Bultenlandscb Overzicht.
wat er aanleiding toe heeft gegeven, ia men eigenlqk
nooit te weten gekomen. De een richtte beschul
digingen tot den ander, en het kwam tot een proces.
De heer B. H. Manus, koopman in tabak te
Amsterdam, "is door 20 handelsfirma's voor de
Amsterdamsohe rechtbank gedagvaard, tot betaling
van eene boete van 20.000, omdat hij, niettegen
staande het contract door hem met bedoelde firma's
aangegaan, waarbij werd overeengekomen geen koopen
of inschrijvingen te doen bij sekere Kotterdamscho
firma, dit contract zou hebben verbroken, door indi
rect met die firma taken afgesloten te hebben.
Voor het consortium tal als advocaat optreden mr.
J. C. de Vrios, voor den heer Manus mr. A.F. K.
Hartogh.
In «het «N. "v. d. D." komt het volgende inge-
tonden stuk voor
Een lokvogel, die niet meer gebruikt mag worden.
Een dringende raad aan ouders en voogden.
Nu de Wet op het Militair Onderwijs in het Stil.
is opgenomen, waardoor allereerst één van de twee
bestaande hoofdcursussen is opgeheven, is het niet
ondienstig, ja plichtmatig, om jongelingen, die tich
bij het Instructie-bataljon of bij een der regimenten
infanterie vrijwillig voor den militairen dienst willen
verbinden, met het vooruitzicht om eenmaal langs
dien weg officier te zullen kunnen worden, «ten
ernstigste te waarschuwen voor de zoo goed als
zekere teleurstelling," die het overgroote deel hunner
zal ondervinden.
Door de zeer beperkende bepalingen toch voor de
jaarlijks open te stellen vacatures is de weg om door
jjhet leger officier te worden iu de toekomst «zoo goed
als afgesneden."
Dit jaar, nu de wet nog niet in werking is, komen
voor 38 vacatures op den hoofdcursus reeds ongeveer
160 adspiranten. Dit zijn onderofficieren, die min
stens twee jaren met succes den wetenschappelqken
enrsus bij het regiment moeten hebben gevolgd, die
zich hebben moeten onderscheiden door uitstekend
gedrag en die bovendien bijzondere theoretische en
practische geschiktheid moeten bezitten. Elk jaar
komen zeer velen hierbij, terwijl het aantal vacatures
bij het in werking treden der nieuwe wet hoogstens
20 a 26 zal bijdragen.
Daarbij komt, dat bij het leger, zoowel als bij het
Instr.-bataljon, steeds een aaDtal zeer ontwikkelde
jongelui in dienst treden, die niet in de gelegenheid
waren of gesteld konden worden, om examen te doen
voor de Milit. Academie meestal omdat 't hun ouders
aan de middelen" ontbrak om hen voor langer of
korter tijd een dure kostschool te doen bezoekep,
hetgeen voor het slagen in dit geval oene bijna on
misbare voorwaarde is en zal blijven maar ook omdat
voor vele onders de jaarlijks te betalen vergoeding
aan de M. A. het grootste struikelblok is.
Wij gelooven dan ook niet te veel te zeggen, dat
de nieuwe wet op het Militair Onderwijs den nek
slag zal geven aan de opleiding totofficier van
ouderofficieren uit het leger, omdat de concurrentie
onmogelijk wtfrdt. Wij kunnen niet zeggen hoe diep
wq dit betreuren, niet alleen uit maatschappelijk
oogpunt als uit traditie en billijkheid, maar ook en
voornamelijk omdat het leger, zoowel hier ie lande
als in Oost-Indië, langzamerhand zal beroofd worden
van eene categorie van officieren die, wanneer hunne
wetenschappelijke opleiding gewaarborgd is, gelijk
Ja, antwoordde zij, hem met onbeperkt ver
trouwen aanziende.
