Buitenlandse!» Overzicht. póstdagbladverzending, welke een het oougree, dat in het volgend jaar te Weeoen zal gehouden worden, ter invoering zal worden aanbevolen. Men wil daarmede de verzending der dagbladen geheel in handen brengen van de Algemeene Poatvereeniging, zooals reeds met de postwissels, postpakketten enz. is geschied. De dagbladen worden aldus is het voornemen aan de postkantoren besteld, die deze aan het postkantoor van uitgifte opgeven, dat op zijne beurt de bestelling aan den uitgever doet toekomen: De uitgever heeft dan alleen te maken met het post kantoor van de stad zijner inwoning en de bladen worden besteld zonder kruisband. En in Nederland doet men al het mogelijke om de dagbladenverzending met de post te vervreemden zegt het „Leidsch Dbl." De Engelsche natuurkundige Emerson zegt van de .kamervliegen Zoodra een vlieg zich neerzet, ziet gij haar zich bewegen, alsof zjj, evenals een kat of een vogel, haar toilet maakt. Zij begint met hare achterpootje^, die zjj tegen elkaar wrijftdan veegt zjj hare vleugeltjes af, om vervolgens hare voorpooteu te schuren en met haar snuitje zooveel mogelijk haar geheele li chaam af te vegen.' Wat zjj doet? Neem een microscoop, en als ge juffrouw aandachtig bekjjkt, zult ge zien dat haar licfiaam bedekt is met onein dig kleine parasieten, die zij verzamelt tot een bal letje rolt en dan oppeuzelt. Neem een stuk wit papier, laat een vlieg er hare manoeuvres op uit voeren, kijk door het microscoop, en gjj zult het papier bedekt vinden niet met vliegeneieren, zooals men meent, maar met de bedoelde parasieten. Het zjjn onzichtbare wezentjes, die in de lucht zweren en zich aan het lichaam der vliegen vasthechten. Is de vlieg er mee bedekt, dan zet zij zich neer om er zich van te bevrjjden. In vunzige kamers doet zjj een rijken maaltjjdin frissche vertrekken zoekt zjj te vergeefs naar buit. En zoo verrullen de vlie gen hare bestemming, tot een spmnekop haar pakt en opsmult, die op hare beurt door een vogel wordt verorberd, welke laatste ons weer als voedsel dient! In de te Deventer gehouden alg, vergadering der „Maatschappij t. b. der Pharmacie" kwam o. a. het verslag aan de orde, uitgebracht door de in 1889 benoemde commissie, over de beste wijze om den invoer van geheimmiddelen te belemmeren en den handel daarin te bestrjjden. De commissie achtte het onnoodig, dat de maat schappij zich over deze zaak opnieuw tot de Begee ring zou wenden, omdat zij baar gevoelen deswege reeds heeft kenbaar gemaakt en uit niets is gebleken, dat op deze wenschen geen acht wordt geslagen. Eerst dan, wanneer bij het in behandeling stellen van de geneeskundige wetten door de tegenwoordige Begeering mocht blijken, dat aan het billijk verzoek der maatschappij geen gehoor wordt verleend, zou het hoofdbestuur, door een besluit van de eerst komende algemeene vergadering daartoe gemachtigd, de noodige maatregelen kunnen nemen, om nogmaals aan het verzoek der maatschappij klem bij te zetten. Overeenkomstig dit advies werd besloten. Op voorstel vao het hoofdbestuur werd besloten, den minister van Justitie te verzoeken, meer dan tegenwoordig geschiedt, te doen letten op de be voegdheid der apothekers om bij gerochtelij 1c-schei kundige onderzoekingen als deskundigen op te treden. Het dep. Amsterdam stelde voor, het hoofdbe stuur uit te noodigen om te trachten te bewerken, dat door onze apothekers en soheikundigen en die van naburige Rjjken conventioneels maatregelen worden genomen, ten einde het