., mr. B. J. H. van Blaricum, ambtshalve toegevoegd, meende, dat niet voldoende was aangetoond, dat bekl. hot mes zou hebben gekocht, om daarmede zijne vrouw te vermoorden. De meening, dat zijne vrouw een on zedelijk leven leidde, had hem tot het plegen van de daad gejoid. Pleiter verzocht deswege eene zach tere straf voor hem. Maandag 3 Maart uitspraak. De Fransche republikeinen zijn zeer teleurgesteld over den uitslag der verkiezingen van Zondag jl. Naar zij hadden verwacht, zouden zij ten minste bg deze tweede verkiezing eenige zetels heroveren, maar het tegendeel geschieddo. Uit deu uitslag bleek, dat de Boulangisten te Parijs nog even sterk zijn als to voren, ?#bdat de republiek haar voor- naainsten steun in de provincie moet vinden. Ook nu stemden de Bonapartisten en monarchisten weer als een man op de Boulangisten. Van do 6 Boulangisten, wier verkiezing to Parijs van onwaarde werd verklaard, werden er vijf terstond herkozen, terwgl alleen do heer Naquet in Iforstemmiug komt. Wel is waar brachten de anti-republikeinen nu minder stammen uit dan op 6 October, maar ook de republikeinen kwamen niet zoo talrijk op als bij de eerste stemming. De République Frauqaise en de Justice beklagen Parijs, dat heeft opgehouden het hart der republiek te zijn, maar het Journal des Débats wgt den uitslag aan de regeering, welke sedert de vorige verkiezing nog niets heeft gedaan om de grieven der ontevre denen uit den weg te ruimen. De Boulangiëtische pers en ook de heer Paul de Cassagnac in de Autorité juichen over de over winning der bondgenóoten, omdat daardoor der republiek een nieuwe slag wordt toegebracht. De Duitsche nationaal-liberale organen geven hunne blijdschap er over over te kennen dat de heer.Miquel, burgemeester van Frankfort, heeft bedankt voor de trekking van Oberpresideut van de Bijnprovincio, die hem door den Keizer was aangeboden, maar die bg niet heeft willen aanvaarden omdat hij daardoor zou j worden belemmerd in de parlementaire leiding der nationaal-liberale partij. De Zwitsersche bondsregeering heeft het scheids- reëh terschap aanvaard in het geschil tusschen België en den Congostaat over de grenzen in Afrika. De Zwitsersche Begeering heeft op de vraag van den Duitschen gezant betreffende de internationale arbeidsconferentie geantwoord, dat zij gaarne, voor een definitieve ibeslissing, eenige inlichting had over den vorm van de conferentie, over den tijd barer bijeenrooping en over het program. De Italiaansche Begeering zal een "wetsontwerp

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2