Buitenlandse!] Overzicht. schen Boskoop en Reeuwgk, in aansluiting aan den stoomtramweg GoudaBodegravo, is overgenomen door de stoomtramweg-maatschappij «Gouda", ex- ploiteerende laatstgenoemde lgn. Aan genoemde maatschappij is door hen te kennen gegeven dat zg bereid zijn de gevraagde vergunning voorwaardelijk te verleenen, zoodra de plannen, vroeger door den heer Beer ingezonden, thans door de maatschappij onderteekend en na gezegeld en ge registreerd te zijn, zullen zijn terug ontvangen. Deze stukken zgn zijp nog wachtende. Iu de aanstaande najaarsvergadering der Provinciale Staten van Zuid-Holland zullen o. a. behandeld wor den de voorstellen betreffende de uitvoering van het besluit der Staten tot verbetering van den waterweg tusschen den IJsel en de ringvaart van den Haar lemmermeerpolder. Nu door de bij de wet goedgekeurde spoorweg- overeenkomsten wettelijk de meest volledige waarborg is verstrekt voor het gedoogen der verhooging van de brug over do Gouwe, door de den spoorweg ex- ploiteeronde maatschappij, zonder eenige schadever goeding welke^ ook, te dier zake in rekening te kun nen brengen, en alzoo voldaan is aan eene in 1887 door de provincie gestelde voorwaarde, stellen Ged. Staten voor hen te machtigen om ten behoeve dor uitvoering van het werk waartoe in 1887 is besloten, eene wet tot verklaring van het algemeen nut der onteigening bij de regeering aan te vragen, en nadat die wet en hef koninklijk besluit, houdende aanwijzing der te onteigenen perceelen, zullen zijn verkregen, de voor het werk noodige eigendommen bij minnelijke overeenkomst of door tusschenkomst des rechters voor dé provincie te verwerven. Ten aanzien van de coupure te Boskoop, welke de deskundigen nog steeds onvermijdelijk achten wordt een antwoord van den raad aldaar verwacht op een door Ged. Staten tot dien raad gericht schrijven. Na optvangst daarvan zullen Ged. Staten de Prov. 8taten in staat stellen over de onder Boskoop aan het werk te geven richting eene beslissing te nemen. Zekere zich noemende handelsagent W. de Jong, tegen wiens kwade praktijken to Leeuwarden de com missaris van politie aldaar voor eenige dagen in de «Leeuw. Ct." had gewaarschuwd, werd daardoor zoo in het nauw gebracht, dat hij het maar beter heeft gevonden, zich naar elders te begeven. Ten einde do personen, die van hem gekochte goederen in de door den zoogenaamden agent gehuurde panden kwamen aanbrengen, nog tijdig te waarschuwen, waren daar politie-agenten geplaatst geworden. Aan de doeltreffende wijze van optreden der poltie is het dan ook zeker te danken, dat te Leeuwarden slechts een zeer beperkt getal neringdoenden het slachtoffer van den sluwen koopman zijn geworden. Ook de levering van groote partijen kaas, in den omtrek der stad opgekocht, is er nogjtijdig door.verijdeld geworden Z' lndépendanct Lnxmbourgeoise bespreekt de offi cieel© medodeeiiugen over 's kouings toestand en zegt dan «Ook het vorige jaar werden geen officieele bul letins uitgegeven, maar alleen «entrefilets" in de Staatscourant geplaatst, zonder dat het publiek wist, wie verantwoordelijk was voor de juistheid dier mededeel in gen, zonder dat zelfs de uaam der ziekte werd genoemd. De ministers zijn verantwoordelijk voor het offi cieele gedeelte der Staatscourantmaar wat deze pseudo-bulletins betreft, het hof gaat daarin de mi nisters voorbij, en dat is heel ernstig. Personen die daartoe niet het recht hebben, geven aan den direc teur van de Staatscourant last een mededeeling aan het hoofd van het blad te plaatsen, zonder dat de ministers er iets van weten.. Om een conflict te vermijden in dezen treurigen toestand hebben zij goen maatregelen genomen om zulke misbruiken tegen te gaan, want hunne positie is alles behalve aangenaam. Yoor ongeveer twee jaar, werd op zekeren dag vernomen, dat de toestand des koniugs zeeron»ust- wekkend was. Een der redacteuren van een der groote bladen in 's-Hage giug naar het ministerie van