Buitenlandse!! Overzicht.
Kantongerecht te Gouda.
kanaal langs dien oever zooveel te verdiepen, dat
geladen schepen dien oever steeds tot op tenminste
1.50 M. kunnen naderen.
Met dit vonnis gevoelde de veroordeelde zich be
zwaard en hij voorzag zich daartegen in cassatie.
Zyn beroep werd gisteren namens hem by het Hof
toegelicht door mr. G. A. P. Bax, die betoogde dat
in het vonnis aan art. 12 van het by zonder regle
ment van politie op de kanalisatie van den Holland-
schen IJsel van 22 Maart 1882 eene verkeerde
uitlegging was gegeven. Het was te doen om af te
komen van eene aan den requirant onbillyk opgelegde
verplichting tot onderhoud van bovenbedoelden oever,
welke door anderen was beschadigd. Nu was bij het
algemeen reglement van politie op de rijkskanalen
van 5 Febr. 1875 als algemeen beginsel aangenomen,
dat hij die schade aanricht, die ook moet herstellen.
In casu waren de verzakkingen van den oever en de
ondiepte in de rivier niet door requirant's laden en
lossen ontstaan. Pleiter achtte daarom meergemeld
art. 12, benevens eenige andere wetsartikolen, ge
schonden, omdat niet was onderzocht naar de oorzaak
der verzakkingen en verontdiepingen.
Adv.-gen. mr. Patijn zal den 6en October in deze
zaak conclusie nemen.
Blijkens eene uitvoerige correspondentie in de laatst
aangekomen nummers der „Javabode" is er in de
operatie op Flores nog maar zeer weinig voortgang
gekomen.
Wel zijn nu onze mannen een station verder dan
de kampong Do noordop gemarcheerd en dus dichter
bij de hoofdversterkingen »JEko-Feto" en „Wolowio"
aangekomen, maar die vorsterkingen liggen nog altijd
onaangetast binnen hun gezichtseinder. Het invloed
rijkste hoofd der Rokka's Anggo Molo heeft zich,
zoo als men weet, op genade of ongenade overge
geven, maar daarmee is betrekkelijk nog weinig
gewonnen. De verhooren, die men dezen grijzen
hoofdman deed ondergaan, hadden tot nu toe weinig
resultaat. Hij heeft o. a. wel de hoofden van hit
verzet opgenoemd, en daarby ook zijn eigen zoons
niet gespaard, doch men schijnt alle redenen te heb
ben om den sluwen vijfenzestiger maar weinig te
vertrouwen.
Als voorwaarden van onderwerping zijn hem thans
door den resident de volgende eischen gesteld:
1. de teruggave der geroofde goederen2. het
opruimen der gestelde randjoes3. het afbreken der
versterking4. uitlevering der schuldigen en 5. en
wel het voornaamstehet leveren van 10 stuks tin
in den vorm van schuitjes.
Met do bevolking van Eko-Feto en Wolowio, die
inmiddels al weer verder noordop naar andere kam
pongs schijnt afgetrokken te zijn, wordt ook onder
handeld door bemiddeling van het hoofd der bevriende
kampong Bolonga, doch deze tusschenpersoon schijnt
ook al niet te best te vertrouwen en met die onder
handelingen vlot het al heel slecht. De resident
ondervindt daarbij de grootste moeilijkheden en het
is hoogst waarschijnlijk dat ze tot geen resultaat
zullen leiden; van de geroofde goederen wordt niets
teruggebracht, evenmin komt iets van het uitleveren
der hoofdaaaleggers vfcn den aanval op de expeditie
van Schelle. Hierdoor en door het gemis van aan
raking met de bevolking, die grootendeels is uitge
weken en ons vreeselijk wantrouwt, wordt het on
derzoek naar tin geheel onmogelijk en is het zeer
waarschijnlijk, dat wij bij een verder doordringen
naar het binnenland, wel eens ernstige moeilykheden
zullen ondervinden. J
Volgens ingewonnen berichten moot de groote
tinvlakte liggen in N.-O. richting, naby de sterk
bevolkte k-ampongs Naroe en Bobou. De bevolking
van deze kampongs, wie door tusschenkomst van het
hoofd van Bolonga was aangezegd, dat onze verken-
ningon zich in de richting harer kampongs zullen
bewegen zonder eeuige vijandelyke bedoeling, liet
ons antwoorden, dat zij niets met de Compagnie te
maken wilde hebben, en d^t wy maar liever weg
moesten blyven. Zy heeft overigens port noch deel
aan de zaak van Anggo-Molo. Het hoofd van
Bolonga zelf weigerde om als gids te dienen bij onze
eventueele tochten naar het binnenland, uit vrees
het later te kwaad te zullen krijgen met do andere
kampongs.
