Buitenlandse!) Overzicht.
streng© maatregelen tegen (lezen schandelijken meu-
8chenhandel zullen worden genomen.
Erger nog dan de slavenjacht is voor Afrika de
jacht naar ivoor, zoo deelde Stanley aan een repor
ter mede, en hing daarby een schildering op van de
plundertochten, door benden Arabieren ondernomen,
om ivoor op te sporen in de hutten der inlanders.
Geheele streken worden te vuur en te zwaard ver
woest en uitgemoord om de kostbare grondstof machtig
te worden, waarvan men de fijne luxe-artikelen maakt
voor onze Europeesche dames.
Hoe is de diamant ontstaan Reeds een vijftien
jaren geleden werd de onderstelling geopperd, dat
de diamant niet zou gevormd zijn als andore aard
lagen, doch als meteoorsteen in den grond zou zijn
geslagen. In den laatsten tijd is men in deze raeening
èn door geologische aannemingen èn door het vinden
van diamanten in meteoorsteenen versterkt.
Terwijl alle andere aardlagen op verschillende
breedten met dezelfde eigenschappen gevonden wor
den, treft men de diamanten slechts aan op een
gordel van het zuidelijk halfrond, die zich over
Zuid-Azië, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika uitstrekt.
Op de plaatsen waar diamant gevonden wordt, is de
grond ook voorzien van meteoorstoffen en naar de
verhouding van de hardheid dier hemellichamen tot
den aardbodem, zijn de steenen meer of minder diep
in den grond gedrongen. De eigenlijke diamant
bleef liggen in de bedding der rivieren en de ont
hullende stof vervlooide.
Ook draagt de aardoppervlakte daar minder de
sporen van een uitbarsting, en het is bekend, dat
diamant reeds bij rood gloei hitte verbrandt en men
dus voor de vorming zyn toevlucht moest nemen
tot het onderstellen van een na-proces, waarvan
echter geen voorbeeld in de natuur was aan te wij
zen. Daarentegeu zijn de sporen van verhiltiug aan
de randen weer oen bewijs voor het inslaan in den
bodem.
In Brazilië is het verspreid voorkomen van den
diamant aldus te verklaren, dat d^ raeteoorregen
minder dicht was en terecht kwam op een roUach-
tigen grond, waardoor de steenen in stukken vlogen
naar alle richtingen. Ook de wijze waarop in Indie
de diamant wordt aangetroffen, pleit voor de onder
stelling, dat het oorspronkelijk hemellichamen zijn.
Terwijl toch aan do Kaap de diamanten met bijna
glasheldere oppervlakte in de onthullende stof zit
ten, zijn ze in Indie met een zwarte korst overtrok
ken. Bij het doorstrijkon der lucht verbraudde het
stofvormige omhulsel en vormde de zoogenaamde
staart van de vallende ster, terwijl de diamant zelf
aan zijn oppervlakte een oogenblik aan het vuur
blootgesteld werd. Neemt men deze verklaring aan,
dan wordt ook opgehelderd, dat de diamanten op
groote uitgestrektheden gronds zoo verspreid voor
komen.
Zoo hebben de dichters misschien nog gelijk,N als
zij de sterren vergelijken met fonkelende diamanten
ami kei hemelgewelf.
Blijkens -door bevoegde autoriteit verstrekte ge
gevens voldoet de nieuwe oven voor doodenverbranding
op het kerkhof „Pere-la-Chaise," te Parijs, vol
komen aan de verwachting. Het geheele verbran
dingsproces vordert slechts een tijd van ougeveer 50
minuten en kost aan brandstof ongeveer anderhalve
klank heeftschreef tante Resi. Nooit mocht hij
vergeten, dat hij dien naam droeg? Maar, mijn God,
had die voor hem dan nog eenige beteekenis Had
hij zich dan niet reeds lang losgemaakt van alle
rechten, plichten en vooroordeelen van zijn vroegereo
stand Zijne tegenwoordige betrekking beviel hem
zoo goed en hij ging daarin zoo ten volle op, dat
de gedachte nooit meer bij hem was opgekomen dat
hij die zou verlaten.
