Buitenlandse!! Overzicht. Kantongerecht te Gouda. kanaal langs dien oever zooveel te verdiepen, dat geladen schepen dien oever steeds tot op tenminste 1.50 M. kunnen naderen. Met dit vonnis gevoelde de veroordeelde zich be zwaard en hij voorzag zich daartegen in cassatie. Zyn beroep werd gisteren namens hem by het Hof toegelicht door mr. G. A. P. Bax, die betoogde dat in het vonnis aan art. 12 van het by zonder regle ment van politie op de kanalisatie van den Holland- schen IJsel van 22 Maart 1882 eene verkeerde uitlegging was gegeven. Het was te doen om af te komen van eene aan den requirant onbillyk opgelegde verplichting tot onderhoud van bovenbedoelden oever, welke door anderen was beschadigd. Nu was bij het algemeen reglement van politie op de rijkskanalen van 5 Febr. 1875 als algemeen beginsel aangenomen, dat hij die schade aanricht, die ook moet herstellen. In casu waren de verzakkingen van den oever en de ondiepte in de rivier niet door requirant's laden en lossen ontstaan. Pleiter achtte daarom meergemeld art. 12, benevens eenige andere wetsartikolen, ge schonden, omdat niet was onderzocht naar de oorzaak der verzakkingen en verontdiepingen. Adv.-gen. mr. Patijn zal den 6en October in deze zaak conclusie nemen. Blijkens eene uitvoerige correspondentie in de laatst aangekomen nummers der „Javabode" is er in de operatie op Flores nog maar zeer weinig voortgang gekomen. Wel zijn nu onze mannen een station verder dan de kampong Do noordop gemarcheerd en dus dichter bij de hoofdversterkingen »JEko-Feto" en „Wolowio" aangekomen, maar die vorsterkingen liggen nog altijd onaangetast binnen hun gezichtseinder. Het invloed rijkste hoofd der Rokka's Anggo Molo heeft zich, zoo als men weet, op genade of ongenade overge geven, maar daarmee is betrekkelijk nog weinig gewonnen. De verhooren, die men dezen grijzen hoofdman deed ondergaan, hadden tot nu toe weinig resultaat. Hij heeft o. a. wel de hoofden van hit verzet opgenoemd, en daarby ook zijn eigen zoons niet gespaard, doch men schijnt alle redenen te heb ben om den sluwen vijfenzestiger maar weinig te vertrouwen. Als voorwaarden van onderwerping zijn hem thans door den resident de volgende eischen gesteld: 1. de teruggave der geroofde goederen2. het opruimen der gestelde randjoes3. het afbreken der versterking4. uitlevering der schuldigen en 5. en wel het voornaamstehet leveren van 10 stuks tin in den vorm van schuitjes. Met do bevolking van Eko-Feto en Wolowio, die inmiddels al weer verder noordop naar andere kam pongs schijnt afgetrokken te zijn, wordt ook onder handeld door bemiddeling van het hoofd der bevriende kampong Bolonga, doch deze tusschenpersoon schijnt ook al niet te best te vertrouwen en met die onder handelingen vlot het al heel slecht. De resident ondervindt daarbij de grootste moeilijkheden en het is hoogst waarschijnlijk dat ze tot geen resultaat zullen leiden; van de geroofde goederen wordt niets teruggebracht, evenmin komt iets van het uitleveren der hoofdaaaleggers vfcn den aanval op de expeditie van Schelle. Hierdoor en door het gemis van aan raking met de bevolking, die grootendeels is uitge weken en ons vreeselijk wantrouwt, wordt het on derzoek naar tin geheel onmogelijk en is het zeer waarschijnlijk, dat wij bij een verder doordringen naar het binnenland, wel eens ernstige moeilykheden zullen ondervinden. J Volgens ingewonnen berichten moot de groote tinvlakte liggen in N.