Baltenlandsch Overzicht.
kelijk korten weg af, zoodnt de donder ook kort
Tan dnur tal zijn2o. ontstaat daarbjj het geluid
in eene dichtere lnoht, dan wanneer de bliksem aich
in hoogere luchtlagen tusachen de wolken beweegt,
soodat de donder krachtiger kan rijnSo. geschiedt
het inslaan, zooals de photographieën van den blik
sem geleerd hebben, gewoonlijk door het te gelijker
tijd overgaan Tan verscheidene vonken, soodat ook
hierdoor de donder sterker kan zjjn.
Een kortdurende, kraehtige donderslag kan dus
met eenige waarschijnlijkheid als eene aanwjjzing
van het inslaan des blikems beschouwd worden. Dit
geldt natuurlijk alleen van het inslaan op voorwerpen
in onze nabijheid. Is de afstand tusschen den waar
nemer en het voorwerp groot, dan heeft men geen
kenmerk in den aard van den donder.
Een der medewerkers aan den North China Herald
geeft in eene «Natuurlijke historie van het Chinee-
sche meisje," enkele merkwaardige bijzonderheden
ten beste, betreffende het gebrek aan opvoeding der
Chineesche vrouwen.
Zoodra het kind zoover opgegroeid is, dat men
haar hier een schoolmeisje zou noemen, beginnen
hare betrekkingen zeer ongerust over haar te worden.
Dit heett echter niets te maken met hare geestelijke
natuur, die, wat verkregen vorming en ontwikkeling
betreft, evengoed niet had kunnon bestaan. Een
Chineesche vader zal, tenzij hij toevallig schoolmeester
is en thuis niets te doen heeft, er nooit aan denken
zijne dochter te leeren lezen; dat zou bespottelijk
zijn, „want", zegt hij, «dat is evengoed alsof ik eens
anders akker ging wieden of een gouden ketting deed
om den nek van aens anders hond, dien bij ieder
oogenblik kan afstrijken, en waar blijft dan de gou
den ketting?"
Eene aangenomen denkwijze in de Chineesche sa
menleving is, dat de ouders verantwoordelijk zijn
alleen voor het lichaam van het meisje en geenszins
voor hare ziel. Bij iederen Chinees schijnt het iets
te zijn, dat vanzelf spreekt, dat tijd, moeite en, wat
meer zegt, geld te besteden aan de opvoeding van
eens andera schoondochter louter verspillen is.
Zegt men tot een Chinees«maar zij is toch uwe
dochter," dan antwoordt hij; «Als zjj getrouwd ia,
niet meerlaten zij haar dan maar opvoeding geven
als zij dat wenscheu. Waarom zou ik haar lezen,
schrijven en rekenen leeren, als het mjjzelven nimmer
eenig nut geven zal?*''
Volgens dit egoïstisch beginsel is de opvoeding
Tan het meerendeel der Chineesche meisjes sinds
duizend jaren uit de gedachten der Chineesche va
ders verbannen.
De aard der bezorgdheid, welke zij omtrent hunne
dochters gaan gevoelen, zoodra die een zekeren was
dom hebben bereikt, blijkt meer uit de vragen, die
gedaan worden, zoodra een meisje van dien leeftijd
ergens ter sprake komt. Die vragen betreffen noch
haar karakter, noch hare huiselijke deugden, veel
minder hare verstandolijke gaven, die zij ook eigen
lijk zoogoed als niet bezit, maar lossen zich alle op
in de enkele woorden «Is zij gezegd wat dan
zooveel beteekent alsverloofd. Moet het antwoord
daarop ontkennend zijn, dan wordt dit op dezelfde
wijze aangehoord, als iemand in Europa zou doen,
wanneer hij vernam, dat zekere ouders door onge
hoorde nalatigheid hun kind 16 jaren oud hadden
laten worden, zonder dat het iets hoegenaamd uit
boeken geleerd had.
ongunstig is voor eene galei, voorzien van twee la-
tijnsche zeilen die vóór elkander staan, en dus soms
geheel nutteloos worden. Om beter vooruit te komen,
Bet ik het groote zeil en het fokkezeil rechts en
links wenden. Zoo stak beneden aan beide zijdon
van het schip ééne fokkeroede uit en de beide nok
ken van de sprieten die zich daarboven verhieven,
vingen zooveel wind op als slechts mogelijk was. En
de galei, gehoorzaam aan die vermeerderde kracht
van den wind trilde, en dompelde vroolijk den voor
steven in de golven.