Isabella, de schitterende ster, die hem uit een
donkeren, ellendigen toestand had opgebeurd en nieuw
licht op zijn pad deed schijnen, zou hij van haar
weer afscheid nemen? Kon hij zich een toekomst
denken zonder haar?
En toch had tante Resi duizendmaal gelijk als zij
schreef: „Beheersch u zelf!" Maar het was reeds
te laat. Sedert dat oogenblik op het kantoor, toen
Isabella hem om vergeving gevraagd had, wist hij
dat alle verstandig redeneeren niets meer kon baten
en dat eene ernstige liefde, die alles vermag en alles
overwint en slechts met den laatsten ademtocht ein
digt, zich meester gemaakt had van zijn hart. Steeds
en overal stond zij voor zijn geest en hoorde hij haar
welluidende stem. En meer dan één blik uit hare
schoone oogen had hem de overtuiging geschonken,
dat zij gedrukt ging onder de eenmaal gesloten ver
bintenis, dat zij verre van gelukkig was! Van nu
af behoorde zijn leven haar! Hij zou althans over
haar waken en het edele meisje in dagen van nood
bijstaan, er mocht van komen wat wilde
frank. Sinds de oven in werking kwam, zyn 1200
lij keu van verongelukte, niet door de betrekkingen
opgeëischto personen daarin verbrand, hetgeen niet
alleen voor de openbare gezondheid, doch ook voor
de betrokken geneeskundige inrichtingen grootè yoor-
deelen heeft opgoleverd. Bovendien zyn niet minder
dan 300, tot\ de hoogere maatschappelijke klassen
behoorende lijken in den oven verbrand, allen op
eigen verzoek of op dat van hunne familiebetrek
kingen. De oprichting of aanbouwing van vertrek
ken tot tijdelijke en voor de eischen van ieders ge
voel ingerichte verblijfplaatsen voor de stoffelijke
overblijfselen der afgestorvenen zullen er bovendien
nog veel toe bijdragen om den bestaanden tegenstand
te overwinnen. Van kerkelijke zijde wordt tegen de
lijkverbranding nog steeds eene vry hevige oppositie
gevoerd, ofschoon in den bijbel geene enkele plaats
te vinden is, welke deze nieuwere wijze van begraven
laakt of verbiedt; het is ook niet onmogelijk, dat de
geldelijke voordeelen, aan de begrafenissen verbonden,
hierbij hunnen invloed doen gelden. Het zoo stui
tende opgriveu van lijken, ter bevordering van ge
rechtelijk onderzoek, wordt bij de doodenverbranding
natuurlijk eveneens geheel afgeschaft.
Professor Odin, hoogleeraar in de wiskunde aan
de academie te Lausanne, is dezer dagen op den
gletscher vau Naye, bij Beytaux, welken hij met den
Duitschen onderwijzer Jansen beklom, in eeu afgrond
gestort en om het leven gekomen.
De bergbeklimmers, beiden ongeoefende toeristen,
waren in 7 uur 180 meter geklommen, totdat zij niet
verder konden. Toen zij daarop, uitgeput van ver
moeienis, wilden uitrusten, stortte Odin in de diepte.
Jansen bleef een tijdlang als bewusteloos liggen;
eerst later was hij in staat om hulp te roepen, maar
het was avond voor men hem gehoord en veilig naar
beneden geholpen had.
Te veel op eens. Eene llongaarsche dame, die
zich aan de kunst had gewijd, vertelde onlangs, reeds
lang nadat zij haar tooneel-loopbaan begonnen was,
eene gebeurtenis uit dat begin, welke, misschien
enkel bestemd om haar gezelschap vroolijk te maken,
door een daarvan verder is verteld, en zoo tot hier
is doorgedrongen. Wij noineu de vertelling over, in
de hoop evenwol, dat zij eenerzijds noch jonge dames
zal afschrikken van het tooneel, als zij daarvoor roe
ping mochten gevoelen, noch ten andere zijde bij
haar eene tot nog toe ongekende roeping voor het
tooneel zal opwekken, Het laatste zou zeker nog
het bedenkelijkst zijn, ook omdat de dames zich dan
naar Hongarije zouden moeten begeven, waar, zooals
wij reeds in den aanvang deden uitkomen, eenmaal
de geschiedenis speelde.
