Baltenlandsch Overzicht. kelijk korten weg af, zoodnt de donder ook kort Tan dnur tal zijn2o. ontstaat daarbjj het geluid in eene dichtere lnoht, dan wanneer de bliksem aich in hoogere luchtlagen tusachen de wolken beweegt, soodat de donder krachtiger kan rijnSo. geschiedt het inslaan, zooals de photographieën van den blik sem geleerd hebben, gewoonlijk door het te gelijker tijd overgaan Tan verscheidene vonken, soodat ook hierdoor de donder sterker kan zjjn. Een kortdurende, kraehtige donderslag kan dus met eenige waarschijnlijkheid als eene aanwjjzing van het inslaan des blikems beschouwd worden. Dit geldt natuurlijk alleen van het inslaan op voorwerpen in onze nabijheid. Is de afstand tusschen den waar nemer en het voorwerp groot, dan heeft men geen kenmerk in den aard van den donder. Een der medewerkers aan den North China Herald geeft in eene «Natuurlijke historie van het Chinee- sche meisje," enkele merkwaardige bijzonderheden ten beste, betreffende het gebrek aan opvoeding der Chineesche vrouwen. Zoodra het kind zoover opgegroeid is, dat men haar hier een schoolmeisje zou noemen, beginnen hare betrekkingen zeer ongerust over haar te worden. Dit heett echter niets te maken met hare geestelijke natuur, die, wat verkregen vorming en ontwikkeling betreft, evengoed niet had kunnon bestaan. Een Chineesche vader zal, tenzij hij toevallig schoolmeester is en thuis niets te doen heeft, er nooit aan denken zijne dochter te leeren lezen; dat zou bespottelijk zijn, „want", zegt hij, «dat is evengoed alsof ik eens anders akker ging wieden of een gouden ketting deed om den nek van aens anders hond, dien bij ieder oogenblik kan afstrijken, en waar blijft dan de gou den ketting?" Eene aangenomen denkwijze in de Chineesche sa menleving is, dat de ouders verantwoordelijk zijn alleen voor het lichaam van het meisje en geenszins voor hare ziel. Bij iederen Chinees schijnt het iets te zijn, dat vanzelf spreekt, dat tijd, moeite en, wat meer zegt, geld te besteden aan de opvoeding van eens andera schoondochter louter verspillen is. Zegt men tot een Chinees«maar zij is toch uwe dochter," dan antwoordt hij; «Als zjj getrouwd ia, niet meerlaten zij haar dan maar opvoeding geven als zij dat wenscheu. Waarom zou ik haar lezen, schrijven en rekenen leeren, als het mjjzelven nimmer eenig nut geven zal?*'' Volgens dit egoïstisch beginsel is de opvoeding Tan het meerendeel der Chineesche meisjes sinds duizend jaren uit de gedachten der Chineesche va ders verbannen. De aard der bezorgdheid, welke zij omtrent hunne dochters gaan gevoelen, zoodra die een zekeren was dom hebben bereikt, blijkt meer uit de vragen, die gedaan worden, zoodra een meisje van dien leeftijd ergens ter sprake komt. Die vragen betreffen noch haar karakter, noch hare huiselijke deugden, veel minder hare verstandolijke gaven, die zij ook eigen lijk zoogoed als niet bezit, maar lossen zich alle op in de enkele woorden «Is zij gezegd wat dan zooveel beteekent alsverloofd. Moet het antwoord daarop ontkennend zijn, dan wordt dit op dezelfde wijze aangehoord, als iemand in Europa zou doen, wanneer hij vernam, dat zekere ouders door onge hoorde nalatigheid hun kind 16 jaren oud hadden laten worden, zonder dat het iets hoegenaamd uit boeken geleerd had. ongunstig is voor eene galei, voorzien van twee la- tijnsche zeilen die vóór elkander staan, en dus soms geheel nutteloos worden. Om beter vooruit te komen, Bet ik het groote zeil en het fokkezeil rechts en links wenden. Zoo stak beneden aan beide zijdon van het schip ééne fokkeroede