onderzoek van voedings- en genotmiddelen op de meest mogeljjk uniformo wijze te doen plaats hebben. Daartoo werd besloten. Eveneens aangenomen werd een voorstel van het dep. Utrechtdat de maatschappjj zich wende tot do Begeering met het verzoek, het practisch apothekers examen in twee deelen te splitsen, waarvan het ie gedeelte het tegenwoordige examen, uitgezonderd practischo receptuur en het bereiden van z.g. Galeni- sche praeparaten, het 2e gedeelte de praotische receptuur en het genoemde bereiden zou omvatten, en dat, om tot het 2e gedeelte te wordeu toegelaten, een bewjjs worde gevorderd, dat de candidaat twee jaren of langer in eene apotheek is werkzaam ge weest, waarvan ten minste dén jaar na het met goed gevolg afgelegd le gedeelte van het examen. Tot leden vau het hoofdbestuur werden benoemd of herbenoemd de hoeren: dr. P. Ankersmidt, te Amsterdamprof. dr. H. Wefers Bettink, te Utrecht W. Gantvoort, te Botterdam; H. Van Gelder, te Leeuwarden; Jac. Polak, te Amsterdam, en L. J. R. Schoepp, te Maastricht, en tot algemeen secre taris de heer M. L. Q. Van Ledden Hulseboa, te Amsterdam. Omtrent den grooten biertempel, de 'Splendide Taverne van Krasnapolsky, die te Parijs aan den boek van de Bue Montmartre en den Boulevard Poizson- nière is gebouwd en de volgende week geopend wordt, meldt de oorr. van de N. R. Cl. o. a. het volgende De inrichting is met groote weelde en met zeer veel smaak en ovorleg gemaakt, en ieder Parjjzenaar zal zich verbazen, dat hij jaar iD jaar uit in benauwde kleine zaaltjes heeft kunnen domino spelen, en waarom niet vroeger een kapitalist op het denkbeeld is geko men een zaai te maken, luchtig en vroolijk en hoog, en waar men te midden van leveode bloemen en bjj de tonen van een orkest een glas goed bier drinken en oen goed diner kijjgen kan. De onderpui van het gebouw, in zestiende-eeuwsche Renaissance in roode en witte steenen, beeft in bet midden een poort, die aan weerszjjden met groote paneelen van geklourde tegels is versierd. Rechts en links van die poort zjjn kamers, in verschillenden stijl zeer rjjk versierd, waar men groote feestmaal- tjjden kan geven. Rechts doorgaande komt men in de groote zaal, overdekt met een kap van jjzer en veelkleurig glas, die in het rond omgeven is door een gaanderjj, voorzien van een orkest, waar alle dagen muziek zal zjjn. De begane grond der zaal is versierd op landelijke wjjze, met zuilen omgeven van eikeschors, met een grot, waarin veelkleurig verlicht water zal omhoog klateren, en mot bedden van levende bloemen. Hier zal men bij voorkeur de dorstenden laven met het Kon. Nederlandech bier. De zeer breedo gaanderij zal daarentegen dienst doen als restaurant, hetzij men daar plaats neemt langs de balustrade, zoodat men den vroolijkeo aanblik heeft van het schip der groote zaal, hetzij men meer ter zijde zich vereenigt om de gedekte tafels van de half afgeschoten bureaux, zooals het rijmpje zegt: pour manger des écreviases en cabinet particulier. Aan do rechterzjjde der hoofdzaal is 'er een flink nevenlokaal, ook met een gekleurd gleizen plafond, dat als biljartkamer zal dienen. Daarnevens is de uitgang in de Rue Montmartre. In dit alles is met rte studie partjj getrokken van de ruimte, en Lmsternamsche architeet, de heer Scbilldie het ontwerp maakte van dezo geheole inrichting, heeft de eer der Neilerlandsche bouwkunst daardoor evon flink opgehouden, als de Koninkljjke Bierbrouwerij dit voor de Nederlandsche njjverheid doen zal. Voor een stampvolle