Buitenlandse!) Overzicht. streng© maatregelen tegen (lezen schandelijken meu- 8chenhandel zullen worden genomen. Erger nog dan de slavenjacht is voor Afrika de jacht naar ivoor, zoo deelde Stanley aan een repor ter mede, en hing daarby een schildering op van de plundertochten, door benden Arabieren ondernomen, om ivoor op te sporen in de hutten der inlanders. Geheele streken worden te vuur en te zwaard ver woest en uitgemoord om de kostbare grondstof machtig te worden, waarvan men de fijne luxe-artikelen maakt voor onze Europeesche dames. Hoe is de diamant ontstaan Reeds een vijftien jaren geleden werd de onderstelling geopperd, dat de diamant niet zou gevormd zijn als andore aard lagen, doch als meteoorsteen in den grond zou zijn geslagen. In den laatsten tijd is men in deze raeening èn door geologische aannemingen èn door het vinden van diamanten in meteoorsteenen versterkt. Terwijl alle andere aardlagen op verschillende breedten met dezelfde eigenschappen gevonden wor den, treft men de diamanten slechts aan op een gordel van het zuidelijk halfrond, die zich over Zuid-Azië, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika uitstrekt. Op de plaatsen waar diamant gevonden wordt, is de grond ook voorzien van meteoorstoffen en naar de verhouding van de hardheid dier hemellichamen tot den aardbodem, zijn de steenen meer of minder diep in den grond gedrongen. De eigenlijke diamant bleef liggen in de bedding der rivieren en de ont hullende stof vervlooide. Ook draagt de aardoppervlakte daar minder de sporen van een uitbarsting, en het is bekend, dat diamant reeds bij rood gloei hitte verbrandt en men dus voor de vorming zyn toevlucht moest nemen tot het onderstellen van een na-proces, waarvan echter geen voorbeeld in de natuur was aan te wij zen. Daarentegeu zijn de sporen van verhiltiug aan de randen weer oen bewijs voor het inslaan in den bodem. In Brazilië is het verspreid voorkomen van den diamant aldus te verklaren, dat d^ raeteoorregen minder dicht was en terecht kwam op een roUach- tigen grond, waardoor de steenen in stukken vlogen naar alle richtingen. Ook de wijze waarop in Indie de diamant wordt aangetroffen, pleit voor de onder stelling, dat het oorspronkelijk hemellichamen zijn. Terwijl toch aan do Kaap de diamanten met bijna glasheldere oppervlakte in de onthullende stof zit ten, zijn ze in Indie met een zwarte korst overtrok ken. Bij het doorstrijkon der lucht verbraudde het stofvormige omhulsel en vormde de zoogenaamde staart van de vallende ster, terwijl de diamant zelf aan zijn oppervlakte een oogenblik aan het vuur blootgesteld werd. Neemt men deze verklaring aan, dan wordt ook opgehelderd, dat de diamanten op groote uitgestrektheden gronds zoo verspreid voor komen. Zoo hebben de dichters misschien nog gelijk,N als zij de sterren vergelijken met fonkelende diamanten ami kei hemelgewelf. Blijkens -door bevoegde autoriteit verstrekte ge gevens voldoet de nieuwe oven voor doodenverbranding op het kerkhof „Pere-la-Chaise," te Parijs, vol komen aan de verwachting. Het geheele verbran dingsproces vordert slechts een tijd van ougeveer 50 minuten en kost aan brandstof ongeveer anderhalve klank heeftschreef tante Resi. Nooit mocht hij vergeten, dat hij dien naam droeg? Maar, mijn God, had die voor hem dan nog eenige beteekenis Had hij zich dan niet reeds lang losgemaakt van alle rechten, plichten en vooroordeelen van zijn vroegereo stand Zijne tegenwoordige betrekking beviel