süppletoTrr patenten. Buitenlandse!) Overzicht. PETROLEUM-NOTEERIINGEN ADVERTENTIÈN. ïEtTZsTS T 3STIBUWS. Cantzlaar Schalkwijk, le Rotterdam Burgerlijke Stand. Moordrecht den heer Lambrechts, die de inkomsten-belasting als itnpót unique aanprees. De heer Huber wees op den nood der gemeenten, welke eerder voorziening eischt dan de rijksmiddelen. Van liberale zijde spraken de heeren De Meyier, Rutgers van Rozenburg, v. d. Kaaij en Heldt. Allen betuigden zich moor of minder ingenomen met deze ontwerpen. Vooral de heer de Meyier verdedigde die uitstekend in eene van geest en gevatheid tin telende rede. De heer Butgers zag in het niet be lasten der doode hand een bezwaar, terwijl hem ook de progressie te sterk was. Heden voortzetting. De Haagsche corr. van de Zutf. Ct. maakt de opmerking, dat niemand beter dan de heer Lohraan de kunst verstaat om de kleur van zijne omgeving over te nemen. Van die kunst ontving de Kamer ten minste bij de gelegenheid der interpellatie reeds merkwaardige proeven. De minister Mackay had gezegd er zeker van te zijn, dat de minister Lohman de schoiolwet in zijn geest zou invoeren, maar nu werd gevraagdhoe is dat mogelijk met het oog op des heeren Lohraan's antecedenten? Heeft deze niet enkele weken geleden een manifest onderteekend, waarin de neutrale school met zoovele woorden wordt dood verklaard? Heeft deze niet nog pas eene bro chure uitgegeven, waarin hy b. v. met betrekking tot de schoolgeldheffing denkbeelden verkondigt, ge^ heel in strijd met de verklaringen van den Min. Mackay? -- Blijkbaar wist de heer Mackay niet, wat hij daarop zou antwoorden, en nu nam de Min. Lohman zelf het woord. Maakt u niet ongerust zoo ongeveer luidde zijn redeneerïng want een minister en een brochureschrijver zijn twee. Toen ik die stukken schreef, had ik nog geen ambtelijke positie. Mijne geschriften behoef ik in de Kamer niet te verdedigen 1 Handig zoo gij wilt, maar cynisch tevens. Wel voegde de Min. er bij, dat bij zijne beginselen niet zou verloochenen, maar wat beteekent dat, waar hij er terstond op liet volgen, dat hij over den tijd van toepassing dier beginselen niets kon zeggen? Feitelijk heeft de heer Lohman reeds bij zijn eerste optreden als Minister'zijne antecedenten ver loochend. Waar men hem die voorhoudt, tracht hij -zich te verschuilen achter zijn ministerrok. Aan zijne speeches en brochures heeft de heer Lohman zijn ministerschap te danken, maar nu hij minister is, gooit hij die als onnutten ballast eenvoudig over boord. Wat raoet daarvan de natie deuken? Is een minister dan niet meer verplicht uit te voeren, wat hij als Kamerlid en partijhoofd verlangd heeft? Be staan er dan tweeërlei wetsuitRggingen één voor ministers en één voor gewone personen De hou ding, door den heer Lohman thans aangenomen, is zeker niet in staat ora de bezorgdheid, die zijn op treden als Minister heeft verwekt, weg te nemen. Er blijkt toch uit, dat men hier te doen heeft met een onberekenbaar persoon, die zich als Minister niet gebonden acht aan hetgeen hij vroeg» r met kracht verdedigde. Dat kan men ten minste van den afgetreden mi nister van koloniën, den heer Keuchenius, niet zeg gen, maar deze zal overigens met den afloop van het tweedaagsch debat ook weinig tevreden zijn, want het ministerie heeft ronduit erkend, dat er geen reden was voor een algemeene crisis, omdat door de ver werping van hoofdstuk X de politiek van het kabinet niet getroffen was en dat het verkeerd zou zyn geweest nieuwe verkiezingen uit te lokken onder de leus: vóór of tegen den Islam. Daarmede is de Standaard-agitatie veroordeeld door de regeering. Dat te doen constateeren was op zich zelf reeds oen interpellatie waard. Sommige personen verkeeren nog altyd in de meeniug, dat gevonden voorwerpen ltyin eigendom zijn, wat tot minder aangename gevolgen leidt. Zoo had do milicien J. A., van de lichting 1889, van het Ie reg. vest.