Buitenlandsch Overzicht.
KUiTSTlSriEXJWS.
Guteu en word in 1773 in Duitschland, naby Lubeck,
geboren. Oude lieden uit zijn woonplaats verklaren
dat Guten in htin jeugd reeds „Old Herin" was.
De derde oudste bewoner van Amerika is mejuf-
vrouw Mary Tomlinson, te Nashville in Tennessee,
eveneens een negerin, die 105 jaren telt. Zy is
een merkwaardigheid in haar woonplaats, omdat zij
slavin is geweest van president Andrew Jackson,
waarop haar talrijke nakomelingen niet weinig
trotsch zijn.
Voor de arrondissements-rechtbank te Arnhem
stond eergisteren terecht H. W. H., vuurwerker al
daar. Aan bekl. wordt ten laste gelegd, dat hij 30
Maart zijne ziekelijke echtgenoote zoodanig mishan
deld zou hebben, dat se op den Sen April d. a. v.
aan de gevolgen overleed. Door het O. M. waren
in d« ze zaak 5 getuigen gedagvaard en 2 deskundi
gen; a décharge" werden bygebracht vier getuigen.
Volgens het „visum repertum" der deskundigen ge
tuigden de bloeduitstortingen op vele plaatsen van
het lichaam van ruw geweld, tijdens het leven aan
gewend. Ze waren niet van dien aard, dat ze den
dood ten gevolge moesten hebben, „in casu" echter
zou het wel kunnen dat ze den dood verhaast hadden.
Bekl. verhaalt dat hij zijne vrouw, die een weinig
simpel en meestal bedlegerig was, als gewoonlijk
wilde verschoonen, dat zij zich echter ditmaal zoo
verzette, dat hy haar met geweid uit het bed moest
trekken, zoodat ze op den grond viel. Hij erkent
haar daarna een klap op het dijbeen gegeven te
hebben, doch verder heeft hy haar niet mishandeld.
Uit het getuigenverhoor blijkt, dat men de vrouw
in den middag van 30 Maart gedurende 2 volle uren
heeft hooren schreeuwen en om hulp roepen. Een
der buren, die het niet langer wilde hooren, is een
agent van politie gaan roepen. Toen deze binnen
trad, lag de vrouw bewusteloos op den grond, en
zei bekl.: „help mij eens, ik kan haar niet in bed
krijgen.* Uit die bewusteloosheid is zij niet meer
ontwaakt. De getuigen verklaren, dat ze de vrouw
wel meer hoorde schreeuwen. De getuigen „a dé
charge* verklaren dat er steeds eene goedo erstand-
houding bestond tu3§cheii de echtelieden. Een hun
ner heeft wel bijgewoond, dat zij zich met uitroepen,
als, o help mij, mijn hoofd, mijn hoofd! tegen het
verschoonen verzette.
Het O. M., waargenomen door rar. Scheltema,
achtte het aan den beklaagde ten laste gelegde be
wezen door de verklaringen der getuigen en de ge
deeltelijke bekentenis van den beklaagde. Z.E.A.
wees op de afschuwelijke mishandeling, die 2 uren
geduurd had, en meende dat het „visum repertum*
aan de qualificatie van het misdrijf niet in den weg
stond. Na de mishandeling is trouwens onmiddellijk
de bewusteloosheid ingetreden. De eisch was ver
oordeeling tot 3 jaren gevangenisstraf, en tevens vor
derde het O. M. onmiddellijke gevangenneming van
bekl.
De verdediger mr. Colson Aberson besprak ten
eerste de vraag: is de dood het gevolg geweest van
de mishandeling, ten tweede de mishandeling zelf.
Ad. 1 voerde pl. aan dat uit het „visum repertum"
gebleken was, dat de overledene eene hoogst zieke
lijke vrouw was. De dood moest intreden ten ge
volge van allo geconstateerde ziekteverschijnselen,
terwijl twee doctoren hun vermoeden hebben te ken
nen 1 gegeven dat de vrouw door eene beroerte ge
troffen is; ad. 2 meende pl dat de verhalen van
„Oom Ralph," zeide Prue, terwijl zij het briefje
opvouwde en weer in de enveloppe deed, „er is iets
onaangenaams gebeurd."
