Bnitenlandscti Overzicht.
veer aldus voorstellen Boor de stof, welke Koek
heeft ontdekt, wordt by teringachtige menschen of
dieren het lichaam in zoodanigeu toestand gebracht,
dat de téring-bacillen zich niet meer kunnen ont
wikkelen, maar wegkwijnen en te gronde gaan. Daar
door komt het teringproces tot stilstand en volgt er
geheole genezing. Door het eigenaardige der methode
is het lichaam tevens tegen een nieuwen inval van
teringbacillen beschermd (immunn geworden), zonder
zelf daardoor nadeel te lijden. NR. Ct.)
Het dertigste verslag van den staat der kweek
school van onderwijzeressen te Arnhem is in druk
verschenen. Het aantal kweekelingen bedroeg (hoogste
cijfers) 78 inwonende en 32 uitwonende. Voor het
examen van onderwijzeres slaagden 30 dames. Eene
afzonderlijke akte voor de nuttige handwerken voor
meisjes verkregen 22 dames. Het examen voor de
Fransche taal (l. o.) werd met goed gevolg afgelegd
door 7 dames.
Slechts eene bijzonderheid van gewicht deelt het
verslag medeIn antwoord op het request tot her
stel der rijkssubsidie -sinds 1 September 1889
aan de school ontvallen vroeg de minister van
binnenlandsche zaken verscheidene inlichtingeh, blijk
baar met het doel om wederom een post voor aan
de kweekschool te verleenen, subsidie op de begroo
ting te brengen, in verband met art. 12 der nieuwe
wet op het 1. o. Het bestuur vleit zich, dat in dezen
de steun der hooge regeering wederom zal verleend
worden aan de zoo nuttfige inrichting.
Met dankbaarheid vermeld het verslag het legaat
250), door wijlen mr. li. Vollenhove te 's-Hage
aan de school vermaakt. In den heer mr. H. J.
Kronenburg verloor de school door diens dood een
warm bevorderaar.
Uit 'sGravenhage wordt aan het »U. D." ge
schreden
Het denkbeeld, dezer dagen door den Koning van
België, bij zijn afscheid van het gemeentebestuur
van Ostend'e, uitgesproken, om die zeebadplaats ook
tot een winterherstellingsoord te doen inrichten, heeft
hier de aandacht gevestigd op Scheveningen, als
daarvoor in velerlei opzicht oneindig beter geschikt.
Het klimaat van beide zeebadplaatsen is gelyk,
terwijl do veel fraaiere ligging en omgeving, de be
koorlijke Scheveningsche boschjes, die zulk een vrien
delijk, gezond en uitgestrekt wandelpark vormen,
waar men tegen den scherpsten wind beschut is,
zoodat men daar nagenoeg altijd herstellenden kan
zien vertoeven, de nabijheid van eene aanzienlijke,
aan veelzijdige amusementen rijke stad als 's Graven-
hage, Scheveningen tot een veel aangenamer en ge
zelliger verblijfplaats maken dan het stille, afgelegen
Ostende, waar het hoog geboqmte schaars en ijl is
en een wezenlijk wandelpark nog zou moeten worden
aangelegd.
Daarenboven biedt het zeldzaam grootsche badhuis
welks weergade men op eene andere badplaats vruch
teloos zoekt en dat nu den ganscben winter renteloos
staat, gelegenheid met betrekkelijk weinig kosten
het ook tot winterverblijf uitnemend in te richten.
Dubbele deuren en ramen, verwarming tot gelijke
temperatuur van alle lokalen en gangen, breede ves-
tibulen, die de gangen van de dadelijke aanraking
met de buitenlucht scheiden, zijn voldoende, om het
badhuis ook als winterverblijf in alle opziebton ge
schikt te maken.
Daarbij zou de linkervleugel moeten worden ver
bouwd en ingericht als een flinke wintertuin, waar
men de verfrisschende geuren van heesters en bloe
men kan genieten, zonder aan koude te zijn bloot
gesteld, terwijl de badinrichting aan den rechtervleu
gel zoodanig zou moeten worden uitgebreid, dat daar
naast de gewone baden ook zwembaden kunnen wor
den genomen, zoowel van zee- als van gewoon water;
verder zouden daar inrichtingen moeten komen voor
massage, heilgymuastiek, enz., gelijk aan die in het
Frederiksbad te Baden-Baden.