zaal trad Zondag de heer E. Domein Nieuwenhuis, in het gebouw „Constantie» te Amsterdam als spreker op, ter behandeling van de Tindal-quaestie. Dat het militaire vraagstuk waarbij het volk, de arbeiders, zoo nauw betrokken is onder het volk is geworpen, hebben wjj te danken aan den heer Tindal. Daar moet het volk dien heer dank baar voor zjjn, omdat het militarisme oischt het leven en het geld van de arbeiders. Spr. en zijn geestverwanten, hoewel geen „mannen van patriotisme', stellen belang in het vraagstuk, omdat het volk, gedwongen zjjn geld daurvoor ten offer te brengen, recht heeft te weten hoe er met dat geld wordt om gesprongen. Hjj zelf achtte zioh, als vertegenwoor diger van het proletariaat, verplicht zich in de Ka mer in deze zaak te mengen. Vandaar zjjn inter pellatie toen hjj zag, dat die van den heer Rooseboom maar een schijn-iuterpellatie was geweest, een af spraakje tusschen dien heer en den Ministerdc Minister had immers ter beantwoording van de vra gen des heeren R. een geschreven redevoering voor zich liggen. Spr. was echter het houden van een interpellatie niet toegestaan, wat sinds 1849 niet ge schied was. En waarom mocht hjj zijn vragen niet doen Ja, dat wist niemand, want zeide in de Ka mer de eene specialiteit, dat hiermede zaken zouden openbaar worden die geheim dienden te blijven, een andere spreker zeide daar ljjnrecbt tegen in, dat de geheele zaak bekend was en gedrukt stond in de boefjes. Die vrees om de dingen openbaar te zien gemaakt bewjjst echter, dat de Regeering do zaak niet aan durft, en dit is de grootste triumf voor den heer Tindal, want het is een pleidooi voor de waarheid van zijn beweringen. Als men zegt dat Tindal een „Hollandsche Bou- langer' is, wien het slechts te doen is om zelf Mi nister te worden, dan antwoordt spr., dat hjj nooit vraagt wie iets zegt maar alleen wat er gezegd wordt. Dergeljjke insinuaties tegen een persoon worden trouwens altjjd te baat genomen als men de zaak, door dien persoon voorgestaan, niet aandurft. En gesteld dat hjj ze had een edele eerzucht als waarvan dan de heer Tindal bljjk zou geven ver dient onzen eerbiod. Hjj toch weet dat men hem en terecht hooge eischen zou stellen en dat hjj aan den anderen kant alles behalve vriendeljjk zou worden ontvangen. Dat hjj hiervoor nief terug zou deinzen bewjjst dat hjj inderdaad wat voor zjjn zaak overheeft. Met praatjes als „eischen en bepalingen van het volkenrecht' kon men feiten, als door den heer Tindal worden opgesomd, niet weerleggen. In den joorlog geldt hot: eerst den baas worden, dan zullen we later wel bewijzen dat alles naar de rege len van het volkenrecht in zjjn werk is gegaan. Neen, niets kon ongedaan maken 's heeren Tindal's beschuldiging, dat tot nog toe al het voor het oor- stevige hand en strengen blik, die met een sleutelbos aan hare zijde dag in, dag uit de verschillende ver trekken doorloopt, steeds de dienstboden onderrich tende of bestraffende. En zjj heet Barbara 1 Wat een vreeselijke naam 1 Doch ongetwijfeld de meest passende, die men kon vinden voor de meesteres van Hoogenstein. Hoe anders zag gjj er uit, lieve, zachte, beste Mama, met uwe vriendeljjke oogen, nw teere, schoon gevormde handen, nw onuitputteljjke goedheid. Zal ik ooit het hart van die vreemde vrouw kunnen winnen? Zal zjj mij ooit liefhebben, natuurlijk niet zooals gij mij lief had, maar slechts een weinig, omdat ik de vrouw van haar zoon ben? Eergisteren heb ik aan haar moeten schrijven; papa verlangde het; ik