„Wat schrijft hij dan?"
*HJj? niets. Maar er is wat gebeurd."
Mynheer Dent schoof zyu stoel achteruit en gaf
geen antwoord.
„Wat is het? Heeft u woorden met hem gehad?'
„We waren het niet met elkander eens."
„Waarover, Oom?
„Vooral over geldzaken."
„Als het alleen over geld was," zei Prudence,
„mag ik verder niets vragen."
„De jongen stelt zich over 't geheel gek aan,
hernam mijnheer Dent, onvoorzichtig genoeg.^
„Dus was 'tniet hoofdzakelijk over geld?" zeide
Prudence, terwijl zij naar hem toeliep en hem in de
oogen zag. „Oom Ralph, had het iets met mij te
maken
„Och, lieve Prue, ik wou daar maar liever niet
met je over praten."
„Maar, Oom, als het over mij was, moet ik het
toch weten. Het zou mij razend spijten, als ik de
oorzaak was, dat er verwijdering kwam tusschen u
en uw neef en dat ik niet wist, wat ik gedaan had.
Dan zou ik voortgaan met dit te doen, weet u."
„Jij hebt niets gedaan, kind; Jack heeft het ge
daan."
„Wat heeft Jack godaan?"
„Ja, als je 'tdan volstrek* hebben wilt, zal ik
de mishandeling overdreven waren; het was slechts
geweest de noodige behandeling van eene recalcitrante
zieke. Voorts wees pl. op het goede yerleden van
deu beklaagde. De uitdrukkingen van wanhoop der
vrouw zijn vaak gehoord, ook zonder dat ze mishan
deld werd. Ook wees pl. er op dat de mishandeling
alleen gehoord was en niet gezien, terwyl bovendien
een der getuigen meende dat het met een klomp,
anderen dat het met de hand was geschied. Pl. be
streed de noodzakelijkheid van onmiddellijke inhech
tenisneming en concludeerde tot vrijspraak voor zijn
cliënt.
Na re- en dupliek werd de uitspraak bepaald op
Dinsdag 27 Mei. De bekl. werd niot in hechtenis
genomen.
Het volgend tafereel van den toestand aan de go-
blokkeerde Atjehsehe kust, ontleoneu wij aan een
correspondentie in het Fad
Op de Noord en Oostkust is er in de laatste 14
dagen niets bijzonders voorgevallen. Edit is tegen
den peperoogst onrustig. De „Hendrik" blijft danr
nu voorloopig liggen, terwijl de ruim 100 man sterke
landingsdivitie herhaaldelijk oofeningen houdt met de
troepen uit de benting.
Van Telok-Semaivé tot Kwala Atjeh ('t blokkade-
gebied) ook kalm. Daar liggen onze 4e klassen
rustig te slingeren naar de verschillende kampongs
erg warmen vervelend. „Van Speyk" en „Koning"
houden "zich nog steeds in de buurt van 't Ediesche,
Segli is nog steeds 't kwade plekje.
Op Groot Atjoh geen noemenswaardige gebeurte
nissen. Nu en dan een schot uit do remboe op onze
posteu. Overigeus ongekende rust.
Op de Westkust daarentegen zwaait Toekoe Oemar
nog den scepter over de kustreeks omvattende Rigos
tot en met Kelarapoeng; de „Samarang* heeft't daar
in de laatsto 14 dagen druk gekregen.
Behalve voor 't vriendschappelyke Kroet en Patti
is nu ook de vischvangst verboden voor alle Staatjes.
Geen vischvangst, geen scheepvaart, ergo ook geen
vaartuigen te water noodig.
Alles wat maar prauw heet wordt dan ook ingepikt,
of met een paar granaten den volke kenbaar gemaakt,
dat de compagnie van geen vaartuigen te water ge
diend is.
Zoo waren den lOn dezer bij Kelampoeng ook oen
4-tal prauwen te zien.