Als naar gewoonte was Lanzerotto bij mij gekomen.
Daar mijne ziel met haar vervuld was, en ik mjj
met niets kon bezig houden, wat haar niet betrof,
begon ik hem de bizonderheden te vragen van 't ge
beurde aan de Elzenbocht.
Wij zijn er nog in de schemering aangekomen,
antwoordde de goede Lanzerotto en tot den mid
dag hebben wij geene levende ziel gezien. Wel
kwamen er eenige visschers, maar, daar ook wij ons
hielden alsof wij met visschen bezig waren, sloegen
zq geen acht op ons en zoo ging de dag voorbij.
Tegen het ondergaan der zon, kwam onze edelman
buiten adem en haastig aan; men zag dadeljjk dat
hij door drift werd verteerd, zoodot ik bijna niet
wist, hoe ik hém tot bodaren zou brengen. Einde
lijk hoorde hij den hoefslag van een paard, en wei
nige oogenblikken later, vertoonde zich de dame met
haar bediende tusschen de boomen.
Zijt gij het, Anna? riep Messer Robert.
Het is een instinctniatig begrip by de Chlneezen
dat een meisje zoo vroeg mogeljjk verloofd moet zijn,
en tevens is dit een van de vele punten, waarover,
Chinees en West-Europeer het ontnogelijk ooit eens
kunnen worden.
Zoodra een Chineeeoh meisje eenmaal verloofd is,
komt zjj in geheel veranderde verhouding tot de
wereld in het algemeen. Haar wordt niet zooveel
vrijheid meer vergund als vroeger, ofschoon dat reeds
niet voel geweest is. Zjj kan nergens heengaan,
omdat dit «ongepast" zou zijn. Zij zou dan «gezien"
kunnen worden door een of ander lid der familie,
waarin zjj zal trouwen, en het ia bijna niet mogelijk,
zich iets meer afsohuweljjks voor te stellen.
«Waarom?" vraagt de onbescheiden westerlingen
hjj wordt afgescheept met de mededeeling, dat het
niet «net" zou zjjn. De reden dezer onbetamelijkheid
kan niemand zeggen, dan alleen dat het nooit net
was, derhalve nu zoo niet is en het ook nooit zijn zal.
Het dreigend gevaar, dat een meisje in een onbe
waakt oogenblik inderdaad door de familie der aan
staande schoonmama zou kunnen worden gezien, is
zelfs de oorzaak, dat zoo weinig engagementen van
meisjes gesloten worden in de stad waar het meisje
woont, eene schikking, welke in zeer veel opzichten
een gemak is voor alle betrokken partijen.
Zondagsblad
Mevrouw Chlotilde Belsand te Nieuw-York tracht
het levend toonbeeld te zjjn van wat eene vrouw
vermag. Van 7 tot 10 uur des morgens schrijft zjj
novellen en politieke hoofdartikelen voor dagbladen.
Na het ontbijt is zjj geneeskundige en ontvangt tot
half drie hare patiënten, gemiddeld 35 daags. Na
een half uur rust gaat zij van 3 tot 6 schilderen,
meest tafereelen uit de kinderwereld, waarbjj hare
eigen lieveUngen van 6 tot 8 jaar tot model dienen,
terwijl zjj tevens de gouvernante onderhoudt over
hare wenschen omtrent kleeding, lichaamsverzorging
en onderwijs der kleinen. Van 6 tot 7 dineert zjj,
om eindeljjk als tooneelspeelster voor het publiek
op te treden. Volgens hare eigen opgaven verdient
zij als schrijfster 5000, als doctores ongeveer 10,000,
als schilderes tusachen de 12 en 15,000, als tooneel
speelster 5000 dollars 'sjaars. Daar er voor haar
man van den dag hoegenaamd niets oversohoot, heeft
dit bekrompen schepsel zich een anderhalf jaar ge
leden van haar doen scheiden.