Wy meenen zeker te weten, dat het bekwaam en
volijverig bestuur van de Maatsehappy „Zeebad" zijne
aandacht aan deze voor de ontwikkeling harer Maat
schappij zoo gowichtige zaak reeds sedert lang heeft
gewijd en het afscheidswoord van den koning van
België aan Ostende's gemeentebestuur wellicht aan
leiding kan geven, dat het,' om zich niet door „Os
tende den loef te laten afsteken, inet zijne plannen
vroeger te voorsehyn komt, dan anders het geval
zou zijn geweest.
Bij den gunstige» financioolen toestand van de Maat
schappij „Zeebad" zal het aan haar bestuur niet
raoeielijk vallen, het kapitaal, dat voor dergelijke
uitbreiding mocht noodig zijn, en dat wij op hoog
stens drie ton schatten, op billijke voorwaarden te
bekomen.
De uitvinding van het stoomrytuig „Noviomagum"
door den hoer P. van Kyn, werktuigkundige te Ny-
megen, mag als algemeen bekend worden beschouwd.
Men zal zich nog wel herinneren, hoe voor een 3tal
jaren do algemeene aandacht van werktuigkundige
ingenieurs gevestigd was op deze practische vinding
om een rijtuig te fabriceeren dat door stoom gedreven
werd en tegelijk bestuurbaar was alle couranten had
den woorden van lof voor het vernuft van den een-
voudigen man, zelfs werd hij, op zijn rijtuig gezeten,
in een onzer geïllustreerde tijdschriften afgebeeld.
Maar verder dan kyken, bewonderen en ophemelen
kwam het niet, niemand was bereid den uitvinder te
helpen in het exploiteeren, het bekendmaken en ver-
koopen van zijn werk, waarvan hy, behalve veel geld,
zijn halve leven met toewijding had gewerkt, nu eens
deze en dan weer die verbetering aanbrengende. Na
tal van vergeefsclie pogingen om het stoomrijtuig te
verkoopen, heeft hij nog beproefd bet door verloten
van de hand te doen, doch het mocht niet baten, er
waren te weinig deelnemers. Hij heeft nu eindelijk
den meest practischon weg ingeslagen en de dubbele
stoommachine met ketel, getransformeerd iu eene
locomobile, verkocht, waardoor bij althans eenigzins
schadeloos gesteld is voor al zijn moeite en onkosten.
De overige gedeelten van het rijtuig, als de assen,
wielen en rijtuigkap, had hij reeds sedert lang te
gelde gemaakt.
Uit Londen schrijft men aan de A'. R. Ct.
In eene wereldstad als Londen zijn moorden, he
laas, niet zeldzaam, maar in de laatste jaren heeft
geene moordgeschiedenis grootere sensatie verwekt
dan die, welke thans dag aan dag in do breede
kolommen der Engelsche pers tot iu de fijnste bij
zonderheden ontleend wordt.
Het is niet, dat juffrouw Hogg en haar meisje van
18 maanden tot de „upper ten thousand" behoorden.
Deze twee slachtoffers van éénen zelfden dader be
wegen zich in den grooten kring van den kleinen
burgerstand, want Frank Hogg is wat wij zouden
noemen een uitdrager. Het is het even geheimzin
nige als wreedaardige karakter dor dubbele euvel
daad, wat de openbare nieuwsgierigheid in de hoogste
mate geprikkeld heeft. Wat haar gaar.de hield en
houdt, is de reeks van verrassingen. Men zou kun
nen denken aan een drama van Sardou, waarin de
ééne sensatie nog niet uitgewerkt heeft, alvorens
eene nieuwe en nog aangrijpender haar vervangt.
