süppletoTrr patenten.
Buitenlandse!) Overzicht.
PETROLEUM-NOTEERIINGEN
ADVERTENTIÈN.
ïEtTZsTS T 3STIBUWS.
Cantzlaar Schalkwijk, le Rotterdam
Burgerlijke Stand.
Moordrecht
den heer Lambrechts, die de inkomsten-belasting
als itnpót unique aanprees. De heer Huber wees op
den nood der gemeenten, welke eerder voorziening
eischt dan de rijksmiddelen.
Van liberale zijde spraken de heeren De Meyier,
Rutgers van Rozenburg, v. d. Kaaij en Heldt. Allen
betuigden zich moor of minder ingenomen met deze
ontwerpen. Vooral de heer de Meyier verdedigde
die uitstekend in eene van geest en gevatheid tin
telende rede. De heer Butgers zag in het niet be
lasten der doode hand een bezwaar, terwijl hem ook
de progressie te sterk was.
Heden voortzetting.
De Haagsche corr. van de Zutf. Ct. maakt de
opmerking, dat niemand beter dan de heer Lohraan
de kunst verstaat om de kleur van zijne omgeving
over te nemen. Van die kunst ontving de Kamer
ten minste bij de gelegenheid der interpellatie reeds
merkwaardige proeven. De minister Mackay had
gezegd er zeker van te zijn, dat de minister Lohman
de schoiolwet in zijn geest zou invoeren, maar nu
werd gevraagdhoe is dat mogelijk met het oog op
des heeren Lohraan's antecedenten? Heeft deze niet
enkele weken geleden een manifest onderteekend,
waarin de neutrale school met zoovele woorden wordt
dood verklaard? Heeft deze niet nog pas eene bro
chure uitgegeven, waarin hy b. v. met betrekking
tot de schoolgeldheffing denkbeelden verkondigt, ge^
heel in strijd met de verklaringen van den Min.
Mackay? -- Blijkbaar wist de heer Mackay niet,
wat hij daarop zou antwoorden, en nu nam de Min.
Lohman zelf het woord. Maakt u niet ongerust
zoo ongeveer luidde zijn redeneerïng want een
minister en een brochureschrijver zijn twee. Toen
ik die stukken schreef, had ik nog geen ambtelijke
positie. Mijne geschriften behoef ik in de Kamer niet
te verdedigen 1
Handig zoo gij wilt, maar cynisch tevens. Wel
voegde de Min. er bij, dat bij zijne beginselen niet
zou verloochenen, maar wat beteekent dat, waar hij
er terstond op liet volgen, dat hij over den tijd van
toepassing dier beginselen niets kon zeggen?
Feitelijk heeft de heer Lohman reeds bij zijn
eerste optreden als Minister'zijne antecedenten ver
loochend. Waar men hem die voorhoudt, tracht hij
-zich te verschuilen achter zijn ministerrok. Aan
zijne speeches en brochures heeft de heer Lohman
zijn ministerschap te danken, maar nu hij minister
is, gooit hij die als onnutten ballast eenvoudig over
boord. Wat raoet daarvan de natie deuken? Is een
minister dan niet meer verplicht uit te voeren, wat
hij als Kamerlid en partijhoofd verlangd heeft? Be
staan er dan tweeërlei wetsuitRggingen één voor
ministers en één voor gewone personen De hou
ding, door den heer Lohman thans aangenomen, is
zeker niet in staat ora de bezorgdheid, die zijn op
treden als Minister heeft verwekt, weg te nemen.
Er blijkt toch uit, dat men hier te doen heeft met
een onberekenbaar persoon, die zich als Minister niet
gebonden acht aan hetgeen hij vroeg» r met kracht
verdedigde.