De baai instoomen eu een granaat in die richting
gooien was 't werk van een oogenblik. Maar om
op eenige houderden meters, een schip, slingeroud
door de deining, met kanonnen raak te schieten is
zeer lastig. (Ach die kanonneerbooten van ons in
Holland!!)
Enfin, menig schot was afgegaan, eer de voornaam
ste prauw te gronde ging. Ondertusschen hadden de
heeren Atjehers zich handig tusschen de rotsen en
achter boomen opgesteld en vlogen ons kwistig de
kogvls om de ooreu.
Menig Beauinont-pilletje kwam in de sloepen en 't
boord terecht. Ook kregen wij vuur uit 2 lilla's,
die op een heuvel waren opgesteld. Gelukkig hebben
de Atjehers 't iu artillerie nog niet ver kunnen
brengen, zoo handig als zij 't geweer gebruiken, zoo
onhandig zijn zij nog steeds met hun geschut. Ook
nu waren alle lillasclioten mis.
Hoeveel Atjehers er zijn gevalle» is niot uit te
maken. Op de „Samarang" kreeg oen onderofficier
een kogel in den schouder.
't je wel moeten zeggen."
Doch mijnheer Dent wist maar volstrekt niet, hoe
hij het haar vertellen zou, en hij aarzelde. Moest
hij de zaak in scherts of in ernst behandelen? Het
denkbeeld, dat Prue een vrijer had, was voor hem
evenzeer grappig als verontrustend.
„Nu, wat heeft neef Johu gedaan?"
„Van morgen heeft hij mij de eer aangedaan, mij
te zeggen, dat hij verliefd op je was heb je ooit
zoo iets geks gehoord?" v
Prudence zette groote oogen op.
//Nu?"
„Nu? Wel, ik vond 't noch al tamelijk dwaas."
„Dat iemand me lief had?" zei Prue schalks.
„Neen, dat volstrekt niet; maar dat Jack in zijne
omstandigheden aan een meisje durft denken. Ik
wees hem er op, hoe verkeerd het was, dat hij in
zijn positie over een huwelijk droomde. Wat een
gekheid! Jezelf er buiten gelaten, vraag ik, wat
moet John nu met een vrouw beginnen? 't Zou hem
niets dan een blok aan 't been zijn. Ik kon natuur
lijk dat onzinnige voorstel niet goedkeuren en bood
hem aan, hom in zijn zaken te zetten en op gang
te helpen, als hij zich verstandig wilde gedragen."
„Dat is, als hij niemand wou liefhebben."
„Juist."
„En wat zeide hij toen vroeg Prudence, terwijl
ze vleiend op den arm van haar oom leunde en hem
glimlachend aanzag.
Het deed mijnheer Dent inderdaad genoegen te zien,
Die kleine schietparty bracht weer eens eenig»
emotie overigens is 't daar op die Westkust wol
zeemannenen dat met zoo'n oudo 4e klas dio volle
kracht 5 mijl, zegge v y f myl loopt.
Laatst komende van Oleh-leh, werd een prauw re-
zien in de Suratie-passage met een paar zijlen
bij, liep 't oorlogsschip byna 6 myl.
In de Straat echter ging een stroom, ook van pl.m.
6 myl 't oorlogsschip werd er gewoon uitgegooid
en binnen oen uur was or van geen prauw iets meer
te bekennen; 't was te hopen dat er niet veel zware
westbuien op komen zetten, anders zou 't wel eens
kunnon gebeuren dat de telegraaf op een goeden dag
't minder aangename bericht bracht, dat er nu geen
„Nisero"! maar een van Zr. Ms. schepen van oorlog
op de Atjehwal was verzeild geraakt!
„Een oud-emigrant" doot in het Utr. JJagbl. een
beroop op de Nederlanders, die liefdo koesteren voor
de taal van hun land, om studie-beurzen te stichten
ten bate van de Transvaalscho jongeliedon, voor wie
een academische opleiding gewensobt is. Na de vrij
heidsoorlog werden hier te lande studiebeurzen voor
Transvaalsche jongelieden aangeboden; doch vol
doende hulp om het Nederlandsche element te ver
sterken, de beschaving te bevorderen, was dit niet.