Wellicht is het u bekend," zoo begon mevrouw
P., die we zelve zullen laten vertellen, «dat ik het
tooneel voor hot eerst betrad in eene stad in Zeven
bergen, nadat aan die eerste voorstelling proeven
waren voorafgegaan by de theater-agenten. Een
dezer agenten scheen, hoewel hij niet jong meer was,
een goed oog op mij te hebben laten vallen. Ik
geloof, dat ik er toen ter tijd niet zoo heel onaardig
uitzag, voegde de vertelster er ietwat schalks bij.
Hij sloeg een beschermenden toon aan, en zeide
Gy wilt u aan het tooneel wijden, mijn kind? Heel
goed. Als men er zoo lief en bevallig uitziet als
gij, heeft men ongetwijfeld ook talent. Ik sta met
de schouwburgen van den eersten rang in betrekking,
Eenige dagen nadat Mr. William dien belangrijken
brief van zijn tante ontvangen had, zat hij als ge
woonlijk de werkzaamheden op kantoor waren
afgeloopen voor zijn schrijftafel. Zijn pen be
woog zich echter niet over het papier en in gedachten
verdiept staarde hij voor zich uit.
In de laatste acht dagen had hij miss Burton, be
halve eens vluchtig op de trap, toen rij rijn groet
vriendelijk maar zwijgend beantwoord had, niet ont
moet. Iedere dag, waarop hare schoone oogen hem
niet toegelachen hadden, rekende hij tegenwoordig
verloren. Hij verlangde haar steeds in zijne nabij
heid, nu meer dan ooit, daar hij wUt hoe zg in
zorg verkeerde over haar vader.
Een zacht gehuil voor zijn deur deed hem plotseling
verschrikt opstaan. Wat was dat? Onmiddelijlc ging hij
op de gang en bemerkte daar Jim, die aan de muur
leunende, bitter weende.
«Nu, wat is er met jou gebeurd, mijn jongen
vroeg hij vriendelijk op hem toetredend, terwijl hg
den schouder van den jongen neger even aanraakte.
«Ben je beknord? Is je eenig ongeluk overkomen?
Maar spreek dan toch! Op uw leeftijd huilt men
niet meer als een knaap, Jim! Moet ik het er voor
houden, dat je de een of andere domme stritk hebt
uitgehaald
«O neen, o neen, Mr. William steunde de jonge
bediende, terwijl hij zijn bruin gezicht met opge
zwollen oogen en dikke lippen don Duitscher toe
keerde, waarop een eerlijke, maar diep smartelijke
en zal wel zorgen, dat gy aan een der voornaamste
eene plaats bekomt. Kunstenares zyt gij reeds
alleen de wgding ontbreekt u nog. Sta mg, dien
gg als uw vader beschouwen kunt, derhalve toe, u
den wydingskus te geven. Een kus in eer en
deugd zal u niet sohaden en werkelijk, de
oude heer gaf zijn kus niet anders dan in alle eer
en deugd.
«Daarna werd ik voorgesteld aan den directeur, en
ook hem scheen ik nog al te bevallen, want na mg
eenige vragen gedaan te hebben, zeide hg onder vier
oogen tot mij«Mejuffrouw, u is geëngageerd.