Al hoewel in de gegeven omstandigheden de toe
stand alles behalve bevredigend was, werd toch den
24 Juli tot een verkenning ter sterkte van 75 bajo
netten besloten, terwijl de mijningenieur Van Schelle
de verkenning zou mede maken om aanwijzingen te
doen omtrent het te doorloopen terrein.
Ziehier hoe het volgens den berichtgever van de
„Javabode" op dezen verkenningstocht toeging
Na ongeveer 2 palen in N. O. richting te hebben
gemarcheerd door hoog gras afgewisseld met alang-
alaug en glaga, werd zonder eenige ontmoeting met
den vijand een bergtop bereikt, vanwaar men een
vrij uitzicht had op het voorliggende terrein.
Zoo ver het oog reikt, is, (om met den heer Van
Schelle te spreken) het voorliggende terrein bijna
geheel vulkanisch, dus geen kans dat er tin zaljwor-
den gevonden.
Gedurende onze waarnemingen van den bergtop
was op verre afstanden rondom den troep eenaf me
nigte gewapende Rokka's toegestroomd, dia' zeer
zenuwachtig van de eene kampong naar de'andere
gingen en door hun woest geschreeuw aan anderen
de aanwezigheid van den troep tMg kennen gaven.
Zij bleven echter op eerbiedigen atstand van ons
staan; het was evenwel aan den troep verboden zon
der noodzaak te schieten.
Aangezien de heer Van Schelle voor dien dag het
terrein in genoemde richting genoeg verkend had,
werd besloten den terugtocht naar het bivak te aanvaar
den doch nauwelijks zagen de Rokka's onze terugtrek
kende beweging, of van alle kanten stroomden zij de
berghellingen af en kregen wij eene flink uitgeleide.
In minder dan een oogenblik was de achterwacht
door een aantal van hen omsingeld, die tot op 25
passen kruipende en sluipende door het hooge gras
naderden, met lansen gooiden en zelfs schoten.
Enkele goedgeachte schoten van de achterwacht
hielden de vervolgers in bedwangdoch het was
een terugtocht niet van gevaren ontbloot, want
wegens de hooge alang-alang kon men den vijand
niet zien, die daardoor in de gelegenheid was ons
tot zeer dichtbij te naderen.
Intusschen had eene groote bende Rokka's onze
plaats op den bergtop ingenomen, en de troep werd
tierende en schreeuwende door haar uitgejouwd en
met lansen en opgeheven parangs bedreigd. De
aanwezigheid der Rokka's op den bergtop kon van
uit hei bivak werden waargenomen, waarom de
artillerie dan ook onmiddellijk in batterij kwam en
hun al spoedig eenige granaten toezond, met het
gevolg, dat de bende uit elkander stoof of wegdook.
De vervolging hield daarna spoedig op.
Zoo ging het niet alleen^jop dezen, maar ook op
andere verkenningstochten.
En dan wordt verder door den correspondent van
de „Javabode" nog een beschrijving gegeven van
een voorval van den 18 don Juli, dat zeker voor de
onzen geen onzachte aanmaning was, om tegen de
bevolking op hun hoede te zijn. Ziehier dit verha&l
Een vijftal Timoreezen der hulptroepen, die achter
een vertrekkend transport naar Watoe Loko aan
kwamen, werden ter hoog to van een terreinstrook,
die en voor het bivak Bo Rewoe en voor het trans
port onziohtbaar was, plotseling overvallen door een
bende Rokka's ter sterkte van pl. m. 50 man.