Thans wil men een eigen hoogeschool stichten,
doch dit raadt de schryver af, wyl het klimaat van
Zuid-Afrika bezwaren daartegen in het leven roept.
De Ned. ZuidafrikaanBcho vereeniging heeft echter
door het uitreikon van studiebeurzon aan de jonge
lingen van de Transvaal en den Oranje-Vrijstaat
getoond een ruimen blik te werpen op de toekomst
die zo hareu beschermelingen en eigen zonen schep
pen wil.
„Ik kom, zegt de schrijver o. a., derhalve tot u,
oud, dierbaar Nederlandiu naam van ons toekomstig
geslacht, dat u zegenen zal, met de vurige bede
Sticht nog moer studiebourzen, houdt niot op met
geven van subsidie, ook al krijgen wij hier (in de
Z.-Afr. republiek) eene academie. Laat elk gegoed
Nederlander, die liefdo koestert voor de taal van het
moederland, ons helpen
„Ik roep tot u oin hulp
„Zullen er nog niet een honderd duizend Neder
landers in Holland zyn, die zooveel liefde voor de
Hollandsche taal gevoelen en er belang in stellen,
dat er nog een ander land dnu Nederland op de we
reldkaart gevonden wordt, waar het Hollundsch ge
sproken wordt. Ik twyfel niet of zij zijn er. Of geven
de Nederlanders niets meer om hun schoone taal P
Ik woet wel beter. Laat dio honderdduizend ieder
ééu gulden geven aan jonkheer Buelaerts van Blok
land of aan deu heer dr. C. B. Spruyt, secretaris
der Z. A. Vereeniging, om het studiefonds te sterken
want het is zwak en de strijd om het behoud der
taal cischt een krachtig, goed aaneengesloten korps
van honderdduizend strijders of meer. Ik ben over
tuigd, dut er wel honderden Nederlanders gevonden
worden, die honderd gulden e!k voor dat doel zullen
willen geven, indien zij de zaak recht begrypen en
verstaan.
„Laat deze studiebeurzon den naam dragen van
„Harting beurzen," tor eere van den edelen, grooten
hoogloeraar Pieter Harting, den stichter dor Zuid-
afrikannscho vereeniging, aan welke instelling wy
reeds zooveel te danken hebben, niet alleen iu onzen
vrijheidsoorlog, maar vooral na dien stryd.
dat zyne pupil de zaak zoo bedaard opnam en hij
begreep, dat hij niet beter kon doen, dan het onder
werp schertsend behandelen.
„Hij zei, dat hy mij zou zien komen neen, dot
zei hij eigenlijk niet; maar dat meende hij toch.
Hy vertelde mij, dat hij op reis wilde gaan, hier of
daar naar toe en dat hij zyu fortuin zou maken, in
een week of wat, of een uur of wat, hoe, dat
weet ik niet meer, en dan zou hij terugkomen
en met u trouwen zoowat zonder iemand te raad
plegen dan zijn eigen wil. Op mijn woord Prue, ik
geloof, dat hij niet goed bij het hoofd is. Hij hoeft
dood eenvoudig myn hulp en raad van de hand ge
wezen."
„En toen heeft u woorden gehad?"
„Ja, dat geloof ik weL Hij hoorde naar geen
reden. Het was alsof hij gek was. Hij heeft me
dood geslagen," zei mijnheer Dent nijdig.
„U doodgeslagen?"
„Bij manier van spreken, ja. Hij sloeg met zijn
rotting den kop van een distel af en keek me strak
aan, alsof hij zeggen wilde, daar ga je
„Och!" zei Prue, flauwtjes. „En hoe liep het
toen af?"
„Het eind was dat ik hem verbood, weer hier in
huis te komen."
Als door een eloktrieken schok vloog Prue's hand
van haar ooms schouder.
Wordt vervolgd.)