Do Semaine medicate bevat oen belangwekkend
schrijven uit Djiddah Over de cholera onder de pel
grims van Mekka. De bedevaart ia nu geëindigd
en het is interresaant na te gaan, hpe groot de
sterfte onder de pelgrims geweest is. De ofiicieele
cijfers beteekenen niets, daar zij geen rekening hou
den met de overland-karavanen, en bovendien alleen
die gevallen behelzen, waarin vergunning tot begra
ven is aangevraagdlerwjjl men zicb daartoe op
reis, gelijk bekend is, niet de moeite geeft, doch de
gevallenen eenvoudig achterlaat Om het aantal
sterfgevallen te bepalen, heeft mea dus geen ander
middel als de vergelijking van het aantal aangeko
men en dat der teruggekeerde pelgrims. Deze cijfers
bedroegen voor de zeereizigers 13,000 en 28,000
zoodat er 15,000 in het HeiJige land zouden geble
ven zijn. Dit cijfer wordt gestaafd door de ofiicieele
medodeelingen, volgens welke er te Mekka van 13
tot 17 Augustus 1875 zjjn gestorvenvolgens be
richten der geneesheeren 600 per dag. Voegt men
Ja antwoordde zij, terwijl zij, door hem
geholpen, van het paard steeg.
Heeft niemand u gozion?
Neen. Toen wij eens buiten de poort waren,
hebben wij zoo hard mogelijk geredenmaar later
als zij mij zoeken zullen, o mijn God 1
Vrees niet, Anna, dierbare zuster, spoedig
zullen wij in volle zee zjjn. Niet waar Lanzerotto?
Zeker, zeide ik maar eerst handelen en
dan praten. Eindelijk waren Messer Robert en de
dame in de sloep, de knecht bleef achter; hij echter
scheen góén knecht.
Wat zult gij met het paard doen vraagde
onze edelman.
Ik zal het aan den boom binden antwoordde
de andere en dan laat ik een bedrijf varen dat
mij wel dierbaar is geweest, maar mij veel leed zou
kunnen berokkenen.
Edelmoedige William, zeide de dame, hem de hand
van uit de sloep reikende gij zijt een trouwe
vriend. Wat zult ge nu doen?
Ik O ik ga naar Saltford, en 't zal een goede
jachthond zijn, die mjj inhaalt. Morgen ben ik we
der de ridder Blackstone, en zal u naar Frankrijk
volgen, maar langs eon anderen weg en met een
ander doel.
Zoo liep de zaak af; wij sloegen de riemen in het
water, de andere gaf zijn paard de sporen en't ove
rige, Messer Gentile, weet gij even goed als ik.
Dit verhaal, dat mjj later pas duidelijk zou wor-
hierbjj die, welke op reit of in de- ml»» heilige
plaatsen gestorven zjjn, en bedenkt men daarbjj, dat
een groot aantal aan de contröle der overheid ont
snapt, dan komt men zeer gemakkelijk tot het cijfer
15000. De karavanen uit het binnenland zjjn aan
hoegenaamd geen oontrole onderworpenechter
komen zjj uit de bevolktste deelen van het schier
eiland, uit Chammar. Nedjeb, Atery, Yemen, en tel
den zeker een 10,000 personen. Bjj deze karavanen,
grootendeela uit volslagen berooiden samengesteld,
is zeker de sterfte niet lager geweest dan bjj die
over zee men kan het aantal sterfgevallen daar
dus zeker stellen op 3000. Het totaal aantal overle
denen bedraagt dus 18,000; tegen 4800 a 7800,
waarvan de onderling zeer versohillende officieele
opgaven spreken.
Daar het schjjnt vast te staan, dat de cholera
niet uitsluitend uit Indië is ingevoerd maar ook in
Arabië zelf reeds bestond, dringt de «Semaine mé-
dicale* aan op strenge oontrdle op de binnenlandsche
karavanen.
Ook op de zeekaravanen moest de oontrSle gestren-
ger zjjn. Iu Indië is zjj vrjj goedmaar te Singa
pore en in de Verzisohe golf worden de pelgrims
met hun bagage maar opgehoopt in de vaartuigen,
tot op de brug, waar zjj aan al de invloeden van
de moesson blootstaan. Deze menschenmassa's worden
daardoor ontscheept in een toestand van volkomen
uitputting, die er eene gemakkeljjke prooi van maakt
voor de epidemie.
