Buitenlandse!» Overzicht.
póstdagbladverzending, welke een het oougree, dat
in het volgend jaar te Weeoen zal gehouden worden,
ter invoering zal worden aanbevolen. Men wil
daarmede de verzending der dagbladen geheel in
handen brengen van de Algemeene Poatvereeniging,
zooals reeds met de postwissels, postpakketten enz.
is geschied.
De dagbladen worden aldus is het voornemen
aan de postkantoren besteld, die deze aan het
postkantoor van uitgifte opgeven, dat op zijne beurt
de bestelling aan den uitgever doet toekomen: De
uitgever heeft dan alleen te maken met het post
kantoor van de stad zijner inwoning en de bladen
worden besteld zonder kruisband.
En in Nederland doet men al het mogelijke om
de dagbladenverzending met de post te vervreemden
zegt het „Leidsch Dbl."
De Engelsche natuurkundige Emerson zegt van de
.kamervliegen
Zoodra een vlieg zich neerzet, ziet gij haar zich
bewegen, alsof zjj, evenals een kat of een vogel, haar
toilet maakt. Zij begint met hare achterpootje^, die
zjj tegen elkaar wrijftdan veegt zjj hare vleugeltjes
af, om vervolgens hare voorpooteu te schuren en
met haar snuitje zooveel mogelijk haar geheele li
chaam af te vegen.' Wat zjj doet? Neem een
microscoop, en als ge juffrouw aandachtig bekjjkt,
zult ge zien dat haar licfiaam bedekt is met onein
dig kleine parasieten, die zij verzamelt tot een bal
letje rolt en dan oppeuzelt. Neem een stuk wit
papier, laat een vlieg er hare manoeuvres op uit
voeren, kijk door het microscoop, en gjj zult het
papier bedekt vinden niet met vliegeneieren, zooals
men meent, maar met de bedoelde parasieten. Het
zjjn onzichtbare wezentjes, die in de lucht zweren
en zich aan het lichaam der vliegen vasthechten.
Is de vlieg er mee bedekt, dan zet zij zich neer om
er zich van te bevrjjden. In vunzige kamers doet
zjj een rijken maaltjjdin frissche vertrekken zoekt
zjj te vergeefs naar buit. En zoo verrullen de vlie
gen hare bestemming, tot een spmnekop haar pakt
en opsmult, die op hare beurt door een vogel wordt
verorberd, welke laatste ons weer als voedsel dient!
In de te Deventer gehouden alg, vergadering der
„Maatschappij t. b. der Pharmacie" kwam o. a. het
verslag aan de orde, uitgebracht door de in 1889
benoemde commissie, over de beste wijze om den
invoer van geheimmiddelen te belemmeren en den
handel daarin te bestrjjden.
De commissie achtte het onnoodig, dat de maat
schappij zich over deze zaak opnieuw tot de Begee
ring zou wenden, omdat zij baar gevoelen deswege
reeds heeft kenbaar gemaakt en uit niets is gebleken,
dat op deze wenschen geen acht wordt geslagen.
Eerst dan, wanneer bij het in behandeling stellen
van de geneeskundige wetten door de tegenwoordige
Begeering mocht blijken, dat aan het billijk verzoek
der maatschappij geen gehoor wordt verleend, zou
het hoofdbestuur, door een besluit van de eerst
komende algemeene vergadering daartoe gemachtigd,
de noodige maatregelen kunnen nemen, om nogmaals
aan het verzoek der maatschappij klem bij te zetten.
Overeenkomstig dit advies werd besloten.
Op voorstel vao het hoofdbestuur werd besloten,
den minister van Justitie te verzoeken, meer dan
tegenwoordig geschiedt, te doen letten op de be
voegdheid der apothekers om bij gerochtelij 1c-schei
kundige onderzoekingen als deskundigen op te treden.
Het dep. Amsterdam stelde voor, het hoofdbe
stuur uit te noodigen om te trachten te bewerken,
dat door onze apothekers en soheikundigen en die
van naburige Rjjken conventioneels maatregelen
worden genomen, ten einde het onderzoek van
voedings- en genotmiddelen op de meest mogeljjk
uniformo wijze te doen plaats hebben. Daartoo
werd besloten.