Dat kan men ten minste van den afgetreden mi
nister van koloniën, den heer Keuchenius, niet zeg
gen, maar deze zal overigens met den afloop van het
tweedaagsch debat ook weinig tevreden zijn, want
het ministerie heeft ronduit erkend, dat er geen reden
was voor een algemeene crisis, omdat door de ver
werping van hoofdstuk X de politiek van het kabinet
niet getroffen was en dat het verkeerd zou zyn
geweest nieuwe verkiezingen uit te lokken onder de
leus: vóór of tegen den Islam. Daarmede is de
Standaard-agitatie veroordeeld door de regeering.
Dat te doen constateeren was op zich zelf reeds oen
interpellatie waard.
Sommige personen verkeeren nog altyd in de
meeniug, dat gevonden voorwerpen ltyin eigendom
zijn, wat tot minder aangename gevolgen leidt. Zoo
had do milicien J. A., van de lichting 1889, van
het Ie reg. vest.-art., in garnizoen te Zwolle, oen
zilveren dameshorloge gevonden on dit te gelde
gemaakt. Deswege door den krijgsraad in het 5e
militaire arrondissement te Leeuwarden ter verant
woording geroepen, is hij tot twee maanden gevan
genisstraf en in de kosten van hel proces veroor
deeld, als schuldig aan diefstal.
Do vreosolijko ramp te Indianopolis, in de Ver-
eenigde Staten, waarin 13 brandweei mannen omge
komen en 19 gewond zijn, is veroorzaakt doordien
een muur van het brandende gebouw, waar brand
ladders tegen geplaatst waren, bezweek eu tie ladders,
met al degenen die er op stonden, in den vuurpoel
stortten. Het gebeurde op het oogenblik dat meu
den brand dacht meester te zijn, de meeste spuiieu
inrukten, en de mannen last gekregen haddtm nog
eenige waterstralen op bet brandende puin te
richten. De bovengenoemde cijfers zijn slechts
voorloopig, men vreest nog moer slachtoffers te zul
len vinden. Onder de gewonden verkeeren er vele
in levensgevaar. Slechts 15 mannen konden gered
worden. Het verbrnnde gebouw bevatte het grootste
boekenmagaziju der stad.
Men meldt het volgende curieuse feit:
ln eene vacante Zuid-Bevelandsche gemeente moest
onlangs een predikant van den ring optroden. Vóór
hij zich naar den predikstoel begaf, ontving hy chter
eene igondeltuge boodschap, waarbij hij namens den
kerkeraad verzocht werd nu en voortaan niet ineer
voor de gemeente op te treden, omdathij zich
aan de misdaad schuldig maakte van Uilenspiegel
te lezen. Dat is het echte ras!
Onlangs vervoegde zich uit de gemeente Sluis een
jongen van omstreeks 12 jaar bij het hoofd eener
naburige gemeente met de complimenten van zijn
moeder een vrouw, die mot haar gezin van dia
conie wege en door particulieren is uitbesteed en
wordt onderhouden Óf de burgemeester zijn veld
wachter eens wilde verbieden, dat deze hein en zijn
moeder het bedelen aldaar verhinderde, wat gedurig
plaats hatl.
Men schrijft uit Soekaboemi aan de Java-Bode.
,/De moordenaar van den heer Munder is ingere
kend en wei in ziju eigen huis nabij de onderne
ming. Hij is zelfs niet uit de buurt geweest terwijl
men palen ver drijfjachten op hem gehouden heeft.