hond het er voor dat de brief vrjj koel en vervelend is uitgevallen. Ik had steeds het gevoel alsof ik haar om vergeving moest vragen dat ik hare schoondochter zou worden; ik ben er van overtuigd dat zij haar zoon aanbidt. Welke eischen zal zij in hare schoondochter stellen Zal ik in haar smaak vallen? Ik gaf Henri den brief, toen hij af was, en verzocht hem daaria te veranderen wat hem goeddacht, hjj vouwde hem echter onmiddelijk dicht zonder hem ook maar in te zien. „Mijne Marie moet eenvoudig dat schrijven, wat haar hart haar zegt," zeide hij op vriendelijken toon „ik weet vast, dat zjj den jnisten toon zal getroffen hebben." Nu speet het mij toch wel een weinig dat ik niet wat hartelijker had geschreven, doch het was daar voor te laat. Henri deed den brief in een couvert en liet hem onmiddelijk op de post bezorgen. Welken indruk zal hjj op zjjnen moeder maken? Nog acht dagen slechts en de huwelijksband is gesloten de twee maanden van ons engagement zijn als tware omgevlogen! Er viel heel wat te doen; mijn uitzet moest gereed worden gemaakt, nog menig bezoek ontvangeu en afgelegd wordenHenri was in tusschen op zijn landgoed, om alles voor onze ontvangst in gereedheid te brengen. Gedurende den korten tijd van onze verloving waren wjj volstrekt met meer intiem geworden en onze verhouding was nog dezelfde van vroeger. Ik had nog steeds een zekere angst voor mjjn aanstaanden echtgenoot, en hij, nu eigenlijk behandelde hjj mij veel te dikwijls als een onverstandig kind, dat men met toegevend heid en zachtheid moet toespreken, doch wiens ge voelen weinig of geen gewicht in de schaal legt. De toekomst boezemt mij een onnoemelijk angstig g6T°?i Ac!V er »lecl"« «n mensch op de wereld leefde, me wist wat er in mjj omgingl Ik heb ernstig met mjjn vader gesproken, en hem gesmeekt om mijne verloving te verbreken; ik heb hem gezegd dat ik Henri niet beminde en hem nooit zou kunnen beminnen, dat ik er de voorkeur aan gaf nooit te trouwen, ais hjj er nu eenmaal op stond geen toestemming te geven tot een verbintenis met Rudolf. Ik verwachtte een hevigen toornigen, uitval te zullen hooren en was daarom verbaasd te zien dat papa zoo bedaard bleef. Het duurde geruimen tijd alvorens hjj sprak en toen o, dat ik ook dat nog moest ondervinden! „Ik wil n volstrekt niet dwingen," zeide hij ein-, deljjk, „wanneer gjj het er bepaald voor houdt dat dit huwelijk uw ongeluk zal veroorzaken. Henri staat in mijn oog te hoog, dan dat ik niet van hem zou mogen vertrouwen dat hjj eene zoo tegen stre vende bruid zonder aarzelen de vrjjheid zal terug geven wanneer ik hem uwe gevoelens ten zjjnen op zichte mededeel. Andere huweljjksuilzichten hebt gij dsn verder niet, want uw prettig gezicht zal u voorzeker geen vrjjer bezorgen en als gjj soms gelooft te kunnen rekenen op het fortuin van uw papa, dan zult gjj eene groote teleurstelling ondervinden." En daarop volgde een uiteenzetting van onzen toestand, die mij zeer verbaasde. Ik had het er tot nog toe voor gehouden dat wjj rjjk waren en nu vernam ik, dat ons vermogen was verteerd, ons hui» en landerjjen met schulden bezwaard en dat er nadat dit alles verkocht was slechts zóóveel zou overble ven dat mjjn vader een gerusten ouden dag en mijn broeder een fatsoenlijke opvoeding zou hebben meer echter niet! Wordt vervolgd.) logsbudget uitgegeven en door het volk geld is weggesmeten. De mannen, op wie daarvoor de verantwoording komt, waren öf onbekwaam of medeplichtig. En omdat zjj het noch het een