De handen, die hij in de zijne hield, nog inniger
drukkende, bleef hij onbewegelijk, zwijgend staan
door hunne oogen stortten hunne verrukte zielen
zich in elkander uit, zij dachten op dit oogenblik
aan niets anders dan aan hun geluk. Plotseling
trok Kstelle hare handen terug.
Ja, herhaalde zq, maar alleen wanneer de
waarheid aan het licht is gekomen. Anders nooit
Ik wil met opgeheven hoofd uwe woning binnen
treden.
Hij haalde de enveloppe uit zijnen zak en legde
ze voor haar op tafel.
Wat is dit? vroeg zij verwonderd.
Het is de enveloppe, die den brief bevatte,
gij weet wel.
Zij zag beurtelings van de enveloppe naar Benoist,
maar begreep hem niet.
De brief is verdwenen, maar de enveloppe is
overgebleven. Bezie haar goed, bestudeer haar, want
het geluk van ons leven hangt er misschien van af!
Zij beefde bq die woorden en werd bevangen door
een vreemd gevoel. Hq noodjgde haar te gaan zit
ten en zette zich naast haar.
Wees niet bevreesd, zeide hij, haar zoo be
wogen ziende t tot hier toe hipld gij u zoo dapper
Dat kwam omdat ik tot nog toe alleen voor
mij zelf streedthans echter gevoel ik mij
beangst
thans gesohiedt, in niets behoeven achter te staan bq
hunne kameraden, herkomstig van de M. A., maar
die integendeel door practische ervaring en geschikt
heid in menig opzicht de voorkeur verdienen. Het
heeft ons dan ook innig gespeten, dat de heer Van
Vlqmen, die tooh ook uit het leger officier werd en
in wetenschappelijke ontwikkeling bn geen enkel
officier, behoeft achter te staan, fiiet krachtiger ten
deze is opgetreden en niet meer weerstand heeft ge
boden aan den drang der theoretici, aan militaire
leden der Kamer, die ovir 't algemeen zeer weinig
practische ervarinn hebben en dio althans nooit een
officier, uit den troep gevormd, hebben kunnen lee-
ren kennen en waardeeren. (1) Wij zonderen natuurlijk
uit generaal Van der Sehrieck, die zich trouwens
zoo goed als buiten de quaestie hield. Maar nu de
zaken dezen loop namen, is het meer dan tijd, dat
er con einde kome aan de misleiding, waaraan zoo
velen bloct staan, die te goeder trouw gelooven, dat
de oude wegen nog steeds naar hetzelfde doel leiden.
(1) Uitgezonderd den heer Ven Vlqmen.
M. schrijft aan de «Haagsche Ct.«
Nog maar een korte spanne tijds, nog maar één
maandje, en 't is 7 (zegge zeven) jaren geleden, dat
bq Kon. besluit eene Staatscommissie werd benoemd
tot onderzoek van het vraagstuk der levensverzekering
en tot het ontwerpen van eene wettelijke regeling.
In 1885 rapporteerde die commissie uitvoerig.
In 1887 werd dat rapport openbaar gemaakt.
Di 1888 uitte de Eerste Kamer in haar Voor-
loopig Verslag over de Staatsbegrooting den wenach,
dat dit rapport tot eene spoedige wettelqke regeling
zou 'leiden.
In 1889 verscheen een academisch proefschrift van
mr. A. A. C* Pabst«Staatstoezicht op Levensver
zekeringen", en in dat zelfde jaar werd, in het afdee-
lingsverslag der Tweede Kamer over de begrooting
van Binnenlandsche Zaken, den minister o. a. ge
vraagd
«Of, en zoo ja, met welken uitslag overleg plaats
had met Justitie ten aanzien van wettelqke regeling
van den toestand van levensverzekeringen, zieken- en
begrafenisfondsen."
Sedert is van deze zaak niets meer vernomen.
Staatscommissies zijn inderdaad nuttige uitvindingen,
dat is bekend!
