Buitenlandse!) Overzicht. 3. 6. J. Viverooij, Rotterdam. 3. B. Smits, Almelo. 4. P. C. Loopuit, Arnhem. 5. J. M. Hagenbeek, 6. H. G. Struqvenberg, Botteidam. 7. C. G. Slot, 8. J. B. Sohfirmann, 9. A. Wachter, Kralingen. 10. F. Mattern, Amsterdam. 11. H. S. ran Hasselt, Rotterdam. 13. A. Schiirmann, a IS. A. C. Coster, Gouda. 14. C. S. Boumann, Koudekerk. 15. G. Vrugtman, Rotterdam. 16. H. D. Sala, Leiden. 17. A. D. ran Vreumingen, Gouda. 18. W. van der Stoop, Rotterdam. Afdeeling D. Gekleed duiken en remmen. Diepte 3'/, M. 1. C. C. Krom, Rotterdam. 3. H. M. Karis, 3. J. M. Hagenbeek, Arnhem. 4. H. C. Struqvenberg, Rotterdam. 5. C. G. Slot, 6. A. M. Harthoorn, Amsterdam. 7. J. B. Sohiirmann, Rotterdam. 8. F. Mattern, Amsterdam. 9. A. Schiirmann, Rotterdam. Afdeeling E. Gecottumeerde tobbenwedttryd, voor HH. werkende Leden der Club. Lengte der baan 80 M., 1 keerpunt. 1. C. C. Krom, Rotterdam. 3. H. M. Karis, 3. C. Prince, Gouda. 4. A. C. Coster, Do onderwijzers-spaarbank, opgericht 36 April 1848, neemt voortdurend in bloei toe. Volgens het jaarverslag zijn in 1889 1035 posten geplaatst tot een bedrag van 442,536.41'/,, in 418 pos ten is uitgehaald 170,6 6.57'/,. Op 31 Dec. was het inlegkapitaal 3,007,068.43'/,, verschuldigd aan 815 deelnemers, waarvan de voornaamste was de levensverzokerings-maatschappij van bet N. 0. G. Aan intrest is ontvangen 119,073.76 de onkos ten hebben bedragen 1,383.96, aan rente werd uitgekeerd 3"/10 pet. 's jaars. Het kapitaal der 23 hulpspaarbanken bedraagt 572,352.92'/,, dat van particulieren 1,475,057.78. Het garantie-fonds is geklommen tot 9,920.01'/,. Voor het Hof der Admiraliteit te Londen werd eergisteren behandeld de zaak der eigenaars van het stoomschip Prim Frederik tegen die van het stoom schip Marpeua, wegens .'de aanvaring tusschen die beide in den nacht van 25 Juni jl. Aangezien de bijzonderheden betreffende de toedracht dezer zee ramp hier bekend kunnen worden "geacht, mogen wij de dienaangaande afgelegde getuigenissen der gezagvoerders van beide stoomschepen voorbijgaan en ons bepalen tot de bij monde van den heer rech ter Butt gevallen uitspraak. Deze luidde in hoofd zaak als volgt De beide schepen bevonden zich vóór het cri- tieke oogenblik feitelijk parallel, dus in tegenover gestelde richtingen. Wij koesteren geentwijfel.dat de werkelijke oorzaak der ramp te zoeken is in het over stuurboord aanhouden van da Print Frederik dwars voor den boeg van de Marpeua. De getui gen van de Marpeua deden duidelijk uitkomen, dat zq den koers van hun sohip niet veranderden, ter- wql de Prim Frederik den zijnen aanmerkelijk moet veranderd hebben. Ook op het punt van te groote snelheid in het mistige weder, bljjkt het verwijt, dat den gezagvoerder der Marpeua gemaakt wend, ongegrond. De snelheid schijnt geweest te zijn twee knoopen op de Marpeua, en twee of drie knoopen op ae Print Frederik. De Print Frederik (zoo ein digde de rechter) was een mooi sohip, bevaren door eenen kapitein en stuurlieden, die ongetwijfeld voor treffelijke zeelieden zjjn, en die in het algemeen haar goed hanteerden. Ik zeg dit omdat ik tot mqn leedwezen ia dit geval tot de slotsom moet geraken, dat zij het waren, die de feil begingen. Ik verklaar de Pri.t Frederik alléén te laken. Omtrent het geheimzinnig sterfgeval in de Tea- selschadestraat te Amsterdam, deelt het Vliedend Blad mede, dat na een langdurig voorloopig onderzoek qiej. Aafje Knijpers het eerst to Arnhem in ver hoor werd genomen daar zij to Ooaterbeek logeerde. Toen vond men nog geen termen om haar aan te houden. Een tweede verhoor bad Donderdag 11. plaats te Amsterdam, voor den rechter commissaris mr. Sleeswijk. Hoewel de vermoedens toen reeds zeer sterk waren, wilde deze reohterlqke