noch het ander willen wezen, daarom moet de heer Tindal worden doodgezwegen. Zoolang de stand van raken niet verandert, meent Bpr., moeten wjj jaarljjks protesteeren tegen elke oorlogsbegrootiug. Ten slotte stond hij stil bjj de wenschen der de mocraten ten opzichte van het militaire vraagstuk, waarbjj hjj gelegenheid vond het Zwitsersohe stelsel (weerplieht) uiteen te zetten en als het moest demo cratische aan te prijzen. Zegt men nu ja, maar wat heeft het volk er voor belangen bij of het land verdedigbaar is of niet het heeft geen eigendom en het heeft geen deel aan de vrjjheid waarvoor het strijd dan stomt spr. toe dat dit thans nog zoo is. Maar als wjj zorgen riep hjj uit, dat wjj taede-eigenaren van den bodem on deelgenoot in do vrjjheid worden, dan willen wij ons ook wel degelijk verdedigen. Dit moesten de bezit tende inzien en begrijpen, dat alleen een land te verdedigen is als allen ar belang bjj hebben het te behouden. Aan de Begeering de schuld als wjj socialisten onverschillig zjjn geworden voor de verdediging des lands I Nadat door eon der aanwezigen van eigenlijk debat was geen sprake was opgemerkt, dat uit de brochures van den heer Tiodal, uit welke de heer N. nu en dan bladzjjden had voorgelezen niet bleek dat hjj ook een open oog had gehad voor de weerloosheid van het land aan do zjjde van België (hit 5do district van Zeeland b. v. was er slecht aan toe, meende de spr.) deelde de heer Nieuwenhuis. als een „persoonljjk feit* nog hot volgende mede. Tjjdens zjjn afwezigheid had de minister van Bin- nenl. Zaken spr. verweten, dat hjj (de heer D. N.) hem (den Minister) ergens een „oproermaker" en „onrustsioker" 'genoemd had. Daarentegen had de Minister geprotesteerd en bjj herhaling gedreigd met den strafrechter. De heer Nieuwenhuis wilde, vóór hij hierop ant woordde, precies weten wat de Minister eigenlijk gezegd bad en vroeg daarom aau de chef van do stenographic om eene woordeljjke modedeeling van het gesprokene door den Minister, ten einde den Minister te kunnen beantwoorden. Welnu, dit ver zoek aan den Minister overgebracht is door dezen niet ingewilligd, zoodat, zeide de heer Nieuwenhuis, den Minister mjj wel, als ik er niet bjj ben, vau iets beticht, maar mjj niet in de gelegenheid wil stellen mjj te verantwoorden. (Omtrent de quaostio zelf, verklaarde de hoer N., dat hij niet anders gedaan had dan medegedeeld, dat anderen den Mi nister van oproermakerjj en onruststokerij beschul digden.) De vergadering ging hierna uiteen. Aan het zestiende jaarverslag van de Maatschappij tot opvoeding van weezen in het huisgezin is het volgende ontleend: Men vindt in de ruim elfhonderd en vjjf en twintig gemeenten van ons vaderland nog geen driehonderd gestichten, waarin hulpbehoevende mincleijarigen wor den verzorgd. Zjj zy'n over 140 steden en dorpen verspreid. Sommige zjjn van tweeledigeu aard en „armenhuizen" geheeten. In de meeste dezer gebouwen echter worden alleen de kinderen opgenomen die rader- en moederzorg derven. En is jmt aantal der uitsluitend voor de verzorging van weezen bestemde inriohtingen niet geriog te aohten, vooral met andere lauden vergele ken, ook het uiterljjke zoowel als het inwendige dier verblijfplaatsen is niet zelden van dien aard, dat wjj de vrjjheid hebben, den lof te aanvaarden, door den vreemdeling ons toegezwaaid: „op het gebied der liefdadigheid neemt gjj mot eere mede eene eerste plaats in." Moet men ramen, dat er in de eigenlijke wees huizen 10 ft 11000 ouderloozen zijn