Op het hooren van epkelo geweerschoten, rukte ter
stond van het bivak een detachement uit,doch het kwam
te laat tor plaatse waar het onheil gebeurd was.
Het drama was reeds afgespeeld; vier zwaar ver
minkte lijken der Timoreezen werden in de alang-
alang gevonden en daarnevens een menigte lansen
van bamboe, die de Rokka's in hunne overhaaste
vlucht hadden achtergelaten.
De vijand, die aanvankelijk het plan had het terug-
koerende transport van Watoe Loko aan te vallen,
had zich ontijdig verraden door den uanval op de
Timoreezen. Het uitgezonden detachement zag den
vijand, die intusschen tot op pl. m. 300 man was
aangegroeid, in eene Z. W. richting aftrekken en
zond hem nog eenige salvo's achterna. In eene
poging om langs den voet van het gebergte de
achtergelegen kampongs te bereiken, werd hij door
een ander uit het bivak gezonden detachement ver
ijdeld. Tal van goed gerichte salvo's, die met
succes werden afgegeven, dedeu den vijand in alle
richtingen uit elkander stuiven.
Ook de artillerie liet zich niet onbetuigd en wierp
een zeventiental granaten op de opeengehoopte massa
en in do kampongs Likowalie en Waroesoeba waar
heen de vijand zich had teruggetrokken.
Dat de granateu ook uitwerking zullen hebben ge
had, behoeft niet in twijfel te worden getrokken,
want wij konden die duidelijk waarnemen. De af
standen waarop door de artillerie was geschoten,
waren 8000 tot 1200 M.
De aanvallers op de Timoreezen behoorden groo
tendeels tot Wolowio, en tot straf hunner verrader
lijke handelwijze werd denzelfden middag de goheele
kampong in de asch gelegd.
Een uur na het gebeurde hierboven vormeld, kwam
een Rokkaneesch hoofd op een prachtig paard ge
zeten en met twee lange lansen gewapend tot op
100 M. van de postenlinie en nam een uitdagende
houding aan. Niettegenstaande enkele tirailleur-
schoten op hem waren afgegeven, en alhoewel zijn
vurig ros reeds op 2 plaatsen was gewond en hij
zelf later in zijn rechterknie, waardoor hem de lansen
ontvielen, week hij geen stap terug en trachtte door
zijn gedrag een paar zijner volgelingen aar. t« sporen,
de postenlinie door te breken. Het mocht hem
echter niet gelukken zijn plan ten uitvoer te brengen.
Een goed gericht schot deed hom van zijn paard
tuimelen en den laatsten adem uitblazen.
Hot edele dier, ofschoon reeds door 3 kogels ge
troffen, week niet van de zijde zijns meesters. Het
lijk van den dapperen ruiter werd binnen het bivak
acht en herkend als te zijn dat van Nawasiua,
moedige en onverschrokken hoofd van Naroe,
die volgens getuigenis der aanwezige Rokka's in de
binnenlandsche onlusten meer dan eens blijken heeft
geleverd van buitengewone dapperheid.
hoofd buigende. Maar toch, moest zij het niet
vroeger of later weten?
En waarom Misschien is het niets, en heeft
het vaartuig het niet op ons gemuut.
Meent gij dat? Mijn hart voorspelt mij iets
geheel anders Messer Gentile, ik smeek u ver
volgde Macham, geheel buiten zich zei ven gij zult
toch 't hart niet hebben ons over te leveren in de
handen van hen, die
De toorn, die in mijne oogen flikkerde, deed hem
in 't midden van den zin afbreken.
Vergiffenis mijn vriend hernam hij terstond,
ach, vergeef dat wantrouwen aan een hart, dat
bittere smarten lijdtMet welk recht ook, kan ik
u vragen, om uw eigen leven en dat der uwen in
de waagschaal te stellen voor eene ongelukkige, die
gy nauwelijks sedert een paar dagén kent En toch,
zult gij het doen, en het zal een nieuw blijk wezen
van den adel uwer ziel. Genade, genade, voor Anna
en voor mijMaar drijf uwe grootmoedigheid tot
het uiterste; sta mij den eerepost op de enterbrug
af! Indien iemand sterven moet, dan wil, dan zal
ik de eerste zijn.