hem zoo goed en hij ging daarin zoo ten volle op, dat de gedachte nooit meer bij hem was opgekomen dat hij die zou verlaten. Isabella, de schitterende ster, die hem uit een donkeren, ellendigen toestand had opgebeurd en nieuw licht op zijn pad deed schijnen, zou hij van haar weer afscheid nemen? Kon hij zich een toekomst denken zonder haar? En toch had tante Resi duizendmaal gelijk als zij schreef: „Beheersch u zelf!" Maar het was reeds te laat. Sedert dat oogenblik op het kantoor, toen Isabella hem om vergeving gevraagd had, wist hij dat alle verstandig redeneeren niets meer kon baten en dat eene ernstige liefde, die alles vermag en alles overwint en slechts met den laatsten ademtocht ein digt, zich meester gemaakt had van zijn hart. Steeds en overal stond zij voor zijn geest en hoorde hij haar welluidende stem. En meer dan één blik uit hare schoone oogen had hem de overtuiging geschonken, dat zij gedrukt ging onder de eenmaal gesloten ver bintenis, dat zij verre van gelukkig was! Van nu af behoorde zijn leven haar! Hij zou althans over haar waken en het edele meisje in dagen van nood bijstaan, er mocht van komen wat wilde frank. Sinds de oven in werking kwam, zyn 1200 lij keu van verongelukte, niet door de betrekkingen opgeëischto personen daarin verbrand, hetgeen niet alleen voor de openbare gezondheid, doch ook voor de betrokken geneeskundige inrichtingen grootè yoor- deelen heeft opgoleverd. Bovendien zyn niet minder dan 300, tot\ de hoogere maatschappelijke klassen behoorende lijken in den oven verbrand, allen op eigen verzoek of op dat van hunne familiebetrek kingen. De oprichting of aanbouwing van vertrek ken tot tijdelijke en voor de eischen van ieders ge voel ingerichte verblijfplaatsen voor de stoffelijke overblijfselen der afgestorvenen zullen er bovendien nog veel toe bijdragen om den bestaanden tegenstand te overwinnen. Van kerkelijke zijde wordt tegen de lijkverbranding nog steeds eene vry hevige oppositie gevoerd, ofschoon in den bijbel geene enkele plaats te vinden is, welke deze nieuwere wijze van begraven laakt of verbiedt; het is ook niet onmogelijk, dat de geldelijke voordeelen, aan de begrafenissen verbonden, hierbij hunnen invloed doen gelden. Het zoo stui tende opgriveu van lijken, ter bevordering van ge rechtelijk onderzoek, wordt bij de doodenverbranding natuurlijk eveneens geheel afgeschaft. Professor Odin, hoogleeraar in de wiskunde aan de academie te Lausanne, is dezer dagen op den gletscher vau Naye, bij Beytaux, welken hij met den Duitschen onderwijzer Jansen beklom, in eeu afgrond gestort en om het leven gekomen. De bergbeklimmers, beiden ongeoefende toeristen, waren in 7 uur 180 meter geklommen, totdat zij niet verder konden. Toen zij daarop, uitgeput van ver moeienis, wilden uitrusten, stortte Odin in de diepte. Jansen bleef een tijdlang als bewusteloos liggen; eerst later was hij in staat om hulp te roepen, maar het was avond voor men hem gehoord en veilig naar beneden geholpen had. Te veel op eens. Eene llongaarsche dame, die zich aan de kunst had gewijd, vertelde onlangs, reeds lang nadat zij haar tooneel-loopbaan begonnen was, eene gebeurtenis uit dat begin, welke, misschien enkel bestemd om haar gezelschap vroolijk te maken, door een daarvan verder is verteld, en zoo tot hier is doorgedrongen. Wij noineu de vertelling over, in de hoop evenwol, dat zij eenerzijds noch jonge dames zal afschrikken van het tooneel, als zij daarvoor roe ping mochten