«L'Economiste" berekent dat de gevallen van
krankzinnigheid in Frankrijk gedurende de laatste
15 jaar met 15 pC't. zqn vermeerderd. Terwijl men
in 1872 3084 gevallen (1695 mannelijke en 1389
vrouwelijke) telde, bedroegen die 'getallen in 1888
4449 (2549 m. 1900 rr.) Het groote aantal wordt
toegeschreven aan alcoholmisbruikvan 188688
vermeerderde het getal krankzinnigen wegens drank
misbruik met 25 pCt. Vooral bij het vrouwelijk
geslacht neemt de drankzucht toe.
Aangaande de «Belastingontwerpen" deelen wij
het volgende mede
Allereerst wordt door de Kegeering voorgesteld,
de grondbelasting op de gebouwde en op de onge
bouwde eigendommen te bepalen op 5 ten honderd
van de belastbare opbrengst.
De belasting op het gebouwde is daarbq opnieuw
geregeld in verband met de voorstellen, om aan de
Waarvoor
Niet te zullen slagen bq ons onderzoek. Ik
durf dat papier bijna niet aanzien. Indien het ons
eens geen opheldering gaf in de treurige zaak
Welnu, dan zullen vrij elders zoeken. Moed
gehoudenKijk nu eens goed, bovenaan staat de
postzegel met den stempel van Laval Geeft
u dat niet eenig licht?
Zij schudde ontkennend het hoofd.
Bezie dan eens goed het schriftoverhaast n
niet, agiteer u volstrekt niet, wees vooral bedaard.
Zij boog zich over het papier en bezag het met
groote nauwkeurigheid.
Herkent gq het schrift?
Na enkele oogenblikken zwijgens, herhaalde zq
hetzelfde moedelooze gebaar van zooeven.
Hebt gij nooit in uw dienst gehad een kame
nier of huisknecht, die er reden voor zou kunnen
hebben om u kwaad te berokkenen Het is blijkbaar
het schrift van eene dienstbode ot boer, op zijn
hoogst van een kamenier!
Estella nam de enveloppe op met hare beide han
den en sloeg daarop een onderzoekenden blik.
Een kamenier? zeide zij, hare herinneringen
uit vroeger dagen raadplegende Neen, bij
mevrouw de Polrey had ik een meisje in mijn dienst
dat lezen noch schrijven kon
Dat kan dus niet maar vroeger?
Vroeger, toen was ik op kostschool
Zij hield plotseling stil, al de vervlogen jaren
gemeenten de heffing toe te staan van meer opcenten
op de hoofdsom dier belasting dan tot hiertoe.
Aan de gemeenten wordt grooter aandeel in de
grondbelasting gegeven. Voorgesteld wordt, de ver-
hooging der grondbelasting ten behoeve der ge
meenten gepaard te doen gaan met verlaging der
hoofdsom. Door 5 percent van de belastbare op
brengst als maatstaf van heffing voor het ongebouwde
aan te nemen, zal de tegenwoordige hoofdsom dier
belasting ad f 5,545,000 dalen tot 4,807,334,44.
De Reg. heeft hierbij den weg van paraégnatie ge
paard met verlaging ingeslagen.
Hierdoor kan de ongunstige financieels toestand
van vele plattelandsgemeenten verbetering ondergaan,
zonder den grond zwaarder te belasten.
Wordt, gelqk zal worden voorgesteld, aan de ge
meenten toegestaan 60 opcenten op de hoofdsom ad
5 procent te hefi'en, dan zullen de gemeenten voortaan
2,884,000 kunnen heffen, in plaats van, zooalt
nu, p. m. 555,000 alzoo 2,829,000 meer dan
thans. Dé Kegeering verwacht van dezen maatregel
aanzienlijke vermindering der gemeentebelastingen
ten bate der bezitters van onroerend goed.
Voor de gebouwde eigendommen wordt geen hoo-
ger aantal opcenten voor de gemeenten dan voor de
gebouwde aangenomen.
Het aantal opcenten ad 60 acht de Regeering
niet te hoog.