Eveneens aangenomen werd een voorstel van het
dep. Utrechtdat de maatschappjj zich wende tot do
Begeering met het verzoek, het practisch apothekers
examen in twee deelen te splitsen, waarvan het ie
gedeelte het tegenwoordige examen, uitgezonderd
practischo receptuur en het bereiden van z.g. Galeni-
sche praeparaten, het 2e gedeelte de praotische
receptuur en het genoemde bereiden zou omvatten,
en dat, om tot het 2e gedeelte te wordeu toegelaten,
een bewjjs worde gevorderd, dat de candidaat twee
jaren of langer in eene apotheek is werkzaam ge
weest, waarvan ten minste dén jaar na het met goed
gevolg afgelegd le gedeelte van het examen.
Tot leden vau het hoofdbestuur werden benoemd
of herbenoemd de hoeren: dr. P. Ankersmidt, te
Amsterdamprof. dr. H. Wefers Bettink, te Utrecht
W. Gantvoort, te Botterdam; H. Van Gelder, te
Leeuwarden; Jac. Polak, te Amsterdam, en L. J.
R. Schoepp, te Maastricht, en tot algemeen secre
taris de heer M. L. Q. Van Ledden Hulseboa, te
Amsterdam.
Omtrent den grooten biertempel, de 'Splendide
Taverne van Krasnapolsky, die te Parijs aan den boek
van de Bue Montmartre en den Boulevard Poizson-
nière is gebouwd en de volgende week geopend
wordt, meldt de oorr. van de N. R. Cl. o. a. het
volgende
De inrichting is met groote weelde en met zeer
veel smaak en ovorleg gemaakt, en ieder Parjjzenaar
zal zich verbazen, dat hij jaar iD jaar uit in benauwde
kleine zaaltjes heeft kunnen domino spelen, en waarom
niet vroeger een kapitalist op het denkbeeld is geko
men een zaai te maken, luchtig en vroolijk en hoog,
en waar men te midden van leveode bloemen en bjj
de tonen van een orkest een glas goed bier drinken en
oen goed diner kijjgen kan.
De onderpui van het gebouw, in zestiende-eeuwsche
Renaissance in roode en witte steenen, beeft in bet
midden een poort, die aan weerszjjden met groote
paneelen van geklourde tegels is versierd. Rechts en
links van die poort zjjn kamers, in verschillenden
stijl zeer rjjk versierd, waar men groote feestmaal-
tjjden kan geven. Rechts doorgaande komt men in
de groote zaal, overdekt met een kap van jjzer en
veelkleurig glas, die in het rond omgeven is door
een gaanderjj, voorzien van een orkest, waar alle
dagen muziek zal zjjn. De begane grond der zaal is
versierd op landelijke wjjze, met zuilen omgeven van
eikeschors, met een grot, waarin veelkleurig verlicht
water zal omhoog klateren, en mot bedden van
levende bloemen. Hier zal men bij voorkeur de
dorstenden laven met het Kon. Nederlandech bier. De
zeer breedo gaanderij zal daarentegen dienst doen
als restaurant, hetzij men daar plaats neemt langs
de balustrade, zoodat men den vroolijkeo aanblik
heeft van het schip der groote zaal, hetzij men meer
ter zijde zich vereenigt om de gedekte tafels van
de half afgeschoten bureaux, zooals het rijmpje zegt:
pour manger des écreviases en cabinet particulier.
Aan do rechterzjjde der hoofdzaal is 'er een flink
nevenlokaal, ook met een gekleurd gleizen plafond,
dat als biljartkamer zal dienen. Daarnevens is de
uitgang in de Rue Montmartre. In dit alles is met
rte studie partjj getrokken van de ruimte, en
Lmsternamsche architeet, de heer Scbilldie het
ontwerp maakte van dezo geheole inrichting, heeft
de eer der Neilerlandsche bouwkunst daardoor evon
flink opgehouden, als de Koninkljjke Bierbrouwerij
dit voor de Nederlandsche njjverheid doen zal.
