Bultenlandscii Overzicht. J toch 100 slecht niet. De practisohe vraag was deze, die de toekomst alleen kan beantwoordenzal van de vergunning om buiten de cadettenschool een opleiding te ontvangen door velen gebruik worden gemaakt of door weinigen De Minister voorspelde door weinigenliberale leden zeiden door velen. Zou dit laatste het geval blijken, het ware een middel om eventueel de dan te duur wordende cadettensohool weder op te heffen. Onverklaarbaar was het ons, dat vele liberale leden van dit artikel zulk een quaestie maakten, dat lij hun steun over de wet daarvan afhankelijk stelden. Intusschen, zoo de ganscho liberale partij, behalve de heer De Beaufort, tegen het regeeringsartikel stemde (dat daardoor maar juist, met. 37 tegen 35 stemmen, werd aan genomen), niet allen zullen daarom hun stem aan de wet onthouden. De volgende artikelen lokten weinig debat uit. Alleen verdient vermelding, dat de heer Rooseboom aan den minister de toezegging ontlokte om ook Indische officieren aan te stellen b|j het mditair ondorwijs en dat de heer Th. Mackay eenig bezwaar maakte tegen do nieuwe betrekking van inspecteur van het militair onderwijs. Du eindstemming zal a. s. Donderdag, na revisi,o van het ontwerp door de commissie, geschieden. De heer Smeenge nam opnieuw zijn plaats in de kamer in, na eedsaflegging. Aan de agenda werd nog een geheele reeks van minder beteekenende werkzaamheden toegevoegd, terwijl in overleg met de Regeoring de Waterstaats wet is afgevoeiB. Onder de bijgevoegde zaken bekoort de voortzetting der interpellatie-Guyot, terwijl de eveneens gestaakte interpellatie. Van Kerkwijk voor beantwoording nog niet vatbaar schijnt. De interpellatieSeytfardt schijnt met goedvinden van Men interpellant tot het nieuwe zittingjaar uit gesteld j intusscbeu werd er heden weder een nienwe aangekondigd door den heer Brantsen over loods gelden op de Schelde. Heden de Lawa-quaestie. De vergadering der Prov. Staten van Zuid-Holland werd gisteren door den Commissaris des Konings ge opend met eenige waardeerende woorden ter nage dachtenis van de ontslapen leden Van der Kun, Van Haaften en Begram. Daarna werden de nieuw gekozen leden, de heeren Von Pisenne, Visser en W. H. van Haaften, toege laten en geïnstalleerd. Nadat verschillende stukken naar commission waren verzonden, vroeg de heer S. Le Poole (Delft) aan Ged. Staten, of hun aandacht gevestigd is op den toestand van het water van Delfland, en wat zij mee- nen dat de provincie in dien neteligen toestand kan doen. Spr. verklaarde dat te Delft de toestand on dragelijk is. Wie vroeg hij zal de «Delftsche wonderdokter" zijn, die aan dezen toestand een einde maakt Delfland kan wel water inlaten, maar heeft zulk een kleinen boezem, dat, als er maar 't minste te veel inkomt, de Vlietlanden onderloopen. De «Delftsche Handelsvereeniging" heeft een adresbe weging uitgelokt om bij den Koning aan te dringen op vernietiging van het Haagsche Raadsbesluit, waarbij het spuien is verboden; maar al mocht die vernietiging volgen, dan is er nog niet gespuid. Ui* eigen ervaring, te Katwijk opgedaan, waar hij jaren lang de zeebaden gebruikte, verzekerde spr,, dat door RijnlaiH's sluis de stroom van het jLeidsche water ver in zee is waar te nemen, maar bij liet baden niets, alleen rechts of links van de sluis. Het eenig redmiddel voor Delfland is z. i. spuien. Wil Den Haag dat niet doen, zijn er dan geen mid delen om daartoe te geraken? kan b. v. de Provincie niet onteigening vragen