ambtenaar niet dadelijk overgaan tot de arrestatie, omdat hjj haar slechts een week io voorarrest zou kunnen houden, indien er geen meerdere bewijs gronden voor de schuld gevonden werden. Daarom wachtte hij op een bevelschrift tot inhechtenisneming, van de rechtbank. De officier van justitie achtte hetgeen ontdekt was, zoo bezwarend, dat hjj de aanhouding noodzakelijk oordeelde, zoodat Aafje Ku ij pers Zondagmiddag op haar kamer te Oosterbeek, alwaar zij met freule Berkhout logeerde, gearresteerd werd, door twee be ambten der Rijkspolitic, juist een oogenblik nadat zjj uit de kerk kwam. Zij heeft in de cellulaire gevangenis te Amsterdam reeds tweemaal een verhoor ondergaan. De advertentie meldonde bet overlijden vanjonk- vrouwe Smissaert luidde aldus „Heden overleed na een kortstondig lijden, vol vrede en blijdschap in haren Heiland, WILHELMINA JACOBA SMISSAERT, oud 38 jaar. A. KL'IJPERS. Amsterdam, L. G. SMISSAERT. 16 Juni 1890. Tesselschadestraat 1.» Deze aankondiging is het eerst onderteekend door A. Kujjpers. De tweede oodergeteekende ia een zuster van de overledene, ook zeor bevriend met de verdachte. Hoofdzakelijk op aandringen van den uit Denver in Amerika teruggekeerden broeder van de over ledene en van den heer Van Marken uit Hilversum, die met een zuster van freule Smissaert is getrouwd geweest, werd door de justitie laat gegeven tot op graving en opening van het lijk, hetgeen op 3 Juli 11. heeft plaats gehad. De opgraving geschiedde in tegenwoordigheid van de doctoren Waller en van Deventer, den scheikun dige dr. Ankersmit, den officier van Justitie, den griffier, den rechtcr-commissaris, een inspecteur van politie en een veldwachter. Ook bevond zich in, di gezelschap dooter Foreman, die aanwezig was, omd» h(j de afgestorvene behandeld had. De doode was nog zeer weinig veranderd, hetgeen voor een groot deel veroorzaakt ia door het feit, dat freule Smissaert in de laatste dagen geen voed sel tot zich kon nemen. Bjj de lijkopening bleek dadelijk, dat de overledene niet gestorven was aan slagaderbreuk, hetgeon doctor Foreman moest toestemmen. Ook rond men geen bepaalde ziekteverschijnselen van een der organen. Aan den scheikundige, doctor Ankersmit, werd ge vraagd welke deelen van het lichaam hij noodig aohtte voor een onderzoek op vergift. Deze werden uit bet lichaam genomen en in flesschen gedaan, die de officier von justitie verzegelde. Daarop word het overblijvende deel van het lichaam weder aan de aarde toevertrouwd. Met het scheikundig onderzoek van de verschil lende deelen werden belastde scheikundigen An kersmit en Van Ledden Hulsebosch en dit geschiedde in het laboratorium van laatstgenoemde. Zij vonden zink in de lever, de nieren en milt en ook in een ongewassohen kleedingatuk. Ten slotte werd dit metaal nog ontdekt in twee handdoeken gemerkt A. K. 6, die ook in de woning gewasschen waren en waarmede uitwerpselen waren opgenomen. Met de gegevens, die men thans heeft, wordt ver ondersteld dal de dood veroorzaakt is door vergiftiging met zinkwit. Ha het innemen van het een of andere zinkzout volgt gewoonlijk braking, waardoor het grootste deel van het vergift wedor uit het liohaam verwijderd wordt. Later volgt gewoonlijk ongebonden, dikwijls bloedige stoelgang; in dit geval niet voor gekomen. Het vergift is in het thans aanhangige geval waarschijnlijk in vrq groote hoeveelheid in het lichaam gebracht. Een deel er van werd uitgebraakt, maar een ander deel zette zich vast in verschillende inwendige lichaamsdeelen en verlamde daarvan de goede werking, zoodat alle eetlust ophield, of liever de maag kon niets meer verdragen en gaf dadelijk alles wat er in kwam, terug. Do zieke heeft in de laatste dagen van haar leven dan ook niets andere gebruikt