-art., in garnizoen te Zwolle, oen zilveren dameshorloge gevonden on dit te gelde gemaakt. Deswege door den krijgsraad in het 5e militaire arrondissement te Leeuwarden ter verant woording geroepen, is hij tot twee maanden gevan genisstraf en in de kosten van hel proces veroor deeld, als schuldig aan diefstal. Do vreosolijko ramp te Indianopolis, in de Ver- eenigde Staten, waarin 13 brandweei mannen omge komen en 19 gewond zijn, is veroorzaakt doordien een muur van het brandende gebouw, waar brand ladders tegen geplaatst waren, bezweek eu tie ladders, met al degenen die er op stonden, in den vuurpoel stortten. Het gebeurde op het oogenblik dat meu den brand dacht meester te zijn, de meeste spuiieu inrukten, en de mannen last gekregen haddtm nog eenige waterstralen op bet brandende puin te richten. De bovengenoemde cijfers zijn slechts voorloopig, men vreest nog moer slachtoffers te zul len vinden. Onder de gewonden verkeeren er vele in levensgevaar. Slechts 15 mannen konden gered worden. Het verbrnnde gebouw bevatte het grootste boekenmagaziju der stad. Men meldt het volgende curieuse feit: ln eene vacante Zuid-Bevelandsche gemeente moest onlangs een predikant van den ring optroden. Vóór hij zich naar den predikstoel begaf, ontving hy chter eene igondeltuge boodschap, waarbij hij namens den kerkeraad verzocht werd nu en voortaan niet ineer voor de gemeente op te treden, omdathij zich aan de misdaad schuldig maakte van Uilenspiegel te lezen. Dat is het echte ras! Onlangs vervoegde zich uit de gemeente Sluis een jongen van omstreeks 12 jaar bij het hoofd eener naburige gemeente met de complimenten van zijn moeder een vrouw, die mot haar gezin van dia conie wege en door particulieren is uitbesteed en wordt onderhouden Óf de burgemeester zijn veld wachter eens wilde verbieden, dat deze hein en zijn moeder het bedelen aldaar verhinderde, wat gedurig plaats hatl. Men schrijft uit Soekaboemi aan de Java-Bode. ,/De moordenaar van den heer Munder is ingere kend en wei in ziju eigen huis nabij de onderne ming. Hij is zelfs niet uit de buurt geweest terwijl men palen ver drijfjachten op hem gehouden heeft. Uit zijn woning schreef hij Zondagmorgen een briefje aan den kassier der onderneming, dat hij zich ten zij nont bevond. Do tjamat is daarop met 20 man, allen met geweren gewapend, naar het huis gegaan en heeft dit doen afzetten. Drie man waren zoo brani om naar binnen te gaan; toen de chinees hen zag, kreeg hij een oogenblik een rilling en gaf zich toen dadelyk gevangen. Hij werd gebonden, op een dos-a- dos gesjord en onder geleide van den heer Eekhout en den tjamat met een pistool op de borst naar Soekaboemi overgebracht. De chinees was nog met bloed bevlekt en hud wonden aan zyne handen. Hy is in volle confessie. «- De chineesche kassier der onderneming heeft alzoo gemakkelyk de som verdiend, die als belooning was uitgeloofd voor hem, die de verblijfplaats van den moordenaar kon aanwijzen/' Dat de redactie van de Zeeuw (anti-revolutionair blad) geen hoog denkbeeld koestert vau de ontwik keling der kiezers blykt uit het extra-verkiezings- uoramer, dat zij jl. Maandaguvond verspreidde. Zij achtte het noodig den naam van haren candidaat in schrijfletters af te drukken, dan hadden de kiezers hem maar na te schrijven. Zelfs al kan men in hot geheel niet schrijven dan heeft men die figuurtjes maar na to trekken. Men moet het den menschen gemakkelijk maken. O.Ct Het hoofdbestuur van den Volksbond, Vereeniging tegen het drankmisbruik, hoeft zich tot de Commis sarissen des Konings in de onderscheiden provinciën gewend by eene circulaire, waarin er op wordt gewezen, dat by het verleenen van vergunningen boven het maximum zeer ougelyk wordt gehandeld; dat