Eerst hadden wij het vinden van het ontzielde
lichaam vau juffrouw Hogg, Vrijdagavond laat op
eenen straatweg in Hampsteaddan het vinden van
haar kinderwagentje in St. John's Wood, ledig en met
bloed bevlektvervolgens de aanhouding der verdachte
moordenares in haar eigen domicilie, en eindelyk,
als voorloopige climax, de ontdekking van het lijk
van juffrouw Hogg's kind, door eonen Zigeuner, in
een veld te Finchley Misschion zijn wij nog niet
aan het slot der seusatiën, maar mij dunkt, de lief
hebbers eu liefhebstors van hot akelige en tragische
kunnen vooreerst tevreden zyn,
Allengs wordon er meer bijzonderheden bekend, en
die, welke wij heden voor den Coroner hebben ver
nomen, werpen een schel licht op het gebeurde. De
schuldverraoedens tegen do zich noemende juffrouw
Pearcey, wier werkelijke naam Wheeler is, en wier
broodwinning als „femme galante" aan geen twijfel
onderhevig schijnt te zijn, kunnen kwalijk anders
dan vorplettorend worden genoemd. Juffrouw Hogg
ging haar Vrijdagmiddag bezoeken, en het is gebleken,
dat dit bozook is afgelegd op de schriftelijke uitnoo-
diging van juffrouw Wheeler, die ip haren brief
schroef: „Don't forget the darling baby." Onge
lukkig voor haar voldeed juffrouw Hogg aan deze
gruwelyke invitatie, en deze kostte haar het nog jeug
dige leven.
De politie hoorde van die theevisitie bij juffrouw
Wheeler, en ging haar toon ook een bezoek, van
anderen aard, brengen. Dit gebeurde Zaterdag. Des
tijds bad inspecteur Bannister nog geen kwade ver
moedens tegon juffrouw Ellen Wheeler. Hij kwam
eenvoudig om inlichtingen vragen. Maar in de keuken
van haar huis zag hy dingen, die hem veel te deuken
gaven. Alles, de geheele toestand van bloedige wan
orde, welken hij aantrof, wees op eenen stryd op
leven en dood. Daar waren gebroken vensterruiten,
bloedvlekken overal, twee groote messen, waaraan
bloed, eeh dikke pook, waaraan bloed on hear kleef
den. Juffrouw Wheeler woonde deze inspectie niet
bij. Zij zat, zegt inspecteur Bannister, midderwijl te
fluiten in hare zijkamer, alsof de geheele zaak haar
niet aanging, en zij zette dat fluiton voort, ofschoon
de bebloede messen haar voorgelegd werden 1 Gear
resteerd, liet zij vaii geen aandoening blijken. „Ge
hebt u vergist, leelijk vergist", zoo sprak zij.
Ik vrees echter, dat er geen vergissing mogelijk
is. Alles wijst er op, dat juffrouw Hogg naar de
woning van juffrouw Wheeler in de Priory-street als
in eene hinderlaag gelokt en daar vermoord werd, zij
het door laatstgenoemde alleen, die verdachte schram
men aan banden en gelaat heeft, zij het met één of
meerdere medeplichtigen. Daarna heeft de beklaagde,
naar getuigen verklaren, die haar met het kinder
wagentje gezien hebben, het lijk in den „perambu
lator" gestopt, vermoedelijk met het kind, nadat men
dit eerst geworgd had, om het eerste in Hampstead,
het tweede in Finchley op den grond te werpen.
Wat zonderling mag heeten, is, dat de moordenares
toen doorgegaan is met het leege en bloedige kinder
wagentje naar St. John's Wood, waar zy bet liet staan.
Dat de menschen in die eeuw oor en oog en hart
inzonderheid voor hunne godsdienstige belangen ge
opend hadden, is bekend. Zij waren allen in meerdere
of mindere mate theologanten, en Coornhert, ofschoon
een burgerlijk ambt bekleedende, was op end' op
een theologant. Daaruit volgt, dat zijne geschriften
hoofdzakelijk van theologischen aard zijn, ofschoon
zuiver letterkundige eu dichterlijke voortbrengselen
van zijne pen niet geheel eu al ontbreken.