dan water en teerde geheel uit. Een belangrijk feit bij het verhoor, te Arnhem gehouden, aan het licht gekomon, is, dat doctor Foreman aan Aafko Kujjpers twee dagen voor den dood van freule Smissaert aangeboden heeft een pro fessor te raadplegen, maar zjj verwachtto daarvan geen heil. Dit werd bevestigd door de dames Berkhout en Lucie Smissaert, die bij het aanbod van deq geneesheer tegenwoordig waren. Ten slotte deelt het Vliegend Blad mede, dat het onderzoek der justitie zich ook uitstrekt tot andere sterfgevallen, die mede in do naaste omgeving van de verdachte hebben plaats gevonden en dat het aan hangige geval misschien eene uitgebreidheid kan krqgen, die het beruchte proces der Leidsehe gift— meugster niet alleen evenaart, maar zelfs overtreft. In oen particuliere correspondentie uit Paramaribo van 2 Juli aan „het Vad." wordt melding gemaakt van oen opstootje, dat daar op 1 Juli (het gedenk feest der slaven-emancipatie) voorviel. 's Morgens brachten een 70tal mannen en vrouwen een ovatie voor het gouvernementshuis, waar zij oen emancipatielied en een psalm zongen. 1 De heer Lohman en zijne dochter vertoonden zich op 't balkon. gemeend hadden den zwemmeester niet te moeten straffen en hjj stelde voor, dat de gemeenteraad als nog daartoe zou overgaan en dien ambtenaar zoo al geen ontslag geren, dan toch hem gedurende een zestal weken schorsen. Dat woord gaf het sein tot een algemeene drukte in de raadszaal. Rechts en links vroeg men het woord en het duurde niet lang of aan beide zijden stond men in slagorde geschaard. De een beriep zich op de verzachtende omstandigheden, de ander op de instructie, welke bepaald voorschreef, dat de zwemmeoster zich niet van de inrichting mooht ver wijderen, een derde wees op het gevoel van den zwemmeester als vader, een vierde op zijn plicht als ambtenaar. In één woord, het „voor" en „tegen" werd behoorlijk in het lieht gesteld, totdat de zaak ten laatste van alle kanten voldoende bekeken was en tot stemming werd overgegaan. De oppositie won het. Met twoe*stemmen meerderheid werd besloten, dat de zwemmeester gedurende den tqd van zes weken geschorst zou zijn Bittere slag voor den armen man, die toch reeds zoo zwaar gestraft was door de ruchtbaarheid, N die de zaak had verkregen. Zijn eigen kind had hg verloren, en bij die diepe smart kwam nu ook nog do schande van openlijk tentoongesteld te worden als iemand, die zijn plicht als ambtenaar niet ge daan had. De stadsbode, die een goed vriend van hem was, deden die beide personen dan voor hun geld, zoo zij de kinderen lieten verdrinken Zoo sprak men op de straat en in de sociëteit, bij den aanzienlijken ingezetene en bij den eenvOudigen burger kortom overal. En toen de gemeenteraad kort daarop bijeenkwam, was er een lid van dat College, dat met een hoogst ernstig gezicht het woord vroeg en op de volgende wijze aanving „M. de Voorzitter! „Ik treed hier op als de tolk eener verontwaar digde burgerij, die recht heeft te weten hoe het mogelijk is, dat aan eene stedelijke inrichting dingen gebeuren, di6 een geachte familie dezer stad bijna in den diepsten rouw dompelden. Ik bedoel, mijn heer de voorzitter, de stedelijke bad- en zwemin richting" (anders gezegddm zwemschool, maar zooals in sommige gemeenteraden gebruikelijk is, bezigde men hier' de deftigs^ benamingen voor de eenvou digste zaken). „Ten gevolge van de nalatigheid van den directeur" (anders gezegdde zwemmeester) „is daar een ongeluk gebeurd, dat vroeger niet mogelijk werd geacht. Een aanvallig knaapje werd daar het slachtoffer van grove onachtzaamheid en verregaande zorgeloosheid, en het is daarom dat ik aan het dage- lijksch bestuur wensch te vragen is 4e directeur voornoemd gestraft, en zoo ja, op welke