Buitenlandse!] Overzicht.
schen Boskoop en Reeuwgk, in aansluiting aan den
stoomtramweg GoudaBodegravo, is overgenomen
door de stoomtramweg-maatschappij «Gouda", ex-
ploiteerende laatstgenoemde lgn.
Aan genoemde maatschappij is door hen te kennen
gegeven dat zg bereid zijn de gevraagde vergunning
voorwaardelijk te verleenen, zoodra de plannen,
vroeger door den heer Beer ingezonden, thans door
de maatschappij onderteekend en na gezegeld en ge
registreerd te zijn, zullen zijn terug ontvangen. Deze
stukken zgn zijp nog wachtende.
Iu de aanstaande najaarsvergadering der Provinciale
Staten van Zuid-Holland zullen o. a. behandeld wor
den de voorstellen betreffende de uitvoering van het
besluit der Staten tot verbetering van den waterweg
tusschen den IJsel en de ringvaart van den Haar
lemmermeerpolder.
Nu door de bij de wet goedgekeurde spoorweg-
overeenkomsten wettelijk de meest volledige waarborg
is verstrekt voor het gedoogen der verhooging van
de brug over do Gouwe, door de den spoorweg ex-
ploiteeronde maatschappij, zonder eenige schadever
goeding welke^ ook, te dier zake in rekening te kun
nen brengen, en alzoo voldaan is aan eene in 1887
door de provincie gestelde voorwaarde, stellen Ged.
Staten voor hen te machtigen om ten behoeve dor
uitvoering van het werk waartoe in 1887 is besloten,
eene wet tot verklaring van het algemeen nut der
onteigening bij de regeering aan te vragen, en nadat
die wet en hef koninklijk besluit, houdende aanwijzing
der te onteigenen perceelen, zullen zijn verkregen, de
voor het werk noodige eigendommen bij minnelijke
overeenkomst of door tusschenkomst des rechters voor
dé provincie te verwerven.
Ten aanzien van de coupure te Boskoop, welke de
deskundigen nog steeds onvermijdelijk achten wordt
een antwoord van den raad aldaar verwacht op een
door Ged. Staten tot dien raad gericht schrijven.
Na optvangst daarvan zullen Ged. Staten de Prov.
8taten in staat stellen over de onder Boskoop aan
het werk te geven richting eene beslissing te nemen.
Zekere zich noemende handelsagent W. de Jong,
tegen wiens kwade praktijken to Leeuwarden de com
missaris van politie aldaar voor eenige dagen in de
«Leeuw. Ct." had gewaarschuwd, werd daardoor zoo
in het nauw gebracht, dat hij het maar beter heeft
gevonden, zich naar elders te begeven. Ten einde
do personen, die van hem gekochte goederen in de
door den zoogenaamden agent gehuurde panden
kwamen aanbrengen, nog tijdig te waarschuwen,
waren daar politie-agenten geplaatst geworden. Aan
de doeltreffende wijze van optreden der poltie is het
dan ook zeker te danken, dat te Leeuwarden slechts
een zeer beperkt getal neringdoenden het slachtoffer
van den sluwen koopman zijn geworden. Ook de
levering van groote partijen kaas, in den omtrek der
stad opgekocht, is er nogjtijdig door.verijdeld geworden
Z' lndépendanct Lnxmbourgeoise bespreekt de offi
cieel© medodeeiiugen over 's kouings toestand en
zegt dan
«Ook het vorige jaar werden geen officieele bul
letins uitgegeven, maar alleen «entrefilets" in de
Staatscourant geplaatst, zonder dat het publiek wist,
wie verantwoordelijk was voor de juistheid dier
mededeel in gen, zonder dat zelfs de uaam der ziekte
werd genoemd.
De ministers zijn verantwoordelijk voor het offi
cieele gedeelte der Staatscourantmaar wat deze
pseudo-bulletins betreft, het hof gaat daarin de mi
nisters voorbij, en dat is heel ernstig. Personen die
daartoe niet het recht hebben, geven aan den direc
teur van de Staatscourant last een mededeeling aan
het hoofd van het blad te plaatsen, zonder dat de
ministers er iets van weten..