uit en de beide nok ken van de sprieten die zich daarboven verhieven, vingen zooveel wind op als slechts mogelijk was. En de galei, gehoorzaam aan die vermeerderde kracht van den wind trilde, en dompelde vroolijk den voor steven in de golven. Als naar gewoonte was Lanzerotto bij mij gekomen. Daar mijne ziel met haar vervuld was, en ik mjj met niets kon bezig houden, wat haar niet betrof, begon ik hem de bizonderheden te vragen van 't ge beurde aan de Elzenbocht. Wij zijn er nog in de schemering aangekomen, antwoordde de goede Lanzerotto en tot den mid dag hebben wij geene levende ziel gezien. Wel kwamen er eenige visschers, maar, daar ook wij ons hielden alsof wij met visschen bezig waren, sloegen zq geen acht op ons en zoo ging de dag voorbij. Tegen het ondergaan der zon, kwam onze edelman buiten adem en haastig aan; men zag dadeljjk dat hij door drift werd verteerd, zoodot ik bijna niet wist, hoe ik hém tot bodaren zou brengen. Einde lijk hoorde hij den hoefslag van een paard, en wei nige oogenblikken later, vertoonde zich de dame met haar bediende tusschen de boomen. Zijt gij het, Anna? riep Messer Robert. Het is een instinctniatig begrip by de Chlneezen dat een meisje zoo vroeg mogeljjk verloofd moet zijn, en tevens is dit een van de vele punten, waarover, Chinees en West-Europeer het ontnogelijk ooit eens kunnen worden. Zoodra een Chineeeoh meisje eenmaal verloofd is, komt zjj in geheel veranderde verhouding tot de wereld in het algemeen. Haar wordt niet zooveel vrijheid meer vergund als vroeger, ofschoon dat reeds niet voel geweest is. Zjj kan nergens heengaan, omdat dit «ongepast" zou zijn. Zij zou dan «gezien" kunnen worden door een of ander lid der familie, waarin zjj zal trouwen, en het ia bijna niet mogelijk, zich iets meer afsohuweljjks voor te stellen. «Waarom?" vraagt de onbescheiden westerlingen hjj wordt afgescheept met de mededeeling, dat het niet «net" zou zjjn. De reden dezer onbetamelijkheid kan niemand zeggen, dan alleen dat het nooit net was, derhalve nu zoo niet is en het ook nooit zijn zal. Het dreigend gevaar, dat een meisje in een onbe waakt oogenblik inderdaad door de familie der aan staande schoonmama zou kunnen worden gezien, is zelfs de oorzaak, dat zoo weinig engagementen van meisjes gesloten worden in de stad waar het meisje woont, eene schikking, welke in zeer veel opzichten een gemak is voor alle betrokken partijen. Zondagsblad Mevrouw Chlotilde Belsand te Nieuw-York tracht het levend toonbeeld te zjjn van wat eene vrouw vermag. Van 7 tot 10 uur des morgens schrijft zjj novellen en politieke hoofdartikelen voor dagbladen. Na het ontbijt is zjj geneeskundige en ontvangt tot half drie hare patiënten, gemiddeld 35 daags. Na een half uur rust gaat zij van 3 tot 6 schilderen, meest tafereelen uit de kinderwereld, waarbjj hare eigen lieveUngen van 6 tot 8 jaar tot model dienen, terwijl zjj tevens de gouvernante onderhoudt over hare wenschen omtrent kleeding, lichaamsverzorging en onderwijs der kleinen. Van 6 tot 7 dineert zjj, om eindeljjk als tooneelspeelster voor het publiek op te treden. Volgens hare eigen opgaven verdient zij als schrijfster 5000, als doctores ongeveer 10,000, als schilderes tusachen de 12 en 15,000, als tooneel speelster 5000 dollars 'sjaars. Daar er voor haar man van den dag hoegenaamd niets oversohoot, heeft dit bekrompen schepsel zich een anderhalf jaar ge leden van haar doen scheiden. Do Semaine medicate bevat oen belangwekkend schrijven uit Djiddah Over de cholera onder de pel grims van Mekka. De bedevaart