van de kanaalwerken, opdat er aldus een macht zij dié over de zeesluis beschikt? De Voorzitter verklaarde, dat Gedep. Staten in de eerstvolgende vergadering op deze vraag zullen antwoorden, zijnde Dinsdag 8 Juli, wanneer om 3 uur aan de orde zijn de benoeming van leden der Eerste Kamer en van een buitengewoon lid van Gedeputeerden. Het plan bestaat om de wet tot regeling van den Krijgsdienst in handen te stellen van eeue commissie van voorbereiding evenals indertijd met de Sohoolwet is geschied. Tot toelichting van het gisteren door ons mede gedeelde wetsontwerp tot rogeltng van den krijgsdienst zegt de Regeering o. a. Met de beschouwingen van de Staatscommissie omtrent de taak, de samenstelling en de sterkte der krijgsmacht, en met hare daarop gegronde besluiten, heeft do Regeering zich in het algemeen kunnen vereeuigen, zonder dat zij evenwel alle te dier zake gehouden redeneeringen en gemaakto gevolgtrekkin gen zou wenschen te onderschrijven. De gebreken van den bestaanden toestand, waarin voorziening noodig is, betreffen, zooals de Staatscom missie uiteenzette, zoowel de getalsterkte als het gehalte van de levende strijdkrachten. De tegenwoordige sterkte van het leger, b|j den normalen militiediensttijd nauwelijks 60.000 man bedragende, is ten eenemale ontoereikend om aan de verschillende behoeften der landsverdediging te vol doen. De schutterijen, hoezeer van aanzienlijke sterkte, kunnen niet beschouwd worden als eene legerreserve, welker bruikbaarheid op zqodanigen trap staat, als bij de tegenwoordige wijze van oorlogvoeren nood wendig moet worden geëischt; ten gevolge van de gebrekm, die hare inrichting aankleven en door den ijver en de inspanning van hare officieren en verdere leden door de Rogeering alleszins gewaardeerd niet kunnen worden vergoed, is hare vervanging door eene op betere grondslagen gevestigde troepenmacht van het meest dringend belang. Uitbreiding van de legersterkte tot ongeveer 115,000 man en vorming eener deugdelijk ingerichte, uit het leger voortgekomen nserve van ongeveer 50,000 man, zjjn mitsdien de hoofdbeginselen, waarmede bij. het ontwerpen van de nieuwe regeling van den verplich ten krijgsdienst rekening behoort te worden gehouden. Do Regeering deelt echter in het gevoelen der Staatscommissie, dat een stelsel behoort tq worden aangenomen, waarbij in vredestijd slechts een deel van hen, die den dienstplichtigen leeftijd hebben bereikt, onder de wapenen wordt geroepen om een voldoenden oefeutijd te doorloopen, en dat er van moet worden afgezien, ook de overigen tot eenige oefening in tijd van vrede te verplichten, hetzij in hunne haardsteden tot het vormen van eene geor ganiseerde volkswapening, naast het leger optredende, hetzij bij het leger, maar dan gedurende zeer korten tijd, om uit die elementen korpsen samen te stellen met bijzondere bestemming of voor algemeene reserve. Algemeene dienstplicht zou, ook volgens hare over tuiging, leiden tot onvoldoende uitkomsten, of voor allen of voor een deel hunner, ten aanzien van de geoefendhoid en de militaire waarde der strijdkrach ten; of wel do lasten en kosten, daarvoor gevorderd, zouden moeten worden opgeroerd tot eene hoogte, waarbij de nationale welvaart ernBtig zou worden bedreigd. Eene volkswapening hetzij al» eenige krijgs macht te land, hetzij nevens een staand leger waarvan do leden niet tot werkeljjken dienst zouden worden ingelijfd, maar onkel in hunne haardsteden zouden worden geoefend (Zwitsersoh stelsel), kan