Om een conflict te vermijden in dezen treurigen
toestand hebben zij goen maatregelen genomen om
zulke misbruiken tegen te gaan, want hunne positie
is alles behalve aangenaam.
Yoor ongeveer twee jaar, werd op zekeren dag
vernomen, dat de toestand des koniugs zeeron»ust-
wekkend was. Een der redacteuren van een der
groote bladen in 's-Hage giug naar het ministerie
van binnenlandsche zaken om daar inlichtingen te
vragen. Do minister ontving hem en zeide, zelf nog
geen officieele mededeelingen te hebben, maar door
den directeur van het Kabinet des koniugs verwittigd
te zijn, dat er 's avonds een bulletin in de Staats
courant zou verschijnen.
De redacteur dankte en vroeg vergunning dat bul
letin te mogen overschrijven. «Het is thans 2 uur,"
zeide hij, «eu bet publiek wil niet wachten tot van
avond om 8 uur de Staatscourant verschenen is."
«Zeker," zeide de minister, «kom over een half
uur terug en dan zal ik u het bulletin geven."
Do redacteur ging en kwam op het aangeduide
uur terug. «Het spijt mij zeer," zeide de minister,
«u de beloofde copie niet te kunnen gevenze wordt
mij zelfs geweigerd."
Men moest dus tot des avonds 8 uur wachten en
daar do bladen in Nederland tusschen 5 en 7 uur
verschijnen, kon geen hunner des avonds de officieele
berichten mededeelen.
Het volk verliest er wel niet veel bij, want slechts
de particuliere berichten van enkele bladen zijn juist.
Het verhaaltje, dat uit goede bron afkomstig is,
geeft een eigenaardigen blik op den toestand."
Dr. Hein rich Schliemann heeft op zijn eigen terrein
te Athene zeer belangrijke opgravingen gedaan, die
hij zelf als volgt in de Neus Freie Presse beschrijft
Bij de opgravingen op mijn eigen gronden in de
Universiteitsstraat in Athene ontdekte ik elf graven,
waarvan er, naar zaken die er in en bij gevonden
werden, te oordeelen, zeker tien van do vierde eouw
voor Chrittus moeten dateeren, terwijl het eerste in
de zevende eeuw voor Christus schijnt thuis te hooren.
Van den sarkophaag van het laatste graf was geon
spoor overgebleven, du? zal die van hout geweest
zijn. Er bevonden zich in de graven de geraamten
van twee menschen met goed bewaarde schedels en
nog eenige zaken die in het graf meegegeven werden,
bestaande uit goed geconserfeerde vrouwenfiguren van
klei van Archaeischtische typen, schoon bewerkten
verder een kleine stoel en twaalf met zwarte figuren
beschilderde bekythoi (oliekannen met ooren en dunne
halzen) waarvan er vier met vrouwenbeelden en acht
met bloemen versierd, schpone Archaeischtische schil
derkunst.
Van de overige 10 gravon bestonden er 2 uit po-
reusen-steen, 1 uit terra-cotta, en 6 uit marmeren
platen. Er werd een sarkophaag gevonden bestaande
uit één stuk marmer. Alle graven bevatten menschen-
beenderen, doch ik heb er slechts vier schedels on
geschonden uit kunnen halen. Van de overige zaken
die bij de geraamten zgn gevonden, verdienen nog
bijzondere aandacht twee bekers, een vaas op drie
pooten met deksel en 18 bekythoi, bgna alle met
schoone roode figuren beschilderd. Op één der be
kythoi ziet meu een mAn op een kameel. Zoo iets
is nog nooit op Grieksohe vazen voorgesteld gevonden
een roodachtige vaas uit Nola uitgezonderd, waarop'
een' heele soène stond. l}e opgraver van deze laatste
vaas, Layard, verklaarde het geschilderde tooneol de
triomftocht van Dionysos te zgn. De meeste latere
verklaringen zijn daar echter van afgeweken. Zoo
heeft Panoska deze scène zeer onwaarschijnlijk
met Middas in verband gebracht. Doch Wieseler
meent, dat het een scène uit den Indischen triomftocht
van Dionysos is, maar de kameelrijder zou niet
Dionysos zijn, maar een gevangen Oosiersche vorst.