gevoelen, noch ten andere zijde bij haar eene tot nog toe ongekende roeping voor het tooneel zal opwekken, Het laatste zou zeker nog het bedenkelijkst zijn, ook omdat de dames zich dan naar Hongarije zouden moeten begeven, waar, zooals wij reeds in den aanvang deden uitkomen, eenmaal de geschiedenis speelde. Wellicht is het u bekend," zoo begon mevrouw P., die we zelve zullen laten vertellen, «dat ik het tooneel voor hot eerst betrad in eene stad in Zeven bergen, nadat aan die eerste voorstelling proeven waren voorafgegaan by de theater-agenten. Een dezer agenten scheen, hoewel hij niet jong meer was, een goed oog op mij te hebben laten vallen. Ik geloof, dat ik er toen ter tijd niet zoo heel onaardig uitzag, voegde de vertelster er ietwat schalks bij. Hij sloeg een beschermenden toon aan, en zeide Gy wilt u aan het tooneel wijden, mijn kind? Heel goed. Als men er zoo lief en bevallig uitziet als gij, heeft men ongetwijfeld ook talent. Ik sta met de schouwburgen van den eersten rang in betrekking, Eenige dagen nadat Mr. William dien belangrijken brief van zijn tante ontvangen had, zat hij als ge woonlijk de werkzaamheden op kantoor waren afgeloopen voor zijn schrijftafel. Zijn pen be woog zich echter niet over het papier en in gedachten verdiept staarde hij voor zich uit. In de laatste acht dagen had hij miss Burton, be halve eens vluchtig op de trap, toen rij rijn groet vriendelijk maar zwijgend beantwoord had, niet ont moet. Iedere dag, waarop hare schoone oogen hem niet toegelachen hadden, rekende hij tegenwoordig verloren. Hij verlangde haar steeds in zijne nabij heid, nu meer dan ooit, daar hij wUt hoe zg in zorg verkeerde over haar vader. Een zacht gehuil voor zijn deur deed hem plotseling verschrikt opstaan. Wat was dat? Onmiddelijlc ging hij op de gang en bemerkte daar Jim, die aan de muur leunende, bitter weende. «Nu, wat is er met jou gebeurd, mijn jongen vroeg hij vriendelijk op hem toetredend, terwijl hg den schouder van den jongen neger even aanraakte. «Ben je beknord? Is je eenig ongeluk overkomen? Maar spreek dan toch! Op uw leeftijd huilt men niet meer als een knaap, Jim! Moet ik het er voor houden, dat je de een of andere domme stritk hebt uitgehaald «O neen, o neen, Mr. William steunde de jonge bediende, terwijl hij zijn bruin gezicht met opge zwollen oogen en dikke lippen don Duitscher toe keerde, waarop een eerlijke, maar diep smartelijke en zal wel zorgen, dat gy aan een der voornaamste eene plaats bekomt. Kunstenares zyt gij reeds alleen de wgding ontbreekt u nog. Sta mg, dien gg als uw vader beschouwen kunt, derhalve toe, u den wydingskus te geven. Een kus in eer en deugd zal u niet sohaden en werkelijk, de oude heer gaf zijn kus niet anders dan in alle eer en deugd. «Daarna werd ik voorgesteld aan den directeur, en ook hem scheen ik nog al te bevallen, want na mg eenige vragen gedaan te hebben, zeide hg onder vier oogen tot mij«Mejuffrouw, u is geëngageerd. Binnen weinige dagen zult gg optreden voor het uit gelezen publiek van ons theater. Gg zult de dank baarste rollen vervullenlaat ik myne belofte be zegelen met dezen kus en beschouw mg als uw oom?" Wat doet men al niet om een oom te hebben Zoo kwam dan de regisseur na de repetitie in mijue kleedkamer. «U speelt en zingt prachtig, lieve juffrouw maar in he£ kusduet hebt ge toch een paar foutjes gomaakt. Men kust niet zóó (hij doet het voor) maar zóó (hg toont het weer) nu, bloos maar niet, kindlief! ik wil slechts je