niet worden aangenomen, omdat de eisehen van dadelijke voldoende hrujkbuarheid voor den oorlog daurbjj in verschillende opzichten niot kunnen worden verwe zenlijkt; .terwijl bovendien de uitvoering van dit stolsel op ernstige, zoo niet onoverkomelijke praotischo bezwaren zou stuiten en toch ook zeer zware lusten voor de bevolking zou medebrengen. Ten aanzien der plaatsvervanging stelt de Regee ring zich op het standpunt dat, welke redenen van moer of van minder belatig voor of togen de toe passing van het beginsel van don persoonlijken dienst plicht mogen zijn aan te voeren, de toepassiug hier van onvermijdelijk noodzakelijk is, omdat alleen daardoor in voldoende hoeveelheid de geschikte stof kan worden verkregen om bij een doeltreffend stolsel van legerorganisatie te voorzien in do behoefte aan officieren en verder kader en aan personeel voor de vervulling van sommige diensten en betrekkingen, waaraan anders niet of slechts ten koste van te zware goldelijke opofferingen zou kunnen worden voldaan. Z|j acht mitsdien den persoonlijken dienstplicht, zon der plaatsvervanging, noodig om te kunnen geraken tot een stelsel van legerinrichting, hetwelk deugde lijkheid paart aan min-kostbaarheid, 5 De jaarlijksche algemeene vergadering van Eigen Hulp werd Zaterdag te 's-Gravenhage gehouden ia JHli- genlia, onder leiding van den Voorzitter dos Hoofdbe- stuurs, den heer G. It. van Hennep, die de aanwezigen welkom heette, speciaal den heer Kuijper.den vader der Verecniging, die, hoewel afgetreden als lid van het Hoofdbestuur, tot nog toe steeds zijn krachten blijft w|jden aan haren bloei. De heer Kuijper herhaalde nogmaals z|jn dank betuiging voor het aangenaam en schoon huldeblijk, hem bij z|jn aftreden gegeven, en waaruit hij met genoegen zag, dat de Vereeniging als stichting ge waardeerd wordt. Voor hare toekomst sprak hij de beste wenschen uit. Beide toespraken werden toegejuicht. Met verwijzing overigens naar de verschillende mededeelingen, in het orgaan reeds opgenomen, om trent de werking der verschillende afdeelingen, werd ten eerste de Heer Kuyper in de gelegenheid ge steld eeuigo nadere mededeelingen te doen omtrent de afdeelingen Levensverzekering en Zekerheidstelling. Speciaal omtrent de eerste zijn de resultaten, gelijk mede roods gebleken is, hoogst bevredigend. De zoo kundige adviseur I'rof. van Pescb roemt zeer de zui vere en accurate administratie, en hoe bloeiend de afdeeling ia, die hare deelhebbers 95 pCt. in de winst verzekert, bljjkt uit het feit, dat dit jaar door de afdeeling Levensverzekering 1221 ruim aan het Hoofdbestuur kon worden uitgekeerd. Do Heer Van der Sloot bracht het rapport uit over de afdeelingZee- en Landmacht, die verleden jaar financieel is vooruitgegaan. Hierbij werd gereleveerd, over andere onderwerpen heel goed te spreken te zijn. „U denkt, dat ik niet goed bij 't hoofd ben t" zeide de joqge man, terwijl hij in het open gelaat van zjjn oom duidelijk las, wat er in hem omging. „Nu, dat ben ik wel. Ik ben zoo goed bij mijn verstand als u en zoo helder in mijn hoofd als een klofc. Hoe lang ia uw vriend, mijnheer Dilling ham, nu al in Brick Church?" En John Dent ging zitten en lei zijn beenen heel gemakkelijk kruislings over elkander, als iemand, die de zaken wijsgeerig gaat opvatten en zich niet met kleinigheden wil kwellen. „Van Juni af," antwoordde mijnheer Dent, ver heugd, dat hij zijn neef weer zag bedaren. „Dil lingham is hier in het laatst van Mei gekomen en het is nu