Buitenlandsch Overzicht. *egels gekocht. De geheele verzameling van den heer Perrari wordt nu op een waarde van 1.500.000 frcs. geschat. De gouden' medaille werd verleend aan den heor Moens, den redacteur van het Belgisch blad le Timbre Poke. Den 25n Mei wordt te Londen een internationale postzegeltentoonstelling gehouden, ter herdenking van het feit, dat voor 50 jaren de postzegel in Engeland is ingevoerd. Onder het opschrift ongelukken in fabrieken, schrgft de heer J. Th. M., te 's-Hage, aan het Sociaal Week' blad: „In mijn voormalige chemische fabriek, hebben, volgens mgn herinnering, vier ongelukken van meer dan gewone beteekenis plaats gehad. Het voorbeeld van den heer Scholten volgend, en eenigermate voor uitloopend op de vraag, door mij in oen vroeger num mer van dit blad gesteld, neem ik de vrijheid, den loop daarvan openbaar te maken. „lo. Brand tengevolge van onvoldoend toezicht op het bergen van aether. „Aether wordt in het groot veelal bewaard in glazen ballons omgevon door manden, en met stroo daarin verpakt. Dgt stroo geeft bij het óverschenken Y der vloeistof aanleiding tot het daarin vallen van vuil» I- Vandaar het voorschrift, zulk een mandfle$ch met doek te overtrekken, waardoor het stroo wordt afge^ sloten; doch veel gemakkelijker vindt men het, dat stroo eenvoudig te verwijderen, waarvan echter het gevolg is, dat het glas ten deele onbedekt blijft. „Deze omstandigheid, gevoegd bij gebrek aan na denken en aan ruimte, tengevolge waarvan op zulk een flesch een hard voorwerp was neergelegd, werd in 1867 de oorzaak van een vrij hevigen brand. Een daarbij aanwezig werkman overleed aan de bekomen brandwonden, terwijl een ander, wien het toezicht was opgedragen, voor zijn verzuim boette met een ziekbed van maanden. Gedurende dien tijd werd zijn deerlijk gebrand lichaam met koud water, maar met compresseu van «eau de Goulard" behandeld. De brand leidde tot verbouwing en uitbreiding en tot verscherpte maatregelen van toezicht. lf2Een tamelijk toevallige omstandigheid ver oorzaakte een tweeden aether-brand in 1871. „Ver van vuur of licht, werd ruwe aether door overbaling gereinigd. De verwarming geschiedde met stoom in metalen ketels, de overgehaalde aether liep door een metalen buis onder den grond naar buiten (een ruime binnenplaats) en werd daar in een glazen ballon opgevangen in een gemetselden open put. i/Op zekeren dag bemerkte de directeur dat er geen of zeer weinig aether toeliep. Hij gelastte een werkman, in den put te gaan, om zich te over tuigen of er werkelijk geen aether overktvam. Nauwelijks was de man in den put, of hij sprong er weer uit, bemerkende dat hij het zeer warm kreeg; een oogenblik later ontstond er in den put brand' Alles liep verder geregeld en goed af. „De verklaring van dit vreemde verschijnsel was eenvoudig genoeg. De inrichting was in den winter tot stand gekomende brand had plaats in Mei. De put werd toen voor het eerst do9r de zon be schenen, en de mandflesch werkte daarbij als brand glas. De aether verdampte, totdat de damp in het brandpunt van de glazen flesch in brand vloog. „Het geval had ten gevolge, dat de put werd 0vergeplaat8t naar een plek, waar de zon ncoit scheen. 