welzijn en je kunt me reeds rekenen tot je peetoom 1" Zoo kwam ik in het bezit van een peter en des avonds, na dezelfde scène, ook aan oen neef, want een jong journalist zocht mij in de kleedkamer op. «Gij zijt een nieuweling, lieve juffrouwén voor zoover als ik u van dienst kan zyn, zal ik het doen. Uw spel was heden zeer goed, alleen tegen het kusduet heb ik eenige critisohe bedenkingen. Het is duidelijk zichtbaar, dat dit de schuld is van den regisseur, maar eeu volgenden keer moet u dit zóó doen (hij wyst het mij), zonder complimenten, beste juffrouw denkt maar, da» ik uw oudste neef benNau welijks was ik bij mijne woning gekomen, (het was 11 uur des avonds) of daar zie ik mijn partner, den eersten tenor. «Waarde collega! Ik kan niet nalaten, nog heden u mijn bewondering te betuigen over uw talent. U waart betooverend verrukkelijk! Alleen, ziet u, liefste, de kus-scène Die deugde niet! Neem van mg, die uw broeder wil zijn, deu volgenden practischen raad aan Wanneer gij roept«Ik be min u, dat deze kus het u moge toonen dan moet u mij omhelzen zoo «Op dat oogenblik had ik van de familiebetrek kingen van één dag volop genoeg en ragn «broeder" verliet mij, tegen ryu zin en met een opgezwollen wang. Hg diende een klacht in bij den regisseur, die hem uitlachte, bij den directeur, die hem een «vlegel" noemde, en by den journalist, die hem de eersh olgeode maal deerlijk «doorhaalJe." «En zoo had het ten slotte voor mij toch nog eenig voordeel, dat ik, den «broeder" afwijzende, mijne 'anders zoo snel aangeknoopte familie-betrek kingen had behouden." De legende wil, zoo zegt Hugues Le Roux in zgn modepraatje in de Tempt, dat do modemaker onder zijne cliëuteele een zeker aantal dames heeft, die zich goed laten kleeden, goed ter tong en voor geen klein geruchtje vervaard zijn en dat hij haar onder vier oogen de volgende overeenkomst voorstelt: Ik kleed u voor niets, maar gij draagt zorg dat de drukstbezochte bijeenkomsten der elegante kringen te bezoeken en daar te verschijnen met mijne nieuwste modellen, die van het aanstaande seizoen uitdrukking zich afteekende. «Brown heeft mij ge slagen beneden in de keuken in tegenwoor digheid van alle dienstboden en heeft mij daarbij gezegd, dat ik eigenlijk niet waard was dat de zon mij bescheen, ik was een flauweling, die voor een vreemdeling kroop. Ach en ik had toch verder niets gedaan dan u, u Mr. William, verdedigd en in be scherming genomen! Ik kon het nu eenmaal niet dulden dat men kwaad van u sprak 1" Opnieuw begon de neger te huilen. «Wat? Mij verdedigd?" vroeg Mr. William, on- geloovig het hoofd schuddend, zonder echter een lachje te kunnen onderdrukken. «Dat begrijp ik toch werkelijk niet, mijn jongen. Maar het zal beter zijn dat gg even in mijn kamer komt, waar gij meer ongestoord mij alles kunt vertellen." Hij opende de deur en trad, gevolgd door Jiro, binnen. «Zoo, en nu zeg jy me eens ronduit wat je deert en vertel mij tevens wat of ik daarmee te maken heb." Terwijl hij een vriendelijken, aanmoedigenden blik schonk aan don nog altijd weenenden jongen zette Mr. William zich. «Het gebeurde zoo, mijnheer! In de keuken spraken zij over Mr. Frank Harvey. Men verwon derde er zich over, dat hij tegenwoordig zoo zelden bij zijne beminde kwam. Sally was er natuurlijk niet ly, want deze zou het nooit dulden dat men zoo sprak ovor zijne meerderen." fVordt vervolgd Als uwe vriendinnen u dan vragen «Wie heeft die japon gemaakt, lieve?" antwoordt gij: «Machin. Hij alléén verstaat de kunst iets zeer elegants te maken." Tot haar, die u dat niet vragen, zogt ge: „Hoe staat me dat kleed? Het is van Machin. Hij heeft smaak, niet waar?" Dergelijke wandelende reclames zouden dan lan- ceuses genoemd worden en onder haar zouden adel lijke dames, burgervrouwen en demi-mondes ge vonden worden. Wolnu, ook dat is een praatje, dat hoe öer hoe beter do wereld uit moet; dergelijke lanceuses be staan alléén in de verbeelding van blijspelschrijvers. De modemaker, toch reeds genoodzaakt den appel jn tweeën te deelen de dames, die betalen en zy die niet betalen heeft daar nooit aun gewild. De waarheid is, dat enkel de theater-japonnen, die dienen om een nieuw modol aan het oordeel van het vrouwelijk publiek te onderwerpen, verkocht worden togen den kos enden prijs. Buiten de planken deelt niemand in die gunst. De pantoffelparade iu het Bosch en het salon worden niet beschouwd als geschikte plaatsen om propaganda te maken voor nieuwe toiletten. En het schijnt, dat het lieflijk duo tusschen den modemaker en zijne clionte, zoo harmonisch gedu rende het uitmeten der stoffen, het maatnemen en het passen, omdraait in een caoophonie, zoodra het op betalen aankomt. Maar, meneer, zegt zij, dat zijn we heelemaal piet overeengekomen. Jk heb u een japon gevraagd van driehonderd francs, en gij zendt mij eene reke ning van vierhouderdvijftig francs. Mevrouw, antwoordt hij, dat ligt geheel aar. u. U heeft die japon niet gegarneerd genoeg go- voüden. U heeft mij gezegd: „doe er dat op.... en dat.... en voeg er dit bg." Ik heb gedaan wat u mij gezegd heeft en voor den «piegel gekomen in een ochtendjapon, is u er in een baltoilet vandaan geguan." Men denkt dikwijls, zei mij eens een mode koning, dat wy te raidden van onze mooie klantjes leven als een Oostersch potentaat, dat wij maar onzen zakdoek op den grond hebben te gooien om dadelijk al onze grillen bevredigd te zien. Ik orken, dat de vrouw vaak door haar smaak, haar lust om te schit teren wordt gedemoraliseerd. Wanneer er al eens een zonder smet of blaam bij ons binnenkomt, dan is zij toch in den tyd van één seizoen bedorven. Men zou zeggen, dat de atmospheer onzer magazijnen even gevaarlijk is voor de vrouwen, als die der speelzalen voor de spelers. En zeker hebben wij meermalen op jonge lieve gezichtjes oen verleidelijk glimlachje ge zien, dat ons verzocht eeu streep door de rekening te balen. Maar ik verzoker u, dat dit een vergeefsche coketterie is. Door zijn vak is de modemaker vorplicht de vrouw te achten en te eeren, maar hij heeft eigenlijk afkeer van de vrouwen, die hij in zijne magazijnen ontmoet. Dan zijn ze even onaangenaam om bij te wonen, als wanneer ze om de groene tafel zijn te vinden en met angstige blikken het rood en zwart der roulette volgen." Ik wilde gaarne weten of er in de doozen, waarop ik het woord correspondentie las, ook veel van die briefjes te vinden waren, bedrukt met gou den kronen en naamcijfers, en die stoutigheden onzer vrouwen vertellen, waartoe de lust om mooi te zijn en te schittereu sommigon verleiden. In hoofdzaak antwoordde men mij het volgende De tooneelschrijvers, de romanschrijvers, de journalisten hebben op dat onderwerp druk gebor duurd. De intriges die zich om den dames-kloe- dermaker afspinnen zyn talrijk en vroolyk, maar hebben slechts eon zeer botrekkelijke waarheid. Men 8telt ons gaarne voor als kooplui, die onze cliënten tot groote uitgaven overhalen. Ik verzeker