-O. richting, naby de sterk bevolkte k-ampongs Naroe en Bobou. De bevolking van deze kampongs, wie door tusschenkomst van het hoofd van Bolonga was aangezegd, dat onze verken- ningon zich in de richting harer kampongs zullen bewegen zonder eeuige vijandelyke bedoeling, liet ons antwoorden, dat zij niets met de Compagnie te maken wilde hebben, en d^t wy maar liever weg moesten blyven. Zy heeft overigens port noch deel aan de zaak van Anggo-Molo. Het hoofd van Bolonga zelf weigerde om als gids te dienen bij onze eventueele tochten naar het binnenland, uit vrees het later te kwaad te zullen krijgen met do andere kampongs. Al hoewel in de gegeven omstandigheden de toe stand alles behalve bevredigend was, werd toch den 24 Juli tot een verkenning ter sterkte van 75 bajo netten besloten, terwijl de mijningenieur Van Schelle de verkenning zou mede maken om aanwijzingen te doen omtrent het te doorloopen terrein. Ziehier hoe het volgens den berichtgever van de „Javabode" op dezen verkenningstocht toeging Na ongeveer 2 palen in N. O. richting te hebben gemarcheerd door hoog gras afgewisseld met alang- alaug en glaga, werd zonder eenige ontmoeting met den vijand een bergtop bereikt, vanwaar men een vrij uitzicht had op het voorliggende terrein. Zoo ver het oog reikt, is, (om met den heer Van Schelle te spreken) het voorliggende terrein bijna geheel vulkanisch, dus geen kans dat er tin zaljwor- den gevonden. Gedurende onze waarnemingen van den bergtop was op verre afstanden rondom den troep eenaf me nigte gewapende Rokka's toegestroomd, dia' zeer zenuwachtig van de eene kampong naar de'andere gingen en door hun woest geschreeuw aan anderen de aanwezigheid van den troep tMg kennen gaven. Zij bleven echter op eerbiedigen atstand van ons staan; het was evenwel aan den troep verboden zon der noodzaak te schieten. Aangezien de heer Van Schelle voor dien dag het terrein in genoemde richting genoeg verkend had, werd besloten den terugtocht naar het bivak te aanvaar den doch nauwelijks zagen de Rokka's onze terugtrek kende beweging, of van alle kanten stroomden zij de berghellingen af en kregen wij eene flink uitgeleide. In minder dan een oogenblik was de achterwacht door een aantal van hen omsingeld, die tot op 25 passen kruipende en sluipende door het hooge gras naderden, met lansen gooiden en zelfs schoten. Enkele goedgeachte schoten van de achterwacht hielden de vervolgers in bedwangdoch het was een terugtocht niet van gevaren ontbloot, want wegens de hooge alang-alang kon men den vijand niet zien, die daardoor in de gelegenheid was ons tot zeer dichtbij te naderen. Intusschen had eene groote bende Rokka's onze plaats op den bergtop ingenomen, en de troep werd tierende en schreeuwende door haar uitgejouwd en met lansen en opgeheven parangs bedreigd. De aanwezigheid der Rokka's op den bergtop kon van uit hei bivak werden waargenomen, waarom de artillerie dan ook onmiddellijk in batterij kwam en hun al spoedig eenige granaten toezond, met het gevolg, dat de bende uit elkander stoof of wegdook. De vervolging hield daarna spoedig op. Zoo ging het niet alleen^jop dezen, maar ook op andere verkenningstochten. En dan wordt verder door den correspondent van de „Javabode" nog een beschrijving gegeven van een voorval van den 18 don Juli, dat zeker voor de onzen geen onzachte aanmaning was, om tegen de bevolking op hun hoede te zijn. Ziehier dit verha&l Een vijftal Timoreezen der hulptroepen, die