wijze P" Toen ging de spreker zitten met een gezicht, waarop duidelijk te lezen stond„Zie zoo, de burgerij heeft door mqn stem gesproken, de burgerij wacht ant woord Welnu, het bleef niet lang uit. De voorzitter nam al dadelijk het woord en begon met zijn leedgevoel uit te drukken over hetgeen gebeurd washet was inderdaad een treurige zaak, een hoogst droevig feit, maar men mocht den zwemmeester niet te hard val len en moest bedenken, dat nog nimmer te voren klachten over dien ambtenaar waren ingekomen, en om die reden hadden burgemeester en wethouders gemeend hom niet te moeten straffen. Zij hadden de zaak onderzocht en het was hun gebleken, dat 's mans kind ziek was en dat 4erhnlve „Dat alles mag niet in aanmerking worden geno men, mijnheer de Voorzitter, bij de beoordeeling van dit punt," zoo klonk het van de lippen van hem, die het hoofd der oppositie mocht worden genoemd, en die deze zaak niet ongeschikt vond om het Da- gelijksch Bestuur eens aan te vallen. En hij ging voort „Het geldt hier een zaak, die geheel op zichzelf beschouwd moet worden. Het geldt hier de vraag, of de kinderen uit deze gemeente veilig kunnen wor den toevertrouwd aan de zorgen van den directeur der stedelijke bad-en zweminrichting. Verwondering moet het wekken dat de justitie gemeend heeft in deze niets te moeten doen, maar als deze verkiest te rusten, is het des te meer onze taak te handelen." En daarop keurde hij in scherpe bewoordingen de handelwijzo van burgemeester en wethouders af, die 'sAvepds echter zou de „baqja" gedanst worden op beide markten. Dit rumoerige spel, dat zeer luidruchtig toegaat, werd verboden op de eene markt, omdat het hinderlijk was voor een zieke dame, de schoonmoeder van den adjudant des gouverneurs. De commissaris van politie kwam in naam van den gouverneur het volk zeggen, dat »jj naar de andere markt moesten gaan. Nu werd hem geant woord, dat men alleen op aanzegging van dun Gou verneur in persoon zich zou verwijderen, on nu wer den, om aan dit besluit kracht bjj te zetten, alle in de buurt te ontdekken kisten, vaten, trommels op gehaald en daarop met stokken, onder een onzinnig schreeuwen, geslagen. Het lawaai en geschreeuw, was oorverdoovend, en de toegang op de openbare straat gestremd. Inmiddels was de procureur-gene raal er "bijgehaald, die, op het terrein gekomen, het volk namens den gouverneur aanmaande uiteen te gaan en overal elders, op het Gouvernementsplein, in de Combé, waar zij maar wilden gaan, maar niet te bljjven waar zjj waren. Men antwoordde den proc.-generaal, dat men geen geloof aan zjjn bood schap hechtte; men had vergunning van den gouver neur, om te dansen ete., en men ging niet heen, zoolang de gouverneur zelf dit niet verbood. Inte gendeel, zij geloofden, dat de procureur-generaal door de Joden was afgezonden, door de Joden die nu yslf het land uitgezet moesten worden of naar de Joden-Savanna gezonden. Mr. Van Doorn was geheel van zijn stuk, daar de politie niets vermocht. Het volk zeide overluid, „dat het nu de baas is en zou toonen de baas te zqn." „De Joden moeten „weg of hun huizen zullen in brand gestoken „worden. De toestand had lang genoeg geduurd. „Door de Joden moesten zjj (het volk) belasting „betalen, en den Gouverneur, hun vriend, die hen „van belasting vrjj wil hebben, wilden de Joden weg hebben." Met brokken steenkool, steenen en stokken werden toen de huizen aan den waterkant gebombardeerd, en de bewoners toegeroepen, dat, mochten zjj zich vertoonen, alsdan hun laatste uur geslagen zou zjjn. Niemand durfde zich dan ook vertoonen. De poli tie vermocht niets; een brigadier der marechaussée, ten einde raad, trok van leer; er volgde een alge meene bokepartij, waarbij een politie-beambte een stuk van een oor