Bnitenlandscti Overzicht. veer aldus voorstellen Boor de stof, welke Koek heeft ontdekt, wordt by teringachtige menschen of dieren het lichaam in zoodanigeu toestand gebracht, dat de téring-bacillen zich niet meer kunnen ont wikkelen, maar wegkwijnen en te gronde gaan. Daar door komt het teringproces tot stilstand en volgt er geheole genezing. Door het eigenaardige der methode is het lichaam tevens tegen een nieuwen inval van teringbacillen beschermd (immunn geworden), zonder zelf daardoor nadeel te lijden. NR. Ct.) Het dertigste verslag van den staat der kweek school van onderwijzeressen te Arnhem is in druk verschenen. Het aantal kweekelingen bedroeg (hoogste cijfers) 78 inwonende en 32 uitwonende. Voor het examen van onderwijzeres slaagden 30 dames. Eene afzonderlijke akte voor de nuttige handwerken voor meisjes verkregen 22 dames. Het examen voor de Fransche taal (l. o.) werd met goed gevolg afgelegd door 7 dames. Slechts eene bijzonderheid van gewicht deelt het verslag medeIn antwoord op het request tot her stel der rijkssubsidie -sinds 1 September 1889 aan de school ontvallen vroeg de minister van binnenlandsche zaken verscheidene inlichtingeh, blijk baar met het doel om wederom een post voor aan de kweekschool te verleenen, subsidie op de begroo ting te brengen, in verband met art. 12 der nieuwe wet op het 1. o. Het bestuur vleit zich, dat in dezen de steun der hooge regeering wederom zal verleend worden aan de zoo nuttfige inrichting. Met dankbaarheid vermeld het verslag het legaat 250), door wijlen mr. li. Vollenhove te 's-Hage aan de school vermaakt. In den heer mr. H. J. Kronenburg verloor de school door diens dood een warm bevorderaar. Uit 'sGravenhage wordt aan het »U. D." ge schreden Het denkbeeld, dezer dagen door den Koning van België, bij zijn afscheid van het gemeentebestuur van Ostend'e, uitgesproken, om die zeebadplaats ook tot een winterherstellingsoord te doen inrichten, heeft hier de aandacht gevestigd op Scheveningen, als daarvoor in velerlei opzicht oneindig beter geschikt. Het klimaat van beide zeebadplaatsen is gelyk, terwijl do veel fraaiere ligging en omgeving, de be koorlijke Scheveningsche boschjes, die zulk een vrien delijk, gezond en uitgestrekt wandelpark vormen, waar men tegen den scherpsten wind beschut is, zoodat men daar nagenoeg altijd herstellenden kan zien vertoeven, de nabijheid van eene aanzienlijke, aan veelzijdige amusementen rijke stad als 's Graven- hage, Scheveningen tot een veel aangenamer en ge zelliger verblijfplaats maken dan het stille, afgelegen Ostende, waar het hoog geboqmte schaars en ijl is en een wezenlijk wandelpark nog zou moeten worden aangelegd. Daarenboven biedt het zeldzaam grootsche badhuis welks weergade men op eene andere badplaats vruch teloos zoekt en dat nu den ganscben winter renteloos staat, gelegenheid met betrekkelijk weinig kosten het ook tot winterverblijf uitnemend in te richten. Dubbele deuren en ramen, verwarming tot gelijke temperatuur van alle lokalen en gangen, breede ves- tibulen, die de gangen van de dadelijke aanraking met de buitenlucht scheiden, zijn voldoende, om het badhuis ook als winterverblijf in alle opziebton ge schikt te maken. Daarbij zou de linkervleugel moeten worden ver bouwd en ingericht als een flinke wintertuin, waar men de verfrisschende geuren van heesters en bloe men kan genieten, zonder aan koude te zijn bloot gesteld, terwijl de badinrichting aan den rechtervleu gel zoodanig zou moeten worden uitgebreid, dat daar naast de gewone