December: Dus is hij hier iets meer dan een half jaar geweest." „Terwijl ik te Shasta was," prevelde de jonge man. „Maar wie heeft er dan in Virginië op mij geschoten, als 'tNevins niet was?" Toen zei hij achteloos tegen zijn oom: „Waar woont uw vriend. DiUingham?" „In Rivermouth, natuurlijk." „Waar?" „In de Old Bell Tavern.' Als een stormwind vloog John Dent de kamer uit. Na den eersten schrik vloog mijnheer Dent hem na. De gangdeur was gesloten en de boom zat er noó- op; het was een vrij ingewikkelde constructie en" John stond nog aan de ketting te rukken en te wringen, toen zijn oom hem bij den arm greep. „Wat ga je doen?" „Ik moet dien DiUingham zien, oom Ralph." „Je zult DiUingham zeker zien. Het is tien tegen een of hij komt mot al dat weer toch voor twaalven nog wel aanrijden en dan zul je zien, hoe dwaas je doet." „Laat ik het mis hebben," zei John Dent zoo bedaard als hij kon, „maar ik kan niet wachten, totdat mij dat bewezen wordt. Als hij de man is, daar ik hem voor houd, dan weet hij nu al, dat ik hier ben en zal zich hier niet vertoonen. Ik moet naar hem toe." „Voor 't ontbijt?" „Op staanden voet!'1 Mijnheer Dent begon te denken, dat er misschien geen beter middel was, om zijn neef van zjjn dwa ling te overtuigen, dan dat hij hem voor den jongen dominé bracht, dien mjjnheer Dent ook verlangde te zien; hij wist nog niet, wat er twee avonden te vo ren in de voorkamer gebeurd was' want na de komst van John Dent had Prudence nog geen oogenblik kunnen vinden om haar voogd haar besluit meè te deelen en hem te spreken over den brief, dien z|j aan mijnheer DiUingham geschreven had. Er werd dan een paard voor de chais gezet en intusschen liep John Dent met groote stappen den gang op en neer, terwijl Prudence in de huiskamer bij de ontbijttafel bleef staan en vragende blikken op haar oom sloeg, niet begrijpende, wat dat alles moest beteekenen. Toen de chais ingespannen was, stelde mjjnheer Dent voorvalleen naar (le stad te gaan en den jon gen dominé mee terug te brengen; maar John Dont wilde niet naar dit voorstel luisteren en het tweetal reed in den storm voort. Den geheelen weg over blies de sneeuw hun zoo aanhoudend in het gezicht, dat er geen mogelijkheid was, een woord te sproken, al had een van beiden er ook lust toe gehad. Nu en dan sloeg mijnheer Dent een zijdelingschen blik op den jongen man, wiens oogen kwaadaardig glinsterden over den witten knevel, dien h|j in den ijskouden wind had opgedaan. „Ik zou haast trek hebben 't water in te rijden," zei mijnheer Dent bij zich zei ven, „hjj is stapelgek 1" Toen zij voor de deur van Old Bell Tavern ge komen waren, verzocht mijnheer Dent zjjn neef zich te bedwingen en niets overhaast te doen. John Dent beloofde dit, maar met zjjn handen stijf op elkander en op eene alles behalve geruststeUende wijze. „Je vergist je deerlijk, en als je mjj in de eene of andere dwaasheid betrekt, zal ik het je nooit ver geven. DiUingham is een vriend van me en een van de beste menschen, die er bestaan. Het is nog wat, vroeg om ergens te komen, ik zal maar eerst naar boven gaan, Jack." „En ik ga met u mee," zei John Dent mot vree- selijke snelheid. Wordt vervolgd.) dat ieder, ook niet-militair lid van „Eigen Hulp," tot deze afdeeling kan toetreden. De Heer Wolfson gaf het bericht omtrent de Spaar en Voorsohotkas, Deze neemt, ondanks haar kort bestaan, reeds zeker standpunt in en belooft veel voor de toekomst, dank vooral de toewijding, de nauwge zetheid en de behoedzaamheid