Eindeljjk moest men de #(jjelils« doen verdwjj-
nen, een soort makelaars zonder moraliteit, die aan
de pelgrims op allerlei wjjze de gelegenheid ver
sohaffen, zich aan do geneeskundige controle te
onttrekken.
De heer mr. A. R. Amtzenius behandelt in het
Sociaal Weekblad in oen drietal artikelen het crediet
der armen, dat zjjn do banken van leening on de
huizen van verkoop met recht van wederinkoop.
Wat het nut der backen van leening betreft, zjj
worden gewoonljjk een noodzakelijk kwaad genoemd.
8chr. erkent dat tot zekere hoogte, maar acht het
niet noodig, dat de staat optrede tegen de nadoelen
van de onnadenkendheid of roekeloosheid die o. a.
uit het beloenen van weekpanden bljjkt. Zulke on
nadenkendheid straffe, zou Schr. zeggen, zichzelve.
Evenmin behoeft do 8taat zjjns inziens, tusschen-
beide te komen om te zorgen, dat de geldzoekende
niet te veel botaalt aan do banken en verkoophuizen,
als het geschoten geld dient om te drinken of feest
te vieren.
Intusscheu, er wordt ook om goede redenen geld
op onderpand gezocht. Menig onbemiddeld persoon
verkrjjgt op die wjjze het geld, noodig om eenigen
handel te drijven in kleine zaken, zooals b. v. in
zomervruchten. Dat geld geeft, vele malen omgezet,
behoeftigen lieden gelegenheid om den, anders wel-
Ucht onmisbaren, steun van het armbestuur te ont
beren en het verpande eigendom weder te lossen.
Niet zelden wordt ook het crediet van den geves-
tigden kleinhandelaar, die tijdelijk in geldverlegen
heid zit, omdat zijn debiteuren hem laten wachten,
door zoodanige verpanding gered. In het algemeen
kan de bank van leeaing bjj tjjdelijk gohlgebrek
goede diensten bewijzen. l)e inrichtingen, waarvan
hier sprake is, hebben dus haar goede zijde, en
haar opheffing zou voor sommige gevallen te betreu
ren zjjn. Maar men dient toch niet te vergeten,
den, had mij dikwjjls een glimlach op de lippen
gebracht. Ik was gelukkigin mijn hart zegende
ik den ridder Blackstone, die den broeder zoo moe
dig had bjjgestaan, zonder zijne wenschen tot de
zuster uit te strekken, en uit vriendschap de plannen
had doen mislukken van een pretendent, die door
den koning van Engeland in eigen persoon werd on
dersteund. De morgen brak aan. De lucht was
koud, maar ik gloeide, en de koude windvlagen ver-
frischten mij. Mijne vreugde was vermengd met
verbazing en twijfel; maar het was mijne eerste
vreugde, het was de eerste maal, dat ik in waarheid
gevoelde, dat ik leefde. O spel van het noodlot 1
Zoo was zij de zuster1' van Macham. Die hemelsche»
die ik gezipn, bemind en verloren had in één enke
len dag, was eene ongelukkige, die ik redden moest?
En daar, in den tempel, onder hetzelfde gewelf, en
toch aan elkander onbekond, waren wij reeds aan
elkander verbonden door den onzichtbren draad van
het noodlot. Zij scheen in gepeinzen verdiept, zeker
over dat gevreesde haweljjk. Later was zjj ni6t meer in
de kerk verschenenmaar dat begreep ik nu zeer goed,
zij had zich opgesloten in hare kamer om te weenen.
En nu was zij eindelijk in veiligheid, daar, dicht
bjj mij en heeracheresse op mijn schip.
De dageraad brak aan; maar dat schouwspel, den
zeeman steeds zoo welkom, trok mijne aandacht niet.
Ik had elechts oogen voor 't geen binnen in mij om
gin£de dageraad was opgegaan in mijne ziel.
Wordt vervolgd.)
dat, als de staat zorgt voor goedkoops verstrekking
van geld, hij ook noodwendig het plegen van ver
keerdheden bevordert.