baden ook zwembaden kunnen wor den genomen, zoowel van zee- als van gewoon water; verder zouden daar inrichtingen moeten komen voor massage, heilgymuastiek, enz., gelijk aan die in het Frederiksbad te Baden-Baden. Wy meenen zeker te weten, dat het bekwaam en volijverig bestuur van de Maatsehappy „Zeebad" zijne aandacht aan deze voor de ontwikkeling harer Maat schappij zoo gowichtige zaak reeds sedert lang heeft gewijd en het afscheidswoord van den koning van België aan Ostende's gemeentebestuur wellicht aan leiding kan geven, dat het,' om zich niet door „Os tende den loef te laten afsteken, inet zijne plannen vroeger te voorsehyn komt, dan anders het geval zou zijn geweest. Bij den gunstige» financioolen toestand van de Maat schappij „Zeebad" zal het aan haar bestuur niet raoeielijk vallen, het kapitaal, dat voor dergelijke uitbreiding mocht noodig zijn, en dat wij op hoog stens drie ton schatten, op billijke voorwaarden te bekomen. De uitvinding van het stoomrytuig „Noviomagum" door den hoer P. van Kyn, werktuigkundige te Ny- megen, mag als algemeen bekend worden beschouwd. Men zal zich nog wel herinneren, hoe voor een 3tal jaren do algemeene aandacht van werktuigkundige ingenieurs gevestigd was op deze practische vinding om een rijtuig te fabriceeren dat door stoom gedreven werd en tegelijk bestuurbaar was alle couranten had den woorden van lof voor het vernuft van den een- voudigen man, zelfs werd hij, op zijn rijtuig gezeten, in een onzer geïllustreerde tijdschriften afgebeeld. Maar verder dan kyken, bewonderen en ophemelen kwam het niet, niemand was bereid den uitvinder te helpen in het exploiteeren, het bekendmaken en ver- koopen van zijn werk, waarvan hy, behalve veel geld, zijn halve leven met toewijding had gewerkt, nu eens deze en dan weer die verbetering aanbrengende. Na tal van vergeefsclie pogingen om het stoomrijtuig te verkoopen, heeft hij nog beproefd bet door verloten van de hand te doen, doch het mocht niet baten, er waren te weinig deelnemers. Hij heeft nu eindelijk den meest practischon weg ingeslagen en de dubbele stoommachine met ketel, getransformeerd iu eene locomobile, verkocht, waardoor bij althans eenigzins schadeloos gesteld is voor al zijn moeite en onkosten. De overige gedeelten van het rijtuig, als de assen, wielen en rijtuigkap, had hij reeds sedert lang te gelde gemaakt. Uit Londen schrijft men aan de A'. R. Ct. In eene wereldstad als Londen zijn moorden, he laas, niet zeldzaam, maar in de laatste jaren heeft geene moordgeschiedenis grootere sensatie verwekt dan die, welke thans dag aan dag in do breede kolommen der Engelsche pers tot iu de fijnste bij zonderheden ontleend wordt. Het is niet, dat juffrouw Hogg en haar meisje van 18 maanden tot de „upper ten thousand" behoorden. Deze twee slachtoffers van éénen zelfden dader be wegen zich in den grooten kring van den kleinen burgerstand, want Frank Hogg is wat wij zouden noemen een uitdrager. Het is het even geheimzin nige als wreedaardige karakter dor dubbele euvel daad, wat de openbare nieuwsgierigheid in de hoogste mate geprikkeld heeft. Wat haar gaar.de hield en houdt, is de reeks van verrassingen. Men zou kun nen denken aan een drama van Sardou, waarin de ééne sensatie nog niet uitgewerkt heeft, alvorens eene nieuwe en nog aangrijpender haar vervangt. Eerst hadden wij het vinden van het ontzielde lichaam vau juffrouw Hogg, Vrijdagavond laat op eenen straatweg in Hampsteaddan het vinden van haar kinderwagentje in St. John's Wood, ledig en met bloed