Voor een stampvolle zaal trad Zondag de heer
E. Domein Nieuwenhuis, in het gebouw „Constantie»
te Amsterdam als spreker op, ter behandeling van
de Tindal-quaestie.
Dat het militaire vraagstuk waarbij het volk,
de arbeiders, zoo nauw betrokken is onder het
volk is geworpen, hebben wjj te danken aan den
heer Tindal. Daar moet het volk dien heer dank
baar voor zjjn, omdat het militarisme oischt het
leven en het geld van de arbeiders. Spr. en zijn
geestverwanten, hoewel geen „mannen van patriotisme',
stellen belang in het vraagstuk, omdat het volk,
gedwongen zjjn geld daurvoor ten offer te brengen,
recht heeft te weten hoe er met dat geld wordt om
gesprongen. Hjj zelf achtte zioh, als vertegenwoor
diger van het proletariaat, verplicht zich in de Ka
mer in deze zaak te mengen. Vandaar zjjn inter
pellatie toen hjj zag, dat die van den heer Rooseboom
maar een schijn-iuterpellatie was geweest, een af
spraakje tusschen dien heer en den Ministerdc
Minister had immers ter beantwoording van de vra
gen des heeren R. een geschreven redevoering voor
zich liggen. Spr. was echter het houden van een
interpellatie niet toegestaan, wat sinds 1849 niet ge
schied was. En waarom mocht hjj zijn vragen niet
doen Ja, dat wist niemand, want zeide in de Ka
mer de eene specialiteit, dat hiermede zaken zouden
openbaar worden die geheim dienden te blijven, een
andere spreker zeide daar ljjnrecbt tegen in, dat de
geheele zaak bekend was en gedrukt stond in de
boefjes.
Die vrees om de dingen openbaar te zien gemaakt
bewjjst echter, dat de Regeering do zaak niet aan
durft, en dit is de grootste triumf voor den heer
Tindal, want het is een pleidooi voor de waarheid
van zijn beweringen.
Als men zegt dat Tindal een „Hollandsche Bou-
langer' is, wien het slechts te doen is om zelf Mi
nister te worden, dan antwoordt spr., dat hjj nooit
vraagt wie iets zegt maar alleen wat er gezegd
wordt. Dergeljjke insinuaties tegen een persoon
worden trouwens altjjd te baat genomen als men de
zaak, door dien persoon voorgestaan, niet aandurft.
En gesteld dat hjj ze had een edele eerzucht als
waarvan dan de heer Tindal bljjk zou geven ver
dient onzen eerbiod. Hjj toch weet dat men hem
en terecht hooge eischen zou stellen en dat hjj
aan den anderen kant alles behalve vriendeljjk zou
worden ontvangen. Dat hjj hiervoor nief terug zou
deinzen bewjjst dat hjj inderdaad wat voor zjjn zaak
overheeft. Met praatjes als „eischen en bepalingen
van het volkenrecht' kon men feiten, als door den
heer Tindal worden opgesomd, niet weerleggen. In
den joorlog geldt hot: eerst den baas worden, dan
zullen we later wel bewijzen dat alles naar de rege
len van het volkenrecht in zjjn werk is gegaan.
Neen, niets kon ongedaan maken 's heeren Tindal's
beschuldiging, dat tot nog toe al het voor het oor-
stevige hand en strengen blik, die met een sleutelbos
aan hare zijde dag in, dag uit de verschillende ver
trekken doorloopt, steeds de dienstboden onderrich
tende of bestraffende. En zjj heet Barbara 1 Wat
een vreeselijke naam 1 Doch ongetwijfeld de meest
passende, die men kon vinden voor de meesteres van
Hoogenstein.
Hoe anders zag gjj er uit, lieve, zachte, beste
Mama, met uwe vriendeljjke oogen, nw teere, schoon
gevormde handen, nw onuitputteljjke goedheid. Zal
ik ooit het hart van die vreemde vrouw kunnen
winnen? Zal zjj mij ooit liefhebben, natuurlijk
niet zooals gij mij lief had, maar slechts een
weinig, omdat ik de vrouw van haar zoon ben?