van het Bestuur en den Directeur in 't bijzonder, 't Schijnt echter nog niet algemeen genoeg doorgedrongen, dat deze spaar kas op de meost veilige wijze 3l/a pCt. garandeert en tegelijkertijd personen tegen billijke rente gele genheid geeft geld op te nemen. De afgevaardigde van Apeldoorn doelde mede, dat men daar, door het beleggen van het fonds in pandbrieven van hypo theek-banken, 4 pCt. rente kan blijven uitkeeren. De heer Slotemaker rapporteerde omtrent den „Ned. Coöper. Bond", sedert Mei pas werkende. Er zijn reeds 15 deelgenooten en dp zaak belooft uitstokend te werken. Reeds zijn verschillende aanvragen van coöper. vereenigingen om toetreding tot den Bond nog bestaan, correspondenten worden anngestold, die zich bereid hebben verklaard de zaak te propagee- ren in verschillende deelen des lands. Uit het jaarverslag der vereeniging blijkt, dat zij thans 37 districten tolt met te zamen 7497 leden. 's-Gravenhage werd ook in het volgend jftar als de plaats der algemeene vergadering aangewezen. De rekeuing over 1889 werd vastgesteld. De heer J. Kuijper word bij acclamatie als Com missaris van de afdeeling: Zekerheidstelling herbe noemd en do heer D. L. Wolfson op gelijke wijze voor de afdeeling: Spaar- en Voorschotkas .gekozen. Daarna kwam aan do orde het rapport van het Hoofdbestuur omtrent de eigen exploitatie van het orgaan der vereeniging. Het werd door den heer Tan der Sloot uitgebracht. Daaruit blijkt, dat de eigen uitgave en exploitatie in don Haag 1000 meer zal kosten dan thans, waartegenover het voor deel van actueeler waarde en belangrijker inhoud. dagen, waarin Frankrijk «ter Jende was, niet wanhoopte aan de redding van het vaderland en wier dappere ziel grootsche daden eenvoudig verriéhttè. „Het is een groot geluk voor ons, Franschen van de voorhoede bewaarders te zijn van zulk een schat. Deze figuur, zinnebeeld van geloof en hoop, zal in onze harten dat blijmoedige Vertrouwen en die heer lijke opgewektheid ontwikkelen, die de kenmerkende oigenschap zijn van onzen stam." Na den maire sprak de minister Develle uit naam der regeering. Na kortelijk het leven van Jeanne d' Are geschetst te hebben, .verklaarde hij het eeus te zijn. met de schitterende hulde, door de Lotharingsche stad aan haar gebracht. Hij eindigde aldus: „Jeanne d' Arc is de verpersoonlijking dor meest onbaat zuchtige en der schoonste vaderlandsliefde. De een bewondert haren verhoven heldenmoed, de ander hare goddelijko zending. Maar voor ons allen is zij op deze plek, op de grens, het zinnebeeld van Frankrijk. iDo heer üebidour, deken der letterkundige facidteit v.- ...Ro O V ontvangen. Er zullen daar, waar geen vereenigingeil "te Nancy, hield na den minister een schitterendo en Onder den titel Moharaedaansch-godsdienstige broo derschappen, door een oud-O.-I. ambtenaar, is bij G. Kolff Co. te Batavia een brochure verschenen, waarin de schrijver wijst op de verschijnselen van opgewekt godsdienstig leven der Mohamedaansche wereld, «die storend kunnen grijpen iu do bestaande toestanden van rust en orde," en waarvan de politieke beteekenis helder is in het licht getreden. Hij be spreekt het ontstaan en de bedoeling van de meest bekende dier broederschappen, «oorspronkelijk pieuse vereenigingen, waarvan enkelen bedeeld met zin vóór het weldadige en goede, die door den drang der omstandigheden hun vredelievend karakter verloren om pópinières voor fanatisme te worden. Eenige hunner hebben zelfs iu de laatste tijden een zeer militante