Uit zijn woning schreef hij Zondagmorgen een briefje
aan den kassier der onderneming, dat hij zich ten
zij nont bevond. Do tjamat is daarop met 20 man,
allen met geweren gewapend, naar het huis gegaan
en heeft dit doen afzetten. Drie man waren zoo brani
om naar binnen te gaan; toen de chinees hen zag,
kreeg hij een oogenblik een rilling en gaf zich toen
dadelyk gevangen. Hij werd gebonden, op een dos-a-
dos gesjord en onder geleide van den heer Eekhout
en den tjamat met een pistool op de borst naar
Soekaboemi overgebracht. De chinees was nog met
bloed bevlekt en hud wonden aan zyne handen. Hy
is in volle confessie. «-
De chineesche kassier der onderneming heeft alzoo
gemakkelyk de som verdiend, die als belooning was
uitgeloofd voor hem, die de verblijfplaats van den
moordenaar kon aanwijzen/'
Dat de redactie van de Zeeuw (anti-revolutionair
blad) geen hoog denkbeeld koestert vau de ontwik
keling der kiezers blykt uit het extra-verkiezings-
uoramer, dat zij jl. Maandaguvond verspreidde. Zij
achtte het noodig den naam van haren candidaat in
schrijfletters af te drukken, dan hadden de kiezers
hem maar na te schrijven. Zelfs al kan men in hot
geheel niet schrijven dan heeft men die figuurtjes
maar na to trekken. Men moet het den menschen
gemakkelijk maken. O.Ct
Het hoofdbestuur van den Volksbond, Vereeniging
tegen het drankmisbruik, hoeft zich tot de Commis
sarissen des Konings in de onderscheiden provinciën
gewend by eene circulaire, waarin er op wordt
gewezen, dat by het verleenen van vergunningen
boven het maximum zeer ougelyk wordt gehandeld;
dat de schatting der lokalen, waar sterken drank
wordt verkocht te laag geschiedt; dat de burge
meesters op lotingsdhgen de drankgelegenheden niet
doen sluiten, en eindelijk wordt aaugedrongen op
tijdige sluiting en niet te vroege opening vau de
drankgelegenheden. Hot hoofdbestuur geeft den
Commissarissen des Konings in overweging, op de
eene of andere wijze aan de genoemde grieven te
gemoet te komen.
Okntrent het spoorwegongeluk b|j Elberfeld bevat
een extra-blad der Eiberfeldeu Zeitung bet volgende
Van den gouderentrein, uit Vohwinkel komende
on uit 37 wagens bestaande, brak (Zondag)-middag
even vóór vieren, op 120 meter ten westen vun de
Sonnborner viaduct een wiel. l)it had ten gevolge,
dat op de ruim 15 meter booge viaduct de vijfde
wagen ontspoorde, waardoor, terwyl de locomotief
met de voorste wagens doorreed, de leuning der
brug aan de westzijde brak eu de wagen in de
Wupper stortte, waarbij al do achteraan komende
wagens medegesleept werden. Twee remmers stortten
mede in da diepte, een derde wist bijtijds van den
wagen te springen, waarbij hy zwaar, doch niet le
vensgevaarlijk gewond werd. Een in do nabijheid
wonende politie-commissaris waarschuwde per telo-
phoon de autoriteiten te Elberfeld, waarna spoedig
de politie on de brandweer te hulp snelden. De
plaats der ramp gaf een tafereel van ontzettende ver
woesting te zion. Drie-en-dertig waggons lagen ver
splinterd en vernield, de een op den andereu, in
de rivier; bovenop een waggon van de Main-Neckar-
baan, welke nog heel was, doch bij het reddingswerk
spoedig in, splinters vloog. De geheele stapel hou^
en ijzer was met een dikke laag stof stof bedekt*
waarschijnlijk de inhoud van een lading meelzakken.
Een geheel huis-ameublement lag over een onder de
viaduct doorloopend weiland verstrooid. Daarentegen
is van den inhoud van een mot porselein en aarde
werk beladen waggon, die in het zand gevallen ia
bijna niets gebroken.
„Ik bob hier nu afgedaan en vertrek dus ook van
avond. Als u er misschien belang in stelt te hoo-
ren boe het mij gaat, dan kunt u dit vernemen, door
u tot mijn laatsten meester, den heer Carruthers, te
wenden. Mij houdt nu niets meer hier terug."
Hij nam een koffertje, dat hij kennelijk was komen
halen, en was in een ommezien verdwenen.
Bevend en geheel van streek klopte Violet aan
de kamerdeur van mevrouw Bayner. Eerst geen
antwoord. Eindelijk hoorde zij haar bij het sleutel
gat vragen
„Wat komt u doen, juffrouw Howart?"