In zijne jongelingsjaren behoorde hij tot de Am-
sterdamsche Rederijkerskamer in liefde bloeiende en
oefende zich in het rijmen, dichten en opstellen van
zinnespeion. Hfj hield veel van zulke studie en
noemde het Nederduitsch eene van de rijkste talen
der wereld. Gaarne worstolde hij met zijne gedachten
om er de passende uitdrukking voor te vinden. Daar
omtrent schrijft hij aan een vriendvoor zoover de
taal, hierin gebezigd, raag beroeren, ben ik gedrongen
geweest in 't handelen van nieuwe stof by wijlen
ook nieuwe woorden te gebruiken, als die al in mijne
jonkheid, daar ik kon, vermeden heb, „vreemde
bedellappen te brodden* op den rijken mantel der
Nederlandscbe taal. Dichterlijke uitdrukking voor
zijn ernstig streven naar een zuiveren stijlDe rijke
mantel van onze taal heeft geen vreemde lappen
noodig en Coornhert was wel do man, om zich dezen
mantel in behagelijke plooien om de schouders te
werpen.
Willen,, wij iets van zyne dichtstukjes hooren, dan
slaan wij zyn Liedtboeck op. Vooraan vinden wij
bijbelsche stoffen uit het Leven van onzeh Heer Jezus
Christus. Deze liederen, toegewijd aan den Zalig
maker, vangen aan met de bede
U zoete harp o Davids Zoon,
Gesteld op uwer waarheidstoon,
Leen mij om dankende te zingen
Uw lijfsgeboort' en wandelingen
Uw dood door wreede handeling
Van die Gij 't leven zelf kwaamt brengen.
De verdere inhoud is ontleend aan den Bijbel en
strekt tot roem van den Zaligmaker. Tot Hem ziet
de zanger op als tot de fontein van heil voor de ziel.
In Zijne gemeenschap voelt hij zich bevredigd en zalig.
Wij treffen een lied der ballingen aan. Het
zijn de Nederlanders van allerlei rang, menschen, die
evenals Coornhert en zijne vrouw, in de jaren 1567
tot 1572 een kommervol leven leidden maar tot wier
aantal ook baanderheeren behooren. De zanger be
treurt het, dat sommigen hunner in de ballingschap
een weelderig leven voortzetten en spreekt als boet
prediker die heeren aldu3 aan
Ghij baanderheeren, 'thert tot Gode keert,
Belijt u sont', met harten kleijn, verneert,
Onder Gods hand, en hem ghelaten staat;
j Staat na Gods liefd, verlaet des duyvels haat,
God sal 'ons door die van de Maagd geboren werd
Ontfermen en helpen als syn verkoren hejrt-
Opmerkelijk komt ons een ander lied voor, in dp
j inhoudsopgave vermeld, alsop eene bruygome me-
vel, d. i. op het sneuvelen, het gewelddadig omko
men van eenen bruidegom. Het lied is opgedragen
aan eene maagd, wier aanstaande op reis jammerlijk
was vermoord. Dit lied is, even als al de overige
liederen, bestemd om gezongen te worden. De arme,
diep beklagenswaardige bruid wordt sprekende inge
voerd
Al sterf ïck alle vreughde
lek sterf mijn droefheyt niet,
'tGhedenken van liefs deughden
Is my een doods verdriet.
Kond ick myn hert so wachten
Voor 'tschadigh treuren fel,
Als van des vreughds ghedachten
Gheëind waar mijn gequel.
O wrede handen bloedigh
Die deerlyck hebt vermoort
Mijn bruigoms herte goedigh
En mij in hem vermoort,
Mocht ghy oock so vermoorden
Mijn liofde als mijn lief
Ick socht in zuijd en noorden,
Sulck dood waar mij gherief.
De?e coupletten zijn inderdaad schoon. Hier
spreekt diep gevoel. De arme bruidzij i»
aan alle vreugd afgestorven, maar aan de smart
neen, daaraan kan zij niet afsterven. Zij moet blij
ven leven, en lijden en kruisdragen.
Wordt vervolgd
ji
De wijze waarop juffrouw Hogg is vermoord, kan
nauwelijks betwijfeld worden. 'Zij heeft vermoodelyk
met den pook eonen slag op het hoofd ontvangen, en
toen is haar de kepl afgesneden.