Macham had deze woorden met zooveel hevigheid
uitgesproken dat ik hem verrast en ontroerd bleef
aanstaren. Hij maakte gebruik van mijn stilzwijgen
om op zijn verzoek aan te dringen, terwijl hij smee-
kend mijne handen greep, en tusschen de zijne drukte.
Het is genoeg, Messer RobertoGij vraagt mij
ets onmogelijks. Die plaats is de mijne; maar ik
sta iedereen toe, vervolgde ik zachter zich de
tweede aan mijne zijde te veroveren, komaan, de tijd
roeptLanzerotto, wat doen de anderen
De hoogte van het achterdek belette mij het vij
andelijk schip te zien.
Mij dunkt, zij halen ons tot nogtoe niet veel
inhernam mijn bootsman van uit de mars, en
overigens gebruiken zij alleen de zeilen, even als wij.
Goed; laat ons dan gaan; zeide ik tot Ro
berto wij moeten zorgen, dat uwe zuster zich niet
ai te ongerust maakt.
Macham drukte mij de band met zenuwachtige
ontroering, en er werden geen andere woorden tus
schen ons gewisseld. Wij traden het vertrek binnen,
waar ik Anna in een treurigen toestand vond. Zij
zag er bleek en ontdaan uit, met los hangende haren
en oogen vol tranen. Zal ik mijne hardvochtigheid
bekennen Het was my een wreed genot haar zoo
diep bedroefd te zien, en mijne blikken verslonden
hare schoonheid welke mij in 't eerst had verrukt,
en die door bleekheid, angst en tranen nog werd
verhoogd. Wat zijn dat voor treurige toebereid
selen? zeide zij terwijl zij mij te gemoet kwam, en
hare groote oogen op mij vestigde.
Niets, stamelde ik. Gewone voorzorgen
- Ach, gij bedriegt mij. En het is verkeerd,
dat gij dat doetik verwachtte iets beters van u.
Welnu, Madonna zeide ik ik vrees. Maar
dat zegt nog niet dat het tot een strijd zal komen.
Ik voer eene kostbare vracht, zeide ik heden mor
gen, en ik zweer dat ik die in veiligheid brengen
zal. Hy, die voor u moet waken, gevoelt zich ster
ker dan het noodlot.
Zij keek mij verschrikt aan, als iemand, die te
midden van zijn lijden plotseling een nieuwe bron
van smart ontdekt. Het was slechts één oogenblik;
andere gedachten, andere plichten namen de overhand.
Ach, gij zult geen slag leverenriep zy op
smeekenden toon.
Madonna hernam ik ik zal myn plicht
doen.
Maar, 't is niet mogelykmaar gij zult de
uitdaging niet aannemen
Maar wat dan? Ik vraag het aan u zelve.
Ik weet het niet; ik ben eene arme vrouw,
eene onnoozele vrouw. Ikwat zal ik u zeggen,
u raden Maar gij zult uw leven niet wagen om
mijnentwil, gij zult den toorn van God niet ver
zoeken. Niet waar? ging zij voort met eene
vleiende stem niet waar, gij zult den strijd ver
mijden? gij zult den vijand ontvluchten?
Den vijand ontvluchten, ik? Maar weet gij,
wat gy vraagt madonna Gentile yivaldi heeft nooit
iemand aangevallen, maar is ook nooit voor iemand
op de vlucht gegaan. Ik stam af van vrije lieden.
Op de zee, die sedert tien jaren mijn vaderland is,
heb ik menigmaal eene vijandelijke vlag ontmoet,
maar nooit iemand den weg betwist.
Wordt vervolgd,)
Enkele hoofden en lijders van den vijand zagen
wy te paard, en men kan zeggen dat het stoute
ruiters zijn, want de moeilijke bergpaden en het ge
accidenteerde terrein worden door hen in vliegende
vaart afgelegd.