binnenlandsche zaken om daar inlichtingen te vragen. Do minister ontving hem en zeide, zelf nog geen officieele mededeelingen te hebben, maar door den directeur van het Kabinet des koniugs verwittigd te zijn, dat er 's avonds een bulletin in de Staats courant zou verschijnen. De redacteur dankte en vroeg vergunning dat bul letin te mogen overschrijven. «Het is thans 2 uur," zeide hij, «eu bet publiek wil niet wachten tot van avond om 8 uur de Staatscourant verschenen is." «Zeker," zeide de minister, «kom over een half uur terug en dan zal ik u het bulletin geven." Do redacteur ging en kwam op het aangeduide uur terug. «Het spijt mij zeer," zeide de minister, «u de beloofde copie niet te kunnen gevenze wordt mij zelfs geweigerd." Men moest dus tot des avonds 8 uur wachten en daar do bladen in Nederland tusschen 5 en 7 uur verschijnen, kon geen hunner des avonds de officieele berichten mededeelen. Het volk verliest er wel niet veel bij, want slechts de particuliere berichten van enkele bladen zijn juist. Het verhaaltje, dat uit goede bron afkomstig is, geeft een eigenaardigen blik op den toestand." Dr. Hein rich Schliemann heeft op zijn eigen terrein te Athene zeer belangrijke opgravingen gedaan, die hij zelf als volgt in de Neus Freie Presse beschrijft Bij de opgravingen op mijn eigen gronden in de Universiteitsstraat in Athene ontdekte ik elf graven, waarvan er, naar zaken die er in en bij gevonden werden, te oordeelen, zeker tien van do vierde eouw voor Chrittus moeten dateeren, terwijl het eerste in de zevende eeuw voor Christus schijnt thuis te hooren. Van den sarkophaag van het laatste graf was geon spoor overgebleven, du? zal die van hout geweest zijn. Er bevonden zich in de graven de geraamten van twee menschen met goed bewaarde schedels en nog eenige zaken die in het graf meegegeven werden, bestaande uit goed geconserfeerde vrouwenfiguren van klei van Archaeischtische typen, schoon bewerkten verder een kleine stoel en twaalf met zwarte figuren beschilderde bekythoi (oliekannen met ooren en dunne halzen) waarvan er vier met vrouwenbeelden en acht met bloemen versierd, schpone Archaeischtische schil derkunst. Van de overige 10 gravon bestonden er 2 uit po- reusen-steen, 1 uit terra-cotta, en 6 uit marmeren platen. Er werd een sarkophaag gevonden bestaande uit één stuk marmer. Alle graven bevatten menschen- beenderen, doch ik heb er slechts vier schedels on geschonden uit kunnen halen. Van de overige zaken die bij de geraamten zgn gevonden, verdienen nog bijzondere aandacht twee bekers, een vaas op drie pooten met deksel en 18 bekythoi, bgna alle met schoone roode figuren beschilderd. Op één der be kythoi ziet meu een mAn op een kameel. Zoo iets is nog nooit op Grieksohe vazen voorgesteld gevonden een roodachtige vaas uit Nola uitgezonderd, waarop' een' heele soène stond. l}e opgraver van deze laatste vaas, Layard, verklaarde het geschilderde tooneol de triomftocht van Dionysos te zgn. De meeste latere verklaringen zijn daar echter van afgeweken. Zoo heeft Panoska deze scène zeer onwaarschijnlijk met Middas in verband gebracht. Doch Wieseler meent, dat het een scène uit den Indischen triomftocht van Dionysos is, maar de kameelrijder zou niet Dionysos zijn, maar een gevangen Oosiersche vorst. De eerste Helgolandsche «rekruut^ (geboren nadat het eiland aan Duitschland overging) heeft van den Keizer een gouden kroes met zijn portret teu ge schenke ontvangen. Bij deze gelegenheid wijzen de bladen op het feit, dat door de wijziging, die in de Refeering heeft plaats gehad, er nog geen verandering gekomen is in de rechten, waarnaar hot grondbezit op hot eiland geregeld is. Zij die niet op Helgoland geboren zgn, kunnen dus nu nog, evenmin als vroeger, grondbe zit op het eilaud verwerven. Dr. H. T. Bahnsen, te Salem in Noord-Caroliua gevestigd, is er, volgens de Salem Corr. Mess. in geslaagd oen Victoria Kogia in de open Jucht te kweeken en tot bloei te brengen. Dr. Bahnsen