achter een vertrekkend transport naar Watoe Loko aan kwamen, werden ter hoog to van een terreinstrook, die en voor het bivak Bo Rewoe en voor het trans port onziohtbaar was, plotseling overvallen door een bende Rokka's ter sterkte van pl. m. 50 man. Op het hooren van epkelo geweerschoten, rukte ter stond van het bivak een detachement uit,doch het kwam te laat tor plaatse waar het onheil gebeurd was. Het drama was reeds afgespeeld; vier zwaar ver minkte lijken der Timoreezen werden in de alang- alang gevonden en daarnevens een menigte lansen van bamboe, die de Rokka's in hunne overhaaste vlucht hadden achtergelaten. De vijand, die aanvankelijk het plan had het terug- koerende transport van Watoe Loko aan te vallen, had zich ontijdig verraden door den uanval op de Timoreezen. Het uitgezonden detachement zag den vijand, die intusschen tot op pl. m. 300 man was aangegroeid, in eene Z. W. richting aftrekken en zond hem nog eenige salvo's achterna. In eene poging om langs den voet van het gebergte de achtergelegen kampongs te bereiken, werd hij door een ander uit het bivak gezonden detachement ver ijdeld. Tal van goed gerichte salvo's, die met succes werden afgegeven, dedeu den vijand in alle richtingen uit elkander stuiven. Ook de artillerie liet zich niet onbetuigd en wierp een zeventiental granaten op de opeengehoopte massa en in do kampongs Likowalie en Waroesoeba waar heen de vijand zich had teruggetrokken. Dat de granateu ook uitwerking zullen hebben ge had, behoeft niet in twijfel te worden getrokken, want wij konden die duidelijk waarnemen. De af standen waarop door de artillerie was geschoten, waren 8000 tot 1200 M. De aanvallers op de Timoreezen behoorden groo tendeels tot Wolowio, en tot straf hunner verrader lijke handelwijze werd denzelfden middag de goheele kampong in de asch gelegd. Een uur na het gebeurde hierboven vormeld, kwam een Rokkaneesch hoofd op een prachtig paard ge zeten en met twee lange lansen gewapend tot op 100 M. van de postenlinie en nam een uitdagende houding aan. Niettegenstaande enkele tirailleur- schoten op hem waren afgegeven, en alhoewel zijn vurig ros reeds op 2 plaatsen was gewond en hij zelf later in zijn rechterknie, waardoor hem de lansen ontvielen, week hij geen stap terug en trachtte door zijn gedrag een paar zijner volgelingen aar. t« sporen, de postenlinie door te breken. Het mocht hem echter niet gelukken zijn plan ten uitvoer te brengen. Een goed gericht schot deed hom van zijn paard tuimelen en den laatsten adem uitblazen. Hot edele dier, ofschoon reeds door 3 kogels ge troffen, week niet van de zijde zijns meesters. Het lijk van den dapperen ruiter werd binnen het bivak acht en herkend als te zijn dat van Nawasiua, moedige en onverschrokken hoofd van Naroe, die volgens getuigenis der aanwezige Rokka's in de binnenlandsche onlusten meer dan eens blijken heeft geleverd van buitengewone dapperheid. hoofd buigende. Maar toch, moest zij het niet vroeger of later weten? En waarom Misschien is het niets, en heeft het vaartuig het niet op ons gemuut. Meent gij dat? Mijn hart voorspelt mij iets geheel anders Messer Gentile, ik smeek u ver volgde Macham, geheel buiten zich zei ven gij zult toch 't hart niet hebben ons over te leveren in de handen van hen, die De toorn, die in mijne oogen flikkerde, deed hem in 't midden van den zin afbreken. Vergiffenis mijn vriend hernam hij terstond, ach, vergeef dat wantrouwen aan