Staten-generaal. Tweede Kamer. Zitting
van Dinsdag 23 September.
De vergadering die jl. Donderdag geen voortgang
kon hebben, omdat er geen leden genoeg aanwezig
waren, zou gisteren zonder verdere stoornis ten
einde kunnen worden geSracht. Er ging een uurtje
mede heen alvorens mededeeling was gedaan van al
de ingokomen stukken, de leden vau een paar com-
missiën waren herkozen en op voorstel van den
president eene kleine wijziging in de samenstelling
der afdeeliugen was gebracht.
De heeren Schimmelpenninck (Den Haag) en
Veegens werden herbenoemd tot leden fvan de huis
houdelijke commissie, de eerste evenwel volstrekt
niet met algemeene stemmen, do heer Kolkman had
25, de heer Borret nog 2 stemmen van de 68 op
zich vereenigd. Waar gewoonlijk de ledon van der
gelijke commission zonder strijd worden herbenoemd,
blijkt uit den tegenstand dien de herkiezing van
den Ilaag8chen graaf ondervond, dat de sympathie
die" deze in de Kamer ondervindt verre van alge
meen is.
Nu do commissie van voorbereiding voor het
wetsontwerp betreffende den dienstplicht uit zeven
leden bestaat, kon, iedere afdeeling hiervan geen
gelijke portie krijgen. Het lot had bij do trekking
der afdeelingen aan vier sectien één lid toebedeeld,
terwijl de vierde afdeeling het voorrecht zou hebben
drie leden der commissie van voorbereiding in haar
midden te zien. Dit nu scheen al te weelderig.
Een lid kon daar althans worden gemist, en daarom
is, op voorstel van den president, de heer Seyffardt
uit de vierde afdeeling, voor het onderzoek van het
militaire ontwerp ingedeeld bij de derde afdeeling,
waar het andere lid der commissie, de heer Huber,
president is.
Nu een en ander zoo tot ieders genoegen geregeld
was, deelde de president mede, dat de centrale
afdeeling besloten had, gisteren in de afdeelingen
te doen onderzoeken do ontwerpen reeds vroeger in
dit blad medegedeeld en eindelijk ook hot ontwerp-
legerwot, hetwelk echter niet voor heden in behan
deling komt.
En daarop hebben de heeren zich naar de sectiën
begeven om hun parlementaire werkzaamheden voor
dit zittingjaar metterdaad aan te vangen.
Onlangs werd in de dagbladen medegedeeld de
zaak te Amsterdam behaudeld van een predikant
bij de Nederl. gereformeerde gemeente, die door
het kantongerecht was veroordeeld, omdat hij ker
kelijk een huwelijk had ingezegend op vertoon door
de partijen van een trouwbewijs, piet geteekend
door den ambtenaar van den Burg. Stand en afge
geven ten stadhuize. De kantonrechter achtte een
authentiek uittreksel uit de registers van den B. S.
noodig volgens art. 155 Burgerlijk Wetboek. De
rechtbank ontsloeg den bekl. van alle rechtsvervol
ging» op grond dat art. 136 Burg. Wetb. alleen
eischt dat partijen zullen hebben doen blijken aan
den bedienaar van hunpen godsdienst, dat het huwe
lijk ton overstaan van den ambtenaar van den Burg.
Stand is voltrokken, zonder te omschrijvon door
welke middelen dat bowys moet worden gegeven,
terwijl art. 155 B. W. alleen een bewijs in fox
civili bedoelt. Daar zy het ongeteekende trouwbo-
wy'9 in casu voldoende bewijs achtte, ontsloeg zy
van rechtsvervolging.
De oflic. van justitie te Amsterdam nu was van
dit vonnis in cassatie gekomen.
In deze belangrijke quaestie nam eergisteren voor
den Hoogen Raad adri-gen. mr. Patiju conclusie.