Binnen weinige dagen zult gg optreden voor het uit
gelezen publiek van ons theater. Gg zult de dank
baarste rollen vervullenlaat ik myne belofte be
zegelen met dezen kus en beschouw mg als
uw oom?" Wat doet men al niet om een oom
te hebben
Zoo kwam dan de regisseur na de repetitie in
mijue kleedkamer. «U speelt en zingt prachtig, lieve
juffrouw maar in he£ kusduet hebt ge toch een paar
foutjes gomaakt. Men kust niet zóó (hij doet het
voor) maar zóó (hg toont het weer) nu, bloos
maar niet, kindlief! ik wil slechts je welzijn en je
kunt me reeds rekenen tot je peetoom 1" Zoo
kwam ik in het bezit van een peter en des avonds,
na dezelfde scène, ook aan oen neef, want een jong
journalist zocht mij in de kleedkamer op. «Gij zijt
een nieuweling, lieve juffrouwén voor zoover als
ik u van dienst kan zyn, zal ik het doen. Uw spel
was heden zeer goed, alleen tegen het kusduet heb
ik eenige critisohe bedenkingen. Het is duidelijk
zichtbaar, dat dit de schuld is van den regisseur,
maar eeu volgenden keer moet u dit zóó doen (hij
wyst het mij), zonder complimenten, beste juffrouw
denkt maar, da» ik uw oudste neef benNau
welijks was ik bij mijne woning gekomen, (het was
11 uur des avonds) of daar zie ik mijn partner, den
eersten tenor.
«Waarde collega! Ik kan niet nalaten, nog heden
u mijn bewondering te betuigen over uw talent. U
waart betooverend verrukkelijk! Alleen, ziet u, liefste,
de kus-scène Die deugde niet! Neem van
mg, die uw broeder wil zijn, deu volgenden
practischen raad aan Wanneer gij roept«Ik be
min u, dat deze kus het u moge toonen dan moet
u mij omhelzen zoo
«Op dat oogenblik had ik van de familiebetrek
kingen van één dag volop genoeg en ragn «broeder"
verliet mij, tegen ryu zin en met een opgezwollen
wang. Hg diende een klacht in bij den regisseur,
die hem uitlachte, bij den directeur, die hem een
«vlegel" noemde, en by den journalist, die hem de
eersh olgeode maal deerlijk «doorhaalJe."
«En zoo had het ten slotte voor mij toch nog
eenig voordeel, dat ik, den «broeder" afwijzende,
mijne 'anders zoo snel aangeknoopte familie-betrek
kingen had behouden."
De legende wil, zoo zegt Hugues Le Roux in zgn
modepraatje in de Tempt, dat do modemaker onder
zijne cliëuteele een zeker aantal dames heeft, die
zich goed laten kleeden, goed ter tong en voor geen
klein geruchtje vervaard zijn en dat hij haar onder
vier oogen de volgende overeenkomst voorstelt:
Ik kleed u voor niets, maar gij draagt zorg
dat de drukstbezochte bijeenkomsten der elegante
kringen te bezoeken en daar te verschijnen met mijne
nieuwste modellen, die van het aanstaande seizoen
uitdrukking zich afteekende. «Brown heeft mij ge
slagen beneden in de keuken in tegenwoor
digheid van alle dienstboden en heeft mij daarbij
gezegd, dat ik eigenlijk niet waard was dat de zon
mij bescheen, ik was een flauweling, die voor een
vreemdeling kroop. Ach en ik had toch verder niets
gedaan dan u, u Mr. William, verdedigd en in be
scherming genomen! Ik kon het nu eenmaal niet
dulden dat men kwaad van u sprak 1"
Opnieuw begon de neger te huilen.
«Wat? Mij verdedigd?" vroeg Mr. William, on-
geloovig het hoofd schuddend, zonder echter een
lachje te kunnen onderdrukken. «Dat begrijp ik
toch werkelijk niet, mijn jongen. Maar het zal beter
zijn dat gg even in mijn kamer komt, waar gij meer
ongestoord mij alles kunt vertellen."
Hij opende de deur en trad, gevolgd door Jiro,
binnen.
«Zoo, en nu zeg jy me eens ronduit wat je deert
en vertel mij tevens wat of ik daarmee te maken
heb."
Terwijl hij een vriendelijken, aanmoedigenden blik
schonk aan don nog altijd weenenden jongen zette
Mr. William zich.
«Het gebeurde zoo, mijnheer! In de keuken
spraken zij over Mr. Frank Harvey. Men verwon
derde er zich over, dat hij tegenwoordig zoo zelden
bij zijne beminde kwam. Sally was er natuurlijk
niet ly, want deze zou het nooit dulden dat men zoo
sprak ovor zijne meerderen." fVordt vervolgd
Als uwe vriendinnen u dan vragen «Wie heeft die
japon gemaakt, lieve?" antwoordt gij: «Machin.
