RIJ BINNENLAND. I PV Vrijdag 5 September. N° 4316. 1890. SR. irkt larkt. NS FEUILLETON. Een raadselachtige Geschiedenis. sk Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstreken. De inaendlng van advertentiën kan geschieden tot ëön uur des namiddags van den dag der uitgave. prijzen, IES )NDAG, ’rammen JL Ja. f0.92‘. - 0.67s. 0.27s. 0.42s. ir 1890. W. Boekhoven, te Somraelsdijk, uitgever Van de ebracht naar (Uit het Frantch.) XXVI. Ik ben vermoeid. Ook XXVII. uut A Zoon. i i groote uit- van nieuw iet hem niet De uitgave dezer Courant geschiedt dageljjka met uitzondering van Zon- en Feestdagen. De prijs per drie maanden is 1.25, franco per post 1.70. Afzonderlijke Nommers VIJF CENTEN. Bovendien worden alle Ad vertentien gratis opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD 't welk des Maandags verschijnt. en Ha rar, B 16. GOUDSCHE COURANT. Huideelt, 8 dagen tijd inste pijn te e gevoeligste eel 50 ets. IN, Coiffeur. v. TUIJLL. De Haagsche briefschrijver der Arnh. Crt. deelde onlangs mede, dat de bekende teekenaar van de parlementaire caricaturen in de Punch, HentyFur- niss, bijzondere vergunning heeft om in alle lokalen van het parlementsgebouw te komen. Hij uitte Ter gelegenheid van de landbouwtentoonstelling vanwege de afdeeling Oudewater op Vrijdag den 5en September zal de Rederijkerskamer eene tooneelvoor- stelling geven. Bjj de gisteren te Bodegraven gehouden hard draverij, die door een talrijk publiek werd bijge woond, werd de prijs 225, behaald door de Bruine ruin de Prine, eigenaar en berijder de heer P. van Santen, te Rotterdamle premie ƒ75, door de Bruine ruin Piorno II, eigenaar de heer Dr. Per soon, te Wateringen, berijder J. G. de Boer 2e premie 25, door de Bruine ruin de Haas, eigenaar de heer W. H. J. Brom, te Utrecht, berijder A. Bos. De heer A. Kist te Schereningen heeft met gun- stigen uitslag het 3e of laatste gedeelte afgelegd van het Notarieel examen. z Tot Wethouders zijn herkozen: Te Moordrecht de heer A.Kluit; te Berkenwoude de heerW. Verdoold Kzn.; te Krimpen a/d. IJsel de heer C. van der Giessen te Ouderkerk a/d. IJsel de heer J. Boogaerdt; te Berg-Ambacht de heer P. van Wijngaarden Azn. te Zevenhuizen de heer E. Jongeneelte Woerden de heer J. Knijff Adr.zu.te Oudewater de heer T. J. van Vreumingen te Stolwijk de heer N. Zijder- laaute Reeuwjjk de heer I. Teekens. Maas- en Scheldebode, is op last van den officier van justitie te Rotterdam gevangen genomen. Uit den Haag wordt gemeld Dank het waakzame oog der politie is eergisteren een plan tot verstoring van den feestdag tijdig ver ijdeld. Een troep socialisten, ongeveer 50 man sterk, scheen het voornemen te koesteren, zich achter den optocht van de welgezinde werklieden te scharen en met een bord, waarop een doodshoofden opschriften als arbeid en broodeloosheid, een soort van contra- manifestatie aan den dag te leggen. Het gelukte hun evenwel niet achter den stoet plaats te krijgen, zoodat zij zich spoedig uit de voeten maakten en zich verder niet meer vertoonden. AD VERTENTIEN worden geplaatst van 1—5 regels a 50 Centeniedere regel meer 10 Centen. GROOTE LETTERS worden berekend naar plaatsruimte. Men schrijft uit het Westland: De boeren zijn druk bezig met het binnenhalen van de oogst, voor zoover het weer dit veroorlooft; want de omstandigheden zijn alles behalve gunstig; aanhoudende regens belemmeren het werk. Op een zonnigen namiddag, tusschen de buien door moet van de gelegenheid gebruik gemaakt worden, om eens een vrachtje thuis te brengen. Bovendien blaast de wind soms de „hokken” omver. Vooral gerst en haver (tarwe minder) en ook de erwten en boenen heb ben veel last van ontkiemen. Het beschot, vooral de tarwe en gerst, is maar matig; de rogge is iets beter; de haver heeft in Mei wel wat veel droogte gehad. Ook het stoo is niet van het beste qualiteit. Vlas levert over het geheel een flink gewas op, en ook de boenen en erwten geven geen reden tot klagen. GOUDA, 4 September 1890. Onder hen, die het toelatings-examen voor de rijks- landbouwschool te Wageningen met goeden uitslag aflegdon, behoort O. Spit alhier. daarbij het vermoeden, dat een Nederlandsch tee kenaar zulk een vergunning wel niet zou kunnen verkregen. Een medewerker van den Spectator schrijft naar aanleiding hiervan het volgende „De briefschrijver heeft volkomen gelijk, dat in ons land de teekenaar van een geïllustreerd tijd schrift geen doorloopende permissie zou kunnen krijgen van den voorzitter der Tweede Kamer of den president-minister, om in de zalen van ons Par lementsgebouw rond te kuieren, teneinde van de ministers of Kamerleden portretten te maken. Ook zonder die vergunning