„Mag ik binnenkomen, mevrouw? Ik heb u iets
te vertellen."
„Ik kan je niet binnenlaten; kun je niet door het
sleutelgat met mij spreken?"
„Neen neen, dat gaat onmogelijk! Ik heb u iets
belangrijks omtrent den heer Rayner mede te deelen."
„Is hij hier?"
„Neen; hij is naar Amerika
Een zware zucht volgde en toen zeide zij:
„Ik ik zal je binnen laten."
Langzaam stak zij den sleutel in het slot, terwijl
Violet bevende van ongeduld, voor de deur stond te
wachten.
De eerste gewaarwording, die zij had bij het bin
nentreden in die kamer, die zoo lang een geheim
▼oor haar was, bestond uit een gevoel van koude.
Er was slechts één raam, en dit was aan de binnen
zijde van tralies 'voorzien. Nog altijd lag er een
zware mist over het huishet weinige daglicht was
nu ook verdwenen, want het was vijf uur. Maar
zoodra Violet verder de kamer inkwam, hijgde zij
van afschuw. Eene akelige lucht van vocht en be
derf trot haar. Zij voelde, hoede planken onder het
karpet verrot waren en bij eiken voetstap meegaven,
en zag dat het behandel bij lappen van de natte,
beschimmelde muren afhing; het water siepelde lang
zaam van boven af.
„O mevrouw," riep zij verontwaardigd„is dit
uwe kamer waar u heeft geslapen?"
„Ik heb hier drie jaren lang geslapen," zeide zij.
„Als mijn echtgenoot zijn zin had gekregen, zou deze
kamer mijn graf zijn geworden."
De ontzettende wreedheid van den heer Bayner
om zijne arme vrouw in een vertrek te laten slapen,
dat hij te ongezond zou hebben geacht voor zijn
hond, te nadeelig voor zijne viool, wekte hare ver
ontwaardiging zóó, dat zij uitriep „Die schurk
„St," zeide mevrouw angstig: „men kan nooit
weten; misschien beluistert hij »»ns op dit oogenblik."
„Het kan mij niet schelen! Laat hij hot gerust
hooreu, boe ik van morgen hoopte, dat hij zou ont
snappen, maar hoe ik nu niets liever zou wenschen,
dan dat zij bem vingen. Zij kunnen hem nooit
straffen, zooals hij verdientO, beste mevrouw
En ik ik moest in de mooie torenkamer slapen,
omdat het beneden te vochtig was! Het is afschu
welijk Hoe moet u mij hebben gehaat
„Dat heb ik ééns inderdaad gedaan, dat beken ik.
Dat was echter dwaas van mij. Je wist immers van
niets; je kondt in de verte niet vermoeden, hoe alles
in elkander zat."
„Waarom bleeft u hier? Waarom klaagdet u er
nooit over? Waarom was u niet blijde naar boven
te kunnen verhuizen, in plaats van te vragen bene
den te blijven?"
„Omdat ik, zoolang als ik beneden sliep, zeker
kon zijn, dat zij mij niet rechtstreeks zouden ver
moorden; zij konden mij hier onmogelijk een onna-
tuurlijken dood laten sterven, want hier konden zy
geen dokter brengen. Ik wist het: eene verwisseling
van kamers was mijn doodvofinis. Zoo zou het ook
zijn gegaan, indien Sarah niet dat ongeluk had ge
kregen in den nacht, toen het tusscben hen beiden
besloten was, dat ik boven zou slapen. Hadt gij mij
toen niet één nacht uitstel bezorgd, dan was ik dien
nacht onder hare slagen gevallerr," zeide mevrouw,
zacht sprekende en met eene trilling in de stem.
Violet deinsde terug. Dat was dus de zin van
die boodschap aan Sarah in den briof van den heer
Rayner, die zij zoo trouw had overgebracht. Ja,
Sarah was verbleekt toen Violet zeide, dat mijnheer
haar liet zeggen „De taak, die zij op zich had
genomen te volbrengen in zijne afwezighoid."