u, dat wij in ons eigen belang, veel meer gedwongen zyn, ^laar Wftt te betoomen. Geen dag gaat voorby, dat wy niet tot een of andere onzer dames zeggen„Mevrouw, uwe rekening bedraagt al on geveer twintigduizend francs. (J heeft maar besteld, besteld en nooit hebben wy afbetaling gezien. Op dit oogenblik is uw krediet bij ons uitgeput." Dat zijn, niet waar dingen, die men niet gaarne zegt en aanhoort. Zg kwetsen de eigenliefde. „Welnu, de vrouwen, die tot eiken prijs gekleed willen gaan, kennen die eigenwaarde niet. Zij vleien ons, soms smeeken rij ons met tranen in de oogen om toch voort te gaan. En wanneer zij zien, dat ons besluit vaststaat, dan veranderen zij dadelijk van toon, dan worden zij beleedigend, grof soms, al naar hare opvoeding en temperament. Van morgen nog ontving ik dat briefje van een vrouw, die yen zeer geachten naam draagt, 't Is het antwoord op de rekening die ik haar zond «Mijnheer, alt ik mijne rekening hadden willen ontvangen, zou ik u er wel om gevraagd hebben." Myne doozen ijn vol van die lievighedengij zoudt er ook den brief in vinden van de vrouw, ie smeekt en bidt dat men haar niet zal dwingen are rekening in eens te betalen. Maar wat gy er niet in zoudt vinden is het briefje dat ons zegt „Mevrouw X. verzoekt meneer haar leverancier de som, die zij hem schuldig is, te gaan ont rangen by den heer Y." En daarvoor bestaan een heele boel redenen, waarvan deze de voornaamste is de heeren Y die in de termen vallen om dergelijke uitstorting van bankbiljetten te verrichten, storten die blauwe papiertjes liever in do handen van de dames X zelf, dan in de portefeuille van de kassiersknechts." Een ander mode-artikel zij me het volgende „Zeker beklaag ik de echtgenooten van ganscher harte. Zij hebben in hun huis een bres waardoor hun ondergang binnendringt. Nooit zullen zij zieh weer kunnen opwerken uit den afgrond van kosten, dio hunne vrouwen hebben gegraven. Maar in de rij van onze mannen hebben wij een type dat minstens even dikwijls voorkomt als de ongelukkige echtgenoot, nl. de medeplichtige echtgenoot. „De vorige week nog ontving ik in mijn kabinet het bezoek vón een jongen beursman, die, sinds eenigen tijd getrouwd en er groot van leeft. Hij heeft zijn hotel te Parijs, zijn villa in de badplaats, zijn buitenplaats. De jonge vrouw had bij mij eeno reke ning loopen van twee jaren, ongeveer vijftigduizend francs. „tóeneer, zegt me die heel moderne echtgenoot, mijne vrouw heoft mij uwe rekening gegeven. Ik kom u veertig peroent aanbieden." „Waarom 40 percent, bent u failliet „Dat niet, maar ik denk u niet meer te betalen. U zult er toch altijd nog een aardige winst op maken." Meneer, heb ik hem geantwoord, uw manier van doen is niet die van een eerlijk man. 't Was uw en niet mijn plicht uw vrouw na te gaan. Al mijne toiletten zijn afgeleverd aan de echtelijke woning. U heeft geprofiteerd van de elegantie van mijn cliënte door haar aldus op de badplaatsen te te schitteren. De rechter zal het geschil tusschen u en mij uitmaken. Maar ik waarschuw u, dat uw vrouw moeilyk zal kuimen zeggen, dat zij mij niets schuldig is, want ik zou eene correspondentie kun nen overleggen die hot tegendeel bewijst. Men zou zich zeer vergissen, als men dacht dat tot dergelijke dingen alléén die vrouwen komen van wier zeden men toch al geen hoogen dunk heoft. De lust tot weeldevertoon bederft ieder die er door besmet wordt en wanneer men eens de nagelaten papieren ondorzocht van wijlen mevrouw