Eergisteren heb ik aan haar moeten schrijven;
papa verlangde het; ik hond het er voor dat de
brief vrjj koel en vervelend is uitgevallen. Ik had
steeds het gevoel alsof ik haar om vergeving moest
vragen dat ik hare schoondochter zou worden; ik
ben er van overtuigd dat zij haar zoon aanbidt.
Welke eischen zal zij in hare schoondochter stellen
Zal ik in haar smaak vallen? Ik gaf Henri den
brief, toen hij af was, en verzocht hem daaria te
veranderen wat hem goeddacht, hjj vouwde hem
echter onmiddelijk dicht zonder hem ook maar in
te zien.
„Mijne Marie moet eenvoudig dat schrijven, wat
haar hart haar zegt," zeide hij op vriendelijken toon
„ik weet vast, dat zjj den jnisten toon zal getroffen
hebben."
Nu speet het mij toch wel een weinig dat ik niet
wat hartelijker had geschreven, doch het was daar
voor te laat. Henri deed den brief in een couvert
en liet hem onmiddelijk op de post bezorgen.
Welken indruk zal hjj op zjjnen moeder maken?
Nog acht dagen slechts en de huwelijksband is
gesloten de twee maanden van ons engagement
zijn als tware omgevlogen! Er viel heel wat te
doen; mijn uitzet moest gereed worden gemaakt, nog
menig bezoek ontvangeu en afgelegd wordenHenri
was in tusschen op zijn landgoed, om alles voor onze
ontvangst in gereedheid te brengen. Gedurende den
korten tijd van onze verloving waren wjj volstrekt
met meer intiem geworden en onze verhouding was
nog dezelfde van vroeger. Ik had nog steeds een
zekere angst voor mjjn aanstaanden echtgenoot, en
hij, nu eigenlijk behandelde hjj mij veel te dikwijls
als een onverstandig kind, dat men met toegevend
heid en zachtheid moet toespreken, doch wiens ge
voelen weinig of geen gewicht in de schaal legt.
De toekomst boezemt mij een onnoemelijk angstig
g6T°?i Ac!V er »lecl"« «n mensch op de
wereld leefde, me wist wat er in mjj omgingl
Ik heb ernstig met mjjn vader gesproken, en hem
gesmeekt om mijne verloving te verbreken; ik heb
hem gezegd dat ik Henri niet beminde en hem nooit
zou kunnen beminnen, dat ik er de voorkeur aan
gaf nooit te trouwen, ais hjj er nu eenmaal op stond
geen toestemming te geven tot een verbintenis met
Rudolf. Ik verwachtte een hevigen toornigen, uitval
te zullen hooren en was daarom verbaasd te zien
dat papa zoo bedaard bleef. Het duurde geruimen
tijd alvorens hjj sprak en toen o, dat ik ook dat
nog moest ondervinden!
„Ik wil n volstrekt niet dwingen," zeide hij ein-,
deljjk, „wanneer gjj het er bepaald voor houdt dat
dit huwelijk uw ongeluk zal veroorzaken. Henri
staat in mijn oog te hoog, dan dat ik niet van hem
zou mogen vertrouwen dat hjj eene zoo tegen stre
vende bruid zonder aarzelen de vrjjheid zal terug
geven wanneer ik hem uwe gevoelens ten zjjnen op
zichte mededeel. Andere huweljjksuilzichten hebt
gij dsn verder niet, want uw prettig gezicht zal u
voorzeker geen vrjjer bezorgen en als gjj soms gelooft
te kunnen rekenen op het fortuin van uw papa, dan
zult gjj eene groote teleurstelling ondervinden."
En daarop volgde een uiteenzetting van onzen
toestand, die mij zeer verbaasde. Ik had het er tot
nog toe voor gehouden dat wjj rjjk waren en nu
vernam ik, dat ons vermogen was verteerd, ons hui»
en landerjjen met schulden bezwaard en dat er nadat
dit alles verkocht was slechts zóóveel zou overble
ven dat mjjn vader een gerusten ouden dag en mijn
broeder een fatsoenlijke opvoeding zou hebben
meer echter niet!