„Hij haatte elke daad van geweld, alles moest
afgeloopon zijn als hij terugkwam, eu hij zou dan
vrij zijn om met u in het huwelyk te treden," ging
mevrouw voort.
Wordt vervolgd.)
Van de twee vermiste remmers heeft men niets
meer te zien gekregen. Het verkeer heeft weinig stcornis
ondervonden, terwijl het tweede spoor bruikbaar is ge
bleven. Hedeu-ochtend hoopte men de baan weder in
orde te hebben. In de stad heerschte aanvankelijk
groote opgewondenheid, dewyl het gerucht liep, dat
het geen goederen-, maar een personentrein was.
Alle hoogere en lagere spoorweg-, politie- en brand
weer-beambten worden geprezen, zoowel ora hun
spoedig verleende bulp als ora hun bereidwilligheid
om, door het doen verspreiden vau volledige en
juiste berichten, de heerschende ongerustheid te
doen ophouden.
De opvoering van de opera Martha op 20 Dec.
nas tot ons genoegen meer te prijzen dan die van
Les Cloches de Corneville. Het stuk zelf te be
spreken zal bij de oude en algemeeuo bekendheid
wel niet noodig zyn.
Gelijk men weet, treden er vier hoofdpersonen
in op, Lady Durham, met den pseudoniem Martha
(Mevr. Major), haar kamenier Nancy (Mevr, Barloua),
en de boeren Lyonel (de heer Dietrich) en Plura-
kett (de heer Chaudon). De genoemden kunueo
zich in vrij voldoende bezit van steramiddelen ver
beugen maar meer goacbeveorde en fijne zang ware
wel wensohelijk. Gëschreenw te vermijden i? in
deze opera misschien niet altijd gemakkelijk, maar
kon toch meer dan nu het geval was. Er werd
con araore gespeeld en over het geheel met
opvatting en natuurlijk. Van het grillige ka
rakter der lady deed de actrice het melancholische
wellicht wat te veel overwegen, Mevr. Barlona
overdreef wel eens, maar speelde toch veelal zeer
aardig, de heer Dietrich had to kampen met de
sentimentaliteit van den tot edelman gepromoveerden
boer: natuurlyk te zyn is hier moeielijkhij legge
er zich maar ijverig op toe. Met de opvatting van
den heer Chaudon konden wij ons zeer wel ver-
eonigen. Ren zeer goed geslaagd nummer was de
groote duet van Nancy en Plumkett. In de kleinere
rol van Lord Tristan vergat de heer Weiss ten
«enenmale dat hij eeu edelman had voor te stellen,
al is het dan ook een modegek. De kleine solo
rolletjes uit het dameskoor werden vrij goed vervuld.
De opkomst^was niet talrijk.
De volgende twee keizerlijko brieven van Bismarck
zijn openbaar gemaakt
„Mijn beminde vorstMet diepe verslagenheid
heb ik uit uw verzoek van den 18den dezer maand
gezien, dat gij het besluit genomen hebt, uit de be
trekkingen te scheiden, waarin gij sedert lange jaren
met onovertroffen succes zijt werkzaam geweest. Ik
had gehoopt dat het denkbeeld, van u te moeten
scheiden, bij ons leven geen punt van overweging
zou moeten hebben uitmaken. Wanneer ik desniette
min, in het volle bewustzijn der ernstige beteekenis
van uw aftreden, nu toch genoodzaakt ben mij met
dat denkbeeld vertrouwd te maken, doe ik dit met
innige droefheid maar, tevens in het stellige ver
trouwen, dat de inwilliging van uw verzoek er toe
bijdragen zal, uw voor het vadorlnid onbetaalbaar
leven en uwe krachten zoolang als slechts mogelijk
is te ontzien en te bewaren. De ordenen, door u
voor uw besluit aangevoerd, overtuigen mij dat
verdere pogingen, om u tot het terugnemen van uw
verzoek over te halen, geonerlei kanJ van slagen
hebben. Daarom voldoe ik aan uwen wenscb, torwijl
ik u hierbij bot aangevraagde ontslag uit uwe be
trekkingen van rijkskanselier, van president van mijn
staatsminister ie en van minister van buitenlandse he
zaken in genade, en in het vertrouwen verleen, dat
uw raad, uwe werkzaamheid, uwe trouw en uwe
toewijding ook in do toekomst mij en hot vaderland
niet zullen ontbreken.
