iida.
EEi\E BEKENTENIS.
l
1I
ii
i
I
I -I
N° 4331.
1890.
ian.
nger
BINNENLAND.
Dinsdag 23 September.
EIT.
FEVILLETON.
1
Nieuws- en Advertentieblad voor Gouda en Omstrekena
De inzending van advertentiön kan geschieden tot 6ên uur des namiddags van den dag der uitgave.
m van
h
1
V
i
annualii iw»
I
nk)
J2.
In.
i
"I'M J»
Rotterdam.
Afzonderlijke Nonunen VIJF CENTEN.
i-.
goederenwaggon te
i'
e
parochianen
I
r
(Naar het Italiaatuch.)
II.
licht ontving door
III.
n
n
r
De uitgave dezer Courant geschiedt dageljjks
met uitzondering van Zon- en Feestdagen.
De prjjs per drie maanden is 1.25, franco
per poet 1.70. i
Bovendien worden alle Advertentien gratie
opgenomen in het ADVERTENTIEBLAD
't welk des Maandags verschgnt.
m
>t
L
>r
)t
mogelijk de kust
a
GOUDA, 22 September 1890.
De heer Mr. D. N. Brouwer is herbenoemd tot
Kantonrechter-plaetsrervaeger in het kanton Gouda.
>ogenaamde
iken, heb-
■e, die kaas
it, voortaan
rktdageu te
stein, zich genoopt zagen in een
gaan zitten.
goudsche courant.
AD VERTENTIEN worden geplaatst
van 15 regels a 50 Centen; iedere regel
meer 10 Centen. GROOTE LETTERS
worden berekend naar plaatsruimte.
hoogachtten en liefhadden. 8pr. eindigde met een
weemoedigen blik in de groeve en den afscheidsgroet
Bust zachtWij vergeten |u niet I
Een drietal prachtige kfansen dekten de kist,
die het stoffelijk omhulsel v»n den overledene bevatte.
Mevrouw Catharine Beersmans lijdt aan eene ern
stige ongesteldheid, waardoor zij, ook in hot gunstigste
geval, in geruimen tijd niet zal kunnen optreden.
Multatuli’s Vorttenwkool, waarin zij naar men weet
de rol van Koningin Louise vervult, kon daardoor
vooreerst niet worden opgeroerd, naar men meende,
maar gelukkig heeft men het gewaagd het jongste lid
van dat gezelschap, Mej. Alida Klein, die eerst sinds
1 September actrice is, die rol toe te vertrouwen,
welke zij als leerlinge op de Tooneelsohool reeds ge
deeltelijk had gespeeld. De uitslag was boven ver
wachting. Zij voldeed in verschillende tooneelen
uitstekend en het gezelschap der hh. Le Gras en
Haspels mag zich gelukkig rekenen Mej. Klein onder
zijn artisten te tellen.
Uit Amsterdam meldt men, dat er Zaterdag zoo
vele toeschouwers van daar de manoeuvres bij Bussum
bijwoonden, dat toen de trein van 3 uur 29 min.
hen naar de hoofdstad zou terugvoeren, die nauwe
lijks alle passagiers kon bevatten, en bijv, de Com
missaris des Konings jhr. Schorer, benevens twee
leden van Gedeputeerden, de heeren Ferf en Druijve-
5)
En uit beleefdheid schoof zij den sluier terug, en
ontdekte mij haar gelaat.
Hemelse he goedheid I mijne onbekende
Heeft het beweren, dat men aan den klank van
den donder kan bemerken of de bliksem getroffen
heeft, eenigen grond? Op die vraag antwoordt „De.
Natuur:” Als de bliksem van een wolk op een
aardsch voorwerp of omgekeerd overgaat, met andere
woorden inslaat, dan legt de vonk lo. een betrek-
Met de salonboot „IJsel II” zijn gisteren 160
personen uit Gouda naar Rotterdam vervoerd tot
een bezoek aan de Diergaarde aldaar.