Wordt vervolgd.)
logsbudget uitgegeven en door het volk
geld is weggesmeten. De mannen, op wie daarvoor
de verantwoording komt, waren öf onbekwaam of
medeplichtig. En omdat zjj het noch het een noch
het ander willen wezen, daarom moet de heer Tindal
worden doodgezwegen.
Zoolang de stand van raken niet verandert, meent
Bpr., moeten wjj jaarljjks protesteeren tegen elke
oorlogsbegrootiug.
Ten slotte stond hij stil bjj de wenschen der de
mocraten ten opzichte van het militaire vraagstuk,
waarbjj hjj gelegenheid vond het Zwitsersohe stelsel
(weerplieht) uiteen te zetten en als het moest demo
cratische aan te prijzen.
Zegt men nu ja, maar wat heeft het volk er voor
belangen bij of het land verdedigbaar is of niet
het heeft geen eigendom en het heeft geen deel aan
de vrjjheid waarvoor het strijd dan stomt spr. toe
dat dit thans nog zoo is. Maar als wjj zorgen riep
hjj uit, dat wjj taede-eigenaren van den bodem on
deelgenoot in do vrjjheid worden, dan willen wij ons
ook wel degelijk verdedigen. Dit moesten de bezit
tende inzien en begrijpen, dat alleen een land te
verdedigen is als allen ar belang bjj hebben het te
behouden.
Aan de Begeering de schuld als wjj socialisten
onverschillig zjjn geworden voor de verdediging des
lands I
Nadat door eon der aanwezigen van eigenlijk
debat was geen sprake was opgemerkt, dat uit
de brochures van den heer Tiodal, uit welke de heer
N. nu en dan bladzjjden had voorgelezen niet
bleek dat hjj ook een open oog had gehad voor de
weerloosheid van het land aan do zjjde van België
(hit 5do district van Zeeland b. v. was er slecht aan
toe, meende de spr.) deelde de heer Nieuwenhuis.
als een „persoonljjk feit* nog hot volgende mede.
Tjjdens zjjn afwezigheid had de minister van Bin-
nenl. Zaken spr. verweten, dat hjj (de heer D. N.)
hem (den Minister) ergens een „oproermaker" en
„onrustsioker" 'genoemd had. Daarentegen had de
Minister geprotesteerd en bjj herhaling gedreigd met
den strafrechter.
De heer Nieuwenhuis wilde, vóór hij hierop ant
woordde, precies weten wat de Minister eigenlijk
gezegd bad en vroeg daarom aau de chef van do
stenographic om eene woordeljjke modedeeling van
het gesprokene door den Minister, ten einde den
Minister te kunnen beantwoorden. Welnu, dit ver
zoek aan den Minister overgebracht is door dezen
niet ingewilligd, zoodat, zeide de heer Nieuwenhuis,
den Minister mjj wel, als ik er niet bjj ben, vau
iets beticht, maar mjj niet in de gelegenheid wil
stellen mjj te verantwoorden. (Omtrent de quaostio
zelf, verklaarde de hoer N., dat hij niet anders
gedaan had dan medegedeeld, dat anderen den Mi
nister van oproermakerjj en onruststokerij beschul
digden.)
De vergadering ging hierna uiteen.
Aan het zestiende jaarverslag van de Maatschappij
tot opvoeding van weezen in het huisgezin is het
volgende ontleend:
Men vindt in de ruim elfhonderd en vjjf en twintig
gemeenten van ons vaderland nog geen driehonderd
gestichten, waarin hulpbehoevende mincleijarigen wor
den verzorgd. Zjj zy'n over 140 steden en dorpen
verspreid. Sommige zjjn van tweeledigeu aard en
„armenhuizen" geheeten.
In de meeste dezer gebouwen echter worden alleen
de kinderen opgenomen die rader- en moederzorg
derven. En is jmt aantal der uitsluitend voor de
verzorging van weezen bestemde inriohtingen niet
geriog te aohten, vooral met andere lauden vergele
ken, ook het uiterljjke zoowel als het inwendige dier
verblijfplaatsen is niet zelden van dien aard, dat wjj
de vrjjheid hebben, den lof te aanvaarden, door den
vreemdeling ons toegezwaaid: „op het gebied der
liefdadigheid neemt gjj mot eere mede eene eerste
plaats in."