„Ik heb bot als eene der zegenrykste beschikkin
gen in mijn leven beschouwd, dat ik bij mijne aan
vaarding der regeering u als eersten raadsman aan
mijne zijde had. Wat gij voor Pruisen en Duitsch-
land verricht en bereikt hebt, wat gij voor mijn
Huis, voor mijne voorvaderen en voor ray geweest
zijt, zal bij mij en hij het Duitsche volk in dank
bare en onuitwischbare herinnering blijven. Doch
ook in het buitenland zal uwe wijze en krachtige
vredespolitiek, welke ik ook in het vervolg uit volle
overtuiging vast besloten ben tot richtsnoer myner
handelingen te maken, steeds met roemvolle waar
deering worden herdacht. Uwe verdiensten naar
volle waarde te belooneu, staat niet in mijne macht.
'i Daarom moet ik er mij mede tevreden stollen, de
verzekering te geven van mijnen onuitwischliaren
I dank en dien des vaderlands Als een toeken van
dien dank verleen ik u de waardigheid van hertog
van Lauenburg; ook zal ik u mijn levensgroot por
tret doen toekomen.
//God zegene u, mijn beminde vorst, en schenke
u nog vele jaren van een ongestoorden en door het
bewustzijn van een met trouw vervulden plicht ver
helderden ouderdom Bezield met deze gevoelens
blijf ik uw ook in de toekomst innig toegenegen en
dankbare keizer en koning.
De tweede luidt aldus: „Ik kan u niet uit uwe be
trekkingen zien heengaan, waarin gij zoovele jarep ach
tereen voor mijn Huis zoowel als voorde grootheid en het
welzijn des vaderlands hebt gewerkt, zonder ook als le
gerhoofd met innige dankbaarheid de onuitwischbare
verdiensten te gedenken, welke gij u ten aanzien
van mijn leger verworven hebt. Met ver zienden
blik en ijzeren wilskracht hebt gij mijnen in God
rustenden grootvader ter zijde gestaan, toen het in
moeilijke dagen gold de noodzakelijk geachte reor
ganisatie onzer strijdkrachten tot stand te brengen;
gij hebt de wegen helpen banen, waarlangs het leger
met Gods hulp van overwinning tot overwinning ge
voerd kon worden. Met heldenmoed hebt gij in de
groote oorlogen als soldaat uwen plicht gedaan, en
sedert, tol op den huidigen dag, zijt gij met ruste-
loozen ijver en zelfopoffering bereid geweest uwen
ganschen persoon te geven, om voor ons volk de van
de vaderen geërfde weerbaarheid te behouden en
daardoor een waarborg te verschaffen voor het ge
not van de weldaden des vredes. Ik weet één te
zijn met mijn leger, als ik den wensch uitspreek,
dat de man, die zooveel groots gewrocht heeft, ook
in het vervolg voor het leger in den hoogste» rang
behouden moge blijven. Daarom benoem ik u tot
gonerial-opperbevelhebber der cavalerie met den
rang van generaal-veldmaarschalk, en ik bid God
dat gij in dit eereambt nog vele jaren voor mij be
houden moogt blijven.
Berlijn20 Maart 1890.
"Wilhelm R.