de schatting der lokalen, waar sterken drank wordt verkocht te laag geschiedt; dat de burge meesters op lotingsdhgen de drankgelegenheden niet doen sluiten, en eindelijk wordt aaugedrongen op tijdige sluiting en niet te vroege opening vau de drankgelegenheden. Hot hoofdbestuur geeft den Commissarissen des Konings in overweging, op de eene of andere wijze aan de genoemde grieven te gemoet te komen. Okntrent het spoorwegongeluk b|j Elberfeld bevat een extra-blad der Eiberfeldeu Zeitung bet volgende Van den gouderentrein, uit Vohwinkel komende on uit 37 wagens bestaande, brak (Zondag)-middag even vóór vieren, op 120 meter ten westen vun de Sonnborner viaduct een wiel. l)it had ten gevolge, dat op de ruim 15 meter booge viaduct de vijfde wagen ontspoorde, waardoor, terwyl de locomotief met de voorste wagens doorreed, de leuning der brug aan de westzijde brak eu de wagen in de Wupper stortte, waarbij al do achteraan komende wagens medegesleept werden. Twee remmers stortten mede in da diepte, een derde wist bijtijds van den wagen te springen, waarbij hy zwaar, doch niet le vensgevaarlijk gewond werd. Een in do nabijheid wonende politie-commissaris waarschuwde per telo- phoon de autoriteiten te Elberfeld, waarna spoedig de politie on de brandweer te hulp snelden. De plaats der ramp gaf een tafereel van ontzettende ver woesting te zion. Drie-en-dertig waggons lagen ver splinterd en vernield, de een op den andereu, in de rivier; bovenop een waggon van de Main-Neckar- baan, welke nog heel was, doch bij het reddingswerk spoedig in, splinters vloog. De geheele stapel hou^ en ijzer was met een dikke laag stof stof bedekt* waarschijnlijk de inhoud van een lading meelzakken. Een geheel huis-ameublement lag over een onder de viaduct doorloopend weiland verstrooid. Daarentegen is van den inhoud van een mot porselein en aarde werk beladen waggon, die in het zand gevallen ia bijna niets gebroken. „Ik bob hier nu afgedaan en vertrek dus ook van avond. Als u er misschien belang in stelt te hoo- ren boe het mij gaat, dan kunt u dit vernemen, door u tot mijn laatsten meester, den heer Carruthers, te wenden. Mij houdt nu niets meer hier terug." Hij nam een koffertje, dat hij kennelijk was komen halen, en was in een ommezien verdwenen. Bevend en geheel van streek klopte Violet aan de kamerdeur van mevrouw Bayner. Eerst geen antwoord. Eindelijk hoorde zij haar bij het sleutel gat vragen „Wat komt u doen, juffrouw Howart?" „Mag ik binnenkomen, mevrouw? Ik heb u iets te vertellen." „Ik kan je niet binnenlaten; kun je niet door het sleutelgat met mij spreken?" „Neen neen, dat gaat onmogelijk! Ik heb u iets belangrijks omtrent den heer Rayner mede te deelen." „Is hij hier?" „Neen; hij is naar Amerika Een zware zucht volgde en toen zeide zij: „Ik ik zal je binnen laten." Langzaam stak zij den sleutel in het slot, terwijl Violet bevende van ongeduld, voor de deur stond te wachten. De eerste gewaarwording, die zij had bij het bin nentreden in die kamer, die zoo lang een geheim ▼oor haar was, bestond uit een gevoel van koude. Er was slechts één raam, en dit was aan de binnen zijde van tralies 'voorzien. Nog altijd lag er een zware mist over het huishet weinige daglicht was nu ook verdwenen, want het was vijf uur. Maar zoodra Violet verder de kamer inkwam, hijgde zij van afschuw. Eene akelige lucht van vocht en be derf trot haar. Zij voelde, hoede planken onder het karpet verrot waren en bij eiken voetstap meegaven, en zag dat het behandel bij lappen van de natte, beschimmelde muren afhing; het water siepelde lang zaam van boven af. „O mevrouw," riep zij verontwaardigd„is dit uwe kamer waar u heeft geslapen?" „Ik heb hier drie jaren lang geslapen," zeide zij. „Als mijn echtgenoot zijn zin had gekregen, zou deze kamer mijn graf zijn geworden." De