De grondbelasting vermeerdert in het geheel met
1.148.000, terwql aan de gemeenten wegens de
grondbelasting meer ten goede zal komen bqna
3.800.000.
De voorgedragen «wijzigingen der gemeentewet"
welke verband houden met de herziening der grond
en met de voorgenomen herziening der personeels
belasting strekken in de eerste plaats om te gemoet
te komen aan bezwaren tegen de bestaande regeling
der plaatselijke belastingen.
Een billijke verdeeling van lasten tusschen de
gemeenten wenscht do Minister dan ook te laten
voorafgaan aan wijzigingen in het Rqksbelastingstelsel.
Billijk acht zij het, bij de verdeeling van lasten
meer dan tot dusverre rekening te houden met het
belang, dat de niet-ingezetenen als eigenaars van
gronden of van ondernemingen van handel en nijver
heid kunnen hebben bq tal van onderwerpen van
gemeentezorg.
Ter verbetering van den onbillqken toestand wenscht
de Regeering naast de te verminderen uitkeering
uit de personeele belasting aan de gemeenten, ook
een deel van de grondbelasting en van het patent
recht af te staan. Geheele afstand van het perso
neel aan de gemeenten wenscht zij niet, evenmin
als van de grondbelasting en het patent.
Het aandeel wordt toegekend in den vorm van
heffing van opcenten.
Daartegenover vervalt het heffen van opcenten op
directe belastingen door het Rijk zelf.
De gefixeerdo uitkeering aan het personeel zal
slechts bij werkelijke behoefte van gemeente worden
uitgekeerd.
De gemeenten krijgen bevoegdheid tot heffing van
30 opcenten op het patentrecht, behalve van aan
slagen van kleine kooplieden, vreemde schaarslqpers
en gebruikers van binnenvaartuigen.
De financieele gevolgen voor het Rjjk en de ge
meenten zqn aldus geraamd, dat het Rijk in totaal
zou verliezen ongeveer 1,975,000 en de gezamen
lijke gemeenten meer zullen ontvangen ƒ2,211,000,
gingen weder haar oog voorbij an ,ea' vergeten ge
beurtenissen schoten baar opnieuw te binnen. Plotse
ling ging een hevige schok door haar lichaam, dat
van het hoofd tot de voeten beefde terwql haar
gelaat doodsbleek werd. Hq zag haar aan zonder-
haar op dat oogenblik iets te durven vragen. Zjj
bleef enkele seconden onbewegelijk zitten, toen sprong
zq op en liep naar haar schrijfbureau.
Zij opende dit, trok daar een laadje uit, dat aller
lei herinneringen en souvenirs bevatte uit hare
jeugd, zocht daarin een oogenblik en kwam toen
terug met een gebedenboekje in haar hand, van rood
marokijn leer, dat aan de hoeken eenigszins ver
sleten was.
Tusschen de bladen lagen een aantal geel gewor
den prentjes met godsdienstige voorstellingeneen
daarvan nam zij er uit, dal voorstelde een heilige
geknield voor een bidstoeltje, gekleed in een mon
nikspij en de oogen ten hemel slaande. Daaronder
stonden met een ongeregeld, leeljjk schrift de woor
den uAan kaar kleine Éetelle Brumire, Rosalie
Vtrtl."
Rosalie, zeide de jonge vrouw, die haar gewone
kalmte nu weêr terug gekregen hadhet was
Rosalie Hoe heb ik daaraan nog kunnen twijfelen t
Op haar schoon golaat verscheen bij die woorden
een uitdrukking vol bitterheid.
Rosalie P vroeg Benoist.
(Wordt vervolgd).
met welk bedrag de hoofdelijke omslagen zullen
kunnen verminderen.
Het Rijk zal het verlies kunnen lijden zonder dat
oplegging van nieuwe of verhooging van bestaande
belastingen noodig zal zijn. Mocht die verwaohting
niet vervuld worden, dan zal de Regeering de noodige
voorstellen doen tot herstel van het evenwicht tus
schen ontvangsten en uitgaven.