een hart, dat bittere smarten lijdtMet welk recht ook, kan ik u vragen, om uw eigen leven en dat der uwen in de waagschaal te stellen voor eene ongelukkige, die gy nauwelijks sedert een paar dagén kent En toch, zult gij het doen, en het zal een nieuw blijk wezen van den adel uwer ziel. Genade, genade, voor Anna en voor mijMaar drijf uwe grootmoedigheid tot het uiterste; sta mij den eerepost op de enterbrug af! Indien iemand sterven moet, dan wil, dan zal ik de eerste zijn. Macham had deze woorden met zooveel hevigheid uitgesproken dat ik hem verrast en ontroerd bleef aanstaren. Hij maakte gebruik van mijn stilzwijgen om op zijn verzoek aan te dringen, terwijl hij smee- kend mijne handen greep, en tusschen de zijne drukte. Het is genoeg, Messer RobertoGij vraagt mij ets onmogelijks. Die plaats is de mijne; maar ik sta iedereen toe, vervolgde ik zachter zich de tweede aan mijne zijde te veroveren, komaan, de tijd roeptLanzerotto, wat doen de anderen De hoogte van het achterdek belette mij het vij andelijk schip te zien. Mij dunkt, zij halen ons tot nogtoe niet veel inhernam mijn bootsman van uit de mars, en overigens gebruiken zij alleen de zeilen, even als wij. Goed; laat ons dan gaan; zeide ik tot Ro berto wij moeten zorgen, dat uwe zuster zich niet ai te ongerust maakt. Macham drukte mij de band met zenuwachtige ontroering, en er werden geen andere woorden tus schen ons gewisseld. Wij traden het vertrek binnen, waar ik Anna in een treurigen toestand vond. Zij zag er bleek en ontdaan uit, met los hangende haren en oogen vol tranen. Zal ik mijne hardvochtigheid bekennen Het was my een wreed genot haar zoo diep bedroefd te zien, en mijne blikken verslonden hare schoonheid welke mij in 't eerst had verrukt, en die door bleekheid, angst en tranen nog werd verhoogd. Wat zijn dat voor treurige toebereid selen? zeide zij terwijl zij mij te gemoet kwam, en hare groote oogen op mij vestigde. Niets, stamelde ik. Gewone voorzorgen - Ach, gij bedriegt mij. En het is verkeerd, dat gij dat doetik verwachtte iets beters van u. Welnu, Madonna zeide ik ik vrees. Maar dat zegt nog niet dat het tot een strijd zal komen. Ik voer eene kostbare vracht, zeide ik heden mor gen, en ik zweer dat ik die in veiligheid brengen zal. Hy, die voor u moet waken, gevoelt zich ster ker dan het noodlot. Zij keek mij verschrikt aan, als iemand, die te midden van zijn lijden plotseling een nieuwe bron van smart ontdekt. Het was slechts één oogenblik; andere gedachten, andere plichten namen de overhand. Ach, gij zult geen slag leverenriep zy op smeekenden toon. Madonna hernam ik ik zal myn plicht doen. Maar, 't is niet mogelykmaar gij zult de uitdaging niet aannemen Maar wat dan? Ik vraag het aan u zelve. Ik weet het niet; ik ben eene arme vrouw, eene onnoozele vrouw. Ikwat zal ik u zeggen, u raden Maar gij zult uw leven niet wagen om mijnentwil, gij zult den toorn van God niet ver zoeken. Niet waar? ging zij voort met eene vleiende stem niet waar, gij zult den strijd ver mijden? gij zult den vijand ontvluchten? Den vijand ontvluchten, ik? Maar weet gij, wat gy vraagt madonna Gentile yivaldi heeft nooit iemand aangevallen, maar is ook nooit voor iemand op de vlucht gegaan. Ik stam af van vrije lieden. Op de zee, die sedert tien jaren mijn vaderland is, heb ik menigmaal eene vijandelijke vlag ontmoet, maar nooit iemand den weg betwist. Wordt vervolgd,) Enkele hoofden en lijders van den vijand