8. Omstreeks 1870 werd een werkman getrof fen door een ontploffing van onderphosphorigzure kalk. Hg had een oplossing van dat licht ontleed- bare zout door middel van droog roeren t«t poeder te brengen. Vermoedelgk heeft hij daarbg niet doeltreffend geroerd, en zijn zoodoende enkele, reeds droog geworden stukjes te sterk verhit. Het ongeluk kostte hem zgn gezicht. „Deze methode van droog roeren werd later nooit weer toegepast op dergelijke voor ontlading vatbare stoffen. „4. Het deksel van een distilleerketel\loog op zekeren dag van den ketel, gelukkig zonder*iömand letsel te bezorgen. Van dat oogenblik af werd een veiligheidsklep op zulke ketels aangebracht. „In mijn tegenwoordige fabriek bracht een werk man onvoorzichtig den vinger tusscheu de walsen, on bleef hg dientengevolge zes weken onder behan deling van den arts. Hetzelfde gebeurde later met een jongen, die er met vier weken behandeling af kwam. Middelen tegen herhaling hiervan waren niet te bodenken in beide gevallen wareii de werk tuigen zóódanig beschermd, dat alleen moedwil of wil men liever verregaaude onbedachtzaamheid tot een ongeluk koa leiden. „Toch hadden deze ongelukken eón gunstig ge volg. Overwegend dat' wat hier uit overmoed was gebeurd, zeer gereedelgk en zonder eenige schuld van de zijde van het slachtoffer zou kunnen gebeu ren, wanneer een stilstaand werktuig (zooals de wals) plotseling in beweging werd gebracht zondor vooraf gaande waarschuwing, is toen de maatregel genomen, dat de stoommachine niet in bewoging mag gebracht worden zonder dat de machinist dcor een schel daarvan bericht geeft. Vermoedelijk zal op de tentoonstelling te Am sterdam een meer volledige inrichting in dezen goest te zien zijn, waarbij het sein van den machinist, door middel van electrische schellen, ter oore komt van allen, die met bewegende werktuigen te maken hebben, en waarbij de ontvangst van het sein weder bericht wordt aan den machinist, die eerst dan de stoommachine in gang zet, als hem uit het open vallen van alle kleppen van een schelbord gebleken is dat iedereen op zijn hoede is. „In hpt voorjaar van 1888 werd de fabriekmeester door een spie vau de hoöfddrijfas in de ^loederen gegrepen. Hij brak daarbg een rib en was eenige weken aan zijn bed gekluisterd. Dit voorval bracht de bedekking der spieën ernstig ter sprake. Een fabrikant deelde mg mede dat bg hem de koppen der spieën allen worden afgehakt. Dit middel kwam mij niet zoo geschikt voor als het behoorlgk bedekken der spieën. Men beproefde dit te doen doormiddel van een koker; maat- de smid wien zulks werd op gedragen, meende dat deze koker dan op zijn beurt door een spie zou moeten worden vastgezet. „Een zeer eenvoudige oplossing vond dit vraagstuk door de omwikkeling der spie met een reep zelfkant.' Later werd mij medegedeeld dat een ijzeren koker voor dit doel ook zonder spie kan worden, aange bracht, wanneer men dezen door middel van een flens met verzonken schroeven tegen het hart van de riemschijf bevestigt. „Beide manieren van bescherming hoop ik te Amsterdam ten toon te stellen." De Arnh. Ct. spreekt de hoop uit, dat de minister van Binnenl. Zaken de wgziging ter hand zal nemen hun groot huisgezin en zich gaarne vastklemmen aan zulk een stroohalm als het tractement te Riverraouth. Na dien brief besloot men Ds. Hawkins zijn ontslag te geven en de kans om Dillingham te krijgen niet te laten voorbijgaan. In den geheelen loop van deze zaak had Dent zich door de omstandigheden laten leiden, zooals de meest practische man dat soms doet, en hij was volstrekt niet aangezet door haat of wrok tegen Ds. Hawkins want haat of wrok kende hij niet. Maar toen alles gezegd en gedaan was, viel hem in, dat hij een groote zaak over hot hoofd had gezien. Wat zou Prue zeggen? Zij vereerde den ouden dominé als een