had daar reeds veel naam gemaakt met het kweeken van waterleliën, lotussen en andere fraaie waterplanten, en besloot eindelijk het kweeken van een Victoria llegia in de open lucht te beproe* von. Zijn oorsto plant word in Juni door de toen heerschende koude gedood, juist toen zg met het hoofd boven water kwam ecu tweede gelukte en gaf in een open vijver haar eerste bloem in het begin van September. Een van do grootste bladen had toen 66 Eng. duimen middellijn en was krachtig genoog om een meisje te dragen van 12 jaar oud, en 65 Eng. ponden wegende. Van de plant, met het kind op een der 5 bladen zittende en de fraaie bloem iu het midden, zagen wij met groot genoegen oene pho tographic, waarop ook de flinke kweeker zelf voor komt, staande in den vijver, met ware voldoening do door bem gekweekte plant aanschouwend. Utr. Dagbl.) Sedert eenigeu tijd zien wij in een gedeelte van ons land en ook in de omstreken van Gouda, dat de slooton en vaarten niet, zooals gewoonlijk, groen zijn door het eendekroos, maar dat zij integendeel bruinrood vau kleur zijn. Vooral in de omstreken van Leiden en Haarlem is dit het geval. En de bruinroode korst op het water ontstaat niet door een verkleuring van het gewone eendekroos, zooals men misschien zal meeuen, maar is een gevolg van de aanwezigheid van millioenen plantjes, die, evenals het eendekroos, op het water drijven. Voor de mees ten onzer lezers is dit verschijnsel zeker nieuw, en daarom zal het hun misschien aangenaam zijn, het volgende over dat voor onze inlandscho flora nieuwe plantjes te vernenen. Neemt men dit plantje uit het water en beschouwt men het met een loupe, dan blijkt het te bestaan uit eenige knobbeltjes, aan elkander verbonden en een vrouw die pas getrouwd is, allerlei kleine sierlijke dingen, waaraan ze met stil geluk gewerkt heeft aan het oog van haar echtgenoot zoekt te onttrekken maar lieve lezeressen, gij dwaalt. Wat ge gelooft te weten dat wist Förster reeds lang, dat was Meia's geheim niet. Eerst meende Förster dat het om een verrassing voor zijn verjaardag was, maar toen deze voorbijge gaan was en hem wel veel moois had gebracht, maar niets dat zulk een aanhoudend verbergen recht vaardigde, begon hij zich met allerlei gedachten te kwellen. W'at kon Mela voor hem geheim houden? Was ze niet verplicht in alles oprecht en waar tegen hem te zijn Had hij dan een enkel geheim voor haar Neen geen enkel, zeker nietalleen dat bij haar er niet altijd bij riep, als hij aan de onbekende schrijfster in Weenen schreef, die hem een bekoorlijk pikante schildering van den Journalistendag had ge stuurd, en die bij met verwijten overstelpte, haar incognito niet, zooals zij beloofd had, te hebben op geheven. Dadelijk in de eerste dagen van hun huwe lijk had hij Mela van deze briefwisseling verteld, die langs een omweg tot haar geluk geleid had, maar Mela was zoo rood geworden en had hem zoo vreemd aangezien, dat hij zich voorgenomen had, het thema in hare tegenwoordigheid niet meer aan te roeren. Ja, wat kon Mela hem verbergen? Förster ging uit om een vriend te bezoeken, vond hem niet thuis en keerde terug om Mela voor een wandeliug af te balen. Ze sprong op toen hg binnenkwam, keerde zich om en deed eenige oogenblikken of ze het zeer druk had. «Wat scheelt je?" vroeg Förster wantrouwend. «Och Richard, bekijk dit kleine manteltje eens, is het niet snoezig?" Hoe had Förster boos kunnen blijven voor het kleine kunstwerkje met rose strikjes, dat Mela hem yoor- hield. Het voorzichtig met één vinger opnemend, vroeg hij «Gelooft ge werkelijk dat het'niet te klein zal zijn voor onzen zoon?" «Voor onzen zoon lachte Mela. «Voor onze dochter is het beslemd." «Waarom niet? En denkt ge al die rose strikjes dagelijks vast en los te maken." Een paar dagen later merkte Förster in de comedie komende, dat hij zijn tooneelkijker vergeten had. Hg ging terug om hem te halen. Mela had zijn komst niet bemerkt, en was ijverig bezig aan de