bevlektvervolgens de aanhouding der verdachte moordenares in haar eigen domicilie, en eindelyk, als voorloopige climax, de ontdekking van het lijk van juffrouw Hogg's kind, door eonen Zigeuner, in een veld te Finchley Misschion zijn wij nog niet aan het slot der seusatiën, maar mij dunkt, de lief hebbers eu liefhebstors van hot akelige en tragische kunnen vooreerst tevreden zyn, Allengs wordon er meer bijzonderheden bekend, en die, welke wij heden voor den Coroner hebben ver nomen, werpen een schel licht op het gebeurde. De schuldverraoedens tegen do zich noemende juffrouw Pearcey, wier werkelijke naam Wheeler is, en wier broodwinning als „femme galante" aan geen twijfel onderhevig schijnt te zijn, kunnen kwalijk anders dan vorplettorend worden genoemd. Juffrouw Hogg ging haar Vrijdagmiddag bezoeken, en het is gebleken, dat dit bozook is afgelegd op de schriftelijke uitnoo- diging van juffrouw Wheeler, die ip haren brief schroef: „Don't forget the darling baby." Onge lukkig voor haar voldeed juffrouw Hogg aan deze gruwelyke invitatie, en deze kostte haar het nog jeug dige leven. De politie hoorde van die theevisitie bij juffrouw Wheeler, en ging haar toon ook een bezoek, van anderen aard, brengen. Dit gebeurde Zaterdag. Des tijds bad inspecteur Bannister nog geen kwade ver moedens tegon juffrouw Ellen Wheeler. Hij kwam eenvoudig om inlichtingen vragen. Maar in de keuken van haar huis zag hy dingen, die hem veel te deuken gaven. Alles, de geheele toestand van bloedige wan orde, welken hij aantrof, wees op eenen stryd op leven en dood. Daar waren gebroken vensterruiten, bloedvlekken overal, twee groote messen, waaraan bloed, eeh dikke pook, waaraan bloed on hear kleef den. Juffrouw Wheeler woonde deze inspectie niet bij. Zij zat, zegt inspecteur Bannister, midderwijl te fluiten in hare zijkamer, alsof de geheele zaak haar niet aanging, en zij zette dat fluiton voort, ofschoon de bebloede messen haar voorgelegd werden 1 Gear resteerd, liet zij vaii geen aandoening blijken. „Ge hebt u vergist, leelijk vergist", zoo sprak zij. Ik vrees echter, dat er geen vergissing mogelijk is. Alles wijst er op, dat juffrouw Hogg naar de woning van juffrouw Wheeler in de Priory-street als in eene hinderlaag gelokt en daar vermoord werd, zij het door laatstgenoemde alleen, die verdachte schram men aan banden en gelaat heeft, zij het met één of meerdere medeplichtigen. Daarna heeft de beklaagde, naar getuigen verklaren, die haar met het kinder wagentje gezien hebben, het lijk in den „perambu lator" gestopt, vermoedelijk met het kind, nadat men dit eerst geworgd had, om het eerste in Hampstead, het tweede in Finchley op den grond te werpen. Wat zonderling mag heeten, is, dat de moordenares toen doorgegaan is met het leege en bloedige kinder wagentje naar St. John's Wood, waar zy bet liet staan. Dat de menschen in die eeuw oor en oog en hart inzonderheid voor hunne godsdienstige belangen ge opend hadden, is bekend. Zij waren allen in meerdere of mindere mate theologanten, en Coornhert, ofschoon een burgerlijk ambt bekleedende, was op end' op een theologant. Daaruit volgt, dat zijne geschriften hoofdzakelijk van theologischen aard zijn, ofschoon zuiver letterkundige eu dichterlijke voortbrengselen van zijne pen niet geheel eu al ontbreken. In zijne jongelingsjaren behoorde hij tot de Am- sterdamsche Rederijkerskamer in liefde bloeiende en oefende zich in het rijmen, dichten en opstellen van zinnespeion. Hfj hield veel van zulke studie en noemde het Nederduitsch