„Zulk een gedenkteeken zal kostelijker zijn dan
het schoonste marmerbeeld."
Donderdag 22 Mei jJL, 's namiddags ten 3 uur
werd te Arasterdam gehouden de De gewone Jaar-
lijksche Algemeyne Vergadering van Aandeelhouders
in de Algeineene MaatecJiappij van levensverzekering
en Lijfrenteten haren Kantore, Nieuwe Spiegelstraat
6. Zij werd gepresideerd door Mr. W. van der
Vliet, als President-Commissaris.
Uit het verslag der Directie bleek, dat in het boek
jaar 1889 aangeboden werden 1655 verzekeringen
met oen kapitaal van 5,769,685.50 en een rente
van f 48,095.02. Hiervan moesten worden gewei
gerd 227 aanvragen met 802,860.te verzekeren
kapitaal en f 4624.95 rente en bleven nog in be
handeling 36 aanvragen met 96.500.kapitaal
en 595.36 rente. Afgesloten werden dus in 1889
1392 Contracten mot 4,870,325.50 verzekerd Ka
pitaal en 42,874.71 rente. De jaarpremiy ver
meerderde met 132,687.47. De toename, gevoegd
bij fle op 1 Januari 1889 van kracht zijnde verze
keringen en na aftrek yan de geëindigde posten,
geeft een totaal verzekerd bedrag op ultimo Decem
ber 1889 van 5508 verzekeringen roet/21,066,320,12
Kapitaal en f 215,183.14 rente, waarop eene j'aar-
preraie ontvangen wordt >an 869,014.01.
De verzekerde rente tot kapitaal herleidende vindt
men voor hot verzekerde bedrag op ultimo Decem
ber 1889 bijna Drie en Twintig en een kwart Millioeh
Gulden.
In een afzonderlyken staat werden de cijfers van
de waargenomen verzekerden over de jaren 1881 tot
1889 opgegeven en de daaronder voorgekomen sterf
gevallen, terwyl in een anderen staat allo bijzonder
heden van de reserve-berekening werden medegedeeld.
Do ontvangsten aan premiën en interesten hadden
bedragen do som van 1,090,870.02'/2* uil-
keeringon, lijfrenten, terugkoop van polissen (alles
onder aftrek van herverzekering) en herverzekerings-
premiëa werd f 385,273.93uitgegeven, terwyl
voor do Reserve volgens wiskundige borekeningen
ƒ359,620.37 werd afgezonderd, zoodat doze thans is
geklommen tot een bedrag vau f 2,069,830.40 waar
door het totaal van alle roserven is geklommen .tot
2,133,509.29. Na afschrijving bleef er een winst
saldo over van f 56,169.70'/g.
Commissarissen deelen mede, dot de reservebore-
kening is opgemaakt door de Directie, terwijl zij door
den Wiskundigen Adviseur en Wiskundigen Com
missaris werd geverifieerd* dat zij zich overtuigd
hebben, dat de opgegeven cijfers overeenkomen met
de boeken der Maatschappij en dat de als actief
opgenomen waarden werkelijk aanwezig zijn.
Commissarissen stellen voor
lo. Be Balans en de Rekening en Verantwoor
ding goed te keuren, en aan Directeuren décharge
te verleonen van het door hen gevoord beheer over
het afgtloopen boekjaar.
2o. De verdeeling van het Winst-saldo vast te
stellen als volgt
a. aan Aandeelhouders:
5'/| pCt. of 55.per Aandeel van 5000
waarop 20 pCt. is g» stort, daarenboven 4 pCt. over
het bedrag dof volstortïng op volgestorte Aandeelen;
b. aan verzekerden mot aandeel in de winst
l'/j pCt. over het bodrag gedurende het bestaan
hunner verzekeringen aan premiën door hen aan de
Maatschappij betaald, zoodat zij, die van den aanvang
af verzekerd zijn, lStyf pCt. over eene jaarpremie
ontvangen
c. het overblijvende volgens Art. 29 der Sta
tuten.
Deze voorstellen wenjon door de vergadering zon
der discussie aangenomori.