Hij alléén verstaat de kunst iets zeer elegants te
maken." Tot haar, die u dat niet vragen, zogt ge:
„Hoe staat me dat kleed? Het is van Machin. Hij
heeft smaak, niet waar?"
Dergelijke wandelende reclames zouden dan lan-
ceuses genoemd worden en onder haar zouden adel
lijke dames, burgervrouwen en demi-mondes ge
vonden worden.
Wolnu, ook dat is een praatje, dat hoe öer hoe
beter do wereld uit moet; dergelijke lanceuses be
staan alléén in de verbeelding van blijspelschrijvers.
De modemaker, toch reeds genoodzaakt den appel
jn tweeën te deelen de dames, die betalen en
zy die niet betalen heeft daar nooit aun gewild.
De waarheid is, dat enkel de theater-japonnen, die
dienen om een nieuw modol aan het oordeel van
het vrouwelijk publiek te onderwerpen, verkocht
worden togen den kos enden prijs. Buiten de planken
deelt niemand in die gunst. De pantoffelparade iu
het Bosch en het salon worden niet beschouwd als
geschikte plaatsen om propaganda te maken voor
nieuwe toiletten.
En het schijnt, dat het lieflijk duo tusschen den
modemaker en zijne clionte, zoo harmonisch gedu
rende het uitmeten der stoffen, het maatnemen en
het passen, omdraait in een caoophonie, zoodra het
op betalen aankomt.
Maar, meneer, zegt zij, dat zijn we heelemaal
piet overeengekomen. Jk heb u een japon gevraagd
van driehonderd francs, en gij zendt mij eene reke
ning van vierhouderdvijftig francs.
Mevrouw, antwoordt hij, dat ligt geheel aar.
u. U heeft die japon niet gegarneerd genoeg go-
voüden. U heeft mij gezegd: „doe er dat op.... en
dat.... en voeg er dit bg." Ik heb gedaan wat u
mij gezegd heeft en voor den «piegel gekomen in
een ochtendjapon, is u er in een baltoilet vandaan
geguan."
Men denkt dikwijls, zei mij eens een mode
koning, dat wy te raidden van onze mooie klantjes
leven als een Oostersch potentaat, dat wij maar onzen
zakdoek op den grond hebben te gooien om dadelijk
al onze grillen bevredigd te zien. Ik orken, dat de
vrouw vaak door haar smaak, haar lust om te schit
teren wordt gedemoraliseerd. Wanneer er al eens een
zonder smet of blaam bij ons binnenkomt, dan is zij
toch in den tyd van één seizoen bedorven. Men zou
zeggen, dat de atmospheer onzer magazijnen even
gevaarlijk is voor de vrouwen, als die der speelzalen
voor de spelers. En zeker hebben wij meermalen op
jonge lieve gezichtjes oen verleidelijk glimlachje ge
zien, dat ons verzocht eeu streep door de rekening te
balen. Maar ik verzoker u, dat dit een vergeefsche
coketterie is. Door zijn vak is de modemaker vorplicht
de vrouw te achten en te eeren, maar hij heeft
eigenlijk afkeer van de vrouwen, die hij in zijne
magazijnen ontmoet. Dan zijn ze even onaangenaam
om bij te wonen, als wanneer ze om de groene tafel
zijn te vinden en met angstige blikken het rood en
zwart der roulette volgen."
Ik wilde gaarne weten of er in de doozen,
waarop ik het woord correspondentie las, ook veel
van die briefjes te vinden waren, bedrukt met gou
den kronen en naamcijfers, en die stoutigheden onzer
vrouwen vertellen, waartoe de lust om mooi te zijn
en te schittereu sommigon verleiden.