schrijftafel. Toen ze hem zag, schoof ze snel iets in de lade van eën schrijftafel, en draaide don sleutel om. «Wat schrijft ge daar «Niets." «Iets moet het toch geweest zijn." «Ik berekende alleen de uitgaven van deze maand. Weet ge dat ik van mijn huishoudgeld tien thalers bespaard heb Maar ze'fs dit aangename thema wilde heden bij Förster niets helpen. «Geef me den sleutel van de schrijftafel, Mela, ik wilde wat visitekaartjes mee' nemen." «Dadelijk Richard! Waar kan hij nu zijn?" «Ge hadt bem toch zooeven nog?" «Zeker, maar ik kan hem nu niet vinden." Förster zag wantrouwend naar haar zoeken en antwoordde niets, toen Mela hem eenige uren later den sleutel gaf, dien zij intusscheu gevonden had. Zoo kon en mocht het niet voortgaan, dat nam hg zich vast voor. Den volgenden dag, toen hij verklaarde den avond in een vergadering van een vereeniging te willen doorbrengen, toonde Mola zoo weinig treurigheid over het vooruitzicht den avond alleen te moeten doorbrengen, dat Forster'3 zwarste argwaan werd gewekt. Hij ging heen, maar slechts om dadelijk daarop terug te keeren. Zacht opende hij de deur. Werkelijk, daar zat ze zoo ijverig te schrijven, dat hare wangen gloeiden. Wat ze schreef was oogen- schijnlijk een brief duidelijk zag hij, hoe zij hem bij zijn binnenkomen onder een pak couranten schoof. Zijne oogen waren stijf op de plaats gericht, waar hij wist dat hij lag. «Om -Godswil, Richard," riep Mela verschrikt, «wat ziet ge er uit «Ik werd in de vergadering onwel. Ik geloof dat een kop thee me goed zou doen." Wordt vervolgd vereenigd tot min of meer vertakte, schrijfvormige ophoogingen, met onregelmatig gekartelden of inge sneden rand, van l/a tot 1 centimeter middellijn, terwijl eenige dunne worteltjes onder aan het plantje hangen, zooals bij het gewone eendekroos. De bo venvlakte van dat knobbelige, onregelmatige schijfje is prachtig bruinrood van kleur, fluweelachtig, met een rooden gloed en hier en daar een heldergroen randje. De naam van dit schoone plantje is «Azolla Caro- liniana." Het behoort in Zuid-Amerika thuis en is eenigen tijd geleden uij; die landen overgeplaatst in don Hortus Botanicus, te Leiden. Uit dien tuin is het ontvlucht, en het heeft zich in de sloo- ten rondom Leiden, Haarlem en Heemstede zoo goed geacclimatiseerd, dat het thans wel als een inlandsch plantje mag aangemerkt worden, terwijl het thans bezig is, zich hoe langer hoe verder door ons land te verspreiden. Intusschenhoe mooi het plantje op zichzelf is, die bruine slooton en vaarton verhoogen de schoon heid van het landschap niet. (JV. v. d, D%) Thans zijn de sociale hervormingsplannen van «generaal" Booth bekend geworden. Volgens ge bruik konden de Londensche journalisten reeds een dag voor do uitgave een exemplaar verkrijgen en alle ochtendbladen van gisteren bevatten dan ook eene aankondiging van en de meeste nog beschou wingen bovendien over Darkest England and the Way Out", eene navolging, zooals de schrijver erkent, van den titel van Stanley's jongste werk over Afrika. Eene woorderlgke vertaling van dat opschrift zou de beteekenis niet weergeven, die een voudig de volgende is«Onder de diepstgezonkeneu in Engeland, en de wijze om hen te verbeteren". Het boek is omstreeks 800 pagina's 8o en gewijd aan de gedachtenis van de «gezellin, raadgeefster en kameraad van bijna 40 jaren" en vorder wordt zg genoemd«do liefhebbende, getrouwe en toege wijde vrouw". Gravures of prentjes versieren het werk niet, maar het titelblad bevat eene niet al te fraaie litographie, die eene voorstelling geeft bij vogelvlucht van do uitvoering der plannen of liever van het groote plan van den generaal. Het bene denste gedeelte van dit aanschouwelijke titelblad vertoont eene woelende zee waarin duizende schip breukelingen' met de golven worstelen. De golven dragen uamenbedelarij, hongerlijden, werkeloos heid, enz. De soldaten van het «Leger des Hoils" zitten hoog en droog op de rotsige kust, verlenen een helpende