Moeielijker valt het een motief voor de daad te
vinden, of de drijfveer was minnennijd. Het blijkt
toch, dat Hogg eene rainnary met juffrouw Wheeler
had, hetgeen zijne vrouw onbekend was.
Uit Weenen schrijft men aan de N. R. Ct.
De bekende reiziger Vambery, die elk jaar des
Sultans gast is, publiceert allerlei bijzonderheden om
trent de gewoonten en levenswijze van den beheer-
soher der geloovigen, waaruit blijkt dat men zich van
dezen eeno geheel andere voorstelling moet maken
dan de gewone.
Abdul Hamid II, die onlangs 48 jaar geworden
is, leeft Op Europeescbe wijze, en wel zeer eenvoudig.
Iiij staat zeer vroeg op, neemt 's morgens een koud
bad, eene verrichting die geheel in strijd is met de
üostersche gewoonten, maakt vervolgens in het om
Yildis Kusk gelegen park eene groote wandeling.
Ten half 9 zit hg in zijne werkkamer, geflankeerd
door twee stapels papier, waarvan de eene uitTurk-
sche couranten en uitknipsels van buitenlandscho
bladen, eu de andere uit administratieve stukkon
bestaat. Hij gaat zeer eenvoudig, in eene lange,
tot aan den hals gesloten jas gekleed, zonder dat
daaraan eenig versiersel van üostersche pracht, zoo
als diamanten en edelgesteenten, te zien isdaarbij
is zijne levenswijze zeer eentonig eu ondergaat zoo
goed als geene verandering. Zij bestaat hoofdzake
lijk in vroeg opstaan, en met uitzondering van don
tijd, bestemd voor eten, wandelen en het doen van
lichaamsoefening, in werken. Deze manier van leven
wijkt dus sterk af van de voorstelling onzer jeugd,
volgens welke do Sultan met een tulband, gedost in
een met edelgesteenten bezet gewaad en met een pof
broek, in een weelderig vertrek ligt met Oostersche
gemakzucht en omringd door een aantal prachtige
slavinnen. Trouwens, Konstantinopel met zijne tal
rijke christelijke bevolking en uitgebreid verkeer met
Europa verliest meor en meer het kenmerk van Oos
tersche leveusboschouwing, en de Sultan ondervind
in de eerste plaats bij zichzelven don invloed der
We8tersche denkbeelden.
Het factotum van Abdul Hamid is zijn onver
moeide secretaris Sureya Pacha, die zijnen meester
de stukken brengt, eu ze gezamenlijk met hem door
loopt. Want hoe ongelooflijk het ook moge klinken,
zoo verzekert Vambery ons dat de Sultan geen stuk
onderteekent zonder het van het begin tot het einde
doorgelezen te hebben.
In het gebruik van wijn blijft hij een trouw aan
hanger van den Profeet, want die drank verschijnt
nimmer op zijne tafel. Heeft hij christenen bij zich
ten eten, dan wordt er wel is waar wyn voorgezet,
maar de Sultan zelf gebruikt er niets van. Zijne
uitspanningen bestaan hoofdzakelijk in jagen en rijden
van den bok. Het park rondom zijn paleis is zo<5
groot, dat hij binnen de omheining uitgestrekte rij
toeren met zijne Arabische dravers kan maken en
op het in de talrijke vyvers huizonde waterwild on
gestoord kan schieten. Yildis—kiosk met zijne
prachtige tuinen is eene soort van vrijwillige ge
vangenis, welke de Sultan slechts eenmaal in de
week verlaat om zich naar de moskee te begeven.
De harera heeft in Abdul Hamid'a leven niet de
minste beteekenis. Trouwens, de polygamie sterft
in Turkye steeds meer en meer uit en is aldaar geen
sociale inrichting meer zooals vroeger. Wel is waar
is.de. Sultan verplicht 4 vrouwen te hebben, maar
feitelijk bemoeit hij zich slechts met eene, en al
worden hem ook bij zekere gelegenheden slavinnen*
ten geschenke gemaakt, welke attenties hij als trou J
muzelman niet mag weigeren, verzekert Vambery ons
toch dat hij die dames vrijwel links laat liggen.