ziet hij echter wel kaus om zjjn „sujet" naar het leven waar te nemen. Ik herinner me, dat de heer P. Meier als minister van koloniën was opgetreden en in de Spectator-nes^n- dering een plaat was aangegeven, waarop die Staats man voorkwam. Het idee was geestig, maar er was een bezwaarSchmidt Crans kende Meier niet. „Nu, dat is licht op te heffen, zeide hij, Meier kent mij ook niet." „Vrijdag daarop trekt hij een zwarten rok en witte das aan en gaat op audiëntie. Hij solliciteerde naar eene betrekking, welke is mij ontgaan, maar die hij zeker wist dat hij niet krijgen zou en waarvoor hij even weinig lust als geschiktheid had. Hij liet zich dus volkomen overtuigen door de redenen, welke de Minister aanvoerde, ten betooge, dat hij hem tot het gevraagde ambt niet benoemen kon, en op zijne kamer teruggekeerd, toekende hij het wel gelijkend portret van Zijne Excellentie. „Mocht men opmerken, dat hij het portret dan toch maar uit zijn geheugen teekende, dan vergeet men dat het geheugen van een beeldend kunstenaar geheel en al verschilt van dat van een gewoon mensch. Hij onthoudt lijnen, gelijk wij versregels en volzinnen onthouden. Eene treffende proeve ont ving ik daarvan, niet lang geleden. Een schilder, in het buitenland vertoevende, wilde aan een vriend Theodore was niet tevreden met zichzelvenhet genoegen, dat hij er in gevonden had den luitenant uit te dagen, verdween voor de zekerheid, dat het mevrouw De Beaurand verdriet zou doen, zoo de man van haar vriendinnetje gekwetst werd. Maar wie kon dat nu ook weten Waarom had een ongeluk- 35) Mevrouw Hubert d’Aulmoye. Haar man was luitenant bij het 11de regiment huzaren, maar hij heeft met een ander omgewisseld om te Parijs te komen wonen. Benoist was zeer ernstig geworden. Gij zegt, dat de vrouw van dien heer uwe vriendin is? Ik geloof het wel 1 Het lieve kind is mij tweemalen in het geheim komen zien. Zij gelooft nog in mij zij is de eonige I Ik heb haar ge. zegd, dat zij niet terug mag komen begrijpt gij Zij is sedert weinige maanden gehuwd, haar man is als de anderen. Hij heeft geen reden om mij lief te hebben. Zij is jong, nauwelijks achttien jaarzij begint haar leven eerst, zij mag haar lot niet bederven, vooral niet, nu zij het geluk heeft haren man to beminnen 1 Bemint zij hem Wel zeker bemint zij hom. En hij haar; het is een huwelijk uit liefde. Arm kindIk hoop dat ik eenmaal hare genegenheid en toewijding zal kunnen vergelden I Op dit oogenblik heb ik haar den eenigen dienst bewezen, die in mijne macht stond ik heb haar verzocht niet terug te komen. Zij noemt mij „moedertje” uit herinnering aan het klooster. Dus stelt gij zeer veel belang in haar? Alsof zij mijne zuster was. Waarom vraagt gij dat Om hot te weten. Het getal dargenen die u beminnen, schijnt mij klein genoeg toe om hen goed te willen kennen. Niet waar? antwoordde zij met een zoo ver- leidelijken glimlach, dat Benoist zijne koelbloedig heid verloor. Ik ga heen, zeide hij. Wilt gij mij de hand geven Zij stak hem hare fraaie hand toe Goeden avond, zeide zij, ik dank u. voor alles wat gij nog doen zult, dank ik u. Hij kuste eerbiedig hare hand en ging heen, tame lijk uit zijn humeur. kigeloop van omstandigheden hem nu juist den eenigen man doen aanspreken, dien hij nooit zonder wroeging kon doodsteken De zaak was te ver gevorderd om er op terug te komen, en bovendien bracht de gedachte aan de woorden, die de onvoorzichtige jager had geuit, het bloed van Benoist opnieuw aan het koken. Nog eene andere zorg kwelde hem. Mevrouw De Beaurand mocht niet weten, dat hij om haar gevochten hadzou zij hem niet voor een dwaas of voor een snoever houden, indien zij vernam, op welke wijze hij een onbekende had uitgedaagd? Het staat geschreven, dacht hij droefgeestig, dat ik tegenover haar niets dan dwaasheden moet doen Toen de ochtend was aangebroken, kleedde hij zich om zijn tegenstander te gaan ontmoeten in het park, dat een vriend te hunner beschikking had gesteld. Ik mag dien jongen nietdooden, dacht Benoist; zijn vrouwtje zou een afschuw’ van mij krijgen. En mevrouw De Beaurand zou ontevreden zijn Ik zal mij zelf eene aderlating moeten laten geven. Df hoop maar, dat hij niet al te onhandig is, anders zou hij mij, zonder het te willen, kunnen doodenWat een ellendig avontuur! Arme, arme, lieve moeder! in- dien zij wist hoe dom haar zoon zich gedragen heeft, zou zij zeker zeer boos worden. Én ik zou het waarlijk verdienen Laat ons ten minste zorg dragen, dat zij mij niet behoeft op te passen. d’Aulmoye zijnerzijds kwam in oorlogszuchtige stemming op het terrein. Toen hij den vorigen dag

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 1