De eerste Helgolandsche «rekruut^ (geboren nadat
het eiland aan Duitschland overging) heeft van den
Keizer een gouden kroes met zijn portret teu ge
schenke ontvangen.
Bij deze gelegenheid wijzen de bladen op het feit,
dat door de wijziging, die in de Refeering heeft
plaats gehad, er nog geen verandering gekomen is
in de rechten, waarnaar hot grondbezit op hot eiland
geregeld is. Zij die niet op Helgoland geboren zgn,
kunnen dus nu nog, evenmin als vroeger, grondbe
zit op het eilaud verwerven.
Dr. H. T. Bahnsen, te Salem in Noord-Caroliua
gevestigd, is er, volgens de Salem Corr. Mess. in
geslaagd oen Victoria Kogia in de open Jucht te
kweeken en tot bloei te brengen.
Dr. Bahnsen had daar reeds veel naam gemaakt
met het kweeken van waterleliën, lotussen en andere
fraaie waterplanten, en besloot eindelijk het kweeken
van een Victoria llegia in de open lucht te beproe*
von. Zijn oorsto plant word in Juni door de toen
heerschende koude gedood, juist toen zg met het
hoofd boven water kwam ecu tweede gelukte en gaf
in een open vijver haar eerste bloem in het begin
van September. Een van do grootste bladen had
toen 66 Eng. duimen middellijn en was krachtig genoog
om een meisje te dragen van 12 jaar oud, en 65
Eng. ponden wegende. Van de plant, met het kind
op een der 5 bladen zittende en de fraaie bloem iu
het midden, zagen wij met groot genoegen oene pho
tographic, waarop ook de flinke kweeker zelf voor
komt, staande in den vijver, met ware voldoening do
door bem gekweekte plant aanschouwend.
Utr. Dagbl.)
Sedert eenigeu tijd zien wij in een gedeelte van
ons land en ook in de omstreken van Gouda, dat
de slooton en vaarten niet, zooals gewoonlijk, groen
zijn door het eendekroos, maar dat zij integendeel
bruinrood vau kleur zijn. Vooral in de omstreken
van Leiden en Haarlem is dit het geval. En de
bruinroode korst op het water ontstaat niet door een
verkleuring van het gewone eendekroos, zooals men
misschien zal meeuen, maar is een gevolg van de
aanwezigheid van millioenen plantjes, die, evenals
het eendekroos, op het water drijven. Voor de mees
ten onzer lezers is dit verschijnsel zeker nieuw, en
daarom zal het hun misschien aangenaam zijn, het
volgende over dat voor onze inlandscho flora nieuwe
plantjes te vernenen.
Neemt men dit plantje uit het water en beschouwt
men het met een loupe, dan blijkt het te bestaan
uit eenige knobbeltjes, aan elkander verbonden en
een vrouw die pas getrouwd is, allerlei kleine sierlijke
dingen, waaraan ze met stil geluk gewerkt heeft aan
het oog van haar echtgenoot zoekt te onttrekken
maar lieve lezeressen, gij dwaalt. Wat ge gelooft te
weten dat wist Förster reeds lang, dat was Meia's
geheim niet.
Eerst meende Förster dat het om een verrassing
voor zijn verjaardag was, maar toen deze voorbijge
gaan was en hem wel veel moois had gebracht,
maar niets dat zulk een aanhoudend verbergen recht
vaardigde, begon hij zich met allerlei gedachten te
kwellen. W'at kon Mela voor hem geheim houden?