heilige. Zooals ik reeds zei, Dent vereerde hem volstrekt niet. Bij zekere gelegenheid, een treurig voorval in Prue's leven, was het Dent voorgekomen, alsof Ds. Hawkins zich tusschen hem en het meisje had gesteld. Dat alles was nu voorbij en zoo goed als vergeten; maar er was een tijd geweest, toen Dent meende, dat de domine zijn best deed, Prue afkeerig van hem te maken. Prudence Palfrey was een pupil van den heer Dent. Deze voogdijschap had inderdaad iets romantisch, hoewel er misschien in de geheele wereld niemand minder romantisch was dan Dent. Hij was een een voudig, praktisch man, goedhartig van natuur, maar zoo nu en dan wat scherp. Hij had zijn brood moeten verdienen en dat ook werkelijk verdiend met bier te brouwen. Een romaneske brouwer zou een Onmogelijkheid zijn. Er is iets bijzonder prozaïsch in vaten en vaatjes; maar dit belette niet, dat Dent als jongeling verliefde op Mercy Gardner; want brou wers zijn ook menschen, al zijn ze niet poëtisch. Hoogst waarschijnlijk had de brouwerij, die toen in hoogeu bloei vorkeerde, niets te maken roet hare weigering om hem te trouwen. Zij gaf de voorkeur aan zijn boekhouder, Edward Palfrey, en ging naar de Éermudas, waar haar man eene' plaats had ge vonden als eerste klerk op een Engelsch kantoor. Na vijf jaren stierf hij aan eeue epidemie en de weduwe kwam met een kind van drie jaar te River mouth terug. Dent was iemand van een standvastig karakter en hij zou zeker zijn oude liefde getrouwd hebben; maar mevrouw Palfrey stierf plotseling en liet Prudence en haar sehamele bezitting aan zijne zorgen over. Hij had het in hem gesteld vertrouwen niet be schaamd, en hij was er» voor beloond. Deschalksche streken en de vroölijke lach van diet kind waren de vreugde van zijn eenzame woning geweest; want hij was ongetrouwd gebleven. Daarna had het \ieve, bevallige meisje, die hem aankeek met Mercy Gard ner's oogen en tot hem sprttk met Mercy Gardner's stem, hem bijna over alles getroost; en thans ver vulde de bloeiende maagd geheel zijn huis met licht en schoonheid. Al zijn plannen liepen uit op het een of ander dat Prue genoegen zou doen. Al de liefde van zijn hart was op Prue vereenigd. Om harentwil maakte hij kennis met boeken en werd een onverzadelijk lezer, zooals dat altijd gaat met van art. 20 der wet op het hooger onderwijs, waarbof alleen aan leeraren der gymnasia in gemeenten boven de 20.000 inwoners ton laste van den Staat pensioen verleend wordt, en dat tevens op de daarmee in ver band staande belangen van de docenten der bij de wet afgeschafte Latijnsche scholen eindelijk eens zal worden gelet. Het is zeker een wonderlijke bepaling dat men, bv. in Schiedam, Zwolle, Deventer enz. wel recht op pensioen heeft, maar niet in Middelburg, Zutpben, Amersfoort enz. Intusschen kan men van datgenen, die na de invoering der wet gesolliciteerd hebben, veronderstellen, dat zij de wettelijke bepa lingen daaromtrent kenden. Natuurlgk is dit niet het geval met de leeraren, die bij de invoering der wet reeds in functie waren en nu geheel willekeurig achtergesteld werden bij ambtgenooten in andere steden. Maar bepaald onverantwoordelijk is het, dat er toen deze wet aan de gemeenten werd opgelegd, volstrekt giet aan hot lot der leeraren van de daarbij afge schafte Latijnsche scholen is gedacht. Deze raees°tal bejaarde docenten verloren nu plotseling niet alleea hunne betrekking, maar ook recht op pensioen Zoo ooit, dan was hier het toekennen van wacht geld rechtvaardig, zQoals dan ook