kwijtraakte. Omstreeks 1 uur 's nachts kwam de gouverneur, en toen hij het volk beduidde, dat het weg moest, trok het onmiddellijk heen, de Saramacca-straat op, elk huis, dat het langs ging, bombardeerende, de ruiten stukslaande en het ameublement binnensbuis beschadigende. De stad is dezen morgen in groote agitatie> Men vreest voor een uitbarsting. En "wat dan? Ziet men nu welk geloof de woorden van den gouverneur verdienen en dat do gevolgen "biet uitblijven van het systematisch opjagen en aanzetten van het eene deel van de be volking tegen het andere, waarvan ik vroeger schreef? De bnrgerq' is zeer ongerust. De Arnk. Ct. bevat, nu feiteljjk de zitting van de Staten-Generaal 188990 is afgeloopeu, eene beoor- deoling van 't geen deze zitting heeft opgeleverd. Zij constateert, dat, hoewol de aanvang der zitting vruchten voor de wetgeving heeft afgeworpen, de tweede helft daarvan een schralen oogst opleverde, en het einde werd gekenmerkt door eenige onver kwikkelijke dingen, die het rocht geven van eene fin de teuion te spreken in denzelfden zin, waarin men de dwaasheden van den dag met fin de tieele aanduidt. had den ongelukkige eenigszins voorbereid, voordat hij hem den verzegeldeu brief had overhandigd, die de Jobstijding bevatte. Kalm en gelaten had hjj dezen aangenomen, had dien met ijskoude bedaard heid geopend, hem ten einde toe gelezen on was daarop losgebarsten in een dof gesnik. „Geschorst geschorst als een eer- looze 1" Hij, die in dienst steeds een blank strafregister had gehadbjj, die een voorbeeld mocht heeten van trouwe plichtsbetrachting, geschorst omdat een enkele maal Het was te hard, nog meer, het was onbillijk, onrechtvaardig 1 En op de sombere bui was een hartstochtelijke gevolgd. Hjj had met gebalde vuisten heen en weor geloopenhad aan ieder die het hooren wilde, ge zegd, dat hjj er voor bedankte langer in stadsdienst te zjjn, waar men hem zoo behandelde en hij was ten iaatste geëindigd met te berusten in zjjn droevig lot. De prettige, vrooljjke man van vroeger werd hjj echter nooit meer. Hij deed wat zijn plicht hem voorschreef, hielp zijne jeugdige leerlingen met voor komendheid, onderwees hen nog een paar jaar in de edele zwemkunst, maar de straf hem eenmaal door het stadsbestuur opgelegd, had hem een knak ge geven, dien hij nooit meer te boven kwam. Het was op zekeren zonnigen lentemorgen, dat een Zoowel de wetten, die in de laatste weken zijn tot stand gekomen, als wat er met en over niet tot stand gekomen wetten gebeurd is, wettigen dit oordeel. De spoorwegregeling brengt de Arnk. Ct. gaarne in het actief van regeering en parlement, al keurt zjj dia regeling af; met deze voorstellen hebben de betrokken departementen ondernemingsgeest en werk kracht getoond, gunstig afstekende bij de gewone bureaucratische apathie, en waaraan zjj gaarne hulde brengt. Maar zeer ongelukkig waren regeering, of parlement, of beide, bjj andere werkzaamheden van wetgeving van den laatsten tijd. Het ongelukkig getob met het wetsontwerp tot „vaststelling van bepalingen betref fende '8 rjjks waterstaatswerken", dat wel nooit het Staatiblad zal bereiken, verraadt eene groote onbe holpenheid van het departement van Waterstaat, wanneer het niet wordt gesteund en voortgrholpen. Grooter kwade post is het Lawa-traktaat. Dat het aangenomen is, mag aan de Kamers niet euvel geduid wordentegenover eene bevriende mogend heid was de aanneming plichtdoch de geschiedenis van het Lawa-tractaat is oen bewijs van jaramerljjk wanbeleid en onbeholpenheid van den minister van buitenlandsohe zaken, voor wien het votum der Kamers over het tweede wetsontwerp, niet als bewijs van vertrouwen gelden kan. Maar de merkwaardigste parlementaire voorvallen hadden plaats op het militair gebied. Men kent de hangende quaestie: de Minister van Oorlog voor stander van den persoonlijken militairen dienstplicht de r.