hand aan en leiden de geredden naar de «stads-kolonie". Daar wordt de eerste hulp aan- de gewonden verleend in zulke inrichtingen als nachtschuilplaatsen, goedkoope kosthuizen, reddings huizen. Verder op is de «boerderij-kolonie" en nog daarachter de «stad van het genoegen" White- chapel aan de zee, het rustoord voor herstellenden. (Whitechapel in Londen is eene arme en beruchte buurt.) Een verafgelegen perspectief verbeeldt «de kolonie over de zee". Dat is het groote plan geïllustreerdin beeld gebracht om met "één oogopslag te overzien. Het boek is eene toelichting en geeft over alles de noo dige verklaring. Maar prnktisch als altijd voegt de auteur er nog een pumflet van 14 pagina's bij, voor het gemak van menschen met drukke bezigheden en als een wegwijzer voor den zorgvuhligen lezer. Het gronddenkbeeld van generaal «Booth" is, dat als men zielen wil winnen onder de diepst gezon- kenon iu de maatschappij, men beginnen moet zijne aandacht te wijden aan hnnne lichamelijke behoeften. Het gansche plan is daarom ondergeschikt aan het hoogste en oorspronkelijke doel van het Leger. De maatschappij, zooals die tegenwoordig bestaat, zegt de generaal, is atheïsme gemaakt voorde verstoote- nen dezer wereld. Hij is overtuigd dat deze menigten niet zullen gered worden onder hunne tegenwoor dige omstandigheden. Alle geestelijken, evangelisten, tractaatjes-uitdeelers, krankenbozoekers en alle ande ren, die belang stellen in de bekeering der armen, kunnen daar zeker van zijn. Als deze menschen zullen gelooven in «Jezus Christus," dienaren van God zullen worden en don toekomenden toorn zul len ontkomen, moeten zij uit hunne tegenwoordige sociale ellende worden geholpen. Zij moeten in om standigheden worden geplaatst, dat zij kunnen werken en eten en een behoorlijk vertrek hebben om in té leven en te eten, en iets anders voor zich zien dan den langen, vermoeionden, eentoonigen dag voorbij gaand onder arbeid en zorg met niets tot besluit dan eou zieken- of armenhuis. Als zij die in christe- lijken geest werkzaam zgn, de handen willen ineen slaan tot dit dool, zal het vervuld worden, en het volk zal opstaan en hen zegenen en behouden wor den, maar zoo niet het volk zal hen vloeken en verloren gaan- In elk land zijn deze verstootenen der maatschappij, zegt de geueiaal, en hun getal in Groot-Britanië schat hij op drie millioon. Allen die geen week zouden kunnen doorkomen met eigen verdienster., maar door liefdadigheid op de eene of andere wijze worden geholpen, of door de opbrengst van ondeugd en misdaad daar verder in voorzien, worden door hem daaronder gerekend. Zij, die geen tehuis heb ben, de werkloozen, de dronkaards, de straatnymphen worden er mee bedoeld. Niets Utopiaansch ligt volgens hem in het plan, maar zooveel wil hij dezen menschen bezorgon, dat zij ten minste gelijkstaan met een vigelante-paard. Voor het Londensche vigelantepaard wordt werk gevonden met voedsel en verblijf, voldoende om zijn dagelijksche taak te verrichten, dat is het eerste. Het tweede is dat als het paard valt, hetzij dan door eigen of eens anders schuld, het moet worden opge holpen. Alle quaestiëu wie verantwoordelijk is voor den val kunnen tot later worden uitgesteld. De verschillende maatregelen, die de generaal voor zijn grootsch werk noodig acht, worden nauwkeurig toegelicht. Daaronder zijn sommige heel origineel, maar het eigenaardige zit in het plan in zijn geheel. Dat is in drieën verdeeld. Een stadskolonie, een kolonie op het platteland en oene in een land over de zee. Tot de stadskolonie behooren: het vinden van werk voor de werkloozen en een huisbrigade, die uitgaat om al wat meestal door anderen versmaad of weggeworpen wordt, te verzamelen, zooals-, overge schoten eten, oude kleeren, oude couranten, enz. Alles zal weer op de eene of andere wijze gebruikt worden. Vorder: uit zijn toevluchtsoord, schuilplaats, ar- beidsinrichting en de verdere instellingen der stad- kolonie worden de