houding aangenomen. Aan de spits v'&n deze stAat de broederschap der Senoesiet, welke tot leuze hoeft: «Christenen en Turken, ik zal ze met één slag verpletteren. «Het tegenwoordig hoofd dier broederschap (zoon van <len stichter) beschouwt zich als de ware Mahdi, is in Boven-Egyto tegen de troepen van Osman Digna opgetreden en zetelt sedert eenigen tijd als overwin naar te Chartoem. «In Mekka neemt die broederschap eene van den officieëelen vertegenwoordiger van den Islam geheol onafhankelijke stelling in. Met de Turksche overheid daar ter plaatse is zij herhaaldelijk in conflict. «Voortgespptón uit de orde der Qadira en ultra orthodox va'nare leerstellingen, heeft zij zich tot eene macht ontwikkeld, welke gewicht in de schaal legt. «Haar voorbeeld is niet zonder uitwerking ge bleven. «Elke broederschap van beteekenis is tegenwoordig krachtig werkzaam voor het behoud van de politieke kracht van den Islam. Dat de volkeren van den Indischen Archipel den invloed van die algemeene beweging zouden ondervinden, was te voorzien, doch dat ze zich op Java zóó gewelddadig zou uiten, als (in de Preanger Regentschappen, Buitenzorg, Bantam en op Middeu-Java) het geval is geweest, geeft te denken. «Intusschen «un homme averti en vaut deux." «Dat onze vroede regeeringsmannen uit het voor gevallene de noodige lessen mogen putten, zal met ons zeker een ieder wenschen, die het goed meent met Indië." Te Nancy is het ruiterstandbeeld van Joanne d' Are, het werk van den beeldhouwer Frómiet, met veel plechtigheid onthuld. De maire te Nancy voerde het eerst het woord. Na den beeldhouwer, den heer Osiris, den schenker van het beeld, den ministers van landbouw en van marine, de heeren Develle en Barbey, die de regeering vertegenwoordigden, en dé verdere aanwezigen voor hunne belangstolling zijn dank betuigd te hebben, sprak hij het volgende: «Voortaan verheft zich, fier en schitterend, in de oude stad van Lotharingen het uitvoerige lofrede op Jeanne. Ook de heer Osiris sprak eenige woorden. In de kathedraal te Nancy, waar bij deze gele genheid een plechtige dienst plaats had, wijdde de bisschop Turinaz, een groote rede aan de geviorde Maagd. In de protestantsche kerk en in do synagoge werd insgelijks een dienst ter harer eere gehouden. Het adres, dat door het bestuur Vjin den bond Maatschappelijk Belang aan do leden van de Tweede "Kamer is gezonden, strekt om te verzoeken tot do wijziging zan de wet op de coöperatieve vereeniging te willen mede werken en wel in zoodanige zin 1. dat ten behoeve van derden meer afdoende waarborgen tegen bedrieglijke handelingen der coöperatieve vereenigingen worden verkregen, wijl het onvoldoende der thans bestaande reeds bij vaststel ling is aangetoond; 2. dat het door Staatsambtenaren zitting nomen in de besturen der coöperatieve vereenigingen op door de regeering meest geschikt te oordeelen wijze zooveel mogelijk worde beperkt, met het oog op den grooten invloed, dientengevolge zooal niet opzetto- lijk dan toch onwillekeurig op ondergeschikte amb tenaren i» verschillende takken van dienst uit te oefenen 3. dat het den coöperatieven vereenigingen in het vervolg niet meer zoo vrij sta, hare voorwerpen en waren aan derden te verkoopen, wijl toch gebleken is, dat zij te dien opzichte handelen geheel en al in strijd met don geest der wet. Uit Petersburg wordt aaii ff. v. h. R. bericht, dat in twoe {zittingen de eerste afdeeling van het daar thans vergaderde penitentiair congres, den 19 en 20 Juni