ontzettende wreedheid van den heer Bayner om zijne arme vrouw in een vertrek te laten slapen, dat hij te ongezond zou hebben geacht voor zijn hond, te nadeelig voor zijne viool, wekte hare ver ontwaardiging zóó, dat zij uitriep „Die schurk „St," zeide mevrouw angstig: „men kan nooit weten; misschien beluistert hij »»ns op dit oogenblik." „Het kan mij niet schelen! Laat hij hot gerust hooreu, boe ik van morgen hoopte, dat hij zou ont snappen, maar hoe ik nu niets liever zou wenschen, dan dat zij bem vingen. Zij kunnen hem nooit straffen, zooals hij verdientO, beste mevrouw En ik ik moest in de mooie torenkamer slapen, omdat het beneden te vochtig was! Het is afschu welijk Hoe moet u mij hebben gehaat „Dat heb ik ééns inderdaad gedaan, dat beken ik. Dat was echter dwaas van mij. Je wist immers van niets; je kondt in de verte niet vermoeden, hoe alles in elkander zat." „Waarom bleeft u hier? Waarom klaagdet u er nooit over? Waarom was u niet blijde naar boven te kunnen verhuizen, in plaats van te vragen bene den te blijven?" „Omdat ik, zoolang als ik beneden sliep, zeker kon zijn, dat zij mij niet rechtstreeks zouden ver moorden; zij konden mij hier onmogelijk een onna- tuurlijken dood laten sterven, want hier konden zy geen dokter brengen. Ik wist het: eene verwisseling van kamers was mijn doodvofinis. Zoo zou het ook zijn gegaan, indien Sarah niet dat ongeluk had ge kregen in den nacht, toen het tusscben hen beiden besloten was, dat ik boven zou slapen. Hadt gij mij toen niet één nacht uitstel bezorgd, dan was ik dien nacht onder hare slagen gevallerr," zeide mevrouw, zacht sprekende en met eene trilling in de stem. Violet deinsde terug. Dat was dus de zin van die boodschap aan Sarah in den briof van den heer Rayner, die zij zoo trouw had overgebracht. Ja, Sarah was verbleekt toen Violet zeide, dat mijnheer haar liet zeggen „De taak, die zij op zich had genomen te volbrengen in zijne afwezighoid." „Hij haatte elke daad van geweld, alles moest afgeloopon zijn als hij terugkwam, eu hij zou dan vrij zijn om met u in het huwelyk te treden," ging mevrouw voort. Wordt vervolgd.) Van de twee vermiste remmers heeft men niets meer te zien gekregen. Het verkeer heeft weinig stcornis ondervonden, terwijl het tweede spoor bruikbaar is ge bleven. Hedeu-ochtend hoopte men de baan weder in orde te hebben. In de stad heerschte aanvankelijk groote opgewondenheid, dewyl het gerucht liep, dat het geen goederen-, maar een personentrein was. Alle hoogere en lagere spoorweg-, politie- en brand weer-beambten worden geprezen, zoowel ora hun spoedig verleende bulp als ora hun bereidwilligheid om, door het doen verspreiden vau volledige en juiste berichten, de heerschende ongerustheid te doen ophouden. De opvoering van de opera Martha op 20 Dec. nas tot ons genoegen meer te prijzen dan die van Les Cloches de Corneville. Het stuk zelf te be spreken zal bij de oude en algemeeuo bekendheid wel niet noodig zyn. Gelijk men weet, treden er vier hoofdpersonen in op, Lady Durham, met den pseudoniem Martha (Mevr. Major), haar kamenier Nancy (Mevr, Barloua), en de boeren Lyonel (de heer Dietrich) en Plura- kett (de heer Chaudon). De genoemden kunueo zich in vrij voldoende bezit van steramiddelen ver beugen maar meer goacbeveorde en fijne zang ware wel wensohelijk. Gëschreenw te vermijden i? in deze opera misschien niet altijd gemakkelijk, maar kon toch meer dan nu het geval was. Er werd con araore gespeeld en over het geheel met opvatting en natuurlijk. Van het grillige ka rakter der lady deed de actrice het melancholische wellicht wat te veel overwegen, Mevr. Barlona overdreef wel eens, maar speelde toch veelal zeer aardig, de heer Dietrich had to kampen met de sentimentaliteit van den tot edelman gepromoveerden boer: natuurlyk te zyn is hier moeielijkhij