recruten gevormd voor de land- kolonie. Zij zullen maar onder goede leiding uitgezondon worden, zooals de pioniors in het verre westen van Amerika. Het allernoodigste wordt hun verstrekt, maar ora een huis te bouwen moeten zij zeiven de steenen bakken. De landkolonie zal de groote raarkttuin worden, want ora in den achterlijken toestand van den Engelschen groenten- euoofthofte voorzien, zullen uit het buitenland de mannen met do noodige kennis en ondervinding komen om het noodzakelijke onderricht te geven. De landkolonie is de voorbereiding voor de emi granten-kolonie, waar, onder de geschikt bevondenen, slechts zij zullen heengaan die wat wenschen. Onze beperkte plaatsruimte laat niet toe over de vele inrichtingen die met dit alles verbonden zijn te sproken. Handenarbeid speelt de gewichtigste rol, maar van machine en stoom en ai wat verder prak tisch is, wordt "gebruik gemaakt. Onder de redding werkzaamheden verdient nog in het bijzonder ver melding de oprichting eener gevangenis-brigade. Bij elke gevangenis zullen soldaten van die brigade ge plaatst worden. Geen ontslagen gevangene kan de poort uitkomen zonder dat hg door hen wordt too- gesproken en het aanbod ontvangt van voedsel, kleeding, een dak boven zijn hoofd, eerlijk werk en geen verwijten. Het merkwaardigste is dat bij dezen enthousiast, het praktische, gezond verstand voortdurend een oog in het zeil houdt. Allen die zich .aan de regelingen door hem vast te stellen, willen onderwerpen, zijn vorder volkomen vrij. Zij behoeven zelfs niet de bijeenkomsten van het Leger bij te wonen. Voor de godsdienstige bekeering wordt alleen op den in druk der omgeving, der veranderde omstandigheden en van het moreele voorbeeld gerekend. Ondanks alles wat gedaan wordt, zegt de generaal, zullen er altijd toch eenigen overblijven die niet te redden zijn. Zij zulleD niet anders dan gedwongen willen werken en opnieuw stelen als zij er kans toe zien. Die beschouwt hij als de moreel krankzinni gen en hij zou zo wenschen op te sluiten voor hun leven. Voor de kosten in Groot-Britannië hoeft hij 100.000 p. st. op eenmaal noodig en een jaarlijk- sche bijdrage van 30.000 p. st. Dit zgn groote sommen, maar de geueraal toont aan, dat het, aller lei in aanmerking genomen, eigenlijk niet zoo is. Hij is nu 61 jaren, de laatste 18 maanden heeft hij veel doorgebracht met de ziekte zijner vrouw en hij gevoelt dat hij geen tijd heeft om vermoeid te zijn. Als hij nog eenige gevolgen van levens lang gekoesterde wenschen zal kunnen zien, moet men hem spoedig in staat stellen met het plan te beginnen. Aan hem werd het idee gegeven, aan zijne landgenooton de middelen om het te ver wezenlijken Het boek is te oordeelen naar de uittreksels, die in do Engelsche bladen te vinden zijn in glasheldere taal, op overtuigende wijze geschreven, en mag ook als letterkundig voortbrengsel genoemd worden. Het verschil in de opgave der stemmeu over de urgentie van het voorstel-Hubbard, gelijk die in de Fransche Kamer is afgekondigd en in hot Journal ojjiciel wordt medegedeeld, heeft zeer de aandacht getrokken. Het versohil is niet minder dan 35 stemmen, zoodat dé regeering, volgens het Journal officielslechts eene meerderheid van 14 stemmen zou gehad hebben. Zou er eene fout zgn begaan bij de telling? vraagt het Journal des Débats. In de couloirs werd verze- werd, dat zeker aantal afgevaardigden, na eerst togen de urgentie te hebben gestemd, ztch bedacht en hei melijk hunne stem veranderd hebben, toen zij gezien hadden dat het ministerie, om overeind te blijven, hunne stem niet noodig had. Sommige dier afge vaardigden zouden zich later opgegeven hebben als onthouders eu andoren, stoutmoediger, als voorstem mers. Eene meerderheid, zoo weifelend, zoo heen en weer geslingerd, is zeker geen hechte meerderheid, geen meerderheid waarop de regeering veel rekenen kan. Het is te vreezen, dat dergelijke rainisterieol-gezinden zich te eeniger tijd zullen vergissen, of dat