Wat gebeurde mij toen Welk eene ontroering
maakte zich meester van mijne ziel
Van dat plechtige oogenblik, dat zulk een ’mach
tigen invloed op myn leven zou uitoefenen, herinner
ik mij weinig. Bij het wegschuiven .van den sluier,
was als door een tooverslag, een wereld vol wonde
ren aan mijn oog ontdekt. Die fabelachtige door de
verbeelding bont gekleurde verhalen, waarmede de
zeevaarders gedurende die lange dagen van windstilte
gewoonlijk den tijd verdrijven, waren niets, in ver
gelijking van hetgeen ik van de toekomst hoopte.
Soms meende ik te droomen en gedurig moest ik o—-j
mij mijn gesprek met den gewaanden zeeman, het dus gerust zijl
Hedenmiddag ten 12 ure had zich op de begraaf
plaats een talrijke menigte vereenigd ter bijwoning
van de teraardebestelling van het stoffelijk overschot
van Jhr. M. C. F. J. de Rotte. Onder de aan
wezigen waren o. a. de Burgemeester dezer gemeente,
Mr. A. A. van Bergen IJzendoorn, verscheidene
raadsleden, geneesheeren en vele andere belangstel
lenden.
Aan de geopende groeve werd het woord gevoerd
door Dr. P. J. A. Levedag, die de groote verdiensten
van den overledene herdacht. „Te vroeg is hij heen
gegaan” aldus sprak hij „te vroeg voor echt-
genoote en dochter, te vroeg voor zijne verwanten en
vele vrienden, te vroeg voor zijn talrijke patiënten.
Tijdens het heerschen der influenza-epidemie had
de overledene zijn praktijk moeten nederleggen, over
spannen on uitgeput kon hij die niet langer waar
nemen, maar zij die hem kenden, weten dat dit niet
ging zonder strijd, want de overledene was ijverig
en werklustig en het kostte hem moeite dat besluit
te nemen. De overledene had helaas I niet het voor
recht van een kalmen, zachten dood, hij heeft een
hoogst pijnlijk ziekbed gehad, dat zijne omgeving vaak
wanhopend stemde, maar juist die droeve, benauwende
uren stelden zijne vrienden in de gelegenheid hem te
leeren kennen als een braaf, een goed menscheen
waar edelman I
Jhr. de Rotte is te vroeg heengegaan, maar in
de herinnering blijft hij leven, bij vrienden en ver
wanten, niet het minst bij zijn talrijke patiënten,
die zijn trouwe zorg, zijn innige toewijding waar
deerden en hem als „den vriend hunner kinderen”
Van de door den Ned. Rhijnspoorweg aangeboden
gelegenheid om des Zondag* voor verminderd tarief
van Gouda naar den Haag te kunnen reizen, maakten
gisteren 250 personen gebruik.
vertrek van de galei, en de aankomst van de sloep
in het geheugen terug roepen, om mij te overtuigen,
dat ik niet door zinsbedrog begoocheld werd.
Ik herinner mij alleen, dat zij bloosde, en de oogen
niet tot mij durfde opslaan. Ook zij was in eene
wereld, geheel verschillend van die, waarin zij ge
woonlijk verkeerde. Arm kind. Ontrukt aan haar
gewoon leven, aan hare rustige woning, aan hare
bedienden, aan een beschaafden vriendenkring, aan
de zorgvuldigste verpleging, aan alles wat het leven
veraangenaamtplotseling overgebracht aan boord
van een schip, te midden van onbekenden, met ver
weerde aangezichten en eene ruwe spraak, die haar
hart met verbazing en vrees vervulden; en wat nog
erger is, op de onmetelijke zee, die zelfs den moe-
digsten soms met vrees vervult, helaas hoe zou zij
vroolijk, of zelfs bedaard hebben kunnen zijn.
Ik weet niet wat zij van mijne ontroering dacht.