Moet men ramen, dat er in de eigenlijke wees
huizen 10 ft 11000 ouderloozen zijn opgenomen, men
kan zonder overdrjjving stellen, dat er bovendien
nog 18 ii 19000 kinderen bestaan, die door hunne
ouders onverzorgd zjjn achtergelaten. Eu hoe is
hunne verzorging? Een ernstig onderzoek heeft aan
het lioht gebracht, dat de toestand van vele ouder
loozen diep betreurenswaard is en dringend voorzie
ning vereischte. Dat onderzoek heeft den stoot ge
geven tot de oprichting der Maatschappjj tot opvoeding
van woezen in het huisgezin.
In het afgeloopen zestiende jaar was het getal
aanvragen om hulp weder grooter dan dat der weezen,
die in hare verzorging konden opgenomen worden.
Bedraagt het totaal cjjfer der eerstgenoemden sedert
hare oprichting 749, dat der laatsten klom van 841
tot 358.
Al hebben wjj niet alles kunnen doen, en al moesten
wjj veler aanvraag afwjjzen, weder een 17tal weezen
hebben wjj in het afgeloopen jaar in onze verzorging
kunnen opnemen, en daardoor is, zooals reeds gezegd
werd, het aantal der vader- en moederloozen, die
sedert hare oprichting voor langer of korter tijd in
de verzorging der maatschappij werden opgenomen
tot 358 geklommen; waarvan de opvoeding
van 101 door voogden,
97 a den staat,
21 a regenten van weeshuizen,
ii 51 a burgerljjke armbesturen,
30 kerkelijke armbesturen,
ii 58 a bijzondere commissiën en vereenigin-
gen door tusschenkomst der Maatschappij werd ver
langd.
Werd bjj haar optreden door niet weinigen het
vermoeden geuit, dat onze Maatschappij luttel sym
pathie zou vinden, wanneer zjj niet voor eene bijzon
dere kerkelijke richting arbeidde, de ervaringen die
zjj heeft opgedaan wekken den lust niet, om het
onzjjdig standpunt, dat zij heeft ingenomen, prijs te
geven, ten oinde alleen in de behoeften van de weezen
van het oen of ander kerkeljjk genootschap te voorzien.
Vandaar, dat zij ook de bijna twee en een halve
ton aan giften, bijdragen enz. voor de opvoeding der
212 hervormde, 80 r.-kath., 21 doopsgezinde, 19
Israëlitische, 14 Luthersche, 12 remonstrantsche wee
zen haar toevertrouwd, aangewend en gezorgd heeft,
dat de pupillen in gezinnen tot hunne kerkeljjke
gemeente behoorer.de werden goplaatst.
Onder hetgeen ons met bljjdschap vervult, mogen
wij ook niet onvermeld laten, dat wij wederom aan
het verlangen van een kinderloos echtpaar hebbon
kunnen voldoen, dat wenschte in hun huis een ouder-
loozo geheel belangloos op te voeden. Zoo viel aan
17 kinderen, 2 jongens en 15 meisjes, dat voorrecht
ten deel.
Van de lijsten der pupillen, die in de leeijaren
ter opleiding tot eene betrekking of ambacht zjjn,
hebben wij weder onderscheidenen kunnen afschrijven,
daar zjj niet slechts door hunnen leeftjjd maar ook
door het onderricht, de leiding die zij genoten hebben,
moesten geoordeeld worden in staat te zijn zichzelven
een weg te banen on zich te kunnen redden. Hun
getal bedroeg 28, waardoor sedert hare oprichting
168 aan de zorgen onzer Maatschappij ontwassen zijn.
Onder de 140, die vroeger reeds zoover kwamen,
zjjn er slechts vier, die het slecht hebben en maken.
Van de overige weezen dragen niet moer dan
slechts een viertal door eigen verdienste in hunne
verzorging iots bij, zoodat iu de behoeften van 176
nog geheel voorzien moet worden.
Sommigen hunner zjjn nog te jong zelfs voor het
voorbereidend onderwijsde meerderheid bezoekt de
scholen, en verscheidene worden reeds tot eenige be
trekking of een umbaoht opgeleid.