hun de tijd ontbreekt om hunne stem te veranderen, en al- zoo het Kabinet helpen omverwerpen, zonder het ge wild of geweten te hebben. Opgemerkt dient hier te worden, dat het een aan genomen gebruik is, dat een afgevaardigde, vóór do openbaarmaking der stemming in het Journal officiel, opgave kan doen van eene andere stem dan hij bij de afkondiging in de Kamer gerekend wordt uitgebracht te hebben. De heer Mermeix heeft zijn onthullingen over het Boulangisrae geëindigd. Het 15de en laatste ge deelte is gewijd aan de reclame, die voor generaal Boulanger onder de opperste leiding van den heer Dillon is gemaakt. Do heer Dillon dreel het Boulangisme als een zaak, die later goede winsten kon afwerpen. Dat Dillon zich met het geld van het Boulangisme ver rijkte, spreekt Mermeix uitdrukkelijk tegen, maar overigens heeft hij niet veel goeds te vertellen van den penningmeester van het Boulangistisch comité, wiens grootste fouten waren «zijn onoprechtheid en zgn volkomen gemis aan vertrouwen op de kracht der waarheid." De portretten van Boulanger, dio overal werden verspreid, de liedjes, waarin zijn heldendaden werden bezongen, de «camelots", die hem op straat moesten toejuichen dit alles kostte natuurlgk handen vol geld, maar deze onkosten hadden weinig te betee- kenen, vergeleken met de sommen, welke de verkie zingen kostten en die alleen door de hertogin van Uzès werden betaald. De eerste verkiezingen waren de goedkoopste. De eerste verkiezing van Boulanger in de departe menten l'Aisne en Dordogne kostten slechts 25,000 en 8000 francs, maar later werd hot geld van de hertogin letterlijk met handen vol uitgestrooid. De eerste verkiezing van Boulanger in het departement du Nord ko3tto 200,000 fr. en de tweede 230,000 fr., in Charente-inférieure 170,000 fr., en in het departement der Sorarae 270,000 fr. De kroon spant echter de verkiezing te Parijs op 27 Jan., welke 450,000 fr. kostte. Het voornaamste nieuws, dat Mermeix iu dit slot mededeelt, is, dat generaal Boulanger na de nederlaag naar Amerika wilde vertrekken. De heeren Laguerre en Rochefort verhinderden dit echtor en haalden Boulauger over zich te Jersey metterwoon te vesti gen. Namens het nationale comité bood de heer Naquet den generaal eeD jaargeld aan, maar Bou langer wees dit van de hand, omdat hij genoeg had om van te leven. Trouwens de uitgaven, die noodig waren voor de provinciale verkiezingen in Mei, wer den door Boulanger alleen betaald. Met deze mededeeling besluit de heer Mermeix zijn geruchtmakende onthullingen. In een naschrift geeft hij de reden op, welke hem tot het openbaar maken der «Coulisses du Boulangisme" noopten. Hij wilde niet, dat zoovele eerlijke menschen, die meen den terecht hun vertrouwen op Boulanger geves tigd te hebben, in dezen waan zouden blijven. „Velen" aldus eindigt Mermeix hebben zich reeds afgewend van den man die hen bedroog en anderen zullen volgen, want allen zullen nu in zien, dat de inan, op wien alle democraten hun hoop hadden gevestigd, met zijn pretendents-manieron niets anders is dan een hinderpaal voor de over winning der democratische partij." In de Duitsche hoofdstad is alles in de weer voor het Moltkefeest. Aan den fakkeloptocht ter eero van dan 90-jarigen held zullen minstens 20.000 personen deelnemen. In het paleis te Postdam geeft de Keizer ter eere van Moltke een gala-diner of zooals de Duitschers tegenwoordig zeggen een «Prunkmahl." De Keizer heeft inderdaad alles uitgedacht om den generaal-veldmaarschalk eer te bewijzen. Op den merkwaardigen dag zullen al de vaandels en standaarden van het garnizoen van Berlijn naar de woning van den jubilaris in het gebouw van den generalen staf worden gebracht, een eer welke nooit aan een onderdaan werd bewezen. De feestdag zal openen met een godsdienstoefening in de garni zoenskerk Moltke zal daar naast den Keizer zitten, omgeven door het schitterend gevolg van Z. M. In

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2