Was ze niet verplicht in alles oprecht en waar tegen
hem te zijn Had hij dan een enkel geheim voor
haar Neen geen enkel, zeker nietalleen dat bij
haar er niet altijd bij riep, als hij aan de onbekende
schrijfster in Weenen schreef, die hem een bekoorlijk
pikante schildering van den Journalistendag had ge
stuurd, en die bij met verwijten overstelpte, haar
incognito niet, zooals zij beloofd had, te hebben op
geheven. Dadelijk in de eerste dagen van hun huwe
lijk had hij Mela van deze briefwisseling verteld,
die langs een omweg tot haar geluk geleid had,
maar Mela was zoo rood geworden en had hem zoo
vreemd aangezien, dat hij zich voorgenomen had,
het thema in hare tegenwoordigheid niet meer aan
te roeren.
Ja, wat kon Mela hem verbergen?
Förster ging uit om een vriend te bezoeken, vond
hem niet thuis en keerde terug om Mela voor een
wandeliug af te balen.
Ze sprong op toen hg binnenkwam, keerde zich
om en deed eenige oogenblikken of ze het zeer
druk had.
«Wat scheelt je?" vroeg Förster wantrouwend.
«Och Richard, bekijk dit kleine manteltje eens, is
het niet snoezig?"
Hoe had Förster boos kunnen blijven voor het kleine
kunstwerkje met rose strikjes, dat Mela hem yoor-
hield. Het voorzichtig met één vinger opnemend,
vroeg hij
«Gelooft ge werkelijk dat het'niet te klein zal zijn
voor onzen zoon?"
«Voor onzen zoon lachte Mela. «Voor onze
dochter is het beslemd."
«Waarom niet? En denkt ge al die rose strikjes
dagelijks vast en los te maken."
Een paar dagen later merkte Förster in de comedie
komende, dat hij zijn tooneelkijker vergeten had. Hg
ging terug om hem te halen. Mela had zijn komst
niet bemerkt, en was ijverig bezig aan de schrijftafel.
Toen ze hem zag, schoof ze snel iets in de lade van
eën schrijftafel, en draaide don sleutel om.
«Wat schrijft ge daar
«Niets."
«Iets moet het toch geweest zijn."
«Ik berekende alleen de uitgaven van deze maand.
Weet ge dat ik van mijn huishoudgeld tien thalers
bespaard heb
Maar ze'fs dit aangename thema wilde heden bij
Förster niets helpen. «Geef me den sleutel van de
schrijftafel, Mela, ik wilde wat visitekaartjes mee'
nemen."
«Dadelijk Richard! Waar kan hij nu zijn?"
«Ge hadt bem toch zooeven nog?"
«Zeker, maar ik kan hem nu niet vinden."
Förster zag wantrouwend naar haar zoeken en
antwoordde niets, toen Mela hem eenige uren later
den sleutel gaf, dien zij intusscheu gevonden had.
Zoo kon en mocht het niet voortgaan, dat nam hg
zich vast voor.
Den volgenden dag, toen hij verklaarde den avond
in een vergadering van een vereeniging te willen
doorbrengen, toonde Mola zoo weinig treurigheid
over het vooruitzicht den avond alleen te moeten
doorbrengen, dat Forster'3 zwarste argwaan werd
gewekt. Hij ging heen, maar slechts om dadelijk
daarop terug te keeren. Zacht opende hij de deur.
Werkelijk, daar zat ze zoo ijverig te schrijven, dat
hare wangen gloeiden. Wat ze schreef was oogen-
schijnlijk een brief duidelijk zag hij, hoe zij hem
bij zijn binnenkomen onder een pak couranten schoof.
Zijne oogen waren stijf op de plaats gericht, waar
hij wist dat hij lag.
«Om -Godswil, Richard," riep Mela verschrikt, «wat
ziet ge er uit
«Ik werd in de vergadering onwel. Ik geloof dat
een kop thee me goed zou doen."
Wordt vervolgd
vereenigd tot min of meer vertakte, schrijfvormige
ophoogingen, met onregelmatig gekartelden of inge
sneden rand, van l/a tot 1 centimeter middellijn,
terwijl eenige dunne worteltjes onder aan het plantje
hangen, zooals bij het gewone eendekroos. De bo
venvlakte van dat knobbelige, onregelmatige schijfje
is prachtig bruinrood van kleur, fluweelachtig, met
een rooden gloed en hier en daar een heldergroen
randje.