legge er zich maar ijverig op toe. Met de opvatting van den heer Chaudon konden wij ons zeer wel ver- eonigen. Ren zeer goed geslaagd nummer was de groote duet van Nancy en Plumkett. In de kleinere rol van Lord Tristan vergat de heer Weiss ten «enenmale dat hij eeu edelman had voor te stellen, al is het dan ook een modegek. De kleine solo rolletjes uit het dameskoor werden vrij goed vervuld. De opkomst^was niet talrijk. De volgende twee keizerlijko brieven van Bismarck zijn openbaar gemaakt „Mijn beminde vorstMet diepe verslagenheid heb ik uit uw verzoek van den 18den dezer maand gezien, dat gij het besluit genomen hebt, uit de be trekkingen te scheiden, waarin gij sedert lange jaren met onovertroffen succes zijt werkzaam geweest. Ik had gehoopt dat het denkbeeld, van u te moeten scheiden, bij ons leven geen punt van overweging zou moeten hebben uitmaken. Wanneer ik desniette min, in het volle bewustzijn der ernstige beteekenis van uw aftreden, nu toch genoodzaakt ben mij met dat denkbeeld vertrouwd te maken, doe ik dit met innige droefheid maar, tevens in het stellige ver trouwen, dat de inwilliging van uw verzoek er toe bijdragen zal, uw voor het vadorlnid onbetaalbaar leven en uwe krachten zoolang als slechts mogelijk is te ontzien en te bewaren. De ordenen, door u voor uw besluit aangevoerd, overtuigen mij dat verdere pogingen, om u tot het terugnemen van uw verzoek over te halen, geonerlei kanJ van slagen hebben. Daarom voldoe ik aan uwen wenscb, torwijl ik u hierbij bot aangevraagde ontslag uit uwe be trekkingen van rijkskanselier, van president van mijn staatsminister ie en van minister van buitenlandse he zaken in genade, en in het vertrouwen verleen, dat uw raad, uwe werkzaamheid, uwe trouw en uwe toewijding ook in do toekomst mij en hot vaderland niet zullen ontbreken. „Ik heb bot als eene der zegenrykste beschikkin gen in mijn leven beschouwd, dat ik bij mijne aan vaarding der regeering u als eersten raadsman aan mijne zijde had. Wat gij voor Pruisen en Duitsch- land verricht en bereikt hebt, wat gij voor mijn Huis, voor mijne voorvaderen en voor ray geweest zijt, zal bij mij en hij het Duitsche volk in dank bare en onuitwischbare herinnering blijven. Doch ook in het buitenland zal uwe wijze en krachtige vredespolitiek, welke ik ook in het vervolg uit volle overtuiging vast besloten ben tot richtsnoer myner handelingen te maken, steeds met roemvolle waar deering worden herdacht. Uwe verdiensten naar volle waarde te belooneu, staat niet in mijne macht. 'i Daarom moet ik er mij mede tevreden stollen, de verzekering te geven van mijnen onuitwischliaren I dank en dien des vaderlands Als een toeken van dien dank verleen ik u de waardigheid van hertog van Lauenburg; ook zal ik u mijn levensgroot por tret doen toekomen. //God zegene u, mijn beminde vorst, en schenke u nog vele jaren van een ongestoorden en door het bewustzijn van een met trouw vervulden plicht ver helderden ouderdom Bezield met deze gevoelens blijf ik uw ook in de toekomst innig toegenegen en dankbare keizer en koning. De tweede luidt aldus: „Ik kan u niet uit uwe be trekkingen zien heengaan, waarin gij zoovele jarep ach tereen voor mijn Huis zoowel als voorde grootheid en het welzijn des vaderlands hebt gewerkt, zonder ook als le gerhoofd met innige dankbaarheid de onuitwischbare verdiensten te gedenken, welke gij u ten aanzien van mijn leger verworven hebt. Met ver zienden blik en ijzeren wilskracht hebt gij mijnen in God rustenden grootvader ter zijde gestaan, toen het in moeilijke dagen gold de noodzakelijk geachte reor ganisatie onzer strijdkrachten tot stand te brengen; gij hebt de wegen helpen banen, waarlangs het leger met Gods hulp van overwinning tot overwinning ge voerd kon worden. Met heldenmoed hebt gij in de groote oorlogen als soldaat