Bultenlandscb Overzicht. wat er aanleiding toe heeft gegeven, ia men eigenlqk nooit te weten gekomen. De een richtte beschul digingen tot den ander, en het kwam tot een proces. De heer B. H. Manus, koopman in tabak te Amsterdam, "is door 20 handelsfirma's voor de Amsterdamsohe rechtbank gedagvaard, tot betaling van eene boete van 20.000, omdat hij, niettegen staande het contract door hem met bedoelde firma's aangegaan, waarbij werd overeengekomen geen koopen of inschrijvingen te doen bij sekere Kotterdamscho firma, dit contract zou hebben verbroken, door indi rect met die firma taken afgesloten te hebben. Voor het consortium tal als advocaat optreden mr. J. C. de Vrios, voor den heer Manus mr. A.F. K. Hartogh. In «het «N. "v. d. D." komt het volgende inge- tonden stuk voor Een lokvogel, die niet meer gebruikt mag worden. Een dringende raad aan ouders en voogden. Nu de Wet op het Militair Onderwijs in het Stil. is opgenomen, waardoor allereerst één van de twee bestaande hoofdcursussen is opgeheven, is het niet ondienstig, ja plichtmatig, om jongelingen, die tich bij het Instructie-bataljon of bij een der regimenten infanterie vrijwillig voor den militairen dienst willen verbinden, met het vooruitzicht om eenmaal langs dien weg officier te zullen kunnen worden, «ten ernstigste te waarschuwen voor de zoo goed als zekere teleurstelling," die het overgroote deel hunner zal ondervinden. Door de zeer beperkende bepalingen toch voor de jaarlijks open te stellen vacatures is de weg om door jjhet leger officier te worden iu de toekomst «zoo goed als afgesneden." Dit jaar, nu de wet nog niet in werking is, komen voor 38 vacatures op den hoofdcursus reeds ongeveer 160 adspiranten. Dit zijn onderofficieren, die min stens twee jaren met succes den wetenschappelqken enrsus bij het regiment moeten hebben gevolgd, die zich hebben moeten onderscheiden door uitstekend gedrag en die bovendien bijzondere theoretische en practische geschiktheid moeten bezitten. Elk jaar komen zeer velen hierbij, terwijl het aantal vacatures bij het in werking treden der nieuwe wet hoogstens 20 a 26 zal bijdragen. Daarbij komt, dat bij het leger, zoowel als bij het Instr.-bataljon, steeds een aaDtal zeer ontwikkelde jongelui in dienst treden, die niet in de gelegenheid waren of gesteld konden worden, om examen te doen voor de Milit. Academie meestal omdat 't hun ouders aan de middelen" ontbrak om hen voor langer of korter tijd een dure kostschool te doen bezoekep, hetgeen voor het slagen in dit geval oene bijna on misbare voorwaarde is en zal blijven maar ook omdat voor vele onders de jaarlijks te betalen vergoeding aan de M. A. het grootste struikelblok is. Wij gelooven dan ook niet te veel te zeggen, dat de nieuwe wet op het Militair Onderwijs den nek slag zal geven aan de opleiding totofficier van ouderofficieren uit het leger, omdat de concurrentie onmogelijk wtfrdt. Wij kunnen niet zeggen hoe diep wq dit betreuren, niet alleen uit maatschappelijk oogpunt als uit traditie en billijkheid, maar ook en voornamelijk omdat het leger, zoowel hier ie lande als in Oost-Indië, langzamerhand zal beroofd worden van eene categorie van officieren die, wanneer hunne wetenschappelijke opleiding gewaarborgd is, gelijk Ja, antwoordde zij, hem met onbeperkt ver trouwen aanziende. De handen, die hij in de zijne hield, nog inniger drukkende, bleef hij onbewegelijk, zwijgend staan door hunne oogen stortten hunne verrukte zielen zich in elkander uit, zij dachten op dit oogenblik aan niets anders dan aan hun geluk. Plotseling trok Kstelle hare handen terug. Ja, herhaalde zq, maar alleen wanneer de waarheid aan het licht is gekomen. Anders nooit Ik wil met opgeheven hoofd uwe woning binnen treden. Hij haalde de enveloppe uit zijnen zak en legde ze voor haar op tafel. Wat is dit? vroeg zij verwonderd. Het is de