De vraag die het hier gold, was z. i. deze of,
waar art. 449 Wetboek van strafrecht den bedienaar
van den godsdienst verbiedt bij een kerkelijk huwe
lijk eenige godsdienstige plechtigheid, daartoe be
trekkelijk, te verrichten zonder dat partijen hem
hebben doen blijken dat haar huwelyk ten overstaan
van den ambtenaar van den burg. stand is voltrok
ken, Voor dat doen blaken meer noodig is dan de
overlegging van eep stu.e, waaruit de bedienaar van
den godsdienst, met de noodige omzichtigheid te
rade gaande, de overtuiging kan putten dat het bur
gerlijk huwelyk is voltrokken?
Sedert 40 jaar, herinnerde adv.-gen., is de Hooge
Raad niet gesaisisseerd van de vraag op welke wyze
dit den bedienaar van den godsdienst moet blijken.
Toen besliste de Hooge Raad met beroep op artt.
136 en 155 B. W. dat het moest blijken uit de
huwelijksakte. In 1872 gaf een vonnis van de recht
bank te Leiden over de opvatting van het toen gel
dend artikel van den Code Pénal aanleiding tot eene
groote polemiek. Artt. 449 van het tegenwoordig
strafwetboek heeft wel do redactie van het analoog
art. van den Code Pénal gewyzigd, maar in den grond
der zaak niets veranderd. Is nu art, 449 strafwetboek
toepasselijk eu dus de geestelijke strafbaar, indien
hij een huwelijk kerkelijk inzegent zonder dat hem
blijke van het sluiten van het burgerlijk huwelijk,
ook als feitelijk vaststaat dat het huwelijk voor den
ambtenaar van den burg. stand is voltrokken? Mr.
A. de Pin to beantwoordde indertijd die vraag ont
kennend, de rechtbank te Leiden bevestigend. En
als adv.-gen. lette op de duidelijke woorden van het
artikel, dan sloot hij zich bij die bevestigende be-
antwoordiug aan. Staat het vast dat een geestelijke
inzegent voordat partijen hem hebben doen blijken
van het gesloten burgerlijk huwelijk, dan is hij
strafbaar. Voor het kerkelijk huwelijk moet hij zich
vergewisthebbondat het burgerlijk huwelijk is gesloten.
De tweede vraag nu ishoe moet hij dit doen En
was adv.-gen. hot veel meer eens met de rechtbank
dan met den kantonrechter te Amsterdam. Een be
paald bewijsstuk is de officier van just, te Am
sterdam erkent dit zelf nergens voorgeschreven.
Niet ieder stuk of iedere verklaring kan echter
als voldoende beschouwd worden. Zij moeten van
dien aard zijn, dat de geestelijke, zijn gezond ver
stand raadplegende, overtuigd wordt dat het burger
lijk huwelijk inderdaad is gesloten, zonder dat hij
een nader onderzoek naar de echtheid van do stukken
behoeft in te stellen. Nu heeft de rechtbank te Am
sterdam volstrekt niet in het algemeen uitspraak ge
daan, ipaar wel uitgemaakt dat in dit geval het
overgelegde stuk voor den geestelijke voldoende was
omdat gebleken is dat do trouwbewijzen te Amsterdam
slechts worden afgegeven na voltrekking van het
burgerlijk huwelyk, en de buurtsecretarissen die
trouwbewijzen als authentieke stukken beschouwen.
Do geestelijke, die dit uit eigen ervaring wist, han
delde dus niet onbedachtzaam dooj, met zoodanig
stuk "in handen, in te zegenen.
Op deze gronden concludeerde adv.-gen. Patijn
tot verwerping van het cassatieberoep door het O.
M. te Amsterdam ingesteld. Maandag, 20 October,
zal de Hooge Raad uitspraak doen in deze zaak.
In den Franschen ministerraad zou de vraag be
handeld zijn, of het wenschelijk i9 de leiders der
royalisten, die zich met generaal Bouhmger verbonden
oi% de republiek ten val te brengen, gerechtelijk te
vervolgen. Volgens de bladen werd eenstemmig
besloten geen gerechtelijke vervolging tegen de
helpers van generaal Boulanger in te stellen.