herhaaldelijk in do Tweede Kamer is aangetoond. Van dè kleine gemeenten kon dit natuurlijk niet gevergd worden, daar deze ten bate der grootere, de zoogenaamde rijkssubsidiën verloren, zelfs die, welke uit gemeente fondsen voortsproten en sodert onheugelijke tijden voor het onderwijs bestemd waren. Wanneer zM nu, vraagt de „Arnh. Ct.," eindelgk de voorspelling van de „Standaard" vervuld worden, dat het tegenwoordige ministerie er toe overgaat op dit gebied gepleegd onrecht te herstellen? Het W. v. h. R. releveert uit het verslag van de jongste algemeene vergadering van het genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen den wensch, door de afdeeling 's Gravenhage, ter sprake gebracht, dat er van het hoofdbestuur een kraqhtige poging uitga om ontslagen gevangenen aan werk te helpen. Het hoofdbestuur bestreed dit denkbeeld, vooreerst op grond van de groote bezwaren, maar ook op grond dat de vereeniging zich hoofdzakelijk den gevangene in den kerker aantrekt, en de bedoeling van den Haag dus ligt buiten het doel van het genootschap. Hier tegen komt het „W. v. h. R." op, dat van oordeel is, dat het voorstel den Haag geheel ligt binnen den kring der bemoeiingen van het genootschap. „Al thans indien nog geldt art. 5b van het in 1877 ge drukte reglement, waarin wij lezen, dat het Genoot schap zich onder meer ten doel stelt„Buiten den kerker ontslagenen, die gedurende hunne detentie buitengewone blijken gaven van beteren zin, behulp zaam te zijn tot hot verkrijgen van een eerlijk be staan." Het komt ons echter voor, dat om met vrucht werkzaam te zijn in dezen geest, het opwekken van eene meer algemeene belangstelling in den werk kring der vereeniging wordt vereischt dan vereonig- baar is met haar oude en verouderde organisatie. Op die wen«chelijkheid om hierin verandering te brengen werd door ons en ook door anderen reeds meermalen gewezen. Tot nu toe echter zonder gun stig gevolg. Noch het hoofdbestuur, noeh de alge meene vergadering nam van onze bescheiden opmer king eenige notitie. J.n het belang der goede zaak betreuren wij dit ver gedreven conservatime." Consuls op ver afgelegen posten hebben natuurlgk menschen, die eerst op lateren leeftijd gaan lezem Hij verkocht zgn brouwerij, niet zoozeer omdat hij de zaak moe was, als wol, omdat hij niet hebben wilden, dat de menschen in de stad zeiden, dat Prue maar een brouwerskind was. Toen zij oud genoeg was om in de conversatie opgenomen te worden, stonden de beste huizen in de stad voor mijnheer Dent en zijn pupil open de Goldstone's, de Blij- denburgh's en de Grimses' en dit zou het geval niet geweest zijn, ais de oude bierbrouwerij niet in de nevelen van het. verleden was verdwenen. Terloops zij hier opgemerkt, dat er te Rivermouth kringen zijn, waartoe een brouwer in den tegenwoor- digen tgd evenmin toegang kon krijgen, als een bui tengewoon vet kameel gaan kan door het oog van een 4 buitengewoon fijne Engelsche naainaald be- tooverde kringen, waar de lucht zoo fijn is, dat als gij er eenmaal in raakt, gij niet beter kunt doen, dan zoo gauw mogelijk te maken, dat gij er weer uitkomt. Het is maar het best, die zaak niet verder te onderzoeken. Het is eene geheimzinnige zaak. Het is heel onpleizierig als men tot de ontdekking komt, dat de meest gereserveerde lui dikwijls hun besten tijd hebben doorgebracht met het verkoopen van garen en band, gedistilleerd of koloniale waren in homceopatische hoeveelheden. Dit is op zichzelf volstrekt geen kwaadmaar hot is heel