In hoofdzaak antwoordde men mij het volgende
De tooneelschrijvers, de romanschrijvers, de
journalisten hebben op dat onderwerp druk gebor
duurd. De intriges die zich om den dames-kloe-
dermaker afspinnen zyn talrijk en vroolyk, maar
hebben slechts eon zeer botrekkelijke waarheid. Men
8telt ons gaarne voor als kooplui, die onze cliënten
tot groote uitgaven overhalen. Ik verzeker u, dat
wij in ons eigen belang, veel meer gedwongen zyn,
^laar Wftt te betoomen. Geen dag gaat
voorby, dat wy niet tot een of andere onzer dames
zeggen„Mevrouw, uwe rekening bedraagt al on
geveer twintigduizend francs. (J heeft maar besteld,
besteld en nooit hebben wy afbetaling gezien. Op
dit oogenblik is uw krediet bij ons uitgeput." Dat
zijn, niet waar dingen, die men niet gaarne zegt
en aanhoort. Zg kwetsen de eigenliefde.
„Welnu, de vrouwen, die tot eiken prijs gekleed
willen gaan, kennen die eigenwaarde niet. Zij vleien
ons, soms smeeken rij ons met tranen in de oogen
om toch voort te gaan. En wanneer zij zien, dat
ons besluit vaststaat, dan veranderen zij dadelijk van
toon, dan worden zij beleedigend, grof soms, al naar
hare opvoeding en temperament. Van morgen nog
ontving ik dat briefje van een vrouw, die yen zeer
geachten naam draagt, 't Is het antwoord op de
rekening die ik haar zond
«Mijnheer, alt ik mijne rekening hadden willen
ontvangen, zou ik u er wel om gevraagd hebben."
Myne doozen ijn vol van die lievighedengij
zoudt er ook den brief in vinden van de vrouw,
ie smeekt en bidt dat men haar niet zal dwingen
are rekening in eens te betalen. Maar wat gy er
niet in zoudt vinden is het briefje dat ons zegt
„Mevrouw X. verzoekt meneer haar leverancier de
som, die zij hem schuldig is, te gaan ont rangen by
den heer Y." En daarvoor bestaan een heele boel
redenen, waarvan deze de voornaamste is de heeren
Y die in de termen vallen om dergelijke
uitstorting van bankbiljetten te verrichten, storten
die blauwe papiertjes liever in do handen van de
dames X zelf, dan in de portefeuille van de
kassiersknechts."
Een ander mode-artikel zij me het volgende
„Zeker beklaag ik de echtgenooten van ganscher
harte. Zij hebben in hun huis een bres waardoor
hun ondergang binnendringt. Nooit zullen zij zieh
weer kunnen opwerken uit den afgrond van kosten,
dio hunne vrouwen hebben gegraven. Maar in de
rij van onze mannen hebben wij een type dat
minstens even dikwijls voorkomt als de ongelukkige
echtgenoot, nl. de medeplichtige echtgenoot.
„De vorige week nog ontving ik in mijn kabinet
het bezoek vón een jongen beursman, die, sinds
eenigen tijd getrouwd en er groot van leeft. Hij heeft
zijn hotel te Parijs, zijn villa in de badplaats, zijn
buitenplaats. De jonge vrouw had bij mij eeno reke
ning loopen van twee jaren, ongeveer vijftigduizend
francs.
„tóeneer, zegt me die heel moderne echtgenoot,
mijne vrouw heoft mij uwe rekening gegeven. Ik
kom u veertig peroent aanbieden."
„Waarom 40 percent, bent u failliet
„Dat niet, maar ik denk u niet meer te betalen.
U zult er toch altijd nog een aardige winst op maken."
Meneer, heb ik hem geantwoord, uw manier
van doen is niet die van een eerlijk man. 't Was
uw en niet mijn plicht uw vrouw na te gaan. Al
mijne toiletten zijn afgeleverd aan de echtelijke
woning. U heeft geprofiteerd van de elegantie van
mijn cliënte door haar aldus op de badplaatsen te
te schitteren. De rechter zal het geschil tusschen u
en mij uitmaken. Maar ik waarschuw u, dat uw
vrouw moeilyk zal kuimen zeggen, dat zij mij niets
schuldig is, want ik zou eene correspondentie kun
nen overleggen die hot tegendeel bewijst.