In de plaats van de werkstakende zeelieden te
Southampton worden door de reeders aldaar man
schappen to Hamburg aangeworven. De eerste troep
van 46 vreemdelingen vertrok dozer dagen uit Ham
burg en verdere bezendingen staan gereed. De
werkstakers overwegen nu een maatregel om dezen
invoer van werkkrachten te beletten. Zij willen gewa
pende makkers naar Hamburg zenden om de versche
ping te verhinderen. Hot is eohter de vraag of de
Duitsche politie hen zal laten begaan.
De Duitsche en Oostenrijksche bladen hebben het
nog steeds over de bijeenkomst der kiezers van
Duitschland en Oostenrijk in Silezië. Het officieuze
Weener „Fremdenblatt" acht het noodig, in een
uitvoerig artikel nog eens te doen uitkomen, dat de
goede vriendschap tusschen Duitschland en Oostenrijk
den Europeeschen vrede slechts ten goede kan komen.
Deze vriendschap, door deze bijeenkomst op nieuw
bekrachtigd, komt nog meer uit, nu terstond een
tweede bijeenkomst te Weenen volgt.
Den SOsten September wordt keizer Wilhelm te
Weenen verwacht. Keizer Frans Jozef keerde uit
Silezië met graaf Kolnoky terstond terug naar Weenon,
waar reeds zeer omvangrijke toebereidselen worden
gemaakt voor een waardige ontvangst van 's keizers
bondgenoot. De Weener gemeenteraad heeft tot dit
doel een onbeperkt krediet veriaend en ook de keizer
zal niets nalaten, wat kan dienen om zijn gast zoo
schitterend mogelijk te ontvangen.
Geen wonder dus, dat de verwachtingen der Wee-
ners hooggespannen zijn by dit tweedo bezoek, dat
keizer Wilhelm II tijdens zijn regeering aan de
Donaustad brengt. Evenals de eerste maal kan de
Duitsche keizer ook nu op een hartelijke ontvangst
van de zijde der burgerij rekenen.
Van meer belang zou het zijn, indien de kiezers
van Oostenryk en Rusland ook weer eens bijeen
kwamen. Er zijn weer geruchten over een dergelijke
samenkomst in omloop, maar voorloopig verdienen
deze geruchten nog niet veel geloof.
De aangelegenheden in het kanton Tessino laten
den Bondsraad te Bern nog geen rust. De Bonds
raad is nu gereed met het rapport over hetgeen in
Tessino ia voorgevallen en heeft dit bij de Kamer
ingediend. De Kamer moet nu ook in de zaak
worden gekend, want sedert het zenden der cavalerie
□aar Bellinzona bedraagt de storkte der Bondstroepen
in het kanton meer dan 2000 manschappen, en hier
voor is do toestemming der nationale vergadering
noodig.
Men verwacht in de Kamer een levendige woor
denwisseling, daar de clericalen zullen verlanoan, dat
de verdreven regeering in bet kanton terstOTid zal
worden hersteld.
De Holfcaarsche ministerraad heeft besloten het
verbod tot \yoer van Servische varkens op te heffen.
De Hongaarsche en de Servische regeering zullen
bijzondere afgevaardigden benoemen om het verkeer,
dat thans horleven zal, te regelen. Tienduizenden
varkens wachtten, zegt meu, sinds geruimen tijd aan
de grens op het oogenblik, dat ze het ryk vau keizer
Frans Jozef mochten binnenkomen.
In den Siècle worden onder het opschrift „De
Europeesche tolunie," de indrukken medegedeeld,
welke een „Fransch diplomaat" in Duitschland by-
eengegaard heeft over de aldaar heerschende stem
ming en over de middelen tot afweer van de offen
sieve politiek der Vereenigde staten tegen Europa,
in de Mac-Kinley-fo7/ neergelegd.
Duitschland, zoo verklaart de „diplomaat," wordt
door de bill niet minder zwaar getroffen dan Frank5
rijk. Vertegenwoordigers van den Duitscheu handels
stand hadden hem gevraagd, waarom Europa niet
een bond tegen Amerika sluit on de Amerikaanscho
producten met zulk een hoog invoerrecht belast,
dat de uitvoerhandel der Vereenigde Staten vernietigd
wordt.