onnatuurlijk van die menschen dat ze zoo onverdraagzaam zijn tegen do minder gelukkigen, die hun heelen winkel noch niet uitverkocht hebben. Wordt vervolgd.) t est van postzegels-verzamelaars. De Britsche Consul te Tamsui op Formosa klaagt oier het groote aan tal brieven dat hij ontving van liefhebbers, die gaarne postzegels van Formosa wilden hebben. Met het oog hierop deelt hij in zijn jongste verslag mede, dat de voorraad uitgeput is en dat zij, die zoo gelukkig waren exemplaren meester te worden, wel zullen doen met die te bewaren, daar ze waarschijnlijk in waarde zullen stggen. De postzegel in quaestie had een morkwaardige geschiedenis. Hij werd oorspron kelijk voor postdienst ingevoerd, maar nooit in ge bruik gesteld, zoodat geene exemplaren konden ge leverd worden, die door een stempel het cachet van echtheid hebben verkregen De eenige manier, waar op de postzegel in practisoh gebruik is gekomen, is als een spoorwegbiljet op den rijksspoorweg van Formosa. Maar de voor dit doel uitgegeven voorraad is thans eveneens uitgeput, en ofschoon de Gouver neur nog eenige exemplaren bezit zijn er geen meer van te verkrijgen. Had de Gouverneur slechts kun nen weten dater voor die dingen een markt in Londen te vinden was, en hnd hij slechts 0,30 per stuk gerekend (ze zijn thans reeds 6.waard) dan zouden de kosten der uitgave meer dan ruim gedekt zijn. Een groote diefstal is in het Fransche ministerie van financiën gepleegd. Een bode van het Crédit Lgonnai* bracht een pak coupons en zou over een uur terugkomen om de waarde te ontrangen. Töen hij terugkwam, werd hem medegedeeld, dat een der pakken met 500 coupons, ter waarde van 117,000 francs, waron verdwenen. De bode had echter een quitantie ontvangen voor het geheele bedrag, zoodat de beamten van het ministerie aanspakelijk zijn voor het verlies. Vermoedelijk is het pak ontvreemd, toen do beamte, die aan het luikje zat, zich even verwij derde om te ontbijten. De man bekende, dat hij do coupons op tafel en het loket open gelaten had. Do politio vermoedt dat de vermiste coupons te Londen moeten worden gezocht. In berichten uit Zuid-Amorika wordt melding gemankt van een ontzettende ramp in het mijndistrict Huanchaca (Bolivia), waarbij een kolonie van 4000 inwoners geheel word vorwoost. Het ongeluk werd veroorzaakt dobr de ontploffing van een groote hoeveelheid dynamiet. De gevolgen van deze ont ploffing, die nog nooit werd geëvenaard, zijn ver schrikkelijk een mijn van 20 M diepte storte in, waarbij honderden slachtoffers op de vreeselijkste wijze en onder de hevigste pijnen om het leven -kwamen, begraven onder balken en puinhoopen, terwijl zij door de petroleum, die langzamerhand de mijn vulde, werden overstroomd. Behalve de petroleum en het dynamiet waren in Huanchaca, dat als oorlogsdepót wos aangewezen, twee raillioen patronen aanwezig. De gebouwen stortten in, als beroerde eon nardboving den bodem. Geen steen bleef dan ook op de anderen, terwijl een brand, die drie uren aanhield, het vernielings werk voltooide. Het aantal dooden en gekwetsten is nog niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld. Eenige notabele ingezetenen van 's-Graveland moesten zich onlangs voor den kantonrechter ver antwoorden, omdat zij na besloten tijd in een herberg waren geweest, 't Bleek echter, dat er vlak tegen over gezegde herberg een brand had gewoed en dat de boworters met pak en zak aldaar waren overge bracht en dientengevolge natuurlijk ook do brand weer jjur'eenige belangstellenden