De naam van dit schoone plantje is «Azolla Caro-
liniana." Het behoort in Zuid-Amerika thuis en
is eenigen tijd geleden uij; die landen overgeplaatst
in don Hortus Botanicus, te Leiden. Uit dien
tuin is het ontvlucht, en het heeft zich in de sloo-
ten rondom Leiden, Haarlem en Heemstede zoo goed
geacclimatiseerd, dat het thans wel als een inlandsch
plantje mag aangemerkt worden, terwijl het thans
bezig is, zich hoe langer hoe verder door ons land
te verspreiden.
Intusschenhoe mooi het plantje op zichzelf is,
die bruine slooton en vaarton verhoogen de schoon
heid van het landschap niet. (JV. v. d, D%)
Thans zijn de sociale hervormingsplannen van
«generaal" Booth bekend geworden. Volgens ge
bruik konden de Londensche journalisten reeds een
dag voor do uitgave een exemplaar verkrijgen en
alle ochtendbladen van gisteren bevatten dan ook
eene aankondiging van en de meeste nog beschou
wingen bovendien over Darkest England
and the Way Out", eene navolging, zooals de schrijver
erkent, van den titel van Stanley's jongste werk
over Afrika. Eene woorderlgke vertaling van dat
opschrift zou de beteekenis niet weergeven, die een
voudig de volgende is«Onder de diepstgezonkeneu
in Engeland, en de wijze om hen te verbeteren".
Het boek is omstreeks 800 pagina's 8o en gewijd
aan de gedachtenis van de «gezellin, raadgeefster
en kameraad van bijna 40 jaren" en vorder wordt
zg genoemd«do liefhebbende, getrouwe en toege
wijde vrouw". Gravures of prentjes versieren het
werk niet, maar het titelblad bevat eene niet al te
fraaie litographie, die eene voorstelling geeft bij
vogelvlucht van do uitvoering der plannen of liever
van het groote plan van den generaal. Het bene
denste gedeelte van dit aanschouwelijke titelblad
vertoont eene woelende zee waarin duizende schip
breukelingen' met de golven worstelen. De golven
dragen uamenbedelarij, hongerlijden, werkeloos
heid, enz. De soldaten van het «Leger des Hoils"
zitten hoog en droog op de rotsige kust, verlenen
een helpende hand aan en leiden de geredden naar
de «stads-kolonie". Daar wordt de eerste hulp aan-
de gewonden verleend in zulke inrichtingen als
nachtschuilplaatsen, goedkoope kosthuizen, reddings
huizen. Verder op is de «boerderij-kolonie" en
nog daarachter de «stad van het genoegen" White-
chapel aan de zee, het rustoord voor herstellenden.
(Whitechapel in Londen is eene arme en beruchte
buurt.) Een verafgelegen perspectief verbeeldt «de
kolonie over de zee".
Dat is het groote plan geïllustreerdin beeld
gebracht om met "één oogopslag te overzien. Het
boek is eene toelichting en geeft over alles de noo
dige verklaring. Maar prnktisch als altijd voegt de
auteur er nog een pumflet van 14 pagina's bij, voor
het gemak van menschen met drukke bezigheden
en als een wegwijzer voor den zorgvuhligen lezer.
Het gronddenkbeeld van generaal «Booth" is, dat
als men zielen wil winnen onder de diepst gezon-
kenon iu de maatschappij, men beginnen moet zijne
aandacht te wijden aan hnnne lichamelijke behoeften.