zagen wy te paard, en men kan zeggen dat het stoute ruiters zijn, want de moeilijke bergpaden en het ge accidenteerde terrein worden door hen in vliegende vaart afgelegd. Staten-generaal. Tweede Kamer. Zitting van Dinsdag 23 September. De vergadering die jl. Donderdag geen voortgang kon hebben, omdat er geen leden genoeg aanwezig waren, zou gisteren zonder verdere stoornis ten einde kunnen worden geSracht. Er ging een uurtje mede heen alvorens mededeeling was gedaan van al de ingokomen stukken, de leden vau een paar com- missiën waren herkozen en op voorstel van den president eene kleine wijziging in de samenstelling der afdeeliugen was gebracht. De heeren Schimmelpenninck (Den Haag) en Veegens werden herbenoemd tot leden fvan de huis houdelijke commissie, de eerste evenwel volstrekt niet met algemeene stemmen, do heer Kolkman had 25, de heer Borret nog 2 stemmen van de 68 op zich vereenigd. Waar gewoonlijk de ledon van der gelijke commission zonder strijd worden herbenoemd, blijkt uit den tegenstand dien de herkiezing van den Ilaag8chen graaf ondervond, dat de sympathie die" deze in de Kamer ondervindt verre van alge meen is. Nu do commissie van voorbereiding voor het wetsontwerp betreffende den dienstplicht uit zeven leden bestaat, kon, iedere afdeeling hiervan geen gelijke portie krijgen. Het lot had bij do trekking der afdeelingen aan vier sectien één lid toebedeeld, terwijl de vierde afdeeling het voorrecht zou hebben drie leden der commissie van voorbereiding in haar midden te zien. Dit nu scheen al te weelderig. Een lid kon daar althans worden gemist, en daarom is, op voorstel van den president, de heer Seyffardt uit de vierde afdeeling, voor het onderzoek van het militaire ontwerp ingedeeld bij de derde afdeeling, waar het andere lid der commissie, de heer Huber, president is. Nu een en ander zoo tot ieders genoegen geregeld was, deelde de president mede, dat de centrale afdeeling besloten had, gisteren in de afdeelingen te doen onderzoeken do ontwerpen reeds vroeger in dit blad medegedeeld en eindelijk ook hot ontwerp- legerwot, hetwelk echter niet voor heden in behan deling komt. En daarop hebben de heeren zich naar de sectiën begeven om hun parlementaire werkzaamheden voor dit zittingjaar metterdaad aan te vangen. Onlangs werd in de dagbladen medegedeeld de zaak te Amsterdam behaudeld van een predikant bij de Nederl. gereformeerde gemeente, die door het kantongerecht was veroordeeld, omdat hij ker kelijk een huwelijk had ingezegend op vertoon door de partijen van een trouwbewijs, piet geteekend door den ambtenaar van den Burg. Stand en afge geven ten stadhuize. De kantonrechter achtte een authentiek uittreksel uit de registers van den B. S. noodig volgens art. 155 Burgerlijk Wetboek. De rechtbank ontsloeg den bekl. van alle rechtsvervol ging» op grond dat art. 136 Burg. Wetb. alleen eischt dat partijen zullen hebben doen blijken aan den bedienaar van hunpen godsdienst, dat het huwe lijk ton overstaan van den ambtenaar van den Burg. Stand is voltrokken, zonder te omschrijvon door welke middelen dat bowys moet worden gegeven, terwijl art. 155 B. W. alleen een bewijs in fox civili bedoelt. Daar zy het ongeteekende trouwbo- wy'9 in casu voldoende bewijs achtte, ontsloeg zy van rechtsvervolging. De oflic. van justitie te Amsterdam nu was van dit vonnis in cassatie gekomen. In deze belangrijke quaestie nam eergisteren voor den Hoogen Raad adri-gen. mr. Patiju