aldaar aanwezig waj-efi geweest. Drank werd er niet gebruikt. Allen ziju Maandag vrijgesproken. De ijverige politiedienaar, oen jachtopziener uit Kortenhoef die het proces-verbaal opmaakte is intusschen verplaatst. Aan een Atjeh-correspondentia dd. 1 dezer van de Sumatra Ort. lezen we Onder do plaatsen, welke in den laatsten tijd het meest van het vijandelijke vuur overlast hadden, be kleedde ook Lampermei een eerste plaats. Toon den 28en Maart de spoortrein aldaar aankwam en naar gewooute een korporaal en een paar man op het bastion kwamen om een eventueele beschieting' van den trein niet onbeantwoord te laten, werd de ge gradueerde, zgnde een Europeesche korporaal, op het oogenblik dat hg dat verheven punt bereikt had door het Atjehsche lood doodelijk in de borst ge troffen. Beter succes hadden we te Laradjamoe, alwaar de zoo populaire kapitein der infanterie Blommestein commandant is. Deze officier had alle satisfactie van de excursiën, die hij deed ondernemen. Om den vg- and in den waan te brengen dat we het oog niet in het zeil hielden, gaf hij op zekoren avond een luid ruchtig foest aan zijn onderhoorigen en liet daartoe een der muziekkorpsen uit den kraton overkomen. Terwijl in de versterking flink feest werd gevierd, zond genoemde commandant twee pelotons uit om den vijand afbreuk te doen. Het eene peleton vatte post aan de lagunef die Oleh-leh met Pakan-Badak verbindt. Te elf uur 's nachts kwam equ prauw op dagen, welke levens- en andere behoeften uit Oleh-leh naar den vijand wilde smokkelen. Toen het vaartuigje de hinderlaag genaderd was, werd door do onzen daarop gevuurd, met dat gevolg, dat twee Atjehers, doodelijk getroffen, do lagune afdreven en een derde met de geheele prauwlading ons in handen viel ter wijl het aan een vierde gelukto te ontsnappen. Door het bestuur is een streng verbod tot uitvoer van binnen naar buiten de linie uitgevaardigd. De gevolgen van dezen uitmuntenden maatregel zijn dan ook- niet uitgebleven. Nu reeds heerscht er buiten de linie groot gebrek aan alle menschelijke behoeften; do prijzen van rijst, gedroogde visch en petroleum zijn vervier- en vijfvoudigd. Als deze maatregel en de blokkade eenigen tgd worden be stendigd en wij strafbare handelingen van den At- jeher niet langer met den mantel der liefde bedek ken, dan zal de zoo zeer gewenschte pacificatie veel spoediger naderen dan met het grootste optimisme kan worden verwacht. Een Atjeher, die in strijd met dat verbód, dezer dagen een vracht linnen en katoenen goederen bui ten de linie wilde vervoeren, kwam ter hoogte van de kampongs Lampon Daia een secter-patrouille tegen op het zien waarvan hij overhaast do vlucht nam, de goederen, ter waarde van pl. ra. 200, den onzen als buit achterlatende. Naar men ons meldt, loópèn te Batavia stellige gerüchten, dat op de Westkust van Sumatra de in fluenza zou heorschen ongeveer even erg, als zij in den afgeloopen winter geheel Europa heeft geteisterd. Men spreekt vrn honderden en honderden zieken in de hospitalen te Padang, Oeioe Liraau Manes, Kajoetanara, Padang-Pandjang en Fort de Koek, doch moldt tevens, dat de ziekte over hot algemeen een zeer-goedaardig verloop heeft. {Java-bode.) Eene in 'toog springende trek in den volksaard der Montenegrinnen is hunne sterke gehechtheid aan hunne nationale kleederdracht. Van den Vorst af tot den minsten kruier draagt in het geheele land geen enkele inboorling de „Frankische" kleeding. Het maakt een zonderlingen indruk, een schoolmees