Na behandeling van eenige onderwerpen van huis-
houdelijken aard, wordt de vergadering door den
voorzitter gesloten.
Binnenkort zullen de wekelijksche Dinsdag-orgel-
bespelingen in de groote kerk alhier weder een aan
vang nemen. Te oordeelen naar het bozoek der
hoorders in den vorigen zomer is de belangstelling
daarin van de zijde van het publiok niet in even
redigheid met het verdienstelijk orgelspel van den
Heer Brons Middel en het schoone orgel dat hij
daartoe tot zijn dienst heeft. Wij wekken onze stad-
genooten, die toch gaarne den naam van „kunst-
1 ie vend en" dragen op, deze uitvoeringen meer bij te
wonen. Waarlijk! door een getrouw bezoek zal de
lust by toehoorders worden aangewakkerd goede
degelijke muziek op oen schoon instrument te hooren
uitvoeren.
Dat het orgel in de Groote Kerk, van zyn stichting
af, met roem bekend is in en buiten ons vaderland
behoeft geen betoog. De redactie van dit blad ont
ving afschrift van twee lofdichten kort na den bouw
van het orgel vervaardigd, door Benjamin van der
Brugge, (zoon van den toenmaligen organist). Of
schoon nu bijna geheel onleesbaar bevinden zij zich
in 't origineel op de binnenzijden van deuren, opge
plakt en aanwezig op het oxaal van genoemd orgel.
Het eerste luidt als volgt
Den I3n Mei 1736, zijnde Zondagmorgen ten negen
ure is dit nieuwe Orgel tot Gouda, door mijnen vader
Jakobus van der Brugge voor d'eerste maal bespeeld,
onder den Godsdienst met Psalm 150, Enden Heer
Bornardinus de Moor, Predikant dezer «tad heeft het
als ingewijd uit Colloss. 3 16 kort na het begin,
en heeft den dienst laten eindigen met Psalm 134.
LOF DES ORGELS.
Mij dunkt, ik hoor 't geluijd des heemels Heijerscharen
O, Gouda's Zangers hun slem met d'uwe paren,
En zingen nevens U op 't Orgels zoet geluid
Mot een gepaarde stem Gods lof en wond'ren uit.
Hetgeen nu open doet zijn liefelijke monden
En eertijds was door konst van Jubal uitgevonden,
Maar toen nog onvolmaakt, maar nu in onzen tijd,
Door naarstigheid en konst, door schranderheid
[en vlijt
Van vele konstenaars tot d'hoogste trap gekomen,
Pij wien voor Jean Moreau een plaats nu dient
[genomen
Want hij dit wel verdient dien maker van dit werk
Wiens heemels zoet geluid vervult nu onze kerk.
Die man die waardig is door ons te zijn geprezen,
Die zingen Godes lof op 't Orgel uitgelezen,
Wiens onbezielde lood, wier levenlooze tin
Terwyl men vrolijk zingt, ons blaast iets Godlyks in
Wanneer "mijn vader nu maar speelt op de clavieron,
En dus der Zangers stem gaat leiden en bestieren,
Waardoor dan spel en stem gemengeld ondereen,
Haar liefelijk geluid spreidt door de wolken heen.
Benjamin van der Brugge.
Het tweede luidt als volgt
Het heerlijk Orgelspel doet mijne zangnimph weijen
Hoe streelt het zoet geklank van 't pijpwerk hart
[en oor
Wat kunsttuig kan ons dus met zielsverrukking vleijen,
Men wordt als opgevoerd tot in het heemels choor
Wanneer het blij geschal der liefelijke Orgeltoonen
.Eerst komt tot in het oor, doordringt tot in de ziel.
Ik vlecht deoz' Eerekraus, om 't speeltuig mee te
[kroonen,
Dat voor veel' eeuwen reeds aan kunstminnaars
[beviel,
Maar 't heeft volmaaktheids top te dezer tijd bekomen,
Nu 'talles overtreft door zielroerend geluid
Wiens oor wordt ooit verzaadWions lust wordt
[ooit benomen?