eene van de rijkste talen der wereld. Gaarne worstolde hij met zijne gedachten om er de passende uitdrukking voor te vinden. Daar omtrent schrijft hij aan een vriendvoor zoover de taal, hierin gebezigd, raag beroeren, ben ik gedrongen geweest in 't handelen van nieuwe stof by wijlen ook nieuwe woorden te gebruiken, als die al in mijne jonkheid, daar ik kon, vermeden heb, „vreemde bedellappen te brodden* op den rijken mantel der Nederlandscbe taal. Dichterlijke uitdrukking voor zijn ernstig streven naar een zuiveren stijlDe rijke mantel van onze taal heeft geen vreemde lappen noodig en Coornhert was wel do man, om zich dezen mantel in behagelijke plooien om de schouders te werpen. Willen,, wij iets van zyne dichtstukjes hooren, dan slaan wij zyn Liedtboeck op. Vooraan vinden wij bijbelsche stoffen uit het Leven van onzeh Heer Jezus Christus. Deze liederen, toegewijd aan den Zalig maker, vangen aan met de bede U zoete harp o Davids Zoon, Gesteld op uwer waarheidstoon, Leen mij om dankende te zingen Uw lijfsgeboort' en wandelingen Uw dood door wreede handeling Van die Gij 't leven zelf kwaamt brengen. De verdere inhoud is ontleend aan den Bijbel en strekt tot roem van den Zaligmaker. Tot Hem ziet de zanger op als tot de fontein van heil voor de ziel. In Zijne gemeenschap voelt hij zich bevredigd en zalig. Wij treffen een lied der ballingen aan. Het zijn de Nederlanders van allerlei rang, menschen, die evenals Coornhert en zijne vrouw, in de jaren 1567 tot 1572 een kommervol leven leidden maar tot wier aantal ook baanderheeren behooren. De zanger be treurt het, dat sommigen hunner in de ballingschap een weelderig leven voortzetten en spreekt als boet prediker die heeren aldu3 aan Ghij baanderheeren, 'thert tot Gode keert, Belijt u sont', met harten kleijn, verneert, Onder Gods hand, en hem ghelaten staat; j Staat na Gods liefd, verlaet des duyvels haat, God sal 'ons door die van de Maagd geboren werd Ontfermen en helpen als syn verkoren hejrt- Opmerkelijk komt ons een ander lied voor, in dp j inhoudsopgave vermeld, alsop eene bruygome me- vel, d. i. op het sneuvelen, het gewelddadig omko men van eenen bruidegom. Het lied is opgedragen aan eene maagd, wier aanstaande op reis jammerlijk was vermoord. Dit lied is, even als al de overige liederen, bestemd om gezongen te worden. De arme, diep beklagenswaardige bruid wordt sprekende inge voerd Al sterf ïck alle vreughde lek sterf mijn droefheyt niet, 'tGhedenken van liefs deughden Is my een doods verdriet. Kond ick myn hert so wachten Voor 'tschadigh treuren fel, Als van des vreughds ghedachten Gheëind waar mijn gequel. O wrede handen bloedigh Die deerlyck hebt vermoort Mijn bruigoms herte goedigh En mij in hem vermoort, Mocht ghy oock so vermoorden Mijn liofde als mijn lief Ick socht in zuijd en noorden, Sulck dood waar mij gherief. De?e coupletten zijn inderdaad schoon. Hier spreekt diep gevoel. De arme bruidzij i» aan alle vreugd afgestorven, maar aan de smart neen, daaraan kan zij niet afsterven. Zij moet blij ven leven, en lijden en kruisdragen. Wordt vervolgd ji De wijze waarop juffrouw Hogg is vermoord, kan nauwelijks betwijfeld worden. 