ter, een apotheker, een klerk en dergelijke vreedzame lui tot aan de tanden toe gewapend te ontmoeten en velen hunner daarbg vloeiend Duitsch, Fransch en Italiaausch te hooren spreken. Een apotheker, die met een dolk en een revolver in den gordel pilleip draait of zakjes smeert, of een schoolmeester, die in vollen wapendos zijn jongens drilt, is voorzeker een vreemd gezicht. Tot nog zeer onlangs was in Montenegro de weelde in de kleeding tot eene ware volksziekte ontaard, en gouden borduursels ter waarde van eenige honderden gulden droeg ieder, die maar eenige aanspraak op fatsoen maakte. Om deze weelde, die op den finan- cieeleu ondergang van menig gezin moest uitloopen, te 1 beteugelen, heeft clp vorst het vorige jaar eene ukase uitgevaardigd, waftrbij het alle Montenegrijnen verbaden is gouden borduursels op hunne feestklee- diug te hebben. Do nog voorhanden zijnde gouden borduursels mogen sleJÉts in gewone weekdagen ge dragen worden. Do verhouding tusschen don vorst van Montenegro en zijne rijksgrooten blijkt kluchtig uit het volgende Een Wojicode vónd, dat een „Frankische" parapluie toch zoo kwaad niet was, en schafte zich er eene aan, met ongeduld den dag afwachtende om er mee te pronken. Juist waren de sluizen des hemels ge opend, en het spreekt vanzelf, dat onze Wojwode dadelijk met uitgespannen regendak ging wandelen en, vergenoegd bij zichzelven lachend, op het plein vóór het vorstelijk kasteel deftig heen en weer stapte. Eensklaps stond de vorst voor hem en rukte hem de parapluie uit de hand, zeggende: „Sinds wanneer draagt een Montenegrijn eene parapluie, lafaard, die je bent?" sloeg hem tweemaal met het verbeurdver klaarde uitvindsel der beschaving op het hoofd en brak het toen aan stukken. Later worden er in Montenegro wel vrij veel parapluies verkocht, maar zg worden alleen gedragen als de Vorst het niet ziet. Zoodra er geroepen wordt: „De Vorst komt," haasten de Rijksgrooten zich als betrapte schooljon gens om hun parapluie te verbergen. Is er eene strenger alleenheerschappij denkbaar. Zondagsblad De Fransche Kamer van Afgevaardigden behan delde' Zaterdag de interpellatie van den heer Laur, over hot opkoopen van petroleum. Hij wenschte dat een onderzoek wierd ingesteld. De minister Fallièros antwoordde, dat de regoe ring zich niet beschikbaar behoe've van belangen, waarvan zij de streïf)ljjbiet kent. De eenvoudige orde van den d;e* waarmede de minister zich had vereenigd, werd met +20 tegen 80 stemmen aangenomen. He heer Laur beschuldigde daarna de Kegeering, dat zij zich in beursspeculatiên had gemengd, met het doel den koers der Fransche rente op te zetten. De minister Bouvier bestreed nadrukkelijk 'deze bewering on ontzenuwde volkomen de aanvallen van den heer Laur. De^ Kamer besloot, de rede van den minister Bouvier te doen drukken en door aanplakking alge meen bekend te maken. Een "motie van orde, door den heer Hubbard voor gesteld en waarin de verklaringen der regeering worden goedgekeurd, werd met 368 tegen 7 stemmen aangenomen. De algemeene beraadslagingen in den Duitschen Bijksdag over de legerwet zijn geëindigd. De sociaal-democraat Liebkneeht opende op den tweeden dag het gevecht met een lango rede tegen het ontwerp. Naar zijn gewoonte hield de sociaal democratische leider een uitvoerig betoog over do buitenlandsche politiek en bereed zijn oud stok paardje, dat alleen prins Bismarck schuld is van |>et militairisme. Indien de' Duitsche regeering zich met Frankrijk had verzoend en liever tegen