uwen plicht gedaan, en sedert, tol op den huidigen dag, zijt gij met ruste- loozen ijver en zelfopoffering bereid geweest uwen ganschen persoon te geven, om voor ons volk de van de vaderen geërfde weerbaarheid te behouden en daardoor een waarborg te verschaffen voor het ge not van de weldaden des vredes. Ik weet één te zijn met mijn leger, als ik den wensch uitspreek, dat de man, die zooveel groots gewrocht heeft, ook in het vervolg voor het leger in den hoogste» rang behouden moge blijven. Daarom benoem ik u tot gonerial-opperbevelhebber der cavalerie met den rang van generaal-veldmaarschalk, en ik bid God dat gij in dit eereambt nog vele jaren voor mij be houden moogt blijven. Berlijn20 Maart 1890. "Wilhelm R. Een buitengewoon blad van den Reichs-Anzeiger vermeldt, naast het eervol omslag vau prins Bismarck, de benoeming van generaal von Caprivi tot Duitsch rijkskanselier en Pruisisch minister-president, en de voorloopige 'einstweiligeopdracht der leiding van het Pruisische ministerie van buitenlandsche zaken aan den Duitachen staatssecretaris voor buitenlaudsche zaken, graaf Herbert Bismarck. Do Reichs-Anzeiger maakt slechts de twee boven genoemde keizerlijke brieven aan prins Bismarck open baar niet echter diens verzoek om ontslag, hetwelk een omvangrijk staatsstuk van hooge staatkundige beteokeuis moet zijn. Bedoelde keizerlijke documenten zijn gisteren namiddag door luitenant-generaal Hahncke en den geheimraad Lucauus, de hoofden van het mili taire en het civiele Kabinet, prins Bismarck overhan digd. Men verwacht stellig dezer dagen het schriftelijk verzoek orn ontslag ook van graaf Herbert Bismarck. Prins Bisraarcks aftreding blyfr natuurlijk nog steeds overal het onderwerp van den dag. Opmerking verdient het daarbij, dat buiten Duitsck- land algemeen het ontslag van deh rijkskanselier als een ernstig verlies voor den Europeoschen vrede wordt beschouwd. De Engelsche pers is in dit opzicht het meest ongerust en zelfs komt de Times tot de slotsom, dat zij, die belang hebben bij de handhaving van den vrede, den kanselier niet zonder vrees zien heengaan. Te Weenen eu te Rome ziot men de toekomst minder donker in. De toongevendo bladen spreken daar alleen hun vaste vertrouwen uit op de vrede lievende bedoelingen van keizer Wilhelm en twijfelen er volstrekt niet aan, of de keizer zal Bisraarcks buitenlandsche staatkundo voortzetten. Te Parijs brmgen de meeste bladen hulde aan den vredriievendon kanèelier, over wieu in vroeger jaren geheel anders werd gesproken. De ongerust heid over hot aftreden van prins Bismarck bleek daar vooral aan de beurs, welke terstond den nadeeligen invloed daarvan ondervond en nog niet weer geheel op streek is gekomen. Over den nieuwen kanselier, generaal Caprivi, is niet veel meer bekend, dan dat hij een ontwikkeld en humaan hoofdofficier is, die tijdens zijn minister schap de achting van alle partijen verwierf. In zoover zal de keuze dos keizers wel instemming vinden by den Rijksdag, maar overigens zal de nieuwe rijkskanselier uooit worden wat de otde is geweest, daar koizer Wilhelm nu zijn „eigen kanse lier" wordt en zelf de leidiDg der geheele Duitsche politiek in handen wil nemen. Dat men in dit opzicht niet gerust is, nu de jeugdige, voortvarende keizer den beproefden raad van den ouden kanselier mist en zelfs Bismarck's zoon, die door zijn vader in de geheimen der buiten landsche staatkundo werd ingewijd, niet behoudt, is zeer begrijpelijk. Evenwel behoeft dit daarom nog geen aanleiding te zullen geven tot zulke zwartgal- ligo beschouwingen, alsof, nu Bismarck heengaat, hei behnutl van den Europeeschen vrede aan een zijden draad hangt. De toongevende Berlijnsche bladen doen hun best deze ongerustheid terstond te doen verdwijnen en 9tellen vooral op den voorgrond, dat het aftreden an