„Maar hoe zal men tot zulk een overeenstemming
van alle mogendheden en vooral vau Duitschland en
Frankrijk geraken zoo vraagt hij dan. Ik moet u
bekennen, dat mij iets in Duitschland is opgevallen
sedert het verdwijnen van den heer Bismarck nl.
zijn de gemoederen ten opzichte van den heer Bis
marck nl. zijn de gemoederen ten opzichte van de
Franschen volkomen gekalmeerd. Do tegenwoordige
keizer dat is de overtuiging van de Duitschers,
waarmede ik mij onderhield verwacht zijn roem
alleen van den vrede. Hij wenscht oprent een toe
nadering tot Frankrijk. Een kleine vingerwijzing van
Frankrijk, ten teeken dat het genegen^is zich met
Duitschland te verstaan ten opzichte van een soort
continentaalstelsel tegen Amerika, zou voldoende zijn
om Duitschland voor het plan te winnen. Het is
overbodig hierbij te voegen, dat Engeland, Oosten
rijk, Zweden, België, in éen woord geheel het ove
rige Europa zich bij Frankrijk zouden aansluiten.
Rusland blijft buiten quaestie, wijl zijn belangen op
zich zelf staan. Door deze beweging ten gunste van
een Europeesch verbond tegen een gemeenschappelijk
gevaar zal in deu socialen kampstrijd een soort wa
penstilstand intreden. Tien jaren was ik niet in
Duitschland, en de vriendelijke gezindheid, welke ik
allerwegen ten opzichte van de Franschen opmerkte,
bewegen mij het plan van een Frahsch-Duitschen
bond, ten doel hebbend de (Jpor do Vereenigde
Staten tegen Europa ondernomen economische aan
vallen te weerstaan, in ernstig beraad te nemen."
Het denkbeeld van zulk een economischen oorlog
is voorzeker stout
Zitting van 24 September 1890.
Veroordeeld door het kantongerecht te Gouda wegens
Visscherijovertreding.
A. V., te HekendorpC. den H., te Zevenhuizen,
ieder tot 1 of 2 dagen hechtenis.
J. K., te Gouda tot 2 of 2 dagen hechtenis.
H. K., te Gouda tot 3 of 2 dagen hechtenis.
L. H., A. H., te Waddinxveen; J. L„ te Gouda,
ieder tot 6 of 4 dagen hechtenis.
Zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van
muziekant op de openbare straat te Gouda.
A. K., zonder bekende woonplaats tot 2 geldboeten
van 1 of 1 dag hechtenis voor elke boete
Rijden met een kar bespannen met honden niet
voorzien van muilkorf.
A. v. d. W., te Waddinxveen en H. v. L., te Gouda,
ieder tot 1 of 1 dag hechtenis
Openbare dronkenschap gepleegd by 3e herhaling.
C. V., te Gouda, tot hechtenis van 2 weken en
plaatsing in een Rijkswerkinrichting gedurende 3
maanden
Openbare dronkenschap gepleegd bij 4e herhaling.
T. N. R., te Gouda, tot eene hechtenis van 1 week.
Openbare dronkenschap gepleegd by 5e herhaling.
E. v. d. H., te Gouda, tot eene hechtenis van 2
weken en plaatsing in een» Rijkswerkinrichting
gedurende 6 maanden.
Openbare dronkenschap 2 maal gepleegd.
P. de J., te Gouda, tot 2 geldboeten elk van f 2
of 2 dagen hechtenis voor elke boete;
C. B., te Haarlem, tot 2 geldboeten elk van f 1
of 2 dagen hechtenis voor elke boete.
Openbare dronkenschap.
M. J. G. A. M. B., zonder bekende woonplaats A.
yan W., D. F., to Gouda; A. S., te Oudewater;
J. de B., te Nieuwerkerk a/d IJssel J. V., te
Rotterdam, ieder tot 1 of 2 dagen hechtenis.