conclusie. De vraag die het hier gold, was z. i. deze of, waar art. 449 Wetboek van strafrecht den bedienaar van den godsdienst verbiedt bij een kerkelijk huwe lijk eenige godsdienstige plechtigheid, daartoe be trekkelijk, te verrichten zonder dat partijen hem hebben doen blijken dat haar huwelyk ten overstaan van den ambtenaar van den burg. stand is voltrok ken, Voor dat doen blaken meer noodig is dan de overlegging van eep stu.e, waaruit de bedienaar van den godsdienst, met de noodige omzichtigheid te rade gaande, de overtuiging kan putten dat het bur gerlijk huwelyk is voltrokken? Sedert 40 jaar, herinnerde adv.-gen., is de Hooge Raad niet gesaisisseerd van de vraag op welke wyze dit den bedienaar van den godsdienst moet blijken. Toen besliste de Hooge Raad met beroep op artt. 136 en 155 B. W. dat het moest blijken uit de huwelijksakte. In 1872 gaf een vonnis van de recht bank te Leiden over de opvatting van het toen gel dend artikel van den Code Pénal aanleiding tot eene groote polemiek. Artt. 449 van het tegenwoordig strafwetboek heeft wel do redactie van het analoog art. van den Code Pénal gewyzigd, maar in den grond der zaak niets veranderd. Is nu art, 449 strafwetboek toepasselijk eu dus de geestelijke strafbaar, indien hij een huwelijk kerkelijk inzegent zonder dat hem blijke van het sluiten van het burgerlijk huwelijk, ook als feitelijk vaststaat dat het huwelijk voor den ambtenaar van den burg. stand is voltrokken? Mr. A. de Pin to beantwoordde indertijd die vraag ont kennend, de rechtbank te Leiden bevestigend. En als adv.-gen. lette op de duidelijke woorden van het artikel, dan sloot hij zich bij die bevestigende be- antwoordiug aan. Staat het vast dat een geestelijke inzegent voordat partijen hem hebben doen blijken van het gesloten burgerlijk huwelijk, dan is hij strafbaar. Voor het kerkelijk huwelijk moet hij zich vergewisthebbondat het burgerlijk huwelijk is gesloten. De tweede vraag nu ishoe moet hij dit doen En was adv.-gen. hot veel meer eens met de rechtbank dan met den kantonrechter te Amsterdam. Een be paald bewijsstuk is de officier van just, te Am sterdam erkent dit zelf nergens voorgeschreven. Niet ieder stuk of iedere verklaring kan echter als voldoende beschouwd worden. Zij moeten van dien aard zijn, dat de geestelijke, zijn gezond ver stand raadplegende, overtuigd wordt dat het burger lijk huwelijk inderdaad is gesloten, zonder dat hij een nader onderzoek naar de echtheid van do stukken behoeft in te stellen. Nu heeft de rechtbank te Am sterdam volstrekt niet in het algemeen uitspraak ge daan, ipaar wel uitgemaakt dat in dit geval het overgelegde stuk voor den geestelijke voldoende was omdat gebleken is dat do trouwbewijzen te Amsterdam slechts worden afgegeven na voltrekking van het burgerlijk huwelyk, en de buurtsecretarissen die trouwbewijzen als authentieke stukken beschouwen. Do geestelijke, die dit uit eigen ervaring wist, han delde dus niet onbedachtzaam dooj, met zoodanig stuk "in handen, in te zegenen. Op deze gronden concludeerde adv.