Men hoort Trompet en Bas, Bazuin, Schalmei en
[Fluit,
En ander zoet geschal steeds door elkander mengen,
Waardoor men wordt verrukt, 't blaast ook iets
[Godlijks in,
Hot kan aan oor en hart een' volle vreugd toëbrengen,
En 'tis maar spraakloos lood en onbezieldo tin.
Wie zijn er niot verrukt, die deeze klankon hooren
Waardoor een menschonstem natuurlijk wordt ver
beeld!
Waarmee het ons bedriegt en tevens kan bekooren,
'k Geef 't Orgel eeuwig Lof dat dus misleid als
['t speelt.
Benjamin van der Brugge.
Gouda 1753.
Jakobus van der Brugge (de Organist), overleed
den 5n Januarij 1754, en werd toen opgevolgd door
den beroemden Organist Joachim Hess.
Jean Moreau Mr. Orgelmaker te Rotterdam was de
vervaardiger tan dit Orgel.
Alle leden van den Duitschen Rijksdag, gekozen
door de groothertogdommen Mecklenburg, hebben
bij den Rijksdag een voorstel ingediend tot wijziging
van do grondwet. De Mecklenburgers verlangen, dat
in eiken Duitschen Bondsstaat een vertegenwoordi
ging worde opgericht, gekozen door het volk, welke
haar toestemming moet geven tot elke wet, die in
den Landdag van eiken staat wordt aangenomen,
en derhalve ook eon stem heeft bij de vaststelling
van de begrooting. Reeds in 1871 werd hetzelfde
voorstel ingediend en door de natiouaal-liberalon en
liberalen, die toon de meerderheid in den Rijksdag
hadden, aangenomen. Tot dusver werd echter deze
wyziging niet door de regeering gesteund, zoodat do
wensch, door de meerderheid in den Rijksdag uit
gesproken, steeds onvervuld is gebleven.
De indiening van dit voorstel door de Mecklen-
burgsche afgevaardigdon is het gevolg van de mid-
deleouwsche toestanden, welke nog in de groother
togdommen Mecklenburg-Strelitz bestaan. Verreweg
het grootste gedeelte der bevolking heeft niet den
minsten invloed op den gang der openbare aangele
genbeden. Do Landdag bestaat uit de ridderschap en
de zoogenoemde Landschaft. Tot de eerste behooren
alle bezitters van een riddergoed, zoodat deze heeren
bijzonder talryk vertegenwoordigd zijn, en iu dè tweede
zijn alleen de steden vertegenwoordigd, en dan nog
alleen door de burgemeesters, die volgens een ver-
ouderd soort van kiesstelsel worden gekozen. De
burgers der steden hebben dus feitelgk geen invloed
op de keuze van hunne vertegenwoordigers iu den
Landdag en de plattelandsbevolking heeft, met uit
zondering natuurlgk van de grondbezitters, in het
geheel niets in to brengen.
Van een begrooting is goen sprake. Volgens een
besluit van 1755 regelen de stenden met den groot
hertog de financiën, maar toch moet het geen er
noodig is voor do slaatsuitgaven natuurlijk door de
inwoners worden opgebracht. Alle pogingen der
Meoklenburgscho vorsten om aan dezen onhoudbaren
toestand een einde te maken, mislukten omdat de
riddergoedbezitters hun privilegiën niet wilden opge-
ven. In 1849 (leed ook de algemoene revolutionaire
beweging in Mecklenburg haar invloed gelden, hoe-
wel zonder duurzame gevolgen. De groothertogen
moesten wel beloven, dat zij het volk een grondwet
zouden geven, gelijk toen overal aan de orde was
maar nog steeds wachten de Mecklenburgers op de
vervulling dezer belofte. Feitelgk is dus de toestand
nog dezelfde als voor een paar eeuwen.
De beraadslagingen der stenden geven steeds deu
Duitschen bladen stof tot vroolijkheid, niet alleen
wegons den 17de-eeuwschen worm waarin de offici-
eele bijeeuroeping geschiedt en de beraadslagingen
worden gehoudon, maar ook door de heftige toonee-
len, welke in den Landdog soms plaats hebben.