enveloppe, die den brief bevatte, gij weet wel. Zij zag beurtelings van de enveloppe naar Benoist, maar begreep hem niet. De brief is verdwenen, maar de enveloppe is overgebleven. Bezie haar goed, bestudeer haar, want het geluk van ons leven hangt er misschien van af! Zij beefde bq die woorden en werd bevangen door een vreemd gevoel. Hq noodjgde haar te gaan zit ten en zette zich naast haar. Wees niet bevreesd, zeide hij, haar zoo be wogen ziende t tot hier toe hipld gij u zoo dapper Dat kwam omdat ik tot nog toe alleen voor mij zelf streedthans echter gevoel ik mij beangst thans gesohiedt, in niets behoeven achter te staan bq hunne kameraden, herkomstig van de M. A., maar die integendeel door practische ervaring en geschikt heid in menig opzicht de voorkeur verdienen. Het heeft ons dan ook innig gespeten, dat de heer Van Vlqmen, die tooh ook uit het leger officier werd en in wetenschappelijke ontwikkeling bn geen enkel officier, behoeft achter te staan, fiiet krachtiger ten deze is opgetreden en niet meer weerstand heeft ge boden aan den drang der theoretici, aan militaire leden der Kamer, die ovir 't algemeen zeer weinig practische ervarinn hebben en dio althans nooit een officier, uit den troep gevormd, hebben kunnen lee- ren kennen en waardeeren. (1) Wij zonderen natuurlijk uit generaal Van der Sehrieck, die zich trouwens zoo goed als buiten de quaestie hield. Maar nu de zaken dezen loop namen, is het meer dan tijd, dat er con einde kome aan de misleiding, waaraan zoo velen bloct staan, die te goeder trouw gelooven, dat de oude wegen nog steeds naar hetzelfde doel leiden. (1) Uitgezonderd den heer Ven Vlqmen. M. schrijft aan de «Haagsche Ct.« Nog maar een korte spanne tijds, nog maar één maandje, en 't is 7 (zegge zeven) jaren geleden, dat bq Kon. besluit eene Staatscommissie werd benoemd tot onderzoek van het vraagstuk der levensverzekering en tot het ontwerpen van eene wettelijke regeling. In 1885 rapporteerde die commissie uitvoerig. In 1887 werd dat rapport openbaar gemaakt. Di 1888 uitte de Eerste Kamer in haar Voor- loopig Verslag over de Staatsbegrooting den wenach, dat dit rapport tot eene spoedige wettelqke regeling zou 'leiden. In 1889 verscheen een academisch proefschrift van mr. A. A. C* Pabst«Staatstoezicht op Levensver zekeringen", en in dat zelfde jaar werd, in het afdee- lingsverslag der Tweede Kamer over de begrooting van Binnenlandsche Zaken, den minister o. a. ge vraagd «Of, en zoo ja, met welken uitslag overleg plaats had met Justitie ten aanzien van wettelqke regeling van den toestand van levensverzekeringen, zieken- en begrafenisfondsen." Sedert is van deze zaak niets meer vernomen. Staatscommissies zijn inderdaad nuttige uitvindingen, dat is bekend! «L'Economiste" berekent dat de gevallen van krankzinnigheid in Frankrijk gedurende de laatste 15 jaar met 15 pC't. zqn vermeerderd. Terwijl men in 1872 3084 gevallen (1695 mannelijke en 1389 vrouwelijke) telde, bedroegen die 'getallen in 1888 4449 (2549 m. 1900 rr.) Het groote aantal wordt toegeschreven aan alcoholmisbruikvan 188688 vermeerderde het getal krankzinnigen wegens drank misbruik met 25 pCt. Vooral bij het vrouwelijk geslacht neemt de drankzucht toe. Aangaande de «Belastingontwerpen" deelen wij het volgende mede Allereerst wordt door de Kegeering voorgesteld, de grondbelasting op de gebouwde en op de onge bouwde eigendommen te bepalen op 5 ten honderd van de belastbare opbrengst. De belasting op het gebouwde is daarbq opnieuw geregeld in verband met de voorstellen, om aan de Waarvoor Niet te zullen slagen bq ons onderzoek. Ik durf dat papier bijna niet aanzien. Indien het ons eens geen opheldering gaf in de treurige zaak Welnu, dan zullen vrij elders zoeken. Moed gehoudenKijk nu eens goed, bovenaan staat de postzegel met den stempel van Laval Geeft u dat niet eenig licht? Zij schudde