gehouden onder praesidiura van onzen landgenoot prof. Pols* een levendig debat is gevoerd over de voorwaardelijke veroordeoling in verband met de gebreken der korte vrijheidstraffen. Bij de stem ming in de zitting van 20 Juai, die op dat oogen blik ongelukkig onvoltallig wjts' tengevolge van ge lijktijdige stemming in de tweede afdeeling, besliste de vergadering mot 34 tegoii.16 stemmen, dat de korto vrijheidstraffen vatbaar™zijn voor verbetering door opheffing der gebreken, die daaraan thans klevenmet 31 tegen 22 stemmen, dat de voor waardelijke veroordeeling moet wordeu ingevoerd, maar tevens met 28 tegen 22 stemmen, dat zij moet zijn uitgesloten bij délits, en met 29 tegen 20 stem men, dat zij moet worden toegelaten bij contraven tions. Tot de {bestrijders der nieuwe instelling be hoorden de hoogleeraren von Kirchenheim, Brusa en Pols, tot de verdedigers de Belgische hoogleeraar Prins, wiens gevóélen trouwens uit de vroeger door hem in do internationale strafrechterlijke unie uitge brachte adviezen bekend was. In de algemeene ver gadering van het congres van 23 Juni werd op voorstel van prof. Pols besloten, de vraag dor voor waardelijke veroordeeling aan te houden tot een volgend congres. De Duitsche bladen bevatten thans het bericht, dat de Pruisische minister van justitie in den aan vang van dit jaar over de thans zoo druk besproken voorwaardelijke veroordeeling in eene reeks van vragen het gevoelen heeft ingewonnen van de pre- sidonten van en de procureurs-generaal bij de «Oberlandesgerichte," en dat van de dertien onlangs ingekomen adviezen twaalf beslist zijn tegen de nieuwe instelling, wat in slechts één advies, niet zonder voorbehoud, wordt verdedigd. W. v. h. R. In verband met de uit de Duitsch-Engelsche over eenkomst betreffende Oost-Afrika voortvloeiende onderhandelingen tusschen Frankrijk en Engeland over het tractaat van Zanzibar van 1862 is ook plotseling db New-Foundlandsche visscherij-quaestie vereerde beeld van de krijgsvrouw, die in de sombere in een nieuw licht geplaatst. In ^Frankrijk gelooft men, dat, nu de Aftëfeaansche naijver tusschen Engeland en Duitschland zoo niet definitief, dan toch voorloopig bezworen is, aan "ue eisehen der New Foundlanders in Engeland meer aandacht zal geschonken worden. In het kort komt deze quaestie, volgens de uiteenzetting der zaak, door den Tempt gegeven, hierop neer. Bij do tractaten van Utrecht en Parijs, 1713 en 1783, worden de visscherij-rechten van Frankryk aan de "west en noordwest kust van New Founland, bekend onder den naam Frensch shore, gehandhaafd. Gedurende langen tijd riöp de uitoefening dezer rechten niet dan tijdelijke, op zichzelfstaande mooilijkheden in het leven, welke spoedig dank zij de onpartijdig heid der 'Beide betrokken regeeringen óf dank zij hot wijs overleg en de bezadigheid der in die stre ken toezicht houdende bevelhebbers en officieren uit den weg werden geruimd. Sedert korten tijd kwam in deze goode verhouding verandering. De bewoners van Now Foundland brach ten veïaclieidene grieven te berde. In do eerste plaats betroffen deze grieven de kreef- tenvisscherij, die zich in deze streken zeer heeft uit gebreid. De New Foundlanders beweren, dat de kreeft geen visch is, terwijl de tractaten Frakrijk alleen tot de vangst van visch machtigen en dat men zelfs onder deze visch alleen te verstaan heeft kabel jauw, op groiyl' van de -plaatselijke phraseologie, welke onder den naam Jish alleen begrijpt cod-Jish (kabeljauw Bovendien