ia nu geëindigd en het is interresaant na te gaan, hpe groot de sterfte onder de pelgrims geweest is. De ofiicieele cijfers beteekenen niets, daar zij geen rekening hou den met de overland-karavanen, en bovendien alleen die gevallen behelzen, waarin vergunning tot begra ven is aangevraagdlerwjjl men zicb daartoe op reis, gelijk bekend is, niet de moeite geeft, doch de gevallenen eenvoudig achterlaat Om het aantal sterfgevallen te bepalen, heeft mea dus geen ander middel als de vergelijking van het aantal aangeko men en dat der teruggekeerde pelgrims. Deze cijfers bedroegen voor de zeereizigers 13,000 en 28,000 zoodat er 15,000 in het HeiJige land zouden geble ven zijn. Dit cijfer wordt gestaafd door de ofiicieele medodeelingen, volgens welke er te Mekka van 13 tot 17 Augustus 1875 zjjn gestorvenvolgens be richten der geneesheeren 600 per dag. Voegt men Ja antwoordde zij, terwijl zij, door hem geholpen, van het paard steeg. Heeft niemand u gozion? Neen. Toen wij eens buiten de poort waren, hebben wij zoo hard mogelijk geredenmaar later als zij mij zoeken zullen, o mijn God 1 Vrees niet, Anna, dierbare zuster, spoedig zullen wij in volle zee zjjn. Niet waar Lanzerotto? Zeker, zeide ik maar eerst handelen en dan praten. Eindelijk waren Messer Robert en de dame in de sloep, de knecht bleef achter; hij echter scheen góén knecht. Wat zult gij met het paard doen vraagde onze edelman. Ik zal het aan den boom binden antwoordde de andere en dan laat ik een bedrijf varen dat mij wel dierbaar is geweest, maar mij veel leed zou kunnen berokkenen. Edelmoedige William, zeide de dame, hem de hand van uit de sloep reikende gij zijt een trouwe vriend. Wat zult ge nu doen? Ik O ik ga naar Saltford, en 't zal een goede jachthond zijn, die mjj inhaalt. Morgen ben ik we der de ridder Blackstone, en zal u naar Frankrijk volgen, maar langs eon anderen weg en met een ander doel. Zoo liep de zaak af; wij sloegen de riemen in het water, de andere gaf zijn paard de sporen en't ove rige, Messer Gentile, weet gij even goed als ik. Dit verhaal, dat mjj later pas duidelijk zou wor- hierbjj die, welke op reit of in de- ml»» heilige plaatsen gestorven zjjn, en bedenkt men daarbjj, dat een groot aantal aan de contröle der overheid ont snapt, dan komt men zeer gemakkelijk tot het cijfer 15000. De karavanen uit het binnenland zjjn aan hoegenaamd geen oontrole onderworpenechter komen zjj uit de bevolktste deelen van het schier eiland, uit Chammar. Nedjeb, Atery, Yemen, en tel den zeker een 10,000 personen. Bjj deze karavanen, grootendeela uit volslagen berooiden samengesteld, is zeker de sterfte niet lager geweest dan bjj die over zee men kan het aantal sterfgevallen daar dus zeker stellen op 3000. Het totaal aantal overle denen bedraagt dus 18,000; tegen 4800 a 7800, waarvan de onderling zeer versohillende officieele opgaven spreken. Daar het schjjnt vast te staan, dat de cholera niet uitsluitend uit Indië is ingevoerd maar ook in Arabië zelf reeds bestond, dringt de «Semaine mé- dicale* aan op strenge oontrdle op de binnenlandsche karavanen. Ook op de zeekaravanen moest de oontrSle gestren- ger zjjn. Iu Indië is zjj vrjj goedmaar te Singa pore en in de Verzisohe golf worden de pelgrims met hun bagage maar opgehoopt in de vaartuigen, tot op de brug, waar zjj aan al de invloeden van de moesson blootstaan. Deze menschenmassa's worden daardoor ontscheept in een toestand van volkomen uitputting, die er eene gemakkeljjke prooi van maakt voor de epidemie. Eindeljjk moest men de #(jjelils« doen verdwjj- nen, een soort makelaars zonder moraliteit, die aan de pelgrims op allerlei wjjze de gelegenheid ver sohaffen, zich aan do geneeskundige controle te onttrekken. De heer mr. A. R. Amtzenius behandelt in het Sociaal Weekblad in oen drietal artikelen het crediet der armen, dat zjjn do banken van leening on de huizen van verkoop met recht van wederinkoop. Wat het nut der backen van leening betreft, zjj worden gewoonljjk een noodzakelijk kwaad genoemd. 