Bultenlaodscü Overzicht. Het paardje is getrouwd en des «ronds werd er flink feest gevierd. De jonge vrouw danste en had dolle pret, terwijl haar echtvriend, onbewust zijner zaligheid, ergens voor mirakel in een hoek lag. (VI. BI. v. Arnt.) Staten-generaal. Ebbste Kuibb. zitting van Woensdag 16 Juli. De wet op de vrijheidsbeneming, op'verlangen dezer kamer in een nieuw gowaad gestoken, lokte weder van de zijde des heeren Vlielander Hoin ver zet uit. Niet zonder overdrijving schilderde deze, welke schromelijke gevolgen deze wet hebben kan, als de justitie er misbruik van wil maken om de ingezetenen te plagen. De meerderheid had echter nog te goed vertrouwen in het gezond verstand en de goede bedoelingen van de rechterlijke macht en meende, dat het zoo'u vaart niet zou loopen; althans met 65 tegen 9 stemmen werd het ontwerp aan genomen. Na volgde het Militair Onderwijs. De heeren Van Alphen en Alberda van Ekenstein richtten hun pijlen op de cadettenschool, doch de minister bleek nog even groot voorstauaor als vroeger en wist blijkbaar de meerderheid te overredendrie leden stemden tegen en 39 voor. De heer Van de Putte wees bij dit wetsontwerp op een leemte, waarop de aandacht nog niet was gevallen en waarvan de Regeering de juistheid niet kon ontkennen. De toegang voor de cadettenschool is open voor Nederlanders en zonen van Europeesche of gelijkgestelde ingezetenen in de koloniën, terwijl bij uitzondering jongelieden kunnen worden toege laten. die geen Nederlanders en geen zoons van een ingezetene der koloniën zijn. Daarmee zijn in elk geval uitgesloten ingezetenen der koloniën, die geen Europeanen of gelijkgestelden zijn, en dus de Javaansche prinsen en officieren der Djocja'soke, Solo'sche en Mangkoe Negoro'sche legioenen, en de Amboneesche troepen, die aan ons gezag zoo ver knocht en zulke uitnemende officieren en soldaten zijn. Inderdaad, dit is geen goede politiek, al is blijkbaar onoplettendheid alleen er de oorzaak van. De Regeering beloofde, als do behoefte blijken mocht, in de leemte te voorzien. Daarna groote uittocht van leden toen de behan deling der spoorwegovereenkomston aanving. Zeer interessant was het debat niet, waarin trouwens be zwaarlijk iets nieuws te zeggen viel. De bestrijding van de zijde der heeren Prins en Van Swinderen was beknopt, de verdediging door den heer Van Lier nog beknopter, die door den heer Verheven breeder, maar. zij bepaalde zich toch slechts tot aan stippen van hetgeen in het antwoord der Kegeering aanschouwelijker is uitgewerkt. Voor den dag van heden schijnt men intusschen nog meer te ver wachten, want de aanvang der zitting is reeds op tien uur gesteld. Op 23 Juli moet voor de rechtbank te Breda terechtstaan J. v. H. te Bergen-op-Zoom, beklaagd van het doen van cene valsche aangifte bij den com missaris van politie. Hij heeft aan dezen in strijd met de waarheid te kennen gegeven, dat in den nacht van 3 op 4 dezer te zijnen nadeele en te zijnen huize diefstal was gepleegd van een som van 144, met behulp van binnenbraak en insluiping. Later heeft hij bekend, het geheele verhaal verzonnen te hebben. tooneeltje juist van pas te komen. Ik verzocht hem eindelijk stil te zijn en riep Hugo, die zich op de veranda met eenige Newfoundlandsche honden amu seerde. Den ganschen avond had ik grooten lust Henri naar de reden van zijn ontevredenheid te vra gen, maar ik had er geen moed toe Zou Mama Henri over die sandenkomst in het park gesproken hebben 1 Ik kan het nauwlijks gelooven. En toeft, moet