-katholieke partij in de Kamer, althans de meerderheid van die tractie, tegenstander daarvan de anti-revolutionaire partij, vroeger warm voor stander van dat stelsel, en zich daarvoor, korten tijd geleden, tamelijk warm makende, doch sedort door de eischen der parlementaire samenwerking aanmerkelijk bekoeld en ter wille der macht genegen weldra geheel door den wind te gaan en een altoos hoog gehouden beginsel op te offeren. Deze stand van zaken heeft eerst geleid tot eene gelukkig nog mislukte poging van de r.-katholieke fractie om den Minister van Oorlog een huisgonnot des geloofs nogal I bij de behandeling van een militair wets ontwerp dén voet te lichten, verder tot een parlemen tair ondergestoken spelletje, waarbjj de voorzitter der Tweede Kamer door de zeer partijdige samenstelling eener commissie van voorbereiding, reeds vooraf het lot heeft in gevaar gebracht, zoo niet, beslist, van de van de ingediende legerwet, een voorstel dat, ook al mag men er niet in alle opzichten mede instem men, oen waardig gedenkteeken is van de werkkracht en wetgevende bekwaamheid van den Minister Ber- gansius, dat eene betere ontvangst bad verdiend. Ziedaar eenige belangrijke feiten fin-de-session, die een wonderlijk contras maken met de complimenten welke de regeering der Kamers en zich zelve bij de sluitiugsrede pleegt op te dragenzjj zjjn bewijzen van een ongezonden, bedorvon politieken dampkring die den politieken welstand van regeoring, vertegen woordiging en natie bedreigt. De Ark. Ct. spreekt alleen van hetgeen gedaan ia en zijn beslag gekregen hoeft. Daarom zwijgt zij van de stedenwet en van de vaccinewet als nieuwe bewjjzen, dat deze regeering ons meer en meer den weg der partijwetgeving wil opdrijven; ook van de poging der anti-revolutionaire partij in de Kamer welke gelukkig bjj de regeering nog tegenstand vond om tegen alle uitdrukkeljjke beloften in, den sohoolstrijd op bet terrein van het middelbaar en kleine begrafenisstoet door het stadje trok. Onze zwemmeester werd grafwaarts gedragen. Eenvoud was het hoofdkenmerk der plechtigheid. Geen deel nemende vriendenschaar volgde, geen woord van hulde werd aan de groeve gesproken, maar nog jaren later werd don overledene vaak een andere hulde gobracht, die in ons oog nog wel zooveel beteekent. Wanneer oude vrienden, die hun jeugd in bedoeld stadje hadden doorgebracht, na lange scheiding elk ander wederzagen, waoneor hunne harten zich als van ouds voor elkander openden en zjj voor hunnen geest terugriepen de dagen van weleer, dan was er niemand van hen, die niet als van zelf, zoo geheel onwillekeurig, een welwillend, hartelijk, waardeerend woord wijdde aan de nagedachtenis van hun ouden zwemmeester. valkonderwjjs over te brengen. Doch met nadruk wijst zij op een ander gevolg van het stellen van partjj belang boven landsbelang, dat bjj de laatste wijziging in het ministerie heeft voorgezeten tenge volge van het optreden van den heer Mackay als minister van koloniën is geen enkele van de vele brandende en op oplossing aandringende koloniale quaestiën één vingerhoed vooruitgekomen. Maandag vertrokken uit Amsterdam een vijftigtal vrjjwilligo beoefenaren van den wapenhandel, zijnde de leerlingen van Gymnasium en Hoogere Burger school, onder geleide van hun luitenant-istructeur Lansdorp en het uoodige kader, naar het kamp van Laren. Met uitzondering van enkele ongelui uit Rotterdam Leeuwarden en Haarlem, zijn 't allen Amsterdammers die zich daar gedurende een dag of tien in den velddienst gaan oefenen, teneinde een voorproefje te krijgen van het soldatenleven. De geheele legerplaats