Het gansche plan is daarom ondergeschikt aan het
hoogste en oorspronkelijke doel van het Leger. De
maatschappij, zooals die tegenwoordig bestaat, zegt
de generaal, is atheïsme gemaakt voorde verstoote-
nen dezer wereld. Hij is overtuigd dat deze menigten
niet zullen gered worden onder hunne tegenwoor
dige omstandigheden. Alle geestelijken, evangelisten,
tractaatjes-uitdeelers, krankenbozoekers en alle ande
ren, die belang stellen in de bekeering der armen,
kunnen daar zeker van zijn. Als deze menschen
zullen gelooven in «Jezus Christus," dienaren van
God zullen worden en don toekomenden toorn zul
len ontkomen, moeten zij uit hunne tegenwoordige
sociale ellende worden geholpen. Zij moeten in om
standigheden worden geplaatst, dat zij kunnen werken
en eten en een behoorlijk vertrek hebben om in té
leven en te eten, en iets anders voor zich zien dan
den langen, vermoeionden, eentoonigen dag voorbij
gaand onder arbeid en zorg met niets tot besluit
dan eou zieken- of armenhuis. Als zij die in christe-
lijken geest werkzaam zgn, de handen willen ineen
slaan tot dit dool, zal het vervuld worden, en het
volk zal opstaan en hen zegenen en behouden wor
den, maar zoo niet het volk zal hen vloeken en
verloren gaan-
In elk land zijn deze verstootenen der maatschappij,
zegt de geueiaal, en hun getal in Groot-Britanië
schat hij op drie millioon. Allen die geen week
zouden kunnen doorkomen met eigen verdienster.,
maar door liefdadigheid op de eene of andere wijze
worden geholpen, of door de opbrengst van ondeugd
en misdaad daar verder in voorzien, worden door
hem daaronder gerekend. Zij, die geen tehuis heb
ben, de werkloozen, de dronkaards, de straatnymphen
worden er mee bedoeld. Niets Utopiaansch ligt
volgens hem in het plan, maar zooveel wil hij dezen
menschen bezorgon, dat zij ten minste gelijkstaan
met een vigelante-paard.
Voor het Londensche vigelantepaard wordt werk
gevonden met voedsel en verblijf, voldoende om zijn
dagelijksche taak te verrichten, dat is het eerste.
Het tweede is dat als het paard valt, hetzij dan door
eigen of eens anders schuld, het moet worden opge
holpen. Alle quaestiëu wie verantwoordelijk is voor
den val kunnen tot later worden uitgesteld.
De verschillende maatregelen, die de generaal voor
zijn grootsch werk noodig acht, worden nauwkeurig
toegelicht. Daaronder zijn sommige heel origineel,
maar het eigenaardige zit in het plan in zijn geheel.
Dat is in drieën verdeeld. Een stadskolonie, een
kolonie op het platteland en oene in een land over
de zee. Tot de stadskolonie behooren: het vinden
van werk voor de werkloozen en een huisbrigade, die
uitgaat om al wat meestal door anderen versmaad of
weggeworpen wordt, te verzamelen, zooals-, overge
schoten eten, oude kleeren, oude couranten, enz.
Alles zal weer op de eene of andere wijze gebruikt
worden.
Vorder: uit zijn toevluchtsoord, schuilplaats, ar-
beidsinrichting en de verdere instellingen der stad-
kolonie worden de recruten gevormd voor de land-
kolonie. Zij zullen maar onder goede leiding
uitgezondon worden, zooals de pioniors in het verre
westen van Amerika. Het allernoodigste wordt hun
verstrekt, maar ora een huis te bouwen moeten
zij zeiven de steenen bakken. De landkolonie zal de
groote raarkttuin worden, want ora in den achterlijken
toestand van den Engelschen groenten- euoofthofte
voorzien, zullen uit het buitenland de mannen met
do noodige kennis en ondervinding komen om het
noodzakelijke onderricht te geven.
De landkolonie is de voorbereiding voor de emi
granten-kolonie, waar, onder de geschikt bevondenen,
slechts zij zullen heengaan die wat wenschen.