prins Bismarck in geen. geval een wijziging van de vredelievende staatkunde van het drievoudig ver bond ten gevolge kan hebben. Was hij ons door den dood ontvallen zegt do Kölnische Zeitung hoofdzakelijk in eene beschouwing over deze hoogst gewichtige gebeurtenis, ~dau zouden wij er in berusten; doch zooals het nu gaat, ligt het voor de hand, dat er onder den eersten indruk met eenige ontstemming wordt gevraagd, aan wien het ligt dat dio man voor het Duitsche volk vroeger moet verloren gaan Het zou huichelarij zijn, anderen to willeu wijsmaken dut de ware reden van zijn heengaan gelegen is in zijn gezondheidstoestand. Zijne gezond heid is tegenwoordig zelfs betrekkelijk beier dan in menig vroeger jaar, toen hij de zaken nog moest be sturen zonder zulke beproefde medewerkers al« hij thans heeft. De redenen zijner aftreding zijn van zakelijken aard. De uitslag der onlangs gehouden verkiezingen voor den Rijksdag staat daariu niet eens op den voorgrond; want voor eene parlementaire meerderheid in oppositie is hij nooit bang geweest. Het valt ook uiterst moeilijk aan te- nemen, dal- hy zou heengaan uit overtuiging 'dat het voor volk en' vorst het beste is. Zijne aftreding kan slechts het gevolg zijn van eene rijpe overweging omtrent diep liggende oorzaken, waaraan alles van kleingeestigen, persoonlijken en alledaagschen aard vreemd is Zoo scheidt dan nu de Duitsche politiek van haren drager, het Duitsche rijk ven zijnen grondlegger, de Keizer van zijnen kanselier, 'die vier pruisische ko ningen op roemrijker wijze dan ooit een zijner voor gangers heeft gediend. Ziju naam blijft voor alle tijden onuitwisbaar met dien van het Duitsche rijk verbon den. Die naam is bekend tot in de afgelegenste oor den van het wereldrond, zelfs waarmen zich van Duitsehland geen duidelijk begrip kan makener zijn wilde volken, bij welke zijn naam de benaming is voor het grootste en hoogste wat menschen aan macht en inzicht kunnen bezitten. En die naam, Otto von Bismarck, verdwijnt voortaan uit de ambtelijke werkzaamheden van het Duitsche staatswezen, terwijl hij, die dezen naam draagt, in den stillen vrede des huizes toeschouwer wordt van datgene, waarin hij zoo lang de werkende persoon is geweest. KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge meente GOUDA, brengen ter kennis van alle I'atenf,- plichtige ingezetenen, wier namen voorkomen op de suppletoire registers voor het dienstjaar 1889/90, (dat zijn zij, Ate na Mei 1889 zich in deze Gemeente hebben gevestigd of na dien tijd zich voor het Patcnt- reckt hebben aangegeven) dat de PATENTBLADEN in gereedheid en op de Secretarie dezer Gemeente verkrijgbaar zijn voor hen, die zich daartoe per- soonjjjk aanmelden, van den 20sten Maart 1890 tot en met den 4den April daaraanvolgende des voormiddags van 10 tot des namiddags 1 ure (de Zondag uitgezonderd;) zullende overeenkomstig Z. M. besluit van 17 October 1820, de binnen dien "tijd door de belanghebbenden niet afgehaalde PATEN TEN, door den Deurwaarder der Directe Belastingen, aan hunne huizen tegen betaling van tien cents worden uitgereiktterwijl de nalatige» vervallen in eene boete van vijftien gulden, zoo zij hun PATENT of een afschrift daarvan niet kunnen vertonnen, wanneer dit verlangd wordt. GOUDA, 20 Maart 1890. Burgemeester en Wethouders voornoemd VAN BERGEN IJZENDOORN. De Secretaris, BROUWER. van de Makelaars De markt was heden vast. Loco Tankfust f 8.15. Maart-levering f 8.10. •April-, Me;- en Juni-levering 8.05. Augustus- levering 8,10. September- October-, November- en December-levering 815 OEBOREN: Willem, onder» P. Kalkman to A. Ou verkerk. ONDERTROUWD: J *an der Wolf (wonende le Widdinx- »een) en Fno der Kroef. Bevallen van een Zoon, f A. SMIT—Zuidak. Gouda20 Maart 1890. t

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2