Voor de Mecklenburgers zelf is de toestand echter
minder vroolijk, want zij kunneu niet den minsten
invloed oefenen op de regeering van hun eigen land,
terwijl zij toch krachtens de rijksgrondwet en het
algemeen stemrecht wel een stem hebben, als het de
belangen van het geheele rijk betreft.
Het was een gewiolitige, maar voor alle partijen
met even aangename verassing, welke de minister
van oorlog den leden der Duitsoke legercommissie
eergisteren bereidde. Terwijl men meende, dat de re
geering door hare laatste aanvrage van 18,000 man
reeds de uiterste grens harer eischen had bereikt,
verklaarde gisteren generaal Verdy: Dit voorstel is
slechts de eerste schrede op den weg, dien wij moeten
inslaan en blyven volgen."
Do minister wilde den waan niet doen voortduren,
dat de legeering, wanneer dit ontwerp was aangeno
men, aan het eind harer vorderingen zou zijn gekomen.
Op het oogenblik nog worden elk j.ar 11,500 man
schappen, die volkomon geschikt voor den dienst zijn
bevonden, niet ingedeeld. Voor de drie lichtingen
bedraagt dit dus 34,500 man. Bovendien zjju er dan
nog 20,000 man, die slechts voorwaardelijk zijn
goedgekeurd, maar toch ook gebruikt kunnen worden.
In het geheel wordt dan het effectief in tijd van vrede
(nu 468,000 man) met 55,000 manschappon verhoogd
gehoudens de 18,000 man die de regeering in het
nu aanhangige ontwerp vraagt.
De Burgemeester van Brussel, da heer Buis, heeft
in de laatsto Raadszitting nadrukkelijk geprotesteerd
tegen den steun, door de Regeering voor de ver
binding van de hoofdstad mot de zee tocezeml,
welken hij een bespotting noemde. Het gold hier
een algemeen belang, waarvoor de Staat de kosten
op zich moest nemen, behoudens den steun der be-
trokkon gemeenten. Doch de Regeering wilde het
publiek met haar toelage van 4 millioen slechts zand
in de oogen strooien, haar wezenlijke gunsten be
warende vo»r Gent, Antwerpen, en Brugge. Andero
leden lieden zich in gelijken geest uit en men besloot
een rede, Zaterdag door den Burgemeester over deze
aangelegenheid in de Kamer gehouden, to doen
drukken on aanplakken. Voorts zou een commissie
benoemd worden, om de rede des heeren Buis aan
te vullen.
In dezelfde Raadszitting kwamen de aanstaande
„nationale feesten" ter sprake, waarbij te Brussel
een soort var „revue" van de schoolkinderen zal
plaats hebben. De schepen Andrë noemde die een
krachtige manifestatie voor Koning en land ten
gunste van de openbare scholen, welke onze tegen
standers, zeide hg, willen te gronde richten. Na
een warme discussie heeft de Gemeenteraad van St.
Jans-Molenbeek met 10 tegen 9 stemmen besloten,
dat de leerlingen der gemeentescholen niet deel
nemen zullen aan den optocht. De Gemeenteraad
van Laeken daarentegen heeft tot deelneming be
sloten, doch op uitdrukkelijke voorwaarde, dat de
Ministers hg den optocht niet tegenwoordig zullen
zijn en zelfs tot bijwoning daarvan met zullen worden
uitgenoodigd.
De „revue scolaire» zal 20.000 frs. kosten. De
Brusselsche Raad heeft 150.000 frs, beschikbaar
gesteld voor de feesten (20 en 21 Juli.)
In den Boheemschen Landdag zijn, wat in jaren
niet is gebeurd, Duitschers en Czechen weer gemeen
schappelijk aan den arbeid. De stadhouder opende
de zitting in een gedeeltelijk in het Duitsch, gedeelte
lijk in het Czeohisch uitgesproken rede, waarin hg
I 'den afgevaardigden met het herstel van den vrede
I gelukwensohte.