Onze beperkte plaatsruimte laat niet toe over de
vele inrichtingen die met dit alles verbonden zijn te
sproken. Handenarbeid speelt de gewichtigste rol,
maar van machine en stoom en ai wat verder prak
tisch is, wordt "gebruik gemaakt. Onder de redding
werkzaamheden verdient nog in het bijzonder ver
melding de oprichting eener gevangenis-brigade. Bij
elke gevangenis zullen soldaten van die brigade ge
plaatst worden. Geen ontslagen gevangene kan de
poort uitkomen zonder dat hg door hen wordt too-
gesproken en het aanbod ontvangt van voedsel,
kleeding, een dak boven zijn hoofd, eerlijk werk en
geen verwijten.
Het merkwaardigste is dat bij dezen enthousiast,
het praktische, gezond verstand voortdurend een oog
in het zeil houdt. Allen die zich .aan de regelingen
door hem vast te stellen, willen onderwerpen, zijn
vorder volkomen vrij. Zij behoeven zelfs niet de
bijeenkomsten van het Leger bij te wonen. Voor
de godsdienstige bekeering wordt alleen op den in
druk der omgeving, der veranderde omstandigheden
en van het moreele voorbeeld gerekend.
Ondanks alles wat gedaan wordt, zegt de generaal,
zullen er altijd toch eenigen overblijven die niet te
redden zijn. Zij zulleD niet anders dan gedwongen
willen werken en opnieuw stelen als zij er kans toe
zien. Die beschouwt hij als de moreel krankzinni
gen en hij zou zo wenschen op te sluiten voor hun
leven.
Voor de kosten in Groot-Britannië hoeft hij
100.000 p. st. op eenmaal noodig en een jaarlijk-
sche bijdrage van 30.000 p. st. Dit zgn groote
sommen, maar de geueraal toont aan, dat het, aller
lei in aanmerking genomen, eigenlijk niet zoo is.
Hij is nu 61 jaren, de laatste 18 maanden heeft
hij veel doorgebracht met de ziekte zijner vrouw
en hij gevoelt dat hij geen tijd heeft om vermoeid
te zijn. Als hij nog eenige gevolgen van levens
lang gekoesterde wenschen zal kunnen zien, moet
men hem spoedig in staat stellen met het plan te
beginnen. Aan hem werd het idee gegeven, aan
zijne landgenooton de middelen om het te ver
wezenlijken
Het boek is te oordeelen naar de uittreksels,
die in do Engelsche bladen te vinden zijn in
glasheldere taal, op overtuigende wijze geschreven,
en mag ook als letterkundig voortbrengsel genoemd
worden.
Het verschil in de opgave der stemmeu over de urgentie
van het voorstel-Hubbard, gelijk die in de Fransche
Kamer is afgekondigd en in hot Journal ojjiciel wordt
medegedeeld, heeft zeer de aandacht getrokken. Het
versohil is niet minder dan 35 stemmen, zoodat dé
regeering, volgens het Journal officielslechts eene
meerderheid van 14 stemmen zou gehad hebben.
Zou er eene fout zgn begaan bij de telling? vraagt
het Journal des Débats. In de couloirs werd verze-
werd, dat zeker aantal afgevaardigden, na eerst togen
de urgentie te hebben gestemd, ztch bedacht en hei
melijk hunne stem veranderd hebben, toen zij gezien
hadden dat het ministerie, om overeind te blijven,
hunne stem niet noodig had. Sommige dier afge
vaardigden zouden zich later opgegeven hebben als
onthouders eu andoren, stoutmoediger, als voorstem
mers.
Eene meerderheid, zoo weifelend, zoo heen en weer
geslingerd, is zeker geen hechte meerderheid, geen
meerderheid waarop de regeering veel rekenen kan.
Het is te vreezen, dat dergelijke rainisterieol-gezinden
zich te eeniger tijd zullen vergissen, of dat hun de
tijd ontbreekt om hunne stem te veranderen, en al-
zoo het Kabinet helpen omverwerpen, zonder het ge
wild of geweten te hebben.
Opgemerkt dient hier te worden, dat het een aan
genomen gebruik is, dat een afgevaardigde, vóór do
openbaarmaking der stemming in het Journal officiel,
opgave kan doen van eene andere stem dan hij bij de
afkondiging in de Kamer gerekend wordt uitgebracht
te hebben.