'Zij heeft vermoodelyk met den pook eonen slag op het hoofd ontvangen, en toen is haar de kepl afgesneden. Moeielijker valt het een motief voor de daad te vinden, of de drijfveer was minnennijd. Het blijkt toch, dat Hogg eene rainnary met juffrouw Wheeler had, hetgeen zijne vrouw onbekend was. Uit Weenen schrijft men aan de N. R. Ct. De bekende reiziger Vambery, die elk jaar des Sultans gast is, publiceert allerlei bijzonderheden om trent de gewoonten en levenswijze van den beheer- soher der geloovigen, waaruit blijkt dat men zich van dezen eeno geheel andere voorstelling moet maken dan de gewone. Abdul Hamid II, die onlangs 48 jaar geworden is, leeft Op Europeescbe wijze, en wel zeer eenvoudig. Iiij staat zeer vroeg op, neemt 's morgens een koud bad, eene verrichting die geheel in strijd is met de üostersche gewoonten, maakt vervolgens in het om Yildis Kusk gelegen park eene groote wandeling. Ten half 9 zit hg in zijne werkkamer, geflankeerd door twee stapels papier, waarvan de eene uitTurk- sche couranten en uitknipsels van buitenlandscho bladen, eu de andere uit administratieve stukkon bestaat. Hij gaat zeer eenvoudig, in eene lange, tot aan den hals gesloten jas gekleed, zonder dat daaraan eenig versiersel van üostersche pracht, zoo als diamanten en edelgesteenten, te zien isdaarbij is zijne levenswijze zeer eentonig eu ondergaat zoo goed als geene verandering. Zij bestaat hoofdzake lijk in vroeg opstaan, en met uitzondering van don tijd, bestemd voor eten, wandelen en het doen van lichaamsoefening, in werken. Deze manier van leven wijkt dus sterk af van de voorstelling onzer jeugd, volgens welke do Sultan met een tulband, gedost in een met edelgesteenten bezet gewaad en met een pof broek, in een weelderig vertrek ligt met Oostersche gemakzucht en omringd door een aantal prachtige slavinnen. Trouwens, Konstantinopel met zijne tal rijke christelijke bevolking en uitgebreid verkeer met Europa verliest meor en meer het kenmerk van Oos tersche leveusboschouwing, en de Sultan ondervind in de eerste plaats bij zichzelven don invloed der We8tersche denkbeelden. Het factotum van Abdul Hamid is zijn onver moeide secretaris Sureya Pacha, die zijnen meester de stukken brengt, eu ze gezamenlijk met hem door loopt. Want hoe ongelooflijk het ook moge klinken, zoo verzekert Vambery ons dat de Sultan geen stuk onderteekent zonder het van het begin tot het einde doorgelezen te hebben. In het gebruik van wijn blijft hij een trouw aan hanger van den Profeet, want die drank verschijnt nimmer op zijne tafel. Heeft hij christenen bij zich ten eten, dan wordt er wel is waar wyn voorgezet, maar de Sultan zelf gebruikt er niets van. Zijne uitspanningen bestaan hoofdzakelijk in jagen en rijden van den bok. Het park rondom zijn paleis is zo<5 groot, dat hij binnen de omheining uitgestrekte rij toeren met zijne Arabische dravers kan maken en op het in de talrijke vyvers huizonde waterwild on gestoord kan schieten. Yildis—kiosk met zijne prachtige tuinen is eene soort van vrijwillige ge vangenis, welke de Sultan slechts eenmaal in de week verlaat om zich naar de moskee te begeven. De harera heeft in Abdul Hamid'a leven niet de minste beteekenis. Trouwens, de polygamie sterft in Turkye steeds meer en meer uit en is aldaar geen sociale inrichting meer zooals vroeger. Wel is waar is.de. Sultan verplicht 4 vrouwen te hebben, maar feitelijk bemoeit hij zich slechts met eene, en al worden hem ook bij zekere gelegenheden slavinnen* ten geschenke gemaakt, welke attenties hij als trou J muzelman niet mag weigeren, verzekert Vambery ons toch dat hij die dames vrijwel links laat liggen. De kennismaking van Abdul Hamid met den Hon- gaarschen geleerde dateert reeds van het oogenblik toen Vambery voor 16 jaren geroepen werd om aan de dochter van Abdul Meschid onderwys in het Fransch te geven. Natuurlijk mocht de professor