8chr. erkent dat tot zekere hoogte, maar acht het niet noodig, dat de staat optrede tegen de nadoelen van de onnadenkendheid of roekeloosheid die o. a. uit het beloenen van weekpanden bljjkt. Zulke on nadenkendheid straffe, zou Schr. zeggen, zichzelve. Evenmin behoeft do 8taat zjjns inziens, tusschen- beide te komen om te zorgen, dat de geldzoekende niet te veel botaalt aan do banken en verkoophuizen, als het geschoten geld dient om te drinken of feest te vieren. Intusscheu, er wordt ook om goede redenen geld op onderpand gezocht. Menig onbemiddeld persoon verkrjjgt op die wjjze het geld, noodig om eenigen handel te drijven in kleine zaken, zooals b. v. in zomervruchten. Dat geld geeft, vele malen omgezet, behoeftigen lieden gelegenheid om den, anders wel- Ucht onmisbaren, steun van het armbestuur te ont beren en het verpande eigendom weder te lossen. Niet zelden wordt ook het crediet van den geves- tigden kleinhandelaar, die tijdelijk in geldverlegen heid zit, omdat zijn debiteuren hem laten wachten, door zoodanige verpanding gered. In het algemeen kan de bank van leeaing bjj tjjdelijk gohlgebrek goede diensten bewijzen. l)e inrichtingen, waarvan hier sprake is, hebben dus haar goede zijde, en haar opheffing zou voor sommige gevallen te betreu ren zjjn. Maar men dient toch niet te vergeten, den, had mij dikwjjls een glimlach op de lippen gebracht. Ik was gelukkigin mijn hart zegende ik den ridder Blackstone, die den broeder zoo moe dig had bjjgestaan, zonder zijne wenschen tot de zuster uit te strekken, en uit vriendschap de plannen had doen mislukken van een pretendent, die door den koning van Engeland in eigen persoon werd on dersteund. De morgen brak aan. De lucht was koud, maar ik gloeide, en de koude windvlagen ver- frischten mij. Mijne vreugde was vermengd met verbazing en twijfel; maar het was mijne eerste vreugde, het was de eerste maal, dat ik in waarheid gevoelde, dat ik leefde. O spel van het noodlot 1 Zoo was zij de zuster1' van Macham. Die hemelsche» die ik gezipn, bemind en verloren had in één enke len dag, was eene ongelukkige, die ik redden moest? En daar, in den tempel, onder hetzelfde gewelf, en toch aan elkander onbekond, waren wij reeds aan elkander verbonden door den onzichtbren draad van het noodlot. Zij scheen in gepeinzen verdiept, zeker over dat gevreesde haweljjk. Later was zjj ni6t meer in de kerk verschenenmaar dat begreep ik nu zeer goed, zij had zich opgesloten in hare kamer om te weenen. En nu was zij eindelijk in veiligheid, daar, dicht bjj mij en heeracheresse op mijn schip. De dageraad brak aan; maar dat schouwspel, den zeeman steeds zoo welkom, trok mijne aandacht niet. Ik had elechts oogen voor 't geen binnen in mij om gin£de dageraad was opgegaan in mijne ziel. Wordt vervolgd.) dat, als de staat zorgt voor goedkoops verstrekking van geld, hij ook noodwendig het plegen van ver keerdheden bevordert. In 1B55 en 1887 zjjn wetsontwerpen ingediend, die bedoelden het vooropstellen der gemeentelijke banken in eigen beheer. Bjj de behandeling daar van viel de aandacht vooral op de misbruiken, waaraan