opgenomen, men kan zonder overdrjjving stellen, dat er bovendien nog 18 ii 19000 kinderen bestaan, die door hunne ouders onverzorgd zjjn achtergelaten. Eu hoe is hunne verzorging? Een ernstig onderzoek heeft aan het lioht gebracht, dat de toestand van vele ouder loozen diep betreurenswaard is en dringend voorzie ning vereischte. Dat onderzoek heeft den stoot ge geven tot de oprichting der Maatschappjj tot opvoeding van woezen in het huisgezin. In het afgeloopen zestiende jaar was het getal aanvragen om hulp weder grooter dan dat der weezen, die in hare verzorging konden opgenomen worden. Bedraagt het totaal cjjfer der eerstgenoemden sedert hare oprichting 749, dat der laatsten klom van 841 tot 358. Al hebben wjj niet alles kunnen doen, en al moesten wjj veler aanvraag afwjjzen, weder een 17tal weezen hebben wjj in het afgeloopen jaar in onze verzorging kunnen opnemen, en daardoor is, zooals reeds gezegd werd, het aantal der vader- en moederloozen, die sedert hare oprichting voor langer of korter tijd in de verzorging der maatschappij werden opgenomen tot 358 geklommen; waarvan de opvoeding van 101 door voogden, 97 a den staat, 21 a regenten van weeshuizen, ii 51 a burgerljjke armbesturen, 30 kerkelijke armbesturen, ii 58 a bijzondere commissiën en vereenigin- gen door tusschenkomst der Maatschappij werd ver langd. Werd bjj haar optreden door niet weinigen het vermoeden geuit, dat onze Maatschappij luttel sym pathie zou vinden, wanneer zjj niet voor eene bijzon dere kerkelijke richting arbeidde, de ervaringen die zjj heeft opgedaan wekken den lust niet, om het onzjjdig standpunt, dat zij heeft ingenomen, prijs te geven, ten oinde alleen in de behoeften van de weezen van het oen of ander kerkeljjk genootschap te voorzien. Vandaar, dat zij ook de bijna twee en een halve ton aan giften, bijdragen enz. voor de opvoeding der 212 hervormde, 80 r.-kath., 21 doopsgezinde, 19 Israëlitische, 14 Luthersche, 12 remonstrantsche wee zen haar toevertrouwd, aangewend en gezorgd heeft, dat de pupillen in gezinnen tot hunne kerkeljjke gemeente behoorer.de werden goplaatst. Onder hetgeen ons met bljjdschap vervult, mogen wij ook niet onvermeld laten, dat wij wederom aan het verlangen van een kinderloos echtpaar hebbon kunnen voldoen, dat wenschte in hun huis een ouder- loozo geheel belangloos op te voeden. Zoo viel aan 17 kinderen, 2 jongens en 15 meisjes, dat voorrecht ten deel. Van de lijsten der pupillen, die in de leeijaren ter opleiding tot eene betrekking of ambacht zjjn, hebben wij weder onderscheidenen kunnen afschrijven, daar zjj niet slechts door hunnen leeftjjd maar ook door het onderricht, de leiding die zij genoten hebben, moesten geoordeeld worden in staat te zijn zichzelven een weg te banen on zich te kunnen redden. Hun getal bedroeg 28, waardoor sedert hare oprichting 168 aan de zorgen onzer Maatschappij ontwassen zijn. Onder de 140, die vroeger reeds zoover kwamen, zjjn er slechts vier, die het slecht hebben en maken. Van de overige weezen dragen niet moer dan slechts een viertal door eigen verdienste in hunne verzorging iots bij, zoodat iu de behoeften van 176 nog geheel voorzien moet worden. Sommigen hunner zjjn nog te jong zelfs voor het voorbereidend onderwijsde meerderheid bezoekt de scholen, en verscheidene worden reeds tot eenige be trekking of een umbaoht opgeleid. Uit liet verslag van den penningmeester blijkt, dat er uit dat oogpunt gegronde reden tot bezorgdheid is, omdat ook in het afgeloopen jaar de behoeften, die