ik het er voor houden, dat Henri eenigen argwaan tegen mij heeft opgevat. En daarmede doet hij mij groot onrecht, God weet het! Thans eerst is het mij duidelijk geworden, dat ik Rudolf sedert lang niet meer bemin. Hem toe te behooren zou mij thans ongelukkig maken. Die jeugdige neiging voor hem was eigenlijk niet anders dan een beold der phantasie, dat even zoo spoedig verdwijnt als het is opgekomen. Ik voel mij in den hoogsten graad vertoorn^, dat Rudolf in onbegrijpelijke aanmatiging nog eenige hoop daarop bouwt, thans nu ik gehuwd ben. Henri behandelt hem sedert kort koel-beleefd en volstrekt niet meer zoo vriendschappelijk als vroeger. Gisteren avond, spoedig nadat hij ons verlaten had, wilde ik mij in mijn kamer terugtrekken; Henri keek nauwlijks op toen ik hem «goede nacht" wenschte. «Ik raad u aan van avond uwe avondwandeling niet te doen," zeide hij eindelijk, «de lucht is door den regen sterk afgekoeld, en dat zou voor uw ge zondheid nadeelig ziju." Op de landbouwtentoonstelling te Weenen bevindt zich o. m. een paviljoen, waar de voortbrengselen van de bezittingen des vorsten *an Sohwarzenberg worden tentoongesteld. Diens landgoederen zjjn niet minder dan 203,000 hectaren groot, tweemaal de oppervlakte dus van het vorstendom Pyrmont en 99maal die van Monaco. Daar ziet men, dat de velden vau vorst Sohwarzenberg 13 verschillende soorten van tarwe opbrengen, 16 van rogge, 11 van garst en van haver. Bij elke soort ligt een korte be- sohrjjving van den grond, waarop zij geteeld is, en eene ontleding van samenstelling en qualiteit der korrels. Iets verder liggen pakken hooi en gras met de scheikundige ontleding er naastvervolgens de veenproducten met stapels turven, en daarnaast trekt de steenkool de aandacht, die, goed geschikt, met allerlei groen on gewassen er tusschen in, een ge- heelen muur van de zaal beslaat. Naast opgezette exemplaren van het wild, dat in groote verscheiden heid op deze goederen voorkomt en jaarlijks in dui zendtallen geschoten wordt, is de suikernijverheid tentoongesteld, van dei) beetwortel tot het geraffi neerde product. Daarbij sluiten zich aan de wijn, het bier en de sterke dranken in een groot aantal flesschen, alles afkomstig van de goederen van Scliwar- zenberg. De kaas, de jjpter 0n de melk van de vor stelijke boerderijen zijf'dn Oostenrijk algomeen be kend op de vorstelijke goederen worden tien inrich tingen tot zuivelbereiding geëxploiteerd, waarvan do producten tentoongesteld worden. Een andere spe cialiteit is nog de vischteelt, die op 'spiinsen goe deren bij Budweis en Mfittingau aangetroffen wordt. Al de genoemde takken van bedrijf zijn echter nog onbeduidend in vergelijking met de boschcultuur, wat te begrijpen is als men weet, dat de vorsten van Sohwarzenberg voor een groot deel eigenaars zijn van het tusschen Beieren en Bohomen gelegen Boheem- sche woud. Die bosschen zijn in 13 houtvesterijen ingedeeld, en in het paviljoen zijn doorgezaagde stammen van 4 eeuwen oude woudreuzen, met een middellijn van l'/2 M. Eerst hier krijgt men eenig denkbeeld van de tallooze bewerkingen die het hout kan ondergaan. Nevens die reusachtige stammen ziet men jalouzielatten, die 24 fl. de duizend verkocht worden, en daarentegen hout voor violoncels, waarop een prijs van 1,50 fl. en voor contrabassen, waarop een van 3.7 5 fl. geschreven staat. Uit de bezittingen rondom Wittingau worden jaarlijks 200.000 staken voor den wijnbouw, voor 16 11. de duizend verkocht. lange .tafels loggen de voorwerpen