Bortiu, de modiste vau koningin Marie Antoinette en van het Fransche hof, dan zou men zien, dat de slechte betaalsters van hoden dezelfde groote namen dragen als die van eertijds. (Mg. Hand.) Carnot'8 reis naar het zuiden van Frankrijk schijnt een ware triomtocht. De ontvangst te Mar seille moet buitengewoon hartelijk zijn geweest. De vischvrouwen brachten hem een ovatie, waarbij een beeldig vijfjarig meisje het woord deed. Toen haar toespraakje uit was, tilde Carnot het kind op en kuste het op het voorhoofd, waarop de kleine vroeg om do complimenten aan mevrouw te doen, die zij zoo gaarne ook had gezien. Aan het gejuich: Leve Carnot, leve de Republiek scheon geen einde te komen. Ondanks het onweer en zware regenbuien verdrongen do menschen elkander om Carnot's rij tuig om hem de hand te drukken. Een wagon lading bloemruikers, den President aangeboden, werd uit Marseille naar Parijs gezondeu. De geestdrift, waarmede president Carnot te Toulon is ontvangen, overtrof nog de ontvangst, welke den president tot dusver van de opgewonden bewoners van Zuid-Frankrijk ten deel viel. Toen de heer Carnot aan het station aankwam, was dit reeds geheel bezet door de menigte, hoewel 10,000 manschappen van de land- en zeemacht op het plein waren opgesteld. Tusschen een dubbele ry van soldaten reed de president naar de prefectuur der marine, waar de autoriteiten werden voorgesteld, maar de opgewonden menigte buiten het gebouw liet den president geen rust. Het steeds door haar aangeheven Vive Carnot noopte den president zich op het balkon te vertoo- nen, maar toen het gejuich aanhield, besloot de heer Carnot zich op het plein te vertoonen. Het gejuich werd toen nog grooter, men omringde Carnot van alle kanten, men verdrong zich om hem en ten «lotte uamen eenige opgewonden vereerders den pre sident op hun schouders en droegen hem in triomf naar de prefectuur terug. Op verlangen van den president werden toen een groot ^antal ingezetenen van verschillende standen uitgenoodigd deel te nemen, aan het feestmaal, het welk in de prefectuur werd gegeven. Windhorst heeft zijn ooderwijs-eisch weer inge diend in den Pruisischen Landdag en de Ultramon- taamche pers staat weer dapper op het klavier der zoogenaamde volkscoascientie.. In de leidende po litieke kringen wil men er echter nog niets van weten. De werkstaking der mijnwerkers in Moravië begint meer en meer een bedenkelijk karakter aan te nemen. Deze provincie is het rijkste kolendistrict van Oos- tenryk en levert eiken dag 12,000 ton steenkolen, zoodat de werkstaking ter Weener beurze een zeer ongunstigen invloed oefende. Daarbij komt, dat de werkstakers zeer rumoerig zyn. Hun geheele aantal bodraagt reeds meer dan 30,000 en ofschoon toen reeds zes bataljons infanterie met een escadron cavalerie in de omstreken van Troppau bijeen waren, konden deze troepen toch niet verhinderen, dat de werkstakers ook de werklieden in de omliggende ijzer- en papierfabrieken met ge weld dwongen den arbeid te staken. De meeste mijnen in Moravië zijn het eigendom van Oostenrijksche grondeigenaars. Tot deze belmo ren o. a. aartshertog Albrecht, 's keizers oom, prins Salm, baron Rotschild en andere adellijke heeren. De loonen, welke de werklieden ontvangen, zijn in ver gelijking met andere tanden, zelfs vrij hoog, zoodat in dit opzicht geen reden tot klagen bestaat. De mijnwerkers zijn echter grootendeels Czechen, die zich gemakkelijk door raddraaiers laten opruien. Nu eischen zij