te bestrijden zjjn, weer grooter waren dan de som der giften en der middelen waarover te beschikken was. Het bestuur bestaat uit de heeren: J. Attema, te Njjmegeu; jhr. sar. A. van Boelens van Eijsinga, te Leeuwarden; F. H. Coblijn, te Utrecht; Alexander Daniels, te Amstorilam, Zwanenburgstraat; jhr. H. H. A. J. de Geer, te Doorn; J. H. A. A. Kalff, to Amsterdam, Vondelstraat; M. W. Scheltema Ez., op „Zandbergen", to Amersfoort; Johan H. Sohmïtz, te Amsterdam, Plantage. Aan het mail-overzioht van de Javabode dd. 7 Juni onleenen wjj het volgende: Terwjjl men eerst dacht het te Edi wol af te kun nen met de troepen van Kota-radja daarheen gezon den, heeft toch al spoedig de commandant aldaar, overste Helderman, gemeend versterking te moeten vragen, en dientengovolge zjjn het 6e bataljon infan terie met eonige genie, cavalerie en artillerie naar Edi vertrokken. Dat bataljon lag te Magelang in garnizoen en was reeds sedert geruimen tjjd zóó marchvaardig gemaakt en zóó compleet gehouden, dat het op het eerste bevel terstond kon gaan. On verwacht kwam trouwens dit bevel in zooverre niet, dat reeds sedert een kloia jaar op Edi de toestand niet zuiver was, en allang gesproken werd van de noodzakeljjkheid om daarheen eene expeditie te zen den. Thans, nu de radja, onze met de orde van den Nederlandschen Leeuw versierde vazal, binnen onze benting is gevlucht en zijne onderdanen zich bjj de in grooten getale het land binnenstroomende vijan- deljjko Podireezen hebben gevoegd, was zulk eene expeditie niet langer te ontwjjken. Of men met een loos overleg van de Atjehers te doen heeft, die den krjjg willen verplaatsen en van Groot-Atje'n afleiden dan enkel mot lieden' die ontevreden zijn over de handelwijze van den radja van Edi, gelijk mén tot nog toe volheid, zal nader bljjken, doch waarschijn lijk is het niet dat de oxpeditie met een onkelen slag haar doel zal kunnen bereiken, en veeleer laat het zich aanzien dat eerst op den duur de Atjehers tot aftrekken zullen worden gedwongen, zoodat de gezonden troepen'langeren tjjd op Edi zullen moeten bljjven. Uit de wijze waarop men het 6de bataljon uit Malang uitgeleide heelt gedaan en op de door reis naar en te Semarang met toespraken en zelfs met een lauwerkrans heeft ontvangen, spreekt de opvatting van de vertrekkenden en van de achter- bljjvenden, dat men met eene stellige expeditie tegen den vijand te doen heeft en niet'enkel met eeno versterking van onze troepenmacht in Atjeh. Ook op Flores gaan de zaken niet naar wensch. De Rokaneezen, die de vorige expeditie van den heer Van Schelle hebben aangevallen en beroofd, hebben op het bericht van de landing onzer soldaten het hoofd wel in de i schoot gelegd, maar op eene wijze die door den president van Timor niet als eene on derwerping is aangenomen en ook niet de minste waarborgen aanbood voor een verder ongestoord ondorzoek naar den tinrjjkdom van het eiland. Zjj hebben namelijk geweigerd de geroofde voorwerpen en de roovers uit te leveren, omdat dit met hunne zeden in strijd was, maar als schadevergoeding en boete een karbouw aangeboden. Zelfs al wilde men zich hiermee tevreden stellen, dan nog zou de expe ditie niet als geëndigd kunnen worden beschouwd, daar het hoofddoel, het tinondorzoek, dan nog even weinig bereikt zou zijn als vroeger. Men moet dus verder, en daarbjj worden zoovele terreinhindernissen ontmoet, dat de commandant, kapitein van Baarda, die 150 man onder zich heeft, behalve nog honderd dwangarbeiders, de