toch, met hare tenten, schildwacht, veldkouken enz. is op echt militairen voet ingericht. De levenswijs en oefeningen zijn eveneens op zuiver militaire leest geschoeid. De jongelui zorgen zelf voor hun eten, houden kleeding en waponen schoon, maken marschen doen verkenningen en houden spiegelgevechten, kortom worden behandeld als maakten zjj reeds deel uit van het staan de leger. Na afloop van den dienst wordt er gezongen, mu ziek gemaakt en ten slotte schjjfgeschoten, waarvoor o. a. de gemeente Amsterdam een paar eerepennin gen heeft uitgeloofd. De uitrusting bestaat in een modeljas en pet, voor eigen rekening, ledergoed, ransel en geweer, van Rjjkswege verstrekt. Ia het Ëngelsche Lagerhuis i9 dezer dagen be sproken de conventie der anti-slavernij conferentie te Brussel, en wel voornamelijk de houding onzre regeering ten opzichte van de onderteekening. Wei is waar is reeds medegedeeld het antwoord van den onder-secretaris van buitenlandsche zaken mede, gelijk het door Reuter geseind werd, doch dit gaf zoo onjuist do woorden van den heer Fergusson weder, dat wij deze hier laten volgen, zooals zij in het verslag der Ëogelscho bladen luiden wDe reden door den Nederlandschen vertegenwoordiger gegeven voor de weigering om de conventie te teekenen zeide de heer Fergusson was, dat de vaststelling van inkomende rechten in strijd was met de be palingen va£ de Berlijnsche Congo-overeenkomst, welke zij (de Nederlanden) oordeelde, dat do Brussei- sche conferentie niet bevoegd was te veranderen. Haar Majesteits gouvernement vorlangde dat een veel hooger maatstaf van belasting op spiritualiën sou gelegd worden, maar was niet in staat de aanneming te verkrijgon. De voorgestelde belasting zal omstreeks l>/f d. per quart bedragen (anderhalvon stuiver per 1.13 liter.) Ik geloof dat onderhandelingen worden voortgezet die, naar men mag hopen, de intrekking van het verzet zullen teweegbrengen maar de ge heele overeenkomst {General Jcf) zal niet in werking treden tot dat al de mogendheden, deelgenooten in de overeenkomst van Berlijn, haar geteekend hebben." Deze verklaring van de Ëngelsche regeering wijkt belangrijk af van de aankondiging van de Berlijn sche Postvolgens welke de mogendheden, die de akte reeds onderteekenden, besloten haddon om indien Nederland bjj zijn weigering volhardt ook zonder deze mogendheid de akte in verband mot de be paling tot het heffen van invoerrechten in den Congo van kracht te \erklaren. Daar de mededoeling van den heer Fergusson in het parlement afgelegd geheel in overeenstemming is met de verklaring door den Britschen gezant bij de slothandeling der Brusseische conferenties afge legd, kan men het bericht der Post niet anders dan onder streng voorbehoud voor kennisgeving aan nemen. Naa6l de parlementen beginnen de congressen en conferentie in onzen tijd een macht te worden, waar mede rekening dient gehouden. Na talrijke besluiten genomen te hebben is het internationale vredescongres te Londen gesloten. Be halve de reeds gemelden soluties werd nog eene aangenomen waarbij eene commissie is benoemd met de opdracht onderscheiden kerkelijke-, handels- en arbeidsvereenigingen te versoeken, steeds bij de regeering van haar land op handhaving van den vrede aan te dringen. Thans vergadert te Londen een tweede congres alleen bijgewoond door leden >an volksvertegen woordigingen. Doel van dit tweede congres is in de verschillende parlementen van Europa ten gunsté van den vrede te getuigen en te protesteeren tegen het steeds meer offers eischende militairisme. Bij de Fransche Kamer was een voorstel ingeko- men van den heer de Gasté tot herziening der con stitutie. Het strekte om den president en een vico-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2