voor huise- lijk gebruik, die door de boerenkinderen op de vor- stejijke beroepscholen en op de scholen voor huisvlijt worden vervaardigd. De bezittingen in Stiermarken leveren ijzer en staal, pannen, steeneu en aardewerk, welke voortbrengselen alle in schoone stalen aanwezig zijn. Ook lood, zilver, zink, graphiet, marmer, agaat en nog tal van andere steensoorten worden op de goederen van vorst Von Schwarzenberg gevonden. Als men, om kort te gaan, dit paviljoen bezichtigd heeft, krijgt men den indruk dat de bezittingen der familie Schwarzenberg inderdaad als ware het een staat in den staat vormen en er voor de uitdrukking «het koninkrijk Schwarzenberg" reden bestaat. De prinsen uit dat huis hebben tronweos steeds den naam van voortreffelijke beheerders gehad, en door hun tentoonstelling bewjjzen ze dat zij dien naam ten volle verdienen. Het lang vermiste 1493 tons metende Engelsche Ik keek hem verbaasd aan. «Ik ga 's avonds nooit in het park," antwoordde ik. Geloofde hij niet wat ik zeide f Hij" glimlachte even en wendde zich toen tot mijn broeder, dien hij iets wilde toonen. Ik weende dien avond nog lang op mijn kamer. Mama moet hem gezegd hebben, dat zij mij met Rudolf in het park heeft aangetrof fen, en hijzou hij kunnen gelooven, dat ik Zijn blik zegt duidelijker dan woorden zouden kunnen doen, dat hjj mij niet meer vertrouwt; o, ik ben namelooq^ngelukkig! Hugo is vertrokken. In de laatste dagen was hij tegen mij erg stil en gedrukt en toen ik hem naar de reden daarvan vroeg, kreeg ik daarop geen aut woord. Wij missen hem allen zeer, des te meer daar de stemming hier in huis nog steeds niet is opge klaard. Henri komt thans bijna den ganschen dag niet meer in den familiekring. Hij geeft voor te veel te doen te hebben. Mama ziet er ook zeer bekom merd uit Ik durf noch haar, noch mijn echtgenoot naar de reden vragen van deze in het oog loopende verandering, en toch lijd ik daaronder zeer. Het was mjj, bij dezen stand van zaken, bijna welkom dat er iets in ons huis gobeurde dat mij eens een anderen gedachtengang gaf. Er ontstond name lijk een hevige twist tusschen de huishoudster en mijn kamermeisje, een zeer aardig, maar helaas vaartuig «Inchcape Rook" is in ontredderdon toe* stand Queens;own binnengeloopen. Op 24 Februari vertrok het schip met eene lading tarwe uit San Francisco. Alles ging goed tot 12 April, toen een vreosolyke orkaan losbarstte. Zee op zee brak over hot schip, een groote golf vernielde het stuurrad en sloeg twee booten en de kaartenkamer stuk en weldra werd het sohip onhandelbaar van de eeno golf naar de andere op- en noergeploft. Geen man kon op do been blijven alle manschappen werden ieder oogenblik onder de stortzeeën bedolven en tegen de verschansing geslagen. Kapitoin Armour sloeg over boord en verdronk, de hofmeester en 2 zeelieden werden gedood of verdronken. Alle in strumenten, de meeste levensmiddelen en de geheele kleeding van de zoelui spoelden de zee in on alle booten op één na werden wcggoslagen, terwijl de zeilen uit de lijken vlogen. Met een hulpzeil en nadat een deel der lading over boord was geworpen slaagde men er in, het schip drijvende te houden en na een angstige reis Engeland te bereiken. Zaterdag is op den Chicago-Noord westerspoorweg de stoker van een trein, waarin 100 reizigers, plotse ling krankzinnig geworden. Hij ging met groote woede den machinist te lijf en overweldigde hem, ondanks zijne buitengewone kracht, na, eeue hevige worsteling en zou hom de locomotief* afgeworpen