De kennismaking van Abdul Hamid met den Hon-
gaarschen geleerde dateert reeds van het oogenblik
toen Vambery voor 16 jaren geroepen werd om aan
de dochter van Abdul Meschid onderwys in het
Fransch te geven. Natuurlijk mocht de professor
zyne leerlinge nooit zien en moest haar, achter oen
gordijn verborgen, de geheimen der Fransche ver
buiging en vervoeging worden ingewijd. Met Abdul
Hamid, toenmaals een jongen van 16 jaar, die ook
de lessen bijwoonde, was het anders; hij mocht
zijnen onderwijzer wel van aangezicht tot aangezicht
aanschouwen. Op deze wijze werd de grond der ken
nismaking gelegd, die thans nog voortduurt. De
professor verzekert ons, dat de Sultan die zijne regen
tenplichten teer streng opvat, het beklaagt dat hij
in zyn jeugd zulk slecht onderwys heeft genoten en
zoo weinig heeft geleerd. De nadeelige gevolgen daar
van ondervindt hij dikwijls bij de behaudoling van
zaken, lot zyne troonsbestijging verkeerde de Sultan
in den naieven waan, dat de Padischah de machtigste
vorst ter wereld was, tegen welke alle andere po
tentaten met vrees opzagen. Uit die illusie werd hij
door den oorlog met Rusland zeer onzacht wakker
geschud.
Hoewel oprecht muselman, is bij hem geen spoor
van onverdraagzaamheid aanwezig.
De Grieksche en Armenische patriarchen worden
dikwijls door hem met kostbare geschenken bedacht,
en de lijfraedicus en de minister van financiën zijn
Christenen." Een gevolg van die gematigde denk
wijze is des Sultans liefde voor beelden en schilderijen,
welke neiging geheel in strijd is met de voorschrif
ten van den koran. Hij heeft een museum opge
richt voor de klassieke standbeelden, die in zijne
hoofdstad opgegraven zijn en wier aanblik volgens
den koran reeds eene doodzonde is, daarenboven
heeft hij een programma over vrouwenopvoeding
uitgegeven, waarvan in den koran ook niets te lezen
staat. Vambery verzekert ons dat de Sultan goen
principieels bezwaren heeft tegen de invoering van
het parlementaire stelsel in Turkije, maar dat die
instelling vooralsnog ondoenlijk acht omdat, zooals
hij het uitdrukkelijk zeide, de historische ontwikkeling
van Turkije zoo sterk verschilt met die van Europa,
alwaar door eeuwenoude instellingen het begrip van
vertegenwoordiging zicli langzaam ontwikkeld heeft,
terwijl in het Oosten van iets dergelijks nimmer eenig
spoor geweest is.
Het vegetarianisme schijnt veld te winnen. De
laatste bekeerde is een jonge kat die naar een corres
pondent van een Engelsch blad mededeelt, merkwaar
digerwijze aan plantaardig eten boven dierlijk de
voorkeur geeft. Op zekeren dag werd opgemerkt,
dat Damon, zoo heette het dier, een grooten komkom
mer van tafol pakte en medesleepte, terwijl hij een
lamsboutje, dat er dichtbij lag, onaangeroerd liet.
Op een andoren dag zag men hem met een eetbaren
paddestoel loopen, die hij uit den kelder geroofd had.
Hij houdt meer van rauwe aardappels dan van vleesch
en eet hard geroosterd brood met smaak. Hoewel
de muizen weg zijn blijft de kat dank zij dit wel
begrepen opportunisme gezond en vet.
Onwillekeurig wekt het woord „reisbelasting" schrik
bij sommige lezers, meenende dat er sprake van is,
den druk der hun opgelegde belastingen te verzwa
ren. Verre echter van daar, de reisbelasting wordt
vrijwillig en met liefde gegeven, want zij bevordert
een werk van zuivere menschenliefde.
Velen weten toch ook uit een vroeger kort
verslag in dit blad dat de dames Valeton
Voorhoeve en WesselinkVan Rossum, te Utrecht,
°P '1 goede denkbeeld zijn gekomen eene kleine bij
drage, eene „reisbelasting" te vragen van ben, wier
middelen het toelaten in 't schoone jaargetijde ver
meerdering van levensgenot of herstel van gezond
heid te gaan zoeken in streken elders, om uit 't
gezamenlijk bedrag dier belasting eenige onbemid
delde zieken en zwakken te zenden naar plaatsen
waar ook zy versterking van lichaamskrachten kun
nen vinden.