Betreft het eerste voorstel de heffing van meerdere
opoenten door de gemeenten op Rijksbelastingen, er
wordt ook voorgesteld, om nog in andere opzichten
de bevoegdheid der gemeenten tot belastingheffing
uit te breiden.
Naast de inkomstenbelasting, welke nu met een
beperking uitdrukkelijk in de wet zal worden tooge-
laten, zullen de gemeënten ook eene vermogen- en
verteringsbelasting kunnen heffen, zoodat zij haar
eigen personeele belasting kunnen invoeren.
Teneinde ook elders wonende belanghebbende han
delaars en ondernemers in de lasten te doen bijdra
gen, wordt voorgesteld, om onder de plaatselijke
belastingen ook eene «bedrijfsbelasting" op te nemen
met een zakeljjk karakter en mei bevoegdheid, om
inkomsten uit handel en nijverheid lager te belasten
dan andere.
Ook krijgen de gemeenten bevoegdheid een „debiet-
recht" te heffen op den verkoop van tabak, sigaren
en dranken, opdat sommige gemeenten moer voordeel
kunnen trekken van vreemdelingen.
Nog wordt voorgesteld om voortaan de in de ge
meentewet bedoelde retrebuties niot meer als plaat
selijke belastingen te beschouwen en te regelen, maar
om zo op dezelfde wijze te behandelen als het on
derhands verhuren, verpachten of in gebruik geven
van gemeente-eigendommen.
Ook art. 254 dor gemeentewet (beperking van de
opbrengst eener heffing tot het bedrag der kosten)
wordt afgesohaft, ten einde de gemeenten niet te
beletten financieele vruchten te plukken van de door
haar in het publiek belang beheerde inrichting en
werken.
De Regeering acht het door Gedeputeerde Staten
uit to oefenen toezicht op de tarieven dier heffingen
voldoende.
Eindelijk wordt nog voorgesteld in artikel 245
gemeentewot niot meer te spreken van „hoofdver
blijf." De vraag, of men in zekere gemeenten steeds
in de lasten zal bijdragen, zal volgens het ontwerp
niot meer afhangen van de omstandigheid, of men
daar hoofdverblijf houdt, maar van der, aard der
belasting waarin men is aangeslagen. Heeft men in
de gemeente een woning of een localiteit, waar men
zqn bedrijf uitoefent, dan is men belastingplichtig,
onverschillig of men al dan niet in de gemeente
verblijft. Is de belasting echter een vermogens- en
inkomstenbelasting, dan moet de verplichting, om
daarin bq te dragen, steunen op eene persoonlijke
betrekking tusschen den belastingschuldige en de
gemeente, b. v. door werkelijk verblijf de ge
meente, verblijf metterwoon, in onderscheiding van
een tijdelijk „logeeren" in hotels, logementen of bij
particulieren.
Rechtspersonen en vennootschappen behooren naar
de zienswijze der Regeering niet verplicht te worden
als zelfstandige belastingschuldigen in een inkomsten-
of vermogensbelasting bij te dragen. Wel kunnen
zij verplicht worden bij te dragen in de belastingen
naar den uiterlqken staat en in de bedrijfsbelasting.
De Standaard houdt een warm pleidooi voor Arbei
ders-treinen.
In andere landen bestaat 's morgens voor de ar
beiders gelegenheid, om zeer vroeg, vaak met een
extra-trein en voor bqna geen geld, uit de omlig
gende dorpen naar de groote steden te vertrekken,
en |s avonds om op gelijke wijs, na volbrachten
arbeid, uit die steden weer na die dorpen terug te
keeren.
In België b. v. betaalt een arbeider te Brussel die
op een der dorpen in den omtrek wil wonen, slechts
één frank twintig centimes voor een weekkaart die,
hem het recht geeft een week lang 's morgens en
's avonds van deze arbeiderstreinen gebruik te maken.