hebben, had de man zich niet met de uiterste insjponing aan de loopplank vastgeklomd. Gelukkig was de lijn vrij. De krankzinnige gaf den trein zijn volle vaart en de reizigers stonden doodangst uit wegens de ongelooflijke snelheid, waarmede de trein voortsqhoot. Eindelijk toen men alles voorbijvloog en het duidelijk werd dat er iets haperde, begaven eenige moedige mannen zich naar de locomotief en maakten den dolleman onschadelijk. De volgende listige gauwdievenstreek moet te 8t. Petersburg uitgevoerd zijn. Tegen 6 uur verscheen aldaar in restaurant een jongmeusoh, zeer netjes gekleed. Hjj bestelde een diner en liet hot zich goed smaken, terwijl hij even eens een Iteach fijnen wijn bestelde. Na nog op zijn gemak eenigen tijd te hebbeh gewijd aan een sigaar, vroeg hij den kellner of hij nog geen geld terug kroeg van zjjn 100 roebels. Dezezeide dat hij niets had ontvan gen en vroeg betaling der rekening, die 3 roebels 20 ko peken bedroeg. De lieer verzocht van dergelijke scherts verschoond te blijven en liet den oberkellner roepen. Er werd lang en breed geredenoerd tot eindelijk de heer aanbood te bewijzen wat hij had gezegd. Hij had vijf briefjes van 100roebelsindeportefeuillegehad,de nom- mers stonden op een ander papier, dat eveneens in zijn portefeuille stak en 't bleek, dat hij nu nog maar vier zulke slukjes had. Het ontbrekende nr. was ter wisseling gegeven. De oberkellner besloot nu te gaan onderzoeken hoe het met de kas gesteld was en daar bevond zich werkelijk het briefje met het bewuste nommor. Overbluft door dit feit, werd doorhem den heer de 96 roebels 80 kopeken ter hand gesteld, welke laatste welwillend aan den kellner werden verstrekt met de aanmaning voortaan wat minder vergeet achtig te zjjn. Eerst eenigen tijd later viel het den kashouder in, dat hij eenige uren te voren een briefje van 100 roebels had gewisseld aan een gast, 't Vermoeden ook zeer coquet persoontje. Er werd door hen zoo laid en hartstochtelijk gesproken, dat ik uit mijn kleedkamer, waar ik mij juist bevond, kwam loopen om den twist te beslechten. In den beginne zonder gevolg. Ik hoorde nog een deel der verwijten en hatelijk heden mede aan, die beide vijandinnen elkander toe voegden. Juffrouw Mertens beschuldigde Rosette een amourette te hebben aangeknoopt en Rosette verweet de juffrouw valschheid en oneerlijkheid. Daarop dreigde de huishoudster Rosette's gedrag aan mjj te zullen openbaren. En mijn kamermeisje speelde tpen den hoogsten troef uit door te zeggon dat zij weldra den dienst hier in huis zou opzeggen, daar zij geen betrekking meer noodig had wijl zij ging trouwen. Op dit oogenblik kwam ik tusschen de strijdende partijen en bovai hen te zwijgen wat zjj na eenige oogenblikken deden. Ik riep Rosette op mijn kamer om haar mijne ontevredenheid over haar gedrag onder het oog te brengenzij was zeer kort aangebonden en vrij scherp in haar antwoord. Ik vrees dat ik het meisje niet lang meer iD mijn dionst zal kunnen houden en dat spjjt mij zeer, daar zij buitengewoon handig is. Juffrouw Mertens heb ik aan mama overgelaten; die kan haar beter onder handen nemen als ifc. De huishoudster beweerde echter geheel in haar recht te zijn; Rosette was, zeide zij, een opgeblazen coquet nest, die aan niets dacht als aan hare minnarijtjes. Wordt vervolgd.) ligt voor de hand dat deze en de andere samen een nieuw soort oplichterij op touw hadden gezet. Bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam is ingekomen een verzoek van de