ontkennend het hoofd. Bezie dan eens goed het schriftoverhaast n niet, agiteer u volstrekt niet, wees vooral bedaard. Zij boog zich over het papier en bezag het met groote nauwkeurigheid. Herkent gq het schrift? Na enkele oogenblikken zwijgens, herhaalde zq hetzelfde moedelooze gebaar van zooeven. Hebt gij nooit in uw dienst gehad een kame nier of huisknecht, die er reden voor zou kunnen hebben om u kwaad te berokkenen Het is blijkbaar het schrift van eene dienstbode ot boer, op zijn hoogst van een kamenier! Estella nam de enveloppe op met hare beide han den en sloeg daarop een onderzoekenden blik. Een kamenier? zeide zij, hare herinneringen uit vroeger dagen raadplegende Neen, bij mevrouw de Polrey had ik een meisje in mijn dienst dat lezen noch schrijven kon Dat kan dus niet maar vroeger? Vroeger, toen was ik op kostschool Zij hield plotseling stil, al de vervlogen jaren gemeenten de heffing toe te staan van meer opcenten op de hoofdsom dier belasting dan tot hiertoe. Aan de gemeenten wordt grooter aandeel in de grondbelasting gegeven. Voorgesteld wordt, de ver- hooging der grondbelasting ten behoeve der ge meenten gepaard te doen gaan met verlaging der hoofdsom. Door 5 percent van de belastbare op brengst als maatstaf van heffing voor het ongebouwde aan te nemen, zal de tegenwoordige hoofdsom dier belasting ad f 5,545,000 dalen tot 4,807,334,44. De Reg. heeft hierbij den weg van paraégnatie ge paard met verlaging ingeslagen. Hierdoor kan de ongunstige financieels toestand van vele plattelandsgemeenten verbetering ondergaan, zonder den grond zwaarder te belasten. Wordt, gelqk zal worden voorgesteld, aan de ge meenten toegestaan 60 opcenten op de hoofdsom ad 5 procent te hefi'en, dan zullen de gemeenten voortaan 2,884,000 kunnen heffen, in plaats van, zooalt nu, p. m. 555,000 alzoo 2,829,000 meer dan thans. Dé Kegeering verwacht van dezen maatregel aanzienlijke vermindering der gemeentebelastingen ten bate der bezitters van onroerend goed. Voor de gebouwde eigendommen wordt geen hoo- ger aantal opcenten voor de gemeenten dan voor de gebouwde aangenomen. Het aantal opcenten ad 60 acht de Regeering niet te hoog. De grondbelasting vermeerdert in het geheel met 1.148.000, terwql aan de gemeenten wegens de grondbelasting meer ten goede zal komen bqna 3.800.000. De voorgedragen «wijzigingen der gemeentewet" welke verband houden met de herziening der grond en met de voorgenomen herziening der personeels belasting strekken in de eerste plaats om te gemoet te komen aan bezwaren tegen de bestaande regeling der plaatselijke belastingen. Een billijke verdeeling van lasten tusschen de gemeenten wenscht do Minister dan ook te laten voorafgaan aan wijzigingen in het Rqksbelastingstelsel. Billijk acht zij het, bij de verdeeling van lasten meer dan tot dusverre rekening te houden met het belang, dat de niet-ingezetenen als eigenaars van gronden of van ondernemingen van handel en nijver heid kunnen hebben bq tal van onderwerpen van gemeentezorg. Ter verbetering van den onbillqken toestand wenscht de Regeering naast de te verminderen uitkeering uit de personeele belasting aan de gemeenten, ook een deel van de grondbelasting en van het patent recht af te staan. Geheele afstand van het perso neel aan de gemeenten wenscht zij niet, evenmin als van de grondbelasting en het patent. Het aandeel wordt toegekend in den vorm van heffing van opcenten. Daartegenover vervalt het heffen van opcenten op directe belastingen door het Rijk zelf. De gefixeerdo uitkeering aan het personeel zal slechts bij werkelijke behoefte van gemeente worden uitgekeerd. De gemeenten krijgen bevoegdheid tot heffing van 30 opcenten op het patentrecht, behalve van aan slagen van kleine kooplieden, vreemde schaarslqpers en gebruikers van binnenvaartuigen. De financieele gevolgen voor het Rjjk en de ge meenten