Men zou zich zeer vergissen, als men dacht dat tot
dergelijke dingen alléén die vrouwen komen van wier
zeden men toch al geen hoogen dunk heoft. De lust
tot weeldevertoon bederft ieder die er door besmet
wordt en wanneer men eens de nagelaten papieren
ondorzocht van wijlen mevrouw Bortiu, de modiste
vau koningin Marie Antoinette en van het Fransche
hof, dan zou men zien, dat de slechte betaalsters
van hoden dezelfde groote namen dragen als die van
eertijds.
(Mg. Hand.)
Carnot'8 reis naar het zuiden van Frankrijk
schijnt een ware triomtocht. De ontvangst te Mar
seille moet buitengewoon hartelijk zijn geweest. De
vischvrouwen brachten hem een ovatie, waarbij een
beeldig vijfjarig meisje het woord deed. Toen haar
toespraakje uit was, tilde Carnot het kind op en
kuste het op het voorhoofd, waarop de kleine vroeg
om do complimenten aan mevrouw te doen, die zij
zoo gaarne ook had gezien. Aan het gejuich: Leve
Carnot, leve de Republiek scheon geen einde te
komen. Ondanks het onweer en zware regenbuien
verdrongen do menschen elkander om Carnot's rij
tuig om hem de hand te drukken. Een wagon
lading bloemruikers, den President aangeboden, werd
uit Marseille naar Parijs gezondeu.
De geestdrift, waarmede president Carnot te
Toulon is ontvangen, overtrof nog de ontvangst,
welke den president tot dusver van de opgewonden
bewoners van Zuid-Frankrijk ten deel viel.
Toen de heer Carnot aan het station aankwam,
was dit reeds geheel bezet door de menigte, hoewel
10,000 manschappen van de land- en zeemacht op
het plein waren opgesteld. Tusschen een dubbele
ry van soldaten reed de president naar de prefectuur
der marine, waar de autoriteiten werden voorgesteld,
maar de opgewonden menigte buiten het gebouw liet
den president geen rust.
Het steeds door haar aangeheven Vive Carnot
noopte den president zich op het balkon te vertoo-
nen, maar toen het gejuich aanhield, besloot de
heer Carnot zich op het plein te vertoonen. Het
gejuich werd toen nog grooter, men omringde Carnot
van alle kanten, men verdrong zich om hem en ten
«lotte uamen eenige opgewonden vereerders den pre
sident op hun schouders en droegen hem in triomf
naar de prefectuur terug.
Op verlangen van den president werden toen een
groot ^antal ingezetenen van verschillende standen
uitgenoodigd deel te nemen, aan het feestmaal, het
welk in de prefectuur werd gegeven.
Windhorst heeft zijn ooderwijs-eisch weer inge
diend in den Pruisischen Landdag en de Ultramon-
taamche pers staat weer dapper op het klavier der
zoogenaamde volkscoascientie.. In de leidende po
litieke kringen wil men er echter nog niets van
weten.
De werkstaking der mijnwerkers in Moravië begint
meer en meer een bedenkelijk karakter aan te nemen.
Deze provincie is het rijkste kolendistrict van Oos-
tenryk en levert eiken dag 12,000 ton steenkolen,
zoodat de werkstaking ter Weener beurze een zeer
ongunstigen invloed oefende.
Daarbij komt, dat de werkstakers zeer rumoerig
zyn. Hun geheele aantal bodraagt reeds meer dan
30,000 en ofschoon toen reeds zes bataljons infanterie
met een escadron cavalerie in de omstreken van
Troppau bijeen waren, konden deze troepen toch niet
verhinderen, dat de werkstakers ook de werklieden
in de omliggende ijzer- en papierfabrieken met ge
weld dwongen den arbeid te staken.
De meeste mijnen in Moravië zijn het eigendom
van Oostenrijksche grondeigenaars. Tot deze belmo
ren o. a. aartshertog Albrecht, 's keizers oom, prins
Salm, baron Rotschild en andere adellijke heeren. De
loonen, welke de werklieden ontvangen, zijn in ver
gelijking met andere tanden, zelfs vrij hoog, zoodat
in dit opzicht geen reden tot klagen bestaat.