Staatscommissie voor de arbeidsenquête om inlichtingen met betrekking tot nq^ lossen en laden van schepen. De commissie van reeders heeft hierop antwoord gegeven en de Kamer heeft zich daarmede vereenigd. Wij ontleenen aan dit stuk het volgende Bij het beoordeelen van alles wat betrekking heeft op het in onze gemeente vrij aanzienlijk aantal per sonen, die,zich onledig houden met lossen en laden van schepen, treft ons reeds dadelijk een kenmerkend verschil met de meeste andere ambachten en beroepen. Wij moeten spreken van eene in ieder opzicht af wisselende groep. Afwisselend ten opzichte van het aantal, afwisselend, althans voor een goed deel, ten opzichte der individuen. Het lossen en laden van schepen voreischt (enkele uitzonderingen daargelaten), slechts lichaamskracht. Voor een goed deel recruteeran zich sjouwerlui dan ook uit andere beroepen of ambachten, waar tijdelijk het aanbod te groot is. Ontegenzeggelijk hoeft de uitbreiding der gemeente aan den linker Maasoever en het verplaatsen van een groot deel der scheepvaartbeweging daarheen ten gevolge gehad, dat oen groot aantal boerenarbeiders hunne krachten aanbieden voor het lossen en laden der stoomschepen. Hebben wij dus te doen met een vlottend deel der bevolking, ook ten opzichte der verhouding tot de werkgevers vinden wij hetzelfde verschil in toe standen, vergeleken met andere ambachten en be roepen. De band, die daar kan bestaan tusschen werkman en werkgever, is helaas, sleohts zeer zelden denkbaar waar het geldt het lossen en laden van schepen. Om dit verder duidelijk te maken, zij het ons ver gund, u uiteen te zetten, op welke wijze het werk volk door de verschillende werkgevors wordt aange nomen. Wij moeten daartoe onderscheiden a. geregelde stoomvaartlijnen b. stoomschepen, erts aanbrengende c. stoomschepen, granen en andere goederen aan brengende d. zeilschepen. Ten opzichte der eerste rubriek maakte het weinig versohil of de stoomschepen hier te huis behooren, in welk geval de directie alles regelt, wat betrek king heeft op laden en lossen, dan wel of do sche pen onder vreemde vlag varen, in welk geval bij vaste lijnen de cargadoor of agent hieromtrent geacht kunnen worden, volkomen vrije hand te hebben. De regel is dat directie of cargadoors door een in hunnen vasten dienst zijndeu persoon het volk laten aannemen, hetwelk per uur betaald wordt, ofschoon toch ook dikwerf een deel van het werk b'j de taak betaald wordt. De uitzondering is, dat het werk aan een aannemer wordt uitbesteed. a. Bij lijnen mot zeer drukke afvaarten (bv. Har wich met eene dageljjksche afvaart) is steeds volk benoodigd, en al worden de werklieden slechts bij den dag aangenomen, zoo kan een deel hunner toch verzekerd zijn, voortdurend werk aan hetzelfde kan toor te vinden. Bij andere lijnen, die bv. slechts I of 2 afvaarten 's weeks hebben, is dit natuurlijk niet het geval, en overal is het aantal bonoodigde handen afwis selend. b. Ertsbooten zijn veelal door hunne charterpar- tjjen verbonden tegen een in de charterpartij ge noemden prijs de lading te doen lossen volgens aan wijzing van den ontvanger. In dit geval wordt het werk door den ontvanger aan een aannemer uitbe steed, die zijne werklieden bjj de taak aanneemt of wel de ontvanger verricht dit werk zonder tusschen- komst van een aannemervan geregeld onafge broken werk voor een en hetzelfde kantoor is hier geen sprake. c. Stoomschepen met granen en andere goederen. Deze stoomschepen worden als regel gelost door aannemers ééao groote