geheele te Makasser gelegerde reserve van 50 man op eens heeft aangevraagd. Deze versterking werd wegens de drukke patrouillediensten noodig geacht, niet wegens de overmacht des vijands die na een •aanval op eene patrouille dadelijk vluchtte toen hjj de uitwerking der geweren had ondervonden. Te Londen heerscht nog steeds gisting onder de politie-agenten, dooh tot dusver is de dreigende werkstaking afgewend. Het nieuwe hoofd der politie heeft vijftig der politie-agenten, die in den nacht vau Zaterdag op Zondag jl. weigerden dienst te doen, zonder vorm van proces ontslagen. De Nordd. Ally. Ztg. meldt, nadat de Schles. Zty. zi,ch reeds in denzelfden zin uitgelaten heeft, dat Bismarck aan twee leden van den rijksdag, belioo- lende tot verschillende groepen, die na elkander ts Friedrichsruh geweest zjjn, verklaard heeft dat hij er op het oogenblik niet aan denkt eene candidatuur voor den rijksdag aan te nemen. Uit Brussel komen de meest tegenstrijdige be richten over de plannen der Belgische regeering ten opzichte van den noodlijdenden Gongostaat. Dat de Belgische regeering eenvoudig het tekort van den Congo-staat zal overnemen, wordt niet waarschijnlijk geacht. Van liberale zijde werd ter stond tegen een dergelijke regeling geprotesteerd, maar daarentegen beveelt een der liberale bladen aan den Gongostaat 25,000,000 fr. voor te schieten. Van deze som zou terstond 5,000,000 ter beschikking worden gesteld on do rest in termijnen van 2,000,000 fr. gedurendo tien jaren. De Belgische regeering zou dan als het ware de bankier van den Congo- staat worden. Als onderpand voor de leening dient het grondgebied van den Congo-staat, zoodat indien het geleende geld niet kan worden teruggegeven, de Congo-staat het eigendom van België wordt. Het denkbeeld om allengs den toestand voor te bereiden, dat de Congo-staat als een kolonie door België wordt overgenomen, vindt over het algemei n wel bijval, maar de „Courrier de Bruxelles" ver zekert, dat het ministerie in het aangekondigde ontwerp nog niet over de overneming zal spreken. De tusschenkomst, welke de regoering ten behoeve van den Congo-staat voorstelt, is uitsluitend van financieelen aard. Dit wordt bevestigd door het Journal de Bruxelle». Het officieuze blad verzekert plechtig, dat het den inhoud niet kent van het ontwerp, hetwelk de regeering morgen in de Kamer zal indienen, maar toch acht het Journal een dergelijke financieele betrekking tusschen beide staten bij wijze van voor bereiding der eventueele vereeniging, de eenige logische oplossing der moeilijkheid. Bovendien hoopt men te Brussel nog altijd op de invoerrechten. Cok tegen de beperking van den invoer van sterke dranken zoo redeneert men daar heeft de Nederlandsche gemachtigde zioh eerst krachtig verzet, maar ten slotte heeft ook Nederland zich in dit opzicht naar de wenschen der andere mogendheden gevoegd. Er bestaat dus nog kans, dat de Nederlandsche regeering het protocol nog zal teekenen on indien dit niet geschiedt, kan nog hetzelfde gebeuren als met de Congo-akte, die werd uitgevoerd, hoewel de regeering der Vereenigde Staten bleef weigeren te teekenen. Een beslissing zal hierover natuurljjk vooreerst niet genomen worden, daar der Nederlandsche regee ring in elk geval een bedenktjjd van z;s maanden is verleend. Het nieuwe en oonservatieve Spaansche Ministerie is zoo snel tot stand gekomen, dat m.n nieuwsgierig wordt wat or a-liter de schermen is voorgevallen.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2