In 1B55 en 1887 zjjn wetsontwerpen ingediend,
die bedoelden het vooropstellen der gemeentelijke
banken in eigen beheer. Bjj de behandeling daar
van viel de aandacht vooral op de misbruiken,
waaraan inbrengers en bjjzondere bankhouders zich
schuldig maken en er was een sterke strooming om
het bedrjjf dier inbrengers en bankhouders eenvou
dig te verbieden, omdat men gevoelde, dat een be-
hoorljjke oontrSle tegen de misbruiken, waaraan zjj
zich sohuldig maken, onmogeljjk is. Dit zou, meent
de Sohr. geleid hebben tot vermeerdering van het
aantal clandestine pandhuizen. Het leenen op onder
pand geschiedt gemakkelijk iu het geheim, omdat
ook de pandgever gewoonljjk geheimhouding wenscht;
men kan ook niet zien, of iemand naar een uitdrager
gaat om iets te verkoopen of om het te verpanden.
Bedreiging van straf tegen het houden van stille
pandhuizen zou, naarmate het kleidb aantal openbare
banken meer te kort schoot om in de behoefte der
lagere volksklasse te voorzien, te minder baten. Het
uitzicht op de grove winsten, die in stilte te maken
zouden zjjn, zou de afschrikkende werking der
strafbedreiging te niet doen, en de houders zouden
in de wet alleen reden vinden om de vergoedingen
nog te vorhoogen met oen som voor straf-risico.
De oprichting van verkoophuizen bracht een kwaad
aan het licht, dat reeds lang in het duister had be
slaan. Bjj de behandeling van het ontwerp—Fock
kwam intusschen het denkboeld meer op den voor
grond, dat de Staat zich in deze onthouden moest,
een denkbeeld, waarvoor Sohr. verschillende gronden
aanvoert. WU men den Staat te hulp roepen, zoo
zegt hjj o. a., dan ware mjjns inziens de eenige weg
om alleen openbare banken toe te laten, maar dan
zou men eigenljjk ontkennen, dat aan banken yan
leening behoefte bestaatwant het ie niet aan te
nemen, dat het kleine getal dier baoken in de be
hoefte zou voorzien. Men zou dan het aantal van
de banken van leening op kosten der gemeente be
langrijk moeten vermeerderen, waarvoor geen reden
genoeg zal worden gevonden, als men let op het
kwaad, dat deze inrichtingen moeten doen. En be
staat er werkeljjk op vele plaatsen behoefte aan ban
ken van leening, dan zal het wettelijk verbod, naar
het mjj voorkomt, moeten leiden tot het oprichten
van stille pandhuizen, en in het duister zal ge
schieden wat het daglicht niet mag zien.
Om dezo redenen is, naar het Schr. voorkomt,
staatsbemoeiing ten deze zeer bedenkeljjk. Maar
daarom ontkent hij niet, dat de vrijheid groote ge
varen met zich brengt. Zjj zal de bijzondere inrich
tingen in getal zeer doen vermeerderen, en de gele-
genhoid zal het aantal beleeningen zonder eenigen
twjjfel doen stjjgen, ook daar, waar het geld moet
strekken voor minder goede doeleinden. De mis
bruiken en afzetterjjen zullon gewis niet ontbreken.
De vergoedingen zullen hooger zijn dan noodig ware,
indien het bedrjjf niet door vele kleine ondernemers
godroven werd om winst te behalen en daarvan te
leven. Hiertegenover staat, dat de vrijheid aan het
licht zal brengen hoe groot het kwaad eigenlijk is.
Dan zal de vrjje mededinging, wier macht zoo groot
is, omdat zjj berust op het welbegrepen eigenbelang,
denkelijk op den duur niet zonder goede uitwerking
blijven, waar alles in het openbaar mag en ter wille
der reclame ook zal geschieden.