cargadoorsfirma hier ter stede doet zulks echter dikwijls in eigen beheer. Voor een deel is de keuze der aannemers in handen van de cargadoors, doch zeer dikwerf worden de con tracten afgesloten hetzij door den gezagvoerder, hetzij door buitenlandsche reederijen direct mot aannemers hetgeon dikwerf ten gevolge heeft, dat wel de goed koopste, doch niet altoos de meest geschikte worden aangesteld. Direct contact tusschen werklieden en oargadoors u er met, terwijl ook de aannemer niet met vast volk werkt, doch dit slechts aan hem verbonden is voor den duur van het werk. d. Zeilschepen. De regel is, dat zij door aanne- niers gelost worden, die door de gezagvoerders wor den aangesteld. Onvermeld mogen wij niet laten, dat pogingen door werkgevers gedaan, om in de plaats van zoo genaamde losse werklieden, vast volk te stellen tegen een vast weekloon slechts op kleine schaal gelukt zijn. Bij de interpellatie, door den heer Domela Nieuwen- huis in de Tweede Kamer gehouden over de En- schedésche werkstaking, werd door dezen de vraag gedaan, of de burgemeester het recht heeft een open bare vergadering te ontbinden, waarin geen mato- rieele rustverstoring plaats heeft en waarin niet wordt aangespoord tot daden van geweld. De heer Nieuwenhuis betoogde, dat een dergelijke handeling in strijd is met art. 22 der wet op het recht van vereeniging en vergaderingde minister van binnealandsche zaken verdedigde den burge meester door te wijzen op art. 186 der gemeentewet, hetwelk, in verband met art. 184, bepaalt, dat in geval van oproerige beweging, van samenscholing of andere stoornis der openbare orde, de burgemeester bevoegd is alle bevelen, die hij ter handhaving der orde noodig aóht, te geven. Tegen deze verdediging'komt mr. S. van Houten in het Soc. Weekbl. op. Hij betoogt o. a. dat de minister een principieele fout begaat door voorbij te zien, dat art. 184 alleen geschreven is voor de hand having van de orde tegenover de rustverstoorders of oproerlingen. Artikel 186 spreekt van een geval, waar voor de burgemeester buitengewone bevoegdheden erlangt, terwijl de Minister het doet voorkomen, alsof in dat artikel sprake is van een tijdperk, waarin de geheele gemeente, alwaar dat geval plaats vond, in een buitengewonen rechtstoestand komt te verkeeren en alsof in zulk een tijdperk de werking der wetten geschorst zou zijn, en de burgemeester aan geenerlei wet gobonden. Zijn subjectief begrip, dat de door hem bevolen maatregelen ter handhaving der orde strekkon, zou voor de geheele gemeente boven alle wet ten golden. Die wonderlijke wetsuitlegging is in lijn rechten strijd met de wet zelve. Art. 186 wordt nog gevolgd door art. 187, hetwelk den invloed van het geval van art. 184 (oproerige beweging, rustversto ring) op den algemeenen rechtstoestand regelt. Het luidt//Is liet, in zoodanigen toestand, noodig* algeraeene voorschriften van politie voor de inwoners uit te vaardigen en onverwijld af te kondigen, de burgemeester is er toe bgvoegd. Hij brengt die voorschriften terstond ter Kennis van Onzen com missaris in de provincie en, zoo spoedig mogelijk, ter kennis van den Raad. Onze commissaris kan de uitvoeriug van zoodanige voorschriften schorsen. De voorschriften vervallen, zoo zij niet door den Raad in zijn eerstvolgende zitting zijn bekrachtigd, tenzij de burgemeester ten aanzien van een raadsbesluit tot niet-bekrachtiging oordeele te moeten handelen naar de voorschriften der 2e en 3e zinsnede van art. 70." Eon vergadering, die zelve