zyne leerlinge nooit zien en moest haar, achter oen gordijn verborgen, de geheimen der Fransche ver buiging en vervoeging worden ingewijd. Met Abdul Hamid, toenmaals een jongen van 16 jaar, die ook de lessen bijwoonde, was het anders; hij mocht zijnen onderwijzer wel van aangezicht tot aangezicht aanschouwen. Op deze wijze werd de grond der ken nismaking gelegd, die thans nog voortduurt. De professor verzekert ons, dat de Sultan die zijne regen tenplichten teer streng opvat, het beklaagt dat hij in zyn jeugd zulk slecht onderwys heeft genoten en zoo weinig heeft geleerd. De nadeelige gevolgen daar van ondervindt hij dikwijls bij de behaudoling van zaken, lot zyne troonsbestijging verkeerde de Sultan in den naieven waan, dat de Padischah de machtigste vorst ter wereld was, tegen welke alle andere po tentaten met vrees opzagen. Uit die illusie werd hij door den oorlog met Rusland zeer onzacht wakker geschud. Hoewel oprecht muselman, is bij hem geen spoor van onverdraagzaamheid aanwezig. De Grieksche en Armenische patriarchen worden dikwijls door hem met kostbare geschenken bedacht, en de lijfraedicus en de minister van financiën zijn Christenen." Een gevolg van die gematigde denk wijze is des Sultans liefde voor beelden en schilderijen, welke neiging geheel in strijd is met de voorschrif ten van den koran. Hij heeft een museum opge richt voor de klassieke standbeelden, die in zijne hoofdstad opgegraven zijn en wier aanblik volgens den koran reeds eene doodzonde is, daarenboven heeft hij een programma over vrouwenopvoeding uitgegeven, waarvan in den koran ook niets te lezen staat. Vambery verzekert ons dat de Sultan goen principieels bezwaren heeft tegen de invoering van het parlementaire stelsel in Turkije, maar dat die instelling vooralsnog ondoenlijk acht omdat, zooals hij het uitdrukkelijk zeide, de historische ontwikkeling van Turkije zoo sterk verschilt met die van Europa, alwaar door eeuwenoude instellingen het begrip van vertegenwoordiging zicli langzaam ontwikkeld heeft, terwijl in het Oosten van iets dergelijks nimmer eenig spoor geweest is. Het vegetarianisme schijnt veld te winnen. De laatste bekeerde is een jonge kat die naar een corres pondent van een Engelsch blad mededeelt, merkwaar digerwijze aan plantaardig eten boven dierlijk de voorkeur geeft. Op zekeren dag werd opgemerkt, dat Damon, zoo heette het dier, een grooten komkom mer van tafol pakte en medesleepte, terwijl hij een lamsboutje, dat er dichtbij lag, onaangeroerd liet. Op een andoren dag zag men hem met een eetbaren paddestoel loopen, die hij uit den kelder geroofd had. Hij houdt meer van rauwe aardappels dan van vleesch en eet hard geroosterd brood met smaak. Hoewel de muizen weg zijn blijft de kat dank zij dit wel begrepen opportunisme gezond en vet. Onwillekeurig wekt het woord „reisbelasting" schrik bij sommige lezers, meenende dat er sprake van is, den druk der hun opgelegde belastingen te verzwa ren. Verre echter van daar, de reisbelasting wordt vrijwillig en met liefde gegeven, want zij bevordert een werk van zuivere menschenliefde. Velen weten toch ook uit een vroeger kort verslag in dit blad dat de dames Valeton Voorhoeve en WesselinkVan Rossum, te Utrecht, °P '1 goede denkbeeld zijn gekomen eene kleine bij drage, eene „reisbelasting" te vragen van ben, wier middelen het toelaten in 't schoone jaargetijde ver meerdering van levensgenot of herstel van gezond heid te gaan zoeken in streken elders, om uit 't gezamenlijk bedrag dier belasting eenige