Wn zjjn als het ware ongemerkt gekomon tot het
stelstl van vrjjheid, en zullen nu wel moeten af
wachten, welke uitkomsten dat stelsel oplevert. Maar
Schr. zou wenschen het besef op te wekken, dat, al
zwijgt de wet, de maatschappij zich van bemoeiing
niet behoeft te onthouden. Integendeel, ik zou
wenschen, zegt hjj, dat (1e maatsobappij deed, wat
de staat minder goed kan doen. Het is in het
stelsel van vrijheid niet moeiljjk te vernemen, hoeveel
de bijzondere inrichtingen vorderenmen kan, waar
zij te veel vragen, ze in het openbaar aan de kaak
stellen en de volksklasse door de dagbladen bekend
maken met de misbruiken en de afzetterjjen. De
besturen der openbare banken van leening zouden in
de eerste plaats aangewezen zijn om in deze richting
werkzaam te wezen. Men kan ook beproeven de
besturen van instellingen van weldadigheid op te
wekken, zich met deze zaken te bemoeien, en onge-
lukkigen, die onder den druk er van staan, uit den
nood te helpen. Men kan Op de armenscholen de
kinderon doen wjjzen op het dwaze der beleening
van Zondags-kleedorenop het gevaar, waaraan men
zich blootstelt door naar de verkoophuizen in plaats
rzn naar de bank van leening te gaan, met een
waarschuwing natuurljjk om, buiten nood, liover geen
van beide inrichtingen te bezoeken. Men kan, ten
slotte en niet het minst, evengoed als volksgaar
keukens, bijzondere beleenbankon of verkoophuizen
oprichten, waarvan het doel niet is winst te maken,
en welke op de goedkoopst mogeljjke voorwaarden
geld schieten aan personen, welke het inderdaad
noodig hebben. Er zal wel meer te doen blijken als
degenen, die door het besturen eener bank van lee
ning of door het lidmaatschap van armbesturen met
de behoeften en levensgewoonten der lagere volks
klasse bekend zjjn geworden, zich met de zaak willen
bezighouden. Ten slotte merkt Schr. nog op, dat,
al laat men particuliere inriohtingen vrjj, men nog
geenszins hetzelfde behoeft te doen ten aanzien van
gemeenteljjke banken. Regeeringstoezicht op hetgeen
de gemeenten verkrijgen uit instellingen van openbaar
nut, is met de inriohting van ons gemeentewezen
zeker niet strjjdig.
Jaren geleden woonde er te Purmerend zekere Ida
Ploegor, wiens vrouw zeer gefortuneerd was. Toen
zij stiorf werd voor de successie opgegeven dat zij
150 duizend gulden had nagelaten. Dat was in
1872, en 12 jaar later overleed Ploeger; al dien
tijd had hij zeer eenv&udig, bjjna als een arbeider
geleefd. Hjj was wat wantrouwend en belegde
daarom zijn geld niet, maar hield het bij zich als
bankpapier en contanten. Men zegt, dat Ploeger
bjj de aangifte voor de successie een halve ton had
achter gehouden. De nalatenschap van zjjn vrouw
zou dus 2 ton bedragen hebben.
Na ploegers dood lieten de erfgenamen alles ver
zegelen en later weer ontzegelen in tegenwoordig
heid van 37 personen. Geen hunner protesteerde
tegen de wijze waarop die ontzegeling geschiedde.
Evenmin werd later bij de boedelbeschrijving, die
bijgewoond werd door 28 personen, een enkel be
zwaar gemaakt. Onder de nalatenschap trof men
o. a. aan 46,200 gulden aan bankpapier in een
sigarenkistje, een pakje losse schuldbekentenissen tot
een bedrag van 60,000 gulden, en in de brandkast
massa's bankpapier, 8300 gulden in eene portefeuille
in een beursje 1300 gulden aan goud geld, en
in een zwarte portefeuille 56,000 gulden aan bank
papier.
Men vond totaal 400,000. Natuurlijk waren er
teleurgestelden, sommigen die (meer dachten te
erven en anderen die in het testement gansch niet
bedacht waren. Onder dezen bevond zich juffrouw
Labahm die niets heeft gekregen, hoewel hare kinde
ren ƒ16,000 ontvingen en zekere Caspars, die ook
ontevreden was. Een jaar na Ploegers dood werd
door J. Honig en J. J. Caspers een klacht ingediend,
waarbjj sprake' was van een trommel met geld en
een testament, die weg zouden wezen. Een onder
zoek bracht aau het licht, dat de geheele aanklacht
berustte op praatjes. Nu volgen de aanklachten el
kaar op 6 Juni 1885, klacht van de bovengenoemden
aan den minister.