Voor nog geen zestig cents kan hq dus zes maal
heen en zes maal terug rjjden, wat neerkomt op nog
geen stuiver per keer. Nog minder dus dan men te
Amsterdam voor een tramkaart betaalt.
Feitelqk is dit voor den arbeider geen uitgave,
maar een besparing.
Is men toch in Brussel verplioht minstens vijf
frank voor huishuur te betalen, in een nabijgelegen
dorp betaalt men hoogstens drie frank. Voegt men
hierbij de 1 fr. 20 ets. voor de treinkaart bij, dan
bespaart de arbeider dan nog altoos 80 ets.
En zoo kon het ook te Amsterdam.
Indion onze arbeiders in de gelegenheid werden
gesteld, om binnen een omtrek van b. v. 15 a 20
kilometer voor 50 a 60 cents per week op en neer
naar Amsterdam te sporen, dan zouden zij buitenaf
aan woning minstens 1 a 1.50 uitsparen, en dus
nog geld overhouden.
Toch ligt niet in deze kleine besparing de eigen
lijke winst van dit goede systeem.
Veel grooter is de winst, die de arbeider zichzel-
ven, en niet minder voor zijn gezin, door deze mo
gelijkheid van verplaatsing, zich in den schoot zou
zien geworpen.
De winst zou bestaan, ten eerste in gezonder
leven. Nu toch noopt de opeenhooping van zoovele
duizenden in lange reeksen van kazernen, tot het
zich beholpen met kleine, muffe hooge woningen in
een stadsatmosfeer, die toch reeds niet zeer frisoh is.
In de tweede plaats biedt een woning op onze
dorpen bijna altoos gelegenheid, om een klein stuk
land aan zulk een woning Ie verbinden, waarvan
de opbrengst te stade kon komen, en dat voor heel
het gezin een verrijking van het leven zou bieden.
In de derde plaats zou zulk een loven te platte-
landde voor de opvoeding en het opgroeien van zqn
kinderen, én uit physiek, én uit moreel oogpunt
verre te verkiezen zqn.
In de vierde plaats zou de arieidsvrouw, die nu
vaak heel do week op een derde verdieping in be?
fierkte ruimte slijten moet, een veel „menschelijker"
even te gemoet gaan.
En de vijfde plaats, wat vooral niet vergeten
worde, zulk een vaste gewoonte, om na volbrachten
arbeid per spoor landwaarts te trekken, zou den
arbeider aan zijn gezin teruggeven, en op geduchte
wijze afbreuk doen aan het ellendige leven op s'traat
en in herbergen, dat nu zoo veelzins den „zedelijken"
welstand van den arbeider in den weg staat.
En ook uit maatschappelijk oogpunt zou het in
voer van zulke arbeiderstreinen tot bet verplaatsen
van een hoop deel onzer arbeids bevolking naar de
omliggende dorpen, nuttig kunnen werken.
Het groote gevaar onzer steden uit sociaal oogpunt
dat ze in enkelq stadswijken zoo vele ontevredenen
opeenhoopen, zou er dan voorkomen worden.
En omgekeerd zou aau de bevolking te plattelan-
de, die in den landbouw geen genoegzaam bestaan
meer vindt, de kans worden geboden, om elders
arbeid te zooken, zonder zich naar de groote steden
te verplaatsen metterwoon.
Doch ook al acht men deze sociale voordeelen
denkboeldig, toch wordt hierdoor de rechtmatige
eisch niet tot zwijgen gebracht, dat onze spoorwegen
beter dan dusver met de behoeften en noodeu van
onzen arbeidenden stand rekening dienen te houden.
Een lachende familie bevindt zich in Amerika.
Zij is zeer uitgebreid en bestaat uit een welgesteld
landman, die met zijn zoons, dochters, schoonzoons
en schoondochters op een groote afgelegen farm in
het westen woont. Allen lijdén aan krampaandoe
ningen in de mond- en keelspieren, welke hen op
sommige tijden noodzaken, in een luid lachen uit
te barsten. Bij den ouden man openbaarde zich de
kwaal voor het eorst ruim 12 jaren geleden. Hij
zat op zekeren dag aan den middagdisch, toen hij
plotseling een hevigen aandrang tot lachen gevoelde.