De heer Mermeix heeft zijn onthullingen over het
Boulangisrae geëindigd. Het 15de en laatste ge
deelte is gewijd aan de reclame, die voor generaal
Boulanger onder de opperste leiding van den heer
Dillon is gemaakt.
Do heer Dillon dreel het Boulangisme als een
zaak, die later goede winsten kon afwerpen. Dat
Dillon zich met het geld van het Boulangisme ver
rijkte, spreekt Mermeix uitdrukkelijk tegen, maar
overigens heeft hij niet veel goeds te vertellen van
den penningmeester van het Boulangistisch comité,
wiens grootste fouten waren «zijn onoprechtheid en
zgn volkomen gemis aan vertrouwen op de kracht
der waarheid."
De portretten van Boulanger, dio overal werden
verspreid, de liedjes, waarin zijn heldendaden werden
bezongen, de «camelots", die hem op straat moesten
toejuichen dit alles kostte natuurlgk handen vol
geld, maar deze onkosten hadden weinig te betee-
kenen, vergeleken met de sommen, welke de verkie
zingen kostten en die alleen door de hertogin van
Uzès werden betaald.
De eerste verkiezingen waren de goedkoopste.
De eerste verkiezing van Boulanger in de departe
menten l'Aisne en Dordogne kostten slechts 25,000
en 8000 francs, maar later werd hot geld van de
hertogin letterlijk met handen vol uitgestrooid. De
eerste verkiezing van Boulanger in het departement
du Nord ko3tto 200,000 fr. en de tweede 230,000
fr., in Charente-inférieure 170,000 fr., en in het
departement der Sorarae 270,000 fr. De kroon
spant echter de verkiezing te Parijs op 27 Jan.,
welke 450,000 fr. kostte.
Het voornaamste nieuws, dat Mermeix iu dit slot
mededeelt, is, dat generaal Boulanger na de nederlaag
naar Amerika wilde vertrekken. De heeren Laguerre
en Rochefort verhinderden dit echtor en haalden
Boulauger over zich te Jersey metterwoon te vesti
gen. Namens het nationale comité bood de heer
Naquet den generaal eeD jaargeld aan, maar Bou
langer wees dit van de hand, omdat hij genoeg had
om van te leven. Trouwens de uitgaven, die noodig
waren voor de provinciale verkiezingen in Mei, wer
den door Boulanger alleen betaald.
Met deze mededeeling besluit de heer Mermeix
zijn geruchtmakende onthullingen. In een naschrift
geeft hij de reden op, welke hem tot het openbaar
maken der «Coulisses du Boulangisme" noopten. Hij
wilde niet, dat zoovele eerlijke menschen, die meen
den terecht hun vertrouwen op Boulanger geves
tigd te hebben, in dezen waan zouden blijven.
„Velen" aldus eindigt Mermeix hebben
zich reeds afgewend van den man die hen bedroog
en anderen zullen volgen, want allen zullen nu in
zien, dat de inan, op wien alle democraten hun
hoop hadden gevestigd, met zijn pretendents-manieron
niets anders is dan een hinderpaal voor de over
winning der democratische partij."
In de Duitsche hoofdstad is alles in de weer voor
het Moltkefeest. Aan den fakkeloptocht ter eero van
dan 90-jarigen held zullen minstens 20.000 personen
deelnemen. In het paleis te Postdam geeft de Keizer
ter eere van Moltke een gala-diner of zooals de
Duitschers tegenwoordig zeggen een «Prunkmahl."
De Keizer heeft inderdaad alles uitgedacht om
den generaal-veldmaarschalk eer te bewijzen. Op
den merkwaardigen dag zullen al de vaandels en
standaarden van het garnizoen van Berlijn naar de
woning van den jubilaris in het gebouw van den
generalen staf worden gebracht, een eer welke
nooit aan een onderdaan werd bewezen. De feestdag
zal openen met een godsdienstoefening in de garni
zoenskerk Moltke zal daar naast den Keizer zitten,
omgeven door het schitterend gevolg van Z. M. In