Misschien was zij zelve té zeer ontroerd, om die op
te merken. Wat Macham betreft, hij had er niets
van gemerkt, omdat hij achter mij stond, en zoo had
ik gelegenheid mij te herstellen. Ik vroeg haar, of
zij nog iets noodig had.
Niets dan rust, zeide zij, terwijl zij hoopte zoo
spoedig mogelijk verre van Engeland te zijn. Ik
antwoordde, dat dit mijn eigen wensch was, twen
als die mijner gasten; dat zij verzekerd kon zijn, dat
alles in ’twerk gesteld zou worden om zoo spoedig
mogelijk de kust van Frankrijk te bereiken; zij kon
Toen nam ik afscheid van haar,
terwijl ik er bij voegde hoezeer het mij speet, dat er
geene vrouw aan boord was om haar te bedienen.
Macham sprak tot haar met onbeschryfelijke tee-
derheid en grooten eerbied. Het was of hij tot oene
koningin en niet tot eene zuster sprak’t scheen
bijna dat hij zich hare redding moest doen vergeven.
Dit mishaagde mij echter niet in hem, daar het mij
een bewijs scheen van zijn zachtmoedigen aard. Spoe
dig ging ook hij ter rust, en ik geleidde hem naar
eene hut, beneden die van Anna.
In dit hokje, dat zijn licht ontving door eene
opening in het dek, sliep gewoonlijk de stuurman
maar Lanzerotto had eene plaats gezocht bij de
matrozen op het voorschip, terwijl ik dit vertrekje
met Macham deelen zou. Toen ik mijn gast van
het noodigo voorzien had, ging ik even naar boven,
om het toezicht te houden over den gang van het
schip. Ik liep als een beschonken man, zoo groot
was mijne ontroering. Ik plaatste mij in den stuur
stoel voor de tent die op de stuurplecht was uitge
spannen, terwijl door de reten van het dek een flauw
straaltje licht scheen. Zij maakt zich gereed om te
gaan rusten, dacht ik, en ik zal haren slaap be
waken. Dat was een zoet oogenblik, vol rein genot,
vol zalige hoop. Hoe weinig zulke oogenblikken
heb ik gesmaakt in mijn levensteeds blijft de her
innering aan dien nacht, vol licht en geur en vreugde
in mijne ziel gegrift.
Wij hadden den wind, die den loop van het kanaal
volgde, nu aan dezen dan aan dien kant, hetgeen zeer
Verleden Zondag had in een klein Fransch dorpje
bij Luxemburg een plechtigheid plaats, die aan een
aandoenlijke \geschiedenis van groote opoffering herin
nerde. Er werd namelijk een klein monument ge
plaatst op het graf van den vorigen dorpspastoor om
deze reden
Het was in den oorlog van 1870. Boeren uit dit
dorp in de Ardennen ontvingen met geweerschoten
een bataljon Pruisen.
Zij doodden twee of drie van hun vijanden. De
bevolking, die haar toevlucht in de kerk genomen
had, werd omsingeld en gevangengenomen. De Prui
sische commandant deed weten dat hij voor zijn ge
vallen soldaten het leven eischte van vijf boeren.
Het lot zou de offers aanwijzen.
Door geweld gedrongen, geschiedde dit. Een van
hen, die door het lot werd veroordeeld, was een brave
huisvader. Hij had vijf nog jonge kinderen.
Toen de pastoor de wanhoop dier ongelukkigen
zag, zei de moedige herder:
„Kinderen, God verbiedt den zelfmoord, maar de
opoffering is niet door Hem verboden. Mijn leven
acht ik minder noodzakelijk, dan dat van een vader
van vijf kinderen. Ik neem zijn plaats bij de ver
oordeelden over."
De heldhaftige priester werd als nummero 5 ge-
fusileerd.
En heden, na twintig jaar, richtten zijn dankbare
parochianen een nieuw gedenkteeken voor hem op.