stoornis der orde op levert, of de qualificatie van oproerige beweging verdient, wordt niet door de wet beschermd, maar de rustverstoring heeft op den algemeenen rechts toestand der ingezetenen slechts invloed door middel van de bij art. 187 bedoelde voorschriften. In het geval van Enschede was echter geen ver ordening volgens art. 187 uitgevaardigd. De ontbon- don vergadering droeg geen bijzonder karakter en de rust werd er niet verstoord. De Minister be weerde, dat het van zelf sprak, dat oen burgemeester, die bevoegd is ter handhaving van de orde op de menschen te doen schieten, ook de bevoegdheid heeft een vergadering te doen uiteengaan. //Als de vergader den, vo:gt de heer Van Houten hiertyj, zich even tueel bij den Minister beklagen, moeien zij zich er alzoo op voorbereiden, ten antwoord te ontvan gen, dat de te Enschede bestaande spanning den burgemeester hot recht gaf, hen allen, gelijk alle ingezetenen, na waarschuwing neer te schieten, als hem zulks ter handhaving der orde dienstig ware voorgekomen, en zij blij mogen wezen, dat zij er zoo heelhuids zjjn afgtkomen!" In art. 187 Grondwet is, met het oog op de vele rechtsvragen, welke er bij rustverstoring oprijzen, een wettelijke regeling van den staat van, oorlog en beleg voorgeschreven. Verschillende grondwettige rechten kunnen daarbij ter zjjde worden gesteld. //Als wij nog eenigen tijd ministers moeten gedoo- gen, zegt de heer Van Houten, die de wetten toepassen, gelyk de heer De Savornin Lohman voornemens schijnt te zjjn, ware het wenscheljjk, dat deze wet spoedig werd ingediend. Het is mogelijk, dat hjj ook zal durven voorstellen, dat eenige rustverstoring en spanning, als te Enschede voorkwamen, den staat van beleg voor zoodanige gemeenten doen ontstaan en de grondwettige rechten van al hare ingezetenen schorsen. Het is oveneens mogelijk dat de tegenwoordige meerderheid der Sta- ten-Generaal hem hierbjj volgt. Maar zoolang dit niet geschied is, bljjf ik bij de meening, dat uit zoo danige rustverstoring slechts dan voor de geheele bevolking rechtsgevolgen voortvloeien, als die gevol gen volgens art. 187 der gemeentewet in algemeene voorschriften zijn geformuleerd." ■D0 nationale feesten te Parijs zijn zonder de ge ringste stoornis afgeloopen. De ropublikeinsche bladen wijzen natuurlijk met groote ingenomenheid op dit feit, als een nieuw bewijs voor de steeds hechtere bevotdiging der republiek en ook de conservatieve pers ïfpreokt niet zonder waardeering over het wel geslaagde feest, dat in dit jaar met bijzondere 6pge- wektheid werd gevierd. De Fransche Kamer van Afgevaardigden heeft gisteren de beraadslaging over het wetsontwerp be treffende de directe belastingen voortgezet. Aangenomen is, met 265 tegen 247 stemmen, het eerste gedeelte van het amendement-Say, waarbij van belasting worden vrijgesteld de gebouwen, welke voor landbouwgebruik dienen en waarvan de huurwaarde beneden 60 fr. is. De rapporteur Burdeau en de minister Bouvier hadden dit gedeelte van het amen dement bestreden. Het tweede deel van het amendement, waarbij schuren en stallen van belasting worden vrijgesteld, werd insgelijks aangenomen. Het amendement werd daarop in zijn geheel goedgekeurd met 260 tegen 239 stemmen. De zitting werd daarop geschorst. Gedurende de schorsing kwam de budgeb-com- missie bijeen. De minister Bouvier voerde er het woord. Na orerleg met de andere ministers stelde hij voor, het debat over de grondbelasting tot de volgende zitting te verdagen. In tegenspraak hier mede