houden de New-Foundlanders staande dat de Fransche visschers krachtens de conventies alleen gemachtigd zijn hun vangst een vluchtige be werking te doon ondergaan en te dien einde lichte barakken op de kust te plaatsen, maar dat het in strijd met den zin en de letter der tractaten is, dat zij groote pormamenten gebouwen oprichten, waar de kreeften bereid worden. Behalve over deze rechten, welke de bewoners van New<*-Foundland aan Frankrijk betwisten op grond vaïfhet beginsel iu de tractaten neorgelegd, loopt het geschil over nog andere grieven. Do New-Found landsche visschers beklagen zich over do schade, hun berokkend door de privileges, Frankrijk bij bovenge noemde tractaten ten opzichte van de vangst der cod-Jisch toegekend. Het ergert hun in de eerste plaats dat zij niet op de Frensch shore zich naar willekeur kunnen vestigen. In de tweede plaats richt zich hun misnoegen tegen de concurrentie, hun in hun eigen wateren aangedaan, waarbij zij aannemen dat 4e Fransche vischers van hun regeering preraiën ontvangen, welke hun den wedstrijd onmogelijk maken. Zij eisehen dientongovolge opheffing van dit stelsel. Ziedaar in hoofdzaak de redenen van hot misnoe gen der New-Foundlanders. Voortdurend nog neemt de opgewondenheid en ontevredenheid onder hen toe on men weet niet, waartoe dezo kan voeren. Voor Engeland kan zij des te ernstiger gevolgen hebben, wijl hand aan hand met de ontevredenheid jegens het moederland over de visscherij-tractaten de beweging in de kolonie aangroeit ten gunste van een aansluiting bij de Ver- .eenigde Staten. Zooals men weet, heeft Engeland een modus vivendi gesloten met Frankrijk tot handhaving van het status quo, doch in Verband met het protest dat dit modus vivendi op Now-Foundland heeft uit gelokt, is het de vraag of het dit kan nakomen zon der do kolonie prijs te geven. Het is daarom, dat de Engelschen zich verklaren voor een oplossing van het geschil door do rechten van Frankrijk af te koopen. Uit den toon der Fransche bladen intus schen blijkt dat Frankrijk, ten hoogste ontstemd over de Engelsch-Duitsche overeenkomst, welko de nienwe toenadering van Engeland tot de triple alli antie bewijst, niet van zins is zijn rechten, bij het tractaai van Utrecht gewaarborgd, aan John Buil voor een appel en een ei te verkoopen. Frankrijk doet dan nog maar gelijk het «perfide Allion" zelf altijd handelto Dezer dagen werd den uit Afrika teruggekeerden Duitschen rijkscommissaris, majoor Von Wismann, te Berlijn door eenige vereerders een feestje aange boden. Ongeveer 230 gasten, waaronder ook leden van den Rijksdag, officieren en ambtenaren, waren bijeen en tot de aanwezigen behoorde ook de heer Windthorst, de bejaarde leider van hot centrum. Ofschoon de heer Windthorst nu juist niet tot de voorstanders der koloniale politiek behoort, verzekerde hy toch in een feestdronk op Wismann's moeder, dat hij het aloude Hannoveriaansche motto Numquani retrorsum (nooit terug) ook op de koloniale staatkunde toepaste, en ook voortaan zijn toestemming zou geven voor do nieuwe kredieten welko de regeering voor de koloniën noodig mocht hebben. De regeering stelt zich echter niet tevreden met niet terug te gaan, maar wil steeds vooruit, ^u weer staat een uitbreiding van de onlangs opgerichte afdeeling voor koloniale zaken op het program. Do tegenwoordige chef dezer afdoeling, dr. Krauel, wordt gezant en in zijn plaats treedt op dr. Kayser, v O- i> '4

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2