-gen. Patijn tot verwerping van het cassatieberoep door het O. M. te Amsterdam ingesteld. Maandag, 20 October, zal de Hooge Raad uitspraak doen in deze zaak. In den Franschen ministerraad zou de vraag be handeld zijn, of het wenschelijk i9 de leiders der royalisten, die zich met generaal Bouhmger verbonden oi% de republiek ten val te brengen, gerechtelijk te vervolgen. Volgens de bladen werd eenstemmig besloten geen gerechtelijke vervolging tegen de helpers van generaal Boulanger in te stellen. In de plaats van de werkstakende zeelieden te Southampton worden door de reeders aldaar man schappen to Hamburg aangeworven. De eerste troep van 46 vreemdelingen vertrok dozer dagen uit Ham burg en verdere bezendingen staan gereed. De werkstakers overwegen nu een maatregel om dezen invoer van werkkrachten te beletten. Zij willen gewa pende makkers naar Hamburg zenden om de versche ping te verhinderen. Hot is eohter de vraag of de Duitsche politie hen zal laten begaan. De Duitsche en Oostenrijksche bladen hebben het nog steeds over de bijeenkomst der kiezers van Duitschland en Oostenrijk in Silezië. Het officieuze Weener „Fremdenblatt" acht het noodig, in een uitvoerig artikel nog eens te doen uitkomen, dat de goede vriendschap tusschen Duitschland en Oostenrijk den Europeeschen vrede slechts ten goede kan komen. Deze vriendschap, door deze bijeenkomst op nieuw bekrachtigd, komt nog meer uit, nu terstond een tweede bijeenkomst te Weenen volgt. Den SOsten September wordt keizer Wilhelm te Weenen verwacht. Keizer Frans Jozef keerde uit Silezië met graaf Kolnoky terstond terug naar Weenon, waar reeds zeer omvangrijke toebereidselen worden gemaakt voor een waardige ontvangst van 's keizers bondgenoot. De Weener gemeenteraad heeft tot dit doel een onbeperkt krediet veriaend en ook de keizer zal niets nalaten, wat kan dienen om zijn gast zoo schitterend mogelijk te ontvangen. Geen wonder dus, dat de verwachtingen der Wee- ners hooggespannen zijn by dit tweedo bezoek, dat keizer Wilhelm II tijdens zijn regeering aan de Donaustad brengt. Evenals de eerste maal kan de Duitsche keizer ook nu op een hartelijke ontvangst van de zijde der burgerij rekenen. Van meer belang zou het zijn, indien de kiezers van Oostenryk en Rusland ook weer eens bijeen kwamen. Er zijn weer geruchten over een dergelijke samenkomst in omloop, maar voorloopig verdienen deze geruchten nog niet veel geloof. De aangelegenheden in het kanton Tessino laten den Bondsraad te Bern nog geen rust. De Bonds raad is nu gereed met het rapport over hetgeen in Tessino ia voorgevallen en heeft dit bij de Kamer ingediend. De Kamer moet nu ook in de zaak worden gekend, want sedert het zenden der cavalerie □aar Bellinzona bedraagt de storkte der Bondstroepen in het kanton meer dan 2000 manschappen, en hier voor is do toestemming der nationale vergadering noodig. Men verwacht in de Kamer een levendige woor denwisseling, daar de clericalen zullen verlanoan, dat de verdreven regeering in bet kanton terstOTid zal worden hersteld. De Holfcaarsche ministerraad heeft besloten het verbod tot \yoer van Servische varkens op te heffen. De Hongaarsche en de Servische regeering zullen bijzondere afgevaardigden benoemen om het verkeer, dat thans horleven zal, te regelen. Tienduizenden varkens wachtten, zegt meu, sinds geruimen tijd aan de grens op het oogenblik, dat ze het ryk vau keizer Frans Jozef mochten binnenkomen. In den Siècle worden onder het opschrift „De Europeesche tolunie," de indrukken medegedeeld, welke een „Fransch diplomaat" in Duitschland by- eengegaard heeft over de aldaar heerschende stem ming en over de middelen tot afweer van de offen sieve politiek der Vereenigde staten tegen Europa, in de Mac-Kinley-fo7/ neergelegd. Duitschland, zoo verklaart de „diplomaat," wordt door de bill niet minder