Een buitengewoon blad van den Reichs-Anzeiger
vermeldt, naast het eervol omslag vau prins Bismarck,
de benoeming van generaal von Caprivi tot Duitsch
rijkskanselier en Pruisisch minister-president, en de
voorloopige 'einstweiligeopdracht der leiding van het
Pruisische ministerie van buitenlandsche zaken aan
den Duitachen staatssecretaris voor buitenlaudsche
zaken, graaf Herbert Bismarck.
Do Reichs-Anzeiger maakt slechts de twee boven
genoemde keizerlijke brieven aan prins Bismarck open
baar niet echter diens verzoek om ontslag, hetwelk
een omvangrijk staatsstuk van hooge staatkundige
beteokeuis moet zijn. Bedoelde keizerlijke documenten
zijn gisteren namiddag door luitenant-generaal Hahncke
en den geheimraad Lucauus, de hoofden van het mili
taire en het civiele Kabinet, prins Bismarck overhan
digd. Men verwacht stellig dezer dagen het schriftelijk
verzoek orn ontslag ook van graaf Herbert Bismarck.
Prins Bisraarcks aftreding blyfr natuurlijk nog
steeds overal het onderwerp van den dag.
Opmerking verdient het daarbij, dat buiten Duitsck-
land algemeen het ontslag van deh rijkskanselier als
een ernstig verlies voor den Europeoschen vrede
wordt beschouwd. De Engelsche pers is in dit
opzicht het meest ongerust en zelfs komt de Times
tot de slotsom, dat zij, die belang hebben bij de
handhaving van den vrede, den kanselier niet zonder
vrees zien heengaan.
Te Weenen eu te Rome ziot men de toekomst
minder donker in. De toongevendo bladen spreken
daar alleen hun vaste vertrouwen uit op de vrede
lievende bedoelingen van keizer Wilhelm en twijfelen
er volstrekt niet aan, of de keizer zal Bisraarcks
buitenlandsche staatkundo voortzetten.
Te Parijs brmgen de meeste bladen hulde aan
den vredriievendon kanèelier, over wieu in vroeger
jaren geheel anders werd gesproken. De ongerust
heid over hot aftreden van prins Bismarck bleek
daar vooral aan de beurs, welke terstond den
nadeeligen invloed daarvan ondervond en nog niet
weer geheel op streek is gekomen.
Over den nieuwen kanselier, generaal Caprivi, is
niet veel meer bekend, dan dat hij een ontwikkeld
en humaan hoofdofficier is, die tijdens zijn minister
schap de achting van alle partijen verwierf. In
zoover zal de keuze dos keizers wel instemming
vinden by den Rijksdag, maar overigens zal de
nieuwe rijkskanselier uooit worden wat de otde is
geweest, daar koizer Wilhelm nu zijn „eigen kanse
lier" wordt en zelf de leidiDg der geheele Duitsche
politiek in handen wil nemen.
Dat men in dit opzicht niet gerust is, nu de
jeugdige, voortvarende keizer den beproefden raad
van den ouden kanselier mist en zelfs Bismarck's
zoon, die door zijn vader in de geheimen der buiten
landsche staatkundo werd ingewijd, niet behoudt, is
zeer begrijpelijk. Evenwel behoeft dit daarom nog
geen aanleiding te zullen geven tot zulke zwartgal-
ligo beschouwingen, alsof, nu Bismarck heengaat, hei
behnutl van den Europeeschen vrede aan een zijden
draad hangt.
De toongevende Berlijnsche bladen doen hun best
deze ongerustheid terstond te doen verdwijnen en
9tellen vooral op den voorgrond, dat het aftreden
an prins Bismarck in geen. geval een wijziging van
de vredelievende staatkunde van het drievoudig ver
bond ten gevolge kan hebben.