Na rjjp onderzoek "afgewezen. Toen aan den
Koning. Zelfde antwoord, natuurljjk. En in Februari
1887 werd door Labahm een aanklacht ingediend,
waarbij gesproken werd van diefstal met voorbe
dachte rade door ambtenaren in de uitoefening van
hunne bediening. Bij de afwijzende beschikking van
den minister voegde Zijne Excellentie eene waar
schuwing, om geene valsche beschuldigingen uit te
brengen tegen ambtenaren. In Dec. '87 verschenen
de klagers op het parket te Haarlem en zeiden, dat
ze nu een spoor van den vermiste trommel hadden.
Maar na onderzoek door den rechter-commissaris
bleek ook dat weder niets te zijn dan een praatje.
Nadat nog een adres aan den nieuwe minister,
mr. Ruys, wederom was afgewezen, nadat voor den
zooveelsten keer de zaak was onderzocht, zjjn Gus-
taaf Labahm, stukadoor te purmerend en J. J. Gas
pers, oud 71 jaar, eveneens aldaar er toe gekomen
om twee stukken te zenden aan Hecht voor Allen,
waarin zjj zich beklagen hun aangedaan onrecht en
den kantonreohter mr. J. v. Bommel te Purmerend
en don notaris D. van Os aldaar beschuldigen van
diefstal van een trommel met bankpapier uit den
boedel van Ida Ploeger en verduistering van een
testament waarbjj de vrouw van L. en C. zouden
zjjn bedacht.
Wegens deze beide beleedigende stukken stonden
zij onlangs voor de reohtbank to Haarlem terecht. De
getuigen, die op hun verzoek zijn gedagvaard, leggen
geen van allen eene verklaring af, die hunne bewe
ringen schraagt. De officier van justitie, jhr. mr.
M. J. Rethaan Macaré, vestigt de aandacht er op,
hoe herhaaldelijk deze zaak is onnerzocht, hoe men
nooit dón enkel bewjjs voor de waarheid hunner be
weringen heeft kunnen vinden en hoe schandelijk het
is, dat zij door hunne praatjes, jaren lang uitgestrooid,
notaris van Os belangrijk in zjjne praktijk benadeeld
hebben en gepoogd, den kantonrechter verdacht te
maken.
Onder de getuigen bevond zich de heer F. Domela
Nifuwenhuis als redacteur van Hecht voor Allen, die
met het gewewone protest den eed aflegde.
Na een zeer uitvoerig, helder en welsprekend re
quisitoir, verzocht de offioier van justitie de veroor
deeling van Labohm en Caspers tot 6 maanden
gevangenisstraf ieder, waarschijnlijk geen zware eisoh
wanneer men nagaat, dat het maximum 4 jaar is.
Labohm antwoordt nog zeer uitvoerig op het re
quisitoir en tracht tal van punten daaruit te weer-
Zjj» geheele persoon maakt dan indruk, dat
hij lijdt aan monomanie, dat de gaaaohe historie
niets andera is dan een idee fixe van een teleurge
stelde bij eene erfenis en het ia tragi-komiach hem
te hooren zeggen, dat hjj zich wel zal wenden tot
eene andere rechtbank. Ook Caapera ia heftig in
zjjne uitdrukkingen, en verklaart met de vuist op
de bank slaande, dat hjj niet zal rosten voor de
misdaad ontmaskerd is en zjjn vrouw de 4,0,000
(of 14,000) gulden heeft die haar ontstolen zjjn.
Over 14 dagen zal de rechtbank in deze treurige
zaak uitspraak doen.
In Noord-Amorika houdt men zich thans bezig met
het groote plan, den Pacifiespoorweg (New-York
San Francisco) door middel van tunnels door de rot
sen der Sierra Nevada heen te leiden, om zoo de
groote bezwaren, gevaren en onkosten te vermijden
of althans te verminderen, welke het spoorwegverkeer
eiken winter ondervindt door de sneeuwstormen.