inbrengers en bjjzondere bankhouders zich schuldig maken en er was een sterke strooming om het bedrjjf dier inbrengers en bankhouders eenvou dig te verbieden, omdat men gevoelde, dat een be- hoorljjke oontrSle tegen de misbruiken, waaraan zjj zich sohuldig maken, onmogeljjk is. Dit zou, meent de Sohr. geleid hebben tot vermeerdering van het aantal clandestine pandhuizen. Het leenen op onder pand geschiedt gemakkelijk iu het geheim, omdat ook de pandgever gewoonljjk geheimhouding wenscht; men kan ook niet zien, of iemand naar een uitdrager gaat om iets te verkoopen of om het te verpanden. Bedreiging van straf tegen het houden van stille pandhuizen zou, naarmate het kleidb aantal openbare banken meer te kort schoot om in de behoefte der lagere volksklasse te voorzien, te minder baten. Het uitzicht op de grove winsten, die in stilte te maken zouden zjjn, zou de afschrikkende werking der strafbedreiging te niet doen, en de houders zouden in de wet alleen reden vinden om de vergoedingen nog te vorhoogen met oen som voor straf-risico. De oprichting van verkoophuizen bracht een kwaad aan het licht, dat reeds lang in het duister had be slaan. Bjj de behandeling van het ontwerp—Fock kwam intusschen het denkboeld meer op den voor grond, dat de Staat zich in deze onthouden moest, een denkbeeld, waarvoor Sohr. verschillende gronden aanvoert. WU men den Staat te hulp roepen, zoo zegt hjj o. a., dan ware mjjns inziens de eenige weg om alleen openbare banken toe te laten, maar dan zou men eigenljjk ontkennen, dat aan banken yan leening behoefte bestaatwant het ie niet aan te nemen, dat het kleine getal dier baoken in de be hoefte zou voorzien. Men zou dan het aantal van de banken van leening op kosten der gemeente be langrijk moeten vermeerderen, waarvoor geen reden genoeg zal worden gevonden, als men let op het kwaad, dat deze inrichtingen moeten doen. En be staat er werkeljjk op vele plaatsen behoefte aan ban ken van leening, dan zal het wettelijk verbod, naar het mjj voorkomt, moeten leiden tot het oprichten van stille pandhuizen, en in het duister zal ge schieden wat het daglicht niet mag zien. Om dezo redenen is, naar het Schr. voorkomt, staatsbemoeiing ten deze zeer bedenkeljjk. Maar daarom ontkent hij niet, dat de vrijheid groote ge varen met zich brengt. Zjj zal de bijzondere inrich tingen in getal zeer doen vermeerderen, en de gele- genhoid zal het aantal beleeningen zonder eenigen twjjfel doen stjjgen, ook daar, waar het geld moet strekken voor minder goede doeleinden. De mis bruiken en afzetterjjen zullon gewis niet ontbreken. De vergoedingen zullen hooger zijn dan noodig ware, indien het bedrjjf niet door vele kleine ondernemers godroven werd om winst te behalen en daarvan te leven. Hiertegenover staat, dat de vrijheid aan het licht zal brengen hoe groot het kwaad eigenlijk is. Dan zal de vrjje mededinging, wier macht zoo groot is, omdat zjj berust op het welbegrepen eigenbelang, denkelijk op den duur niet zonder goede uitwerking blijven, waar alles in het openbaar mag en ter wille der reclame ook zal geschieden. Wn zjjn als het ware ongemerkt gekomon tot het stelstl van vrjjheid, en zullen nu wel moeten af wachten, welke uitkomsten dat stelsel oplevert. Maar Schr. zou wenschen het besef op te wekken, dat, al zwijgt de wet, de maatschappij zich van bemoeiing niet behoeft te onthouden. Integendeel, ik zou wenschen, zegt hjj, dat (1e maatsobappij deed, wat de staat minder goed kan doen. Het is in het stelsel van vrijheid niet moeiljjk te vernemen, hoeveel de bijzondere