Daar hij niet kon ophouden, nam hij pen en papier
en Bchreef, dat men om een dokter zou zenden.
Deze kwam, maar kon niets uitrichten. Tegen zons
opgang hield het lachen op, en de arme man was
toen zóó afgemat, dat hq machteloos nederlag. Hij
kwam echter spoedig bij en ging op den gewonen
tijd te bed. Tegen 2 uur 's nachts herhaalde zich
de aanval en duurde tot 7 uur 's morgens. Later
deed zich dit zonderlinge verschijnsel geregeld twee
maal daags voor, tegen den middag en even na
middernacht. Gedurende den aanval kan hq eten
noch spreken, maar overigens oefent het gedwongen
lachen geen schadelijken invloed op zijn gezondheid
uit.
Eenige jaren nadat zich bij den vader het ver
schijnsel had voorgedaan, werd tot groote verwonde
ring van allen, ook een van zijn dochters door de
lachziekte aangetastdaarna breidde zich de kwaal
als een besmettelijke ziekte over de geheele familie
uit, de oudste zoon werd er het laatst door aan
getast deze kreeg den eersten aanval, terwql hij
zich ten huize zijner tegenwoordige vrouw bevond,
ten einde aanzoek om haar hand te doen Onder
de kleinkinderen zijn er reeds verscheiden, die mede
aan de ziekte lqdende zqn. Het moet, natuurlqk, een
zonderlingen indruk op den toeschouwer maken,
deze lachende familie bij elkaar te zien dikwjjls
toch gebeurt het, dat allen, de een na den anderen,
in lachen uitbarsten.
Men heeft hen aangeraden, zioh van hooger ge
neeskundige hulp te voorzien, wat zij evenwel heb
ben afgeslagen. Het gedwongen lachen schqnt geen
nadeeligen invloed op hen uit te oefenen zij leven
tevreden en opgewekt. Wellicht dat eerstdaags een
ondernemend „impreasario" hen uitnoodigt, een reis
met hen te ondernemen. In Amerika zou zoo iets
volstrekt geen verwondering wekken I
Prof. Billroth, de beroemde ontleedkundige te Wee-
nen, heeft de volgende waarschuwing openbaar ge
maakt Er zqn mjj in de laatste maanden vier
gevallen voorgekomen, waarin vingers met geheel
onbeduidende kwetsuren door de onzinnige aanwen
ding van carbolzuur branderig geworden waren. In
alle vier gevallen gold het kinderen, wier ouders op
eigen inzicht een carbolverband hadden aangelegd,
omdat carbolzuur goed zou zijn voor de genezing
van wondon. Het carbolzuur wordt nu reeds in de
heelkunde veel minder aangewend dan vroeger, wij
hebben de gevaren, die het kan teweegbrengen eerst
van lieverlede leeren kennen. Het middel kan niet
alleen ontstekingen en brand veroorzaken, maar ook
bloedvergiftiging, en daardoor doodelijx werken. Al
leen in de hand van den kundigen arts ontwikkelt
het zijne goede eigenschappen. Ik ontraad ten drin
gendste, zonder voorschrift van een arts carbolzuur
aan te wenden. Als het beste omslagmiddel bij
versche kwetsuren, raad ik het in de aphotheken
te verkrijgen loodwater (eau de Goulard) aan."
Keizer Wilhelm is te Kiel aangekomen en heeft
zjph daar ingescheept op de Hohenzollern; ten einde
de oefening der vloten te gaan bijwonen.