De mijnwerkers zijn echter grootendeels Czechen,
die zich gemakkelijk door raddraaiers laten opruien.
Nu eischen zij een 8 uur werkdag, een loon van
2 fl. per dag en afschaffing van alle werk per stuk
of bij contract. Toen dit niet terstond werd toege
staan, staakten de werklieden onmiddellijk den
arbeid, zonder om de toekomst te denken. Met
inbegrip van vrouwen en kinderen zijn nu 100,000
personen zonder brood, want de werklieden hebben
geen vereeniging noch een reservefonds, waar zij
ondersteuning kunnen vinden. Op het stakon van
den arbeid volgt dan ook spoedig gebrek in alle
gezinnen, en daardoor worden de ongeregeldheden
bovorderd.
De Oostenrijksche regeering blijft echter instaan
voor de handhaving van rust en orde. Het getal
der troepen is reeds vermeerderd tot 12 bataljons
infanterie on 4 escadrons cavalerie, onder bevel van
generaal-majoor Sembratovies, die hiervoor uit Weenen
naar Ostrau is gezonden. Te Wittkowits zijn de
troepen en workstakers reeds slaags geweest, doch
verder is er nieis bijzonders voorgevallen.
Ook te Brünn en in de andere groote fabriek
steden heerscht groote beweging onder de werklieden,
Geen wonder dus, dat men niet zonder ongerustheid
den lsten Mei te gemoet ziet. Te Weenen, waar
de geheele politie slechts 2400 man sterk is en de
betooging samenvalt met de bekende Praterfahrt vau
het hof en do groote wereld, zal het garnizoen de
ordo helpen handhaven, maar te Pest is de betcoging
verboden. Wel is den werklieden daar toegestaan
buiten de stad een vergadering te houden, mits zij
zich verbinden bij kleine groepjes langs een, door
de politie voorgeschreven, weg naar buiten te be
geven. Deze voorzorgsmaatregelen worden door de
politie onmisbaar geacht, omdat moer dan 50,000
werklieden aan de beweging zullen deelnemen.
Do Engelsche bladen zijn over 't algemeen zeer
tevreden over do begrooting van den heer Göschen,
Dit is dan ook geen wonder, daar een batig slot is
van 3,250,000 p st., terwijl tevens de staatsschuld
in drie jaren met 23,000,000 p. st. is verminderd.
De Daily News echter heeft nogal iets aan te
merken en komt tot de slotsom, dat de heer Göschen
de moeilijkste quaesties wel tijdelijk zeer handig ver
helpt, maar ze niet voorgoed oplost. Overigens laat
ook het hoofdorgaan der liberale oppositie recht weer
varen aan de bekende bekwaamheden, welke de heer
Göschen als minister van financiën heeft getoond.
Te Rome is het nieuwe gebouw van de maat
schappij tot ontwikkeling van de nationale nyverheid
en van de handelsvereeniging ingewijd. De minister
van marine, die evenals zijn ambtgenoot voor onder
wijs bij de plechtigheid tegeuwoordig was, hield
eene toespraak. Ik begrijp, sprak hij, dat men in
de tegenwoordige omstahdigheden van de regeering
vermindering der uitgaven verlangt. Het beginsel van
bezuiniging maakt een deel uit van ons programma,
en thans, meer dan ooit, is het zoo noodig zich
hiervan te doordringen, dat al mijn streven daarop
gericht is.
Die taak zou veel gemakkelijker zijn, indien de
internationale verhoudingen, welke zoo zwaar op
Europa drukken, voortgingen zich te verbeteren.
Gelijk eenige verschijnselen, die wij rondom ons kunnen
waarnemen, doen hopen, schijut de politiek van
vrede de overhand te hebben.
Do regeering zal die richting, zoozeer overeen
komende met de wenschen van ons tand, bevorderen,
en hopen dat er weldra een orde van zakeu
zal zijn, die ons in staat zal stellen de lasteD, welke
zoozeer de verbetering van den economischen toestand
in den weg staan, aanmerkelijk te verminderen.