zqn aldus geraamd, dat het Rijk in totaal zou verliezen ongeveer 1,975,000 en de gezamen lijke gemeenten meer zullen ontvangen ƒ2,211,000, gingen weder haar oog voorbij an ,ea' vergeten ge beurtenissen schoten baar opnieuw te binnen. Plotse ling ging een hevige schok door haar lichaam, dat van het hoofd tot de voeten beefde terwql haar gelaat doodsbleek werd. Hq zag haar aan zonder- haar op dat oogenblik iets te durven vragen. Zjj bleef enkele seconden onbewegelijk zitten, toen sprong zq op en liep naar haar schrijfbureau. Zij opende dit, trok daar een laadje uit, dat aller lei herinneringen en souvenirs bevatte uit hare jeugd, zocht daarin een oogenblik en kwam toen terug met een gebedenboekje in haar hand, van rood marokijn leer, dat aan de hoeken eenigszins ver sleten was. Tusschen de bladen lagen een aantal geel gewor den prentjes met godsdienstige voorstellingeneen daarvan nam zij er uit, dal voorstelde een heilige geknield voor een bidstoeltje, gekleed in een mon nikspij en de oogen ten hemel slaande. Daaronder stonden met een ongeregeld, leeljjk schrift de woor den uAan kaar kleine Éetelle Brumire, Rosalie Vtrtl." Rosalie, zeide de jonge vrouw, die haar gewone kalmte nu weêr terug gekregen hadhet was Rosalie Hoe heb ik daaraan nog kunnen twijfelen t Op haar schoon golaat verscheen bij die woorden een uitdrukking vol bitterheid. Rosalie P vroeg Benoist. (Wordt vervolgd). met welk bedrag de hoofdelijke omslagen zullen kunnen verminderen. Het Rijk zal het verlies kunnen lijden zonder dat oplegging van nieuwe of verhooging van bestaande belastingen noodig zal zijn. Mocht die verwaohting niet vervuld worden, dan zal de Regeering de noodige voorstellen doen tot herstel van het evenwicht tus schen ontvangsten en uitgaven. Betreft het eerste voorstel de heffing van meerdere opoenten door de gemeenten op Rijksbelastingen, er wordt ook voorgesteld, om nog in andere opzichten de bevoegdheid der gemeenten tot belastingheffing uit te breiden. Naast de inkomstenbelasting, welke nu met een beperking uitdrukkelijk in de wet zal worden tooge- laten, zullen de gemeënten ook eene vermogen- en verteringsbelasting kunnen heffen, zoodat zij haar eigen personeele belasting kunnen invoeren. Teneinde ook elders wonende belanghebbende han delaars en ondernemers in de lasten te doen bijdra gen, wordt voorgesteld, om onder de plaatselijke belastingen ook eene «bedrijfsbelasting" op te nemen met een zakeljjk karakter en mei bevoegdheid, om inkomsten uit handel en nijverheid lager te belasten dan andere. Ook krijgen de gemeenten bevoegdheid een „debiet- recht" te heffen op den verkoop van tabak, sigaren en dranken, opdat sommige gemeenten moer voordeel kunnen trekken van vreemdelingen. Nog wordt voorgesteld om voortaan de in de ge meentewet bedoelde retrebuties niot meer als plaat selijke belastingen te beschouwen en te regelen, maar om zo op dezelfde wijze te behandelen als het on derhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van gemeente-eigendommen. Ook art. 254 dor gemeentewet (beperking van de opbrengst eener heffing tot het bedrag der kosten) wordt afgesohaft, ten einde de gemeenten niet te beletten financieele vruchten te plukken van de door haar in het publiek belang beheerde inrichting en werken. De Regeering acht het door Gedeputeerde Staten uit to oefenen toezicht op de tarieven dier heffingen voldoende. Eindelijk wordt nog voorgesteld in artikel 245 gemeentewot niot meer te spreken van „hoofdver blijf." De vraag, of men in zekere gemeenten steeds in de lasten zal bijdragen, zal volgens het ontwerp niot meer afhangen van de omstandigheid, of men daar hoofdverblijf houdt, maar van der, aard der belasting waarin men is aangeslagen. Heeft men in de gemeente een woning of een localiteit, waar men zqn bedrijf uitoefent, dan is men belastingplichtig, onverschillig