onbemid delde zieken en zwakken te zenden naar plaatsen waar ook zy versterking van lichaamskrachten kun nen vinden. Than9 is reeds het tweede jaarverslag van „Reis belasting" (over 1890) verschenen, waarin bovenge noemde dames met dankbaarheid melding maken, dat zij in haar streveu zoo ruimschoots door de belas tingbetalende reizigers gesteund zyn. Gedurende 1889 en 1890 kwamen aan giften in (uit de meest onder scheiden deelen des lands) 1748.431/a- Van deze giften worden 43 personen in de gelegenheid gesteld naar buiten te gaan, waaronder uit Amsterdam 16, uit Rotterdam 4, uit 's-Gravenhage 2, uit Utrecht 20, uit 's Bosch 1. De verblijfplaatsen waren: „Heide- heuvel" te Hilversum, Canton" te Baarn, de bad huizen te Zandvoort en Wijk aan Zee, „Bethanie" Zeist en „Klein Loo" te Driebergen; zij werden gezocht overeenkomstig de behoefte der lijders. De duur van het verblijf buiten was gemiddeld 6 weken. Gaat men de bijzonderheden na, welke omtrent de uitgezonden personen gegeven worden, dan blijkt dat bijna allen, voor de heenreis door zwakte niet in staat om te werken, of wel door bloedarmoede en klierachtigheid in weinig hoopvollen toestand, na hunne terugkomst hersteld en veel krachtiger waren. De resultaten zijn dus heerlijk te noemen. Een veertigtal menschen in het bezit van nieuwe levens krachten, van nieuwen levensraoetk gesteld en tot oprechte dankbaarheid gestemd door de verwezen lijking van een denkbeeld, dat aan niemand iets kost dan aan de dames-oprichtsters, die er veel moeite en zorgen voor over hebben. Immers, voor niemand die eene reis gaat maken, kan 't een last genoemd worden, één gulden of meer als belasting aan genoemde dames op te zenden. Ziet men de lijst der ingekomen giften dan ook na, dan ontwaart men dat de meeste gevers, ingenomen met 'tdoel, ruime giften gezonden hebben. Zijn maar enkele bij den ge\ raagden gulden belasting gebleven, de raeesten verreweg hebben zich gaarne belast mot 10, 25, 40, ja zelfs 100 en 125. Zyn ze welkom zulke bijdragen, ze zouden niet eens noodig zyn, als meerderen en hoe talrijk zijn 's zomers do reizigers niet eene eenvoudige bijdrage Bchonken. Overtuigd niet het minst door de resultaten dat genoemde dames te Utrecht een gelukkig deuk- beeld hebben gehad en een uitstekend werk ver richten, bevelen wij haar streven dan ook gaarne in zeer ruimen kring aan. Mocht men er mee in stemmen en zich gaarne onder den zachten en aan- genamen druk der reisbelasting willen stellen, maar vreezen dat er in den volgenden zomer door toebe reidselen voor do reis of andere oorzaken niet aan do opzending zou kunnen gedacht worden, dan richte men nu roeds zijne gave aan de Utrechtsche dames, wier kantoor van liefdadigheid ten allen tijde ge opend is en steeds voor 't geven van nadere inlich tingen bereid zijn. Juist door spoedig te geven, helpt men hier dubbel, want hoe eerder de dames over eene voldoende of ruirao som kunnen beschikken, hoe eerder zij hare schikkingen en maatregelen voor uit te zenden personen kunnen nemen. Bij de voortzetting der algemeene beraadslaging over de begrooting heeft do Fransche minister van financiën, de hoer ltouvier, gezegd dat het bijzondere kenmerk van dit budget is, dat de buitengewone begrooting van oorlog daarin opgenomen is als ge woon. liet is een naar waarheid opgemaakt en dui delijk budgot, waarop bezuinigingon, die eene noodza kelijkheid zijn, aangebracht zijn. De Kamer zal door het aan te nemen, het evenwicht verzekeren tot aan het oindo van het dienstjaar. De