Uit liet verslag van den penningmeester blijkt, dat
er uit dat oogpunt gegronde reden tot bezorgdheid
is, omdat ook in het afgeloopen jaar de behoeften,
die te bestrijden zjjn, weer grooter waren dan de som
der giften en der middelen waarover te beschikken was.
Het bestuur bestaat uit de heeren: J. Attema, te
Njjmegeu; jhr. sar. A. van Boelens van Eijsinga, te
Leeuwarden; F. H. Coblijn, te Utrecht; Alexander
Daniels, te Amstorilam, Zwanenburgstraat; jhr. H.
H. A. J. de Geer, te Doorn; J. H. A. A. Kalff, to
Amsterdam, Vondelstraat; M. W. Scheltema Ez., op
„Zandbergen", to Amersfoort; Johan H. Sohmïtz, te
Amsterdam, Plantage.
Aan het mail-overzioht van de Javabode dd. 7
Juni onleenen wjj het volgende:
Terwjjl men eerst dacht het te Edi wol af te kun
nen met de troepen van Kota-radja daarheen gezon
den, heeft toch al spoedig de commandant aldaar,
overste Helderman, gemeend versterking te moeten
vragen, en dientengovolge zjjn het 6e bataljon infan
terie met eonige genie, cavalerie en artillerie naar
Edi vertrokken. Dat bataljon lag te Magelang in
garnizoen en was reeds sedert geruimen tjjd zóó
marchvaardig gemaakt en zóó compleet gehouden,
dat het op het eerste bevel terstond kon gaan. On
verwacht kwam trouwens dit bevel in zooverre niet,
dat reeds sedert een kloia jaar op Edi de toestand
niet zuiver was, en allang gesproken werd van de
noodzakeljjkheid om daarheen eene expeditie te zen
den. Thans, nu de radja, onze met de orde van den
Nederlandschen Leeuw versierde vazal, binnen onze
benting is gevlucht en zijne onderdanen zich bjj de
in grooten getale het land binnenstroomende vijan-
deljjko Podireezen hebben gevoegd, was zulk eene
expeditie niet langer te ontwjjken. Of men met een
loos overleg van de Atjehers te doen heeft, die den
krjjg willen verplaatsen en van Groot-Atje'n afleiden
dan enkel mot lieden' die ontevreden zijn over de
handelwijze van den radja van Edi, gelijk mén tot
nog toe volheid, zal nader bljjken, doch waarschijn
lijk is het niet dat de oxpeditie met een onkelen
slag haar doel zal kunnen bereiken, en veeleer laat
het zich aanzien dat eerst op den duur de Atjehers
tot aftrekken zullen worden gedwongen, zoodat de
gezonden troepen'langeren tjjd op Edi zullen moeten
bljjven. Uit de wijze waarop men het 6de bataljon
uit Malang uitgeleide heelt gedaan en op de door
reis naar en te Semarang met toespraken en zelfs
met een lauwerkrans heeft ontvangen, spreekt de
opvatting van de vertrekkenden en van de achter-
bljjvenden, dat men met eene stellige expeditie tegen
den vijand te doen heeft en niet'enkel met eeno
versterking van onze troepenmacht in Atjeh.
Ook op Flores gaan de zaken niet naar wensch.
De Rokaneezen, die de vorige expeditie van den heer
Van Schelle hebben aangevallen en beroofd, hebben
op het bericht van de landing onzer soldaten het
hoofd wel in de i schoot gelegd, maar op eene wijze
die door den president van Timor niet als eene on
derwerping is aangenomen en ook niet de minste
waarborgen aanbood voor een verder ongestoord
ondorzoek naar den tinrjjkdom van het eiland. Zjj
hebben namelijk geweigerd de geroofde voorwerpen
en de roovers uit te leveren, omdat dit met hunne
zeden in strijd was, maar als schadevergoeding en
boete een karbouw aangeboden. Zelfs al wilde men
zich hiermee tevreden stellen, dan nog zou de expe
ditie niet als geëndigd kunnen worden beschouwd,
daar het hoofddoel, het tinondorzoek, dan nog even
weinig bereikt zou zijn als vroeger. Men moet dus
verder, en daarbjj worden zoovele terreinhindernissen
ontmoet, dat de commandant, kapitein van Baarda,
die 150 man onder zich heeft, behalve nog honderd
dwangarbeiders, de geheele te Makasser gelegerde
reserve van 50 man op eens heeft aangevraagd. Deze
versterking werd wegens de drukke patrouillediensten
noodig geacht, niet wegens de overmacht des vijands
die na een •aanval op eene patrouille dadelijk vluchtte
toen hjj de uitwerking der geweren had ondervonden.