besloot de commissie echter de voortzetting van het debat over de grondbelasting te vragen. De zitting werd te 6'/2 uur, te midden van zekere opwinding, hervat. De rapporteur Burdeau ver klaarde, dat de budgetcommissie zich ter beschik king stelt ian de Kamer, wat betreft de voort zetting der beraadslaging over de bedoelde belastingen. Heden zal het debat wordon voortgezet. De vice-admiraal von Woruer heeft in het weekblad Babeim een opstel geschreven, om de groote voordeelen ir. het licht te stellen, welke het Duitsohe rijk ten deel zullen vallen door het bezit van Helgoland. Helgoland is volgens hem voor Duitschland van groot militair belangHelgoland toch is de sleutel van de Elbe en Weser en het bruggenhoofd van de Jade, Eems en Eider, in 't kort van de geheele Duitsohe Noordzeekust. Door het bezit van Hel goland wordt een blokkade bijna onmogelijk gemaakt en daarmede worden 10 tot 15 zware oorlogschopen van 10 a 12 millioen M. bespaard, welke noodig zouden geweest zijn om de Noordzee te beschermen. Werner toont dit in bijzonderheden aan en wijst er o. a. op dat de Fransohe vloot in 1870 op Hel goland kolen heeft kunnen innemen, terwjjl het geschut van Helgoland voortaan do zwaarste schepen op een afstand kan houden en dwinger, zee te kie zen. Wanneer daarbij het Helgolander kustlicht in oorlogstijd wordt uitgebluscht en op het eiland een torpedoflotille gestationeerd, zal geen vijandelijke vloot 't wagen door te stoomen naar de Duitsche kust. Nu de staathuishoudkundige kant van het onder werp. Het aandoen van Elbe en Weser blijft, merkt de heer Von Werner op, ondanks alle betonning en bebakening altijd eene gevaarlijke onderneming, waar ieder jaar een aantal schepen bij te gronde gaan. Is eenmaal het Noord-Oostzee-kanaal voltooid en geopend, dan staat het te voorzien dat de scheepvaart op deze kust nog aanzienlijk veel drukker, en dus de scheeps rampen naar evenredigheid talrijker zullen worden. Dan zal, becijfert de admiraal die niet nalaat de creditposten voor het bezit van Helgoland met cijfers te illustreeren, maar de debetposten onvermeld laat dan zal de geldelijke schade tot millioenen stijgen. Dit gevaar is echter af te wenden als men een vluchthaven scheppen kan, waar de schepen eene schuilplaats vinden kunnen, voordat zjj in de Helgo- land-bocht geraken, door de strooming langs de kust gegrepen en op de zandbenken gedrefren worden. Voor het maken van zulk eene haven is het steen achtige eiland, dat het Duitsche rijk zoo gelukkig is geweest te mogen verwerven, het aangewezene, best gelegene, en alleen mogelijke punt aan de geheele Duitsche Noordzeekust. Nu het Engelsche Hoogerhuis reeds de Doitsch- Afrikaanscho overeenkomst heeft aangenomen en de goedkeuring van het Lagerhuis dezer "dagen te wach ten is, komt in Duitschland de vraag aan de orde, op welke wijze het eiland Helgoland met hot Duit sche rijk zal worden verbonden. De Hamburger Nachrichtên geeft hierover zjjn oor deel, blijkbaar het oordeel van prins Bismarck. Het tegenwoordige lijfblad van den gewezen kanselier betoogt, dat Helgoland tot dusver het karakter heeft van een Engelsche kolonie. Keizer Wilhelm is daarom bevoegd de kolonie over te nemen, zonder dat de Rijksdag daarvoor zijn toestemming behoeft te geven. De keizer behoeft daarom slechts een gouverneur van Helgoland te benoemen, die ondergeschikt is aan den minister van binneulandsche zaken. Voorloopig tal dit inderdaad geschieden, maar

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2