Than9 is reeds het tweede jaarverslag van „Reis
belasting" (over 1890) verschenen, waarin bovenge
noemde dames met dankbaarheid melding maken,
dat zij in haar streveu zoo ruimschoots door de belas
tingbetalende reizigers gesteund zyn. Gedurende 1889
en 1890 kwamen aan giften in (uit de meest onder
scheiden deelen des lands) 1748.431/a- Van deze
giften worden 43 personen in de gelegenheid gesteld
naar buiten te gaan, waaronder uit Amsterdam 16, uit
Rotterdam 4, uit 's-Gravenhage 2, uit Utrecht 20,
uit 's Bosch 1. De verblijfplaatsen waren: „Heide-
heuvel" te Hilversum, Canton" te Baarn, de bad
huizen te Zandvoort en Wijk aan Zee, „Bethanie"
Zeist en „Klein Loo" te Driebergen; zij werden
gezocht overeenkomstig de behoefte der lijders. De
duur van het verblijf buiten was gemiddeld 6 weken.
Gaat men de bijzonderheden na, welke omtrent de
uitgezonden personen gegeven worden, dan blijkt dat
bijna allen, voor de heenreis door zwakte niet in
staat om te werken, of wel door bloedarmoede en
klierachtigheid in weinig hoopvollen toestand, na
hunne terugkomst hersteld en veel krachtiger waren.
De resultaten zijn dus heerlijk te noemen. Een
veertigtal menschen in het bezit van nieuwe levens
krachten, van nieuwen levensraoetk gesteld en tot
oprechte dankbaarheid gestemd door de verwezen
lijking van een denkbeeld, dat aan niemand iets
kost dan aan de dames-oprichtsters, die er veel
moeite en zorgen voor over hebben. Immers, voor
niemand die eene reis gaat maken, kan 't een
last genoemd worden, één gulden of meer als
belasting aan genoemde dames op te zenden. Ziet
men de lijst der ingekomen giften dan ook na, dan
ontwaart men dat de meeste gevers, ingenomen met
'tdoel, ruime giften gezonden hebben. Zijn maar
enkele bij den ge\ raagden gulden belasting gebleven,
de raeesten verreweg hebben zich gaarne belast mot
10, 25, 40, ja zelfs 100 en 125. Zyn
ze welkom zulke bijdragen, ze zouden niet eens
noodig zyn, als meerderen en hoe talrijk zijn
's zomers do reizigers niet eene eenvoudige bijdrage
Bchonken.
Overtuigd niet het minst door de resultaten
dat genoemde dames te Utrecht een gelukkig deuk-
beeld hebben gehad en een uitstekend werk ver
richten, bevelen wij haar streven dan ook gaarne
in zeer ruimen kring aan. Mocht men er mee in
stemmen en zich gaarne onder den zachten en aan-
genamen druk der reisbelasting willen stellen, maar
vreezen dat er in den volgenden zomer door toebe
reidselen voor do reis of andere oorzaken niet aan
do opzending zou kunnen gedacht worden, dan richte
men nu roeds zijne gave aan de Utrechtsche dames,
wier kantoor van liefdadigheid ten allen tijde ge
opend is en steeds voor 't geven van nadere inlich
tingen bereid zijn. Juist door spoedig te geven, helpt
men hier dubbel, want hoe eerder de dames over
eene voldoende of ruirao som kunnen beschikken,
hoe eerder zij hare schikkingen en maatregelen voor
uit te zenden personen kunnen nemen.
Bij de voortzetting der algemeene beraadslaging
over de begrooting heeft do Fransche minister van
financiën, de hoer ltouvier, gezegd dat het bijzondere
kenmerk van dit budget is, dat de buitengewone
begrooting van oorlog daarin opgenomen is als ge
woon. liet is een naar waarheid opgemaakt en dui
delijk budgot, waarop bezuinigingon, die eene noodza
kelijkheid zijn, aangebracht zijn. De Kamer zal door
het aan te nemen, het evenwicht verzekeren tot aan
het oindo van het dienstjaar. De begrooting be
antwoordt aan de behoeften van het oogenblik.