begrooting be antwoordt aan de behoeften van het oogenblik. In de couloirs der Kamer wordt de rede van den minister als zijn triomf beschouwd, daar zij een grooten indruk heeft gemaakt. De aanneming van de begrooting wordt dan ook zeker geacht. De heer Gladstone hoeft ziju politieken veldtocht in Schotland geëindigd. De laatste rede, welke Glad stone hield, werd gehouden te Elinburg en was voor een gedeelte aan de buitenlandsche staatkunde gewijd. Slechts enkele punten werden door den liberalen staatsman behandeld, vooral het zonden van sirLin- torn Simons als bijzondere gemachtigde der Engelsche regeering naar het Vaticaan en do berichten uit Rusland, dat de Russische regeering voornemens is strengere maatregelen tegen de Israëlieten te nemen. Het eerste werd door Gladstone zeer afgekeurd, om dat lord Salisbury door zijn handelwijze den Paus stijfde in zijn aanspraken op wereldlijk gezag, en wat de Jodenvervolgingen betreft, geloofde Gladstone, dat de plannen der regeering niet zoo erg zijn als de berichten luiden. Natuurlijk sprak Gladstone ook over Armenië. In dit opzicht beschuldigde de leider der oppositie lord Salisbury van te weinig ijver, daar de Engelsqhe regee ring niets had gedaan om aan de mishandelingen der Armeniërs een einde te maken. Over Afrika en Newfoundland sprak Gladstone niet, ten einde de moeilijkheden, waarin de regeering zich ten op zichte van dit werelddeel bevindt, niet te verzwaren. Gladstone eindigde met een herinnering aan Bul garije. In dit opzicht kon de „grand old man" met voldoening op zyn werk terugzien, want sedert de bevrijding van Bulgarije van de Turksche heerschappij heeft dit vorstendom groote vorderingen gemaakt. Geen wonder dan ook, dat prins Ferdinand, toen hij dezer dagen de Sobranje met de gebruikelijke plechtigheid opende, in de troonrede den gunstigen toestand van het vorstendom op deu voorgrond stelde. Vooral het afgeloopen jaar was zeer gunstig, want behalve de uitbreiding der spoorwegen en het sluiten der handelstractaten met Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk en Zwitserland, verkreeg de Bulgaarseha regoering in dit jaar van don sultan de erkenning der Bulgaarsche bisschoppen in Macedonië, hetgeen reeds lang tevergeefs door Griekenland en Servië voor hun geloofsgenooten was verlangd. Prins Fer dinand verzuimde dan ook niet in zyu troonrede vooral te wijzen op de verbetering vau de betrek kingen tusschen Bulgarije en Turkije. De verkiezingen voor den Nationalen Raad in Zwitserland blijken ongunstig, gewerkt te hebben op de gemoederen, die te voel verhit zyn geworden om vrede onder elkander te houden. Clericalen en liberalen staan tegenover elkander als hond en kat en op enkele plaatsen bleef 't reeds niet bij blaffen en blazen. Nu de Bondsraad en dat nog wel met algemeene stemmen, de clericale bezwaren tegen de Tessineesche stemming van 5 October heeft verworpen, zal 't er niet beter op worden. De cleri calen voelen zich omdat zy bij de algemeene ver kiezingen zijn vooruitgegaan, terwijl de liberalen zich sterk maken, omdat zij in den Nationalen Raad nog steeds een flinke meerderheid hebben. De stemming voor de leden van den Nationalen Raad in Tessino bevestigt weer het' gevoelen, dat het eenige middel om den vrede te honden zal zijn het kanton in tweeën te splitsen, want de partijen houden zoozeer het evenwicht, dat zy wel nimmer voor elkander zullen bukken. In de vertegenwoor-

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Goudsche Courant | 1890 | | pagina 2