Deze oefeningon zijn in zoover van groot belang,
omdat zij worden gehouden voor do riviermonden,
welke de Duitsche vloot iu tijd van oorlog zou moe
ten verdedigen, en behalve de Duitsche vloot, daar
aan ook Oostenrijksche en Britsche eskaders deelne
men. In geval van oorlog zou de Oosteurijksoho vloot
natuurlijk krachtens het verbond met de Duitsche
samenwerken. Dat de Duitsche en Oostenrijksche
vloten samen oefeningen honden, is dus niet vreemd
maar wel trekt het de aandaoht, dat ook een En-
gelsch eskader zich bij de beide vloten heeft aange
sloten. Hier en daar ziet men hierin zelfs een ver
sterking van het veraoeden, dat het drievoudig ver
bond in geval van nood ook op den steun der En-
gelsche vloot kan rekenen.
De oefeningen zullen drie dagen duren. Eerst hield
de keizer een revue over de Duitsche en Oosten
rijksche eskaders en stoomde daarna met al deze
schepen naar Flensburg. De keizer stapte daar aan
wal om het negende legerkorps te inspecteeren, dat
zich daar bevindt en aan de oefeningen moest deel
nomen.
Heden en morgen manoeuvreeren de vloten alleen
en Maandag beginnen de operaties in vereeniging
met het landleger. Het Oostenrqksch eskader staat
onder bevel van admiraal Von Sterneok, het Engel-
sche onder dat van admiraal Hornby.
Op het congres der Trade Unions, dat eergisteren
te Liverpool werd geopend, waren 311 veroenigiugen
vertegenwoordigd door 457 gedelegeerden, die, naar
berekend werd, de afgevaardigden waren van een
getal van 1.470.191 werklieden. Opmerkelijker nog
dan de voortdurende uitbreiding, die het aantal dezer
vereenigingen en harer leden ondergaat, is de zwen
king in hun denkbeelden en opvattingen, die, vroe
ger uitsluitend op de practijk gericht, thans een
theoretisch socialistische kleur gaan aannemen. Deze
werkliedonvereenigingen hebben groet nut gesticht
onder de Engelsche werklieden, door hun dikwjjls
betere voorwaarden, wat werktijd en loon betreft,
te verzekeren, door 't oprichten van coöperatieve
vereenigingen, door 't stichten van zieken- en
ondersteuningsfondsen. Thans wordt meer van de
wetgeving dan van het particulier initiatief gevergd
en worden de verst strekkende oeconomische her
vormingen aanbevolen.
De rede van den Voorzitter, telkens met uitbun-
digen bijval begroet, was kenschetsend voor de
thans meer en meer heerschende richting. De heer
Matkin zag in de vlucht, die de arbeid in de laatste
twee jaren had genomen, een bewijs, dat de toe
komst was voor den arbeid, en dat al wat vroeger
geschied was van geen beteekenis meer was. Ieder
een gaf dit eindelijk toe: de politici, die coquet-
teerdeu met den werkman, de kapitalisten, die hem
vreesden, de philantropen, die hem beschormden.
Do oude oeconomie had afgedaan, en de tijd voor
een nieuwe, meer hoopvolle leer was aangebroken.
Als noodige hervormingen, door die nieuwe loer ge
predikt, noemde hij den wettelijken arbeidsdag van
8 uur, de landnationalisatie, daar het land bij alge-
meene bebouwing vruchtbaar genoeg was om tien
duizenden werkloozen werk en brood te geven; de
Staatsexploitatie van spoorwegen en mijnen, die veel
te hooge rente afwierp sn voor spoorwegkoningen en
landeigenaars; den bouw van hospitalen en verple-
ging8gestichten voor de slachtoffers van don arbeid,
de inrichting van gemeentelijke werkplaatsen en fa
brieken, als goneesmiddel togen het „sweating svstem".
Het soheen, dat de werkdag van 8 uur hem' voors
hands het naast aan het hart lag en dat hq dien
het spoedigst bereikbaar achtte; hierover toch trad
hij in de meest practische bijzonderheden.
Een ander vraagstuk, dat de werklieden te Liver
pool bezig hield, was de vertegenwoordiging der