Was hij ons door den dood ontvallen zegt do
Kölnische Zeitung hoofdzakelijk in eene beschouwing
over deze hoogst gewichtige gebeurtenis, ~dau zouden
wij er in berusten; doch zooals het nu gaat, ligt het
voor de hand, dat er onder den eersten indruk met
eenige ontstemming wordt gevraagd, aan wien het ligt
dat dio man voor het Duitsche volk vroeger moet
verloren gaan Het zou huichelarij zijn, anderen to
willeu wijsmaken dut de ware reden van zijn heengaan
gelegen is in zijn gezondheidstoestand. Zijne gezond
heid is tegenwoordig zelfs betrekkelijk beier dan in
menig vroeger jaar, toen hij de zaken nog moest be
sturen zonder zulke beproefde medewerkers al« hij
thans heeft. De redenen zijner aftreding zijn van
zakelijken aard. De uitslag der onlangs gehouden
verkiezingen voor den Rijksdag staat daariu niet eens
op den voorgrond; want voor eene parlementaire
meerderheid in oppositie is hij nooit bang geweest.
Het valt ook uiterst moeilijk aan te- nemen, dal- hy
zou heengaan uit overtuiging 'dat het voor volk en'
vorst het beste is. Zijne aftreding kan slechts het
gevolg zijn van eene rijpe overweging omtrent diep
liggende oorzaken, waaraan alles van kleingeestigen,
persoonlijken en alledaagschen aard vreemd is
Zoo scheidt dan nu de Duitsche politiek van haren
drager, het Duitsche rijk ven zijnen grondlegger, de
Keizer van zijnen kanselier, 'die vier pruisische ko
ningen op roemrijker wijze dan ooit een zijner voor
gangers heeft gediend. Ziju naam blijft voor alle tijden
onuitwisbaar met dien van het Duitsche rijk verbon
den. Die naam is bekend tot in de afgelegenste oor
den van het wereldrond, zelfs waarmen zich van
Duitsehland geen duidelijk begrip kan makener
zijn wilde volken, bij welke zijn naam de benaming
is voor het grootste en hoogste wat menschen
aan macht en inzicht kunnen bezitten. En die
naam, Otto von Bismarck, verdwijnt voortaan
uit de ambtelijke werkzaamheden van het Duitsche
staatswezen, terwijl hij, die dezen naam draagt, in
den stillen vrede des huizes toeschouwer wordt van
datgene, waarin hij zoo lang de werkende persoon
is geweest.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente GOUDA, brengen ter kennis van alle I'atenf,-
plichtige ingezetenen, wier namen voorkomen op de
suppletoire registers voor het dienstjaar 1889/90,
(dat zijn zij, Ate na Mei 1889 zich in deze Gemeente
hebben gevestigd of na dien tijd zich voor het Patcnt-
reckt hebben aangegeven) dat de PATENTBLADEN
in gereedheid en op de Secretarie dezer Gemeente
verkrijgbaar zijn voor hen, die zich daartoe per-
soonjjjk aanmelden, van den 20sten Maart 1890
tot en met den 4den April daaraanvolgende des
voormiddags van 10 tot des namiddags 1 ure (de
Zondag uitgezonderd;) zullende overeenkomstig Z. M.
besluit van 17 October 1820, de binnen dien "tijd
door de belanghebbenden niet afgehaalde PATEN
TEN, door den Deurwaarder der Directe Belastingen,
aan hunne huizen tegen betaling van tien cents
worden uitgereiktterwijl de nalatige» vervallen in
eene boete van vijftien gulden, zoo zij hun PATENT
of een afschrift daarvan niet kunnen vertonnen,
wanneer dit verlangd wordt.
GOUDA, 20 Maart 1890.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
VAN BERGEN IJZENDOORN.
De Secretaris,
BROUWER.
van de Makelaars
De markt was heden vast.
Loco Tankfust f 8.15. Maart-levering f 8.10.
•April-, Me;- en Juni-levering 8.05. Augustus-
levering 8,10. September- October-, November-
en December-levering 815
OEBOREN: Willem, onder» P. Kalkman to A. Ou verkerk.
ONDERTROUWD: J *an der Wolf (wonende le Widdinx-
»een) en Fno der Kroef.
Bevallen van een Zoon,
f A. SMIT—Zuidak.
Gouda20 Maart 1890.
t