In de couloirs der Kamer wordt de rede van den
minister als zijn triomf beschouwd, daar zij een
grooten indruk heeft gemaakt. De aanneming van
de begrooting wordt dan ook zeker geacht.
De heer Gladstone hoeft ziju politieken veldtocht
in Schotland geëindigd. De laatste rede, welke Glad
stone hield, werd gehouden te Elinburg en was voor
een gedeelte aan de buitenlandsche staatkunde gewijd.
Slechts enkele punten werden door den liberalen
staatsman behandeld, vooral het zonden van sirLin-
torn Simons als bijzondere gemachtigde der Engelsche
regeering naar het Vaticaan en do berichten uit
Rusland, dat de Russische regeering voornemens is
strengere maatregelen tegen de Israëlieten te nemen.
Het eerste werd door Gladstone zeer afgekeurd, om
dat lord Salisbury door zijn handelwijze den Paus
stijfde in zijn aanspraken op wereldlijk gezag, en wat
de Jodenvervolgingen betreft, geloofde Gladstone,
dat de plannen der regeering niet zoo erg zijn als
de berichten luiden.
Natuurlijk sprak Gladstone ook over Armenië. In
dit opzicht beschuldigde de leider der oppositie lord
Salisbury van te weinig ijver, daar de Engelsqhe regee
ring niets had gedaan om aan de mishandelingen
der Armeniërs een einde te maken. Over Afrika en
Newfoundland sprak Gladstone niet, ten einde de
moeilijkheden, waarin de regeering zich ten op
zichte van dit werelddeel bevindt, niet te verzwaren.
Gladstone eindigde met een herinnering aan Bul
garije. In dit opzicht kon de „grand old man" met
voldoening op zyn werk terugzien, want sedert de
bevrijding van Bulgarije van de Turksche heerschappij
heeft dit vorstendom groote vorderingen gemaakt.
Geen wonder dan ook, dat prins Ferdinand, toen
hij dezer dagen de Sobranje met de gebruikelijke
plechtigheid opende, in de troonrede den gunstigen
toestand van het vorstendom op deu voorgrond
stelde.
Vooral het afgeloopen jaar was zeer gunstig, want
behalve de uitbreiding der spoorwegen en het sluiten
der handelstractaten met Duitschland, Oostenrijk,
Frankrijk en Zwitserland, verkreeg de Bulgaarseha
regoering in dit jaar van don sultan de erkenning
der Bulgaarsche bisschoppen in Macedonië, hetgeen
reeds lang tevergeefs door Griekenland en Servië
voor hun geloofsgenooten was verlangd. Prins Fer
dinand verzuimde dan ook niet in zyu troonrede
vooral te wijzen op de verbetering vau de betrek
kingen tusschen Bulgarije en Turkije.
De verkiezingen voor den Nationalen Raad in
Zwitserland blijken ongunstig, gewerkt te hebben
op de gemoederen, die te voel verhit zyn geworden
om vrede onder elkander te houden. Clericalen en
liberalen staan tegenover elkander als hond en kat
en op enkele plaatsen bleef 't reeds niet bij blaffen
en blazen. Nu de Bondsraad en dat nog wel
met algemeene stemmen, de clericale bezwaren
tegen de Tessineesche stemming van 5 October heeft
verworpen, zal 't er niet beter op worden. De cleri
calen voelen zich omdat zy bij de algemeene ver
kiezingen zijn vooruitgegaan, terwijl de liberalen
zich sterk maken, omdat zij in den Nationalen Raad
nog steeds een flinke meerderheid hebben.
De stemming voor de leden van den Nationalen
Raad in Tessino bevestigt weer het' gevoelen, dat
het eenige middel om den vrede te honden zal zijn
het kanton in tweeën te splitsen, want de partijen
houden zoozeer het evenwicht, dat zy wel nimmer
voor elkander zullen bukken. In de vertegenwoor-