zwaar getroffen dan Frank5 rijk. Vertegenwoordigers van den Duitscheu handels stand hadden hem gevraagd, waarom Europa niet een bond tegen Amerika sluit on de Amerikaanscho producten met zulk een hoog invoerrecht belast, dat de uitvoerhandel der Vereenigde Staten vernietigd wordt. „Maar hoe zal men tot zulk een overeenstemming van alle mogendheden en vooral vau Duitschland en Frankrijk geraken zoo vraagt hij dan. Ik moet u bekennen, dat mij iets in Duitschland is opgevallen sedert het verdwijnen van den heer Bismarck nl. zijn de gemoederen ten opzichte van den heer Bis marck nl. zijn de gemoederen ten opzichte van de Franschen volkomen gekalmeerd. Do tegenwoordige keizer dat is de overtuiging van de Duitschers, waarmede ik mij onderhield verwacht zijn roem alleen van den vrede. Hij wenscht oprent een toe nadering tot Frankrijk. Een kleine vingerwijzing van Frankrijk, ten teeken dat het genegen^is zich met Duitschland te verstaan ten opzichte van een soort continentaalstelsel tegen Amerika, zou voldoende zijn om Duitschland voor het plan te winnen. Het is overbodig hierbij te voegen, dat Engeland, Oosten rijk, Zweden, België, in éen woord geheel het ove rige Europa zich bij Frankrijk zouden aansluiten. Rusland blijft buiten quaestie, wijl zijn belangen op zich zelf staan. Door deze beweging ten gunste van een Europeesch verbond tegen een gemeenschappelijk gevaar zal in deu socialen kampstrijd een soort wa penstilstand intreden. Tien jaren was ik niet in Duitschland, en de vriendelijke gezindheid, welke ik allerwegen ten opzichte van de Franschen opmerkte, bewegen mij het plan van een Frahsch-Duitschen bond, ten doel hebbend de (Jpor do Vereenigde Staten tegen Europa ondernomen economische aan vallen te weerstaan, in ernstig beraad te nemen." Het denkbeeld van zulk een economischen oorlog is voorzeker stout Zitting van 24 September 1890. Veroordeeld door het kantongerecht te Gouda wegens Visscherijovertreding. A. V., te HekendorpC. den H., te Zevenhuizen, ieder tot 1 of 2 dagen hechtenis. J. K., te Gouda tot 2 of 2 dagen hechtenis. H. K., te Gouda tot 3 of 2 dagen hechtenis. L. H., A. H., te Waddinxveen; J. L„ te Gouda, ieder tot 6 of 4 dagen hechtenis. Zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van muziekant op de openbare straat te Gouda. A. K., zonder bekende woonplaats tot 2 geldboeten van 1 of 1 dag hechtenis voor elke boete Rijden met een kar bespannen met honden niet voorzien van muilkorf. A. v. d. W., te Waddinxveen en H. v. L., te Gouda, ieder tot 1 of 1 dag hechtenis Openbare dronkenschap gepleegd by 3e herhaling. C. V., te Gouda, tot hechtenis van 2 weken en plaatsing in een Rijkswerkinrichting gedurende 3 maanden Openbare dronkenschap gepleegd bij 4e herhaling. T. N. R., te Gouda, tot eene hechtenis van 1 week. Openbare dronkenschap gepleegd by 5e herhaling. E. v. d. H., te Gouda, tot eene hechtenis van 2 weken en plaatsing in een» Rijkswerkinrichting gedurende 6 maanden. Openbare dronkenschap 2 maal gepleegd. P. de J., te Gouda, tot 2 geldboeten elk van f 2 of 2 dagen hechtenis voor elke boete; C. B., te Haarlem, tot 2 geldboeten elk van f 1 of 2 dagen hechtenis voor elke boete. Openbare dronkenschap. M. J. G. A. M. B., zonder bekende woonplaats A. yan W., D. F., to Gouda; A. S., te Oudewater; J. de B., te Nieuwerkerk a/d IJssel J. V., te Rotterdam, ieder tot 1 of 2 dagen hechtenis.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2