De sneeuwstoimeu waren verleden winter bjjzonder
sterk en van ongewoon langen duur, zoodat het ver
keer voor verscheidene weken was gestremd. Zon
der spijs of drank, blootgesteld aan de vorst en hot
verschrikkelijke weer, moesten honderden personen,
passagiers zoowel als treinbeambten, verscheidene
dagen in de treinen doorbrengen, die in de sneenw
waren blijven steken. Door het boren van tunnels,
1000 voet onder de hoogte van het gebergte en te
vens onder de sneeuwlijn, hoopt men nu, zoo niet
in den geheelen omvang, dan toch in sterke mate,
in do bezwaren te voorzien. De tunnelbouw zou tien
millioen dollar kosten en verscheidene jaren duren,
daar de boringen meest door zeer harde rotsen moe
ten geschieden. Daarentegen zal na voltooiing van
het werk de stijging met duizend voet aan elke zijde
van het gebergte vervallen, er. daardoor eene aan
merkelijke besparing van tijd en kosten verkregen
wordende zware kostbare berglocomotieven zouden
dan b. v. kunnen vervallen. Ook zou de belangrijke
schade, door de sneeuwstormen aan de baan veroor
zaakt, voor een belangrijk gedeelte worden vermeden.
Zooals van zelf spreekt zou de verkorting van de
reis ook voor de passagiers en do mail een grdot
voordeel zijn.
Reeds lang is er sprake van nieuwe strenge maat
regelen der Russische regeering tegen de joden. Van
goed onderrichte zijde wordt thans gemeld dat deze
maatregelen van nog ingrijpender aard zullen zijn
dan aanvankelijk gemeld werd. Is deze berichtgever
inderdaad goed ingelicht, dan zullen twee millioen
joden in Rusland Van hun haardsteden en uit hun
nering verdreven worden, zonder dat de wet hun
het recht schenkt, indien hun miserabele omstandig
heden hun dit al veroorloofden, zich op een nieuwe
woonplaats te vestigen. Integendeel worden zjj naar
oen beperkt gebied verwezen, waar reeds ruim twee
millioen joden opeengehoopt hun kommerlijk bestaan
voortsleepen, met het vooruitzicht langzamerhand om
te komen, terwijl de hun toch reeds krap toegemeten
menschenrechten dagelijks meer worden ingekrompen.
Op grond eener enquête, tvelke de schadelijkheid
der joden voor het algemeen moet bewijzen, koestert
de Russische regeering het voornemen om 64 nieuwe
strenge bepalingen uit te véardigen, die den alge-
heolen ondergang der Israëlieten in Rusland onher
roepelijk ten gevolge moet hebben.
In hoofdzaak komen die bepalingen op het vol
gende neer. Alle gouverneurs hebben zich ten gunste
van de opheffing van de wet van 1865 verklaard,
waarbjj den joodschen handwerkslieden het verblijf
in het biunenland van Rusland werd toegestaan.
Daardoor zullen 200,000 joodsche families uit do
binnenlandsche gouvernementen verdreven worden.
De middelen van bestaan wil men voor de joden nog
meer beperken zjj zullen geen handel in levensmid
delen meer mogen drjjven en in het algemeem zal
het getal joodsche kooplieden verminderd worden.
Alle in de dorpen wonende Ijoden, ten getale van
ongeveer 500,000, zullen dapruit worden verjaagd.
Hetzelfde zal met de in de Poolsche provinoiën wo
nende joden gebeuren, waardoor nog honderdduizen
den familiën zonder woonplaats geraken.
Voorts zullen uit de grootere steden een 300,000
joden, die krachtens een vroeger ministerieel bestaan
zich aldaar mochten ophouden, worden verdreven.
Eindelijk worden nieuwe maatregelen beraamd met
betrekking tot de militaire pliphten der joden. Voor
hen zullen geen uitzonderingsbepalingen, als vrijstel
ling van dienst als eenige zoon enz., gelden, inte
gendeel zullen zjj de plaats dek gelukkig bevoorrech
ten vervullen.
De Times van Vrijdag bevat twee ingezonden stuk
ken over de houding van Nederland ten opziohte der
Brusselsche conferentie tot hét tegengaan van den
slavenhandel.
Het eerste dier stukken, ongeteekend, verwjjt aan
de Nederlandsche Regeering, dat zjj door hare hou-