Te Londen heerscht nog steeds gisting onder de
politie-agenten, dooh tot dusver is de dreigende
werkstaking afgewend. Het nieuwe hoofd der
politie heeft vijftig der politie-agenten, die in den
nacht vau Zaterdag op Zondag jl. weigerden dienst
te doen, zonder vorm van proces ontslagen.
De Nordd. Ally. Ztg. meldt, nadat de Schles. Zty.
zi,ch reeds in denzelfden zin uitgelaten heeft, dat
Bismarck aan twee leden van den rijksdag, belioo-
lende tot verschillende groepen, die na elkander ts
Friedrichsruh geweest zjjn, verklaard heeft dat hij
er op het oogenblik niet aan denkt eene candidatuur
voor den rijksdag aan te nemen.
Uit Brussel komen de meest tegenstrijdige be
richten over de plannen der Belgische regeering ten
opzichte van den noodlijdenden Gongostaat.
Dat de Belgische regeering eenvoudig het tekort
van den Congo-staat zal overnemen, wordt niet
waarschijnlijk geacht. Van liberale zijde werd ter
stond tegen een dergelijke regeling geprotesteerd,
maar daarentegen beveelt een der liberale bladen
aan den Gongostaat 25,000,000 fr. voor te schieten.
Van deze som zou terstond 5,000,000 ter beschikking
worden gesteld on do rest in termijnen van 2,000,000
fr. gedurendo tien jaren. De Belgische regeering
zou dan als het ware de bankier van den Congo-
staat worden. Als onderpand voor de leening dient
het grondgebied van den Congo-staat, zoodat indien
het geleende geld niet kan worden teruggegeven,
de Congo-staat het eigendom van België wordt.
Het denkbeeld om allengs den toestand voor te
bereiden, dat de Congo-staat als een kolonie door
België wordt overgenomen, vindt over het algemei n
wel bijval, maar de „Courrier de Bruxelles" ver
zekert, dat het ministerie in het aangekondigde
ontwerp nog niet over de overneming zal spreken.
De tusschenkomst, welke de regoering ten behoeve
van den Congo-staat voorstelt, is uitsluitend van
financieelen aard.
Dit wordt bevestigd door het Journal de Bruxelle».
Het officieuze blad verzekert plechtig, dat het den
inhoud niet kent van het ontwerp, hetwelk de
regeering morgen in de Kamer zal indienen, maar
toch acht het Journal een dergelijke financieele
betrekking tusschen beide staten bij wijze van voor
bereiding der eventueele vereeniging, de eenige
logische oplossing der moeilijkheid.
Bovendien hoopt men te Brussel nog altijd op de
invoerrechten. Cok tegen de beperking van den
invoer van sterke dranken zoo redeneert men
daar heeft de Nederlandsche gemachtigde zioh
eerst krachtig verzet, maar ten slotte heeft ook
Nederland zich in dit opzicht naar de wenschen der
andere mogendheden gevoegd. Er bestaat dus nog
kans, dat de Nederlandsche regeering het protocol
nog zal teekenen on indien dit niet geschiedt, kan
nog hetzelfde gebeuren als met de Congo-akte, die
werd uitgevoerd, hoewel de regeering der Vereenigde
Staten bleef weigeren te teekenen.
Een beslissing zal hierover natuurljjk vooreerst
niet genomen worden, daar der Nederlandsche regee
ring in elk geval een bedenktjjd van z;s maanden
is verleend.
Het nieuwe en oonservatieve Spaansche Ministerie
is zoo snel tot stand gekomen, dat m.n nieuwsgierig
wordt wat or a-liter de schermen is voorgevallen.