het barbaarsohe Busland. te velde was getrokken, zou de toesj>nd in Europa veel gunstiger zijn dan nu het geval is. Deze les in de buitenlandsche politiek, welke de sociaal-democraat prins Bismarck gaf, vond zeifs tegenspraak bij Bismarck's ergste tegenstanders, de Duitsch-vrijzinnigen. De Kielsehe afgevaardigde, pref. Haenel, een van de leiders der liberale oppositie, antwoordde Liebkneeht en zeide„Ofschoon ik eou besliste politieke tegenstander ben van prins Bis- marek, zal ik hem toch eeuwig d/nkbaar bljjven voor het herstel van Duitsohlands eenheid en boven alles voor de wijze, waarop hjj ons pas gevormde Duitsohe volk onder de Europeesche staten heeft ingeleid en tot een steunpilaar des vredes heeft ge- maakt." Wat het standpunt der liberale oppositie jegens het ontwerp betreft, verzekerde Haenel, dat hij, eerst nadat de beraadslagingen der commissie zijn'afge loopen, een beslissing over zijn hofding kan nemen. De heer Haenel behoort tot de gematigde leden der liberale oppositie en zal vermoedelijk met eenio-e leden voor het ontwerp stemmen. De meeste libe ralen zullen echter wel den heer Bichter volgen en zich tegen (le wet verklaren. Het zwaartepunt der zitting lag in de rede van den Rijkskanselier. Generaal Caprivi herhaalde uit drukkelijk, dat de regeering zich met niets minder kan tevreden stellen, dan zij in dit ontwerp vraagt en dus onmogelijk den eisch der liberalen, om den actieven diensttijd van 3 tot 2 jaren te verkorten kan inwilligen. Een der hoofdargumenten, welke de kanselier aanhaalde, was de onvermijdelijke tucht welke alleen een leger bruikbaar maakt en waarvoor onder de tegenwoordige omstandigheden een diensttijd van 3 jaren nog onmisbaar is. Gelijk gowoonlijk werd het ontwerp naar de com missie verwezen. Do minister van oorlog zal dan de vertrouwelijke mededeling doen, welke hij liefst met in den Bijksdag Wildi zeggen en natuurlijk zal dan do Bijksdag zich %eenigen met het besluit der commissie, waarin alle partijen naar evenredig- held van hun getalsterkte, vertegenwoordigd zgn. Op de vorige zitting moeten wij nog even terug- komen. Do meeste Duitsche bladen brengen hulde aan de rede van den veldmaarschalk Moltke Kort duidelijk, eenvoudig sprak de overwinnaar in zoo veel veldslagen. De stem van den negentigjarige klonk nog helder en verstaanbaar; geen woori tot opsiering, geen jacht op effect. Moltke heeft meerma en gezegd, en hij voegde ook nu weder de daad bij het woord, dat het niet noodig is, lang te spreken en dat zij, die hun kmoht in de lengte zoeken, hun stof niet genoeg .meester zijn. Op de noodzakelijkheid wijzend van de versterking der veldartillerie, gaf Moltke tevens zijn afkeer tl kennen van den oorlog eu verzekerde dat ook de Duitsche officieren den vrede wenschen. „Wee hem zeide hij, o. a. „die Europa in brand zet, die het eerst de lont werpt in het buskruit." Het Engelsche Lagerhuis heeft na een driedaag- schen strgd het ontwerp der regeering om de alco hol- en bier-belasting aan de plaatselijke raden over te laten, aangenomen. Het meeste verzet was er tegen de bepaling, dat uen kroeghouders, wien ter vermindering van het aantal kroegen hun vergunuing ontnomen moet wor den, door de plaatselijke raden schadeloosstelling w-if .^orc'en toet5estaan. De afschaffers, gelijk sir Wilfrid Lawson en de liberale unionist Caine, ver klaarden zich daarom tegen het geheele ontwerp, hetwelk zij een „pensioenwet voor kroeghouders" noemde.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2