inrichtingen vorderenmen kan, waar zij te veel vragen, ze in het openbaar aan de kaak stellen en de volksklasse door de dagbladen bekend maken met de misbruiken en de afzetterjjen. De besturen der openbare banken van leening zouden in de eerste plaats aangewezen zijn om in deze richting werkzaam te wezen. Men kan ook beproeven de besturen van instellingen van weldadigheid op te wekken, zich met deze zaken te bemoeien, en onge- lukkigen, die onder den druk er van staan, uit den nood te helpen. Men kan Op de armenscholen de kinderon doen wjjzen op het dwaze der beleening van Zondags-kleedorenop het gevaar, waaraan men zich blootstelt door naar de verkoophuizen in plaats rzn naar de bank van leening te gaan, met een waarschuwing natuurljjk om, buiten nood, liover geen van beide inrichtingen te bezoeken. Men kan, ten slotte en niet het minst, evengoed als volksgaar keukens, bijzondere beleenbankon of verkoophuizen oprichten, waarvan het doel niet is winst te maken, en welke op de goedkoopst mogeljjke voorwaarden geld schieten aan personen, welke het inderdaad noodig hebben. Er zal wel meer te doen blijken als degenen, die door het besturen eener bank van lee ning of door het lidmaatschap van armbesturen met de behoeften en levensgewoonten der lagere volks klasse bekend zjjn geworden, zich met de zaak willen bezighouden. Ten slotte merkt Schr. nog op, dat, al laat men particuliere inriohtingen vrjj, men nog geenszins hetzelfde behoeft te doen ten aanzien van gemeenteljjke banken. Regeeringstoezicht op hetgeen de gemeenten verkrijgen uit instellingen van openbaar nut, is met de inriohting van ons gemeentewezen zeker niet strjjdig. Jaren geleden woonde er te Purmerend zekere Ida Ploegor, wiens vrouw zeer gefortuneerd was. Toen zij stiorf werd voor de successie opgegeven dat zij 150 duizend gulden had nagelaten. Dat was in 1872, en 12 jaar later overleed Ploeger; al dien tijd had hij zeer eenv&udig, bjjna als een arbeider geleefd. Hjj was wat wantrouwend en belegde daarom zijn geld niet, maar hield het bij zich als bankpapier en contanten. Men zegt, dat Ploeger bjj de aangifte voor de successie een halve ton had achter gehouden. De nalatenschap van zjjn vrouw zou dus 2 ton bedragen hebben. Na ploegers dood lieten de erfgenamen alles ver zegelen en later weer ontzegelen in tegenwoordig heid van 37 personen. Geen hunner protesteerde tegen de wijze waarop die ontzegeling geschiedde. Evenmin werd later bij de boedelbeschrijving, die bijgewoond werd door 28 personen, een enkel be zwaar gemaakt. Onder de nalatenschap trof men o. a. aan 46,200 gulden aan bankpapier in een sigarenkistje, een pakje losse schuldbekentenissen tot een bedrag van 60,000 gulden, en in de brandkast massa's bankpapier, 8300 gulden in eene portefeuille in een beursje 1300 gulden aan goud geld, en in een zwarte portefeuille 56,000 gulden aan bank papier. Men vond totaal 400,000. Natuurlijk waren er teleurgestelden, sommigen die (meer dachten te erven en anderen die in het testement gansch niet bedacht waren. Onder dezen bevond zich juffrouw Labahm die niets heeft gekregen, hoewel hare kinde ren ƒ16,000 ontvingen en zekere Caspars, die ook ontevreden was. Een jaar na Ploegers dood werd door J. Honig en J. J. Caspers een klacht ingediend, waarbjj sprake' was van een trommel met geld en een testament, die weg zouden wezen. Een onder zoek bracht aau het licht, dat de geheele aanklacht berustte op praatjes. Nu volgen de aanklachten el kaar op 6 Juni 1885, klacht van de bovengenoemden aan den minister. Na rjjp onderzoek "afgewezen. Toen aan den Koning. Zelfde antwoord, natuurljjk. En in Februari 1887 werd door Labahm een aanklacht ingediend, waarbij gesproken werd van diefstal met voorbe dachte rade door ambtenaren in de uitoefening van hunne bediening. Bij de afwijzende beschikking van den minister voegde Zijne Excellentie eene waar schuwing, om geene valsche beschuldigingen uit te brengen tegen ambtenaren. In Dec. '87 verschenen de klagers op het parket te Haarlem en zeiden, dat ze nu een spoor van den vermiste trommel hadden. Maar na onderzoek door den rechter-commissaris bleek ook dat weder niets te zijn dan een praatje. Nadat nog een adres aan den nieuwe minister, mr. Ruys, wederom was afgewezen, nadat voor den zooveelsten keer de zaak was onderzocht, zjjn Gus- taaf Labahm, stukadoor te purmerend en J. J. Gas pers, oud 71 jaar, eveneens aldaar er toe gekomen om twee stukken te zenden aan Hecht voor Allen, waarin zjj zich beklagen hun aangedaan onrecht en den kantonreohter mr. J. v. Bommel te Purmerend en don notaris D. van Os aldaar beschuldigen van diefstal van een trommel met bankpapier uit den boedel van Ida Ploeger en verduistering van een testament waarbjj de vrouw van L. en C. zouden zjjn bedacht. Wegens deze beide beleedigende stukken stonden zij onlangs voor de reohtbank to Haarlem terecht. De getuigen, die op hun verzoek zijn gedagvaard, leggen geen van allen eene verklaring af, die hunne bewe ringen schraagt. De officier van justitie, jhr. mr. M. J. Rethaan Macaré, vestigt de aandacht er op, hoe herhaaldelijk deze zaak is onnerzocht, hoe men nooit dón enkel bewjjs voor de waarheid hunner be weringen heeft kunnen vinden en hoe schandelijk het is, dat zij door hunne praatjes, jaren lang uitgestrooid, notaris van Os belangrijk in zjjne praktijk benadeeld hebben en gepoogd, den kantonrechter verdacht te maken. Onder de getuigen bevond zich de heer F. Domela Nifuwenhuis als redacteur van Hecht voor Allen, die met het gewewone protest den eed aflegde. Na een zeer uitvoerig, helder en welsprekend re quisitoir, verzocht de offioier van justitie de veroor deeling van Labohm en Caspers tot 6 maanden gevangenisstraf ieder, waarschijnlijk geen zware eisoh wanneer men nagaat, dat het maximum 4 jaar is. Labohm antwoordt nog zeer uitvoerig op het re quisitoir en tracht tal van punten daaruit te weer- Zjj» geheele persoon maakt dan indruk, dat hij lijdt aan monomanie, dat de gaaaohe historie niets andera is dan een idee fixe van een teleurge stelde bij eene erfenis en het ia tragi-komiach hem te hooren zeggen, dat hjj zich wel zal wenden tot eene andere rechtbank. Ook Caapera ia heftig in zjjne uitdrukkingen, en verklaart met de vuist op de bank slaande, dat hjj niet zal rosten voor de misdaad ontmaskerd is en zjjn vrouw de 4,0,000 (of 14,000) gulden heeft die haar ontstolen zjjn. Over 14 dagen zal de rechtbank in deze treurige zaak uitspraak doen. In Noord-Amorika houdt men zich thans bezig met het groote plan, den Pacifiespoorweg (New-York San Francisco) door middel van tunnels door de rot sen der Sierra Nevada heen te leiden, om zoo de groote bezwaren, gevaren en onkosten te vermijden of althans te verminderen, welke het spoorwegverkeer eiken winter ondervindt door de sneeuwstormen. De sneeuwstoimeu waren verleden winter bjjzonder sterk en van ongewoon langen duur, zoodat het ver keer voor verscheidene weken was gestremd. Zon der spijs of drank, blootgesteld aan de vorst en hot verschrikkelijke weer, moesten honderden personen, passagiers zoowel als treinbeambten, verscheidene