of men al dan niet in de gemeente verblijft. Is de belasting echter een vermogens- en inkomstenbelasting, dan moet de verplichting, om daarin bq te dragen, steunen op eene persoonlijke betrekking tusschen den belastingschuldige en de gemeente, b. v. door werkelijk verblijf de ge meente, verblijf metterwoon, in onderscheiding van een tijdelijk „logeeren" in hotels, logementen of bij particulieren. Rechtspersonen en vennootschappen behooren naar de zienswijze der Regeering niet verplicht te worden als zelfstandige belastingschuldigen in een inkomsten- of vermogensbelasting bij te dragen. Wel kunnen zij verplicht worden bij te dragen in de belastingen naar den uiterlqken staat en in de bedrijfsbelasting. De Standaard houdt een warm pleidooi voor Arbei ders-treinen. In andere landen bestaat 's morgens voor de ar beiders gelegenheid, om zeer vroeg, vaak met een extra-trein en voor bqna geen geld, uit de omlig gende dorpen naar de groote steden te vertrekken, en |s avonds om op gelijke wijs, na volbrachten arbeid, uit die steden weer na die dorpen terug te keeren. In België b. v. betaalt een arbeider te Brussel die op een der dorpen in den omtrek wil wonen, slechts één frank twintig centimes voor een weekkaart die, hem het recht geeft een week lang 's morgens en 's avonds van deze arbeiderstreinen gebruik te maken. Voor nog geen zestig cents kan hq dus zes maal heen en zes maal terug rjjden, wat neerkomt op nog geen stuiver per keer. Nog minder dus dan men te Amsterdam voor een tramkaart betaalt. Feitelqk is dit voor den arbeider geen uitgave, maar een besparing. Is men toch in Brussel verplioht minstens vijf frank voor huishuur te betalen, in een nabijgelegen dorp betaalt men hoogstens drie frank. Voegt men hierbij de 1 fr. 20 ets. voor de treinkaart bij, dan bespaart de arbeider dan nog altoos 80 ets. En zoo kon het ook te Amsterdam. Indion onze arbeiders in de gelegenheid werden gesteld, om binnen een omtrek van b. v. 15 a 20 kilometer voor 50 a 60 cents per week op en neer naar Amsterdam te sporen, dan zouden zij buitenaf aan woning minstens 1 a 1.50 uitsparen, en dus nog geld overhouden. Toch ligt niet in deze kleine besparing de eigen lijke winst van dit goede systeem. Veel grooter is de winst, die de arbeider zichzel- ven, en niet minder voor zijn gezin, door deze mo gelijkheid van verplaatsing, zich in den schoot zou zien geworpen. De winst zou bestaan, ten eerste in gezonder leven. Nu toch noopt de opeenhooping van zoovele duizenden in lange reeksen van kazernen, tot het zich beholpen met kleine, muffe hooge woningen in een stadsatmosfeer, die toch reeds niet zeer frisoh is. In de tweede plaats biedt een woning op onze dorpen bijna altoos gelegenheid, om een klein stuk land aan zulk een woning Ie verbinden, waarvan de opbrengst te stade kon komen, en dat voor heel het gezin een verrijking van het leven zou bieden. In de derde plaats zou zulk een loven te platte- landde voor de opvoeding en het opgroeien van zqn kinderen, én uit physiek, én uit moreel oogpunt verre te verkiezen zqn. In de vierde plaats zou de arieidsvrouw, die nu vaak heel do week op een derde verdieping in be? fierkte ruimte slijten moet, een veel „menschelijker" even te gemoet gaan. En de vijfde plaats, wat vooral niet vergeten worde, zulk een vaste gewoonte, om na volbrachten arbeid per spoor landwaarts te trekken, zou den arbeider aan zijn gezin teruggeven, en op geduchte wijze afbreuk doen aan het ellendige leven op s'traat en in herbergen, dat nu zoo veelzins den „zedelijken" welstand van den arbeider in den weg staat. En ook uit maatschappelijk oogpunt zou het in voer van zulke arbeiderstreinen tot bet verplaatsen van een hoop deel onzer arbeids bevolking naar de omliggende dorpen, nuttig kunnen werken. Het groote gevaar onzer steden uit sociaal oogpunt dat ze in enkelq stadswijken