een 8 uur werkdag, een loon van 2 fl. per dag en afschaffing van alle werk per stuk of bij contract. Toen dit niet terstond werd toege staan, staakten de werklieden onmiddellijk den arbeid, zonder om de toekomst te denken. Met inbegrip van vrouwen en kinderen zijn nu 100,000 personen zonder brood, want de werklieden hebben geen vereeniging noch een reservefonds, waar zij ondersteuning kunnen vinden. Op het stakon van den arbeid volgt dan ook spoedig gebrek in alle gezinnen, en daardoor worden de ongeregeldheden bovorderd. De Oostenrijksche regeering blijft echter instaan voor de handhaving van rust en orde. Het getal der troepen is reeds vermeerderd tot 12 bataljons infanterie on 4 escadrons cavalerie, onder bevel van generaal-majoor Sembratovies, die hiervoor uit Weenen naar Ostrau is gezonden. Te Wittkowits zijn de troepen en workstakers reeds slaags geweest, doch verder is er nieis bijzonders voorgevallen. Ook te Brünn en in de andere groote fabriek steden heerscht groote beweging onder de werklieden, Geen wonder dus, dat men niet zonder ongerustheid den lsten Mei te gemoet ziet. Te Weenen, waar de geheele politie slechts 2400 man sterk is en de betooging samenvalt met de bekende Praterfahrt vau het hof en do groote wereld, zal het garnizoen de ordo helpen handhaven, maar te Pest is de betcoging verboden. Wel is den werklieden daar toegestaan buiten de stad een vergadering te houden, mits zij zich verbinden bij kleine groepjes langs een, door de politie voorgeschreven, weg naar buiten te be geven. Deze voorzorgsmaatregelen worden door de politie onmisbaar geacht, omdat moer dan 50,000 werklieden aan de beweging zullen deelnemen. Do Engelsche bladen zijn over 't algemeen zeer tevreden over do begrooting van den heer Göschen, Dit is dan ook geen wonder, daar een batig slot is van 3,250,000 p st., terwijl tevens de staatsschuld in drie jaren met 23,000,000 p. st. is verminderd. De Daily News echter heeft nogal iets aan te merken en komt tot de slotsom, dat de heer Göschen de moeilijkste quaesties wel tijdelijk zeer handig ver helpt, maar ze niet voorgoed oplost. Overigens laat ook het hoofdorgaan der liberale oppositie recht weer varen aan de bekende bekwaamheden, welke de heer Göschen als minister van financiën heeft getoond. Te Rome is het nieuwe gebouw van de maat schappij tot ontwikkeling van de nationale nyverheid en van de handelsvereeniging ingewijd. De minister van marine, die evenals zijn ambtgenoot voor onder wijs bij de plechtigheid tegeuwoordig was, hield eene toespraak. Ik begrijp, sprak hij, dat men in de tegenwoordige omstahdigheden van de regeering vermindering der uitgaven verlangt. Het beginsel van bezuiniging maakt een deel uit van ons programma, en thans, meer dan ooit, is het zoo noodig zich hiervan te doordringen, dat al mijn streven daarop gericht is. Die taak zou veel gemakkelijker zijn, indien de internationale verhoudingen, welke zoo zwaar op Europa drukken, voortgingen zich te verbeteren. Gelijk eenige verschijnselen, die wij rondom ons kunnen waarnemen, doen hopen, schijut de politiek van vrede de overhand te hebben. Do regeering zal die richting, zoozeer overeen komende met de wenschen van ons tand, bevorderen, en hopen dat er weldra een orde van zakeu zal zijn, die ons in staat zal stellen de lasteD, welke zoozeer de verbetering van den economischen toestand in den weg staan, aanmerkelijk te verminderen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2