dagen in de treinen doorbrengen, die in de sneenw waren blijven steken. Door het boren van tunnels, 1000 voet onder de hoogte van het gebergte en te vens onder de sneeuwlijn, hoopt men nu, zoo niet in den geheelen omvang, dan toch in sterke mate, in do bezwaren te voorzien. De tunnelbouw zou tien millioen dollar kosten en verscheidene jaren duren, daar de boringen meest door zeer harde rotsen moe ten geschieden. Daarentegen zal na voltooiing van het werk de stijging met duizend voet aan elke zijde van het gebergte vervallen, er. daardoor eene aan merkelijke besparing van tijd en kosten verkregen wordende zware kostbare berglocomotieven zouden dan b. v. kunnen vervallen. Ook zou de belangrijke schade, door de sneeuwstormen aan de baan veroor zaakt, voor een belangrijk gedeelte worden vermeden. Zooals van zelf spreekt zou de verkorting van de reis ook voor de passagiers en do mail een grdot voordeel zijn. Reeds lang is er sprake van nieuwe strenge maat regelen der Russische regeering tegen de joden. Van goed onderrichte zijde wordt thans gemeld dat deze maatregelen van nog ingrijpender aard zullen zijn dan aanvankelijk gemeld werd. Is deze berichtgever inderdaad goed ingelicht, dan zullen twee millioen joden in Rusland Van hun haardsteden en uit hun nering verdreven worden, zonder dat de wet hun het recht schenkt, indien hun miserabele omstandig heden hun dit al veroorloofden, zich op een nieuwe woonplaats te vestigen. Integendeel worden zjj naar oen beperkt gebied verwezen, waar reeds ruim twee millioen joden opeengehoopt hun kommerlijk bestaan voortsleepen, met het vooruitzicht langzamerhand om te komen, terwijl de hun toch reeds krap toegemeten menschenrechten dagelijks meer worden ingekrompen. Op grond eener enquête, tvelke de schadelijkheid der joden voor het algemeen moet bewijzen, koestert de Russische regeering het voornemen om 64 nieuwe strenge bepalingen uit te véardigen, die den alge- heolen ondergang der Israëlieten in Rusland onher roepelijk ten gevolge moet hebben. In hoofdzaak komen die bepalingen op het vol gende neer. Alle gouverneurs hebben zich ten gunste van de opheffing van de wet van 1865 verklaard, waarbjj den joodschen handwerkslieden het verblijf in het biunenland van Rusland werd toegestaan. Daardoor zullen 200,000 joodsche families uit do binnenlandsche gouvernementen verdreven worden. De middelen van bestaan wil men voor de joden nog meer beperken zjj zullen geen handel in levensmid delen meer mogen drjjven en in het algemeem zal het getal joodsche kooplieden verminderd worden. Alle in de dorpen wonende Ijoden, ten getale van ongeveer 500,000, zullen dapruit worden verjaagd. Hetzelfde zal met de in de Poolsche provinoiën wo nende joden gebeuren, waardoor nog honderdduizen den familiën zonder woonplaats geraken. Voorts zullen uit de grootere steden een 300,000 joden, die krachtens een vroeger ministerieel bestaan zich aldaar mochten ophouden, worden verdreven. Eindelijk worden nieuwe maatregelen beraamd met betrekking tot de militaire pliphten der joden. Voor hen zullen geen uitzonderingsbepalingen, als vrijstel ling van dienst als eenige zoon enz., gelden, inte gendeel zullen zjj de plaats dek gelukkig bevoorrech ten vervullen. De Times van Vrijdag bevat twee ingezonden stuk ken over de houding van Nederland ten opziohte der Brusselsche conferentie tot hét tegengaan van den slavenhandel. Het eerste dier stukken, ongeteekend, verwjjt aan de Nederlandsche Regeering, dat zjj door hare hou-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2