zoo vele ontevredenen opeenhoopen, zou er dan voorkomen worden. En omgekeerd zou aau de bevolking te plattelan- de, die in den landbouw geen genoegzaam bestaan meer vindt, de kans worden geboden, om elders arbeid te zooken, zonder zich naar de groote steden te verplaatsen metterwoon. Doch ook al acht men deze sociale voordeelen denkboeldig, toch wordt hierdoor de rechtmatige eisch niet tot zwijgen gebracht, dat onze spoorwegen beter dan dusver met de behoeften en noodeu van onzen arbeidenden stand rekening dienen te houden. Een lachende familie bevindt zich in Amerika. Zij is zeer uitgebreid en bestaat uit een welgesteld landman, die met zijn zoons, dochters, schoonzoons en schoondochters op een groote afgelegen farm in het westen woont. Allen lijdén aan krampaandoe ningen in de mond- en keelspieren, welke hen op sommige tijden noodzaken, in een luid lachen uit te barsten. Bij den ouden man openbaarde zich de kwaal voor het eorst ruim 12 jaren geleden. Hij zat op zekeren dag aan den middagdisch, toen hij plotseling een hevigen aandrang tot lachen gevoelde. Daar hij niet kon ophouden, nam hij pen en papier en Bchreef, dat men om een dokter zou zenden. Deze kwam, maar kon niets uitrichten. Tegen zons opgang hield het lachen op, en de arme man was toen zóó afgemat, dat hq machteloos nederlag. Hij kwam echter spoedig bij en ging op den gewonen tijd te bed. Tegen 2 uur 's nachts herhaalde zich de aanval en duurde tot 7 uur 's morgens. Later deed zich dit zonderlinge verschijnsel geregeld twee maal daags voor, tegen den middag en even na middernacht. Gedurende den aanval kan hq eten noch spreken, maar overigens oefent het gedwongen lachen geen schadelijken invloed op zijn gezondheid uit. Eenige jaren nadat zich bij den vader het ver schijnsel had voorgedaan, werd tot groote verwonde ring van allen, ook een van zijn dochters door de lachziekte aangetastdaarna breidde zich de kwaal als een besmettelijke ziekte over de geheele familie uit, de oudste zoon werd er het laatst door aan getast deze kreeg den eersten aanval, terwql hij zich ten huize zijner tegenwoordige vrouw bevond, ten einde aanzoek om haar hand te doen Onder de kleinkinderen zijn er reeds verscheiden, die mede aan de ziekte lqdende zqn. Het moet, natuurlqk, een zonderlingen indruk op den toeschouwer maken, deze lachende familie bij elkaar te zien dikwjjls toch gebeurt het, dat allen, de een na den anderen, in lachen uitbarsten. Men heeft hen aangeraden, zioh van hooger ge neeskundige hulp te voorzien, wat zij evenwel heb ben afgeslagen. Het gedwongen lachen schqnt geen nadeeligen invloed op hen uit te oefenen zij leven tevreden en opgewekt. Wellicht dat eerstdaags een ondernemend „impreasario" hen uitnoodigt, een reis met hen te ondernemen. In Amerika zou zoo iets volstrekt geen verwondering wekken I Prof. Billroth, de beroemde ontleedkundige te Wee- nen, heeft de volgende waarschuwing openbaar ge maakt Er zqn mjj in de laatste maanden vier gevallen voorgekomen, waarin vingers met geheel onbeduidende kwetsuren door de onzinnige aanwen ding van carbolzuur branderig geworden waren. In alle vier gevallen gold het kinderen, wier ouders op eigen inzicht een carbolverband hadden aangelegd, omdat carbolzuur goed zou zijn voor de genezing van wondon. Het carbolzuur wordt nu reeds in de heelkunde veel minder aangewend dan vroeger, wij hebben de gevaren, die het kan teweegbrengen eerst van lieverlede leeren kennen. Het middel kan niet alleen ontstekingen en brand veroorzaken, maar ook bloedvergiftiging, en daardoor doodelijx werken. Al leen in de hand van den kundigen arts ontwikkelt het zijne goede eigenschappen. Ik ontraad ten drin gendste, zonder voorschrift van een arts carbolzuur aan te wenden. Als het beste omslagmiddel bij versche kwetsuren, raad ik het in de aphotheken te verkrijgen loodwater (eau de Goulard) aan." Keizer Wilhelm is te Kiel aangekomen en heeft zjph daar ingescheept op de Hohenzollern; ten einde de oefening der vloten te gaan bijwonen. Deze oefeningon zijn in zoover van groot belang, omdat zij worden gehouden voor do riviermonden, welke de Duitsche vloot iu tijd van oorlog zou moe ten verdedigen, en behalve de Duitsche vloot, daar aan ook Oostenrijksche en Britsche eskaders deelne men. In geval van oorlog zou de Oosteurijksoho vloot natuurlijk krachtens het verbond met de Duitsche samenwerken. Dat de Duitsche en Oostenrijksche vloten samen oefeningen honden, is dus niet vreemd maar wel trekt het de aandaoht, dat ook een En- gelsch eskader zich bij de beide vloten heeft aange sloten. Hier en daar ziet men hierin zelfs een ver sterking van het veraoeden, dat het drievoudig ver bond in geval van nood ook op den steun der En- gelsche vloot kan rekenen. De oefeningen zullen drie dagen duren. Eerst hield de keizer een revue over de Duitsche en Oosten rijksche eskaders en stoomde daarna met al deze schepen naar Flensburg. De keizer stapte daar aan wal om het negende legerkorps te inspecteeren, dat zich daar bevindt en aan de oefeningen moest deel nomen. Heden en morgen manoeuvreeren de vloten alleen en Maandag beginnen de operaties in vereeniging met het landleger. Het Oostenrqksch eskader staat onder bevel van admiraal Von Sterneok, het Engel- sche onder dat van admiraal Hornby. Op het congres der Trade Unions, dat eergisteren te Liverpool werd geopend, waren 311 veroenigiugen vertegenwoordigd door 457 gedelegeerden, die, naar berekend werd, de afgevaardigden waren van een getal van 1.470.191 werklieden. Opmerkelijker nog dan de voortdurende uitbreiding, die het aantal dezer vereenigingen en harer leden ondergaat, is de zwen king in hun denkbeelden en opvattingen, die, vroe ger uitsluitend op de practijk gericht, thans een theoretisch socialistische kleur gaan aannemen. Deze werkliedonvereenigingen hebben groet nut gesticht onder de Engelsche werklieden, door hun dikwjjls betere voorwaarden, wat werktijd en loon betreft, te verzekeren, door 't oprichten van coöperatieve vereenigingen, door 't stichten van zieken- en ondersteuningsfondsen. Thans wordt meer van de wetgeving dan van het particulier initiatief gevergd en worden de verst strekkende oeconomische her vormingen aanbevolen. De rede van den Voorzitter, telkens met uitbun- digen bijval begroet, was kenschetsend voor de thans meer en meer heerschende richting. De heer Matkin zag in de vlucht, die de arbeid in de laatste twee jaren had genomen, een bewijs, dat de toe komst was voor den arbeid, en dat al wat vroeger geschied was van geen beteekenis meer was. Ieder een gaf dit eindelijk toe: de politici, die coquet- teerdeu met den werkman, de kapitalisten, die hem vreesden, de philantropen, die hem beschormden. Do oude oeconomie had afgedaan, en de tijd voor een nieuwe, meer hoopvolle leer was aangebroken. Als noodige hervormingen, door die nieuwe loer ge predikt, noemde hij den wettelijken arbeidsdag van 8 uur, de landnationalisatie, daar het land bij alge- meene bebouwing vruchtbaar genoeg was om tien duizenden werkloozen werk en brood te geven; de Staatsexploitatie van spoorwegen en mijnen, die veel te hooge rente afwierp sn voor spoorwegkoningen en landeigenaars; den bouw van hospitalen en verple- ging8gestichten voor de slachtoffers van don arbeid, de inrichting van gemeentelijke werkplaatsen en fa brieken, als goneesmiddel togen het „sweating svstem". Het soheen, dat de werkdag van 8 uur hem' voors hands het naast aan het hart lag en dat hq dien het spoedigst bereikbaar achtte; hierover toch trad hij in de meest practische bijzonderheden. Een ander vraagstuk, dat de werklieden te Liver pool bezig hield, was de vertegenwoordiging der

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2